Maatschappijwetenschappen VWO Examenbundel 1999-2014
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Inhoudsopgave 2014 I - Maatschappijwetenschappen
2
2014 I - Maatschappijwetenschappen (pilot)
16
2014 II - Maatschappijwetenschappen
35
2014 II - Maatschappijwetenschappen (pilot)
48
2013 I - Maatschappijwetenschappen
65
2013 II - Maatschappijwetenschappen
85
2012 I - Maatschappijwetenschappen
103
2012 II - Maatschappijwetenschappen
123
2011 I - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e fase)
141
2010 I - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e fase)
164
2009 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
184
2008 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
201
2007 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
216
2006 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
234
2005 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
246
2004 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
257
2004 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
269
2003 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
282
2003 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
294
2002 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
306
2002 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
317
2001 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
329
2001 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
340
2000 I - Maatschappijleer (Oude stijl)
350
2000 II - Maatschappijleer (Oude stijl)
361
1999 I - Maatschappijleer (Oude stijl)
370
1999 II - Maatschappijleer (Oude stijl)
381
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 1
Correctievoorschrift VWO
2014
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-14-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 2
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-14-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 3
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
VW-1034-a-14-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 4
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 72 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1 1
2
Scores
Recht van spreken
maximumscore 2 a • Het volgende citaat of een deel ervan (regels 27-37): “Zebel concludeert … de dader.” b • Voorbeelden van een andere mogelijkheid zijn: − De dader erkent zijn schuld / toont spijt / biedt het slachtoffer excuses aan. − De dader betaalt een schadevergoeding / repareert de schade. maximumscore 2 Doel met uitleg: • Daders krijgen meer inzicht in de gevolgen van hun handelen en dat kan bijdragen aan een gedragsverandering. Het gesprek draagt daarmee bij aan het doel resocialisatie ook goed: • Als door het nieuwe inzicht recidive voorkomen wordt dan draagt het gesprek bij aan het doel speciale preventie Het volgende citaat of een deel ervan: • (regels 38-46) “Daders blijken …voor slachtoffers.”
VW-1034-a-14-1-c
4
1 1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 5
Vraag
3
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Voorbeelden van hypotheses zijn: − Slachtoffer-dadergesprekken dragen bij aan de verwerking van het misdrijf door het slachtoffer. − Slachtoffer-dadergesprekken dragen bij aan vermindering van de hoeveelheid angst en woede bij het slachtoffer. • Onafhankelijke variabele: (het voeren van) slachtoffer-dadergesprekken • Afhankelijke variabele: (mate van) verwerking bij het slachtoffer / hoeveelheid angst en woede bij het slachtoffer
1
1 1
of •
• •
Voorbeeld van een hypothese: Slachtoffer-dadergesprekken dragen bij aan inzicht van de dader in de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer / dragen bij aan ontvankelijkheid van de dader voor het door hem toegebrachte leed aan het slachtoffer Onafhankelijke variabele: (het voeren van) slachtoffer-dadergesprekken Afhankelijke variabele: (mate van) inzicht bij dader voor het door hem toegebrachte leed aan het slachtoffer / (mate van) ontvankelijkheid bij dader voor het door hem toegebrachte leed aan het slachtoffer
4
maximumscore 2 Door de gegevens van de steekproef te herwegen worden ze representatief gemaakt voor de onderzochte populatie / kunnen conclusies gegeneraliseerd worden.
5
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: Het spreekrecht van slachtoffers is uitvoer van het proces van politieke besluitvorming. Tijdens de rechtszaak wordt over het spreekrecht gediscussieerd en dit is van betekenis voor de terugkoppeling die leidt tot een nieuwe invoer van eisen en wensen in het besluitvormingsproces. Staatsecretaris Teeven heeft daarbij de rol van poortwachter, hij zet het onderwerp weer op de politieke agenda, zorgt voor beleidsvoorbereiding wat een deel is van de omzetting. indien indien indien indien
VW-1034-a-14-1-c
vijf begrippen correct in de beschrijving gebruikt vier begrippen correct in de beschrijving gebruikt drie begrippen correct in de beschrijving gebruikt minder dan drie begrippen correct in de beschrijving gebruikt
5
1 1
1
3 2 1 0
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 6
Vraag
6
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende: − Het slachtoffer mag (sinds 1 januari 2005) bij bepaalde ernstige misdrijfzaken tijdens de zitting vertellen welke gevolgen het strafbare feit voor hem heeft gehad. / Het slachtoffer heeft spreekrecht. − Slachtoffers hebben het recht op informatie over de strafrechtelijke procedure, processtukken. − Slachtoffers hebben de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen. − Het OM houdt rekening met de belangen van het slachtoffer bij het nemen van de vervolgingsbeslissing. − Het OM houdt rekening met de belangen van het slachtoffer bij het formuleren van de eis. per juist voorbeeld
7
1
maximumscore 2 Het dilemma van de rechtsstaat houdt in dat rechtshandhaving en rechtsbescherming met elkaar op gespannen voet staan. Het zwijgrecht kan de mogelijkheid beperken om de waarheid te achterhalen en dat gaat ten koste van de rechtshandhaving. Anderzijds beschermt het zwijgrecht een verdachte burger tegen de zeer machtige overheid en is daarmee een middel dat bijdraagt aan rechtsbescherming. Opmerkingen − Alleen wanneer beide kanten van het dilemma in het antwoord correct gegeven zijn, twee scorepunten toekennen. − Als slechts één kant van het dilemma in het antwoord correct verwerkt is, mag geen scorepunt toegekend worden.
8
maximumscore 4 a • Voorbeelden van barrières zijn onder andere te vinden in het strafprocesrecht. Enkele dwangmiddelen waar de politie alleen onder strikt geformuleerde voorwaarden over kan beschikken, zijn onder andere: (twee van de volgende): − aanhouden − vasthouden − zaken in beslag nemen − huiszoeking doen − telefoon/e-mailberichten aftappen − computer doorzoeken
2
Opmerking Voor het noemen van één juiste barrière mag 1 scorepunt worden toegekend.
VW-1034-a-14-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 7
Vraag
Antwoord
b •
c •
9
Scores
Het beginsel van de democratische rechtsstaat is het legaliteitsbeginsel / het beginsel dat ook de overheid zich aan de wet moet houden
1
In een democratische rechtsstaat wordt het individu beschermd tegen willekeur van de overheid. Er kan dus pas sprake zijn van een democratische rechtsstaat als willekeur wordt tegengegaan. In de democratische rechtsstaat gebeurt dat door het opstellen van rechtsregels waar ook de overheid zich aan moet houden. Op het moment dat de politie niet aan regels is gebonden, wordt haar optreden voor de burgers onvoorspelbaar en dus willekeurig. De regels waar de politie zich aan moet houden (de zogenaamde ‘barrières’ uit fragment I) zijn daarom essentieel in een democratische rechtsstaat
1
maximumscore 2 Tekstfragment II is te vinden in het programma van de PvdA. De PvdA legt de nadruk op maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag (oorzaak). Preventief handelen heeft de voorkeur en dat begint bij vroegtijdige signalering in de directe leefomgeving (school, thuis, buurt). Van daaruit kun je criminaliteit voorkómen. Opmerkingen − Alleen scorepunten toekennen als de keus van het fragment en de toelichting beide juist zijn. − Als één van beide niet juist is, mogen geen scorepunten worden gegeven.
