Manifest Culturele Lente 1
H-zen
* Noordermaas berichten Nummer 08-2 april 2010
God bestaat Zijn naam is Haas…
Lente komt met roze regenbuien met waaiers kersen- en met waaiers pruimenbloesem alsof kraanvogels een Berg Fujirede houden op kamerschermen van bladgoud en in het Droomdal, in het Lonkdal, in het Niemandal worden nu de kroonluchters ontstoken in de kastanjebomen alsook in de geweien van de lenteavond door reeën Bodhisattva’s uit het Dada-dal En op de flanken, mosgroen, van de Sint Pietersberg struint nu Jezus rond , de kievitsbloem-ogige eierenrapper de tot rabbi bekeerde samourai ‘Ik kom om u het zwaard te brengen’ En op de amberen velden achter Amby maken nu hazen dwaze hazensprongen, roffelend op hun ribbenkasten: Lente! Pascha est! Tijd voor paring H (bom) zen!
Manuel Kneepkens*
3
Deel 1 Inleiding 6 Positionering Heerlen en Parkstad 10 Geschiedenis van Parkstad in kort bestek 14 Noodzaak en urgentie 18 Bijlage: Ontwikkeling van de culturele infrastructuur Parkstad 1900-heden 20 Ontwikkeling van de culturele infrastructuur 26 Ontwikkelingen in het publieksbereik 30 Investeringen in cultuur 32 Maatschappelijke betekenis (rendement) 34 Bepalende actoren en factoren van de Culturele Lente 40
4
5
Inleiding Gevraagd is om samen met het culturele veld in Heerlen en Parkstad nader onderzoek te doen naar de kwaliteiten en identiteiten die het wezen vormen van de spreekwoorde lijke Culturele Lente en op basis daarvan aanbevelingen te doen voor de verdere ontwikkeling van de culturele infrastructuur, mede in het licht van de ambities van VIA2018. Dit rapport zal niet ingaan op de artistieke uitgangspunten voor de bijdrage van Heerlen en Parkstad aan het bidbook Maastricht en de Euregio Maas-Rijn Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Deze uitgangspunten zijn eerder al, in een interactief proces geformuleerd.
6
Om de culturele lente in kaart te brengen zijn drie brondocu menten geproduceerd: _Historie van de culturele infrastructuur ca. 1910-heden (bijlage) _Inventarisatie van de huidige culturele infrastructuur van Parkstad (bijlage) _Culturele Lente in cijfers. Kwantitatief onderzoek naar de culturele lente in Parkstad 2005-2010 (Deckers 2012)
Deel I – Culturele lente als fenomeen In het eerste deel hoopt dit rapport antwoorden te formuleren op vragen als ‘Wat is Culturele lente?’, ‘Wanneer is de Culturele lente ontstaan?’, ‘Waarom heeft het zich in Heerlen en Parkstad en juist op dit tijdstip kunnen ontwikkelen?’ en ‘Welke culturele dynamo’s zijn daarin te identificeren?’. Ik doe dit aan de hand van een historische terugblik. Doel is beter zicht te krijgen op mythe en waarheid ten aanzien van de opwaartse ontwikkeling van Parkstad en de rol van cultuur daarin. Allereerst wordt Parkstad gepositioneerd en wordt de bepalende rol van de geografie (en geologie) in de ontwikkelcyclus van de Mijnstreek verkend. Na de geschiedenis van Parkstad in kort bestek, zoom ik in op de specifieke trends in het cultuuraanbod. Gevolgd door de trends in de culturele vraag, het publiek. De investeringen in cultuur worden in perspectief gezet van de maatschappelijke betekenis van cultuur. Uit het geheel aan ontwikkelingen blijkt de culturele lente. Tot slot van dit deel benoem ik het keerpunt en de factoren en actoren in dit opmerkelijke fenomeen.
7
Deel II – Kwaliteiten en identiteiten in stelling brengen In dit deel geef ik een analyse van de kwaliteiten en identiteiten van het culturele veld. Besef van de onvervreemdbare kwaliteiten en identiteiten zijn nodig om als basis te kunnen dienen voor de verdere ontwikkeling van de culturele infrastructuur en een sterkere profilering, mede in het licht van grootschalige manifestaties zoals Mijnen2015, VIA2018, IBA2020. Om deze kwaliteiten in stelling te kunnen brengen, is verdere afstemming nodig op inhoudelijk, organisatorisch en communicatief vlak. Op basis van een analyse van het veld, kom ik tot aanbevelingen die de nodige verbindingen tot stand kunnen brengen. Tot slot presenteer ik aanbevelingen voor programmalijnen en mogelijke profilering, die ik graag met het veld verder zou uitwerken. De Culturele Lente staat voor een hoopvol verhaal, hoe pril ook. Parkstad lijkt zijn transitiekracht hervonden te hebben. De Culturele Lente verwoordt het fenomeen van een opmerkelijke ontworsteling aan de jarenlange achterstand. Het staat daardoor voor een herwonnen optimisme en vertouwen. Dit voltrekt zich
echter in een context van meervoudige crises in Europa, financiële, economische, monetaire crisis, maar ook in de democratische representatie binnen landen en in Europa, en een groeiende kloof tussen de maatschappelijke boven- en onderbouw. Al deze ontwikkelingen zijn van invloed op het ‘speelveld’ voor kunst en cultuur. Dat maakt het relevant te kijken naar de aard en de maatschappelijke betekenis van de culturele lente. Van belang is dat deze trend desgevraagd onderbouwd kan worden met kennis van de ontwikkeling van de infrastructuur, kennis van de maatschappelijke effecten, het imago en de aantrekkelijkheid van Parkstad als vestigingsplek. Daartoe dient dit rapport. Ook is behoefte aan verdere sturingsmogelijkheden om de maatschappelijke effecten zichtbaar te maken, en verder te versterken. En ook daartoe dient dit rapport.
Verklaring van enkele bijzondere begrippen Mijnen2015 In 2015 heeft de gemeente Heerlen een themajaar gepland, ter gelegenheid van 50 jaar na de aankondiging van de mijnsluiting. VIA2018 In 2018 zijn Nederland en Malta aan de beurt om de Europese Culturele Hoofdstad te leveren. Maastricht is één van de vijf Nederlandse kan didaten. Onder de naam VIA2018 kandideren Maastricht en de Euregio Maas Rijn zich voor de culturele hoofdstad van Europa 2018. Maastricht grijpt het project aan om een veel groter ge bied een positieve impuls te geven: de Euregio Maas-Rijn. IBA2020 De Internationale Bau Ausstellung (IBA) is een Duits fenomeen dat in de afgelopen decennia diende als kataly sator bij transformaties van regio’s (bekend voorbeeld is het IBA Emscher project in het Ruhrgebied). Parkstad Limburg onderzoekt de haalbaarheid van een Internationale Bau Ausstelling in 2020 ten behoeve van de versnelling van de ruimtelijke, maar ook de economische, sociale en culturele transitie van de regio.
Positionering Heerlen en Parkstad Parkstad is het samenwerkingsverband van de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Nuth, Simpelveld, Voerendaal en Onderbanken. Met bijna 240.000 inwoners is Parkstad Limburg de vijfde stad van Nederland. De naam is bedacht door de Kerkraadse oud-burgemeester Thijs Wöltgens, verwijzend naar de verwevenheid van stad en platteland. De stedelijke structuur wordt gevormd door de vrijwel aaneengesloten bebouwing van de kernen Onderbanken, Brunssum, Heerlen, Landgraaf en Kerkrade, voorheen ‘Streekgewest Oostelijke mijnstreek’ genoemd, plus de Heuvelland gemeenten Nuth, Simpelveld en Voerendaal. Heerlen wordt in Parkstad gepositioneerd als de centrumstad.
De streek propageert een aangename leefomgeving te zijn, met combinatie van stedelijkheid en landelijk wonen in een groene, duurzame omgeving met een open en gastvrije mentaliteit, goede sportfaciliteiten en culturele voorzieningen. De regio verenigt de realiteiten van platteland en stedelijkheid, het ideaal van Vergilius ‘stad in platteland’, daarbij denkend aan Florence. Alleen is Heerlen als centrumstad niet speciaal mooi of pittoresk, eerder robuust, modern en dynamisch. Parkstad als geheel en Heerlen als centrumstad hebben veel te winnen bij een positionering als cultuurstad.
Strategische ligging Van oudsher ligt Zuid-Limburg strategisch in het hart van Noordwest Europa. In de oudheid lag Coriovallum Heerlen op het kruis punt van militaire wegen (zoals de Via Belgica, de Romeinse ‘heirbaan’ de weg waarlangs de Romeinse legers vroeger trokken).1 Ook nu is hier het NATO hoofdkwartier gevestigd, strategisch gelegen tussen Duitsland, België en Frankrijk. Allied Joint Force Command Headquarters Brunssum noemt de regio ‘het balkon van Europa’ of ‘land zonder grenzen’, vanwege de makkelijke toegang tot de verschillende landen. Het bedrijfs leven roemt de strategische ligging tussen Randstad, Ruhr gebied, en Vlaamse stedenruit met het oog op 55 miljoen consumenten binnen straal van 200 kilometer. De toegang tot de wereld wordt verschaft door maar liefst acht vliegvelden binnen één uur rijden, waaronder de intercontinentale vliegvelden van Brussel, Düsseldorf en Keulen en hoogwaardige treinverbindingen naar Brussel (1,5 uur), Parijs/ Frankfurt (3 uur), Londen (4 uur), met TGV haltes in Aken en in Luik. De regio ligt op het kruispunt van meerdere Europese hoofdwegen. Zuid-Limburg is aldus te posi tioneren als een strategische doorvoerroute van goederen en ideeën naar Duitsland, België, Europa, en de grensstreek in het bijzonder als een plaats van overgang en uitwisseling. Met acht kilometer grenzend aan Nederland en 220 kilometer aan België en Duitsland, is Zuid-Limburg één van de meest Europese regio’s van Europa.
10
Oorlogen in de eerste helft van de vorige eeuw in Europa hebben ertoe geleid dat de economie, het verkeer, de cultuur en de bevolking zich steeds meer naar de centra hebben verplaatst. Hierdoor zijn de grensregio’s infrastructureel zwakke en on toereikend ontsloten gebieden geworden.2 In Nederland is dit effect versterkt door de misère die volgde op de mijnsluiting en beleidsprogramma’s als ‘Pieken in de Delta’. Door de nadruk te leggen op sterke 11
regio’s worden impliciet zwakkere regio’s verder gemarginaliseerd. In de beleving lijkt het politieke machtscentrum ver weg, hoe klein het land ook is. Veel ge hoorde klacht is: ‘wij worden vergeten, wie er ook aan de macht is in Den Haag’. Het grensoverschrijdende samenwerkingsverband Stichting Euregio Maas-Rijn zet zich in voor versterking van de grensregio’s en het gelijktrekken van ontwikkelingsverschillen. Volgens de commissie Hermans (2007) is Zuid-Limburg een grensoverschrijdende economie; veel mensen werken, winkelen of recreëren geregeld over de grens (over en weer). Deze dagelijkse realiteit komt nog niet volledig tot uitdrukking op bestuurlijk niveau, en is nog geen voldoende samenwerking tussen de verschillende regio’s om deze nieuwe vorm van samenleving te faciliteren.3 Inmiddels is een groeiend aantal samenwerkingsverbanden te zien met programma’s zoals de Arbeitsgemeinschaft, grensoverschrijdende mobiliteit, politie en opsporing. Ook tussen culturele instellingen en publiek groeit de Euregionale oriëntatie en verbinding. Voorbeelden van recent opgekomen culturele grensoverschrijdende samenwerking zijn het Schrittmacher festival, de Aachener Performance Night van het festival Cultura Nova, het Vlaams-Nederlandse literatuurfestival het grote verlangen (t/m 2010), het samenwerkingsverband voor de creatieve industrie Creative Drive. Ook de Euregio Slam, EuJazz, Artfocuseuregio, of het al langer bestaande Euriade festival. Het culturele maandblad Zuiderlucht, de recent ontstane uitgaansportal Charlzz.com en de culturele alertservice van C-me (de e-flux van de Euregio) richten zich uitdrukkelijk op de hele Maas-Rijnregio. Tegelijkertijd zingt bijvoorbeeld de tentoonstelling van Anton Corbijn in Monschau (D) rond als ‘het best bewaarde geheim’ van de Euregio, verschillende mensen beklagen zich dat dit soort informatie te weinig bekend is. De regio ontworstelt zich steeds meer aan de typecasting als marginale regio aan het verre eind van het land. Vanuit Noordwest
Europa gezien ligt de Randstad in de periferie en ligt de MaasRijn regio centraal. De toekomst van Limburg ligt over de grens, zo vatte de commissie Hermans zijn advies samen. In de TedX Eutropolis wordt gefilosofeerd over de Euregio Maas-Rijn als eenheid waar mensen wonen, werken, leven, onder de naam Eutropolis. Anderen spreken liever over No-Polis of Notro polis omdat het eerder gaat over een verstedelijkte agglomeratie van middensteden in het groen, dan een metropool. Of spreken van Zuidstad of Charlemagne. Onder welke naam ook, er groeit een besef van sociaal economische (overlevings)kansen over de grens. Bovendien een hernieuwde trots over de niet marginale, maar juist centrale ligging; in het hart van Noordwest Europa. Ook ‘het nieuwe werken’ en de plekonafhankelijke media vormen een basisbestanddeel voor stedelijke ontwikkeling. Gert Jan Hospers (bijzonder hoogleraar city- en regiomar keting Radboud Universiteit Nijmegen, scientist in residence in Heerlen) neemt een verzui delijking van de Nederlandse economie waar, met versterking Brainport in de driehoek Eind hoven, Leuven, Aken. Zijn stelling is dat de Randstad steeds meer een handstad wordt met vingers in de richting van Zwolle, Deventer, Nijmegen, Den Bosch en het zuiden. In het licht van verdere verzuidelijking lijkt opleving van Zuid-Limburg onontkoombaar en kansrijk. In Zuid-Limburg worden kansen gezien in de Euregio. Voor Heerlen en Parkstad, Sittard-Geleen en Maastricht gunstig gelegen in het hart van Brainportgebied, en nabij Aken, liggen de kansen over de grens.
Relevantie van tijd en plaats Gevraagd is of en hoe de cul turele lente voortkomt uit een zekere wezenlijkheid van deze streek. Het voert te ver om ondergang en opkomst toe te schrijven aan een volksaard. Hoewel het verleidelijk is om de geweldige transitiekracht van de mijnstreek, als die van een Stehaufmänchen, als onvervreemdbare kwaliteit van de ZuidLimburgse cultuur te articuleren. Het is onmiskenbaar een kwaliteit. De vraag is of deze uniek is. Meer dan een volksaard, is de ligging bepalend voor de kansen in de toekomst. Ook Heerlens filosoof Luc Peters vraagt zich af: ‘Heerlen is mijnen, middeleeuwen, Romeinen, maar ook gipsy’s, drugs, seksbioscoop. Het is interessant te kijken naar wat kan transformeren in iets bruikbaars voor toekomst. Maar het is ook nodig om dieper te onderzoeken: Waarom kwamen Romeinen hier? Waarom ontwikkelde Heerlen zich tot een bloeiend centrum in de mijnstreek?’ Kennis van het verleden stelt in staat om iets over de toekomst te kunnen zeggen. Volgens historicus en archeoloog Ian Morris (auteur van Why the West Rules … For Now, 2010) is bloei noch verval te verklaren uit iets inherents van een cultuur. Overal in de geschiedenis zie je lange periode van beschaving, waarna een aantal catastrofale neder lagen volgden en het centrum naar elders verschuift. Zoals nu naar China, India, Brazilië, Turkije, … De basis voor positio nering ligt in de geologie en de geografie. Na een periode van misère en inertie, ontstaat weer een nieuwe dynamiek. De Arabische Lente was te voorspellen volgens Morris. De landen liggen in de periferie van het ontwikkelde Europa. Men voelt zich aangetrokken door de materiële welvaart, de vrijheid en voorsprong in technologie. Dat creëert onontkoombaarheid van ontwikkeling. Is met andere woorden, de culturele lente van de oostelijke mijnstreek ook een onontkoombaarheid? De net afgestudeerde Zorynda Janssen, cultuurscout Parkstad, koppelt dit aan het verlangen naar een positief beeld. Zij zegt: ‘Er is hier niks – dat leidde jaren-
lang tot frustratie, tot het besef doorbrak dat er daarom ook wat kan. Ideeën, vooruitgang en vernieuwingskracht zijn cruciaal voor de culturele lente en culturele hoofdstad. Dat omvat meer dan cultuur, ook het nieuwe werken, technologische innovatie, groene energie. Het is tijd om uit te dragen wat er is. Heerlen biedt ruimte voor ontwikkeling – het bestuur onderkent de noodzaak en maakt het mogelijk. De culturele lente is de noodzaak om iets te doen met regio – de noodzaak tot trots, identiteit die je ontleent aan je geboortegrond, de plek waar je je jeugd doorbrengt, waar je studeert of werkt.’ Dat een opleving onontkoombaar is, neemt niet weg dat de mogelijkheden ook, met visie en inspanningen, verwezenlijkt moeten worden en dat daarvoor een momentum geldt. Ook visionaire personen bepalen de loop van de geschiedenis, kunnen deze versnellen of zelfs keren. Het zijn uiteindelijk niet alleen de geologie, geografische aspecten of briljante individuen die de loop van de geschiedenis bepalen, maar juist de interactie van alle aanwezige actoren en factoren. Dat nu het momentum voor Heerlen lijkt te zijn aangebroken, evenals in Kerkrade en de andere Parkstad gemeenten, zoals de culturele lente pretendeert, is de vraag die voorligt.
12
1 De Via Belgica liep van Boulognesur-Mer aan de Franse kust via Bel gië (oa Tongeren) en in ons land langs Maastricht, Valkenburg en Heerlen eindigde uiteindelijk in Keulen. De bedoeling is om deze Via Belgica weer zichtbaar en beleefbaar te maken. 2 Retrieved 9-1211 van www.euregio-mr.com 3 Hans Mommaas spreekt in dat verband van 3 Europa’s: institutioneel, representatief (cultureel) en alledaags. De uitdaging is om de ervaring van het alledaagse Europa, met inbegrip van de tweeslachtigheid die daar bij hoort, tot uitgangspunt te nemen voor cultuurprogrammering. Versterken van de mental map van deze regio.
