Nummer 1 jaargang 1
HO
maart 2009
hoger onderwijs
management
Hét vakblad voor management en bestuur van hbo- en wo-instellingen
Rankings en Classificaties De Europese aanpak Toekomstscenario’s Onderweg naar een nieuwe leeren werkomgeving Sirius Programma Excellentie stimuleren
Open bestel: Op zoek naar de juiste dynamiek
www.ho-management.nl
AVAÜKNC=JEO=PEARAN=J@ANEJCÜ L=GPÜAPN=ÜD==NÜG=JO
SSS@NEAOOAJJH AÜSANAH@ÜR=JÜDAPÜKJ@ANSEFOÜEOÜRKHKLÜEJÜ>ASACEJCÜ HOÜ ¥LNKBAOOEKJ=HÜSAAPÜAPN=Ü@=PÜRANV=¥ GAHEFGEJCÜKLO?D=HEJCÜAJÜCASEFVEC@AÜ\ÜJ=J?EANEJCOIK@AHHAJÜJEAQSAÜAEOAJÜOPAHHAJÜ==JÜD==NÜO?DKKHÜ PANGANÜJKCÜ@AÜKNC=JEO=PEARAN=J@ANEJCÜR=JÜD==NÜKJ@ANSEFOEJOPAHHEJCÜFQE?DPÜVAÜPKAÜ QÜG=JÜVAÜVE?DÜ IAANÜ@=JÜKKEPÜRAN@ANÜKJPSEGGAHAJÜEJÜD==NÜR=GCA>EA@ÜAJÜQJEAGAÜIKCAHEFGDAE@ÜKIÜD==NÜIAAN¥ S==N@AÜ=HOÜ ÀANÜPAÜPKJAJÜ==JÜD==NÜ?KHHAC=ÀOÜI=J=CAIAJPÜfJÜKNC=JEO=PEAÜAPN=ÜCNEFLPÜ@AVAÜ G=JOÜAJÜSAAPÜ@=PÜVAÜ@==N>EFÜG=JÜNAGAJAJÜKLÜ@AÜ ¥OLA?E=HEOPAJÜR=JÜNEAOOAJÜEFÜOP==JÜD==NÜIAPÜ N==@ÜAJÜ@==@Ü>EFÜIAPÜ?KJ?NAPAÜ=@REAVAJÜAJÜLN=GPEO?DAÜKLHKOOEJCAJÜKGÜDAABPÜAPN=ÜRE=ÜNEAOOAJÜ AAJÜ>NAA@ÜKLHAE@EJCO==J>K@ÜPKPÜD==NÜ>AO?DEGGEJCÜAJÜGQJJAJÜPEF@AHEFGAÜ?KHHAC=ÀOÜ>EFÜNEAOOAJÜKLÜ @AÜL=UNKHHÜNEAOOAJÜJAAIPÜAPN=ÜDAPÜNACAHSANGÜQEPÜD=J@AJÜVK@=PÜVEFÜVE?DÜG=JÜ?KJ?AJPNANAJÜKLÜ@AÜ AOOAJPEAÜR=JÜ ÜÜDAPÜIAJOAJSANGÜSEFÜDAPÜNACAHSANGÜ NEAOOAJÜ
Colofon Hoger Onderwijs management is een voortzetting van HO Actueel. HO management richt zich op managers en bestuurders in het hoger onderwijs en is hét onafhankelijke vakblad dat op zakelijke wijze informeert over trends, ontwikkelingen en praktijk binnen het hoger onderwijs. HO management bestaat uit een magazine, de website www.homanagement.nl en de maandelijkse e-nieuwsbrief Regelingen Onderwijs Hoger Onderwijs. Verschijningsfrequentie tijdschrift HO management: 8x per jaar e-nieuwsbrief Regelingen Onderwijs HO: 12x per jaar Hoofdredactie Theo Douma (InHolland) Redactie Bas Derks (ministerie van OCW) Febe Jansen (ministerie van OCW) Anka Mulder (TU Delft) Nicolette van der Velde (ministerie van OCW) Bert Nijveld (eindredactie) Vaste auteurs Lisette Griep (ministerie van OCW)
Op zoek naar de juiste dynamiek De Commissie Experimenten Open Bestel hoger onderwijs bracht onlangs een advies uit aan minister Plasterk. De belangrijkste punten uit het advies op een rij. Hogeschool NTI heeft de handschoen inmiddels opgepakt en experimenteert met een tweetal opleidingen.
04
Rankings en classificaties De internationale rankings van hoger onderwijsinstellingen zijn niet meer weg te denken uit de hoger onderwijswereld. Ze zullen in de toekomst alleen maar aan invloed winnen. Maar komen ze ook op een goede manier tot stand?
Redactieadres Sdu Uitgevers HO management Postbus 20025 2500 EA Den Haag tel. 070-378 05 51
[email protected] website: www.HOmanagement.nl
08
Uitgever Mathilde Vreugdenhil, HOmanagement@ sdu.nl
Toekomstscenario’s
Marketing Mark Jongerius, Manon de Vreede,
[email protected]
Hoger onderwijsinstellingen beraden zich op een nieuwe digitale leer- en werkomgeving. Vier toekomstscenario’s dienen zich aan. En wat betekent dit voor de dagelijkse praktijk?
Abonnementen Een jaarabonnement op HO management bestaat uit een magazine dat 8x per jaar verschijnt, een website www.homanagement.nl en de e-nieuwsbrief Regelingen Onderwijs HO die 12x per jaar verstuurd wordt. Jaarabonnementsprijs: d 122,- (excl. btw) Losse nummers: d 18,50 (excl. btw) Abonnementen kunnen schriftelijk worden aangevraagd via www.sdu.nl/onderwijs of via klantenservice. Een abonnement kan op elk moment ingaan en heeft een looptijd van een jaar. Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel: 070-378 98 80, fax: 070-378 97 83 www.sdu.nl/service
14
Kopijdata (
[email protected]) Nummer 2: 3 april Nummer 3: 15 mei Nummer 4: 18 juni Nummer 5: 4 augustus Nummer 6: 8 september Nummer 7: 13 oktober Nummer 8: 17 november
Met de ‘Subsidieregeling Sirius Programma’ beoogt het ministerie van OCW kennis te vergaren over en inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau kunnen worden gebracht.
20
6
Experimenteren in het Open Bestel
10 Interview Theo Douma 13 Column
© Sdu Uitgevers BV, Den Haag, 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 1877-7597
management
Sirius Programma
En verder
19 Personalia/agenda 24 Hanzehogeschool Groningen staat
‘Open voor Talent’
26 Stand van de wetgeving
HO pagina 3
Druk Giethoorn Ten Brink, Meppel
maart 2009
Vormgeving Dupuis Communicatie, Rotterdam
Advertenties Recent bv, Postbus 17229, 1001 JE Amsterdam Tel. 020 3308998, Fax 020 4204005
[email protected]
Inhoud
Advies Open Bestel
Door Bert Tieben en Frans de Vijlder
Op zoek naar de juiste dynamiek De Commissie Experimenten Open Bestel hoger onderwijs bracht onlangs een advies uit aan minister Plasterk rondom vragen als: is er voldoende ruimte voor nieuwe toetreders, is het zinvol die ruimte te vergroten en kan dat dan bijdragen aan meer variatie in leerroutes en betere toegang voor niet-traditionele doelgroepen? De belangrijkste punten uit het advies op een rij.
H
et advies is gebaseerd op een onderzoeksrapport dat de commissie heeft laten opstellen door SEO Economisch Onderzoek. In dit rapport wordt een vijftal scenario’s onderzocht, variërend van niets doen tot en met een vrij vergaande vorm van toegang tot publieke bekostiging voor aanbieders die geaccrediteerd zijn, dus de vereiste basiskwaliteit kunnen leveren.
HO pagina 4
maart 2009
management
Open of gesloten bestel Volgens de commissie is de discussie over ‘het open bestel’ de afgelopen jaren teveel gevoerd alsof er maar twee opties zijn: open of gesloten met de suggestie erbij dat het bestel nu ‘gesloten’ is voor nieuwe toetreders? Maar sinds de invoering van het accreditatiestelsel kan elke aanbieder via een duidelijke procedure de bevoegdheid krijgen om wettelijk erkende hogeronderwijsdiploma’s af te geven. Zo gezien is het stelsel al heel erg toegankelijk voor nieuwe aanbieders. Voor toegang tot bekostiging ligt dat anders. Alle instellingen die daarvoor in aanmerking komen staan met naam in de wet genoemd. Het is praktisch onmogelijk om als nieuwe aanbieder op die lijst terecht te komen, want er zijn geen duidelijke criteria en procedures voor opname in (of verwijdering uit) deze lijst. De keuze om het zo te doen dateert uit de vroege jaren negentig, dus nog van vóór de Bologna-verklaring en de eruit voortgevloeide invoering van het accreditatiestelsel en de Bachelor-Master structuur. Ook in ander opzicht zijn de omstandigheden sterk gewijzigd. Denk aan de grote verschuivingen in de mondiale verhoudingen, waardoor zich geleidelijk aan een nieuwe ordening ontwikkelt van de hogeronderwijsmarkt, compleet met Europese en mondiale ranglijsten van instellingen. De internationalisering in de hogeronderwijsmarkt is een antwoord op de groeiende behoefte aan hoogopgeleiden, nationaal en wereldwijd. Daarom moeten we ons de vraag stellen hoe meer dynamiek in het Nederlandse hoger onderwijs ons kan helpen in het versterken van de positie van ons land in de
steeds competitiever wordende internationale ruimte. ‘Meer muziek’ in het Nederlandse hoger onderwijs moet ons economisch en sociaal sterker maken.
Toetreding tot de ‘vaste’ lijst Allereerst bepleit de commissie om in de wet een procedure en criteria op te nemen die het in beginsel mogelijk maken om de nu niet-bekostigde, maar wel geaccrediteerde opleidingen voor bekostiging in aanmerking te laten komen. Daarmee wordt het onder andere mogelijk om specifieke opleidingen, waaraan in Nederland een duidelijke behoefte bestaat en die in onvoldoende mate door de bekostigde instellingen (kunnen) worden aangeboden, (deels) door de overheid te laten financieren. Dit dwingt de wetgever tevens om te expliciteren aan welke eisen een aanvraag voor publieke financiering door een niet-bekostigde aanbieder zou moeten voldoen.
Een leven lang leren Ten tweede is er volgens ons nog een wereld te winnen op het vlak van een leven lang leren. De ambities voor de ontwikkeling van een dynamische en innovatieve kennissamenleving vragen een hogere deelname aan een leven lang leren dan op dit moment het geval is. Wij zijn van mening dat via de bekostigingsvoorwaarden zowel vraag als aanbod van hoger onderwijs dat hierop gericht is een impuls zullen krijgen. In ons scenario versterkt de invoering van een scholingsvoucher of een scholingsbudget de vraag van werkenden en werkzoekenden naar onderwijs in dit postinitiële segment. Het aanbod wordt in dit scenario sterker vraaggericht door de gelijke behandeling van bekostigde en niet-bekostigde instellingen bij de besteding van de vouchers door de onderwijsdeelnemers. Ook bevelen we aan om bekostigd en niet-bekostigd onderwijs in samenwerkingsverbanden krachten te laten bundelen, zodat beide partijen kunnen profiteren van hun sterke kanten. We realiseren ons dat een leven lang leren meer omvat dan het hoger onderwijs en dat onze aanpak moet passen in de bredere agenda voor dit beleidsveld. De plannen van de commissie Arbeidsparticipatie (Bakker) voor invoering van een werkbudget, onder meer bestemd voor scholing, laten zien dat interessante combinaties mogelijk zijn.
Masteropleidingen Ten slotte richten we onze aandacht op de masteropleidingen in het HO. De dynamiek op deze markt zal de komende jaren toenemen onder druk van nationale en internationale ontwikkelingen. Dit betekent dat het mastersegment gebaat is bij meer
Een verdergaande invulling van een opener bestel valt volgens ons alleen te overwegen bij belangrijke positieve effecten hiervan op de kwaliteit of toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De bewijsvoering voor het optreden van dit positieve rendement is echter mager. Zo laat ons rapport zien dat de mogelijkheid van publieke financiering geen doorslaggevende factor is voor excellente buitenlandse aanbieders om zich in ons land te vestigen. Harvard komt met andere woorden nog niet zo snel naar de Rijn. De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerste is het niet zozeer het ontberen van publieke financiering dat hen tegenhoudt, maar vooral het accreditatieproces specifiek voor de Nederlandse markt en de kwetsbaarheid voor onvoorziene beleidswijzigingen van de overheid. In de tweede plaats ligt het voordeel van de internationaal opererende onderwijsaanbieders niet bij de kwalitatief hoogwaardige opleidingen die we in eigen land als een verrijking van het hogeronderwijslandschap zouden beschouwen. De nadruk in de internationale markt ligt bij bacheloropleidingen op terreinen zoals ICT en business administration, opleidingen die met relatief lage vaste kosten een groot marktpotentieel kunnen bestrijken.