10
maximumscore 2 Tekstfragment III is te vinden in het programma van de VVD. De VVD schrijft criminaliteit toe aan rationele keuzes van individuen (oorzaak) en benadrukt het handhaven van rechtsregels. Strenge wetten, straffen en toezicht moeten mensen afhouden van crimineel gedrag. ook goed: In de visie van de VVD heeft de overheid de taak haar burgers te beschermen tegen criminaliteit. Criminaliteit bedreigt de vrijheid van de burgers. Strenge wetten en straffen moeten de burgers beschermen. Opmerkingen − Alleen scorepunten toekennen als de keus van het fragment en de toelichting beide juist zijn. − Als één van beide niet juist is, mogen geen scorepunten worden gegeven.
VW-1034-a-14-1-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 8
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Twee van de volgende theorieën met bijbehorende verklaringen: − Gelegenheidstheorie/Rationele keuze theorie Voorbeelden van een verklaring met behulp van deze theorie: • Of mensen bepaalde misdrijven plegen hangt af van de inschatting van een bepaalde situatie (gelegenheid); het plegen van een bepaald misdrijf is het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat. In dorpen is minder gelegenheid voor criminaliteit terwijl de pakkans hoger ingeschat wordt, onder andere omdat het moeilijker is om onder te duiken in de anonimiteit. • Volgens de gelegenheidstheorie wordt het niveau van criminaliteit mede bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders. Dorpen trekken minder potentiële daders aan, onder andere omdat er minder doelwitten zijn. • Volgens de gelegenheidstheorie wordt het niveau van criminaliteit mede bepaald door de aanwezigheid van geschikte doelwitten. Die zijn in dorpen minder aanwezig dan in grote steden. −
Sociale controletheorie • Volgens deze theorie wordt crimineel gedrag verhinderd door de pijnlijke of vervelende gevolgen van formele en informele sociale controle. De sociale controle in dorpen is groter dan in grote steden, waardoor de kans dat inwoners crimineel gedrag vertonen kleiner is.
−
Bindingstheorie/Integratietheorie • Volgens de bindingstheorie werken maatschappelijke bindingen of sterke integratie van mensen in intermediaire groepen (gezin, school, vriendengroep) remmend op criminele impulsen. In dorpen is de sociale cohesie groter dan in grote steden dus worden mensen in dorpen sterker geremd in hun criminele impulsen.
voor het noemen van een juiste theorie voor het noemen van de juiste bijbehorende verklaring
VW-1034-a-14-1-c
8
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 9
Vraag
Antwoord
Opgave 2 12
Scores
Internationale betrekkingen: het gaat geweldig
maximumscore 4 • Voorbeelden van veranderingen zijn (twee van de volgende): − Het klassieke beeld van de internationale orde beschrijft een wereld waarin de staten de actoren zijn die bepalen hoe zaken in de internationale orde geregeld worden. Het post-klassieke beeld benadrukt het toegenomen belang van andere actoren, waaronder intergouvernementele, supranationale en niet-statelijke organisaties. − In de klassieke internationale orde werd samengewerkt of een conflict aangegaan omdat tussen staten een machtsstrijd speelde. In de postklassieke internationale orde is een gezamenlijk normenstelsel / internationale consensus ontwikkeld die ook wordt gehandhaafd door de internationale gemeenschap. − In de klassieke orde waren staten in grotere mate autonoom; in de post-klassieke orde is de interdependentie sterk toegenomen. • −
−
−
Voorbeelden van gegevens uit de tekst met uitleg zijn (twee van de volgende): In de tekst worden VN, Internationaal Strafhof, Parijse Vredesconferentie, Joegoslavië Tribunaal, vredesmissies, NAVO, en de Organisatie van Afrikaanse Unie genoemd. Dit zijn organisaties die een belangrijke rol spelen bij het afhandelen van internationale problemen. In tekst 5 staat (regels 11-13) dat een groot aantal leden een internationaal normbesef heeft ontwikkeld. Het besef van de noodzaak van een gezamenlijke aanpak is er dus en dat blijkt ook uit de inzet van vredesmissies en het Internationaal Strafhof. In de regels 7-8 wordt gewezen op het effect van handel voor het vergroten van wederzijds begrip. Toename van handel veroorzaakt ook de toename van interdependentie.
2
2
Opmerking De hierboven genoemde veranderingen vormen geen volledige opsomming. Voor een gegeven uit de tekst met uitleg mag alleen een scorepunt worden toegekend als deze aansluit bij een door de kandidaat genoemde verandering.
VW-1034-a-14-1-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 10
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Doelstellingen van de VN die te herkennen zijn (twee van de volgende): 1 handhaven van de internationale vrede en veiligheid 2 stimuleren van vriendschappelijke relaties tussen landen 3 bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden 4 bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van economische, sociale, culturele en humanitaire problemen Citaten: eerste citaat: “De VN … de Balkanoorlogen.” (regels 39-44) tweede citaat: “Als er … de gevallen.” (regels 53-58) Voorbeelden van argumentaties (twee van de volgende): − In beide citaten is doelstelling 1 te herkennen: handhaven van de internationale vrede en veiligheid. De aanstichters van de Balkanoorlogen worden berecht. Het straffen van de aanstichters kan toekomstige aanstichters ervan weerhouden om een oorlog te beginnen. In het tweede citaat staat letterlijk dat hervatting van geweld werd voorkomen en dat past bij doelstelling 1. − Aan doelstelling 2 wordt gewerkt als er niet meer gevochten wordt. Het stoppen van vijandelijkheden is voorwaarde voor het werken aan vriendschap. Deze doelstelling past dus ook bij beide citaten. − Doelstelling 3, het respect voor de mensenrechten, is te herkennen in het eerste citaat, omdat het Joegoslavië-tribunaal ook schendingen van internationaal humanitair recht in voormalig Joegoslavië behandelt. − Doelstelling 4 is te herkennen in het tribunaal en de vredesmissies (beide citaten dus) want dat zijn projecten die door samenwerking tot stand zijn gekomen. Voor het relateren van een citaat aan een doelstelling, per juiste koppeling Voor een juiste bijbehorende uitleg, per uitleg
14
maximumscore 2 • de Veiligheidsraad • de regel dat vijf permanente leden, waaronder de VS en de SovjetUnie, vetorecht hebben
VW-1034-a-14-1-c
10
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 11
Vraag
Antwoord
Opgave 3 15
16
Macht van pressiegroepen
maximumscore 3 • Pluralistische theorie over democratie: De macht is verdeeld over verschillende groepen die eigen belangen nastreven en er is open toegang tot het proces van politieke besluitvorming. / In de pluralistische theorie hebben de burgers ook (naast het kiezen van representanten in bestuurlijke organen) de mogelijkheid om actief deel te nemen aan het proces van politieke besluitvorming (in politieke partijen, belangengroepen en maatschappelijke organisaties). Dit heeft tot gevolg dat er sprake is van de spreiding van macht • Voorbeeld van een juiste uitleg: Groepen die verschillende belangen vertegenwoordigen nemen actief deel aan het politieke proces en proberen de besluitvorming te beïnvloeden. Er is sprake van een zekere spreiding van macht • Citaten waaruit blijkt dat gepraat wordt met het doel om de besluitvorming te beïnvloeden (één van de volgende): − “Doordat de … je draagvlak” (regels 10-21 of een deel daarvan) − “We praten … inzet gegeven” (regels 52-54) maximumscore 3 a • Politieke cultuur is het geheel van gewoontes, procedures, opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen die in een samenleving bestaan over politiek b • •
17
Scores
In tekst 6 is het poldermodel/overlegmodel/harmoniemodel te herkennen In tekst 6 benadrukt Wientjes het belang van overleg tussen de sociale partners om draagvlak te krijgen. Hij zegt dat belangrijke hervormingen eigenlijk alleen gerealiseerd kunnen worden als dat draagvlak er is. / Van het pensioenakkoord zegt Wientjes dat het een compromis is, een resultaat dus van onderhandelen
maximumscore 4 a De criteria zijn: • Behorend bij het establishment of niet • Hecht georganiseerd/geïnstitutionaliseerd of niet b • •
VW-1034-a-14-1-c
1 1
1
1
1
1 1
De achterban van VNO-NCW maakt deel uit van het establishment en de deelnemers van Occupy-beweging niet De VNO-NCW is een hechte organisatie en de Occupy-beweging niet
11
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 12
Vraag
Antwoord
Scores
18
maximumscore 2 een van de volgende antwoorden: − De tunnel is ondergronds dus wat daar gebeurt onttrekt zich aan de openbaarheid. Democratie is gebaat bij openbaarheid. − Er is sprake van ongelijke toegang tot de politieke arena. Werkgevers hebben een eigen tunnelverbinding. Die hebben anderen niet.