13
Geschiedenis van Parkstad in kort bestek
14
Periode 1900–1960 Het gebied van de oostelijke mijnstreek, tegenwoordig Parkstad genaamd, kent een onstuimige groei, zowel economisch als ruimtelijk. Van een rurale gemeenschap met dorpen, ontwikkelde het zich in zeer korte tijd tot een bloeiende regio. In de periode 1900 tot 1960 draait de economie voornamelijk rondom de steenkoolwinning. In de eerste helft van de 20e eeuw ontwikkelde Heerlen zich dankzij de kolen en mijnindustrie tot een moderne stad van toonaangevende betekenis in het zuiden. Heerlen kende de grootste bontjassen dichtheid in jaren 60, de tweede na Rotterdam. Mensen kwamen uit Maastricht en de hele regio naar de luxe warenhuizen van Schunck, Hollenkamp en magazijn Kapé. Kenmerkend voor de mijnstreek is dat arbeidskrachten en hun gezinnen uit alle windstreken van Nederland komen en uit het buitenland: Slovenen, Polen, Grieken, Italianen, Spanjaarden. De regio werd een melting pot van verschillende binnen- en buitenlandse gastarbeiders. Nog altijd, als je het telefoonboek openslaat getuigen de soms exotische namen van deze internationale aanvoer. Mensen brengen hun verschillende geloofsrichtingen mee wat leidt tot een grote kerkverscheidenheid en dichtheid en een bloeiend verenigingsleven. Behalve een inclusieve multi culturele samenleving avant la lettre, legt de mijnindustrie ook de basis voor Europese economi sche samenwerking. Limburg was samen met het Waalse bekken en het Duitse Ruhrgebied een van de meest geïndustrialiseerde regio’s van Europa. Het kolen en staalbekken Genk, Heerlen, Sittard-Geleen, Aken, Luik vormt de bakermat van de Europese Unie. Door samenwerking van de kolen- en staalindustrie, de basis van de oorlogsindustrie, zouden de voormalige vijanden Frankrijk en Duitsland nader tot elkaar moeten komen. De samenwerking wordt verder omarmd door Italië en de Benelux-landen en in 1951 wordt in Parijs een verdrag ondertekend voor de totstandkoming van de Europese Ge meenschap voor Kolen en Staal 15
(EGKS). In huize de Luyff in Heerlen hebben oprichtende vergaderingen rondom het verdrag van EGKS plaatsgehad.1 De basis voor de Europese Unie ligt in het kolenbekken Genk, Heerlen/Sittard-Geleen, Aken. Of zoals oud politicus en publicist Nic Tummers zegt: ‘de Griekse maagd Europa is door Zeus ontvoerd naar de bekkens van Kolen en Staal.’ Niet alleen in de oprichting van wat nu de Europese Unie is, speelde de regio een prominente rol. Ook bij de oprichting van de NoordAtlantische Verdragsorganisatie (NAVO, of in het Engels NATO) in 1949 was Nederland actief betrokken. Nog altijd is hoofdkwartier in Brunssum gevestigd. Het Verdrag van Maastricht in 1992 vormt als het ware de be kroning van de internationale rol van deze regio. De mijnbouw, in combinatie met de parochiestructuur van de katholieke kerk, heeft gezorgd voor een bijzondere ruimtelijke en sociale structuur van de regio. Om te voorkomen dat arbeiders in gestapelde huurkazernes – met gevaren voor ontsporing van so ciaal en geestelijk leven – gingen wonen, wordt voor hen goede huisvesting in wijken verzorgd. Ze hebben hier eigen voorzie ningen, een verenigingsleven en ruimte voor eigen moestuintjes. Heerlen, Kerkrade, Brunssum en Landgraaf zijn gebouwd als een verzameling van kleinschalige woonkernen rond de mijnen, elk met een eigen karakter en in grote mate zelfvoorzienend. Bewoners van deze zogeheten ‘koloniën’ zijn daardoor primair op de eigen buurt gericht en minder op de stad als geheel (Een pact van het hart, 2009). Nic Tummers gaat in zijn analyse nog verder als hij spreekt van mijnkolonisatie. De ruimtelijke structuur van kleine kernen werd een effectief ‘onderdrukkings mechanisme’ door het ontbreken van een gemeenschappelijk referentiekader waarin geen collectieve oproer, opstand en verzet konden ontstaan. De keten van polyvalente kernen is er volgens sommigen de oorzaak van dat Heerlen geen echte stad kon worden.
Op het hoogtepunt in 1955 stonden de vier grootste Parkstad gemeenten (Heerlen, Kerkrade, Brunssum en Landgraaf) in de top 25 van gemeenten met het hoogste aantal hoge inkomens van Nederland. Twintig jaar later stonden zij op de laagste plaatsen van deze lijst met 570 gemeenten.
Periode 1965–2000 Op het moment dat Den Uyl december 1965 de sluiting van de mijnen aankondigde, werkten 45.000 mensen in de mijnen. In clusief de toeleverende middenstand en kleine bedrijven ging het om zo’n 60.000 man die hun baan kwijtraakten. Er ontstond een enorme leegloop; veel hoger opgeleide werknemers trokken in de periode 1960-1970 weg uit de regio om elders te gaan werken. In 1975 werd de laatste steenkoolmijn in de regio gesloten. Bas Schoonderwoerd, directeur Parkstad Limburg Theaters: ‘Na de jaren 70 zijn zo’n 1500 hoogopgeleide en vermogende gezinnen weggetrokken. Er vond een enorme braindrain plaats. Dit werd nog eens gevolgd door een geldvlucht naar België in de jaren 80.’ Ook ruimtelijk bleef er vrijwel niets van de mijnindustrie over. Onder het motto ‘Van zwart naar groen’ vond de ruimtelijke herstructurering van de Oostelijke Mijnstreek plaats. In korte tijd werden bijna alle schachten, mijngebouwen, koeltorens en spoorwegemplacementen ge sloopt of ontmanteld. Steen bergen werden afgegraven of kregen een nieuwe bestemming als wandelgebied. Slechts enkele gebouwen, zoals de schachten van de Oranje Nassau I in Heerlen, en van de domaniale mijn Nulland Kerkrade staan tegenwoordig nog overeind. Behoud en transformatie van industrieel erfgoed is een weinig gevoerde strategie in Parkstad– zoals bijvoorbeeld wel in Genk (België). Op oude mijnlocaties verrijzen nieuwe woningen, bedrijven terreinen. De rigoureuze sloop en ontmanteling hebben volgens velen een trauma in de streek veroorzaakt. De vervangende werkgelegenheid concentreert zich in de industrie en dienstverlening. Veel oud mijnwerkers gaan naar Philips, NedCar en industrie gebieden als De Beitel, In de Cramer, de Koumen, Dentgenbach, Gracht, Strijthagen, Bouw berg Brunssum, etc.2 Daarnaast vestigen overheidsdiensten en dienstverleners zich in de regio, zoals Centraal Bureau voor de Statistieken (CBS) pensioenfonds APG, de belastingdienst, call
centers. Vanaf 1980 heeft de economie in de regio het zwaar te verduren van de toenemende concurrentie uit lagelonenlanden. In deze periode verdwijnt ook weer veel werkgelegenheid in de industrie. Veel arbeid is niet passend. Veel oud mijnwerkers missen de kameraadschap en solidariteit. Er is grote boosheid over lage pensioenen en het ge brek aan erkenning van silicose als beroepsziekte. Arbeidsongeschiktheid en werkloosheid leiden tot persoonlijk leed en sociale ont wrichting (www.domanialemijn.nl). Terwijl banen in de industrie af nemen, blijven de dienstverleners als het CBS, dat in 2009 nieuwbouw realiseert, en het pensioenfonds ABP. Ook zetelt in Heerlen het hoofdkantoor van chemieconcern DSM. Het streekziekenhuis van Maastricht werd na de mijnsluiting een Academisch Ziekenhuis, één van de acht academische ziekenhuizen in Nederland. Het telt tegenwoordig op wereldschaal mee op het gebied van hersenonderzoek en onderzoek naar hart en vaatziekten. Met de Maastricht University heeft de Maastricht zich kunnen ontwik kelen tot een internationale universiteitstad. DSM in Sittard-Geleen heeft zich al drie keer opnieuw uitgevonden: door van steenkool over te schakelen op petrochemie, van petrochemie op fijnchemie en recent van fijnchemie op life sciences en materialen. Waar omliggende regio’s weer tot ontwikkeling komen, lijkt de voormalige oostelijke mijnstreek achter te blijven. Volgens Mirjam Depondt, directeur Woonpunt heeft Maastricht meer gepro fiteerd van de PNL gelden,2 bijvoorbeeld met de vestiging van Maastricht University: ‘Mijn hypothese is dat dit komt door de aanwezigheid van een aanzienlijke middenklasse en daarmee de capaciteit om de PNL gelden aan te spreken, plannen in te dienen. In Heerlen ontbrak die middenklasse’. Toch wordt ook in Parkstad geïnvesteerd in nieuwe onderwijsinstituten, zoals de Open Universiteit en de Hogeschool Zuyd, beide met hun hoofdvestiging in Heerlen, en het vrijzinnige katholieke instituut 16
Universiteit voor Theologie en Pastoraat (sinds 1966 in Heerlen en vanaf 1992 naar Nijmegen). Eerder kende Heerlen al een gespecialiseerde onderwijsinstellingen zoals de Ambachtschool (tot 1995) en de vroedvrouwenschool, een uniek opleidingsinstituut tot verloskundige (tot 1993). Het Bernardinus College en College Rolduc zijn intellectuele kraamkamers voor diverse architecten, schrijvers, politici. Talenten die overigens veelal uitwaaieren naar Maastricht of ‘boven de rivieren’. De Abdij Rolduc in Kerkrade en de Universiteit voor Theologie en Pastoraat (UTP) in Heerlen hebben een belangrijk stempel gedrukt op het spirituele leven. Gemeentelijk beleid in Parkstad staat volledig in het teken van herstel van welvaart en welzijn. Prioriteit is onomwonden gelegd bij economische en sociale doe len: het creëren van banen en herbestemmen van delen van de stad na de mijnsluiting. Er is enorm geïnvesteerd in winkelruimte, kantoren en ontwikkeling van bedrijventerrein Avantis en Solland Solar, in toegangswegen en parkeervoorzieningen. In de jaren 90 kampt Parkstad nog altijd met enorme achterstand in welvaart en welzijn. Heerlen wordt geteisterd door zeer ernstige drugs- en overlast problemen. De concentratie daarvan bevindt zich in het centrum van Heerlen. Er is een levendige en openlijke handel in met name harddrugs. Verslaafde dak- en thuislozen verblijven in tunnels, leegstaande panden, tussen struiken en in allerlei portieken. Bewoners van appartementen durven ‘s avonds hun woning nauwelijks uit. De stad lijkt steeds meer ten onder te gaan aan haar problemen. Lan delijk staat Heerlen bekend als ‘drugsstad’. In 1994 vindt een ‘ware volksopstand’ plaats in het Theater Heerlen onder leiding van de pastoor en een aantal partijen tegen de onhoudbare drugsproblematiek en prostitutie. Ondanks vele aanzetten tot een aanpak van repressie en zorg, dan nog gescheiden beleid, zal het nog enige jaren duren voordat een integrale aanpak zijn vruchten af gaat werpen.
Periode 2000-2007 In 2000 verklaart de nieuwe burgemeester Alexander Sakkers (VVD) Heerlen tot ‘de onveiligste stad van Nederland’. Er zijn 750 drugsverslaafden in Parkstad, 150 à 200 daklozen in Heerlen 25 drugsdoden in 6 jaar. In elk portiek ligt een drugsverslaafde of dakloze. De NS dreigt Heerlen niet meer als intercity station aan te doen. In 2001 starten burgemeester Sakkers en districtchef van politie Jan Erkens Operatie Hartslag, een samenwerkings verband van gemeente, politie, justitie, verslavingszorginstellingen en later komt daar het gevangeniswezen bij. Operatie Hartslag is een bijzonder verhaal met verschillende lagen, stelt het evaluatierapport ‘Een pact van het hart’, 2009. In eerste instantie is het vooral een bestuurlijk en bestuurskundig verhaal. Dat gaat over de manier waarop het stedelijk bestuur er samen met anderen in slaagt om een probleem in de Heerlense samen leving aan te pakken. Maar het is meer dan dat. Het is ook een verhaal over identiteit. Over hoe een stad met een problematische geschiedenis er in slaagt om ruimte te creëren voor een andere, meer positieve beleving van de stad. Hoe daarmee ook legitimiteit en geloofwaardigheid van publieke instituties wordt teruggewonnen. En het is ook een moreel verhaal, waarin nieuwe opvattingen over ‘acceptabel leven’ ontwikkeld worden en richting geven aan het han delen van overheid en burgers, aldus het evaluatierapport. Vanaf dan worden er niet alleen economische investeringen gedaan, maar ook in de sociale en fysieke omgeving. Aandacht voor het woon en leefklimaat. Er wordt in samenhang ontwikkeld. Heerlen kiest voor een integrale benadering van de ontwikkeling van de stad en zoekt naar een balans tussen economische, sociaal culturele infrastructuur en fysieke omgeving, met de aanpak van drugsproblematiek, veiligheid, aanpak van de binnenstad en cultuur. Deze wordt vormgegeven op drie niveaus: de wijken en buurten; Heerlen als centrumfunctie in de regio; en op de schaal van Parkstad.
Fysieke en kwantitatieve ambitie is niet langer toereikend, er moet gewerkt worden aan een stad met een eigen identiteit, openbare belevingsruimte, die oorspronkelijk en niet kopieerbaar is. Waar mensen zich aangetrokken voelen en bijdrage willen leveren. Cultuur speelt daarin een be langrijke rol en heeft strategische waarde voor de stad en regio. Deze elementen vormen ook voor nu een belangrijke leer geschiedenis: moreel leiderschap, bestuurlijke en bestuurskundige samenwerking, het versterken van de positieve identiteit en de integrale opbouwpolitiek: eco nomisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel. Daaruit is alvast een aanbeveling te destilleren. De integrale Taskforce die toen op de klemmende problemen is in gezet, zou je nu moeten inzetten op de versnelling van de sociaalculturele en de sociaaleconomische stijging. In de jaren 90 investeert Kerkrade in de verbetering van het Theater Kerkrade, de Rodahal en opent het provinciale museum Industrion. Min of meer in dezelfde periode wordt onder aanvoering van de gemeente Landgraaf een aantal impulsen gegeven voor de toeristische recreatie in het gebied Park Gravenrode. Met Megaland (waar Pinkpop gehouden wordt), het tuinenpark Mondo Verde. Vlak daarvoor was het Miljoenenlijntje al nieuw leven ingeblazen (1995). Op de Wilhelminaberg wordt in 2001 de eerste oefenpistes van Snowworld geopend, deze werd in 2003 uitgebreid. In 2004 vond de uitbreiding van de woon boulevard in Heerlen plaats. In 2005 werd GaiaZoo Kerkrade geopend. Hiermee is een belangrijke economische motor ge creëerd. Toerisme is de snelst groeiende economie in Parkstad. In de binnenstad van Heerlen is met Operatie Hartslag in 2000 is de ommekeer in gang gezet. Voortkomend uit de door de hele stad gevoelde urgentie en onontkoombaarheid. Dit culmineert in een bijzondere en bovenal succesvolle integrale aanpak, met inbegrip van een cruciale rol voor cultuur in het herstel van de sfeer en identiteit van de streek. Een
unieke samenloop van de juiste mensen op het juiste moment op de juiste plaats. Deze succesvolle aanpak is niet onopgemerkt gebleven en heeft vele blijken van erkenning geoogst, zoals de Athena Prijs als Beste Praktijkvoorbeeld van Binnenlands Bestuur in 2005. Uit het juryrapport van de Prijs van het ‘Kenniscentrum Grote Steden’ in 2004: ‘Het project dat de jury het meeste aansprak vanwege de ‘regime chance’, de duidelijke breuk met het verleden die door de stad, het bestuur en de gemeentelijke organisatie sterk is gevoeld en die met recht een winnende formule mag worden genoemd. Het project dat zich onderscheidt door niet alleen een stevige integrale aanpak, maar daarnaast ook nog een gefaseerde invoering, waarvan de volgorde op zeer intelligente manier is bepaald en zeer succesvol is. Een veiligheidsaanpak waarin repressie en preventie in goede balans worden uitgevoerd en waarbij men erin geslaagd is het veelkoppig monster van een duurzaam, jaren durend probleem met een aanzienlijke complexiteit effectief te lijf te gaan.’ Vanaf 2000 vinden een groot aantal investeringen in cultuurgebouwen plaats in Heerlen. In tijdsbestek van een paar jaar wordt het ene na het andere gebouw ingrijpend gerenoveerd of verbouwd: in 2000 start het opknappen van het Glaspaleis, dat in 2003 voltooid wordt. Daarna volgen rond 2005 in rap tempo het mijnmuseum, de revitalisatie van Theater Heerlen en de aanbouw van Limburgzaal (een middenzaal en poppodium), de bouw van poppodium de Nieuwe Nor, verbouw van Cultuurhuis Patronaat. Ook verbetert het Pancratiusplein tot een aantrekkelijke uitgaansplek. Daarmee wordt in korte tijd een geweldige impuls gegeven aan de kwaliteit en veiligheid van de binnenstad. Het aanzien van de stad verandert compleet. Met de heropende cultuurgebouwen, treden ook nieuwe ambitieuze directeuren aan. Zij bouwen aan de verdere samenhang in de culturele infrastructuur en weten de belangstelling van het publiek met succes te bespelen en een 17
nieuwe culturele dynamiek in de regio te brengen. Dat geeft weer trots en vertrouwen. In 2006 werd Parkstad een WGR regio (wet gemeenschappelijke regeling) waardoor het samenwerkt alsof het een grote stad met ca. 240.000 inwoners is. Eerder, in 1998, organiseerden de gemeenten zich al tot Parkstad. Parkstad kiest voor een beperkt aantal economische speerpunten: Nieuwe Energie, Toerisme en Recreatie, Zorg, Financieel Administratieve dienstverlening en de ontwikkeling van een Parkstad Centrum. Hiermee kan een beter toegankelijke regio met een dynamisch stadscentrum, met nieuwe en vernieuwende werkgelegenheid de bestaande arbeidsmarkt bedienen en hoger opgeleiden aantrekken en vasthouden. Vanaf dan staat ook de bevolkingskrimp in Zuid-Limburg (en elders) op de nationale agenda en loopt Parkstad voorop met beleidsontwikkeling inzake het voorzieningenniveau, flexibel inspelen op veranderende woonwensen, voldoende en passende arbeidskracht, etc. Dit alles onder het uitdagende motto ‘van meer naar beter’. In 2006 boekt de SP enorme verkiezingswinst bij de gemeenteraadsverkiezingen van Heerlen. Dit betekent een politieke omwenteling, na jarenlange onafgebroken macht van het CDA. Een vergelijkbare omslag is te zien in de andere Parkstadgemeenten. Sinds Pim Fortuyn neemt de hegemonie van het CDA in rap tempo af. Lokale partijen, zoals Burgerbelangen in Kerkrade, Landgraaf en Brunssum verwerven een positie in het bestuur. ‘Mensen waren het zat’, aldus Jeanine Hoefnagels, raadslid voor de SP in de periode 2006-2010, ‘Als actievoerende partij had SP persoonlijk contact in de wijken, wist wat er speelde en kreeg van de kiezer de kans om stad te besturen’. SP-wethouder Riet de Wit was lid van de Stuurgroep Operatie Hartslag en verantwoordelijk voor verslavingszorg. De SP, vanaf 2000 in opmars en sinds 2006 de grootste partij in het college Heerlen, claimt een belangrijke bijdrage aan de opwaartse spiraal.