Herziening marktordening onontkoombaar ‘Niets doen’ is volgens de commissie op den duur geen reële optie. Daarvoor zijn de omstandigheden teveel gewijzigd sinds het begin van de jaren negentig. De voorstelling van bekostigd hoger onderwijs als een ‘officieel’ publiek systeem voor het initieel onderwijs en niet-bekostigd hoger onderwijs voor het marktsegment van werkenden en bedrijven als twee volledig gescheiden systemen gaat niet meer op. Daarvoor is een vijftal oorzaken/redenen. - Wet- en regelgeving staan toe dat bekostigde instellingen onder voorwaarden postinitiële opleidingen ontwikkelen die buiten de publieke bekostiging vallen. Van deze ruimte wordt in toenemende mate gebruik gemaakt. Door de groeiende aandacht voor het postinitiële onderwijs en leven lang leren schurken de bekostigde instellingen met de aard van hun activiteiten steeds nadrukkelijker aan tegen het niet-bekostigde segment. Maar omgekeerd kunnen de niet-bekostigde instellingen geen beroep doen op de publieke middelen.
Naar een evenwichtige dynamiek Meer dynamiek in het hoger onderwijs is nodig, maar niet tegen elke prijs. We hebben voorstellen gedaan voor aanpassing van de bekostigingssystematiek in het hoger onderwijs met als doel om meer ruimte te bieden voor bestaande en mogelijke nieuwe aanbieders. De noodzaak voor meer dynamiek moet echter worden gewogen tegen de functie van de knellende regels. De voorwaarden voor bekostiging zijn er voor de borging van publieke belangen zoals toegankelijk, doelmatig en kwalitatief uitstekend onderwijs. Dit zijn belangen die ook bij meer ruimte voor nieuwe onderwijsaanbieders geborgd moeten blijven, dus in evenwicht met de gevraagde dynamiek. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Bert Tieben, Senior onderzoeker bij SEO
Frans de Vijlder, Lector Governance en innovatie-
Economisch Onderzoek en opsteller van het
dynamiek in het onderwijs aan de Hogeschool van
onderzoeksrapport
Arnhem en Nijmegen en voorzitter van de Commissie Experimenten Open Bestel hoger onderwijs.
HO management
pagina 5
Geen Harvard aan de Rijn
- De OESO en ook de beleidsagenda van Minister Plasterk stellen dat er meer behoefte is aan flexibiliteit, maatwerk en variëteit in hoger onderwijs. De voorwaarden voor publieke bekostiging beperken instellingen op dit moment om deze doelen actiever na te streven. Ook bieden deze voorwaarden hiervoor onvoldoende financiële prikkels. Bij het verbeteren van flexibiliteit, maatwerk en variëteit kan het bekostigd onderwijs leren van specifieke instellingen in het niet-bekostigd onderwijs, die op dit vlak meer expertise en ervaring hebben dan de bekostigde instellingen. Dit pleit voor het mogelijk maken van kruisbestuivingen, ook in het bekostigd segment van het hoger onderwijs. - Internationalisering van de hogeronderwijsmarkt, waardoor per saldo meer studenten van over de grens een oplopende druk op de rijksmiddelen tot gevolg hebben. De bekostigingssystematiek is met andere woorden niet langer louter een nationale kwestie, maar moet worden afgestemd op internationale ontwikkelingen. - Vervaging van het onderscheid tussen initieel en postinitieel onderwijs. Hierdoor ontstaat de situatie dat inhoudelijke vergelijkbare opleidingen een verschillende bekostiging kennen, de ene publiek, maar de ander niet. Dit geldt onder meer voor de masteropleidingen, maar ook voor een aantal beroepsopleidingen op het bachelorniveau. - En tot nu toe is bekostigd hoger onderwijs door de NMa aangemerkt als een activiteit waarop de Mededingingswet niet van toepassing is. Maar het is twijfelachtig of dat zo blijft, gelet op de zojuist geschetste ontwikkelingen. Dit zou betekenen dat het nationale en Europese mededingingsrecht van toepassing wordt, met inbegrip van staatssteunregels, concentratietoezicht en het kartelverbod. Dit is eerder op enkele andere terreinen van de publieke sector gebeurd, waaronder de AWBZ-zorg. Dat betekent niet dat de publieke bekostiging zonder meer een verboden vorm van staatssteun wordt, maar wel dat er andere randvoorwaarden voor subsidiëring zullen gaan gelden.
maart 2009
differentiatie in het aanbod in combinatie met prikkels voor excellentie, nadrukkelijke aansluiting bij een maatschappelijke behoefte en hoge motivatie aan de kant van deelnemers. Hiervoor zou gezocht moeten worden naar een vorm van bekostiging die loopt via de deelnemers en eventueel hun werkgevers, bijvoorbeeld in de vorm van hogere eigen bijdragen voor de deelnemers en een vraaggestuurde bijdrage van de overheid (beurzenstelsel). We onderkennen de knelpunten die bij dit scenario gaan optreden, bijvoorbeeld bij masteropleidingen die nodig zijn voor beroepsuitoefening of onderzoek. Hiervoor zullen pragmatische oplossingen gevonden moeten worden.
Experimenteren in het Open Bestel Door Ellis Nieveen
G
rondslag van de experimenten is de ‘Tijdelijke regeling subsidie experimenten hoger onderwijs’. Doel is kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot publieke financiering van nieuwe aanbieders en over de voorwaarden waaronder dat mogelijk zou kunnen zijn. Een goede manier om te onderzoeken of de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het hoger onderwijs op deze manier verbetert kan worden. Na formele toetsing op de kwaliteit en doelmatigheid bleven enkele opleidingen over voor deelname aan de subsidieregeling, waaronder Hogeschool NTI. De commissie experimenten open bestel stelde dat de toetreding van een particuliere aanbieder als Hogeschool NTI een interessante ontwikkeling is waar van valt te leren. Vooral de opleiding Rechten en de opleiding Toegepaste Psychologie via afstandsonderwijs bieden volgens de commissie een duidelijke meerwaarde voor het bestel. Vooral ook omdat deze opleidingen in het onderzoek zowel goed onderling te vergelijken zijn, als met bekostigde varianten van deze opleidingen. Heel concreet kan geleerd worden over het gedrag van instellingen en studenten, alsmede arbeidsmarkteffecten. Deze leermomenten worden ingezet bij de vormgeving van een definitief open bestel.
HO pagina 6
maart 2009
management
Beroepsgerichte zelfstudie
In 2006 is vanuit OCW een oproep gedaan aan hoger onderwijs instellingen om een opleiding aan te bieden in het kader van de experimenten open bestel hoger onderwijs. Deze oproep kwam voort uit de wens om wetgeving te ontwikkelen die een modern, flexibel en open bestel mogelijk maakt. Hogeschool NTI heeft de handschoen opgepakt.
Het NTI is van oorsprong een instelling voor afstandsonderwijs, waarbij studenten en docenten elkaar niet of slechts in beperkte mate ‘face to face’ ontmoeten. Afstand is echter een relatief begrip geworden. Zeker door het concept blended learning waaronder Hogeschool NTI een mix van onderwijsvormen verstaat die het leerproces van de student op alle vlakken kan ondersteunen en stimuleren. Deze mix bestaat uit een deel zelfstudie, een deel contactonderwijs door middel van praktijktrainingen en begeleid onderwijs via een digitale leeromgeving. In onze visie is het onderwijs flexibel ingericht, dit betekent dat studenten een grote mate van keuzevrijheid hebben bij het kiezen van een passende combinatie van deze blended learning-componenten. Hoewel er wel beperkende organisatorische kaders voor de studenten blijven bestaan, kan worden gezegd dat onze studenten op hun eigen manier kunnen studeren. Hierdoor is de combinatie leren en werken niet langer belemmerend, maar eerder stimulerend.
Hogeschool NTI stelt zich binnen dit experiment ten doel om de geselecteerde hbo-opleidingen Rechten en Toegepaste Psychologie nog optimaler in te richten volgens het blended learning-principe. Hierbij kijken wij naar de mogelijkheden van andere vormen van begeleiding en ondersteuning, bijvoorbeeld via de digitale leeromgeving. Bijkomend voordeel is dat NTI-breed vruchten van het experiment geplukt kunnen worden. Experimenten vinden plaats op het gebied van de onderwijsorganisatie en vooral de onderwijsuitvoering. Onderwijsorganisatorisch worden voorwaarden gecreëerd, die van belang zijn om tot de wenselijke onderwijsuitvoering te komen. Essentiële elementen zijn hierbij een beroepsgericht curriculum, een geschikte materiële infrastructuur, effectieve methoden en instrumenten en een adequate organisatie van het personeel. Concreet bekijken wij hoe de vraaggestuurde begeleiders (docent of mentor) nog proactiever ingezet kunnen worden in combinatie met opleidingsevents, praktijktrainingen, workshops en de digitale leeromgeving.
De eerste resultaten van het intensiveren van de studiebegeleiding zijn positief Concrete experimenten op het niveau van de onderwijsuitvoering richten zich op het intensiveren van studievoorlichting (voor inschrijving) en de studiebegeleiding (tijdens inschrijving). Potentiële studenten kunnen persoonlijk of telefonisch studieadvies krijgen om tot een juiste studiekeuze te komen die past bij de persoonlijke wensen en omstandigheden. De studiebegeleiders geven intensiever en daarmee (naast de docent) meer inhoudelijke begeleiding per telefoon, mail
De eerste resultaten Hogeschool NTI is vanaf september 2008 gestart met het experiment. De eerste resultaten van het intensiveren van de studiebegeleiding zijn positief, de geformuleerde doelstellingen voor extra acties zijn behaald dan wel overtroffen. Zo was de eerste examentraining voor Toegepaste Psychologie binnen korte tijd volgeboekt. Aan de eerder genoemde ‘dag van de psychologie’ namen circa 400 personen deel. Ook de facultatieve ‘meet & greet’ in het kader van kennismaken met medestudenten en docenten scoort zeer goed. Belangrijke vervolgstap is nu de uitkomsten te toetsen aan de kwantitatieve én kwalitatieve meetpunten van succes om tot een optimale balans in kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het hoger onderwijs te komen. Voor Hogeschool NTI biedt het experimenteren in het open bestel informatie voor veranderingen op het niveau van onderwijsorganisatie en onderwijsuitvoering. Ook in de breedte kunnen vruchten geplukt worden van de uitkomsten van het experiment. De resultaten gaan input bieden om wetgeving te ontwikkelen die een meer modern, flexibel en open bestel mogelijk moet maken met gelijke rechten en plichten voor aangewezen en bekostigde instellingen. Dit levert de student keuzevrijheid op om te kiezen voor een onderwijsconcept dat optimaal aansluit bij persoonlijke wensen en omstandigheden. Drs. Ellis Nieveen is senior opleidingscoördinator Hogeschool NTI ⎢projectleider experiment open bestel. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
HO management
pagina 7
Het experiment
en via het forum binnen de digitale leeromgeving. Iedere student kan op ieder moment in het jaar aan zijn studie beginnen. Tijdens de eerste contacten worden de eerste vragen weggenomen en worden studenten zo op weg geholpen met hun studie en hun studiemateriaal. Ook worden zij direct uitgenodigd deel te nemen aan de studie- en beroepenoriëntatiedag om kennis te maken met de hogeschool en met de medestudenten. Bovendien worden studenten per kwartaal pro-actief benaderd om de studievoortgang te bespreken en eventuele belemmeringen weg te nemen. Naast dagelijkse telefonisch mentoraat (spreekuren) houden ook docenten spreekuur binnen de digitale leeromgeving. Het uitbreiden en testen van de mogelijkheden deze digitale omgeving in het kader van de begeleiding van studieproces en studieproduct is een belangrijk onderzoeksonderwerp. Daarnaast experimenten wij met motiveringsacties om tentamens af te leggen (tentamentraining) en deel te nemen aan SBO-dagen en praktijktrainingen. Nieuw is ook de inzet van studiegroepen, digitale nieuwsbrieven, opleidingsevents en workshops. Een recent succesvol voorbeeld is de organisatie van ‘de dag van de psychologie’, waarbij studenten verbreding in het vakgebied vinden (boeien) en kennis kunnen maken met studiegenoten (binden). Uiteraard worden studenten betrokken bij de evaluatie van de experimenten.
maart 2009
Studenten die hieraan deelnemen kiezen voor een opleiding die de gelegenheid biedt op afstand te studeren met veel ruimte voor een persoonlijke invulling van het leertraject naar tempo, tijd en plaats. Hun achtergrond is zeer divers: gemiddeld tussen de 20-45 jaar oud, getrouwd, kinderen, en veelal werkzaam binnen de beroepspraktijk. Het werk of de privé-situatie biedt vaak onvoldoende mogelijkheden om dag- of voltijdsonderwijs te volgen. De kern van de hbo-opleidingen bestaat uit beroepsgerichte zelfstudie. De student moet in staat en bereid zijn actief en gedisciplineerd te leren om het vereiste leerresultaat te behalen, het NTI biedt vraaggestuurde begeleiding met pro-actieve benaderingsmomenten. Daarbij zijn mentoren aangesteld voor studiebegeleiding, om vakdocenten te ondersteunen. Onze student voldoet daarom in algemene zin aan de kenmerken: zelfstandig, verantwoordelijk, gedisciplineerd, resultaatgericht, gemotiveerd, nieuwsgierig en leergierig. De opleiding en de begeleiding sluiten hierbij aan.