19
maximumscore 3 • Overeenkomst: in beide gevallen wordt de wet overtreden • Verschillen zijn (twee van de volgende): − Bij criminaliteit staat meestal eigenbelang voorop terwijl het bij burgerlijke ongehoorzaamheid gaat om het algemeen belang of gewetenskwesties. − Burgerlijke ongehoorzaamheid is gebaat bij openbaarheid, criminaliteit niet. − Burgerlijke ongehoorzaamheid is per definitie geweldloos, criminaliteit vaak niet.
Opgave 4 20
Berichtgeving over Haren. De media onder vuur
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: Jongeren communiceren met elkaar op een wijze die op onderdelen afwijkt van de wijze waarop ouderen dat doen. Zo maken de jongeren van tekst 9 meer gebruik van sociale media, vinden andere dingen belangrijk en ontwikkelen andere betekenissen. Kortom, ze ontwikkelen een subcultuur die afwijkt van de dominante cultuur. De betekenisgevende functie van cultuur is hier in te herkennen. De combinatie van het gebruik van andere communicatiemedia en het toekennen van andere betekenissen aan uitingen en gebeurtenissen heeft ertoe geleid dat mensen uit de dominante cultuur niet in de gaten hadden wat zich onder jongeren afspeelde. Het onbegrip en de onwetendheid waren zo groot dat je kunt spreken van twee werelden. • • • •
21
1 2
Voor Voor Voor Voor
het het het het
gebruiken van de juiste functie van cultuur correcte gebruik van ‘dominante cultuur’ correcte gebruik van ‘sociale media’ formuleren van een juiste redenering
1 1 1 1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Deze functie wordt de bindende functie genoemd • Sociale media geven jongeren het gevoel van ‘erbij horen’ omdat ze dezelfde media gebruiken / via de sociale media voortdurend met elkaar in contact zijn / door de sociale media over dezelfde informatie beschikken
VW-1034-a-14-1-c
12
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 13
Vraag
Antwoord
Scores
of • Deze functie wordt de socialiserende functie genoemd • Sociale media spelen een rol bij de overdracht van waarden en normen die binnen de jongerencultuur van belang zijn. Een voorbeeld van zo’n norm is dat je gebruik moet maken van deze media om te communiceren en dat je de berichtgeving moet volgen 22
23
maximumscore 3 • Een hype is nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen • Voorbeeld van een dilemma: de journalist heeft niets nieuws over het onderwerp te melden terwijl hij er toch over moet schrijven. Het publiek wil immers over het onderwerp lezen en daarom moet zijn krant er wel aandacht aan besteden. De journalist heeft dus de keus uit twee kwade alternatieven: niet schrijven, en daarmee lezers en hoofdredacteur teleurstellen, of wel schrijven terwijl er eigenlijk geen nieuws is maximumscore 2 • Iedereen heeft vrijheid van meningsuiting maar deze wordt ingeperkt door ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. In de wet staat dat onder andere het aanzetten tot handelingen die een gevaar opleveren voor de openbare orde verboden is • Als het onderzoek een sterk vermoeden had opgeleverd dat een medium opgeroepen had om de wet te overtreden dan zou een aanklacht bij de rechter het gevolg kunnen zijn
24
maximumscore 2 Het gaat om kwalitatief onderzoek want de vraag of een beschuldiging terecht is wordt beantwoord door te zoeken naar een inhoudelijke redenering.
25
maximumscore 2 • De theorie van de selectieve perceptie • In de tekst wordt beschreven hoe mensen met een verschillend referentiekader eenzelfde boodschap verschillend opvatten en dat is een redenering die typerend is voor de theorie van de selectieve perceptie
26
maximumscore 3 a • Twee voorbeelden van criteria zijn: − Is de informatie van belang voor beleidsmakers? − Is de gebeurtenis spectaculair?
1
1
1
2
1
1
1
1
2
Opmerking Voor het noemen van een criterium, 1 scorepunt toekennen.
VW-1034-a-14-1-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 14
Vraag
Antwoord
b •
Scores
Het eerste criterium past meer bij de NRC en het tweede minder omdat de NRC een kader-/kwaliteitskrant is wat inhoudt dat de NRC minder gericht is op het brengen van sensatie en meer op het brengen van informatie en achtergronden waarmee maatschappelijke ontwikkelingen kunnen worden begrepen
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Vries, M. de, Meershoek, G. (2012, mei). Crimelink, jaargang 5, nummer 2.
tekst 2
Weer discussie over spreekrecht ouders zedenzaak. (2012, 14 juni). Geraadpleegd juni 2012 via www.volkskrant.nl
tekst 3
Teeven wil meer spreekrecht voor slachtoffers. (2013, 22 februari). Geraadpleegd 17 mei 2013 via www.nu.nl
tekst 4
Regeerakkoord kabinet-Rutte II. Geraadpleegd 4 juni 2013 via http://www.rijksoverheid.nl/regering/regeerakkoord/veiligheid-en-justitie
tekst 5
Bicker Caarten, M. Het Gaat Geweldig. (2013, p. 79-82). Amsterdam: Bert Bakker.
tekst 6
Wientjes bestrijdt ondergrondse tunnel met Rutte. Geraadpleegd 31 augustus 2012 via http://www.nu.nl/achtergrond/2897522/wientjes-bestrijdt-ondergrondse-tunnel-metrutte.html
tekst 7
Geslaagde actiedag. (2012, 14 oktober ). Geraadpleegd 4 juni 2013 via http://www.occupyamsterdam.nl/2012/10/14/geslaagde-actiedag/
tekst 8
Vijf vragen over Occupy. (2011, 15 november). Geraadpleegd 4 juni 2013 via http://www.nu.nl/algemeen/2643457/vijf-vragen-occupy.html
tekst 9
Commissie ‘project X’ Haren. (2013, maart, p. 9). Hoofdrapport.