Recent verbeteringen zijn de succesvolle omvorming van het Industrion tot Continium in Kerkrade, de renovatie van de Rodahal in Kerkrade, de omvorming van het oude Philipsterrein tot bedrijventerrein C-Mill in Heerlen, de cascorestauratie van de pompgebouwen in Brunssum en de restauratie van bioscoop Royal in Heerlen. Parkstad staat er veel beter voor dan tien jaar geleden. Toch zijn er nog vele achterstanden.
1 Huize de Luyff bestaat nog steeds (hierin is het Toon Hermans Huis Parkstad gevestigd). Het Betahuis ligt er naast/achter. Hierin was vanaf 1960 het Administratiekantoor van de Gemeenschappelijke Steenkolenmijnen Limburg gevestigd. Die verbondenheid aan de EGKS en Europa zou op deze plek gemarkeerd moe ten worden. 2 Dit laat de ‘postzegelaanpak’ zien van de ontwikkeling van de bedrijfsterreinen die iedere Parkstad-gemeente heeft gerealiseerd. 3 PNL is de afkorting van de kabinetsnota Perspectievennota Zuid-Limburg.
Noodzaak en urgentie Er is een sterk besef van urgentie tot transitie van de regio. De grote uitdaging voor de regio is het versterken van de economie, het in balans brengen van aanbod en vraag op de arbeidsmarkt, en het afstemmen van de voorzie ningen op de veranderende bevolkingssamenstelling.
18
Vraag en aanbod sluiten niet aan op de arbeidsmarkt Brainport 2020 is het urgentieprogramma dat Zuidoost-Nederland tot koploper in de internationale kenniseconomie moet maken. Focus is de toptechnologieregio in de driehoek Eindhoven, Leuven, Aken. Limburg haalde vorig jaar een verdienstelijke tweede plaats in de Nederlandse ranglijst van aantrekkers van buitenlandse investeerders. Met bedrijven als DSM en Sabic in Sittard-Geleen scoort Limburg hoog op de investeringsindex voor research & development. Maar tegelijkertijd blijft de arbeidsparticipatie in de provincie achter. Limburg kent een hogere werkloosheid dan landelijk gemiddeld, het gemiddelde inkomen en het opleidingsniveau liggen lager dan landelijk gemiddeld. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt sluiten niet goed aan. Het aantal mensen in de sociale werkvoorziening is enorm. Licom (voor Heerlen en omgeving) is het grootste sociale werkvoorzieningbedrijf van Nederland. Er is een groeiende behoefte aan kenniswerkers. De grote bedrijven roepen om ‘brains for Brainport’. Dat lijkt alleen om hoger geschoolden te gaan, maar het gaat volgens het programma ook om toeleveringsbedrijven, mkb, laaggeschoolde arbeid: iedereen is nodig. Zuid-Limburg is een van de sterkst vergrijzende regio’s van Nederland. De zorg is dan ook een groeimarkt, waarin steeds meer werknemers nodig zijn. Voor de vrije tijdsindustrie, musea en theaters is de vergrijzing een groeikans. In tal van sectoren zoals zorg, onderwijs, vervoer, is het merendeel van de werknemers 55 jaar of ouder. Al over tien jaar worden grote tekorten op de arbeidsmarkt verwacht. Zuid-Limburg heeft veel nieuwe werknemers nodig. Zelfs volledige arbeidsparticipatie zal nog niet genoeg zijn (Gert-Jan Hospers, Zuiderlucht, januari 2012). Gestreefd wordt naar volledige werkgelegenheid. Maar de uitstroom van het onderwijs is niet genoeg (aldus Brainport 2020). Er zal geïnvesteerd moeten worden in de aansluiting op de arbeidsmarkt. Er zullen mensen van buiten aangetrokken 19
moeten worden. De noodzaak om zich te positioneren als aantrekkelijke regio is dan ook groot.
Noodzaak tot nieuwe bronnen voor welvaart en welzijn Waar Sittard-Geleen en Maastricht hun nieuwe motor gede finieerd lijken te hebben met respectievelijk de Chemelot Campus en de Maastricht Health Campus, is de onderscheidende positie van Parkstad in de toptechnologieregio Brainport nog minder evident. Hoe kan Parkstad zich daarin herkenbaar en gezaghebbend positioneren? Parkstad heeft sterk ingezet op Nieuwe Energie, met geothermie (mijnwaterproject) en zonneenergie. Met de recente teloorgang van Solland Solar en de sluiting van NedCar lijkt de maakindustrie definitief uit Limburg (en Nederland) te verdwijnen; de concurrentie met de opkomende economieën is op dat vlak niet te winnen. Parkstad is een postindustriële regio. Reindustrialisatie is geen kansrijk scenario. Er is in Parkstad en Zuid-Limburg de breed gevoelde noodzaak en urgentie om nieuwe bronnen te vinden voor welvaart en welzijn. Kansrijke ontwikkelrichtingen zijn nieuwe energie en duurzaamheid, nieuwe stedelijkheid, retail, toerisme, cultuur en creatieve industrie. De noodzaak is om de groei te versnellen.
Krimp en herstructurering Economische neergang, vergrijzing, ontgroening en demografische veranderingen vragen om nieuwe vormen van ruimtelijke en sociale planning. Daarbij zijn andere investeringsmodellen nodig, die niet alleen maar op groei gebaseerd zijn. Gekeken moet worden naar mogelijkheden voor het herbestemmen van gebouwen en het hergebruiken van (sloop) materialen. Duurzaam en levensloopbestendig wonen en werken, zowel ecologisch, economisch als sociaal. Hoe kun je flexibel omgaan met ‘ademende’ cycli van uitbreiding en inbreiding van woningen of wijken? Hoe stem je het geheel aan maatschappelijke voorzieningen af binnen een acceptabele reisafstand? En niet te vergeten, wat doet herstructurering met mensen? Welke belangenconflicten zijn er tussen achterblijvers en nieuwkomers? Het vraagstuk van de krimp noodt tot het ontwikkelen van nieuwe vormen van stedelijkheid. Parkstad heeft zich in korte tijd ontwikkeld van proefregio tot landelijke best practice (http://www.bevolkingsdaling.nl/basisboek). Het benutten van de Internationale Bau Ausstellung (IBA), zoals gepland in 2020, is een uitgelezen kans voor Parkstad om zowel interne versnelling als externe profilering te creëren. Kunst, cultuur, architectuur en creatieve industrie spelen een belangrijke rol in deze noodzakelijke transitie van Parkstad. Zie ook de Leegstand Biënnale Maastricht met werkateliers onder andere in het oude CBS gebouw Heerlen, de TedX Design for Emptiness, Lak aan Braak, IBA Open.
Verlangen naar identiteit en trots Zuid-Limburg (en heel Europa) staat voor de uitdaging om de kloof te overbruggen tussen de winnaars en verliezers van de modernisering, de nieuwkomers en de achterblijvers, de kosmopolieten en de antikosmopolieten. Deze uitdagingen krijgen scherpte in het licht van de actuele crisis van Europa, de onvrede en gevoelens van verlies – die in Limburg sterk beleefd worden – en de kansen en bedreigingen rond (voorspelde) bevolkingskrimp. De noodzaak is om nieuwe strategieën te vinden voor participatie, democratische representatie (in politiek en het maatschappelijk middenveld) en identificatie. Daarbij hebben de trauma’s van de mijnsluiting, hoge werkloosheid, sociale problemen de collectieve identiteit en status jarenlang ondermijnd. Iedereen die iets voorstelde vertrok. Wie toch bleef, had heel wat uit te leggen. Het is dan ook goed te begrijpen dat er een sterke behoefte is aan trots op de regio. Mensen willen zich niet schamen voor de stad waar ze wonen. De noodzaak voor de regio is om het creëren van een aantrekkelijk verblijfs- en vestigingsklimaat en het stimuleren van een open samenleving. Daarbij is de uitdaging om de voorhoede zijn opwaarts bewegende rol te laten spelen, zonder de achterhoede uit het oog te verliezen.
Bijlage: Ontwikkeling van de culturele infrastructuur Parkstad 1900–heden Om een dieper inzicht te krijgen in de sociaal culturele omslag, waardoor gesproken wordt van een Culturele Lente, zoom ik hieronder in op de specifieke ontwikkeling van de culturele infrastructuur en de dynamo’s in de transitie. Ook voordat over een culturele lente werd gesproken was Parkstad een cultuurrijke regio. De grote evenementen zijn ver bonden aan het mijnverleden en vanuit het mijnverleden ontstaan. De Parade Brunssum is bijvoorbeeld geënt op de verschillende nationaliteiten van de mijnwerkers; het WMC komt voort uit het verenigingsleven, de harmonie, fanfare en brassbands.’ Om dit beeld te onderzoeken heb ik de ontwikkeling van de culturele infrastructuur geïnventariseerd. Geïnspireerd door de vele jubilea die afge lopen jaar en dit jaar gevierd werden1, Muziekschool 100 jaar, WMC 60 jaar, Theater Heerlen 50 jaar, Orlando 30 jaar, Cultura Nova 20 jaar, doe ik dat aan de hand van een tijdlijn.
Belangrijke noot over de status van deze tijdlijn Belangrijk om te weten is dat het hier gaat om mijn waarnemingen als buitenstaander, verzameld aan de hand van willekeurige werkbezoeken, ontmoetingen en aanvullende documentatie.2 Het is geen wetenschappelijk historische reconstructie. Het is omvangrijk, maar zeker niet volledig. Niettemin is het waardevol om een overzicht te presenteren. Beschouw het als een aanzet voor verdere uitwerking. De tijdlijn benoemt een aanzienlijke, maar ongetwijfeld incomplete, hoeveelheid dynamo’s van de culturele ontwikkelingen: eenlingen, broedplaatsen en culturele organisaties. Maar het is niet alleen een geschiedenis van bijzondere personen of groepen. Zoals ik eerder heb aangegeven, is er zoiets als een tijdgeest die richting geeft aan de telkens variërende waardetoekenning aan plekken, gewoonten en gebeurte nissen.
20
Periode 1930–1970 In deze periode komt de amateurkunst beoefening tot grote bloei, met name het verenigingsleven. Dit is vooral de verdienste van de mijnindustrie. Omdat het werk zwaar en slecht was, zorgden de mijnen goed voor hun werknemers. De lonen waren hoog en er werd veel geïnvesteerd in ontspanning en het verenigingsleven. Dit leidde tot een omvangrijk aantal toneel en muziekverenigingen. Het Rooms Katholieke zuiden kende bovendien een sterke zangtraditie, waardoor er talrijke zangverenigingen en koren ontstaan. _In 1910 wordt de Heerlense Muziekschool opgericht door vioolvirtuoos en componist Charles Hennen, waaraan hij 22 jaar leiding gaf (Rijckheyt, november 2011). _Het moderne karakter van de stad Heerlen stamt uit de tijd dat Marcel van Grunsven burgemeester is, in de periode 1926 t/m 1961. Vanuit zijn visie zijn culturele voorzieningen ontwikkeld, die internationaal geïnspireerd zijn, van bovenlokale uitstraling en die een regiofunctie vervullen (Rijckheyt november 2011). _In die periode drukken de architect Frits Peutz en stedenbouwkundig adviseur Jos Klijnen hun stempel op de moderne stedenbouw. Het modehuis Schunck (glaspaleis), het Raadhuis, bioscoop Royal en de stadsschouwburg zijn voorbeelden van modernistische architectuur, in lijn van het Nieuwe Bouwen en met een ondogmatische verweving van zuidelijke kerkbouw tradities. _In 1951 vindt het eerste Wereld Muziek Concours plaats in Kerkrade. De oorsprong van het WMC ligt in 1949. De harmonieorkesten St. Aemiliaan Bleijerheide en St. Pancratius Nulland nodigden de Engelse mijnwerkersband Carlton Main Frickley Colliery uit voor een concert. Door het succes van dit concert ontstond het idee voor een internationaal festival voor amateurorkesten. De internationale verbroederingsgedachte die na de tweede wereldoorlog sterk leefde en de internationale samenstelling van de beroepsbevolking in de mijngebieden, gekoppeld aan een hoog ontwik21
keld niveau amateurmuziek, bleek de juiste voedingsbodem voor dit initiatief (www.rodahal. nl/ geschiedenis, november 2011). In de loop der jaren groeide het WMC uit tot het belangrijkste internationale festival voor de blaasmuziek met meer dan 19.000 muzikanten uit alle delen van de wereld en ongeveer 700.000 bezoekers, waaraan vele vrijwilligers werken en verblijf bieden aan de muzikanten uit de hele wereld. _Uit solidariteit met de watersnoodramp wordt in 1953 in Brunssum het wereldcultuurfestival Parade opgericht. Parade is te zien in de traditie van de carnavalsoptocht, het verenigingsleven en de open viering van de verschillende nationaliteiten en multiculturele gemeenschappen, bijv. de Italiaanse gemeenschap. _In het nieuwe raadhuis van architect Peutz (opgeleverd in de oorlog, 1942 en officieel geopend 1948) worden exposities van moderne Nederlandse kunst georganiseerd (in 1962 bijvoorbeeld ‘het Van Abbe in het Raadhuis’) en start de opbouw van de gemeentelijke kunstcollectie. (Reyckhijt november 2011) Vertegenwoordigd zijn ondermeer de ‘Limburgse Amsterdammers’ Ger Lataster, Jef Diederen en Frans Nols. _De Heerlense Schouwburg, nu Parkstad Limburg Theaters, van architect Peutz wordt in 1961 opgeleverd en kent grootstedelijke allure. Het is ook feitelijk het grootste podium van Nederland, waar lange tijd het Nationaal Ballet en De Nederlandse Opera stichting kwamen repeteren. Gezelschappen reizen graag naar Limburg om daar te mogen spelen. _1966 opent de Rodahal in Kerkrade van architect Laurens Bisscheroux. In 1966 werd, in opdracht van de Gemeente Kerkrade, de Rodahal gebouwd om te zorgen voor een verdere ontplooiing van het WMC en het Kerkraadse verenigingsleven (rodahal.nl). _In de jaren 60-70 worden jaarlijks twee hoogwaardige professionele operaproducties gemaakt in Heerlen, begonnen door Rieu senior. Nederland kende op dat moment maar drie plekken waar professionele operaproducties
gemaakt werden. Dit heeft waarschijnlijk geleid tot de oprichting van Opera Zuid. _In 1967 wordt Het Heerlens StreekTheater (tegenwoordig Stichting Het StreekTheater) opgericht voor toneelproducties in dialect. Er zijn tijden dat het streektheater met drie producties per jaar en meer dan 60 uitverkochte voorstellingen zo’n 20.000 bezoekers per jaar trekt. Ook nu trekt Het StreekTheater nog steeds met een tweetal producties per jaar ruim 11.000 toeschouwers. Inmiddels bezochten 750.000 bezoekers de voorstellingen (streektheater.nl/ historie). Het toneelgezelschap is een belangrijke publiekstrekker in de schouwburgen in de Parkstad. _In de jaren 60-70 had Ilse Frankenthal (1904-1987) de leiding over de plaatselijke VVV en De Galerij, de expositieruimte van de gemeente Brunssum. Op deze plek staat tegenwoordig het cultureel centrum D’r Brikke-Oave. Zij creëerde een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en kunstliefhebbers in Brunssum. Via de Ilse Frankenthal Stichting wordt haar werk voortgezet. De stichting organiseert tentoonstellingen, beheert de documentatiecollectie en organiseert de driejaarlijks Euregionale Ilse Frankenthal grafiekprijs. _In 1969 beginnen studenten jongerenactiviteiten in het voormalige politiebureau aan de Geerstraat, ‘De Nor’ genaamd.