Rankings en Clas De Europese aanpak Ook al vinden we het niet altijd gemakkelijk om het toe te geven, we weten het eigenlijk allemaal wel: de internationale rankings van hoger onderwijsinstellingen zijn niet meer weg te denken uit de internationale hoger onderwijswereld. Ze zullen in de toekomst alleen maar aan invloed winnen. Rankings zijn er en zullen er blijven. Maar ze moeten wel op een goede manier tot stand komen.
N
HO pagina 8
maart 2009
management
atuurlijk is er op die rankings veel aan te merken. De bestaande rankings wekken de suggestie dat er slechts één type hoger onderwijsinstelling is dat wereldwijd de concurrentie aan kan: de grote onderzoeksuniversiteit. Dat is niet alleen onjuist, het heeft ook een negatief effect op de diversiteit van hoger onderwijssystemen omdat zo’n beeld slechts een prikkel is tot imitatiegedrag en ‘academic drift’. Ten onrechte marginaliseert de nadruk op de grote, internationaal concurrerende onderzoeksuniversiteit het belang van de instellingen die hun kracht en toewijding in andere onderwerpen zoeken dan grensverleggend academisch onderzoek; onderwerpen als ‘undergraduate’ onderwijs, kennistransfer, regionale ontwikkeling, sociale integratie, ‘lifelong learning’, enzovoort. De eenzijdige focus op de rankings van veronderstelde topuniversiteiten (waarbij ‘top’ wordt gedefinieerd in termen van grensverleggende internationale onderzoekspresentaties) leidt tot een verarming van de diversiteit van hoger onderwijssystemen. Zeker als het overheidsbeleid zo’n focus versterkt (door de ééndimensionele internationale competitie op onderzoeksexcellentie aan te wakkeren) en geen oog heeft voor mogelijke andere dimensies in de profielen van hoger onderwijsinstellingen, zullen we met een toenemende stratificatie in het hoger onderwijs te maken krijgen (van academische prestaties en kwaliteit) en met een afnemende diversiteit (in typen oriëntaties en profielen van instellingen).
dominante rankings (de Shanghai Jiao Tong en Times Higher Education rankings) één type hoger onderwijsinstelling tot ideaal en norm verheffen (de ‘comprehensive research university’) en vervolgens alle instellingen daarmee vergelijken. Hiermee worden andere criteria dan onderzoeksprestaties en schaalomvang ondergeschikt verklaard in de rankings, en wordt de reputatie van instellingen, die andere kwaliteiten dan academisch onderzoek nastreven, geschaad. Een ander kritiekpunt betreft de holistische vergelijkingsprocedure in de rankings. Diverse beoordelingscriteria worden tot één geaggregeerd oordeel samengevoegd (veelal op basis van betwistbare ‘wegingen’) waardoor subjectieve elementen in de rankings sluipen.
Kritiekpunten
Meerdimensioneel
In de betreffende literatuur is inmiddels een stevige kritiek op de huidige rankings geformuleerd. Het belangrijkste kritiekpunt luidt dat de huidige
Toch zullen, zoals gezegd, de rankings van hoger onderwijsinstellingen niet verdwijnen en waarschijnlijk zelfs aan invloed winnen. Diverse
De huidige dominante rankings verheffen één type hoger onderwijsinstelling tot ideaal en norm Daar komt nog bij dat de rankings niet alleen gebruik maken van min of meer ‘objectieve” prestatiegegevens, maar veelal ook gebaseerd zijn op de subjectieve meningen van ‘peers’, van wie bekend is dat die bij instellingsbeoordelingen in belangrijke mate beïnvloed worden door de veronderstelde reputatie en bekendheid van instellingen. Verder blijken de huidige rankings vooral de wetenschappelijke kwaliteitskenmerken van de natuurwetenschappen te benadrukken, een vertekening in de richting van Engelstalige prestaties te hebben, en weinig tot geen oog te hebben voor onderzoeksgerelateerde onderwijsprestaties. Kortom, op de huidige rankings is wel wat aan te merken.
Door frans van vught
De cruciale uitdaging is de kwaliteit van rankings te verbeteren, en met name de ééndimensionele focus op het volume van academische onderzoeksprestaties te verbreden. Dat is wat een hoger onderwijsclassificatie probeert te doen. Een hoger onderwijsclassificatie is erop gericht een meerdimensionele context te scheppen waarin verschillende hoger onderwijsinstellingen verschillend kunnen ‘scoren’. In een clas-
Gedurende de afgelopen jaren is op Europees niveau gewerkt aan het tot stand brengen van een Europees classificatie-instrument. De basis van het instrument is gelegd en een eerste serie testen ervan is inmiddels uitgevoerd. De verwachting is dat het instrument in de loop van 2010 beschikbaar zal zijn. De volgende stap wordt op Europees niveau nu ook gezet. De Europese Commissie heeft onlangs een ‘call for tender’ uitgeschreven voor een meerdimensioneel, wereldwijd, ranking instrument. In deze nieuwe ranking zal nadrukkelijk aandacht moeten zijn voor de diversiteit aan instellingsprofielen en voor meer dimensies dan alleen academische onderzoeksprestaties. De nieuwe ranking zal als het ware een verzameling van verschillende rankings zijn, waarmee vergelijkbare instellingen (vast te stellen door middel van de classificatie) onderling kunnen worden vergeleken op voor hen relevante kenmerken. Het Europese alternatief voor de Shanghai ranking zoekt een antwoord op de kritiek die op de huidige rankings wordt geformuleerd en zal de verscheidenheid aan profielen en strategische missies van hoger onderwijsinstellingen tot uitgangspunt nemen.
Verschillen in instellingsprofielen zullen in de komende jaren ongetwijfeld belangrijker worden sificatie wordt gepoogd instellingen te groeperen die onderling sterke overeenkomsten vertonen. Een classificatie biedt een aantal dimensies en indicatoren, aan de hand waarvan het profiel van een individuele instelling in beeld kan worden gebracht, en waarmee vervolgens groepen instellingen kunnen worden geïdentificeerd die onderling vergelijkbaar zijn. Een classificatie is geen beoordelingsinstrument in de zin van een ranking. Een classificatie ordent en groepeert; maar op basis van zo’n ordening kunnen natuurlijk wel vergelijkende rankings worden opgesteld. Zulke rankings zijn dan echter beoordelingen aan de hand van één of meer dimensies waarop de betrokken instellingen daadwerkelijk vergelijkbaar zijn, eenvoudigweg omdat de betreffende dimensies kennelijk van belang zijn voor de strategische profielen van die instellingen.
Het lijkt verstandig daar in het Nederlandse hoger onderwijs en hoger onderwijsbeleid maar vast rekening mee te houden. Verschillen in instellingsprofielen zullen in de komende jaren ongetwijfeld belangrijker worden. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Frans van Vught is top-adviseur van de Europese Commissie en bestuurder van diverse Europese hoger onderwijsorganisaties. Hij is ook voorzittervan Nether, de Brusselse lobby instelling van de gezamenlijke Nise onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Voorheen was hij o.m. Rector en voorzitter van de Universiteit Twente.
HO management
pagina 9
overheden hebben inmiddels meer of minder expliciete beleidsdoelstellingen geformuleerd die gericht zijn op het realiseren van zodanige prestaties van een aantal van ‘hun’ hoger onderwijsinstellingen zodat deze in de top 100 of top 50 in de rankings terecht komen. En ook hoger onderwijsinstellingen zijn niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van de reputatie die rankings blijken te bieden. Hoewel hun bestuurders dat niet altijd zullen toegeven, blijkt heel wat instellingsbeleid niettemin gericht op een verhoging van de positie van de instelling in de Shanghai of Times ranking.
maart 2009
sificaties
In Hoger Onderwijs Management ook aandacht voor de mens achter de manager. In deze eerste aflevering een gesprek met Theo Douma, directeur onderwijs InHolland. ‘Open voor Talent’. Zo heet de aanvraag van de Hanzehogeschool Groningen in het kader van het Siriusprogramma ter bevordering van excellentie in het hoger onderwijs. Die aanvraag is het afgelopen najaar goedgekeurd. Inmiddels zijn we begonnen met de uitvoering van ons vierjarige Siriustraject. De bedoeling is dat de getalenteerde student zich over vier jaar thuis zal voelen in de Hanzehogeschool Groningen. Door Bert Nijveld Foto Robert Gorddyn
P
as helemaal aan het eind van ons gesprek met Theo Douma blijft het een tijdje stil als wij een vraag gesteld hebben. Waar ligt hij wel eens wakker van? Hoe hij zijn hersens ook pijnigt, verder dan de nieuwe dienstregeling van NS komt hij niet. Wellicht dat dit hem meteen ook het meest kenmerkt. Douma beschikt over een opgeruimde natuur die weinig ruimte laat voor sombere bespiegelingen. “Als ik tegen een probleem aanloop dan ga ik daar, voor zover dat in mijn mogelijkheden ligt, iets aan doen. Als manager probeer ik daar pro-actief in te zijn. Managen is meer dan zaken oplossen waar je tegenaan loopt. Ik probeer vijf jaar vooruit te kijken: waar willen wij met onze organisatie naar toe?”
HO pagina 10
maart 2009
management
Zijn loopbaan start in wezen al tijdens zijn studentenleven, waarin hij zeer actief is in de studentenbeweging. “Ik hield mij ook toen al bezig met allerlei organisatorische zaken, dat heeft mij voor een groot deel gevormd tot wat ik nu ben. Je doet kennis en ervaring op die je
de lerarenopleiding gedaan om in het onderwijs terecht te komen. Ik dacht meer aan een loopbaan bij Europese instellingen. Maar uiteindelijk kreeg ik toch een klein baantje als docent geschiedenis. Ik ben geen geboren leraar maar had er wel verdomd veel lol in. Het ging mij goed af. Nog steeds: als je mij voor een groep mensen zet dan beleef ik daar plezier aan. De combinatie van inhoud en met mensen om gaan. Ook in mijn huidige functie maak ik nog vaak gebruik van wat ik in die tijd geleerd heb.” Hoe fantastisch het vak ook, Theo Douma ging zich ook hier al vrij snel bezighouden met organisatieontwikkeling, veranderingsprocessen, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg. “Onderwijs in de breedte boeide mij al snel, dat je echt op systeemniveau gaat kijken, tot OCW aan toe. En dat doet het nog steeds. Je groeit door tot het niveau waarop ik nu bezig ben. Ik probeer het onderwijssysteem zo in te richten dat de docent en de student optimaal tot hun recht kunnen komen. Daarbij helpt het dat ik zelf ook les heb gegeven en weet wat de effecten van mijn
Theo Douma:
“Het onderwijs maak je samen” de rest van je leven mee neemt. En ik genoot van het studeren, een voorrecht.” Die studie begon op de lerarenopleiding, waar hij geschiedenis en maatschappijleer deed, en werd universitair voortgezet. Douma: “Het klinkt vreemd maar zoals zo velen heb ik nooit
beleid zijn. Je weet waar docenten tegenaan lopen als er weer de zoveelste administratieve eis wordt gesteld. Het maakt het zeker makkelijker ja, wanneer je zelf met de voeten in de klei hebt gestaan.”
Inter view
In de afgelopen jaren heeft hij als kerncommissielid onder andere deel uitgemaakt van de visitatiecommissies voor de 1e en 2e graads lerarenopleidingen en de visitatiecommissie voor het agrarische HBO. Tevens is hij adviseur voor accreditatie van onder andere de universiteit op Curacao: de UNA Tevens is hij auteur van twee publicaties over Accreditatie in het hoger onderwijs en redacteur bij de uitgave Hoger Onderwijs Actueel. Medio 2009 komt er een nieuwe publicatie over accreditatie uit bij de SDU. Daarnaast schrijft hij artikelen. Onder andere in het Onderwijskundig Handboek (2006).
