Maatwerkadvies grondwaterproblematiek Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam definitief
Maatwerkadvies grondwaterproblematiek Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam definitief
Uitgebracht aan: Waternet Korte Ouderkerkerdijk 7 AMSTERDAM
definitief
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
definitief
Projecttitel
:
Maatwerkadvies grondwaterproblematiek Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
Projectcode
:
KJ57B
Soort document
:
definitief
Kenmerk
:
KJ57B, RAP20130325
Opdrachtgever
:
Waternet
Opgesteld door
:
drs. ing. M.J. Kuiper
Senior projectleider
:
ir. S.M. Geurts van Kessel
Paraaf opsteller
:
Paraaf senior projectleider : Datum
KJ57B, RAP20130325
:
27 maart 2013
27-3-13
definitief
Inhoudsopgave Tekst
pagina
................................ ............................................. 1 1. Inleiding ................................................................................................ 1.1. Algemeen ................................................................................................ ................................ ..................................... 1 1.2. Aanleiding ................................................................................................ ................................ ..................................... 1 1.3. Doelstelling ................................................................................................ ................................ ................................... 2 1.4. Gebruikte gegevens en uitgevoerde werkzaamheden.......................................... ................................ 2 2. Resultaten nadere gebiedsinventarisatie ................................................................ ................................. 4 2.1. Maaiveldhoogten en dorpelhoogten ................................................................ .................................. 4 2.2. Funderingen ................................................................................................ ................................ .................................. 4 2.3. (Polder)riolering en drainage ................................................................ ........................................... 4 2.4. Bodemopbouw ............................................................................................... ................................ ............................... 6 2.5. Neerslag en verdamping ................................................................ ................................................. 7 3. Analyse grondwatersituatie binnenterreinen............................................................ ............................ 8 3.1. Grondwaterstanden en horizontale grondwaterstroming...................................... ................................ 8 3.2. Verticale grondwaterstroming ................................................................ .........................................10 3.3. Werking en invloedsfeer polderriool................................................................ .................................10 3.4. Invloed verschil in maaiveldhoogtes tuinen ...................................................... ......................10 3.5. Grondwaterbalans ......................................................................................... ................................ .........................11 4. Uitgangspunten spunten en randvoorwaarden maatwerkadviezen ......................................... ................................ 14 4.1. Aanpassing polderriool................................................................ polderriool ...................................................14 4.2. Perceelsoverschrijdende invloed ophoging tuinen .............................................. ................................ 14 4.3. Hemelwaterafvoer ......................................................................................... ................................ .........................15 5. Conclusies ies en aanbevelingen................................................................ ................................................16 5.1. Conclusie en advies grondwatersituatie............................................................ grondwatersituatie ............................16 5.2. Aanbevelingen .............................................................................................. ................................ ..............................16
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
definitief
Bijlagen 1. Overzicht onderzoeksgebied en peilbuislocaties 2. Maaiveldhoogtes 3. Funderinghoogtes 4. Resultaten inspectie polderriool 5. Neerslag en verdamping 6. Gemeten grondwaterstanden 7. Schematische doorsneden doorsnede over het onderzoeksgebied 8. Stromingsrichting grondwater 9. Ontwateringsdiepte en waterdekking bij funderingen 10. Ontwateringsdiepte bij verhogen waterstand polderriool 11. Boorbeschrijvingen
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
1
definitief
1. Inleiding 1.1. Algemeen Op 11 oktober 2012 is door Waternet aan Wareco Ingenieurs opdracht verstrekt voor het opstellen van een hydrologisch maatwerkadvies voor het polderrioleringsgebied Helmersbuurt te Amsterdam. De topografische ligging van het onderzoeksgebied is aangegeven in figuur 1. 1 Het gebied betreft het woonblok 1e Helmersstraat 85 t/m 205, Gerard Brandtstraat 1, 3 en 5, Overtoom 146 t/m 298 en 2e Constantijn Huygensstraat 44 t/m 62 in Amsterdam.
1e Helmersstraat
Overtoom
Vondelpark
Figuur 1. Overzicht onderzoekslocatie (bron: Google 2013). 201 ). Het onderzoeksgebied is omlijnd met een rode lijn.
1.2. Aanleiding Eigenaren/bewoners in het onderzoeksgebied ervaren al geruime tijd (grond)wateroverlast. In de achtertuinen van het woonblok ligt een particulier polderriool. Waternet heeft onderzocht dat het polderriool niet goed functioneert en beschouwd het vervangen van het polderriool niet als haalbare oplossing voor de problemen. Op verzoek van de bewoners heeft een onafhankelijk ingenieursbureau (Acacia water) het rapport van Waternet beoordeeld. Waternet heeft vervolgens op de rapportage van het ingenieursbureau gereageerd en de eigenaren/bewoners maatwerkadvies aangeboden. Dit kunnen zowel bouwkundige als hydrologische adviezen zijn.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
2
definitief
1.3. Doelstelling Waternet heeft op basis van het reeds uitgevoerde onderzoek als doel gesteld om de wateroverlast en -onderlast onderlast zoveel mogelijk met maatwerk te laten aanpakken. Zij biedt de perceeleigenaren eigenaren daartoe maatwerkadviezen aan. De doelstelling is vertaald naar twee deelopdrachten: Deelopdracht 1: Uitvoeren van nader onderzoek naar de toepasbaarheid van de voorstellen van Acacia ter verbetering van het bestaande polderriool. Deelopdracht 2:: Formuleren maatwerkadvies per perceel naar de betreffende eigenaren, waarin bouwkundig en hydrologisch advies wordt gegeven. De maatwerkadviezen moeten voldoende detailniveau hebben ten behoeve van uitvoering van de maatregelen door een aannemer. Deze rapportage heeft betrekking op deelopdracht 1. 1.4. Gebruikte gegevens en uitgevoerde werkzaamheden Bij Waternet zijn archiefgegevens verzameld en bestudeerd met betrekking tot de riolering,, het oppervlaktewater, de bodemopbouw, de grondwaterstanden, de fundering fu en vloerpeil van de bebouwing,, de drainage en het maaiveldniveau. Er 1. 2. 3. 4. 5. 6.