Periode 1970–1990 _Ondanks de mijnsluiting breidt het verenigingsleven uit met 20 nieuwe verenigingen in de jaren 70 en 80. Volgens Frans Geraedts zijn de nieuwe verenigingen een gevolg van de mijnsluiting. Frans Geraedts: met de sluiting van de mijnen werden ook de harmonieën en verenigingen abrupt gestopt. Mensen moesten hun uniform en instrument inleveren. Kun je voorstellen? Wat wilden ze gaan doen met al die spullen? Veel mensen hebben dat ook geweigerd (spullen die we nu dankbaar inzetten voor het project Sjtub). De mensen zetten hun muziek en toneel voort bij andere verenigingen, of richten zelf nieuwe verenigingen op. _Cineclub Input ontstaat, een initiatief van studenten Universiteit theologisch Pastoraat. Voor jongeren is steeds meer te doen in cafés, bar dancings als Femina, Le Baroq en Shangri-La en ook de Nor (Heerlenvertelt.nl). In Brunssum gelegerde AFcent militairen brengen de nieuwste Amerikaanse popmuziek via radiozender en een rijke handel in tweedehands LP’s. Volgens sommigen brengen zij ook de heroïne. Oprichting van de oefenbunker Landgraaf, toen nog onder de naam Mainstreet in 1983. In 1988 ontstaat de oefenruimte NOX in Heerlen. _In 1970 organiseert Jan Smeets voor het eerst Pinkpop in Geleen. Er waren ca. 10.000 toeschouwers. In 1988 is de eerste editie van Pinkpop in Langraaf op Megaland met een veelvoud aan bezoekers. Sindsdien vindt al meer dan 40 jaar onafgebroken popfestival plaats rond Pinksteren, en noemt het zich het langstlopende popfestival ter wereld. _In 1977 wordt het Thermen museum geopend, het belangrijkste Romeinse monument in Nederland. Daar wordt ook het stadsarchief gevestigd, dat al sinds 1924 actief is. Met de gemeentelijke herindeling in 1982 krijgt Heerlen kasteel Hoensbroek erbij. Het wordt een gemeentelijk museum. _In 1978 opent Theater Kerkrade, voorheen Wijngrachttheater. Eind jaren 80 nemen o.a. Karin en John van de Berg het initiatief tot de verbouw van de Oude Kerk van Waubach tot
‘Grand Theater’, tegenwoordig Theater Landgraaf. Halverwege de jaren 80 ontstaan diverse nieuwe culturele initiatieven, zoals Galerie Signe, de school Vrije Uren (later Hee-art) en Filmhuis de Spiegel (voortkomend uit het Filmhuis Heerlen en Cineclub Input). _In 1981 richt cellist Stefan Metz het internationale festival voor kamermuziek op, het Orlando Festival. Het festival brengt elke zomer honderden musici bijeen in de abdij van Rolduc in Kerkrade en de concertzalen van Kerkrade en Heerlen. In 2011 bestond het festival dertig jaar en het is daarmee het oudste kamermuziekfestival van Nederland. Het heeft opdrachten gegeven aan de componisten Alfred Schnittke, Tristan Keuris, András Szöllösy en Marius Constant, wier strijkkwartetten tijdens het Orlando Festival in première gingen. Ook György Kurtág heeft veelvuldig bijgedragen aan het Orlando Festival (www.orlandofestival.nl). _Van 1982-1987 vonden de Terborgconcerten met hedendaagse muziek plaats. Contraint Ensemble van Arno en Paulien Dieteren (resp. uit Schinnen en Amstenrade) fungeerde als motor voor deze concertreeks en wist grootheden als Reinbert de Leeuw en Vera Beths naar kasteel Terborg te halen. Contraint speelt 20 jaar lange een voorhoederol in de hedendaagse muziek in Limburg. Het ensemble vormt een inspiratie voor ondermeer Intro in Situ en Ensemble ’88. Leden van het ensemble waaieren uit naar de vooraanstaande orkesten in binnen en buitenland (http:// www.zuiderlucht.eu/elitair-wasgeen-vies-woord-bij-contraint/). _Vanaf 1983 initieert jongerenwerker Fiedel van der Hijden een tweedaags straattheaterfestival Kultuur Avontuur (geïnspireerd op het festival Fools op het voormalig scheepsterrein in Amsterdam 1981) dat uitgroeit tot een meerdaags straattheaterfestival in Heerlen, Landgraaf en Kerkrade. Hiermee wordt de basis gelegd voor het latere festival Cultura Nova. Bijzonder is de oprichting van een theaterfestival onder de vlag van de schouwbrug. Met uitzondering van Boulevard in Den Bosch is dat dan nog niet eerder vertoond. 22
_In 1986 vindt de eerste editie van het Charles Hennen Concours, Internationaal Kamermuziek Concours voor Strijkers plaats. Van meet af aan heeft het concours een internationale reikwijdte aan spelers, juryleden en netwerken. Het concours onderhoudt een nauwe relatie met de in dezelfde tijdsperiode opgestarte Stichting Jong Muziektalent Nederland (SJMN) en is lid van de European Union of Music Competitions for Youth (EMCY). _Mensen als Gustaaf Begas, Ben van Melick en grafisch vormgever Piet Gerards (die later naar Amsterdam vertrekt) vormen een belangrijke spil in het culturele leven. Piet Gerards richt de coöperatieve vereniging Anarcho Artistieke Produkties (AAP ) op, geeft sinds de jaren 80 boeken uit en is betrokken bij de oprichting van kunstencentrum Signe (1985). Met hun uitgeverij Huis Clos (sinds 1986) maken zij bijzondere uitgaven van kunstenaars en schrijvers, die zoals zij zeggen ‘hun eigen weg gaan, geen knieval maken voor publiek of commercie. Vaak dwarsliggers die een bestaan in de marge voor lief nemen’. _In 1985 wordt de eerste theater businessclub van Nederland opgericht, de Stichting Bijzondere Culturele Producties in Heerlen. In 1989 vindt de eerste theaterfusie plaats tussen Heerlen en Kerkrade. _De Stadsgalerij voor hedendaagse beeldende kunst wordt geopend (1986) en hervat het gemeentelijke collectie en expositiebeleid gericht op naoorlogse beeldende kunst, zoals ooit gestart onder burgemeester Van Grunsven.
Periode 1990–2000 _In 1991 vindt het eerste Cultura Nova festival plaats. Onder de nieuwe naam Cultura Nova willen Fiedel van der Hijden en Rocco Malherbe het Kultuur Avontuur anders aanpakken, meer uitgaan van de inhoud van de acts, het programma terugbrengen tot 10 dagen achterelkaar in plaats van enkele weken. De nieuwe aanpak blijkt populair en biedt de mogelijkheden van een meer tastbaar en structureel festival, waarvoor grotere namen kunnen worden binnengehaald. _Grootscheepse renovatie van de Rodahal Kerkrade in 1993 en in 2e fase in 1997 tbv WMC. In de periode vinden ook andere verbouwingen plaats van theaters. Zoals de heropening theater Landgraaf (1994), en kort daarop alweer verbouw na brand. Verbouw van theater Kerkrade in 1999 ter verbetering van de zichtlijnen en het creëren van extra plaatsen. Verbouw van theater de Buun van toneelvereniging Excelsior in Kerkrade (2003). _Jaren 90 opkomst gabber en hardcore scene en de zogeheten ‘partydrugs’ xtc en cocaine. Heerlen met discotheken als de Peppermill is landelijk één van de centra van de (hardcore) housecultuur en brengt de internationaal bekende band Born from Pain voort. Ook andere subscenes als metal, punk, indie bloeien op. _In 1995 is de Stichting Poëziefestival Landgraaf opgericht. Daarvoor worden al enige jaren activiteiten georganiseerd op gebied van de Nederlandstalige poëzie, zoals de Dag van de Poëzie. Jo Peters de in 2001 overleden uitgever van de kleine maar gezaghebbende uitgeverij ‘Herik’ was de grote animator en drijfveer achter het festival. _In 1995 opent het gemeentelijke architectuurcentrum Vitruvianum in Heerlen, een onderdeel van het Stadsarchief Heerlen. Eind 1993 komt een groep waaronder Nic Tummers, Jo Coumans, Hubert-Jan Henket, in actie om het glaspaleis te rehabiliteren en te behoeden voor sloop. Ook wordt hiertoe de Peutzstichting opgericht met Wiel Arets en William Graatsma (die eerder al met hun uitvoerige publicatie gezorgd hebben voor de (her)waardering van de architect Peutz).
_In 1996 verbouwt cultureel ondernemer Lex Nelissen zijn pizzeria tot het intieme Theater Lexor, waar hij 20.000 bezoekers per jaar bereikt. In 1997 wordt Abraxas Culturele Evenementen opgericht door Fiedel van der Hijden en Rocco Malherbe, dat onder andere Cultura Nova organiseert. De muziekschool Heerlen neemt het Danscentrum Heerlen onder zijn vleugels. _Sinds 1998 is er ‘a Booch?’, het gratis popfestival voor en door jongeren tussen 13 en 25 jaar in de Heerlense binnenstad, een initiatief van Sander van der Sluis (een van oprichters Extrema). Sinds 2005 wordt het festival voorafgegaan door wedstrijden in de periode februari tot mei, voor bands, deejaying en hiphop. Bovendien organiseert Booch? aansluitende culturele en muzikale activiteiten door het jaar heen. Ontdekking van eigen talent onder de deelnemers is één van de doelstellingen. _In 1998 opent het ‘Industrion – Museum voor Industrie en Samenleving’ in Kerkrade. Eerder besluit de provincie Limburg tot drie provinciale musea: het Limburgs Museum voor historie en volkskunde in Venlo, het Bonnefanten museum voor hedendaagse en oude kunst in Maastricht en het Industrion over industrie en maatschappij in Kerkrade, recentelijk getransformeerd tot Discovery Center voor wetenschap, techniek en toekomst. _In 1998 start Euregio Dans Forum, het eerste transnationale forum voor dansproductie, met een productiekern in 3 landen, 6 regio’s. Het heeft het juridische en staatsrechtelijke verschillen te overbruggen (verschillende subsidiebronnen), maar ook verschillen in productieklimaat en opvattingen over de artistieke praktijk van een danser: als autonoom of uitvoerend kunstenaar, als deel van het opera- of juist musicalballet. De cultuurverschillen blijken nog onoverbrugbaar. In 2000 wordt Euregio Dans alweer opgeheven. Toch wordt hiermee de basis gelegd voor het latere Schrittmacher festival in Heerlen en Aken. _Tot 2000 bewonen kunstenaars, vormgevers, kunstorga nisaties het Glaspaleis als antikraakwacht, waaronder kun-
stenaar Hans Keuls, Romy Finke, Theo Lenssen, sieradenmaker Akke Visser, Abraxas, kunstencentrum Signe. Het is voor het eerst dat een dergelijke culturele clustering plaats vindt die meerwaarde creëert. Als de kunstenaars vanwege de renovatie het pand moeten verlaten, weet Kunstencentrum Signe die broedplaats sfeer mee te nemen in de nieuwe activiteiten.
23
Periode 2000–2011 _In 2001 wordt het contactpunt cultuur opgericht; om coördinatie en uitvoering te geven aan het Actieplan Cultuur Bereik van Park stad en tevens de festivals en eve nementen te coördineren. Volgens verschillende respondenten is er in die jaren nauwelijks cultuurbeleid. Wel worden eerste initiatieven tot een cultuurbeleid genomen. _Het theaterstuk‘Lange Lies Lange Jan’ (2001-2002) onder leiding van de uit Heerlen afkomstige acteur en regisseur Jeroen Willems staat in het collectieve geheugen gegrift. Het vertelt de mijngeschiedenis door de ogen van mijnwerkersvrouwen. Voor dit locatiedrama van ZT/Hollandia, in coproductie met het Parkstad Limburg Theaters liet Jeroen Willems speciaal het zieltogende Patronaat vertimmeren. Het stuk veroorzaakt met vele reprises een ware stormloop op het oude Patronaat en betekent een belang rijke impuls voor de revitalisatie van het Cultuurhuis Patronaat (heerlenvertelt.nl). Jeroen Willems maakt ‘Lange Lies Lange Jan’ naar aanleiding van de toekenning van de Bremen Aanmoedigingsprijs 2001, een prijs voor jong talent die sinds 1990 wordt uitgereikt. _Rond deze periode start ook het grensoverschrijdende festival Euriade in de Abdij Rolduc in Kerkrade, Herzogenrath, Aken en andere locaties in de ‘Euregio Charlemagne’. Het jaarlijkse fes tival in oktober/november richt zich op de dialoog tussen wetenschap en cultuur. De stichting organiseert ook het kamer muziekfestival AmadèO en de Prix d’AmadèO pianoconcours voor de Euregio. _In 2002 staat een kerngroep uit het bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties op, dat een analyse geeft en kansrijke ontwikkelrichtingen formuleert voor Parkstad Limburg. Hierin zitten ondermeer Chris Dewulff (Liof), Piet Göbbels (FNV), Bas Schoonderwoerd (PLT), Kees Lindenbergh (VZR), Anya Nieuwerra (VVV), Peter Thijssen (ING), de gemeente Heerlen en Kerkrade. Het advies ‘Op hete Kolen’ geeft een duw in de richting van de bouw van de Nieuwe Nor en de Limburgzaal. _De renovatie van het Glaspaleis begint in 2000 en wordt voltooid
in september 2003. Velen zeggen dat het gevoel van culturele lente voor het eerst manifest werd bij de opening van het glaspaleis. Het markeerde de keuze voor architectonische kwaliteit in de stad. Per december 2007 wordt voor het eerst een algemeen en artistiek directeur benoemd, Stijn Huijts. Op basis van zijn visie – die hij eigenlijk in 2002 al als ongevraagd advies aan de gemeente had verwoord – vormt hij de tot dan toe zelfstandige organisaties van de bibliotheek, de muziekschool, het architectuurcentrum Vitruvianum en de Stadsgalerij en de oude Glaspaleisorganisatie samen tot SCHUNCK* -newseum, -muziekschool en -bibliotheek. Het bedrijfsplan wordt in 2008 goedgekeurd door de gemeenteraad en per 1 januari 2009 start Schunck. Met zijn programmering van internationaal gevierde kunstenaars (Oscar Niemeyer, John Cage, Nikki de SaintPhalle), zijn internationale netwerk in de kunstwereld en tegelijkertijd lokale verbondenheid (onder het motto: de wijk en de wereld) wordt Stijn Huijts gezien als hét gezicht van de culturele lente. _In de periode 2002 tot 2007 ontwikkelt het Stadsarchief Heerlen zich tot Streekarchief voor Parkstad Limburg en Heuvelland. In 2006 wordt de naam verandert in ‘Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis’. In 2008 wordt Historisch Goud opgericht: de fusie van Thermenmuseum Heerlen, Kasteel Hoensbroek en Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis. _In de periode 2004 t/m 2007 revitaliseert het Theater Heerlen en wordt de Limburgzaal aangebouwd. Met zijn gerenoveerde grote zaal en nieuwe vlakke vloerzaal (de Limburgzaal) heeft het Parkstad Limburg Theater niet alleen zijn publiek van voor de renovatie terug. Met zijn musicals, opera, theater, dans, popen klassieke muziek, cabaret en jeugd- en familietheater trekt het publiek uit heel Zuid-Limburg. Theater Heerlen is in grootte (vierkante meters en programmering) het vijfde theater van Nederland. Het Nederlands Danstheater en het Nationale Ballet komen er met live muziekbegeleiding. Dat kan in geen ander Zuid Nederlands theater.