Helikopterview “Het onderwijs maak je samen”, vanuit deze overtuiging geeft Douma inhoud aan zijn functie. “Je moet het samen doen, docenten en managers. Ik merk wel dat aan de manager steeds hoger eisen gesteld worden. Vroeger was er een onderwijsconcept en dat voerde je in. Tegenwoordig heb je niet alleen te maken met
je concept maar moet je ook de kwaliteitszorg, de bedrijfsvoering en de ICT daarop afstemmen. Als die processen los van elkaar bestaan dan gaan ze elkaar tegenwerken. Je moet echt een helikopterview ontwikkelen; dat vraagt om een bepaald type manager. Een allrounder die begrijpt dat de effecten van zijn beleid consequenties hebben op de werkvloer. Dat laatste vind ik
management
pagina 11
Douma was verder werkzaam als directeur onderwijs aan de TU Eindhoven en als consultant bij Cap Gemini, Ernst & Young. Hij was hoofd Onderwijsstrategie bij Wageningen Universiteit and Researchcentrum. Daarvoor was hij coördinator Strategisch beleid bij OC&W, in die functie was hij onder meer projectleider accreditatie en bachelor master. In de jaren daaraan voorafgaand was hij landelijk procesmanager van de Leraar in Opleidingenprojecten (LIO). Daarvoor was hij adjuncthoofd voor Onderwijs en Innovatie bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
HO maart 2009
Theo Douma is werkzaam als directeur onderwijs, kwaliteit en research bij INHolland en is tevens lid van de Raad van Advies van het NTI. Vanaf 1 juni gaat hij werken als lid van het College van Bestuur bij het ROC Nijmegen.
ontzettend belangrijk. Je kunt Hoofdredacteur de meest prachtige systemen Naast zijn vele andere activiteiten is Theo Douma hoofdredacteur van Hoger Onderwijs management. invoeren die vervolgens in de “Ik vind het leuk over zaken te schrijven en een stuk theorie te koppelen aan je dagelijkse praktijk. Door artipraktijk niet blijken te werken. kelen te schrijven structureer je je denken en breng je jezelf verder. Het leuke van meewerken aan dit blad is Operatie geslaagd, patiënt dat je dat samen met andere mensen doet en zo zaken bij elkaar ziet komen. Het is prettig mee te draaien in overleden. Daar moet je enorm netwerken, je hoort veel en bent snel op de hoogte van dingen die spelen. Je kunt combinaties maken die je mee uitkijken. Zeker als de in je eentje, in je eigen werkomgeving niet zo snel kunt maken. Dit blad heeft de functie vooruit te kijken met grootschaligheid toeneemt. Een een breder perspectief dan de directe actualiteit. Als hoofdredacteur lees je alle stukken, je kijkt er scherper belangrijk punt van discussie naar dan de gemiddelde lezer. Die betrokkenheid vind ik leuk.” trouwens. Mijn standpunt is dat je kleinschaligheid ook in een grote organisatie prima kunt inbouwen. Maar dan moet je het wel zo organiseren. grenzen heen te bevorderen. Euroleague heette dat.” De student moet het idee hebben dat hij het middelpunt Ook in zijn huidige functie ziet hij mooie resultaten. “Het der dingen is. Met InHolland lukt dat heel goed. Op vrijwel onderwijsmodel zoals wij dat hier bij InHolland opzetten alle locaties waar wij zitten, zijn wij niet de grote kolos - een model dat stevig staat en recht doet aan de professiomaar juist de compacte hogeschool. Dat lukt ons mede nal, recht doet aan de inhoud en waarmee we mensen weer vanwege onze zeer geavanceerde ICT-infrastructuur waar inspireren – daar ben ik echt wel trots op.” wij trots op zijn.
We gaan veel meer naar een kwaliteitscultuur in plaats van het afvinken van allerlei beoordelingscriteria
HO pagina 12
maart 2009
management
Natuurlijk ondervindt hij ook weerstand. “Het mooiste voorbeeld is accreditatie. Je hebt op landelijk niveau heel specifieke eisen waar het onderwijs aan moet voldoen. Niet direct het soort eisen waar een docent warm van wordt. Je moet alles verantwoorden, alles kunnen aantonen. Docenten hebben daar vaak moeite mee: waar gaat het over en waarom moet ik dat doen!? Zij willen met hun vak bezig zijn. Ik ben dan toch verantwoordelijk dat zaken als kwaliteitszorg rond komen. Je moet dus eisen stellen waarvan docenten de logica niet inzien. Ikzelf trouwens ook niet in alle gevallen. Maar je hebt wel een wettelijke verplichting. Dan probeer je er met zo’n club docenten toch uit te komen door aan te geven wat de noodzaak is en ze waar mogelijk te ondersteunen. Het belangrijkste is dan dat je ze erkent in hun rol van professional. En ik moet zeggen dat ik een zekere mate van achterdocht bij docenten ook wel gezond vind. Er moet een zekere balans zijn tussen de mensen die de kaders neerzetten en bewaken en degenen die met hun vak bezig willen zijn. Die balans kun je alleen in de discussie vaststellen.”
Wat zijn momenteel de topics bij InHolland? Douma: “We zijn bezig een nieuw kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen waarbij je weliswaar op centraal niveau een aantal checks uitvoert, maar de verantwoordelijkheid nadrukkelijk decentraal komt te liggen. Van daaruit sluiten wij beter aan bij het functioneren van de docent en van de school. Een andere interessante ontwikkeling is dat we bezig zijn met een nieuwe ICT-strategie. Daarbij willen we differentiëren tussen de verschillende gebruikers. Je hebt docenten die alleen de basale tools willen gebruiken en zij die daar veel verder in willen gaan. Tegelijkertijd komt er een generatie studenten binnen die kan lezen en schrijven met de computer. Het is een enorme uitdaging dat alles goed op elkaar af te stemmen, da in te bedden in het onderwijs, in de bedrijfsvoering, in het totaal. Je kunt zaken niet los van elkaar zien, maar moet uitgaan van een totaalconcept.” Hij ziet de toename van ICT-onderwijstoepassingen dan ook als één van dè ontwikkelingen voor de komende jaren. Verder ziet hij de invloed van Europa groter worden. “We krijgen te maken met een kwalificatiestructuur waarin opleidingen met elkaar te vergelijken zijn. Daarmee zal mogelijk het hele primaire stelsel verder onder druk komen te staan. Accreditatieinstellingen van verschillende landen praten met elkaar. De gevolgen daarvan zijn niet vrijblijvend. In Engeland hebben ze een degree awarding systeem. Dat gaat nog een slag verder dan wat men in Nederland van plan is. Al dit soort ontwikkelingen hebben onontkoombaar invloed.” Ook op het gebied van de kwaliteitszorg ziet hij belangrijke tendensen. “We gaan veel meer naar een kwaliteitscultuur in plaats van het aloude afvinken van allerlei beoordelingscriteria.”
Ontwikkelingen Waar hij het meest trots op is als het gaat om zijn loopbaan? “Een aantal zaken. Ik was landelijk projectleider voor leraren-in-opleiding-projecten. In die tijd was het not done iemand voor de klas te zetten die de opleiding nog niet voltooid had. Allerlei politici die over je heen rolden. We hebben een mooi landelijk netwerk neergezet en van daaruit zijn heel goede projecten gestart. Nu is het idee compleet geaccepteerd en wordt overal in de praktijk gebracht. Verder heb ik in mijn Wageningse tijd samen met anderen een internationaal netwerk neergezet om samenwerking over de
Zoals in de eerste alinea opgemerkt heeft Theo Douma een optimistische natuur. Dat optimisme geldt ook de verdere ontwikkeling van het Hoger Onderwijs in Nederland. “In het oude paradigma zit nog dat we alles kunnen sturen vanuit één punt. Ik denk dat we naar een situatie toegaan dat je veel meer de professional gaat faciliteren en dat daarmee weer een stuk energie en inspiratie terugkeert. Dat zal langzaam gaan, maar die ontwikkeling gaat er wel komen.” Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Column
Euroshopper universiteit
Wim Groot & Henriëtte Maassen van den Brink Hoogleraren evidence based onderwijs Universiteit Maastricht en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam
!
Wilt u úw visie op het Hoger Onderwijs kwijt? Schrijf de volgende column! Mail de redactie:
[email protected]
In Groot-Brittannië worden de middelen voor onderzoek verdeeld op basis van kwaliteitscriteria. Dit gebeurt in de Research Assessment Exercise (REA). Faculteiten die vijf sterren krijgen bij de onderzoeksvisitatie krijgen veel geld voor onderzoek, faculteiten met twee sterren of minder krijgen vrijwel geen geld. In ‘The Changing Idea of a University’ betoogt David Smith dat REA heeft geleid tot meer competitie tussen
In ons land heeft de Commissie Kwaliteit en Bekostiging in het hoger onderwijs onlangs voorgesteld om opleidingen die door de NVAO als ‘excellent’ worden beoordeeld een financiële beloning te geven. Het is redelijk om universiteiten die boven de middelmaat uitsteken, een extra inspanning leveren en beter presteren extra te belonen. Omgekeerd vormt een financiële beloning een stimulans om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren. Minister Plasterk heeft de voorstellen van de Commissie Kwaliteit en Bekostiging naar de prullenmand verwezen. De koppeling tussen visitatie en bekostiging zou ertoe kunnen leiden dat universiteiten zwakke punten gaan verzwijgen. Leden van visitatiecommissies zouden onder druk gezet kunnen worden bij de beoordeling. Waarop deze angst is gebaseerd blijft onduidelijk. De uitkomsten van de REA in Groot-Brittannië hebben grote consequenties voor de onderzoeksfinanciering. Toch lijken de averechtse effecten waar de minister voor vreest niet voor te komen. De minister wil liever een verkiezing “waarbij gewerkt wordt met prijzen, nominaties en een jury”, zoals hij in zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft. Een beetje Idols dus, vermengd met de X-factor en Boer zoekt Vrouw. Dat levert dan straks de nominaties voor de ‘Student zoekt opleiding met X-factor op’. In een rechtstreekse uitzending kunnen we dan sms-en wie van de genomineerden afvalt. De winnaar krijgt de prijs uit handen van de minister zelf. Zoals Idols weinig heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de zangkunst, zal de prijs die de minister in gedachten heeft niets toevoegen aan de kwaliteit van het onderwijs. Voor kwaliteit moet worden betaald, ook in onderwijs en onderzoek. Zolang we niet bereid zijn kwaliteit te belonen houden we hoger onderwijs van Euroshopper niveau.
HO management
pagina 13
Het vakblad Economisch Statistische Berichten publiceert jaarlijks de economentop. De verschillen op deze ranglijst van publicaties zijn groot. Op de lijst van economische faculteiten scoort de nummer één ruim drie tot vijf keer hoger dan de nummer laatst. Toch ontvangen alle negen economische faculteiten dezelfde financiering: de koploper wordt voor zijn betere prestaties niet extra beloond. In het onderwijs is het net zo. De Elsevierenquête naar de beste studies en de Keuzegids Hoger Onderwijs geven aan dat aanzienlijke kwaliteitsverschillen tussen opleidingen en tussen instellingen bestaan. De bekostiging is voor alle opleidingen gelijk. De beste geneeskundeopleiding ontvangt evenveel als de slechtste.
universiteiten en een sterke toename van het aantal publicaties.
maart 2009
Een potje Calvé pindakaas is duurder dan pindakaas van de Euroshopper. Calvé is wel lekkerder volgens de consumentenprogramma’s. De kwaliteit is beter: meer pinda’s en smeuïgheid. Kwaliteit kost nu eenmaal meer en een deel van de consumenten is bereid hiervoor iets extra’s te betalen. Wat zou er gebeuren als de overheid zou opleggen dat een potje pindakaas niet duurder mag zijn dan de prijs van de Euroshopper? De dure Calvé pindakaas is anders niet voor iedereen bereikbaar. Het gevolg van een dergelijk beleid is waarschijnlijk dat Calvé stopt met het maken van pindakaas of zijn kwaliteit verlaagt tot het niveau van de Euroshopper. Niemand wil dat de overheid de prijs van pindakaas oplegt. Toch vinden we het heel normaal dat dit in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wel gebeurt. Goede opleidingen ontvangen dezelfde bekostiging als slechte opleidingen. Excellent onderzoek krijgt evenveel geld als middelmatig onderzoek.
Onderweg naar een leer- en werkomgevi Bij veel, zo niet alle hoger onderwijsinstellingen in Nederland is de toekomstige keuze en inrichting van een digitale leer- en werkomgeving een punt van discussie. Dit artikel presenteert vier toekomstscenario’s. Daarnaast worden de trends die van invloed zijn op de inrichting van digitale leer- en werkomgeving weergegeven.
HO pagina 14
maart 2009
management
Wim Liebrand,
Tom Dousma
D
Tijdens de conferentie in 2007 werd een toekomstperspectief op het Amerikaanse hoger onderwijs ‘Edu @ 2020’ gepresenteerd door Richard Katz (vice-president Educause). Edu @ 2020 schetste het beeld van een Amerikaans hoger onderwijs dat gedomineerd wordt door het bedrijfsleven. Bedrijven als Disney, Google, Microsoft en de filmindustrie in Hollywood bieden diensten aan op het gebied van hoger onderwijs. Ze doen dit op een aantrekkelijke wijze in de vorm van edutainment, gaming en het gepersonaliseerd aanbieden van content.