is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: INK12.0363 Aanvraag offerte Maatwerkadvies Helmersbuurt d.d. 23 augustus 2012; Notitie Poldergemaal Helmersbuurt, Waternet d.d. 10 oktober 2011; Evaluatieverslag Poldergemaal Helmersbuurt, Acacia Water, 21 mei 2012; Bewonersmaatwerkadvies, Waternet; INK12.0410 NvI Maatwerk Helmersbuurt, Waternet d.d. 17 september 2012; INK12.0410 NvI vraag 15 + 16 Technische info bewoners v2, Waternet, Waternet 17 september 2012; 7. Meteorologische data van www.knmi.nl; www.knmi.nl 8. Dinoloket, TNO. De in de tekst vermelde cijfers tussen [ ] verwijzen naar bovenstaande gegevens. In aanvulling op bovengenoemde gegevens zijn de volgende veldwerkzaamheden uitgevoerd: In de binnenterreinen zijn loodrecht op het polderriool drie peilbuisraaien geplaatst. Een raai bestaat uit drie peilbuizen: één bij het polderriool (zoveel mogelijk bij de inspecteren putten) en twee bij de achtergevels van aangrenzende bebouwing. De locaties van de e raaien (zie bijlage 1)) zijn afgestemd op de reeds aanwezige peilbuizen van Waternet, de maaiveldhoogtes en de locatie met wateroverlast. wateroverlast De boorbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 11. In de peilbuizen zijn automatische drukopnemers geplaatst waarmee de grondwaterstand met een frequentie van eenmaal per uur is gemeten in de periode van 11-11-2012 t/m 7-1 1-2013. Om na te gaan of de drukopnemers accuraat meten, met zijn er handmatige controlemetingen van de grondwaterstand uitgevoerd en is de nauwkeurigheid van de drukopnemers voorafgaand aan het onderzoek gecontroleerd in een testopstelling.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
3
-
-
definitief
Om te beoordelen of de waterdruk in het gemeentelijk riool een nadelig delig invloed heeft op de functionering van het polderriool, zijn in twee inspectieputten dataloggers geïnstalleerd. Hiermee is de waterdruk hoogfrequent gemonitoord gemonito rd in de periode van 11-11-2012 t/m 7-1-2013. 2013. De boringen en peilbuizen zijn ingemeten ten opzichte van NAP. Tevens zijn steekproefsgewijs dorpelniveaus van de bebouwing ingemeten ten opzichte van NAP.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
4
definitief
2. Resultaten nadere gebiedsinventarisatie 2.1. Maaiveldhoogten en dorpelhoogten In bijlage 2 is een maaiveldhoogtekaart opgenomen. De kaart is gebaseerd op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN-2). (AHN Het AHN-2 is een landsdekkend digitaal hoogtebestand van Nederland, verkregen door interpolatie van ingevlogen hoogtepunten. Ongewenste informatie, zoals huizen, auto’s en vegetatie, is uit het bestand gefilterd. De maaiveldhoogte in het openbare terrein (de Overtoom en de 1e Helmersstraat) varieert van circa NAP +0,1 meter (m) tot maximaal circa NAP +0,4 m. De binnenterreinen (achtertuinen) liggen enkele decimeters lager. Het H maaiveldniveau varieert in het binnenterrein sterk per tuin. De hoogte varieert van circa NAP -0,6 0,6 m tot circa NAP -0,2 m. De laag en hoog gelegen tuinen komen verspreid voor. Het et niveau van de dorpels is steekproefsgewijs ingemeten en is weergegeven in de onderstaande tabel. De dorpelhoogte varieert van NAP +0,4 m tot NAP +0,9 m. Tabel 1: Dorpelhoogtes Adres
Dorpelhoogte (m NAP)
Eerste Helmersstraat 99
+0,80
Eerste Helmersstraat 157
+0,40
Eerste Helmersstraat 197
+0,52
Overtoom 182
+0,67
Overtoom 252
+0,47
Overtoom 284
+0,89
2.2. Funderingen De door Waternet aangeleverde archiefgegevens over funderingen zijn verwerkt in bijlage 3.. De meeste niveaus zijn onzeker op basis van een indicatieve inschat schatting door Waternet. Wareco heeft geen aanvullende gegevens verzameld over de funderingen. fun Het (ingeschatte) niveau van het bovenste funderingshout varieert van circa NAP -1,0 m tot circa NAP -1,4 m. De gemeente hanteert als norm voor de laagst toelaatbare grondwaterstand bij bebouwing bebou 0,4 m boven het bovenste funderingshout. Voor het onderzoeksgebied komt dit neer op NAP -0,6 m. 2.3. (Polder)riolering en drainage Polderriool In de achtertuinen ligt op de perceelgrens een polderriool. De voornaamste functie van het polderriool is hett afvoeren van grondwater en mogelijk hemelwater. Waternet heeft aangegeven dat het polderriool plaatselijk constructief in zeer slechte staat is. Ook heeft Waternet aangegeven dat het polderriool mogelijk ter plaatse van Overtoom 160 is geblokkeerd door een en damwand.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
5
definitief
Waternet heeft de locatie van inspectieputten in het polderriool aangegeven. Uit een locatie-inspectie inspectie door Wareco blijkt dat de meeste inspectieputten zijn dichtgestort of niet bereikbaar zijn vanwege obstakels. De inspectieput in de tuin van va 1e Helmersstraat 191/Overtoom 254 (put 21) was bereikbaar en is visueel geïnspecteerd. De bevindingen zijn opgenomen in bijlage 4. 4 De staat van het metselwerk van de inspectieput was matig. De diepte van het polderriool is ingemeten op NAP -2,0 m (circa 1,6 m onder maaiveld). De diameter van het polderriool bedraagt 500 mm. De waterstand in put 21 is hoogfrequent (eenmaal per uur) gemonitoord, gemonito rd, gedurende de periode van 11-11-2012 1 t/m 7-1-2013. 2013. De waterstand is weergegeven in i de onderstaande figuur. De waterstand fluctueerde van NAP -1,63 1,63 m tot NAP -1,57 m.