tekst 10
Commissie ‘project X’ Haren. (2013, maart, p. 53). Deelrapport 2.
tekst 11
Jong, S. de (2012, 25 september). Media gooiden olie op het vreugdevuur van Haren. NRC Handelsblad. Geraadpleegd 4 juni 2013 via http://www.nrc.nl/ombudsman/2012/09/25/aanjagen-op-volle-toeren/
VW-1034-a-14-1-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 15
Correctievoorschrift VWO
2014
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-f-14-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 16
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-f-14-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 17
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
VW-1034-f-14-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 18
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 70 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk beargumenteerd met behulp van kernconcept sociale cohesie • maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk beargumenteerd met behulp van kernconcept sociale ongelijkheid
VW-1034-f-14-1-c
4
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 19
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • sociale cohesie Vrijwilligerswerk biedt mensen de mogelijkheid zich actief in te zetten en zo uiting te geven aan hun solidariteit en betrokkenheid bij andere mensen of de samenleving als geheel. Vrijwilligerswerk vergroot dus de sociale cohesie in een samenleving • sociale ongelijkheid Veel vrijwilligers werken voor organisaties die in Nederland of in de wereld armoede bestrijden of voor organisaties die de levenssituatie van mensen uit lagere sociale klassen willen verbeteren (bijvoorbeeld de Voedselbank). Voor de maatschappij is het belangrijk dat mensen zich inzetten voor anderen die minder kansen of mogelijkheden hebben. Vrijwilligerswerk kan daardoor bijdragen aan het verkleinen van sociale ongelijkheid 2
1
1
maximumscore 1 een juist antwoord bevat: twee aspecten van het ‘freeriders’-probleem die zich voordoen bij vrijwilligerswerk zoals in speeltuinen en buurthuizen voorbeeld van een juist antwoord: − Bij het realiseren van een collectief goed als een speeltuin of buurthuis is het voor een individu voordeliger om niet mee te werken, − want het individu profiteert toch van de inspanning van anderen. / Ook personen die geen bijdrage leveren, maken gebruik van de gemeenschapsvoorziening. Opmerking Het scorepunt alleen toekennen als beide aspecten genoemd zijn.
3
maximumscore 1 voorbeeld van een juist antwoord: Om het ‘freeriders’-probleem op te lossen is vaak een overheid nodig, omdat deze iedere burger kan dwingen (het gezag / (gelegitimeerde) macht heeft) een bijdrage te leveren aan het realiseren van collectieve goederen, bijvoorbeeld door belastingen te innen of burgers mee te laten betalen aan gemeenschapsvoorzieningen.
4
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste hypothese die uit de tekst is af te leiden en die als een hypothese/verwachting (en niet als een vraag) is geformuleerd • onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele uit de formulering moet blijken dat het variabelen zijn en geen constanten; en dat de afhankelijke variabele datgene moet zijn dat
VW-1034-f-14-1-c
5
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 20
Vraag
Antwoord
Scores
wordt verklaard en de onafhankelijke variabele datgene dat de verklaring biedt voorbeeld van een juist antwoord: • hypothese Volwassenen die op protestantse scholen hebben gezeten, verrichten vaker vrijwilligerswerk dan volwassenen die op niet-protestantse scholen hebben gezeten • Onafhankelijke variabele: wel of niet op protestantse scholen hebben gezeten. Afhankelijke variabele: al dan niet vrijwilligerswerk doen / de mate van vrijwilligerswerk
1
1
1
Opmerking Het tweede scorepunt alleen toekennen als beide variabelen juist zijn. 5
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • het aangeven van een juist verband tussen kenmerken van het kernconcept cultuur en gegevens uit tekst 2 • het aangeven van een juist verband tussen kenmerken van het kernconcept socialisatie en gegevens uit tekst 2
2 2
voorbeeld van een juist antwoord: • cultuur Een school die vrijwilligerswerk wil stimuleren zou een schoolcultuur moeten creëren met gemeenschappelijke opvattingen/idealen, waarden en normen zoals het benoemen van gemeenschappelijke waarden en gedeelde idealen (r. 54-58) of waarin de norm is dat leerlingen vrijwilligerswerk verrichten (r. 45-46). (Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.) • socialisatie Scholen stimuleren vrijwilligerswerk indien docenten leerlingen opvoeden in de gedeelde opvattingen, normen en waarden van de schoolcultuur zoals reflecteren op wat leerlingen wel of niet kunnen doen voor de gemeenschap (r. 49-51) of het bijbrengen van maatschappelijk engagement (r. 63-64). (Via socialisatie maken individuen zich de cultuur eigen van een groep of samenleving.)
2
2
Opmerkingen Wanneer alleen kenmerken van het kernconcept cultuur worden genoemd dan 1 scorepunt toekennen. Wanneer alleen kenmerken van het kernconcept socialisatie worden genoemd dan 1 scorepunt toekennen.
VW-1034-f-14-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 21
Vraag
Antwoord
Scores
6
maximumscore 1 Vrijwilligerswerk wordt gemiddeld meer door autochtonen gedaan (35%) dan door niet-westerse allochtonen (22%).
7
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • het noemen van een reden waarom er geen causaal verband is: afkomst hoeft geen oorzaak te zijn • het aangeven dat er andere verklarende factoren voor vrijwilligerswerk kunnen zijn voorbeeld van een juist antwoord: • Er is geen causaal verband want het autochtoon of allochtoon zijn hoeft niet de oorzaak te zijn voor het doen van vrijwilligerswerk • Er zijn andere factoren die kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld nietwesterse allochtonen gemiddeld veel minder vrijwilligerswerk (22%) doen dan autochtonen (35%) (zoals opleiding)
8
9
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • juiste interpretatie van tabel 2 • juiste interpretatie van tabel 3 • juiste conclusie
1 1
1
1
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Tabel 2: Er zijn procentueel méér kerkgangers die vrijwilligerswerk verrichten (zowel regelmatig als enig) dan mensen die niet naar de kerk gaan (buitenkerkelijk) • Tabel 3: In de toekomst neemt het percentage van de bevolking dat tot een kerkelijke gezindte behoort af: bijvoorbeeld rooms-katholiek van 17% in 2000 tot 11% in 2015 (geschat). / Het percentage van de bevolking dat protestants is, neemt af van 12% tot 6% in 2015 (geschat) • Omdat leden van de kerken meer vrijwilligerswerk doen dan nietkerkleden en het aantal kerkleden in de toekomst zal afnemen, zal het aantal vrijwilligers in de toekomst ook afnemen
1
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • een juiste omschrijving van rationalisering • het aangeven van een juist gevolg van rationalisering • een juiste omschrijving van individualisering • het aangeven van een juist gevolg van individualisering
1 1 1 1
VW-1034-f-14-1-c
7
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 22
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: rationalisering • In de moderne samenleving is het wetenschappelijke wereldbeeld dominant geworden • gevolg: Er is daardoor minder ruimte voor religie om overkoepelende waarheden over te dragen. De dominante rol die de religie vroeger speelde, is daardoor sterk teruggedrongen, wat ook gevolgen heeft gehad voor het lidmaatschap van de traditionele kerken. Dit aantal is sterk afgenomen individualisering • In de moderne samenleving is het individu steeds vrijer geworden om zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven • gevolg: Dit betekent dat een individu niet automatisch lid is van een bepaalde kerk, niet vanzelfsprekend het geloof overneemt van zijn/haar ouders, maar zelf kiest wat hij/zij gelooft en/of lid wil zijn van een kerk. Het gevolg is een daling van het aantal lidmaatschappen / kerkgangers van traditionele kerken
1
1
1
1
Opgave 2 Identiteit in de polder 10
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • drie kenmerken van een ‘window of opportunity’ van het stromenmodel van Kingdon • het aangeven van een voorwaarde voor het ontstaan van beleid volgens dit model • toepassen van dit model als verklaring van het niet doorgaan van de fusieplannen
1 1 1
Opmerking Wanneer één of twee kenmerken van een ‘window of opportunity’ wordt of worden genoemd dan geen scorepunt toekennen.