Om te komen tot een voor Nederland vergelijkbaar toekomstperspectief is gekozen voor de scenariomethode. Deze methode is opgezet om te leren omgaan met toekomstige onderzekerheden en om beleidsmakers te helpen richting te geven om strategie en koers uit te zetten. In totaal hebben meer dan driehonderd personen uit het Nederlandse hoger onderwijs onder regie van SURFfoundation hun medewerking verleend aan de uitvoering van de scenariomethode. Het betrof ICTO- en IT-medewerkers, CIO’s en de directeuren strategie en onderwijs van het HBO. Ook waren studenten en docenten van verschillende instellingen betrokken bij de scenariostudie. Al deze mensen leverden een bijdrage tijdens de vijftien workshops over de toekomst van de digitale leer- en werkomgeving.
Toekomstscenario’s
Gedurende deze workshops zijn meer en minder waarschijnlijke ontwikkelingen in het hoger onderwijs geïdentificeerd. De deelnemers verplaatsten zich naar 2020 en maakten hun gedachteprocessen los van het nu. Op basis van de
HO management
pagina 15
Naar aanleiding van dit confronterende Amerikaanse toekomstperspectief ontstond tussen de deelnemers van de conferentie discussie over de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs en de consequenties daarvan voor de inrichting voor de digitale leer- en werkomgeving. Centrale vragen tijdens deze discussie waren: hoe ziet het hoger onderwijs eruit in 2020, met welke krachten krijgt het Nederlandse hoger onderwijs de komende jaren te maken, wat zijn trends waarop geanticipeerd moet worden en wat betekent dit alles voor de inrichting (technisch en functioneel) van de digitale leer- en werkomgeving voor onze studenten en docenten? Vanuit de hoger onderwijsinstellingen ontstond de behoefte om samen met SURFfoundation te gaan werken aan de ontwikkeling van een toekomstperspectief voor het Nederlandse hoger onderwijs, waarbij het onderwerp de nieuwe leer- en werkomgeving centraal zou staan.
maart 2009
Toeko m
Jocelyn Manderveld,
e inrichting van een digitale leer- en werkomgeving is een onderwerp waarbij veel factoren een rol spelen. Factoren die niet alleen te maken hebben met de technische en onderwijskundige ontwikkelingen, maar ook afhankelijk zijn van de algemene ontwikkelingen binnen het hoger onderwijs. Deze onderwerpen hebben de afgelopen drie jaar centraal gestaan tijdens de ‘Over de grenzen van de ELO’ conferenties die door SURFfoundation voor hoger onderwijsinstellingen werden georganiseerd.
ario’s
Door
stscen
nieuwe ing
In onderstaande tabel wordt een schematisch overzicht weergegeven van de vier scenario’s.
HO pagina 16
maart 2009
management
Instelling gestuurd Curriculum Scenario 1 Scenario 2 Kernwoorden: Kernwoorden: - motto: structuur, contact en kwaliteit - motto: gestandaardiseerde vrijheid - geborgenheid en borging - trainees stellen eigen curriculum samen - educhip implantatie - alle kwalificaties voor beroepen en opleidingen in Europa zijn vastgelegd - focus op het individuele leerproces - alle modules in Europa 7,5 ECTS - structureren en standaardisering - bekostiging onderwijs via Barroso’s (leerbonnen van 16e tot 70ste) - private en publieke aanbieders - alleen bachelor en master opleidingen - leren op (eigen) niveau in communities - nog maar 20 HO-instellingen - integraal platform voor werken, leren, Metafoor: luchthaven netwerken en communiceren - services van HO-instellingen verschijnen via plug-ins op platform, gebruikmakend van standaarden Metafoor: warenhuis
verschillende trends met mogelijke impact op de toekomstige inrichting van de digitale leeren werkomgeving, ontwierpen ze een viertal toekomstvarianten.
Vier toekomstscenario’s Instelling gestuurd Gebruiker gestuurd DLWO DLWO Scenario 4 Scenario 3 Kernwoorden: Kernwoorden: - student = lerende werkende of werkende - Talent en excellentie bepalend student - Ik als uitgangspunt, zodat WIJ profijt - student bepaalt volledig z’n eigen leer- en hebben ontwikkeltraject - EXIT: Overheid, Hoger onderwijssysteem - ontwikkelen = investeren = tijd, geld, en diploma’s netwerken, kennis - Gildesysteem is wat WERKT - maatwerk onderwijs i.p.v. standaard- - Leven, leren en werken geïntegreerd curricula - Verbondenheid en wederzijdse - student kiest zijn eigen ‘stimulator’ (‘geen afhankelijkheid klassieke docent meer’) - Basisbehoefte: digitaal en persoonlijk - stimulator of ‘European Learning Profes- → netwerken en ontmoeten sional’ opereert Europees-breed - Basisinfrastructuur GUIDE: GUild - stimulator is gecertificeerd om kwaliteit Information & DEvelopment system (kennis en netwerk) te borgen - Open leertechnologie en Open - flexibiliteit in openstellen netwerken en Content standaard kennis Metafoor: beurs Metafoor: supermarkt Gebruiker gestuurd Curriculum Voor meer informatie zie www.surffoundation.nl/scenario2020.
Uit de resultaten van de workshops komt naar voren dat de toekomstbeelden voor een digitale leeromgeving in 2020 in ieder geval door twee duidelijk geïdentificeerde onzekerheden worden gestuurd: • Wordt het curriculum in 2020 gezien als een warenhuis waar studenten gegeven vastgestelde eindtermen een grote mate van keuzevrijheid hebben in de onderdelen die ze volgen of zijn curricula gesloten en gestandaardiseerd? Dit leidt tot de dimensie Instelling vs Student gestuurd curriculum. • Z ijn gebruikers van de infrastructuur in 2020 facilitair onafhankelijk van hetgeen een hoger onderwijsinstelling biedt? Kunnen die gebruikers, zelf interactieve middelen en applicaties kiezen of zijn ze afhankelijk van de faciliteiten die de instelling biedt? Zal een instelling in 2020 nog wel investeren in een digitale leeromgeving? Dit leidt tot de dimensie Instelling- vs Student gestuurde werkomgeving (DLWO). De geschetste dimensies hebben een grote impact op de toekomstige inrichting (zowel tech-
stellingen zijn zodanig ingericht dat zij internationalisering optimaal kunnen faciliteren. • Hoger onderwijsinstellingen als een netwerk In 2020 zijn hoger onderwijsinstellingen georganiseerd aan de hand van communities en netwerken. Een structuur, waarin een docent en student vaker van groep verwisselt. • ‘Branding’ van hoger onderwijsinstellingen Branding van hoger onderwijsinstellingen wordt is in 2020 belangrijk. Studenten kiezen een instelling op basis van het ‘merk en product’ dat een instelling is. Bijvoorbeeld een student kiest een instelling vanwege haar fysieke omgeving, dat wil zeggen keuze voor de kwaliteit van de omgeving, faciliteiten, sociale studielandschappen, etc. • Outsourcing In 2020 zijn partijen buiten het hoger onderwijs verantwoordelijk voor de bouw, beheer, onderhoud en hosting van de infrastructuur en applicaties van onderwijsinstellingen. • Toename van een leven lang leren In 2020 is de participatie in het hoger onderwijs substantieel toegenomen. Instellingen bieden onderwijs aan voor verschillende doelgroepen en maken geen onderscheid meer tussen voltijd, deeltijd en duale studenten.
Conclusie & discussie
Een bijzonder groot voordeel van het doorlopen van de scenariomethode is, dat de belangrijkste trends binnen het hoger onderwijs die van invloed zijn op de inrichting van de digitale leer- en werkomgeving kenbaar zijn geworden. Volgens de driehonderd Nederlandse experts zijn dit de trends waarmee men de komende jaren rekening dient te houden bij de keuze en inrichting van een digitale leer- en werkomgeving: • Student als prosumer In 2020 zijn studenten als prosumer (samentrekking van producer en consumer) actief betrokken bij hun opleiding. Zij gaan op zoek naar informatie en adviezen, delen hun mening en ervaringen met anderen en de opleiding. • Open content In 2020 is de content (kennis, lesmaterialen) in grote mate vrij toegankelijk voor iedereen (Open Educational Resources). • Docent als freelancer In 2020 zijn er meer freelance (individueel of collectief) docenten. Zij sluiten contracten af bij diverse hoger onderwijsinstellingen, zijn verantwoordelijk voor hun eigen profilering en marktwaarde. • Toename van internationalisering In 2020 is internationalisering gemeengoed binnen de hoger onderwijsinstellingen. Of het nu gaat om (fysieke of virtuele) student en docent mobiliteit en/of het aanbieden van internationale onderwijsprogramma’s, de hoger onderwijsin-
Wat opvalt, is dat de Nederlandse toekomstscenario’s weinig overlap vertonen met de Amerikaanse scenario’s van Richard Katz. Het lijkt wel alsof de invloed van het bedrijfsleven in de Amerikaanse scenario’s al te veel genegeerd wordt in de Nederlandse scenario’s. Sterker, het zou wel eens zo kunnen zijn dat de interactie in het krachtenveld onderwijs, onderzoek en maatschappij/arbeidsmarkt te weinig aan bod komt in de huidige scenario’s. Mede met het oog op de totstandkoming van het nieuwe SURF-meerjarenplan ligt het voor de hand om het rijke scenariomateriaal in die discussie over de verhoudingen tussen onderwijs, onderzoek en maatschappij/arbeidsmarkt te betrekken. Deze discussie zal SURFfoundation in het voorjaar 2009 opstarten. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Referenties Katz, R. (2007). Edu @ 2020. Opgehaald van: http://video.google.com/videopla y?docid=1050148478310355725&q=richard+K%C3%A4tz+edu@2020. Informatie Voor meer informatie: www.surf.nl; Jocelyn Manderveld (
[email protected])
HO management
pagina 17
Trends
maart 2009
nisch als functioneel) van de digitale leer- en werkomgeving. Op basis van deze twee dimensies is een viertal toekomstscenario’s ontwikkeld. Deze vier scenario’s geven ieder een beeld van het hoger onderwijs in 2020 en de consequenties daarvan voor de digitale leer- en werkomgeving.
Het toekomstscenarioproject heeft inspirerende beelden opgeleverd over de toekomst van het hoger onderwijs en de consequenties voor de inrichting van de digitale leer- en werkomgeving. Door het toepassen van de scenariomethode, heeft er tevens een belangrijk collectief leer- en reflectieproces plaatsgevonden bij de medewerkers uit het hoger onderwijs. Met elkaar hebben zij ontwikkelingen in het hoger onderwijs proberen te duiden en gewerkt aan een gemeenschappelijk referentiekader over de digitale leer- en werkomgeving van de toekomst.
Door Anka Mulder
ario’s
De praktijk
Wie stuurt het curriculum?
stscen
Het aardige van scenario’s is hun geestverruimende effect. Dat is ook het geval bij de scenariostudie over de digitale leer- en werkomgeving. In hun artikel buigen de auteurs zich over de vraag wie er in de toekomst aan het roer staat van het onderwijs en daarmee de digitale leeromgeving: is dat de student of de instelling? Conclusies worden nog niet getrokken. Interessant is om te kijken of er in de praktijk van het hoger onderwijs nu al signalen zijn, die aangeven welke richting het op zal gaan.
Digitale leer- en werkomgeving
pagina 18
maart 2009
management
Toeko m
Alle instellingen zullen herkennen dat studenten steeds meer keuzevrijheid genieten bij het inrichten van hun curriculum: keuzevakken, majors en minors en de opzet van het bachelormastersysteem zijn daar bewijzen van. Ook in het aanbieden van werkvormen wordt in toenemende mate rekening gehouden met de individuele student: studenten hebben immers verschillende leerstijlen.
HO
Toekomstscenario’s
Anderzijds zijn er ontwikkelingen die ertoe leiden dat die keuzevrijheid niet ongebreideld is. De eerste is dat studenten niet alleen onderwijs volgen om iets te leren, maar ook omdat een diploma in hoge mate bepalend is voor hun toekomstige loopbaan: een goede opleiding van een kwaliteitsinstelling leidt gemakkelijker tot een succesvolle loopbaan. Daarom zijn er eigenlijk geen studenten die een curriculum bijeen shoppen uit het aanbod van verschillende universiteiten. Studenten kiezen voor een instelling met een kwaliteitsstempel, voor opleidingen met curricula die zijn geaccrediteerd en die hoog staan aangeschreven. Daar hoort een relatief sterke rol van een instelling bij. Ook het beleid van de overheid is daarop gericht: instellingen worden steeds zwaarder gecontroleerd op hun aansturing van het onderwijs. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe systeem van accreditatie in het Hoger Onderwijs, dat in 2010 zal worden ingevoerd. Daarin wordt de instelling gevisiteerd en gekeken of de instelling in zijn geheel in control is van de kwaliteit van al haar onderwijs.