Figuur 2. Waterstand (m NAP) in het polderriool ter plaatse van inspectieput 21
Lozingspunten Het polderriool loost het water op het gemeentelijk riool ter plaatse van Gerard Brandtstraat (put 24) en 2e Constatijn Huygensstraat (put 1). Deze ze putten zijn eveneens visueel geïnspecteerd, zie bijlage 4. Het waterpeil in de ontvangstputten aan de Gerard Brandtstraat en 2e Constatijn Huygensstraat is hoogfrequent (eenmaal per uur) gemonitoord gedurende de periode van 11-11-2012 1 t/m 7-1-2013. 2013. De waterstand waterstan is weergegeven in figuur 3 en figuur 4. De ontvangstput was ongeschikt om een debietmeting in het polderriool uit te voeren. In beide ontvangputten is ijzervorming aangetroffen, hetgeen duidt duidt op toestroming van ijzerrijk grondwater. Bij de Gerard Brandtstraat bedraagt de diepte van het lozingspunt van het polderriool NAP -1,67 m. De waterstand fluctueerde in deze put van NAP -1,65 1,65 m tot NAP -1,59 m. Omdat dit waterniveau (enigszins) hoger is dan de leiding, bepaalt de waterstand in het ontvangstput de laagst haalbare waterstand in het polderriool (het drainage-instelniveau). drainage Als het drainage-instelniveau instelniveau wordt vergeleken met de waterstand in het polderriool, wordt inzicht verkregen in de opstuwing wing van water in het polderriool. De opstuwing ter plaatse van de 1e Helmersstraat 191/Overtoom 254 (put 21) bedraagt circa 2 cm (over een afstand van circa 60 m). Deze opstuwing duidt erop dat het polderriool over deze afstand in staat is om het water af te voeren en dat er weinig weerstand in de buis aanwezig is. is Ter plaatse van de 2e Constatijn Huygensstraat (put 1) bedraagt de diepte van het lozingspunt NAP -1,45 1,45 m. Gezien de richting van deze laatste buis naar het zuiden, zuiden is het onzeker of dit het lozingspunt ozingspunt van het polderriool betreft. De waterstand in put 1 fluctueerde van NAP -1,78 1,78 m tot NAP -1,68 m.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
6
definitief
Figuur 3. Waterstand (m NAP) bij het lozingspunt op het gemeentelijk riool ter plaatse van inspectieput 24
Figuur 4. Waterstand (m NAP) bij het lozingspunt op het gemeentelijk riool ter plaatse van inspectieput 1
Drainage Waternet heeft aangegeven dat ter plaatse van 1e Helmersstraat 131 t/m 123 drainage is aangelegd door de bewoners. Gegevens over dit drainagesysteem zijn niet aanwezig. 2.4. Bodemopbouw Uit voorgaand onderzoek [2,3 2,3] is gebleken dat de bodem tot een diepte van circa NAP -3 m à NAP -4 4 m bestaat uit een stedelijke zandlaag. Daaronder wordt tot een e diepte van circa NAP -7 7 m veen en klei aangetroffen. Vanaf een diepte van NAP -7 7 m wordt een wadzandlaag aangetroffen. Op basis van de door Wareco geplaatste boringen, bestaat de ondiepe bodem in het binnenterrein (de achtertuinen) overwegend uit puinhoudend zand. Plaatselijk, bij peilbuizen 1.03 en 3.02, is puinhoudend en zandige klei aangetroffen. In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat ter plaatse van het binnenterrein een stedelijke zandlaag dlaag aanwezig tot een diepte van circa NAP -2,5 m à NAP -3,0 3,0 m (circa 2 m onder maaiveld).
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
7
definitief
2.5. Neerslag en verdamping De e gemeten grondwaterstanden worden gerelateerd aan de neerslag. In bijlage 5 is de verdeling van de netto neerslag van 12-11-2012 tot en met 10-1-2013 weergegeven, eergegeven, gemeten ter plaatse van het KNMI-station KNMI Schiphol. De periode waarin de grondwaterstanden zijn gemeten betreft een periode met bovengemiddeld veel neerslag. neerslag In de maand december 2012 is 123 mm neerslag gemeten, terwijl in Amsterdam de gemiddelde waarde voor december 87 mm bedraagt. Gesteld wordt dat de grondwaterstandmetingen en rond 26 december 2012 representatief zijn voor de jaarlijks hoogste grondwaterstanden.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
8
definitief
3. Analyse nalyse grondwatersituatie binnenterreinen 3.1. Grondwaterstanden en horizontale grondwaterstroming In voorgaand onderzoek [3] 3] is verondersteld dat het grondwater van noordwest naar zuidoost stroomt, richting het laaggelegen Vondelpark. Dit is gebaseerd op voornamelijk meetpunten in de openbare weg en is derhalve niet betrouwbaar voor het binnenterrein. Om het stromingsbeeld in het binnenterrein nauwkeuriger vast te stellen, zijn in het binnenterrein aanvullende peilbuizen geplaatst en gemonitoord. gemonito De locaties van de door Wareco geplaatste peilbuizen peilbuize zijn weergegeven in bijlage 1. De peilbuizen zijn in drie raaien geplaatst, bij de achtergevels en nabij het polderriool. Waternet monitoort de grondwaterstand in een groot aantal peilbuizen rondom en in het onderzoeksgebied. Voor oor het gebied buiten het onderzoeksgebied wordt uitgegaan van de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstanden (GHG) op basis van voorgaand onderzoek [3]. [ In bijlage 6 zijn de gemeten grondwaterstanden weergegeven. De grafieken per raai zijn weergegeven in figuur uur 5 tot en met 7. 7 In bijlage 7 zijn drie schematische doorsneden over het binnenterrein opgenomen. In bijlage 8 en in figuur 8 is het stromingsbeeld (isohypsen) d.d. 26-12-12 12 weergegeven. weergegeven De weergegeven grondwaterstanden zijn representatief voor een natte winterperiode met hoge hog grondwaterstanden. In het westen van het onderzoeksgebied treedt grondwaterstroming van de 1e Helmersstraat en de Overtoom richting het midden van het binnenterrein (waar het polderriool ligt). De grondwaterstand onder de openbare wegen bedraagt circa NAP N -0,8 m à NAP -0,6 0,6 m. De grondwaterstand nabij het polderriool bedraagt circa NAP -1,6 m à NAP -1,1 m. Er treedt een duidelijk verhang op (circa 1 m over 30 m) richting het polderriool. In het oosten van het onderzoeksgebied treedt grondwaterstroming op p van noord naar zuid. De grondwaterstand varieert hier van circa NAP -0,5 m tot circa NAP -0,6 m. Het verhang van de grondwaterstand is in het oosten gering (circa 0,1 m over 30 m). Op deze locatie zijn eveneens meerjarige gegevens van de fluctuatie. In de zomer is de grondwaterstand in het binnenterrein circa 0,5 m lager (tot NAP -1,1 1,1 m). Er is aanvullend onderzoek in de zomer nodig om de oorzaak hiervan (bomen, polderriool?) aan te wijzen.
Figuur 5: Grondwaterstanden raai 1. 1 Ter plaatse van peilbuis 1.03 is meer klei in de bodem aanwezig, wat de grotere fluctuatie hier mogelijk verklaart. verklaart
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
9
definitief
Figuur 6: Grondwaterstanden rondwaterstanden raai 2. 2
rondwaterstanden raai 3. 3. Ter plaatse van peilbuis 3.01 is meer klei in de bodem Figuur 7: Grondwaterstanden aanwezig, wat de grotere fluctuatie fluctu hier mogelijk verklaart.
Figuur 8: Stromingsrichting van het grondwater op 26-12-2012 26 (grondwaterstanden in m NAP).