Met een vernieuwde zaal in Kerkrade(2003-2005) staat er een volwaardige theatervoorziening op de maat van de stedelijke agglomeratie van 240.000 inwoners. _In 2005 wordt stichting CarboON opgericht en besloten om een mijncentrum te openen in de mijnschacht van de Oranje Nassau mijn. Op 17 december 2005 opent hier het Nationaal Mijncentrum, tegenwoordig het Nederlands Mijnmuseum. De opening vindt exact veertig jaar na de aankondiging van de mijnsluitingen plaats. Rond 2007 is door de toenmalig wethouder Cor Duijf het initiatief genomen om tot krachtenbundeling te komen rond de mijnhistorie. Vanaf 2009 groeit dit uit tot het Platform De Mijnen, een samenwerkingsverband van particuliere organisaties en erfgoedinstellingen, gericht op versterken van het Mijnverleden van Zuid-Limburg. Zowel grote instellingen als kleine (vrijwilligers)organisaties nemen deel. _In 2005 werd gestart met de aanbouw van een nieuwe zaal van de Nieuwe Nor, dat eind 2006 zijn deuren opent voor het publiek. Directeur Joery Wilbers heeft de organisatie geprofessionaliseerd en samenwerking tot stand gebracht binnen de hele popketen. Recent wordt samengewerkt met Euregionale poppodia. _In 2007 renovatie en bouw theaterzaal voor amateurkunst en jonge makers, het Patronaat. Het Patronaat is bedoeld als podium voor amateurkunsten en het heeft de functie van wijkgebouw. Na de renovatie heeft het een roerige periode doorgemaakt, met enkele wisselingen binnen de directie. Sinds kort is door de nieuwe directeur Lex Nelissen een nieuwe start gemaakt onder de naam Cultuurhuis Heerlen. _Er worden nieuwe bibliotheekvestigingen geopend te Hoensbroek in 2007 en Heerlerheide in 2008. Het zijn vestigingen in multi functionele accommodaties, waardoor ruimere openingstijden mogelijk worden. De bibliotheek innoveert in de periode 20042011 haar educatieve functie van bibliobus naar boek1boek (overboek1boek.nu). In Heerlen zijn in 2011 met een taal-en leesbevorderingsarrangement meerjaren afspraken gemaakt met nagenoeg alle basisscholen. Na een landelijke
innovatiesubsidie van 1 miljoen euro in 2010, wordt de Heerlense aanpak momenteel opgenomen in Nederlandse producten-diensten pakket en wordt actief ingezet te Overijssel, Tilburg, West-Brabant en Rotterdam. De aanpak is landelijk bekroond met de 1e prijs voor de educatieve aanpak van laaggeletterdheid. _Veel verenigingen kampen met sterk vergrijzende populatie en weten zich moeilijk te vernieuwen. In 2002 telt Heerlen 76 verenigingen, te weten 23 muziek, 39 zang, 6 theater, 4 dans en 4 foto, teken, schilder verenigingen met in totaal circa 3.000 à 3.500 leden. In 2010 zijn er 53 verenigingen (Gemeente Heerlen). _Cuttin’ Class werd eind 2005 opgericht door Floor van Dijk in samenwerking met Signe en sinds eind 2006 geleid door Bart Temme, coördinator van de School of HipHop en mede-initiator van de ScholenSportsTour. Cuttin’ Class verzorgt workshops op scholen (rap, deejaying, breakdance, soms ook graffiti) maar wil per se niet tot het onderwijs worden gerekend. De School of HipHop, een initiatief van de Muziekschool, biedt cursussen beatcreator, beatbox, breakdance, deejaying en rap. De school is gelieerd aan de breakerscrew Trashcan Heroes; twee leden daarvan, Javan Hoen en Simon Bus, geven of gaven er les. _Sinds september 2007 is er een afdeling Kunst, Theater, Media (KTM) binnen de Unit Horeca & Toerisme van het Arcus College. Deze biedt een vierjarige MBOopleiding Artiest, met vanaf september 2009 een specialisatie popmuzikant. Als alternatief vormingstraject is er Crosstown Limburg, gelieerd aan het Amsterdamse Jongerentheater 020, dat hiphop verbindt met elementen uit andere dans- en theatervormen. Crosstown Limburg is actief in Maastricht, Sittard, Heerlen, Roermond en Venlo. _In juni 2008 organiseert een groep particulieren de openluchttentoonstelling ‘Vrouwen laten Heerlen glimlachen’; 61 betonnen ‘glimlachbeelden’ van alledaagse mensen van de Duitse kunstenaar Christel Lechner, in de winkelstraten, pleinen, rotondes, parken. De stad kent nog restanten van deze expositie, onder meer de 24
man met de verrekijker bij het Glaspaleis, en de glimlachende vrouw op de rotonde op de Kruisstraat. De stichting organiseerde in 2011 een succesvol vervolg met de Elephant Parade, 40 door kunstenaars beschilderde en bewerkte olifanten door de hele stad (glimlachendheerlen.nl). Volgens velen hebben de exposities bijgedragen aan een positief gevoel over de stad bij Heerlenaren en bezoekers. _Dancefestival Castle of Love wordt voor het eerst georganiseerd in Kerkrade 2006 en groeit uit tot een tweedaags festival met 15.000 bezoekers. In 2010 is ParkCity Live een nieuwkomer onder de festivals. Het wordt omschreven als een mainstreamfestival voor een breed publiek. Het tweedaagse festival op het Bekkersveld in Heerlen trok bij de tweede editie 16.000 bezoekers (14.000 in 2010). _In 2008 vindt voor het eerst The Notorious International Breakdance Event IBE in Heerlen plaats met 10.000 dansers uit 35 landen. Bart Temme speelt alert in op het ‘dakloos’ raken van het IBE als gevolg van het failliet van het Rotterdamse Nighttown en de Muziekschool, in de persoon van haar directeur Peter Wein stock, weet het IBE naar Heerlen te halen. Cuttin Class verzorgt het Limburgse aandeel. In samenwerking met Schunck Muziekschool en Cuttin’Class wordt in 2009 meer op straat geprogrammeerd. Sinds 2009 programmeert Schunck in het Glaspaleis tijdens het IBE tentoonstellingen gewijd aan ‘visuele uitingen van hiphopcultuur in fotografie, kunst, boek, toneel en film’. _Buro Pinkpop organiseert sinds 2008 een afzonderlijk urban festival, Breakfest. _De hiphopdansschool van Benito Deane in Brunssum (sinds 2001) groeit uit tot een succesvolle school, met leerlingen uit Maastricht en Parkstad, die inmid dels naast reguliere lessen maar liefst 13 wedstrijdgroepen in verschillende leeftijdscategorieën traint. De wedstrijdgroepen nemen deel aan nationale en wereldkampioenschappen. De Parkstedelijke groep Total Khaos (deels uit Heksenberg) werd in 2008 wereldkampioen op het WK in Rusland.
_Skaters en BMXers ondernemen actie voor de totstandkoming van Skatepark The Promise (2008). _Sinds 2008 organiseert de Stichting Heerlen Jazz concerten, het festival Heerlen Jazzt en de Heerlen Jazz Award, tegenwoordig verbreed tot de Euregionale EuJazz Award. De stichting is een initiatief van Jo Dautzenberg. _In 2009 opent het ‘Continium – Discovery Center Kerkrade’, wetenschap en techniek in het dagelijks leven, in verleden, heden én toekomst. Naast historische thema’s als steenkolenmijnbouw en Maastrichts aardewerk, komen ook voor de toekomst belangrijke thema’s als nanotechnologie en duurzaamheid aan bod. Discovery Center Continium is één van de drie provinciale musea van Limburg. Het centrum komt voort uit het Industrion en beschikt over de grootste collectie over de industriële geschiedenis van Zuid-Limburg. In 2008 vindt een renovatie van de Rodahal in Kerkrade plaats. _In 2005 wordt Toon Hezemans directeur van kunstencentrum Signe. Onder zijn leiding programmeert KuS op snijvlak van kunst en maatschappij, in het centrum, in de wijken, in Parkstad, en richt de aandacht op de gevolgen van de stedelijke vernieuwing in projecten als Status Quo, Lak aan Braak. Hij heeft een talent voor de onderstroom, met tatoo projecten, metal scene, geluidskunst, bergbeklimmers, voetbalsupporters, etc. KuS helpt en stimuleert initiatieven zoals oprichting Stichting Greylight Projects in Hoensbroek (voortgekomen uit gastverblijf in KuS), biedt ruimte aan Stichting (h)ear, van geluidskunstenaar Mike Kramer. (h) ear richt zich op klankkunst en experimentele muziek en de dialoog met andere kunstdisciplines. (h) ear organiseert concerten, performances, workshops, lezingen en cureert tentoonstellingen over geluidskunst. De stichting heeft geen vaste presentatieplek. Voor veel presentaties is KuS de gastheer. Kunstencentrum Signe is ontstaan in 1985, maar bestaat in de huidige vorm als stichting pas sinds 2000. Sinds 2008 wordt de instelling KuS genoemd. KuS is gehuisvest in een pand in de Willemstraat in Heerlen en het omschrijft zichzelf als ‘een cen-
trum voor actuele, experimentele en documentaire projecten op het gebied van beeldende kunst, architectuur en literatuur’. KuS focust zich de laatste jaren steeds meer op het ‘naar de straat brengen van kunst’. Participatie en publieke ruimte zijn twee elementen die centraal staan in de ontwikkeling van KuS (KuS, 2011). _Mediascapers (sinds 2007) van Rinus van Dijk organiseert media, promotie en community artprojecten waarbij het mediagebruik voor grote groepen (doelgroepen, buurten, scholen) wordt gestimuleerd. Doel is een nieuwe mediacultuur te vormen en nieuwe kwaliteit te ontdekken. Sinds 2010 is Mediascapers gevestigd aan de Geleenstraat 50 te Heerlen, waar ook Vormlab, (Erik Sleijpen), Webproject (Robert Hessels) en Tejohaas Production (Toon Hezemans) zitten. Dit pand is een van de knooppunten van creatieve energie in Heerlen. Evenals de ateliers in de Akerstraat. _Een andere ‘creatieve cel’ vormt de Pancratiusstraat 30, met de Nieuwe Nor, Betawerk en SocialBeta met dynamo’s als Maurice Hermans, Egid van Houtem en Martijn Hermans, ook voorzitter Platform de Mijnen, richten zich op nieuwe media, cultuur en creatieve economie en organiseren kennis en debatfestivals als Ibeta Event en TedX Eutropolis (de eerste TedX in de Euregio), de Neimed krimplezing met een bovenregionale uitstraling, met een sterke focus op sociale culturele ontwikkeling en social design in postindustriële regio’s zoals Parkstad. Ook netwerken als Zachte G en Dutchbutnotfromholland. _In 2011 initieert filosoof Frans Geraedts het meerjarige public art project Sjtub. Samen met WMC, Jo Jansen en tal van betrokkenen werkt het team als een accelerator van culturele ontwikkelingen in Kerkrade en Parkstad. Onlangs heeft Sjtub de beschikking gekregen over het al jaren leegstaande postkantoor in het centrum. Ook Mark Renne, medewerker van woningcorporatie Land van Rode en daarnaast actief blogger op gebied van regio branding en verbindingen (ParkstadLimburgbloeit), draagt bij aan diverse culturele ontwik-
kelingen in Kerkrade, zoals de vestiging van Sjtub, de kunstenaars als Jean-Michel Crapanzano en Larissa Katz, de herpositionering van Werkplaats K en de vestiging van OSUC in Bleijerheide (zie hieronder). _Het voormalige CBS gebouw en bedrijventerrein C-Mill bieden ruimte aan creatieven en kleinschalige bedrijvigheid. Geerd Simonis, namens eigenaar en projectontwikkelaar TCN Charlemagne, heeft het voormalige Philipsterrein in Molenberg omgevormd tot het succesvolle bedrijventerrein C-Mill. Zijn missie is de nieuwe economie van Parkstad te stimuleren. In 2011 ontvangt hij de Award voor het Beste Bedrijventerrein. _Joost Vrouenraets (Heerlen, 1979), oprichter en leider van het Gotra Ballet. Het Gotra Ballet creëert sinds 2007 meerdere discipline overstijgende dans producties. _De Heerlense beeldend kunstenaar Michel Huisman is een fel en begenadigd spreker over de teloorgang van echte waarde en kwaliteit als gevolg van het efficiency denken, en bepleit de verbetering van de binnenstad van Heerlen. Met een team van vrijwilligers zoekt hij naar mogelijkheden om zijn ‘dynamo-plan’ uit te voeren. Voor het stationsgebied heeft Huisman een ‘artistieke coup’ gepleegd op de herontwikkelingsplannen, met een eigenzinnig ontwerp voor het Maankwartier. Zijn ontwerp heeft de beslissers weten te overtuigen, waardoor de eerder opgedragen plannen van tafel gingen. Er wordt een nieuwe start gemaakt. Inmiddels zijn de Hoppenhof en het Busstation gerealiseerd. Na een kritieke besluitvorming is nu ook overeenstemming voor de volgende fase. _Er worden steeds meer grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten aangegaan, zoals het Schrittmacher festival, Cultura Nova (oa de Aachener Performance Night sinds 2010), het Vlaams-Nederlandse literatuurfestival het grote verlangen (t/m 2010), het samenwerkingsverband voor de creatieve industrie Creative Drive. Ook de EuregioSlam, EuJazz, Artfocuseuregio of het culturele maandblad Zuiderlucht, de recent ontstane uitgaan25
sportal Charlzz.com en de culturele alertservice van C-me (de e-flux van de Euregio) richten zich uitdrukkelijk op de hele Maas-Rijnregio. _Op initiatief van Stijn Huijts en verzamelaar Albert Groot opent het Collectors House in Heerlen (2010). Het Collectors House is gevestigd in de voormalige Stadsgalerij, van architect Peutz, en voegt een belangrijke loot toe aan het hoogwaardige internationaal georiënteerde beeldende kunstaanbod in Heerlen. Ook wat betreft culturele routing zou deze kunstplek, gelegen in het hart van de Peutzdriehoek (Royal, Schunck, Parkstad Limburg Theaters) kunnen gaan zorgen voor een betere ‘dooradering’ van de binnenstad. Het Collectors House is een publiekprivate samenwerking en werkt volgens een innovatief concept. Doel is hedendaagse kunstwerken uit particuliere bezit te tonen, die zelden voor het publiek te zien zijn. _Oprichting van de post academische situatie, de Open Source Urban Academy in Kerkrade (najaar 2011), een samenwerking tussen de opleiding autonome beeldende kunst / ABKM, kunstenaarsinitiatief HedaH, kunstenaarsinitiatief kuS en een aantal onafhankelijke personen. O.S.U.C. wordt facilitair ondersteund door Woningbouwvereniging Land van Rode, Kerkrade. Toon Hezemans is een van de drijvende krachten. _Sinds twee jaar is er het Dutch Mountains Film Festival, voor filmliefhebbers, bergvrienden en buitensporters, voor de arthousefilmfan en de extreemsporter (een initiatief van Thijs Horbach, Toon Hezemans/TejoHaasproducties en Filmhuis de Spiegel). _Cascorestauratie van de pompgebouwen in Brunssum. Over een (culturele) bestemming wordt nagedacht. _Eind 2011 is het (film)Theater Royal gerenoveerd. Over een culturele herbestemming wordt nagedacht. Het is een als filmtheater ontworpen gebouw (jaren 30 van de vorige eeuw) van de hand van de Heerlense architect Peutz en wordt ook wel gezien als het ‘Tuschinsky van Heerlen’. Ook wordt in de voormalige muziekschool het Betahuis geopend.
Geplande ontwikkelingen culturele infrastructuur Heerlen 2012–20183 _Heerlen gaat investeren in het upgraden van haar erfgoedinfrastructuur (Thermenmuseum, Mijnmuseum, Kasteel Hoensbroek, Rijckheyt – regionaal Historisch Centrum): het upgraden naar een regionaal Huis voor Geschiedenis en erfgoed. Zichtbaar maken van de resten van het Romeinse Badhuis (De Thermen), meer zichtbaar maken van de site van ON mijn 1 en herinrichten van de site als museum. Daarnaast krijgt het Huis voor Geschiedenis en Erfgoed de opdracht om het (hele historische) verhaal van Heerlen uit te dragen, de canon van Heerlen. _Heerlen wil een volwaardig Filmhuis voor de artistieke film realiseren door het herhuisvesten en upgraden van Filmhuis de Spiegel. Op dit moment wordt een haalbaarheidsstudie verricht. Er zijn nog geen besluiten over investeringsbedragen. _Heerlen gaat zijn Theaterplein herinrichten en upgraden. _Heerlen legt zijn Maankwartier aan: een multimodaal vervoersknooppunt. Het Maankwartier is ontworpen door een Heerlense beeldend kunstenaar Michel Huisman. Het ontwerp is door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit bestempeld als een Gesammtkunstwerk: gedurfd, innovatief, risicovol, passend bij het DNA van Heerlen. Het is een ontwikkelingsproject, een nieuw station met winkels, kantoren, wonen, een hotel en mogelijk andere recreatieve of culturele voorzieningen. Inmiddels zijn de Hoppenhof en het Busstation gerealiseerd. De uitvoering loopt tot eind 2016. _Ook wordt er geïnvesteerd in de Buitenring in Parkstad en krijgt Heerlen een IC verbinding (vanuit Eindhoven doorgetrokken) naar Aken. De buitenring ontsluit voor Heerlen al haar toeristische en culturele troeven, als ook het groengebied om de stad. De buitenring wordt landschappelijk ingepast.
1 In 2005 werd het 100 jarig bestaan van de Bibliotheek gevierd. 2 Voor de beschrijving van de Heerlense culturele infrastructuur van voor 2000 baseer ik me in belangrijke mate op de historische schets van onderzoeksen adviesbureau Buijs in 2002. Van daaruit geef ik een verbreding naar Parkstad en een actualisering tot met 2011. 3 Bron: Greetje van Gemert, Gemeente Heerlen, 2011
Ontwikkeling van de culturele infrastructuur Hieronder schets ik de histo rische ontwikkeling van het culturele aanbod in Parkstad. Hieruit komt een aantal opvallende trends naar voren. In het volgend deel komt de vraagzijde aan bod. Basis onder dit hoofdstuk is de uitgebreide tijdlijn die ik heb opgesteld, waarin de historie van de culturele infrastructuur en enkele sleutelfiguren zijn weergegeven (bijlage).
Historische ontwikkeling van het cultuuraanbod In de periode 1930-1970 geeft de hoogconjunctuur grote im pulsen in stedenbouw,onderwijs, gezondheidszorg en cultuur. Er is sprake van culturele bloei, die zowel een sterke modernistische architectonische kwaliteit aan de stad toevoegt als ook een levendige verenigingsleven. Als belangrijke drijvers van culturele ontwikkeling geldt aan de ene kant de gemeente onder bevlogen leiding van burgemeester Van Grunsven en aan de andere kant het bloeiende verenigingsleven. Het verenigingsleven, met de harmonieën en fanfare brengen behalve toneel en muziekbeoefening ook de festivals als het WMC en de Parade voort. Volgens Harrie Reumkens, artistiek directeur WMC is het typerend dat er geen sprake is van een geleidelijke opbouw, maar dat het festival in een keer groots wordt aangepakt. Er is kennelijk de visie, ambitie en – dankzij het wijdvertakte verenigingen en vrijwilligersnetwerk – de organisatiekracht en maatschappelijke steun om dat zo te doen. De jaren 60 en 70 brengen jongerencultuur, hippiecultuur, cannabis, maar ook hard drugs en een ruig uitgaansleven in cafés, bar dancings als Femina, Le Baroq en Shangri-La en ook de Nor. Het is de tijd van verbeelding aan de macht, landelijk de start van vele filmhuizen en politiek geëngageerde creatieve centra. In 1970 begint Jan Smeets zijn eerste Pinkpop in Geleen. Jongerencultuur en popmuziek maken een snelle ontwikkeling door. Er ontstaan speelplekken en oefenruimtes voor de opkomende bands. Vergelijkbaar met landelijke trends zijn er hippie, punk, metal en ‘independant’ scenes. Vanaf de jaren 80 neemt de commer ciële invloed toe en verandert jongerenverzet tegen ‘het systeem’ steeds meer in subscenes en lifestyles. De invloed van Angelsaksische cultuur neemt toe, zowel de op Amerika ge oriënteerde pop en populaire cultuur, als de Britse pop uit het Thatcher-era.