Ook financiën beperken de keuze. De afgelopen decennia is het bedrag dat de overheid per student afdraagt aan het WO met zo’n 50% gedaald. Dit dwingt universiteiten tot efficiency en maakt extreme keuzevrijheid voor studenten niet mogelijk. Gestandaardiseerde vrijheid dus.
Dan de digitale leer- en werkomgeving zelf: stuurt de student deze of de instelling? Verschillende door de auteurs genoemde tendensen zijn in de praktijk zeer herkenbaar: hoger onderwijs als netwerk, internationalisering, branding van instellingen leiden er allemaal toe dat het belang van de digitale werk- en leeromgeving toeneemt. De ervaring leert dat deze omgeving steeds meer is toegesneden op de gebruiker: een digitale leer- en werkomgeving is immers alleen dan succesvol, als hij veel wordt gebruikt. Overigens is die omgeving ook zo open mogelijk, want een universiteit die haar kennis voor de buitenwereld afschermt is historie. Zo hebben de TU Delft en de Open Universiteit gekozen voor een hoge mate van digitale toegankelijkheid. Open Course Ware, het publiceren van openbare en herbruikbare content, is daar het experimenteerstadium al ontstegen. In de scenario’s is gekeken naar de student en de instelling. De docent komt echter in het stuk nauwelijks terug. Dat is jammer, want de docent is niet alleen een belangrijke gebruiker van de digitale werk- en leeromgeving, maar speelt ook een grote rol in de ontwikkeling ervan. Ten slotte, onderwijs is mensenwerk en dat geldt zelfs voor de digitale leeromgeving. Technologische mogelijkheden leiden niet automatisch tot gebruik ervan. Een digitale leeromgeving moet ruimte bieden voor experimenteren, maar het accent hoort te liggen op werkelijk nuttige toepassingen en gebruiksgemak, op wat docenten en studenten ermee willen doen. Een omgeving ook die in hoge mate wordt gestuurd door de gebruiker. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Personalia/agenda
Mr. J. F. (Hans) van der Vlugt is per 1 februari 2009 directeur Lerarenbeleid van OCW. Daarvoor was Van der Vlugt plaatsvervangend directeur Voortgezet onderwijs bij het ministerie. Mw. drs. M. (Monique) Vogelzang is per 1 februari 2009 directeur Kunsten van het ministerie van OCW. Zij volgt drs. O. (Ocker) van Munster op die per 1 februari 2009 benoemd is tot directeur van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam. Mw. Vogelzang was directeur van de Directie Lerarenbeleid. Eerder werkte zij bij het ministerie onder meer als projectleider Actieprogramma Ruimte en Cultuur en als hoofd van de afdeling Beleidsontwikkeling bij directie Cultureel Erfgoed.
Met ingang van 1 april 2009 legt de huidige hoofddirecteur van de Informatie Beheer Groep, de heer Chr. G. (Chris) Spanjaard zijn functie neer en komt de leiding van de IB-Groep in handen van de drie kwartiermakers van de Nieuwe Uitvoeringsorganisatie voor het onderwijs (NUO). Het voornemen is dat in deze Nieuwe Uitvoeringsorganisatie de IB-Groep en de Centrale Financiële Instellingen (CFI) per 1 januari 2010 samengaan. Een driemanschap bestaande uit voorzitter drs. R.J.A. (Rob) Kerstens (directeur-generaal voor NUO), W.J. (Wim) Westerbeek (directeur Fincanciën, Portfolio en Services van de IB-Groep) en drs. J.J. (Jan Jurgen) Huizing (hoofddirecteur CFI) wordt gezamenlijk verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de IB-Groep, in ieder geval tot de fusie met CFI.
Agenda Jaarcongres HBO-raad Op dinsdag 21 april 2009 organiseert de HBO-raad het vijfde grote jaarcongres, met als titel “Vormgeven aan vernieuwing”. Aan de orde komt de interactie tussen opleidingen, lectoraten en de beroepspraktijk als motor voor actuele curricula en aantrekkelijke stages en afstudeeropdrachten, maar ook voor innovatie bij bedrijven en de ontwikkeling van de professie. Op het congres worden onder meer resultaten van allianties tussen opleidingen, lectoraten/kenniscentra en hun professionele omgeving gepresenteerd. Het congres vindt plaats in het Beurs-World Trade Center in Rotterdam. De doelgroep van het congres zijn bestuurders, lectoren, managers, onderwijskundigen, docenten, studenten, projectleiders hoger beroepsonderwijs en relaties van hoge scholen. Kosten: d 75,-. Voor studenten is deelname gratis. Informatie over het programma, de verschillende thema’s en de sprekers is te vinden op de website van de HBO-raad (www.hbo-raad.nl)
HO management
pagina 19
De heer H.G.J. (Rick) Steur treedt uiterlijk op 1 april 2009 aan als hoofdinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs met als portefeuille het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs. De heer Steur is op dit moment voorzitter van het College van Bestuur van het Christelijk Voortgezet Onderwijs in Zuidwest Friesland. Van 1996 tot 2000 werkte hij als inspecteur voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Daarvoor was hij werkzaam bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
Drs. H.M. (Erik) Martijnse wordt per 1 april 2009 directeur Toezicht Hoger Onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Martijnse is op dit moment plaatsvervangend directeur, tevens hoofd Bestuur bij de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het ministerie van OCW. R.C.G. (Ron) van der Meer, hoofd Control, Begroting en Verantwoording, bij deze directie volgt Martijnse op als plaatsvervangend directeur Hoger Onderwijs & Studiefinanciering.
maart 2009
De leden van de Onderwijsraad worden telkens benoemd voor een periode van twee jaar. Met ingang van 1 januari 2009 is de samenstelling van de Onderwijsraad als volgt: Prof. dr. A.M.L. van Wieringen, hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam blijft voorzitter. Zes nieuwe raadsleden zijn aangetreden: Mw. drs. F. Bont MPM, directiesecretaris Koninklijke Horeca Nederland; prof. dr. L. Borghans, hoogleraar Arbeidsmarkteconomie en sociaal beleid, universiteit Maastricht; prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten, hoogleraar Operations Research, Universiteit van Tilburg, uittredend rector magnificus, Universiteit van Tilburg; mr. L.K. Geluk, wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs van de Gemeente Rotterdam; drs. B. Kamphuis, voorzitter College van Bestuur ROC Alfa-college, Groningen; mw. J.M. Reijman, algemeen directeur van de Laurentius Stichting, Delft; mw. dr. J. Snippe, lid College van Bestuur Hogeschool INHolland. Herbenoemd als raadsleden zijn: prof. mr. P.J.J. Zoontjens, hoogleraar Onderwijsrecht, Universiteit van Tilburg; prof. dr. R.J. Bosker, hoogleraar Onderwijskunde, Rijksuniversiteit Groningen, directeur GION, mw. prof. dr. G.T.M. ten Dam, hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, rector Instituut voor de Lerarenopleiding; en mw. C.J. Drenthe, lid College van Bestuur LMC Voortgezet Onderwijs, Rotterdam.
Stimuleren van excellentie in het hoger onderwijs
Door marjolijn vermeulen, programmaregisseur en sara steyn, programmaleider
Sirius Programma
HO pagina 20
maart 2009
management
Ter bevordering van excellentie in het Nederlandse hoger onderwijs is 50 miljoen euro beschikbaar gesteld1. Met de ‘Subsidieregeling Sirius Programma’ beoogt het ministerie van OCW kennis te vergaren over en inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau kunnen worden gebracht. Belangrijk onderdeel is het identificeren van huidige belemmeringen.2
Excellentie
Door beschikbaarstelling van dit aanzienlijke subsidiebedrag wordt excelleren in het onderwijs voor de eerste keer op grote schaal gestimuleerd. Het Programma is ontworpen na uitgebreide consultatie van het veld, wat unieke elementen heeft opgeleverd. • Er worden prestatieafspraken gemaakt: instellingen stellen zelf hun einddoel en route vast. Zij hebben een grote mate van vrijheid: op basis van hun eigen visie kiezen zij definities, instrumenten en prestaties. Dit ligt in lijn van de innovatiestrategie van het Platform, die gebaseerd is op het principe van resultaatgericht innoveren. Het Siriusteam ondersteunt als ‘buitenboordmotor’ de instellingen in hun ambities. • Op verzoek van de instellingen is het subsidiebedrag niet hoofdelijk verdeeld over alle bekostigde hoger onderwijsinstellingen, maar is een beoordelingscyclus gecreëerd waarin alleen de kwalitatief beste aanvragen gehonoreerd worden. • Instellingen zijn vrij in het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag. Er zijn geen normbedragen voorgeschreven. Er zijn ook enkele basisvoorwaarden gesteld. Zo is iedere instelling uitgedaagd een instellingsbrede aanvraag in te dienen, die minimaal de beste 5% van de studentenpopulatie beïnvloedt. Daarnaast wordt een cofinanciering verwacht van 50% en formuleert iedere instelling concrete meetbare prestaties.
Beoordelingsprocedure De beoordeling van de aanvragen geschiedt getrapt. Allereerst zijn de aanvragen individueel beoordeeld. Vervolgens wordt gekeken naar de leerfunctie van het Sirius Programma: de aanvragen dienen bij te dragen aan de kennisopbouw over excellentiebevordering in het gehele hoger
In de consultatieronde stonden de begrippen ‘excellentie’ en ‘excellente studenten’ centraal en is een aanzet gedaan tot het formuleren van nuttige indicatoren om de meerwaarde van de voorgestelde programma’s te identificeren. Over de definitie ‘excellentie’ bleken de meningen sterk uiteen te lopen. Excellentie in een wetenschappelijke omgeving is iets anders dan professionele excellentie, maar hogescholen en universiteiten verschilden ook onderling van mening. Het Siriusteam heeft besloten ruimte te bieden aan divergerende visies van instellingen op excellentie. Het beoordelingskader is inhoudelijk dan ook weinig dwingend en richt zich op de kern van de aanvraag: • Allereerst wordt gekeken naar de ‘ambitie’ van de instelling: hoe ambitieus zijn de geformuleerde prestaties en wat is de toegevoegde waarde ten opzichte van de huidige situatie? Essentieel is dat er concrete, meetbare prestaties opgesteld zijn. Inspiratie hiervoor vormen de, in de consultatieronde, opgestelde prestatie-indicatoren als: ‘een significante verhoging van studieprestaties van deelnemende studenten’ en ‘de instelling scoort minimaal plaats X in een internationale benchmark’. Dit vergt inzicht in de huidige situatie (nulmetingen) en een helder beeld van het beoogde einddoel. Door zicht op de eigen performance kan een instelling gerichter sturen op het behalen van het gewenste resultaat en groeit het lerend vermogen. • Of ambitieuze prestaties ook waar te maken zijn, wordt getoetst onder de noemer ‘haalbaarheid’. Het trackrecord is hierbij van belang, of een heldere visie inclusief doortastende aanpak, indien een instelling nog niet zoveel ervaring heeft met excellentiebevordering. Belangrijke elementen zijn een cultuur die excellentie omarmt, optimale faciliteiten voor excellente studenten/programma’s en een beloningsstructuur die excellentie van studenten, docenten en opleidingen stimuleert. • Excellentiebevordering is meer dan alleen een interessant aanbod neerzetten. Onder de noemer ‘integraliteit’ wordt gekeken naar de rode lijn in de aanvraag. Getoetst wordt of er een logisch verband bestaat tussen visie van de instelling, gehanteerde definitie van excellentie, scouting en selectie van studenten (input), gekozen maatregelen (throughput) en prestaties (output). • Draagvlak, inspraak en commitment van externe (internationale) partijen en studenten zijn essentieel voor een succesvol programma. Om te voorkomen dat er aanbod
HO management
pagina 21
Kenmerken
onderwijs. Diversiteit van de voorgestelde programma’s is belangrijk. Beide stappen resulteren in een ranking, die de basis vormt voor het advies aan de minister. Het Siriusteam wordt bijgestaan door een speciale expertcommissie, die bestaat uit een groep beoordelende en een groep leading experts3.
maart 2009
D
e programma-uitvoering ligt in handen van het ‘Siriusteam’, een nieuw onderdeel van het Platform Bèta Techniek. Het Platform adviseert de minister over de beoordeling van de ingediende aanvragen, maar begeleidt ook de instellingen wier aanvraag gehonoreerd is. Voor deze uitvoeringsconstructie is gekozen gezien de ruime ervaring van het Platform met stimuleringsprogramma’s in het (hoger) onderwijsveld. Prestatiegericht werken staat hierbij centraal, gebaseerd op het principe van incrementele innovatie en high trust. Het Programma omvat de bachelor- en de masterfase, waarvoor respectievelijk 40 en 10 miljoen euro beschikbaar is. Het bachelorprogramma is in 2008 gestart en heeft een looptijd van 4 jaar. Het masterprogramma wordt momenteel voorbereid en zal hoogstwaarschijnlijk voorjaar 2010 starten.
gecreëerd wordt waarvoor geen interesse is en extra vaardigheden van excellente studenten niet aansluiten op de behoefte van de maatschappij (arbeidsmarkt en vervolgopleidingen) is het criterium ‘vraaggerichtheid’ opgenomen. • Het Programma zal een aantoonbare vergroting van excellentie binnen het hoger onderwijs bewerkstelligen. Iedere instelling moet kunnen verantwoorden dat de maatregelen, die zij vanuit visie inzet, daadwerkelijk resultaat hebben. Onder ‘verantwoording’ wordt gelet op de meetbaarheid en concreetheid van geformuleerde kwalitatieve en kwantitatieve prestatie-indicatoren. • Ten slotte worden bonuspunten toegekend in het kader van ‘innovativiteit’, ‘aansluiting bij maatschappelijke thema’s’ en ‘complexiteit/samenwerking’. De instelling moet op deze onderdelen echt boven het maaiveld uitsteken. De eerste beoordelingsronde van bacheloraanvragen heeft plaatsgevonden in 2008. Omdat excellentiebevordering voor de meeste instellingen een relatief nieuw fenomeen is en ontwikkeling van ideeën tijd vergt, zijn de aanvragen ingedeeld in drie categorieën: 1) ‘zeer veelbelovend’, 2) ‘veelbelovend’ en 3) ‘onvoldoende’.