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
10
definitief
3.2.. Verticale grondwaterstroming De stijghoogte in het diep gelegen eerste watervoerend pakket bedraagt circa NAP -2,6 m [8]. De grondwaterstand in het bovenste bodempakket is circa 1 à 2 m hoger dan de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket. Dit betekent dat er neerwaartse stroming (wegzijging) optreedt vanuit de bovenste laag naar het lager gelegen eerste watervoerend pakket. 3.3. Werking en invloedsfeer polderriool Oosten van het onderzoeksgebied (nabij meetraai 3) Op basis van de grondwaterstandmetingen heeft het polderriool in het oosten van het onderzoeksgebied nauwelijks effect op de grondwaterstand. Hier is geen duidelijk du verhang van twee zijden richting het polderriool gemeten (zie bijlage 7 en 8). De maximale invloed van het polderriool op de grondwaterstand wordt ingeschat op hooguit circa 0,1 m. Verondersteld wordt dat het polderriool door obstructie niet meer naar het oosten kan afvoeren. Het grondwater moet derhalve via een grote afstand door het polderriool richting het westen zijn weg vinden. Verwacht wordt dat het polderriool langs die grote afstand plaatselijk niet meer intact is, is, waardoor de weerstand tegen stroming groot is. Een verlaging van 0,1 m is onvoldoende om wateroverlast te voorkomen en het polderriool kan naar verwachting niet als afvoer worden gebruikt. Gesteld wordt het dat polderriool pold hier niet functioneert. Westen van het onderzoeksgebied (nabij meetraaien 1 en 2) In het westen van het onderzoeksgebied is een duidelijk verhang richting het polderriool gemeten. Gesteld wordt dat het polderriool hier een belangrijke invloed heeft heef op het grondwaterregime. Het effect neemt vrij snel af van het westen richting het oosten. Als ervan wordt uitgegaan dat in het oosten een “natuurlijk” verloop van de grondwaterstand is gemeten (voor een situatie zonder belangrijke invloed van het polderriool), polderriool), wordt de maximale invloed van het polderriool ingeschat op circa 0,5 m (bij meetraai 2) à 1,0 m (bij meetraai 1). De verminderde werking van het polderriool richting het oosten, wordt vermoedelijk veroorzaakt door obstructies en daardoor weerstand in de buis. Verwacht wordt dat het polderriool in het westen tot aan de voorgevels van de panden effect heeft op de grondwaterstand. Midden van het onderzoeksgebied Het is onduidelijk tot welke afstand richting het oosten het polderriool effect heeft. Het polderriool is hier onvoldoende bereikbaar om de staat ervan te onderzoeken. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat nabij 1e Helmersstraat 125-143 een overgangsgebied betreft, waarbij de maximale invloed van het polderriool afneemt van circa 0,5 m tot hooguit circa 0,1 m. 3.4. Invloed verschil in maaiveldhoogtes maaiveldhoogte tuinen Als de grondwaterstand tand tot het maaiveldniveau van een tuin stijgt, wordt het water gedraineerd op het maaiveld. Als een aangrenzende tuin hoger gelegen is, is meer ruimte voor berging in de e bodem en kan de grondwaterstand daar hoger zijn. In dat geval treedt een verhang op richting de laaggelegen tuin. tuin. De laaggelegen tuin functioneert dan als een drain voor de omgeving. Om te beoordelen wat de invloed is van de maaiveldhoogtes op de grondwaterstand, grondwaterstand, zijn de grondwaterstanden (zie zie bijlage 8) vergeleken met de maaiveldhoogtes hoogtes (zie bijlage 2).
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
11
definitief
Op basis van deze verschillen is onderscheid gemaakt in tuinen met een waterbergende functie en een waterafvoerende functie. De grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld wordt de ontwateringsdiepte genoemd. Een overzichtskaart hiervan is opgenomen in bijlage 9a. In het grootste deel van het onderzoeksgebied fluctueert de grondwaterstand onder het maaiveldniveau. In het midden midd en oosten stijgt de grondwaterstand plaatselijk na buien tot aan het maaiveld. Hier treedt in circa tien laaggelegen tuinen maaiveldberging op. Op basis van de ontwateringskaart eringskaart,, staan deze tuinen een groot deel van de winter onder on water. Het is onbekend d of dit werkelijk optreedt. Op basis van peilbuis 3.01, 3.01 wordt ingeschat dat de grondwaterstand in december 2012 bij circa een derde van de buien tot aan het maaiveld van de lage tuinen steeg. steeg 3.5. Grondwaterbalans Een grondwaterbalans geeft inzicht in hoe belangrijk verschillende invloeden zijn voor de grondwaterstand. Hiermee wordt eveneens inzicht verkregen in met welke maatregelen de grondwaterstand kan worden beïnvloed. Op basis van de grondwateranalyse, bestaat de grondwaterbalans van het binnenterrein uit de volgende componenten: Tabel 2: Balanscomponenten Inkomende stroming
Uitgaande stroming
neerslag (op basis van KNMI-data)
afvoer neerslag op verharde en gerioleerde oppervlakken (er wordt van uitgegaan dat de helft van de neerslag op daken valt, via de voorvoor of achterzijde naar het riool wordt afgevoerd en geen onderdeel uitmaakt van de grondwaterbalans)
horizontale grondwaterstroming vanuit de omgeving (berekend met de formule van Darcy)
verdamping (is nihil op basis van KNMI-data)) horizontale grondwaterstroming naar de omgeving (berekend met de formule van Darcy) afvoer naar het polderriool (is de resultante) maaiveldberging in lage tuinen (berekend op basis van het percentage lage tuinen en de hoeveelheid neerslag die valt op een verzadigde bodem) wegzijging: neerwaartse grondwaterstroming naar het eerste watervoerende pakket (analytisch berekend op basis van drukverschil en een weerstand van 2.000 dagen) Mogelijk particuliere pompen/drains (geen gegevens aanwezig, derhalve geen rekening mee gehouden)
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
12
definitief
Per meetraai is een indicatieve grondwaterbalans grond opgesteld, uitgaande van een oppervlak van 50 m breed en van voorgevel (1e Helmerssraat) tot voorgevel (Overtoom). De resultaten zijn weergeven in de onderstaande figuren. De grondwaterbalans is indicatief en representatief voor de meetperiode 11-11-2012 t/m 7-1-2013:: een natte wintersituatie met hoge grondwaterstanden. De afzonderlijke grondwaterstromen zijn (zeer indicatief) gekwantificeerd. De restsom is toegeschreven aan afvoer a van grondwater via het polderriool. Uit de grondwaterbalansen wordt het volgende opgemaakt: de invloed van het polderriool op de grondwaterstand neemt af van het westen (raai 1) naar het oosten (raai 3); in het westen (raai 1) is het polderriool de belangrijkste invloed op de grondwaterstand; in het midden (raai 2) zijn het polderriool en neerslag de belangrijkste invloeden; in het oosten (raai 3) zijn neerslag en wegzijging de belangrijkste belangrijkste invloeden, invloeden hier is ook maaiveldberging bij lage tuinen van belang (bij bij bewoners wordt tijdens de maatwerkadviezen nagegaan of dit werkelijk optreedt).
+1,4 (binnenterrein)
+1,3
+1,0 -3,2
-0,5 Figuur 9. Indicatieve grondwaterbalans raai r 1, gemiddelde waarden in mm/dag tijdens de meetperiode.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
13
definitief
+1,4
+0,4
+0,6 -1,7
-0,7 Figuur 10. Indicatieve grondwaterbalans raai 2, , gemiddelde waarden in mm/dag tijdens de meetperiode.