VW-1034-f-14-1-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 23
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • ‘window of opportunity’ van het stromenmodel van Kingdon: − Beleid wordt gevormd als voldoende politieke beslissers ervan overtuigd zijn (1) − dat bepaalde problemen (2) − met behulp van een bepaalde oplossing/reeks oplossingen (3) aangepakt moeten worden. • voorwaarde: Als deze stappen niet samenvallen dan komt er geen beleid • verklaring: Er komt geen beleid omdat een ‘window of opportunity’ niet heeft plaats gevonden, want de problemen die de minister noemt (2): er is te veel bureaucratie, het grote aantal politici en bestuurders kost te veel geld (r. 9-14 van tekst 4) en de oplossing die hij voorstaat (3): fuseren van de drie provincies worden niet gedeeld door andere politieke beslissers (1): provincies en veel politieke partijen zijn tegen de fusieplannen (r. 15-17 van tekst 4) / Provincie Noord-Holland en Utrecht wijzen de fusieplannen af (tekst 3) 11
maximumscore 1 De provincies kunnen de plannen niet tegenhouden, want (één van de volgende): − het parlement heeft de uiteindelijke macht: als de Tweede én Eerste Kamer voor de plannen stemmen, gaan de plannen door. − provincies genieten een beperkte zelfstandigheid, staan onder toezicht van hogere overheden en worden geacht besluiten van een hogere overheid loyaal uit te voeren.
12
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: toepassing van de rationele keuzebenadering - actoren wegen baten en kosten van een verandering in de samenleving tegen elkaar af - op het doorgaan van de fusieplannen.
1
1
1
voorbeeld van een juist antwoord: De fusieplannen zouden doorgaan als de belangrijkste actoren (provincies, politici / politieke partijen in het parlement) verwachten dat de opbrengsten van de verandering (beter bestuur, betere besluitvorming, goedkoper) opwegen tegen de kosten of de nadelen (de plannen zijn te grootschalig, burgers komen verder af te staan van het bestuur van de nieuwe provincie, verlies identiteit van de eigen provincie). Opmerking Wanneer alleen de kern van de rationele keuzebenadering wordt genoemd slechts 1 scorepunt toekennen.
VW-1034-f-14-1-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 24
Vraag
13
14
15
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Een steekproef moet representatief zijn • Dat wil zeggen dat een steekproef qua samenstelling overeenkomt met kenmerken van de onderzoekspopulatie (alle inwoners van Utrecht) maximumscore 2 • eis van betrouwbaarheid • Dit bereikt de onderzoeker indien de enquêtevragen voor de respondenten ondubbelzinnig zijn. (Dan is er de garantie dat bij herhaling van het onderzoek dezelfde meetresultaten worden verkregen.) of • eis van validiteit • Het onderzoek voldoet aan de eis van validiteit indien de enquête meet wat de onderzoeker wil meten
1 1
1
1 1 1
maximumscore 1 een juist antwoord bevat: juist gebruik omschrijving identiteit en voorbeeld voorbeeld van een juist antwoord: − Identiteit van Flevoland: het beeld dat mensen over Flevoland hebben of het beeld dat burgers van Flevoland anderen voorhouden of hoe mensen dat beeld beleven. − Bijvoorbeeld: bewoners uit Flevoland hebben het idee dat zij hun provincie eigenhandig hebben opgebouwd. (r. 33-35). Opmerking Geen scorepunt toekennen indien alleen de omschrijving of alleen een voorbeeld genoemd is.
16
maximumscore 1 De visie van Stengs komt overeen met de school van verzonnen verhalen en mythen want Stengs zegt dat identiteit een constructie is. Mensen gaan erin geloven dat ze verbonden zijn met een bepaalde plek (r. 24-26). / Mensen geloven dat zij het landschap van hun provincie eigenhandig hebben opgebouwd (r. 33-35). / Het creëren van het Pieperfestival is een voorbeeld van ‘invented tradition’ (r. 39-41). Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van de school van verzonnen verhalen en mythen
VW-1034-f-14-1-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 25
Vraag
17
Antwoord
Scores
maximumscore 1 een juist antwoord bevat: een juiste conclusie op grond van opvattingen van Stengs over sociale cohesie en een uitleg met verwijzing naar gegevens uit de tekst voorbeeld van een juist antwoord: Mensen hebben binding met Flevoland; er is sprake van sociale cohesie op het niveau van de provincie. uitleg: Door het zelfgecreëerde beeld van verbondenheid met een plek (r. 24-26) / het organiseren van een feest, het Pieperfestival (r. 38-41) worden de bindingen met de provincie en de onderlinge bindingen tussen bewoners versterkt, inwoners hebben het gevoel deel uit te maken van de provincie Flevoland. Opmerking Geen scorepunt toekennen wanneer alleen de conclusie wordt genoemd.
18
maximumscore 1 een juist antwoord bevat: een juiste conclusie op grond van opvattingen van Vriend over sociale cohesie en een uitleg met verwijzing naar gegevens uit de tekst voorbeeld van een juist antwoord: De inwoners van Flevoland hebben weinig binding met de provincie Flevoland; er is sprake van weinig sociale cohesie. uitleg: Inwoners van Flevoland hebben geen of weinig gedeeld wij-gevoel, omdat een gemeenschappelijke geschiedenis ontbreekt (r. 68-70). Daardoor hebben inwoners van Flevoland weinig binding met de provincie. / De meeste Flevolanders wonen in Almere en Lelystad (r. 66-67). Deze bewoners hebben waarschijnlijk meer binding met hun stad dan met Flevoland. Opmerking Geen scorepunt toekennen wanneer alleen de conclusie wordt genoemd.