Tabel 1: Aanvragen Sirius Programma 2008
HO pagina 22
maart 2009
management
Aanvragen Geplaatst in categorie 1 Geplaatst in categorie 2 Geplaatst in categorie 3 Ingediend totaal
Hbo Wo Duo-aanvraag Totaal 1 3 1 (wo/ wo) 5 15 5 1 (hbo/ hbo) 21 9 1 1 (hbo/ wo) 11 25 9 3 37
De beoordeling van de aanvragen was een interactief proces. Na indiening heeft iedere instelling de aanvraag mondeling toegelicht. In juli 2008 heeft het Platform een voorlopig advies uitgebracht en zijn de beoordelingen schriftelijk individueel terug gekoppeld. Tegen de beoordeling kon protest worden aangetekend, wat in één geval heeft geleid tot bijstelling. Gelijktijdig zijn de instellingen die voorlopig waren ingedeeld in categorie 1 in staat gesteld hun aanvragen verder te vervolmaken. Eind september heeft het Platform een definitief advies uitgebracht dat eind oktober 2008 integraal door de minister is overgenomen waardoor de ‘zeer veelbelovende’ aanvragers konden starten.4 Na de eerste beoordelingsronde is d 20.875 miljoen van het beschikbare budget belegd, zodat er voor de tweede in 2009 nog d 17.575 miljoen beschikbaar is.
Dwarsdoorsnede aanvragen: grote diversiteit In categorie 1 zijn meer aanvragen van universiteiten geplaatst dan van hogescholen, voor categorie 2 geldt het omgekeerde. In tabel 2 zijn enkele karakteristieken van de hbo- en de wo- aanvragen vergeleken ten aanzien van de verschillende beoordelingscriteria5.
Observaties expertcommissie Veel instellingen zijn pas recent gestart met excellentiebevordering, maar er is duidelijk een eerste grote stap gezet. Door het subsidieprogramma hebben zij een impuls gekregen om daadwerkelijk de slag te maken van kleinschalige losse projecten naar een gestructureerde instellingsbrede aanpak. Geconstateerd wordt wel dat de denkbeelden over excellentiebevordering nog moeten groeien binnen veel instellingen. In het algemeen hebben zij moeite met het denken vanuit hun eigen identiteit/ instellingsprofiel, het definiëren van ‘excellentie’, en het formuleren van prestatie-indicatoren. Slechts enkele instellingen hebben excellentie benaderd vanuit hun eigen identiteit. Met name hogescholen kunnen nog grote stappen zetten. Zij worstelen nog met de invulling van de professionele excellentie van beroepsbeoefenaars en zetten dikwijls in op het ontwikkelen van meer doorstroomprofielen naar universitaire masters. De experts zijn van mening dat dit een te eenzijdige kijk op excellentie is. Wat betreft het criterium ‘ambitie’ zijn slechts enkele instellingen erin geslaagd om concrete, meetbaar nieuwe en hogere prestaties te formuleren. Het hanteren van de bedachte prestatie-indicatoren blijkt in de praktijk moeilijk: zelden zijn de indicatoren vertaald naar de eigen situatie. Gebleken is dat universiteiten in het algemeen meer ervaring hebben met het ontwerpen en uitvoeren van excellentiebevorderend beleid dan hogescholen. In het kader van de ‘haalbaarheid’ wordt weinig aandacht besteed aan docenten. Daarnaast stimuleert de expertcommissie de creatie van een community van excellente studenten en docenten als stimulans van de gemeenschapszin die veel instellingen beogen. Wat betreft ‘integraliteit’ valt in positieve zin op dat met name universiteiten aandacht besteden aan het voortgezet onderwijs in het kader van samenwerking in de onderwijsketen. Volledige financiering van dergelijke trajecten past alleen binnen het Programma als deze direct bijdragen aan de geformuleerde prestaties. Het identificeren van talent vergt volgens de meeste instellingen nog veel onderzoek. Naast de eisen die bijna alle instellingen stellen (hoge cijfers en studievoortgang), wordt vaak gekeken naar de motivatie van de studenten en in enkele gevallen ook naar persoonskenmerken. Veel instellingen geven aan gebruik te willen maken van assessments, die in vrijwel alle gevallen nog (verder) ontwikkeld moeten worden. Vooral de hogescholen zetten wat betreft de selectie van excellente studenten zwaar in op studieloopbaanbegeleiding. De aandacht voor ‘vraaggerichtheid’ kan verbeterd worden, met name richting de behoefte van (excellente) studenten. Vaak is slechts sprake van behoeftepeilingen of studenteninspraak in de vorm van voornemens. Het afnemend werkveld bepaalt voor een groot deel wat excellentie is. Instellingen doen er goed aan om het veld beter te betrekken bij de verschillende excellentietrajecten. Ten slotte valt op dat er weinig aandacht is voor directe aansluiting van excellentieprojecten op maatschappelijke thema’s. Als er al een verbinding gelegd wordt is dit meestal een verwijzing naar de algemene zaken die op dit vlak binnen de instelling spelen .
Tabel 2: Karakteristieken van hbo- en de wo- aanvragen
Criterium Karakteristiek Hbo-veld Wo-veld Ambitie Streven % Tussen 1,5 % - 10% Tussen 5%-20% Prestaties Moeite met formuleren van meetbare prestaties Eerste aanzet aanwezig, vaak geen nulmetingen Haalbaarheid Aandacht voor Vaak wel aandacht voor de noodzaak, maar Soms duidelijke visie en selectiecriteria, enkele keer excellente docenten beperkt uitgewerkt aan harde kant bijscholing, geen extra beloning o.i.d. (personeelsbeleid) Opbouw groep Voornamelijk vaste groepen per cohort, soms Even vaak vaste cohorten als wisselende wisselende samenstellingen samenstelling Community building Erg onderbelicht in meeste aanvragen, Slechts mondjesmaat aandacht: werken in kleine genoemd: koppeling aan lectoraten, coachings- groepen, honoursclas van 200X, netwerkruimte groepen, aparte klassen, ontmoetingsruimtes Trackrecord Weinig ervaring met excellentiebevordering Op kleine schaal ervaring met excellentiebevordering Integraliteit Tijdstip selectie Vooral na de poort, soms twee instroom- Vooral na de poort, uitzondering vormen de colleges momenten Criteria selectie Veelal combinatie van cijfers, motivatie en Met name cijfers en studievoortgang, maar ook persoonlijkheidkenmerken. Soms brieven, motivatie, enkele keer via studieadviseur meestal gesprekken, enkele keer zelfselectie of assessments/tests Start programma Helft start in het eerste, rest in het tweede jaar Meestal in eerste jaar al aandacht (colleges vanaf dag 1), focus vanaf tweede jaar Aantal ECTS Variërend, soms ook binnen instellingen. Van 15-45 ECTS, enkel geval 180 programma’s. Meestal tussen 30-60 ECTS Twee volledige programma’s Additioneel of Voornamelijk combinatie van beiden. Naast Voornamelijk additioneel, enkele keer vervangend (oa vervangend volledige programma’s maar 1 puur vervangend colleges) en 1 puur additioneel Vraaggerichtheid Betrokkenheid studenten Over het algemeen nauwelijks aandacht voor Wel aandacht voor studenten, maar weinig visie op oa vraag/input van studenten. input via alumnibeleid. Werkveld vaak wel betrokken, maar onduidelijk Vaak onduidelijk hoe werkveld betrokken is, en hoe dit hoe specifiek gebruik in kader excellentie- ingezet wordt bij excellentiebevordering bevordering of niet optimaal Samenwerking Veelal algemene samenwerkingsverbanden Veelal samenwerking met andere (buitenlandse) van instelling, niet specifiek voor Sirius. Pabo’s universiteiten, vaak is specifieke inzet ten behoeve van met basisscholen, andere Nederlandse excellentiebevordering onduidelijk ho-instellingen. Weinig specifieke bedrijven/ internationale partners Verant- Soort Vaak middelen als doel opgesteld Erg terughoudend, meerwaarde excellente studenten woording prestaties vaak niet scherp gedefinieerd
Talent’ 2 Art 1 sub 2 Subsidieregeling Sirius programma nr. HO/ BS/2008/2196 3 Beoordelende experts: Taede Sminia (vz), Bert Vroon, Marca Wolfensberger, Frans Nauta, Chiel Renique en Fabiënne Hendricks. Leading experts: Frans van Vught (vz), Hans Adriaansens, Robbert Dijkgraaf, Caren van Egten en Norbert Verbraak 4 Hanzehogeschool Groningen, Radboud Universiteit, Universiteit
Gezien de doelstelling en de vormgeving van het Sirius Programma is er sprake van een ‘lerend programma’ waarin kennisvergaring en -deling centraal staan. Dit streven gaat verder dan het stimuleren van excellentiebevordering binnen afzonderlijke instellingen. Belangrijk is dat álle hoger onderwijsinstellingen tijdens de Programmalooptijd individueel, van elkaar en van derden leren hoe excellentie bevorderd kan worden. Het Siriusteam heeft de ambitie dit te stimuleren en faciliteren, onder meer door de organisatie van kennisconferenties. De eerste heeft op 19 maart 2009 plaatsgevonden.6 Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Maastricht, Universiteit Utrecht en het samenwerkingsverband Universiteit van Amsterdam/de Vrije Universiteit. 5 Dit is geen uitputtende lijst: de criteria omvatten ieder meer karakteristieken dan in de tabel vermeld 6
Zie www.siriusprogramma.nl
management
pagina 23
Eind 2008 zijn met de ‘zeer veelbelovende’ aanvragers prestatieafspraken gemaakt. Momenteel werken alle ‘veelbelovende’ aanvragers aan hun aanvragen. Het Siriusteam heeft iedere beoordeling in een persoonlijk gesprek nader toegelicht. De tweede beoordelingsprocedure voor de bachelorfase start op 15 mei 2009 en de minister kent uiterlijk 31 juli de subsidiegelden toe.
HO 1 Volgend op het eerdere subsidieprogramma ‘Ruim Baan voor
maart 2009
Vervolgprocedure
Excellentie
Door Henk Pijlman
Hanzehogeschool Groningen staat ‘Open voor Talent’ ‘Open voor Talent’. Zo heet de aanvraag van de Hanzehogeschool Groningen in het kader van het Siriusprogramma ter bevordering van excellentie in het hoger onderwijs. Die aanvraag is het afgelopen najaar goedgekeurd. Inmiddels zijn we begonnen met de uitvoering van ons vierjarige Siriustraject. De bedoeling is dat de getalenteerde student zich over vier jaar thuis zal voelen in de Hanzehogeschool Groningen.