+1,4 -0,2 +0,0
+0,2 -0,5
-0,9 Figuur 11. Indicatieve grondwaterbalans raai 3, 3 gemiddelde waarden in mm/dag tijdens de meetperiode.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
14
definitief
4. Uitgangspunten en randvoorwaarden maatwerkadviezen 4.1. Aanpassing polderriool Het huidige waterpeil in het polderriool is in het westen van het onderzoeksgebied te laag. De grondwaterstand wordt als gevolg van afvoer via het polderriool verlaagd tot onder de laagst toelaatbare grondwaterstand bij bebouwing (NAP -0,6 m), zie bijlage 9b. 9b De grondwaterstand wordt zelfs in een natte winterperiode (bij hoge grondwaterstanden) verlaagd tot onder het (veronderstelde) niveau van het funderingshout. In de zomer is de grondwaterstand lager. In het westen is derhalve de kans groot dat permanente droogstand oogstand van houten paalfunderingen optreedt als gevolg van het polderriool. Om aan de laagste toelaatbare grondwaterstand bij bebouwing te voldoen,, zou het instelniveau van het polderriool verhoogd moeten worden tot circa NAP -0,6 0,6 m. Dit niveau is ongeveer eer gelijk aan de grondwaterstand in de omgeving van het onderzoeksgebied, wat betekent dat het polderriool in dat geval nagenoeg geen invloed meer heeft op de grondwaterstand. De grondwaterstand zal in die situatie in het westen en midden van het onderzoeksgebied ksgebied meerdere decimeters stijgen. Ervan uitgaande dat de grondwaterstand in het gehele binnenterrein stijgt tot NAP -0,6 m, wordt de ontwateringsdiepte diepte (afstand maaiveld tot grondwaterstand) in veel tuinen kleiner dan 0,5 m, zie bijlage 10. Om de (veronderstelde) ronderstelde) permanente droogstand van het funderingshout in het westen op te lossen, is een verhoging van de grondwaterstand nodig. Een verhoging van de grondwaterstand zal leiden tot wateroverlast in de tuin en mogelijk in souterrains, over de gehele lengte ngte van het binnenterrein. Omdat de belangen tussen hoogst en laagst toelaatbare grondwaterstanden conflicteren, biedt het polderriool geen totaaloplossing voor de grondwaterproblematiek. Derhalve zijn maatwerkoplossingen op perceelsniveau nodig. Uitgangspunten voor maatwerkadviezen Geadviseerd wordt om het instelniveau van het polderriool af te stemmen op de norm voor de funderingen (NAP -0,6 0,6 m) en met maatwerkadviezen zoveel mogelijk te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat. De laagst toelaatbare atbare grondwaterstand is gebaseerd op veronderstelde funderingshoogtes. Tijdens de maatwerkadviezen wordt op basis van een visuele woningschouw een verificatie uitgevoerd van de veronderstelde funderingshoogtes. funderings 4.2. Perceelsoverschrijdende invloed ophoging ophogi tuinen Zoals in paragraaf 3.4. beschreven, heeft het verhogen van een laaggelegen tuin invloed op de ontwatering van een hoger gelegen tuin. Omdat de grondwaterstand in het westen van het onderzoeksgebied lager is dan de tuinen, heeft het ophogen van een lage tuin hier geen nadelige invloed op een naastgelegen tuin. In het midden en oosten van het onderzoeksgebied heeft het ophogen van tuinen wel nadelige gevolgen voor andere percelen. In de huidige situatie wordt de d grondwaterstand ter plaatse van de diepe tuinen (circa NAP -0,8 0,8 m) circa 0,2 m verlaagd ten opzichte van de gemeten grondwaterstand.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
15
definitief
Uitgangspunten voor maatwerkadviezen Op basis van de waterbalans wordt ingeschat dat de grondwaterstand grondwater tand circa 5 cm (indicatief) stijgt als de diepe tuinen worden opgehoogd. 4.3. Hemelwaterafvoer Infiltratie van afstromend hemelwater van daken kan bijdragen aan het bestrijden van droogstand van houten paalfunderingen. Ook kan het afvoeren van het afstromende regenwater op een defecte polderriool tot overlast leiden. Daarom is het van belang om te inventariseren hoe het regenwater van de daken wordt afgevoerd. Op dit moment is daar onvoldoende inzicht in. Tijdens de maatwerkadviezen wordt hier meer informatie over verzameld. Uitgangspunten voor maatwerkadviezen Het is nog onbekend of het grondwaterstand in de zomer met hemelwater aangevuld moet worden om droogstand te voorkomen. Op basis van metingen in de zomer kan worden vastgesteld of het hemelwaterafkomstig van de daken moet worden geïnfiltreerd, dan wel afgevoerd voerd moet worden naar het gemeentelijk riool aan de voorzijde van de panden.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
16
definitief
5.. Conclusies en aanbevelingen 5.1. .1. Conclusie en advies grondwatersituatie Het polderriool heeft in het westen van het onderzoeksgebied een grote invloed op de grondwaterstand. tand. Hier wordt de grondwaterstand zodanig verlaagd dat een reële risico bestaat op langdurige (nagenoeg nagenoeg permanent) permanent droogstand van houten paalfunderingen. In het oosten van het onderzoeksgebied heeft het polderriool geen invloed van betekenis op de grondwaterstand. Om de (veronderstelde) droogstand van het funderingshout in het westen op te lossen, is een verhoging van de grondwaterstand nodig. Dit kan worden bereikt door het aanpassen van de overstorthoogte van het polderriool. Een verhoging van de grondwaterstand dwaterstand zal leiden tot wateroverlast in de tuinen en mogelijk in souterrains, over de gehele lengte van het binnenterrein. Omdat de belangen tussen hoogst en laagst toelaatbare grondwaterstanden conflicteren, biedt het polderriool geen totaaloplossing voor de grondwaterproblematiek. Derhalve zijn maatwerkoplossingen op perceelsniveau nodig. Geadviseerd wordt om het instelniveau van het polderriool af te stemmen op de norm voor de funderingen (0,4 0,4 m boven de veronderstelde funderingshoogte: NAP -0,6 0,6 m) en met maatwerkadviezen zoveel mogelijk te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat/wordt ontstaat opgelost. Geadviseerd wordt om het instelniveau van de polderriolering te optimaliseren door middel van monitoring van de grondwaterstanden bij het polderriool ten opzichte o van de grondwaterstand bij bebouwing. bebouwing 5.2. Aanbevelingen Het grondwateronderzoek is uitgevoerd in een winterperiode periode met veel neerslag. In de meetperiode traden hoge grondwaterstanden op. In de lente/zomer treden reden lagere grondwaterstanden op.. De grondwaterbalans grondwaterbalans en de bijdrage van het polderriool daarin, is in die periode anders. Grote bomen zullen bijvoorbeeld in de lente/zomer een grote invloed hebben op de grondwaterstand. grondwaterstand Derhalve kan niet worden uitgesloten dat het opzetten van de overstorthoogte storthoogte van het polderriool droogstand van houten paalfunderingen voorkomt. Om te beoordelen of in aanvulling op het aanpassen van de overstorthoogte ook maatwerkoplossingen nodig zijn om droogstand te voorkomen/beperken, wordt aanbevolen om de monitoring van de grondwaterstand te continueren tot en met een droge zomerperiode. Hiervoor zijn metingen op particulier terrein nodig, waardoor de medewerking van bewoners essentieel is. Om schade door te hoge grondwaterstanden te voorkomen, wordt aanbevolen aanbevolen om bewoners eerst in de gelegenheid te stellen om maatregelen tegen grondwateroverlast te nemen (op basis van de maatwerkadviezen door Wareco), Wareco), voordat de overstorthoogte van het polderriool wordt opgezet. Naar aanleiding van dit onderzoek, wordt tijdens de informatiebijeenkomst tiebijeenkomst en maatwerkadviezen de volgende informatie verzameld bij bewoners: verificatie van het ingeschatte niveau van het bovenste funderingshout; nagaan of afstromend hemelwater van daken momenteel via de achterzijde wordt afgevoerd naar het polderriool, polderriool, en of dit vanwege een defect polderriool tot wateroverlast leidt; nagaan of de laaggelegen tuinen in het oosten inderdaad (regelmatig) onder water staan;
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
17
-
definitief
nagaan of reeds drainerende middelen aanwezig zijn; nagaan of er sprake is van instromend (grond)water in de souterrains.