Opgave 3 Een nieuwe klassenmaatschappij? 19
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • een beschrijving van twee moderniseringsprocessen op economisch gebied (per proces 1 scorepunt) • het aangeven van het gevolg: vraag naar hogeropgeleide werknemers • een conclusie met betrekking tot sociale stijging
VW-1034-f-14-1-c
11
2 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 26
Vraag
20
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • (moderniseringsproces 1:) De ontwikkeling van wetenschap en technologie leidde tot een hogere arbeidsproductiviteit (en op de langere duur hogere welvaart) • (moderniseringsproces 2:) met als gevolg een steeds verdergaande arbeidsverdeling: er kwamen veel nieuwe (middenklassen)banen (vooral in de dienstensector) • Veel van deze banen vereisten gespecialiseerde kennis en vaardigheden waardoor er grotere vraag kwam naar hogeropgeleide arbeidskrachten • En deze vraag kon niet meer alleen door mensen uit de hogere sociale klasse worden vervuld. De mogelijkheden voor leden van de lagere en middenklassen werden vergroot om te gaan studeren. Door middel van een hogere opleiding konden zij sociaal stijgen op de maatschappelijke ladder
1
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • een juiste omschrijving van cultureel kapitaal • een juist gevolg van cultureel kapitaal voor opleidingsniveau • een juiste omschrijving van economisch kapitaal • een juist gevolg van economisch kapitaal voor opleidingsniveau
1 1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Mensen van verschillende sociale afkomst hebben verschillend cultureel kapitaal, namelijk de kennis die men heeft als gevolg van opleiding en de levensstijl die men hanteert • (Dit heeft tot gevolg dat de opvoeding van hoger opgeleiden anders is dan de opvoeding van lager opgeleiden.) Hoogopgeleide ouders brengen hun kinderen kennis en competenties bij die meer aansluiten bij de vereiste schoolprestaties (bijvoorbeeld taalgebruik en woordenschat) en helpen hun kinderen doelbewust met het verbeteren van hun schoolprestaties (bijvoorbeeld helpen met huiswerk). Met als resultaat meer kansen op een hogere opleiding voor kinderen van hoger opgeleiden • Mensen van verschillende sociale afkomst verschillen in economisch kapitaal: onder andere geld, inkomen, bezittingen. Mensen met een hoge opleiding verdienen in de regel (veel) meer, hebben meer bezittingen dan lager opgeleiden, en wonen in wijken met grotere en dure koopwoningen • Door meer geld kunnen hogeropgeleide ouders bijvoorbeeld bijlessen betalen / hun kinderen naar privéscholen sturen of hulpmiddelen als computers aanschaffen. Daardoor hebben kinderen van hogeropgeleide ouders meer kansen op schoolsucces dan kinderen van lageropgeleide ouders
VW-1034-f-14-1-c
12
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 27
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • het noemen van de sociaalwetenschappelijke benadering: het structureel functionalisme • de kern van het structureel functionalisme • het aangeven van de relatie tussen het ontstaan van nieuwe klassenmaatschappij en kernconcept sociale cohesie
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • het structureel functionalisme • Volgens functionalisten is het gevoel van onderlinge verbondenheid / zijn de bindingen tussen de leden van de samenleving de kern van de samenleving • Vanuit deze benadering wordt het ontstaan van de nieuwe klassenmaatschappij vooral geanalyseerd voor wat betreft de gevolgen die deze nieuwe maatschappij heeft voor de sociale cohesie in de samenleving, namelijk de sociale cohesie wordt bedreigd: Bijvoorbeeld de groep hoger opgeleiden voelt zich minder verantwoordelijk voor het lot van de lager opgeleiden. / Mensen met een lage opleiding nemen minder deel aan de politiek en doen minder aan maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk) 22
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • het noemen van de sociaalwetenschappelijke benadering: de marxistische benadering • kern van de marxistische benadering • het aangeven van de relatie tussen het ontstaan van nieuwe klassenmaatschappij en kernconcept sociale ongelijkheid
13
1
1
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • de marxistische benadering • Sociale ongelijkheid is voor de marxistische benadering de kern van de samenleving. Volgens de marxistische benadering berust ongelijkheid op machtsverschillen die het gevolg zijn van het feit dat mensen in verschillende mate over hulpbronnen als bezit, inkomen, culturele bagage en sociale contacten beschikken (waarmee zij in meerdere of mindere mate in staat zijn, daar waar met anderen geconcurreerd wordt om schaarse en hooggewaardeerde goederen, een gunstig resultaat te bereiken)
VW-1034-f-14-1-c
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 28
Vraag
Antwoord
•
23
Scores
Er is sprake van een toename van de machtsverschillen tussen de lager en hoger opgeleiden. Deze sociale ongelijkheid krijgt het karakter van een ‘nieuwe klassenmaatschappij’. Verschillen tussen (groepen) mensen (in dit geval het verschil in opleiding) leiden tot een nieuwe stratificatie (een sociale rangorde), waarbij de hoger opgeleiden over meer macht beschikken (op grond van bezit, inkomen, opleiding) dan de lager opgeleiden. / Verschillen tussen (groepen) mensen (in dit geval het verschil in opleiding) leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken. De mensen met een lage opleiding hebben minder geld, bezit, kansen om deel te nemen aan de samenleving. Hun kinderen hebben minder kansen dan mensen met een hoge opleiding
maximumscore 6 een juist antwoord bevat: • een uitleg van de relatie tussen groepsvorming en het democratiseringsproces • een uitleg van de relatie tussen groepsvorming en representatie • een uitleg van de relatie tussen representatie en macht
2 2 2
voorbeeld van een juist antwoord: groepsvorming en democratisering • groepsvorming: De arbeidersbeweging is ontstaan. Dit is een voorbeeld van groepsvorming: het ontstaan van relaties tussen mensen op grond van gemeenschappelijke belangen en idealen • democratisering: Deze groepsvorming heeft democratisering afgedwongen. De burgers kregen in toenemende mate invloed op het bestuur van het land onder andere invoering van het algemeen kiesrecht (1919). / De burgers kregen politieke grondrechten zoals het actief en passief kiesrecht groepsvorming en representatie • groepsvorming: Er ontstonden (socialistische) politieke partijen die de belangen van werknemers/arbeiders (of mensen van de lagere klassen) behartigden, dat wil zeggen er ontstaan relaties tussen mensen op grond van gemeenschappelijke belangen en idealen • representatie: Politici van verschillende groepen in de samenleving ook die van de lagere klasse/arbeidersklasse kwamen in het parlement: deze politici komen op voor de belangen van mensen van de lagere klasse/arbeidersklasse
VW-1034-f-14-1-c
14
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 29
Vraag
Antwoord
Scores
representatie en macht • representatie: Politieke partijen die de belangen behartigen van de arbeidende klasse (representatie) zijn geleidelijk in staat geweest om via het parlement sociale wantoestanden te bestrijden en veranderingen te bewerkstellingen die hebben geleid tot het ontstaan van sociale grondrechten en de verzorgingsstaat • macht: Met andere woorden deze politieke partijen hadden het vermogen om bepaalde doelstellingen te bereiken. Ze hadden macht verkregen. Daardoor zijn de gevolgen van de oude klassenmaatschappij (armoede, slechte leefomstandigheden, geen sociale stijging) grotendeels verdwenen 24