26
27
Vanaf midden jaren 80 ontstaan vele particuliere culturele initiatieven: galerie Signe, uitgeverij Huis Clos, Hee art, Filmhuis de Spiegel, Kultuur Avontuur en theater Landgraaf. Met mensen als Fiedel van der Hijden die ‘met haar tot op de schouders en in roze overall het theater binnen komt stappen met zijn idee voor een straattheaterfestival’ (Heerlenvertelt.nl). Kenmerkend is een ondernemende cultuur met aandacht voor de betere film, de betere literatuur, etc. De gemeente speelt een rol op gebied van de oprichting en versterking van erfgoed en moderne kunstinstellingen. Op gebied van erfgoed met de oprichting van het Thermen museum, en het daaraan gekoppelde stadsarchief en museale beheer over kasteel Hoensbroek. In deze periode groeit de aandacht voor cultureel erfgoed en wordt landelijk de eerste open monumentendag georga niseerd. In 1986 wordt het gemeentelijke museum de Stadsgalerij geopend, waar hedendaagse beeldende kunsttentoonstellingen georganiseerd worden. Dat was een behoorlijk vooruitstrevende stap, een paar jaar na de opening van het moderne kunst museum in Mön chengladbach (1982), parallel aan de opening van het Ludwig Museum in Köln en het museum voor moderne kunst het Kruithuis in Den Bosch en ruim voor de opkomst van nieuwe moderne kunstmusea zoals De Pont (1992), Groningermuseum (1994) en het Cobramuseum (1995).* De nadruk voor de gemeente ligt op herstructurering, gemeentelijke herindeling, het verbeteren van de fysieke infrastructuur op de voormalige mijnlocaties. Niettemin kenmerkt het culturele leven zich door verbreding van de verenigingen en tal van nieuwe initiatieven. Opvallend is dat Heerlen en enkele andere kernen in Parkstad, ook na de mijnsluiting tal van initiatiefrijke kunstenaars en liefhebbers kennen, die zich verhouden tot de internationale avant garde in muziek, theater, literatuur, beeldende kunst en bouwkunst. Toch is er nog niet de samenballende kracht, die de latere culturele lente kenmerkt.
Tussen 1990 en 2000 wordt de gemeente Heerlen in beslag genomen door de overwel digende sociale problematiek, hoge werkloosheid, verloedering van de binnenstad, drugs en prostitutie. Er is weinig ruimte voor cultuurbeleid. In de jaren 80 en 90 raakt de binnenstad en het glaspaleis in verval. In 1990 komt het glaspaleis op de nominatie voor sloop te staan. Eind 1993 komt een groep waaronder Nic Tummers, Jo Coumans, HubertJan Henket, in actie om het glaspaleis te rehabiliteren en te behoeden voor sloop. Ook wordt hiertoe de Peutzstichting opgericht met Wiel Arets en William Graatsma (die eerder al met hun uitvoerige publicatie gezorgd hebben voor de (her)waardering van de architect Peutz). Hun inspanningen worden ondersteund door de gemeente. Wethouder René Seijben ijvert met succes voor restauratie en revitalisering. In 1995 wordt het Glaspaleis erkend als rijkmonument, de Union of International Architects plaatst het op de wereldlijst van topmonumenten uit de vorige eeuw. Vanaf 1997 koopt de gemeente het pand om er een cultureel centrum van te maken. In 1999 krijgen de van oorsprong Heerlense architecten Jo Coenen en Wiel Arets de opdracht tot restauratie van het Peutzmonument. Ook het in 1995 geopende gemeentelijke architectuurcentrum Vitruvianum, deel van het stadsarchief, speelt een onmiskenbare rol in het terugbrengen van het besef van de waarde van de architectuur, het industriële erfgoed en stimuleert het debat over de kwaliteit van de gebouwde omgeving, ondermeer in samenwerking met kunstencentrum Signe en landelijke partners. De impulsen tot de latere renovatie en bouw van culturele instellingen worden in deze periode gegeven. Vele plannen voor de verbetering van het centrum werden gelanceerd, waarvan even zo vele sneuvelden. Een enkel plan zoals het Glaspaleis haalde het. Met het besluit tot drie provin ciale musea, geeft de provincie vorm aan de Limburgse kwaliteiten: volkscultuur, industrieel verleden, oude en moderne kunst. Het museum voor industrie en
maatschappij, Industrion, geeft een belangrijke impuls aan Kerkrade. Deze periode kenmerkt zich door vele problemen, maar ook door het begin van de herwaardering van het (recente) erfgoed en revitalisering door middel van kunst en cultuur. Een heel andere ontwikkeling in de jaren 90 is de opvallende gabber of hardcore house cultuur in Heerlen, als een van de plekken in Nederland waar hét gebeurt. In de periode 2000 en 2011 is de grootste omslag en dynamiek te zien. Operatie Hartslag en de restauratie van het Glaspaleis markeren de ommekeer. Vanaf 2001 ontstaat een begin van cultuurbeleid met de instelling van het contactpunt cultuur. In 2006 volgt de cultuurnota 2006-2015. Opvallend is het groot aantal investeringen in cultuurgebouwen in met name Heerlen, maar ook in Kerkrade. In tijdsbestek van een paar jaar wordt het ene na het andere gebouw ingrijpend gerenoveerd of verbouwd: Glaspaleis, mijnmuseum, Revitalisatie Theater Heerlen en de aanbouw van Limburgzaal (een middenzaal en poppodium), bouw van poppodium Nieuwe Nor, Cultuurhuis Patronaat, het Theater Kerkrade, de Rodahal en recent C-Mill, Continium (voorheen Industrion), de cascorestauratie van de pompgebouwen in Brunssum en restauratie van bioscoop Royal in Heerlen. Ook verbetert het Pancratiusplein tot een aantrekkelijke uitgaansplek. Daarmee wordt in korte tijd een geweldige impuls gegeven aan de kwaliteit en veiligheid van de binnensteden. Het aanzien van de stad verandert compleet. De gemeente Heerlen heeft de nek uitgestoken met een aanzienlijk investeringsprogramma. Met name het Glaspaleis dat ruim 25 miljoen kostte, was een zwaar politiek dossier. Het beleid heeft – zo kunnen we achteraf vaststellen – een positieve impact gehad op de culturele en sociale ontwikkeling van de regio. Naast de veranderingen in de cultuurgebouwen en de profes sionele culturele instellingen, valt op hoe het ongeboden cultuursegment zich ontwikkelt. De creatieve industrie komt op en
initiatieven als KuS, Betawerk, Neimed, Social Beta richten zich op de cultureel maatschappelijke ontwikkeling van de regio, ook wel ‘social design’ genoemd. De gemeente Heerlen voert een actief community art programma ter verbetering van de leefbaarheid van wijken, met bijv. pocket parks. Leegstand en krimp creëren nieuwe fysieke en mentale ruimte. Met tijdelijke programma’s en pop up events wordt hier gebruik van gemaakt. Het afgelopen decennium groeit de aandacht voor de hiphop cultuur met het Cuttin Class, School of hiphop, Dance Centre Deane, Skatepark en de festivals als the Notorious IBE en Breakfest. Opvalt dat de gemeente deze ontwikkeling gretig oppakt om zich te profileren als jonge moderne stad. Andere nieuwe festivals zijn het dancefestival Castle of Love, ParkcityLive, Jazzfestival.
28
Trends in het cultuuraanbod van de laatste vijf jaar Samengevat valt de laatste vijf à zes jaar in Parkstad een aantal ontwikkelingen op: _Groei van het aantal culturele instellingen; de laatste jaren zijn veel nieuwe culturele instellingen ontstaan of hebben een grote transitie doorgemaakt. Een substantiële groei van het culturele aanbod. Qua cultuuraanbod staat Heerlen inmiddels op de tiende plaats van de index van de 50 grote steden van Nederland (Atlas van Gemeenten 2011). _Professionalisering van de kunst en cultuurwereld. Ook kleinschalige initiatieven en vrij willigersorganisaties ontwikkelen zich tot (deels) professionele orga nisaties, zoals kuS, de Nieuwe Nor en het filmhuis, die inmiddels gelden als een onlosmakelijk bestanddeel van de culturele infrastructuur. _Er is steeds meer te beleven door de toename van het aantal culturele programma’s, activiteiten, cursussen, etc. _Groei van het aantal festivals, en er komen nog steeds nieuwe bij. _Groei van het ongebonden culturele aanbod van architectuur, vormgeving, mode, nieuwe media, (semi) commerciële initiatieven, die de laatste jaren onder de noemer creatieve industrie worden geschaard. Ook entertainment en (semi) commerciële cultuurevenementen nemen toe. _Een steeds verder ontwikkelende diversiteit van het culturele leven; meer creatieve dynamiek en energie. _De amateurkunstbeoefening bloeit, maar het verenigingsleven staat onder druk. Er zijn tal van alternatieven en substituten, zoals privelessen, particuliere dansscholen, cursuscentra, leesgroepen, cultuurkringen. Een groeiend deel van de amateurkunstbeoefening vindt ongeorganiseerd en niet geïnsti tutionaliseerd plaats. Dit raakt ook de muziekscholen. _Groeiende aandacht voor community art, kunst en cultuur als middel voor sociale cohesie, leefbaarheid. _De groei van de jongeren cultuur, hiphopcultuur, subscenes, commerciële (jongeren)cultuur en festivalisering. Jongeren vor
men rond interesse en levensstijl georganiseerde netwerken (hiphop, metal, hardcore, etc), overigens vaak zonder formele organisatie, maar samenkomend in los verband op min of meer vaste ontmoetingsplaatsen. Ook deze ontwikkelingen vervangen voor een deel de traditionele verenigingsactiviteiten, zij het minder gebaseerd op lidmaatschap en trouw, en steeds meer op vriendschap, interessegroe pen, lifestyle en intensieve momenten van collectieve beleving, zoals bij de festivals. _Groeiende aandacht voor culturele samenwerking met Aachen en met diverse culturele instellingen in de Euregio MaasRijn.
* In datzelfde jaar zien roemruchte tentoonstellingen als La Grande Parade in het Stedelijk Museum Amsterdam, Chambre d’Amis in woon huizen in Gent het licht.
Concluderend kent de regio een rijke culturele traditie en is de afgelopen decennium een sterke groei, diversificatie en professionalisering van het cultuuraanbod te zien. Met de verbetering van het cultuuraanbod, kan met recht gesproken worden van een culturele lente.
29
Ontwikkelingen in het publieksbereik Nu de ontwikkelingen van de culturele infrastructuur in kaart zijn gebracht, wordt gekeken naar de ontwikkelingen in het publieksbereik. Ik doe dit aan de hand van kwantitatief onderzoek. Thijs Deckers, MA student Maastricht University heeft ten behoeve van dit lenteonderzoek het verloop van het publieksbereik van de afgelopen vijf à zes jaar onderzocht. Ook is gekeken naar recente demografische ontwikkelingen in Parkstad. Hieronder geef ik de belangrijkste bevindingen weer.
Bovengemiddelde groei publieksbereik Het cultuurbezoek in Parkstad en vooral in Heerlen is de afgelopen vijf jaar bovengemiddeld ge groeid. Deze groei is gemeten bij een aantal sleutelinstellingen en festivals in Parkstad. Het groeiend publieksbereik bij deze monitorgroep krijgt extra betekenis in het licht van de toename van het aanbod in Parkstad, buiten de hier onderzochte instellingen. Het totale volume van cultuurbezoeken neemt dus toe. De Nieuwe Nor laat een openingspiek zien in de jaren 2007 en 2008, waarna de bezoekersaantallen enigszins terugvallen. Landelijk is bij vergelijkbare poppodia een dalende trend te zien. In vergelijking daarmee steekt de Nieuwe Nor de laatste twee jaren boven het niveau van vergelijkbare kleine poppodia uit (W2 uit Den Bosch, Fenix uit Sittard en Perron 55 uit Venlo) en onder het landelijk gemiddelde van alle poppodia (groot en klein). Het bezoek aan Parkstad Limburg Theater laat na verbouwing eerst een groeispurt en daarna een gestage groei zien. PLT vertoont bovendien nog steeds een stijgende lijn, waar landelijk sinds enkele jaren de daling is ingezet. Schunck groeit, met name de bibliotheek en de bezoekers aan de activiteiten. Het aantal cursisten van de muziekschool daalt. Het aantal leden van de bibliotheek groeit de laatste jaren sterk, terwijl landelijke het aantal leden iets daalt. Het aantal algemene bezoekers aan Schunck en het aantal geregistreerde bezoeken aan de tentoonstellingen zijn tussen 2010 en 2011 meer dan verdubbeld. Ook in de concerten en andere activiteiten zit een stijgende lijn.
30
Filmhuis De Spiegel en Kus groeien, waarbij KuS zich niet waagt aan schattingen van het bereik van de activiteiten buitenshuis op tal van openbare plekken. Maar het bereik van deze activiteiten is groot. Van het Cultuurhuis Heerlen is bekend dat sinds Lex Nelissen directeur is, er in 14 weken tijd 12.000 bezoekers zijn geweest 31
en al meer omzet is gedraaid dan het hele vorige jaar. De erfgoedinstellingen laten een aanzienlijke groei zien. Het Thermenmuseum is met 18 % gegroeid. Kasteel Hoensbroek kent een enorme groei van 59% in de periode 2009-2010, met name als gevolg van het zand sculpturenfestival. De groei van de historische musea in Parkstad is bovengemiddeld. Landelijk kennen de historische musea een groei van 8% (cbs). De populariteit van wetenschaps musea neemt landelijk toe; er komen nieuwe musea bij en het publieksbereik groeit. Ook het Continium laat een forse groei zien, sinds de omvorming van het industrieel erfgoedmuseum tot Discovery Center. Naast het aanzienlijke bereik op de locatie (92.000) wordt op ‘buitenlocaties’ een veelvoud daarvan bereikt. Afgezet tegen de landelijk stijgende trends in erfgoed, scoort Parkstad bovengemiddeld goed.
Groei aantal festivals en publiek Het aantal festivals in Parkstad groeit. De bezoekersaantallen vertonen een stijgende lijn of zijn stabiel. De weersomstandig heden zijn soms bepalend voor het resultaat van buitenfestivals. Jonge festivals groeien, oudere festivals stabiliseren of groeien gestaag. Landelijk is al enige jaren een dalende trend van het aantal podiumevenementen te zien en een dalende trend in de bezoekersaantallen (Podiumpeiler 2011). De vraag is of de komst van nieuwe festivals niet kannibaliserend werken op de oudere.
Bloeiende amateurkunst Limburg kent van oudsher een bovengemiddelde cultuurpar ticipatie. Buiten de vier grote steden (met een participatiegraad van 59%) kent Limburg met 53% het hoogste percentage kunstbeoefenaars in Nederland (Kunstfactor 2009). Deze brede kunstbeoefening creëert ook publiek. Hoewel dit geen onderdeel van het kwantitatieve onderzoek is, valt hier globaal wel iets over te zeggen. In Parkstad zijn ca. 200 amateur
verenigingen/scholen (muziek, koren, toneel, dans) met ca. 10.000 actieve leden, die jaarlijks allerlei voorstellingen geven. Als elke vereniging jaarlijks twee belangrijke activiteiten organiseert met gemiddeld 250 be zoekers, worden jaarlijks al snel 100.000 bezoekers bereikt. Deze voorstellingen vinden het hele jaar door plaats in vele accommodaties, van gemeenschapshuis tot Parkstad Limburg Theater en de Rodahal (in de publiekstelling van het Parkstad Limburg Theater maken deze bezoeken deel uit van het totaal). Daarnaast verlenen amateurs medewerking aan allerlei sociale activiteiten, zoals carnavals optochten, Koninginnedag, communievieringen, processies, feesten.
Bijzonder cultuurbereik gezien de bevolkingssamenstelling Afgezet tegen steden als Tilburg, Eindhoven, Enschede doet Parkstad het qua publieksdeelname heel behoorlijk. Alleen kijkend naar het aantal bezoeken in relatie tot het aantal inwoners (los van de aanwezige infrastructuur of bovenregionale functie) ontstaat het volgende beeld. Qua podiumbereik neemt Parkstad positie in tussen Eindhoven, Den Bosch (die hoger scoren) en Tilburg, Enschede (die lager scoren). Het bereik van het poppodium is vergelijkbaar met dat van Den Bosch. Het publieks bereik van de musea in Parkstad is bovengemiddeld. Op gebied van film scoort Parkstad ondermaats. De opwaardering van Filmhuis de Spiegel en de komst van de megabioscoop in Kerkrade kan de voorzieningen op niveau brengen. Als we film buiten beschouwing laten doet Parkstad minder goed dan Eindhoven, maar beter dan Tilburg, Enschede en Den Bosch. Deze score – hoe grofmazig de vergelijking ook is – is vooral bijzonder als je bedenkt dat de bevolkingssamenstelling van Parkstad een bovengemiddeld aantal laag en middelbaar opgeleiden telt en er geen universiteit en geen kunstvakonderwijs is. Parkstad kent weliswaar de Open Universiteit maar doordat studenten op af stand werken, is het effect van
een studentenleven op de culturele deelname veel minder. Het gangbare beeld is dat hoger opgeleiden ‘aan cultuur doen’ zowel actieve beoefening als receptief en dat een studentenpopulatie essentieel is voor een creatieve stad. Al deze factoren in aanmerking nemend is er sprake van een ongekend cultureel publieksbereik in Parkstad. Wat is hier aan de hand? Slaagt Parkstad er in om een gemiddeld lager geschoolde en minder kapitaalkrachtige populatie aan cultuur te binden? Gaan de hogeropgeleiden hier bovengemiddeld vaak naar theater en museum? Zorgt de vergrijzing voor een extra boost van het aantal cultuurbezoeken? Om diepgaander zicht te krijgen op dit succes, verdient het de aanbeveling om nader onderzoek te doen naar de sociale en geografische herkomst en leeftijdopbouw van het publiek. Concluderend laat Parkstad een bovengemiddelde groei zien, wat bijzonder te noemen is in het licht van de sociale samenstelling van de bevolking. De in korte tijd gerealiseerde uitbreiding van het aanbod is kennelijk volledig ge absorbeerd door de samenleving. Het maximum is nog niet bereikt. Althans wat betreft theater en museumbezoek. Voor de pop podia ligt dat genuanceerder. Kijkend naar ontwikkeling in publieksbereik, afgezet tegen landelijke daling én afgezet tegen sociale structuur van Parkstad is een opmerkelijke opleving waarneembaar. Ook qua publieks bereik kan met recht gesproken worden van een culturele lente. Kijkend naar ontwikkeling in publieksbereik, afgezet tegen landelijke daling én afgezet tegen sociale structuur van Parkstad is een opmerkelijke opleving waarneembaar. In vergelijking met begin jaren 2000 is het publieksbereik enorm toegenomen, bovendien is de afgelopen vijf jaar een bovengemiddelde groei te zien. Ook qua publieksbereik kan met recht gesproken worden van een culturele lente.