KJ57B, RAP20130325
27-3-13
BIJLAGEN
r ar d Ge
peilbuis of put
3
294
( !
197 195
298 296
199
292
290
288
( !
183
286
284
282
PB1.01
Put 21
189
( !
PB1.03
191
185
280
278 276
177
274
272
175
268
171
264 266
169
163
262
165
157
260
256
153
151
252
250
248
PB2.03
PB2.01
( ! 254
( ! PB2.02 ( !
159
155
246
149
244
147
242
145
240
143
141
230
139
137
226
135
r Ov e
224
131
125
m to o
216 218 222 220
127
214
212
119
206
117
210 208
121
204
202
198
109
200
111
105
184
( !
PB3.01
176
0
172 170
168
166
164
62
20
160
60
152
58
±
148
146
40
150
52
50
( !
Put 1
80 Meters
x 297
420
Kj57b
project:
A3
tekeningn aam : Kj 57b_ bij1
1 : 12 50
schaal:
31-1 -20 13
datu m:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
Bijlage 1: Overzicht onderzoeksgebied en peilbuislocaties
182
174
PB3.02 ( PB3.03 ! ( !
103
97
48
t tr a a
( !
1
203
Put 24 ( !
205
201
193
187
181
179
173
167
161
H ste Eer
er s e lm
at s tra
133
129
123
115
113
107
99
87
H
101
93
89
ntijn
95
91
46
C
85
e de 44
Tw e ta o ns s ens g y u
at str a d n B ra
pagina 1 van 2
Bijlage 1: Overzicht onderzoeksgebied en peilbuislocaties Overzicht
Raai 3 Put 1
Raai 2 onderzoeksgebied
Raai 1
Put 24
Put 21
Raai 1
kj57b.bijlage1.docx
5-2-13
pagina 2 van 2
Raai 2
Raai 3
kj57b.bijlage1.docx
5-2-13
r ar d Ge
Maaiveldhoogte (m t.o.v. NAP)
3
298 296
199
294
292 290
191
288
189
286
284
282
183
280
278
181
276
173
274
272
175
268
264
167
266
169
262
163
260
161
256
159
254
157
246
149
248
151
250
153
252
155
t tra a
244 242
147
145
240
143
141
230
137
r Ov e
226
135
m to o
224
131
216
125
218 222 220
127
214
212
210
208
119
206
204
115
202
198
109
200
111
184
182
172 170
168
0
164
160
60
20
152
58
150
52
50
148
± 40
146
80 Meters
x 297
420
Kj57b
project:
A3
Bron: AHN2 1 : 15 00 tekeningn aam : Kj 57b_ bij2
datu m: 31-1 -20 13
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
Bijlage 2: Maaiveldhoogtes
176
174
166
62
48
t tr a a
0.10 - 0.20 0.20 - 0.30 0.30 - 0.40 > 0.40
-0.30 - -0.20 -0.20 - -0.10 -0.10 - 0.00 0.00 - 0.10
1
203
at str a d n B ra
< -0.60 -0.60 - -0.50 -0.50 - -0.40 -0.40 - -0.30
205
201
197 195
193
187
185
179
177
171
s
165
Eer
e te H
r ss lm e
139
133
129
123 121
117
113
107
103
97
91
85
H
105
99
93
87
ntijn
101
95
89
44
C e de
46
Tw e ta o ns s ens u yg
r ar d Ge
onzeker
-1.00
onzeker
vastgesteld
Betrouwbaarheid
-1.35
3
t r aa ds t n a Br
-1.20
1
203
294
197 195
298 296
199
292 290
191
288
189
286
284
185
282
183
280
278
179
276
177
274
272
173
268
171
266
264
167
262
165
260
161
256
159
246
149
248
151
250
153
252
155
254
157
er s
244
147
242
145
240
143
141
230
139
137
218 222220
129
m to o
224
r Ov e
226
135
131
216
125
214
212
206
117
210 208
119
204
202
113
200
107
198
109
184
182
176
168
0
166
160
60
20
152
58
150
52
50
148
146
40
± 80 Meters
x 297
420
Kj57b
project:
A3
1 : 12 50 tekeningn aam : Kj 57b_ bij3
datu m: 1-2- 201 3
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
Bijlage 3: Funderingshoogtes
174
172 170
164
62
48
t tr a a
Bovenste funderingshout Bron: Waternet (m .t.o.v. NAP )
205
201
193
187
181
175
169
163
ste Eer
lm He
at s tra
133
127
123 121
115
111
103
97
87
H
105
99
93
89
ntijn
101
95
91
C
46
e de
85
44
Tw e ta o ns s ens u yg
pagina 1 van 3
Bijlage 4: Resultaten inspectie polderriool
Put 1
N
Overzicht put
Overzichtsfoto put
N Diepte= 3,20 m
PB
Opmerkingen Veel ijzerafzetting in de leiding aangetroffen. Maar 1 put aangetroffen in de straat. b.o.b. 1,80 m-putdeksel D= 300 mm
kj57b.bijlage4.docx
Leiding loopt in andere richting dan op tekening.