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een juiste hypothese die met de gegevens uit figuur 2 getoetst kan worden en die als een hypothese/verwachting en niet als een vraag is geformuleerd • een voorbeeld van een gegeven uit figuur 2 ter bevestiging van de hypothese voorbeeld van een juist antwoord: • Burgers met een lage opleiding doen minder mee aan politieke activiteiten dan burgers met een hoge opleiding. / Hoe lager burgers zijn opgeleid, hoe minder zij deelnemen aan politieke activiteiten • Deze hypothese wordt bevestigd. voorbeeld van juist gegeven uit de tabel die de hypothese bevestigd: De percentages van personen die hbo of wetenschappelijk onderwijs hebben gevolgd, zijn bij alle politieke activiteiten veel hoger dan de percentages van personen met alleen basisonderwijs of vmbo
1
1
1 1
1
1
Opgave 4 Conflict Noord-Korea en Zuid-Korea 25
maximumscore 3 Noord-Korea heeft een totalitair regime want: • kenmerk 1: In een totalitair regime hebben de burgers geen invloed op de politieke besluitvorming. gegeven uit tekst 7 (één van de volgende): Grote Leider Kim Il-sung heeft het politieke stelsel voor bijna een halve eeuw gevormd / stichtte een eenpartijstaat. (r. 17-20) / Een familiedynastie staat aan het hoofd van een gesloten, communistisch regime dat geen afwijkende meningen tolereert. (r. 29-32)
VW-1034-f-14-1-c
15
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 30
Vraag
Antwoord
•
•
Scores
kenmerk 2: In een totalitair regime heeft de leidende groep een duidelijke ideologie. gegeven uit tekst 7: Kim Il-sung introduceerde de persoonlijke filosofie van Juche, of zelfredzaamheid, die de leidende ideologie werd voor de ontwikkeling van Noord-Korea. (r. 21-26) / Het regime is communistisch. (r. 5 of 31) kenmerk 3: In een totalitair regime wordt de bevolking min of meer permanent opgeroepen om het regime/de leider te ondersteunen. gegeven uit tekst 7: Het militarisme is onderdeel van het dagelijks leven. (r. 7-8) / Het leiderschap is gestoeld is op persoonlijkheidscultus. (r. 34-35)
1
1
Opmerkingen Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van een totalitair regime. Geen scorepunt toekennen wanneer alleen een kenmerk van een totalitair regime of alleen een gegeven genoemd zijn. 26
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • een beschrijving van twee kenmerken van het veiligheidsdilemma (per kenmerk 1 scorepunt) • toepassing van deze kenmerken van het veiligheidsdilemma op het conflict tussen Zuid-Korea en Noord-Korea (per toepassing 1 scorepunt
2
2
voorbeeld van een juist antwoord: • kenmerk 1: Het veiligheidsdilemma van nationale staten houdt in dat staten elkaar niet vertrouwen en voor de keus staan wel of niet bewapenen. Door niet te bewapenen maakt een staat zich machteloos en is het land niet veilig voor mogelijke agressie van een buurland. Omdat iedere staat voor zijn eigen veiligheid moet zorgen, kiest een land voor bewapenen. Dit is de enige manier om de eigen veiligheid van het land te waarborgen • kenmerk 2: Het buurland voelt zich daardoor bedreigd en gaat zich ook bewapenen. Er ontstaat een wapenwedloop die de spanningen tussen de betreffende landen vergroten. In plaats van dat de veiligheid van elk land groter wordt, neemt de onveiligheid tussen staten toe. Het dilemma is dat wat een land ook doet – niet bewapenen of wel bewapenen – zijn veiligheid bedreigd wordt • toepassing kenmerk 1: Noord-Korea en Zuid-Korea wantrouwen elkaar. Zuid-Korea ervaart de toenemende bewapening van Noord-Korea (zie tekst 7) als een bedreiging en het land reageert daarop met maatregelen om de defensie te versterken. Om zijn veiligheid te garanderen besloot Zuid-Korea een nieuwe raket te ontwikkelen
VW-1034-f-14-1-c
16
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 31
Vraag
Antwoord
•
27
Scores
(tekst 8) en komt samen met de VS met een nieuwe strategie om snel te kunnen reageren op nucleaire dreiging van Noord-Korea (tekst 9) toepassing kenmerk 2: Er ontstaat een bewapeningswedloop tussen Noord-Korea en Zuid-Korea die het conflict tussen beide landen vergroot en die tot meer onveiligheid voor beide landen leidt. Het versterken van de defensie van Zuid-Korea leidt dus niet tot het vergroten van gevoelens van veiligheid
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • kenmerken van cultureel relativisme • toepassing van kenmerken op de tekst (indien kenmerken cultureel relativisme juist zijn)
1
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De auteur sluit het meest aan bij het cultureel relativisme. Het cultureel relativisme houdt een relativering van westerse waarden en normen in: onze eigen waarden en normen zijn niet algemeen geldig, gedrag van andere landen moeten we waarderen vanuit de cultuur van die landen • Volgens de auteur moeten we Noord-Korea van binnenuit begrijpen. Hij stelt dat indien het Westen geen pogingen doet de visie van NoordKorea te begrijpen, een oplossing ver uit het zicht blijft (r. 47-49)
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van cultureel relativisme. 28
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • het noemen van sociaalconstructivistische theorieën • een uitleg van de overeenkomsten tussen tekst en theorie
1 2
voorbeeld van een juist antwoord: • sociaalconstructivistische theorieën • De schrijver beschrijft vier veronderstellingen die volgens hem aan het beleid van Zuid-Korea en de VS ten grondslag liggen. Deze veronderstellingen zijn sociale constructies: het zijn door ZuidKoreaanse en Amerikaanse beleidsmakers gedeelde ideeën/opvattingen over de situatie en de machtsverhoudingen in Noord-Korea op grond waarvan zij betekenis geven aan ontwikkelingen in Noord-Korea en de politiek van Noord-Korea. Deze ideeën bepalen het gedrag van Zuid-Korea en de VS tegenover Noord-Korea
1
2
Opmerking Wanneer alleen de inhoud van de sociaalconstructivistische theorieën wordt genoemd dan 1 scorepunt toekennen.
VW-1034-f-14-1-c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 32
Vraag
29
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste interpretatie van een gegeven uit tekst 10 om Kim Jong-un als de ware leider te zien • uitleg van versterken van gezag door dreigende taal als gevolg van buitenlandse druk voorbeeld van een juist antwoord: • De schrijver van tekst 10 stelt dat druk van buiten op het regime van Noord-Korea juist het regime in het zadel houdt (r. 22-23). De buitenlandse druk verschaft Kim Jong-un een legitimatie om het land te beschermen en zich te laten zien als de ware leider van het volk • Om het beeld van een krachtige leider te bevestigen die niet buigt voor buitenlandse druk, maakt Kim Jong-un gebruik van dreigende taal. Door zijn dreigende taal gaan de burgers hem zien als de ware leider van de staat, die de burgers van het land beschermt. Door de burgers wordt zijn macht als legitiem ervaren: zijn gezag neemt toe
1 1
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tekst 1
bron: Civil society, Verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk Civil society en vrijwilligerswerk I; p.201, redactie: Paul Dekker, Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijswijk, 1994
tekst 2
bron: Trouw van 9 maart 2013, door James Kennedy
tabel 1
naar: vrijwilligers in meervoud, Civil society en vrijwilligerswerk 5, SCP, 2009. pag. 35
tabel 2
naar: Vrijwilligerswerk in meervoud, Civil society en vrijwilligerswerk 5, SCP 2009
tabel 3
naar: Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015, SCP , 2007
figuur 1
bron: http://www.nrc.nl/nieuws van 2 mei 2013
tekst 3
bron: http://www.nrc.nl/nieuws van 2 mei 2013
tekst 4
naar: http://www.telegraaf.nl/binnenland van 12 juni 2013; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/ van 24 juli 2013; zelf samengesteld.
tekst 5
naar: artikel ‘Sentimenten uit de polder’ door Jurre van den Berg. Uit: Sociologie Magazine, jaargang 21, nummer 2 (2013), (bewerkt).