T
HO pagina 24
maart 2009
management
erugkijkend op het aanvraagtraject denk ik dat een aantal factoren bepalend is geweest voor het succes. Een daarvan is in ieder geval dat we niet pas begonnen zijn met het ontwikkelen van beleid voor talenten toen het Siriusprogramma werd afgekondigd. We waren er al veel eerder mee bezig. Zoals in vele andere hogescholen waren ook in Groningen her en der al jaren kiemen aanwezig van een talentbeleid: een cum laude-regeling in het studentenstatuut, hogeschoolbrede prijzen voor de meest innovatieve en de meest maatschappelijk betrokken afstudeerprojecten, een jaarlijkse prijs voor de meest innovatieve docent, steeds meer aandacht in onze communicatie voor succesvolle projecten van studenten en medewerkers, doorstroomroutes naar masters aan de universiteit. Een aantal jaren geleden hebben we geïnventariseerd wat we al deden voor getalenteerde studenten en waar we konden intensiveren. Wij deden dat als onderdeel van ons diversiteitsbeleid, dat er voor moet zorgen dat elke student die bij ons studeert ook zoveel mogelijk op maat bediend wordt. Onze observatie daarbij was dat we van oudsher relatief veel aandacht besteedden aan de ‘onderkant’ van de diversiteit, maar de talenten daarbij uit het oog waren verloren. En aandacht voor talent in een hogeschool gaat verder dan het bieden van een cum lauderegeling en een doorstroomgarantie naar universitaire masters. Talent in een hogeschool is
divers. De omgang daarmee in een hogeschool moet daarom ook een integraal pakket zijn gericht op het herkennen, erkennen en stimuleren van talent. Herkennen – weten wie talentvol is, en wie niet (en daarbij hoort selectie). Erkennen – zorgen voor een stimulerende cultuur. En stimuleren – zorgen voor uitdagend onderwijs voor talentvolle studenten. Wij hebben ons daarbij expliciet gericht op professioneel talent: studenten die in potentie behoren tot de top van de beroepsbeoefenaars in de beroepen waarvoor wij opleiden. Die gerichtheid op het beroepenveld, en het trouw blijven aan de rol van de hogeschool in het Nederlandse binaire stelsel van hoger onderwijs, is denk ik ook een belangrijke succesfactor geweest van de aanvraag. Hoe dat professionele talent er precies uitziet verschilt van domein tot domein en van werkveld tot werkveld, maar zeker is dat het voor professionals niet louter om intellectuele eigenschappen gaat, maar dat ook eigenschappen als creativiteit, ondernemerschap en communicatieve vaardigheden een rol spelen. Die definitie van ons talent als professioneel talent leidt overigens tot een interessante positionering van de hogeschool ten opzichte van de universiteit. Kort gezegd: de universiteit richt zich idealiter op de tamelijk homogene groep van vwo’ers met een academische gerichtheid, de hogeschool richt zich op de veel meer diverse groep van mbo’ers, havisten én vwo’ers met een professionele gerichtheid. Een van onze doel-
Die aanpak vraagt om een stevige projectsturing op resultaat en om veel interne communicatie. Zetten we daar niet op in, dan valt het parapluproject uiteen. We hebben inmiddels een rechtstreeks onder het College van Bestuur vallende directeur Sirius benoemd, die met een programmateam zorgt voor aansturing en interne afstemming. De schools moeten hun eigen weg kunnen gaan, tegelijkertijd moeten ze leren van elkaar en best practices van elkaar kunnen overnemen. In die zin is het project ook een oefening in kennismanagement. De Hanzehogeschool Groningen is de enige hogeschool van wie in de eerste ronde van het Siriusprogramma een aanvraag is goedgekeurd. Wij zijn daar natuurlijk trots op, maar hopen ook dat er zich snel meer hogescholen bij ons zullen voegen. Het bieden van faciliteiten aan getalenteerde studenten hoort wat ons betreft onlosmakelijk bij hogescholen. Het past bij de opdracht om professioneel hoger onderwijs te bieden aan de enorm diverse doelgroep die het hbo kent, inclusief de getalenteerde student. Wij kijken natuurlijk uit naar de uitwisseling van expertise met de vier universiteiten die ook in de eerste Siriusronde
Wij hebben ons expliciet gericht op professioneel talent: studenten die in potentie behoren tot de top van de beroepsbeoefenaars in de beroepen waarvoor wij opleiden. een goed eind op streek en de aanvraag paste naadloos in ons al ingezette beleid. Een andere succesfactor is mogelijk de hogeschoolbrede, diverse aanpak geweest. Dit heeft geleid tot een echte parapluaanvraag, waarbinnen de negentien verschillende schools van de hogeschool hun eigen accenten kunnen leggen, passend bij de eigenschappen van hun domein en werkveld en bij hun ontwikkelingsstadium. In het project wordt, om een voorbeeld te geven, niet ingezet op het
een programma toegekend hebben gekregen, maar evenzeer naar de uitwisseling met collegahogescholen die werk maken van talent. Reageren? Stuur een mail naar
[email protected]
Volgende keer úw praktijkverhaal in HO Management? Stuur een mail naar
[email protected]
Henk Pijlman is voorzitter College van Bestuur Hanzehogeschool Groningen
HO management
pagina 25
Ons ingezette talentenbeleid heeft er ondertussen toe geleid dat we er al op sturen dat de cum laude-regeling ook daadwerkelijk in alle opleidingen wordt toegepast, dat we onze gebouwen inmiddels hebben hernoemd naar illustere voorgangers uit onze 210-jarige geschiedenis, en dat we op het plaveisel van ons HanzeForum namen en verdiensten van excellente studenten hebben geschilderd. Onze eigen Walk of Fame – een sprekend voorbeeld van een cultuuromslag in het denken over talent in de hogeschool. Want talent erkennen en verschil durven maken is niet vanzelfsprekend voor een hogeschool, en in ons geval was daar dan ook een bewust genomen besluit voor nodig. Toen het Siriusprogramma bekend werd gemaakt waren we dus al
ontwikkelen van één vorm van onderwijs (zoals een honourscollege), maar op verschillende vormen. Honoursprogramma’s, maar ook selectieve opleidingsspecialisaties die kennis en vaardigheden verdiepen en selectieve hogeschoolbrede minors die juist het perspectief verbreden, worden naast elkaar ontwikkeld. Uiteindelijk moet zo vijf tot tien procent van de 25.000 studenten van de hogeschool bereikt worden.
maart 2009
stellingen is dan ook om het aandeel vwo’ers in onze instroom, tegen de dalende tendens in, minstens in stand te houden en liefst te vergroten. Door het excellentieprogramma moet de hogeschool wat ons betreft óók een thuis worden voor de uitstekende vwo’er die eigenlijk minder academisch en meer professioneel georiënteerd is, en dus eigenlijk op een hogeschool en niet op een universiteit zou moeten studeren. Daar zijn er waarschijnlijk meer van dan we zo zouden denken.
Het heeft even geduurd maar nu is het er dan toch: het wetsvoorstel versterking besturing hoger onderwijs. Hieronder een korte beschrijving van de inhoud. Ook informatie over de intrekking van het wetsvoorstel financiering hoger onderwijs van oud-staatssecretaris Rutte dat onder meer een regeling van leerrechten bevatte. Ten slotte wordt u bijgepraat over de stand van zaken van enkele lopende trajecten en een tweetal relevante ministeriële regelingen.
Stand van de wetgeving HO pagina 26
maart 2009
management
Versterking besturing hoger onderwijs, definitief een streep door de leerrechten en nog wat andere zaken Door wim van holsteijn
Versterking besturing hoger onderwijs
I
n het Coalitieakkoord is het voornemen aangekondigd in deze kabinetsperiode een wetsvoorstel voor bekostiging en besturing van het hoger onderwijs bij de Tweede Kamer in te dienen. Verder is in de zogenaamde Strategische Agenda een aantal plannen ontvouwd dat op relatief korte termijn vorm kan krijgen. Deze zaken samen hebben geleid tot een wetsvoorstel dat op 18 december 2008 aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK 2008/09, 31 821). Het wetsvoorstel heeft als werktitel meegekregen: versterking besturing hoger onderwijs.
Er is gekozen voor een wijziging van de WHW en niet voor een geheel nieuwe wet. Een andere keuze zou de suggestie hebben kunnen wekken, dat er sprake is van een fundamentele breuk met de huidige sturingsfilosofie en het huidige wettelijke instrumentarium. Daarvan is geen sprake. Deze wijzigingswet beoogt in hoofdzaak een aantal breed onderschreven verbeteringen door te voeren. Voorstellen voor een wijziging van de onderwijsbekostiging zijn niet in dit wetsvoorstel opgenomen. De bekostigingssystematiek wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Uitvoeringsbesluit
Achtergrond
De Tweede Kamer heeft voorlopig 10 maart 2009 vastgesteld als datum waarop het verslag klaar zou moeten zijn. Het verslag bevat de vragen die in eerste instantie bij de leden van de Kamer zijn gerezen na kennisneming van het wetsvoorstel.
Definitie einde leerrechten Alleen de echte diehards in het volgen van de wetgeving op het gebied voor het hoger onderwijs zullen in de gaten hebben gehad dat bij de Eerste Kamer nog steeds het voorstel voor de Wet financiering hoger onderwijs (WFHO) aanhangig was. Het wetsvoorstel waarin onder meer een stelsel van leerrechten was opgenomen, is door middel van een brief van 23 januari 2009 (EK 2008/09, 30 387, E) definitief ingetrokken. Er is een direct verband tussen deze intrekking en het indienen van het wetsvoorstel versterking besturing hoger onderwijs dat hierboven is genoemd.
Gevolgen vrijheidsontneming Het wetsvoorstel dat onder andere regelt dat personen die langer dan een maand gedetineerd zijn geen recht hebben op studiefinanciering (EK 2008/09, 31 525) is op 23 december 2008 door de Eerste Kamer zonder beraadslaging en zonder stemming ofwel als hamerstuk aanvaard. Het Staatsblad zal zijn verschenen op het moment dat u dit leest.
Aanpassingswet burgerservicenummer Na de aanvaarding van de aanpassingswet burgerservicenummer (T.K. 2008/09, 30 907), is nu
Verhoging collegegeld en aanpassing aflossing studieschulden Op 21 januari 2009 heeft de Tweede Kamer het verslag vastgesteld dat hoort bij de wijziging van onder meer de WSF 2000 en de WHW in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden (TK 2008/09, 31 790, nr. 6). De minister van OCW is nu aan zet om een nota naar aanleiding van dit verslag in te dienen. Vervolgens kan de parlementaire behandeling worden voortgezet.
Accreditatie Bij de Raad van State is sinds kort aanhangig een voorstel van wet tot wijziging van de WHW in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel. Het is nog niet bekend wanneer het advies van de Raad te verwachten is.
Regeling financiën hoger onderwijs In de Staatscourant van 27 januari 2009, nr. 17, is de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd. Deze regeling bevat voor de bekostigde instellingen voor hoger onderwijs de aanpassing van de onderwijsopslag vanwege sectorale en instellingspecifieke afspraken die gevolgen hebben voor de rijksbijdrage 2008. De Regeling bevat ook een technische correctie van de bedragen en percentages onderwijsopslag van universiteiten en hogescholen die gevolgen heeft voor de berekening van de rijksbijdrage 2009.
Regeling onderwijsprotocol OCW 2008 De Staatscourant van 28 januari 2009, nr. 18, bevat de Regeling onderwijsprotocol OCW 2008. Dit is een protocol ten behoeve van de controle door de instellingsaccountant. De instellingen voor hoger onderwijs moeten naast de jaarstukken met de accountantsverklaring ook diens rapport van bevindingen insturen.
HO management
pagina 27
In dit wetsvoorstel worden de volgende onderwerpen geregeld of gewijzigd: goed bestuur en medezeggenschap, studenten (rechten en plichten), collegegeldsystematiek, kwaliteit (examens en accreditatie), internationalisering (joint degrees, onderwijs in het buitenland), erkenning van verworven competenties (EVC’s), de onderzoekstaak van hogescholen, de introductie van rechtspersonen voor hoger onderwijs in plaats van aangewezen instellingen en op een aantal plaatsen vereenvoudiging van de regelgeving.
de Eerste Kamer aan zet. Op 15 januari 2009 is een gewijzigd voorstel van wet daar ingediend. Het wetsvoorstel regelt dat in artikel 7.52, vierde lid, van de WHW het Sofinummer worden vervangen door het burgerservicenummer.
maart 2009
WHW 2008. De aanpassing daarvan vindt plaats in een met dit wetsvoorstel min of meer parallel lopend traject.
Binask lokalen met TopFLEX
Audio visuele middelen
Practicummeubilair
Kasten
Leerlingen stoelen
Kantoorinrichting
Leerlingen sets
Collegezalen
Altijd Top en heel FLEXibel TopFLEX, het traploos vertikaal te verstellen systeem vanuit het plafond met daarin alle mogelijke energie bronnen inclusief data verkeer. Geen vaste zuilen meer op de vloer waardoor ruimte multifunctioneel gebruikt kan worden Traploos verstelbaar op de gewenste werkhoogte Vanaf een centraal schakelpunt te bedienen en te beheren Keuze schakelaars voor gas en electra inclusief noodstoppen Natuur- en scheikundelokalen met een TopFLEX-inrichting kunnen voor alle lessen worden ingezet TOP en Flexibel dus!
s ss ss
Meer informatie over TopFLEX en ons uitgebreide producten aanbod kunt u vinden op www.schoolpoint.nl.
P.O. Box 474 7000 AL Doetinchem - NL Vierde Broekdijk 21 7122 JD Aalten - NL T. +31(0)543 47 47 00 F. +31(0)543 47 42 82 E.
[email protected] I. www.schoolpoint.nl