Investeringen in cultuur
De gemeente Heerlen heeft de afgelopen tien jaar enorm geïnvesteerd in cultuur. Dit maakt deel uit van wat ik de het Heerlense model van integrale opbouwpolitiek noem. Hierin wordt in samenhang gewerkt aan sociale, ruimtelijke, economische en culturele opwaardering van Heerlen en de regio. De grote uitdaging voor de regio is het versterken van de economie en het in balans brengen van aanbod en vraag op de arbeidsmarkt, en het in balans brengen van voorzieningen en de bevolkingsomvang en samenstelling. Er wordt geïnvesteerd in cultuur met als doel de verbetering van het imago, het creëren van een aantrekkelijk verblijfs- en vestigingsklimaat en het stimuleren van een open samenleving. Ook Kerkrade en Landgraaf hebben fors geïnvesteerd in cultuur en leisure. Als geen ander
32
33
zijn de Parkstadgemeenten doordrongen van de opbouwmissie om welvaart en welzijn te ver beteren, na de misère sinds de mijnsluiting. Van belang is om iedereen mee te laten doen, banen te creëren, voorzieningen op peil te houden bij (toekomstige) ontgroening, vergrijzing en afname van de bevolking. Essentieel is de imagoverbetering, die leidt tot trots van bewoners. Politiek en bestuurlijk is er een breed gedeeld besef van kunst en cultuur als motor. De primaire focus van cultuurbeleid ligt daarom op de inwoners van de regio: participatie, herstructu rering en meer stedelijke dynamiek. Secundair gaat het om het aantrekken van bezoekers en mogelijke vestigers van buiten. De investering in de podiuminfra structuur en het Glaspaleis van de afgelopen tien jaar bedragen in totaal 125 miljoen euro. De
investeringen in Royal bedragen drie miljoen euro. De voorziene impuls voor de erfgoedinfrastruc tuur is geraamd op 13 miljoen euro en voor het Filmhuis op één miljoen euro. Het merendeel van de financiering is afkomstig van de gemeente Heerlen. Een relatief klein deel is door de provincie Limburg bijgedragen aan het Glaspaleis, Theater en Rodahal. Het rijk heeft kanjersubsidie beschikbaar gesteld voor de restauratie van het Glaspaleis. De stad Heerlen heeft de culturele lente vooral op eigen kracht tot stand gebracht. Begin 2011 heeft Heerlen zich opvallend kunnen profileren met de extra investering in cultuur van één miljoen voor de culturele lente, tegen alle landelijke trends in. Heerlen heeft slim het momen tum van de landelijke cultuur bezuinigingen weten te benutten, om zich landelijk positief in de
kijker te spelen. Risico van de profilering van Heerlen als opvallende en anticyclische ‘investeerder in cultuur’ is dat de nadruk onbedoeld op het geld komt te liggen. Als deze eenzijdige financiële benadering niet gepaard gaat met het verhaal van de succesvolle ontworsteling aan de misère van de jaren 90-00, wordt de deur opengezet voor misinterpretatie. Heerlen en Parkstad komen nog maar net uit een transitie van probleemstad naar cultuurstad. De integrale opbouwpolitiek lijkt zijn vruchten te gaan afwerpen. Cultuur werkt als motor en zinnebeeld van het wederopbouwwonder van Parkstad. Het gaat er nu om, dit wonder – waaraan zo hard gewerkt is – te verankeren in de beleving van de bevolking. Als iets om trots op te zijn, en iets waar men deel van is.
Maatschappelijke betekenis (rendement) Er is veel geïnvesteerd in Heerlen en Parkstad en er is veel bereikt. Het maatschap pelijk rendement komt tot uitdrukking in aantal aspecten.
34
Groei van de dynamiek in het culturele leven Met de heropende cultuurgebouwen, treden ook nieuwe ambitieuze directeuren aan. Zij zijn goed geïnformeerd, internationaal georiënteerd en lokaal geworteld. Bijzonder is dat zij aan elkaar gewaagd zijn en elkaar het licht in de ogen gunnen. De organisaties worden gestroomlijnd en geprofessionaliseerd. Zij bouwen aan de verdere samenhang in de culturele infrastructuur en het professionele kunstenaanbod. Dit aanbod groeit enorm en de instellingen weten de belangstelling van het publiek met succes te bespelen en daarmee een nieuwe culturele dynamiek in de regio te brengen. Het cultuuraanbod voor het publiek is enorm toegenomen en biedt een bron van ervaringen voor kinderen, gezinnen, jongeren, volwassenen, ouderen. Niet alleen in aantallen activiteiten is er sprake van groei, maar ook de diversiteit van het culturele leven is sterk verbeterd. Een breed spectrum komt tot ontwikkeling: volkscultuur, populaire cultuurproducties, amateurkunst, traditionele en vernieuwende kunsten, tegencultuur. Vernieuwend voor Nederland is de nieuwe culturele instelling Schunck, waarin voor het eerst in Nederland een brede basisvoorziening voor bibliotheek, muziek en danseducatie verenigd wordt met een presentatiefunctie voor topkunst. De culturele instellingen slagen er in om in een uitgebalanceerde genremix te programmeren. Hierdoor wordt een alomvattend aanbod gecreëerd van conventioneel tot en met experimenteel. De diverse particuliere initiatieven en evenementen op straat zijn kenmerkend voor de regio; ze zetten de festival en beleveniscultuur in als kwaliteit. Dankzij het inmiddels gevarieerde palet aan culturele voorzieningen, wordt Heerlen aantrekkelijker om te wonen en werken en biedt het steeds meer mogelijkheden voor ontplooiing. Het publieksbereik is bovengemiddeld gestegen ten opzichte van landelijke ontwikkelingen. Instellingen hebben een aanzienlijk publiek opgebouwd, wat bij35
zonder te noemen is in het licht van de bevolkingssamenstelling. De intensiteit van het cultuurbezoek was er vroeger ook al, maar zat in de per buurt of dorpskern georganiseerde verenigingen en patronaten. Deze structuur is aangevuld en deels vervangen door de professionele culturele instellingen. Zij concentreren zich met hun aanbod in het centrum van Parkstad, met veel meer variatie en een bredere artistieke horizon. De professionalisering maakt het mogelijk dat culturele organisaties, onafhankelijk van een bepaalde (politieke of geloofs) gemeenschap in een bepaalde buurt, kunnen bijdragen aan het algemeen belang van de samenleving. In de programmering kijken zij naar de wijk en de wereld. De nieuwe uitdaging is evenwel om het verband met de wijken en dorpskernen opnieuw vorm te geven. Het gevoel van een gedeeld belang, waaraan de Schunck advertentie uit 19481 zo mooi appelleert, lijkt iets van voorbije tijden. Het zou weer een herkenbaar streven moeten zijn om het gedeelde belang van de culturele lente breed uit te dragen.
Veiligheid en ruimtelijke kwaliteit De grote culturele instellingen zijn gevestigd in het centrum van Heerlen, binnen de zogeheten Peutzdriehoek. De kwaliteit van de gerenoveerde Peutz gebouwen van het Parkstad Limburg Theater, het Glaspaleis en theater Royal straalt af op de leefkwaliteit van de stad. Binnen de driehoek bevinden zich ook het Raadhuis (met incidentele culturele activiteiten) en sinds kort het European Collectors House. KuS en het Cultuurhuis Heerlen bevinden zich buiten de Peutzdriehoek, aan de andere kant van het spoor en zorgen daar op hun beurt voor verlevendiging en opwaardering van de wijk. ‘De culturele Lente is politiek samenhangend’, aldus cultureel ondernemer Jo Dautzenberg: ‘Eerst is gezorgd voor de veiligheid, daarna komt de sfeer.’ De meest zichtbare uiting van de ommekeer is die van de verbouw en opbouw van de culturele instellingen, hun programmering en succesvolle publieksgroei. De renovatie van het Glaspaleis (dat op de nominatie stond om gesloopt te worden, bewoond werd door krakers met junks in het portiek) geldt als het zichtbare en daarmee symbolische keerpunt. De keuze voor architectonisch herstel – het weghalen van het zwarte rookglas en terugbrengen van de transparante allure van het gebouw – was een keerpunt. Tot dan werden veel monumenten gesloopt. Het glaspaleis was jarenlang een zwaar politiek dossier. De renovatie kostte meer dan 25 miljoen gulden. Met het glaspaleis laat Heerlen zien dat de stad weer durft te kiezen voor kwaliteit. Achteraf wordt zichtbaar welke enorme impuls is gegeven door te investeren in beeldbepalende gebouwen. Omgekeerd wordt duidelijk wat verloedering en leegstand met een stad doen. De investeringen in gebouwen en ruimtelijke kwaliteit van de stad, de uitstraling van de cul turele instellingen, en dynamiek in het centrum door de programma’s en de publieksstromen brengen veiligheid en nieuw vertrouwen. Culturele voorzieningen in het centrum van Heerlen
werken in allerlei opzichten structuurversterkend. Het maakt de binnenstad aantrekkelijker en betekent een versterking van de kunst en cultuursector in Heerlen, hetgeen weer allerlei (economische) positieve neveneffecten heeft voor Heerlen (Cultuurnota 2006-2015). Bijvoorbeeld de bibliotheek, gevestigd overigens in het glaspaleis als ook in de wijken Heerlerheide, Hoensbroek, Heerlerbaan, zorgt voor aanzienlijke bezoekersstromen. De verbouwingen van de Nieuwe Nor, PLT en Schunck hebben een enorme impuls gegeven aan het cultuurbezoek, zoals ook uit het kwantitatief onderzoek blijkt. Bas Schoonderwoerd: ‘Alle uitbreiding is kort op elkaar gerealiseerd. De gemeenschap heeft amper de kans gehad om te absorberen. Het aanbod is in korte tijd, nog geen 5 à 6 jaar, opgekomen. We zitten nog lang niet aan het maximum wat betreft publieksbereik.’ De korte uitvoeringsperiode op een aantal plekken tegelijk versterkt evenwel de beleving van het onomkeerbare omslagpunt, de doorbraak van de lente. Nieuwe impulsen voor de economie Als werkgever en opdrachtgever van tal van medewerkers, freelancers en toeleveranciers op verschillende terreinen (artistiek, organisatie, communicatie, techniek, administratieve dienstver lening, horeca, schoonmaak, etc.) draagt de culturele sector direct bij aan werkgelegenheid en economie in de regio. De culturele sector vervult een spilfunctie als opdrachtgever van vormgevers, multimediabedrijven, ontwerpers, freelancers en cultuurproducenten. Ze ontdekken nieuw talent en stimuleren een markt. Hieruit zijn een aantal (potentieel) sterke cultuurmerken ontwikkeld, zoals Piet Gerards, Marcel van der Heyden, Betawerk, Socialbeta, zachte g, Dutch but not from Holland, Mediasca pers, Tekenkingz. Deze cultuurmerken zouden nog veel meer gepromoot en geëxporteerd kunnen worden. Ook is de culturele sector een economische factor voor de winkeliers en horeca. Dit belang
36
-400 -600 -800 -1000 -1200 -1400
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
-1600
Bron: CBS m.b.t. Heerlen Grootstedelijke Agglomeratie (samenvallend met Parkstad)
Bevolkingsonwikkeling; levendgeborenen, overledenen en migratie per regio vestigingsoverschot inclusief correcties; mannen en vrouwen; Heerlen 400 200 0 -200 -400 -600 -800
Bron: CBS m.b.t. Heerlen
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
-1000 2001
Met het herwonnen zelfvertrouwen is een zichzelf versterkende positieve energie ontketend. Die zelfs waarneembaar is voor een buitenstaander. Veel jongeren, MKBers en ondernemers die ik spreek, vinden Parkstad aantrekkelijker geworden. De Rabo Economy Award 2011 toonde een enorme innovatieve bedrijvigheid in Parkstad, met veel genomineer den voor de startersprijs voor innovatieve bedrijven. De meest gevleugelde, bijna verbaasde uitspraak tijdens de prijsuitreiking: ‘we mogen wel trots zijn op wat we in Parkstad bereikt hebben’. De Rabobank breidt de acquisitieafdeling uit, om vermogende particulieren, de zogeheten private banking klanten, te wer ven. Dat zou op vermogensgroei moeten duiden. Ik heb tal van jonge professionals ontmoet die voelen dat ze hier kunnen pio nieren, kansen krijgen die onvergelijkbaar zijn met in de grote steden. Hoe aarzelend soms ook, ze willen zich hier duurzaam vestigen. Kijken of het lukt om hier een toekomst op te bouwen. Dat optimisme is een relevant fenomeen, want dat is de afgelopen 15 jaar niet zo beleefd. Hoe anekdotisch dit bewijs misschien is, het duidt op een mentaliteitsomslag naar een (ontluikend) besef van kracht en optimisme over de toekomst. Het kan weer in Heerlen. Het is lente.
Onwikkeling opleidingsniveau burgers Parkstad 2003-2009
50 40 30 20 10
Lichte verbetering opleidingsniveau Een andere indicator van de aantrekkelijkheid van de stad is de ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling gemeten naar het opleidingsniveau. Volgens Gerard Marlet vestigen bedrijven met creatief en hoogopgeleid personeel zich bij voorkeur op plaatsen met een aantrekkelijk cultureel klimaat. Opvallend is dat het aandeel lager opgeleiden in Parkstad met enkele procenten is gedaald in de periode 2003-2009. Het aantal middelbaar en hoger opgeleiden is in deze periode met enkele procentpunten gestegen. In eerste instantie zou men dus kunnen uitgaan van een positieve ontwikkeling. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde blijft het aantal laag en lager opgeleiden echter onverminderd hoog. In 2009 is 12,6 procent van de inwoners in Parkstad laag opgeleid (basisschool als afgerond onderwijs) tegen 8,3 procent van de landelijke bevolking, en is 36,6 procent lager opgeleid (Vbo/Lbo/MAVO), tegen 23,4 procent van de landelijke bevolking. Het aandeel middelbaar en hoger opgeleiden ligt in 2009 landelijk gezien fors hoger, resp. +8 procent en +5 procent. Algemeen kan gesteld worden dat er weliswaar geen
HBO/WO NL2010
2009
HBO/WO2008
2003
MBO/HAVO/VWO NL
Bron: CBS
MBO/HAVO/VWO
0 VBO/LBO/MAVO NL
0 -200
op de hoogte te zijn wat er op cultureel vlak te doen is en maar liefst 60 procent van de zich vestigende mensen is van mening dat Heerlen een zeer uitgebreid aanbod aan culturele activiteiten heeft.
VBO/LBO/MAVO
Bevolkingsonwikkeling; levendgeborenen, overledenen en migratie per regio vestigingsoverschot inclusief correcties; mannen en vrouwen; Heerlen (GA)
Migratiemotieven veranderen Uit onderzoek blijkt dat ca. 40 procent van de migratiestroom binnen Parkstad plaatsvindt (Sillen 2011). Toch vindt er geen kannibalisme plaats. Vaak wordt gedacht dat Heerlen mensen uit de omringende gemeenten naar zich toe trekt, en dat de groei van Heerlen daaruit kan worden verklaard. Dit blijkt niet het ge val. Het aantal vertrekkers en het aantal vestigers binnen Parkstad is ongeveer gelijk. Heerlen is niet enkel aantrekkelijk voor mensen binnen Parkstad, maar ook van elders. Zesendertig procent van de vestigers komt zelfs van buiten Zuid-Limburg. De top drie provincies van herkomst zijn Noord-Brabant, ZuidHolland en Utrecht. Van de vertrekkers vertrekt ruim 44% naar een gemeente buiten ZuidLimburg en betreft het vaak één van de grote steden in de Randstad. Redenen om zich in Heerlen te vestigen zijn: een verandering in de burgerlijke staat (40%), locatie/ligging van de gemeente Heerlen (27%), de nabijheid van familie en/of vrienden (25%) en het woningaanbod (24%). Bij de vertrekkers zijn de meest voorname redenen om Heerlen te verlaten: de locatie en de ligging (43%), de kwaliteit van leven (37%), het woningaanbod (31%) en verandering in de burgerlijke staat (29%). De locatie/ligging wordt door veel vestigers als positief ervaren, maar voor veel vertrekkers als negatief. Het perspectief dat men hanteert is in dit geval van groot belang volgens Sillen. Een grote groep vertrekkers ziet Heerlen als ‘de uithoek’ van Nederland, terwijl een grote groep vestigers zich wellicht aangetrokken voelt tot deze regio, vanwege de Euregionale dimensie. Zowel bij de zich ves tigende mensen als bij de vertrekkers komt de reden wisseling van een baan niet in de top vier terug. Volgens Sillen is de sociale omgeving van groter belang bij de keuze van de woonplek dan een baan. Opvallend is dat naast het aantrekkelijk landschap en het woningaanbod (vindt 24% van de zich vestigende mensen), 61 procent van de zich vestigende mensen aangeeft ervan 37
LO NL
leegloop vanaf 2007 te worden gekeerd. In 2010 is het migratiesaldo teruggelopen tot circa -100. Er is weliswaar geen sprake van groei. Toch duidt deze sterke daling van het negatieve migratiesaldo op een sterk verbeterde aantrekkingskracht van Parkstad. De gemeente Heerlen kent sinds 2009 zelfs een positief vestigings overschot (zie de tweede grafiek). Als de trend doorzet komt ook Parkstad binnenkort tot een positief saldo van meer vestigers dan vertrekkers.