5-2-13
pagina 2 van 3
Put 21
N
Overzichtsfoto put
Overzicht put b.o.b. 1,59 m-put D= 500 mm
polderriool
N
Diepte= 1,60 m
PB
Opmerkingen polderriool
HWA
b.o.b. 0,36 m-put
Drie leidingen aangetroffen, waarvan één hemelwaterafvoer. Put is gemetseld en in matige staat.
D= 150 mm
Veel slib in put aangetroffen. Circa 0,4 m.
kj57b.bijlage4.docx
5-2-13
pagina 3 van 3
Put 24
N
Overzichtsfoto put
Overzicht put b.o.b. 2,10 m-put D= 400 mm
N
Diepte= 2,40 m
Opmerkingen IJzerafzettingen aangetroffen tot net onder b.o.b. Put is in goede staat (PVC).
PB
kj57b.bijlage4.docx
Aansluitingen in put komen overeen met tekening.
5-2-13
pagina 1 van 1
Bijlage 5. Neerslag en verdamping
80
15
60 12 40 10
Dagelijkse netto neerslag (mm)
20 7 0 5
2
-1
Gesommeerde negen-daagse bruto neerslag (mm)
Neerslaggegevens - Schiphol
10-jan-13
7-jan-13
4-jan-13
1-jan-13
29-dec-12
26-dec-12
23-dec-12
20-dec-12
17-dec-12
14-dec-12
11-dec-12
8-dec-12
5-dec-12
2-dec-12
29-nov-12
26-nov-12
23-nov-12
20-nov-12
17-nov-12
14-nov-12
11-nov-12
-3
In de bovenstaande figuur zijn de neerslaggegevens weergegeven. In de figuur is de netto neerslag weergegeven, alsook de gesommeerde negendaagse bruto neerslag. Netto neerslag De netto neerslag is de hoeveelheid neerslag die de grond in kan stromen en het grondwater kan bereiken. De bruto neerslag is de gemiddelde specifieke neerslagintensiteit boven het aardoppervlak. In de figuur is de netto neerslag per dag weergegeven in staafgrafiek (de blauwe balken). De netto neerslag wordt bepaald door de bruto neerslag te verminderen met de verdamping. Als verdamping wordt de "potentiële verdamping" gebruikt. Deze verdampingswaarde is door de "referentie-gewasverdamping" (berekend volgens Makkink) te vermenigvuldigen met een gewasfactor. Voor de gewasfactor wordt in stedelijk gebied aangenomen: f = 0,7. De netto neerslag bedraagt aldus: Pn
= P - Ep
Pn P Ep f Er
= = = = =
waarin: Ep = f Er
netto neerslag bruto neerslag potentiële verdamping gewasfactor referentie-gewasverdamping
De netto neerslag is positief als de hoeveelheid neerslag groter is dan de verdamping. In dat geval wordt het grondwater aangevuld met neerslag. Als de verdamping groter is dan de neerslagintensiteit, is sprake van een negatieve netto neerslag. In dat geval vindt door verdamping onttrekking aan het grondwater plaats.
kj57b.bijlage5.docx
5-2-13
kj57b.bijlage6.docx
Bijlage 6: Gemeten grondwaterstanden
pagina 1 van 5
5-2-13
kj57b.bijlage6.docx
pagina 2 van 5
5-2-13
kj57b.bijlage6.docx
pagina 3 van 5
5-2-13
kj57b.bijlage6.docx
pagina 4 van 5
5-2-13
kj57b.bijlage6.docx
pagina 5 van 5
5-2-13
1e Helmersstraat
kj57b.bijlagen7.docx
Raai 1
-0,8
??
#197
-1,2
-1,3
-0,5
+0,5
-1,6
Polderriool -2,0
-0,7
Bijlage 7: Schematische doorsneden over het onderzoeksgebied
pagina 1 van 3
-1,4
+0,9
5-2-13
-1,0
??
#284
-0,7
Overtoom
-0,7
kj57b.bijlagen7.docx
Raai 2
1e Helmersstraat
pagina 2 van 3
?? -1,35
#157
-0,8 -1,1
-0,5
+0,5
???
-0,7 -0,6
+0,9
5-2-13
-1,0
??
#254
-0,6
Overtoom
Polderriool
-0,7
-0,5
?? -1,2
#99
-0,5 -1,1
-0,6
-0,5
+0,8
Polderriool ???
-0,7 -0,6
+0,7
-1,0
??
#182
-0,9
-0,6
kj57b.bijlagen7.docx
5-2-13
Raai 3 De stippellijn geeft de maatgevend lage grondwaterstand aan op basis van voorgaand onderzoek [3] De doorgetrokken blauwe lijn geeft de grondwaterstand tijdens de meetperiode (een natte wintersituatie) aan.
1e Helmersstraat
pagina 3 van 3
Overtoom
r ar d Ge
at str a d n B ra
stromingsrichting grondwater
-0.60 - -0.50
-0.70 - -0.60
-0.80 - -0.70
-0.90 - -0.80
He -0.8
-0.7
r Ov e
m to o
-0 .6
20
40
80 Meters
x 297
420
Kj57b
project:
A3
1 : 12 50 tekeningn aam : Kj 57b_ bij8
datu m: 1-2- 201 3
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
Bijlage 8: Stromingsrichting grondwater
0
±
t tr a a
-1.00 - -0.90
-1.10 - -1.00
-1.20 - -1.10
-1.30 - -1.20
-1.40 - -1.30
-1.50 - -1.40
. -1
Grondwaterniveau (m t.o.v. NA P) d.d. 26-12-2012
-1 .1
-1 .2 -0 .9
-1 .3
-1
ste Eer
t
H
tra a
C ntijn
r ss lm e
e de
5 -0 .