LO
Leegloop lijkt gekeerd De vraag is of deze ommekeer ook af te lezen is aan de demografische ontwikkeling van Parkstad. Studentonderzoeker Thijs Deckers heeft naar deze vraag gekeken (Deckers 2012). Parkstad, of de grootstedelijke agglomeratie (GA) Heerlen zoals het CBS de regio noemt), kampt sinds 2000 met een snelle algehele bevolkingsafname, met uitschieters in 2002 en 2006. Na een jarenlang negatief migratieoverschot (meer mensen ver trekken dan er komen) lijkt deze
aantal
Imagoverbetering Cultuur in Parkstad, met name Heerlen levert een bijdrage aan de imagoverbetering van de regio. In de periode 2006-2010 is het imago van Parkstad geleidelijk gekanteld. Daarin speelt de culturele lente als fenomeen onmiskenbaar een cruciale rol. ‘Van drugsstad tot kunststad’ kopt De Pers in 2010. Dat de culturele lente geen loze kreet is, merkt de verslaggever als willekeurige mensen op straat onderkennen dat er veel ten goede is veranderd. Mensen voelen zich weer trots op hun regio. De bijzondere bestuurlijke aanpak én de culturele lente van Parkstad en Heerlen en Kerkrade in het bijzonder komen steeds meer in het vizier van beleidsmakers, denkers, kunstenaars, pioniers. Er vinden tours plaats met (landelijke) studenten, kunstenaars, beleidsmakers, stedenbouwkundige naar Lak aan Braak, Ibeta, Loko van SKOR. Dat geeft een positieve buzz. Daarbij helpt ook de Stedenband die Amsterdam met Heerlen en andere krimpregio’s is aangegaan. Positieve tweets, blogs en berichten van types als Mark Renne, Theo Ploeg, Kim Noach in lokale media of Jurgen Hoogendoorn van de stedenband met Amsterdam of de scientist in residence Gert Jan Hospers die een maand in Heerlen heeft vertoeft.
Mentaliteitsverandering De Culturele lente staat voor een cultuuromslag en een mentaliteitsverandering. Alsof opeens is besloten dat het verleden geen ballast is, maar een bron. Ik ervaar een enorm aanstekelijke energie in het culturele veld, maar ook bij het bedrijven en MKB. De leegstand en ruimtelijke vragen in Parkstad bieden letterlijk en figuurlijk ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, denkruimte, pioniersgeest. Er is een ontluikend zelfvertrouwen en een ondernemende do it yourself mentaliteit. Er is ruimte om bij te dragen aan de broodnodige transformatie en er is ruimte om het tot een succes te maken. Naast fysieke ruimte is er ook een brede ondersteuningsstructuur van gemeenten, Parkstad, culturele en maatschappelijke instellingen en het bedrijfsleven.
aantal
is wederkerig. Goede koffiezaakjes, cafés, bijzondere winkels, streekproducten versterken de binnenstad als verblijfsplek, voor en na een voorstelling of tentoonstellingsbezoek. Dat de ‘funshopping guide Heerlen’ een gevouwen A4tje beslaat, is even bemoedigend als veelzeggend.2 Ondernemers zeggen direct te merken dat grote tentoonstellingen als Oscar Niemeyer, Niki de Saint Phalle mensen van buiten de stad aantrekken. Dat geldt ook voor bezoekers van Kasteel Hoensbroek en het Thermen museum, met de internationale tentoonstelling ‘Er was eens een Romeinse weg’ en unieke tentoonstelling over Romeins Glas. Bezoekers doen een terrasje aan, besteden in de winkels.
concurrerende positie is verworven als creatieve regio – zoals Florida en Marlet bedoelen – maar de positie van Parkstad is zeker verbeterd. De verbeterde positie en perspectieven van de regio lijken in belangrijke mate terug te voeren op de succesvolle integrale aanpak, met inbegrip van cultuur. En dat ruim voordat Richard Florida furore maakt met zijn Rise of the Creative Class in 2002 dat uitgroeit tot de bijbel van stadsontwikkelend Nederland (en overigens vanaf 2005 voor het eerst in de beleidsnota’s van Heerlen verschijnt).
Lichte verbetering van de aantrekkelijkheid Gerard Marlet focust zich in zijn boek De Aantrekkelijke Stad niet zo sterk als Florida op de vraag wat de grote economische motor wordt van de toekomst, maar hij zoekt meer naar verklaringen voor wat Nederlandse steden aantrekkelijk maakt. Volgens Marlet kleven er enkele nadelen aan de stad Heerlen, die op de korte termijn niet snel opgelost kunnen worden. Met name de ligging in de periferie van Nederland is een gegeven dat volgens Marlet voorlopig van nadelige aard zal blijven in met name ZuidLimburg. De arbeidsmarkt in Europa is volgens Marlet tot op heden niet open en aantrekkelijk genoeg om de Euregio als een geheel te beschouwen. Zou dit wel het geval zijn, dan is de kans op werk voor (hoogopgeleide) burgers in Zuid-Limburg een stuk groter. Volgens Marlet is de kans op werk niet de enige en doorslaggevende factor tot succes voor een stad. De ‘attractiewaarde’ van een stad speelt ook een grote rol. De attractiewaarde wordt volgens Marlet voor een groot deel bepaald en beïnvloed door de rol die cultuur speelt in een stad. Marlet maakt tevens jaarlijks een index van de 50 grootste steden van Nederland. De woon-aantrekkelijkheidindex is bedoeld om te laten zien hoe aantrekkelijk een gemeente gevonden wordt om in te wonen. De gemeente Heerlen jarenlang op de laatste plek van deze ranglijst.3 Sinds 2008 is Heerlen opgeschoven naar positie 48. Een stad met een hoge attractiewaarde in combinatie met een grote arbeidsmarkt in de directe omgeving, kan ervoor zorgen dat er een verandering in de bevolkingssamenstelling ontstaat (aantrekkingskracht op hoger opgeleide werknemers). Zodoende komt een stad in een positieve spiraal terecht. Deze positieve spiraal zorgt voor een groei van het inwoneraantal, voor minder werkloosheid en daardoor daalt volgens Marlet automatisch het aantal problemen in buurten en wijken. Uit de woon-aantrekkelijkheid index blijkt dat Heerlen sinds
enkele jaren de laatste plek heeft verlaten en zich uit een negatieve spiraal heeft weten te ontworstelen. De consequenties die een positieve spiraal met zich mee kunnen brengen, die Marlet hierboven beschrijft, zijn voor de gemeente vooralsnog toekomstmuziek. Het is interessant om na te gaan waarom Heerlen die laatste plek achter zich heeft weten te laten. In 2010 scoort Heerlen in de ranking met name goed op het cultureel aanbod (tiende stad van Nederland), maar slecht op aspecten als: bereikbaarheid van banen (plek 48), veiligheid (plek 43), nabijheid van natuurgebieden (plek 49). Overigens kijkt Marlet alleen naar Nederland. Natuurgebieden of banen in het nabije buitenland worden niet meegewogen. De score op cultureel aanbod is in de loop der jaren langzaamaan geklommen van plek 29 (2004 en 2005) naar de tiende plek in 2010 (Marlet & Van Woerkens, 2010, p.122). Geconcludeerd kan wor den dat de verbeterde aantrekkelijkheid van Heerlen te danken is de significante verbetering van het cultuuraanbod.
38
1 Glaspaleis. Van warenhuis tot cultuurmarkt. Uitgave Vermeulen/co design, Heerlen, z.j. (ca. 2004-2005)
Schunck advertentie 1948
2 De funshopping guide Heerlen en Parkstad zou echter makkelijk uitgebreid kunnen worden met culturele initiatieven, streekpro ducten asperges, appelstroop; er is nog veel buiten beeld gebleven. 3 Criteria zijn de bereikbaarheid van banen; het culturele aanbod (podiumkunsten); veiligheid; het aandeel koopwoningen in de woningvoorraad; de nabijheid van natuurgebieden; de kwaliteit van het culinaire aanbod; de aanwezigheid van een universiteit en het historisch karakter van de stad (percentage woningen gebouwd voor 1945).
39
Bepalende actoren en factoren van de Culturele Lente
Contrapunt en Lente Parkstad kent dus een periode van economische en culturele bloei in 1930-1970; neergang en depressie in de jaren 1970-2000 en opleving vanaf 2000, waarbij de laatste vijf jaren wordt gesproken van een culturele lente. Vragen als ‘Wanneer is de Culturele lente ontstaan?’ en ‘Waarom heeft het zich in Heerlen en Parkstad en juist op dit tijdstip kunnen ontwikkelen?’ zijn te beantwoorden aan de hand van de tijdlijn. Het in kaart brengen van de ontwikkeling en het aanwijzen van een mogelijk keerpunt, biedt op zichzelf echter nog geen verklaring voor het fenomeen dat bekend staat onder de naam culturele lente. Toch is er behoefte aan het markeren van dit punt. De sociale ommekeer is rond 2000 in gang gezet met operatie Hartslag, met de restauratie van het glaspaleis en het opknappen van het Pancratiusplein. Dit omslagpunt komt niet uit de lucht vallen. Uit de enorme sociale en economische misère van de jaren 90 en vele separate pogingen om problemen aan te pakken, is het besef gegroeid van een integrale aanpak, en het besef van de cruciale rol die ook cultuur en uitgaan speelt in de sfeer, identiteit van de streek. Het typeert een omslag van tolerantie en onverschilligheid naar zelfbewustzijn, oog voor levenskwaliteit en verantwoordelijkheid. Met de integrale opbouwpolitiek worden sociaal culturele en sociaal economische verbeteringen bewerkstelligd. Voordat de uiteindelijk succesvol gebleken projecten zijn doorgezet, hebben vele plannen de revue gepasseerd, die het om tal van redenen nog niet haalden. Niet vanwege gebrek aan kwaliteit. Ambities waren er genoeg. Kennelijk was een aanhoudend duwen nodig om het momentum te creëren. De verbouwplannen kennen verschillende voorgeschiedenis en aanloop. Maar zij worden in korte tijd uitgevoerd. De snelle opeenvolging markeert een ‘regime change‘.
40
Hoewel het Glaspaleis een sociale en ruimtelijke ommekeer bete41
kent, ontstaat daarmee nog niet meteen een culturele lente. Kort na verbouwing van het Glaspaleis in 2003-20004 ontbrak nog de artistieke regie, waardoor er nog geen meerwaarde ontstond uit het ‘voordeur delen’ van de verschillende instellingen. Midden jaren tien grijpen de ontwikkelingen samen. Nieuw beleid, verdere professionalisering, nieuwe huisvesting van de Nieuwe Nor, het Cultuurhuis en de heropening van het vernieuwde Parkstad Limburg Theater in 2007. In de snelle opeenvolging en verdichting ontstaat het momentum. Begin 2007 is burgemeester Toine Gresel de eerste die de revival van Heerlen samenvat onder de noemer culturele lente. Er wordt opgewonden gesproken over het ontluikende zelfvertrouwen en er wordt een lange neus gemaakt naar die andere Limburgse stad. ‘In Maastricht wonen mensen die ooit iets deden, hier wonen mensen die iets aan het doen zijn’ zoals valt te lezen in het blad Zuiderlucht (Zuiderlucht ‘Heerlen bespeurt een culturele lente, 4 april 2007).
Profiel door het contrast Het etiket Culturele Lente werkt als een slimme interface tussen de omlijnde stadsregio Parkstad en anderen, bijvoorbeeld Maastricht, waarvan het zich duidelijk onderscheidt. Niet alleen krijgt de culturele lente profiel in contrast met de historische bourgeoisstad Maastricht, waartegen Heerlen afsteekt als de moderne dynamische zich opwerkende stad – volgens sommigen een vergelijkbaar verschil als tussen de Parijse wijken La Defense en Le Marais. Hetzelfde geldt voor de anticyclische investeringen in cultuur, tegen alle landelijke cultuurbezuinigingen in, waarmee Heerlen zich landelijk onderscheidt. Maar vooral krijgt de culturele lente betekenis in contrast met het postindustriële dieptepunt van de jaren 90. Heerlen ontwaakt uit de postindustriële lethargie. Toch lijkt deze episode in het politieke en culturele denken (over programmalijnen voor de culturele hoofdstad bijvoorbeeld) een minder prominente plek te hebben, dan het mijnverleden. De jaren 60-70-80 en de daadkracht na de sluiting van mijnen vormen de humuslaag waarop nu ontwikkelingen opkomen. Zo schetst Jo Dautzenberg een beeld van krachtige eenlingen, die ‘terugvochten’: ‘Na de mijnsluitingen is een zeurderigheid geïnternaliseerd. Er zijn een paar mensen die dat niet hebben gedaan, maar die wel zijn gebleven. Zij hebben een eigen wereld opgebouwd, voorbij het regionale. Fiedel van der Hijden is een van de eersten. Café Bracke was het eerste café op Pancratiusplein. Heerlen had zeer slecht imago. Als je zei dat er vandaan kwam kreeg je meewarige blikken. Burgemeester Toine van Gresel en wethouder Pé Diederen hebben kansen gezien. Initiatieven zijn ondersteund (na eerst te zijn tegengewerkt). Cultuur kan daardoor groeien. Schunck speelt een belangrijke rol. De culturele lente komt voort uit een klein groepje. Een stad heeft mensen nodig die iets durven.’ Door de nadruk op het mijnverleden wordt de aandacht afgeleid van de periode daarna, die minstens zo bepalend is geweest.
Jues Beckers: ‘drie opeenvolgende generaties werkloosheid. Kansarm, uitzichtloos, afhankelijk. Ik noem dat de UWV-periode.’ Jo Dautzenberg: ‘De helft van de beroepsbevolking zat in de WAO, meer dan 20% van de vaders en zonen. Kerels waren geen kerels meer.’ Door deze periode van enorme werkloosheid, stedelijke verloedering, drugs, criminaliteit en prostitutie onder het containerbegrip ‘mijnverleden’ te vatten, raakt het zicht op de betekenis van deze periode enigszins verloren. De probleemjaren zijn het schrikbeeld, het absolute dieptepunt, waar iedereen zo snel en ver mogelijk vandaan wil. Het is tegelijkertijd nog vaak het beeld dat buitenstaanders, niet in de laatste plaats de Limburgse expats van Heerlen hebben. ‘Op het station struikel je over de verslaafden’, is nog altijd het beeld. Dat men in Heerlen tegenwoordig nog eerder struikelt over een theaterperformance of een festival is nog onvoldoende bekend.1 Dat de regio een snelgroeiende banenmarkt kent, met zelfs dreigende tekorten, sijpelt nog maar mondjesmaat door. In zijn zwartste diepte vormt de probleemstad die Heerlen was het contrapunt van de culturele lente. Om het negatieve imago voorgoed te laten omklappen in een positief beeld, is het van belang om de transformatie van drugsstad naar kunststad serieus te nemen.2
Etiket Zoals de naam Madchester de succesvolle culturele transitie van Manchester belichaamt, zo doet de Culturele Lente dat voor Heerlen en Parkstad. Niet alleen beschrijft het de transitie, het geeft er mede vorm aan. Wat de Culturele Lente typerend maakt voor Heerlen en Parkstad wordt evenzeer bepaald door de ogen binnen de gemeenschap, als door de ogen buiten die gemeenschap. Het hanteren van de naam Culturele Lente ook een identiteitversterkende methode van grensvorming en verhaalvorming. Het toekennen van eigenschappen, het afbakenen voedt het optimisme en de eendracht. Het etiket zou niet werken als het niet staat voor een wezenlijke opleving. Geplakt op een wezenlijke ontwikkeling, werkt het wel als een versneller. Van belang is om niet alleen het contrast op te zoeken met Maastricht of de landelijke bezuinigingen, maar vooral de lente te definiëren als de opmerkelijke ontworsteling aan de jarenlange achterstand.
Verklaringen Met de terugblik op de geschiedenis van de culturele infrastructuur, wordt duidelijk hoe vele actoren en factoren hebben bijgedragen aan de culturele vernieuwing. Bijzonder is dat op meerdere fronten van de kunst en cultuur personen op een kwalitatief hoog niveau acteren. De gemeente heeft zijn nek uitgestoken en flink geïnvesteerd in cultuur. De cultuurinstellingen hebben kwaliteit geboden, met oog voor de sociaal economische belangen van de regio. Er is een nagenoeg complete culturele infrastructuur ontstaan. De ‘ongebonden’ creatieven, kleinschalige initiatieven, de rafelranden brengen extra dynamiek. De bevolking heeft het vele en snel gegroeide aanbod geabsorbeerd. De verschillende actoren versterken elkaar. Achteraf kun je constateren (zowel op basis van anekdotisch bewijs als dmv statistieken) dat de ingezette koers en de gedane investeringen de juiste zijn geweest. Een culturele Lente komt niet aanwaaien, hiervoor is hard ge werkt. Niet vanuit maakbaarheid of vanachter de tekentafel, maar initiatieven van onderop, vanuit de eigen voedingsbodem en wortels. Vanuit een breed ge voelde urgentie. Cruciaal is dat die initiatieven de steun kregen van de gemeente, die met steeds meer eendracht de culturele groei mogelijk maakt. Cruciaal is ook de kennelijke gretigheid van de bevolking. Het etiket van de culturele lente maakt het tot een benoembaar verhaal, en de contrasten met Maastricht, de landelijke cultuurbezuinigingen en de ellende uit de voorgaande jaren geven de lente vleugels. Er komt een aanstekelijke positieve energie vrij die leidt tot een op waartse spiraal. Het geheel aan ontwikkelingen kan met recht een culturele lente genoemd worden. Een exotherme ontwikkeling die eenmaal opgang gebracht, zich spontaan verder ontwikkelt.
42
1 Ik zie de imagokantelcampagne al voor me, junks en zwervers in de portieken, die bij nadere beschouwing acteurs blijken die opstaan om te dansen en zingen, Gluckauf, Heerlen komt boven, het is Culturele lente. 2 Bijvoorbeeld thema rondleidingen over de probleemtijd (denk aan de Holleeder-tours in Amsterdam).
Colofon Uitgave Amsterdam/Heerlen, 2012 Auteur Esther Gottschalk Opdrachtgevers De culturele instellingen van Parkstad. De aanstelling ‘intendant culturele lente en VIA2018’ (2011-2012) is een initiatief van de culturele instellingen in Heerlen en Parkstad: Kunstencentrumsigne KuS, Schunck, Cultura Nova, Filmhuis De Spiegel, Parkstad Limburg Theaters, Historisch Goud, Cultuurhuis Heerlen, Poppodium Nieuwe Nor. Zij verlenen gezamenlijk de opdracht. De instellingen hebben bewust gekozen voor een buitenstaander, die een onafhankelijk positie kan innemen. Vormgeving Buro Marcel van der Heyden De opdracht is mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van Parkstad Limburg.