Tw e ta o ns s ens u yg
4
> 0.60
0.40 - 0.60
0.20 - 0.40
0.00 - 0.20
-0.26 - 0.00
1
3
201
298
296
294
197 195
292 290
288
189
286
187
284
282
183
280
278
181
276
173
274
272
175
268
264
167
266
169
ste 163
262
165
H
260
161
256
159
246
149
248
151
250
153
252
155
254
157
t
244 242
147
145
240
143
141
230
137
226
135
r Ov e
125
216 218 222 220
m to o
224
131
127
214
212
208
119
210
121
206
204
115
202
200
198
109
184
182
168
0
160
20
152
58
150
148
146
± 40
80 Meters
Kj57b
project:
A3
x 297
420
4-2- 201 3
1 : 12 50 tekeningn aam : Kj 57b_ bij9a
datu m:
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Bijlage 9a: Ontwateringsdiepte, natte wintersituatie d.d. 26-12-2012
172 170
164
60
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
176
174
166
62
at
(maaiveld - grondwaterstand d.d. 26-12-2012)
r ar d Ge
Ontwateringsdiepte (m)
205
203
199
193
191
185
179
177
171
Eer
er e lm
ra a sst
139
133
129
123
117
111
103
52
50
s tr a
113
107
105
97
91
48
H
99
93
46
ntijn
101
95
89
85
C
87
e de
44
Tw e ta o ns ens u yg
at str a d n B ra
205
1
203
3
201
r ar d Ge
at str a d n B ra
296
294
197 195
292 290
191
288
286
187
284
282
183
0.60 - 4.00
0.40 - 0.60
0.20 - 0.40
0.00 - 0.20
-0.20 - 0.00
-0.40 - -0.20
276
274
272
173
268
grondwaterstand onder funderingshout
264
167
266
grondwaterstand boven funderingshout maar waterdekking < 0.4 m
grondwaterstand boven funderingshout en waterdekking > 0.4 m
280
278
181
175
169
262
260
161
256
159
254
252
248
151
250
153
246
149
244 242
147
145
240
143
141
230
139
137
r Ov e
226
135
224
131
m to o
133
125
216 218 222 220
127
214
212
208
119
210
121
206
204
115
202
198
109
200
111
184
182
168
25
160
152
58
50
150
148
146
± Bijlage 9b: Waterdekking bij funderingen
0
172 170
164
60
100 Meters
Kj57b
project:
A3
x 297
420
1-2- 201 3
1 : 12 50 tekeningn aam : Kj 57b_ bij9b
datu m:
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
176
174
166
62
52
50
t tr a a
-0.70 - -0.40
N.B. In de zomer is de grondwaterstand lager, waardoor er een groter risico op droogstand is
Grondwaterstand t.o.v. verondersteld niveau funderingshout (m) d.d. 26-12-2012
298
199
193
189
185
179
177
171
165
163
155
He
157
ste Eer
rs lm e
at s tra
129
123
117
113
107
103
97
91
H
105
99
93
48
ntijn
101
95
89
46
C
85
e de
87
44
Tw e ta o ns s ens u yg
> 0.60
0.40 - 0.60
0.20 - 0.40
0.00 - 0.20
3
t tr aa n ds a r B
-0.33 - 0.00
1
203
298
199
296
294
197 195
292 290
191
288
286
187
284
282
183
280
278
181
276
173
274
272
175
268
264
167
266
169
262
260
161
256
159
254
246
149
248
151
250
153
252
155
He
t 145
244 242
147
tra a
240
143
141
230
139
137
r Ov e
226
135
m to o
224
131
125
216 218 222 220
127
214
212
208
119
210
121
206
204
115
202
198
109
200
111
184
103
99
182
97
168
0
160
20
152
58
150
148
146
± 40
80 Meters
Bijlage 10: Ontwateringsdiepte bij verhogen waterstand polderriool
172 170
164
60
Kj57b
project:
A3
x 297
420
4-2- 201 3
1 : 12 50 tekeningn aam : Kj 57b_ bij10
datu m:
schaal:
DO
get. door:
gez ien:
Maatwerkadvies Polderrioleringsgebied Helmersbuurt, Amsterdam
176
174
166
62
52
50
t tr a a
Uitgaande van een laagst toelaatbare grondwaterstand van NAP - 0.6 m
(maaiveld - grondwaterstand d.d. 26-12-2012)
r ar d Ge
Ontwateringsdiepte (m)
205
201
193
189
185
179
177
171
165
163
157
ste Eer
r ss lm e
133
129
123
117
113
107
105
101
91
48
H
93
46
ntijn
95
89
85
C
87
e de 44
Tw e ta o ns s ens u yg
BIJLAGE 11 Boorbeschrijvingen
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Boorbeschrijving getekend volgens NEN 5104 veldwerker:
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Boring:
1.01
Boring:
datum: 12-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: / N.A.P. -38
0
-88
50
tuin Zand, matig fijn, matig humeus, kleiïg, zwak grindig, matig baksteenhoudend, matig betonhoudend, zwak glashoudend, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak humeus, matig baksteenhoudend, donkerbruin
100
1.03
datum: 12-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: / N.A.P. -57
0
50
-157
100
Klei, zwak humeus, neutraalgrijs
-168
Zand, matig fijn, zwak humeus, neutraalgrijs
150
-238
200
tuin Klei, zwak humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, donkerbruin
150
-257
200
Veen, bruinrood -297
Boring:
2.01
Boring:
datum: 15-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / -48
0
-68 -78 50 -128 100 -178 150 -238
tuin Veen, matig zandig, wortels, bruinzwart
0
Zand, matig fijn, zwak humeus, sporen baksteen, matig wortelhoudend, neutraalbeige
50
Zand, matig fijn, sterk humeus, sporen baksteen, neutraalbruin
100
Zand, matig fijn, sterk humeus, sporen baksteen, bruinzwart
2.02
datum: 15-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / -81 -111
-161
-211 150
Zand, matig fijn, matig humeus, sporen baksteen, bruinzwart
2.03
Boring:
datum: 15-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / -49
0
-64 -79
50
tuin Veen, zwak zandig, matig wortelhoudend, bruinzwart Zand, zeer fijn, zwak humeus, matig wortelhoudend, neutraalbeige
100 -169
Zand, matig fijn, humeus, zwak puinhoudend, zwak baksteenhoudend, lichtgrijs Zand, matig fijn, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, lichtgrijs
150
Zand, matig fijn, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak wortelhoudend, neutraalbruin Zand, matig fijn, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak wortelhoudend, bruinzwart
-261
Zand, matig fijn, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak wortelhoudend, neutraalbruin
-307
Zand, matig fijn, matig humeus, zwak baksteenhoudend, neutraalbruin
200
Boring:
tuin Veen, sterk wortelhoudend, neutraalbruin
3.01
datum: 15-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / -44
0
-84 50 -134 100
tuin Veen, zwak zandig, zwak baksteenhoudend, matig wortelhoudend, neutraalbruin Zand, matig fijn, sterk humeus, zwak baksteenhoudend, bruinzwart Zand, matig fijn, sterk humeus, brokken veen, brokken klei, bruinzwart
-194 -204
150
Klei, zwak zandig, lichtgrijs
-245
Boring:
3.02
Boring:
datum: 12-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / 0
50
-17
tuin Zand, matig fijn, zwak humeus, bruingeel
-67
100
0
50
Klei, zwak humeus, matig zandig, matig baksteenhoudend, matig grindhoudend, donkergrijs
3.03
datum: 12-11-2012 opmerking: X/Y-coördinaat: N.A.P. / -11
tuin Zand, matig fijn, sterk humeus, kleiïg, donkerbruin
-61
Klei, sterk zandig, zwak humeus, sterk grindig, donkerbruin 100 -141
150 -187
Klei, zwak humeus, sterk zandig, donkergrijs
200 -237
Projectcode: KJ57B : Helmersbuurt, Amsterdam
23-01-2013