VW-1034-f-14-1-c
18
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 33
tekst 6
bron: dossier kloof hoog/laag opgeleiden; artikel in http://www.socialevraagstukken.nl/; Dieneke de Ruiter, Lotte van Vliet en José Manshanden, 27 april 2011
figuur 2
naar: Centraal Bureau voor de Statistiek, De Nederlandse samenleving 2010, Maatschappelijke participatie en vertrouwen, pag. 177; november 2010, Den Haag / Heerlen.
figuur 3
eigen beheer
tekst 7
naar: http://www.bbc.co.uk/news/world-asia-pacific (vrij vertaald en bewerkt)
tekst 8
bron: NRC Handelsblad van 2 oktober 2013
tekst 9
bron: http://www.nu.nl/buitenland van 2 oktober 2013.
tekst 10
naar: artikel in NRC Handelsblad van 8 maart 2013; geschreven door Remco Breuker, historicus en hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit Leiden.
VW-1034-f-14-1-c
19
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 34
Correctievoorschrift VWO
2014
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-14-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 35
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-14-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 36
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
VW-1034-a-14-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 37
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 72 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1 1
2
3
Scores
De NPO vernieuwt na bezuinigingen
maximumscore 2 • de bindende functie • Volgens Gerard Timmer is de NPO de enige plek waar bijna 15 miljoen Nederlanders ‘samenkomen’ / kennisnemen van elkaars standpunten / luisteren naar elkaars verhalen / elkaar inspireren / van elkaar leren en dat kan bijdragen aan de onderlinge binding van mensen
1
1
maximumscore 2 • Bij een staatsomroep bepaalt de overheid (machthebber) de programmering en/of wat wordt uitgezonden • In regel 9 noemt Gerard Timmer de NPO onafhankelijk. Een staatsomroep is afhankelijk van de overheid
1
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: a • Het commerciële RTL Nederland heeft winstmaximalisatie als doel en de NPO heeft dat doel niet. De NPO streeft naar kwalitatief hoogwaardige programma’s, kwalitatief hoogwaardige informatie en pluriformiteit ter ondersteuning van de democratie. Kwaliteitseisen zijn voor de commerciëlen een middel om hun winstdoel te realiseren terwijl de NPO zijn bestaansrecht verbindt aan zijn (niet commercieel gedefinieerde) maatschappelijk nut
2
VW-1034-a-14-2-c
4
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 38
Vraag
Antwoord
b •
RTL Nederland richt de programma’s van elk van zijn zenders op één afgebakende consumentengroep omdat een zender op die wijze aantrekkelijk is voor een bepaalde groep adverteerders. Dat is nodig voor de inkomsten van RTL. Bij de profilering van Nederland 1, 2 en 3 is niet die gerichtheid op consumentengroepen te herkennen. Wel kun je zien dat gezocht is naar een indeling waarbij alle Nederlanders bediend kunnen worden en waarbij bovendien ook veel ruimte besteed wordt aan informatie, achtergronden en cultuur
Opgave 2 4
5
Scores
Wangedrag door wetenschappers
maximumscore 3 • witteboordencriminaliteit • Witteboordencriminaliteit wordt vooral gepleegd door mensen uit de midden- en hogere milieus. Wetenschappers worden tot die milieus gerekend • Witteboordencriminaliteit is niet goed zichtbaar / moeilijk op te sporen. Wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan door hoger opgeleiden en weinig mensen beschikken over voldoende tijd, kennis en inzicht om het onderzoek te controleren. Wetenschappelijk onderzoek wordt bovendien vaak in afzondering uitgevoerd. Daardoor is deze vorm van criminaliteit moeilijk op te sporen maximumscore 2 Gevolgen van criminaliteit zijn in te delen in materiële en immateriële gevolgen. • Voorbeelden van een materieel gevolg zijn: − Als een wetenschapper door zijn fraude onderzoeksgelden krijgt dan gaan die gelden daarmee niet naar een ander die daardoor inkomensschade lijdt. − Frauduleus onderzoek levert geen kennis op en is een vorm van geldverspilling. − Het wordt voor andere onderzoekers moeilijker om onderzoeksgelden te krijgen. − Er zijn kosten verbonden aan opsporing en berechting. • Voorbeelden van een immaterieel gevolg zijn: − Verlies van vertrouwen in anderen, organisaties en de samenleving als geheel. − Het ontstaan van morele verontwaardiging. − Aantasting van het rechtsgevoel. − Verandering van opvattingen van goed en kwaad. − Ontstaan van negatieve beeldvorming ten aanzien van een bepaalde groep mensen, in dit geval de groep wetenschappers.
VW-1034-a-14-2-c
2
5
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 39
Vraag
Antwoord
Scores
Opmerking Voor alleen het noemen van ‘materiële en immateriële gevolgen’ wordt geen scorepunt gegeven. Alleen wanneer een juist voorbeeld van een dergelijk gevolg wordt gegeven, wordt 1 scorepunt toegekend. 6
7
maximumscore 2 • Bijvoorbeeld een van de volgende uitwerkingen: − De overweging dat ‘de heer Stapel zijn doctorstitel heeft ingeleverd’ kan bijvoorbeeld als volgt uitgewerkt worden: Inleveren van de doctorstitel is een zeer ernstige degradatie voor een onderzoeker en daardoor wordt de kans klein dat hij opnieuw dergelijke fouten zal gaan maken. − De overweging dat ‘hij heeft meegewerkt aan het onderzoek’ kan bijvoorbeeld als volgt uitgewerkt worden: Uit het feit dat hij heeft meegewerkt blijkt dat hij inziet dat hij fout was en dat inzicht kan hem behoeden voor het opnieuw maken van een dergelijke fout. • Uitleg: Relatieve theorieën rechtvaardigen een bepaalde afdoening met het oog op de toekomst. Een afdoening is goed als de veroordeelde door die afdoening niet zal recidiveren en dat lijkt men hier te kunnen verwachten maximumscore 2 • Voorbeeld van een juiste uitwerking is: De overweging dat ‘de heer Stapel reeds ingrijpende gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden’ kan bijvoorbeeld uitgewerkt worden met: Gevolgen die ingrijpend zijn komen hard aan en daarmee is de straf in balans met de ernst van het gepleegde delict • Uitleg: Absolute theorieën zijn vergeldingstheorieën en rechtvaardigen een straf als volgt: Omdat misdaan is moet de straf volgen. Dit delict is ernstig en daar passen maatregelen bij die ingrijpend zijn en hard aankomen
8
maximumscore 1 Dan had het OM de zaak aan de rechter voor moeten leggen en een vrijheidsstraf moeten eisen. Het OM had de zaak dan niet zelf af kunnen handelen.
9
maximumscore 2 De conclusie (dat twee procent van de onderzoekers wel eens gegevens verzonnen, vervalst of veranderd heeft) is niet valide omdat dit percentage de uitkomst is van een zogenaamd zelfrapportage onderzoek. Van zelfrapportage als onderzoeksmethode is bekend dat er bij ernstige zaken vaak sprake is van onderrapportage. Derhalve kun je stellen dat de kans groot is dat de uitkomst niet overeenkomt met de werkelijkheid. Validiteit houdt in dat een onderzoek datgene meet wat gemeten moet worden.
VW-1034-a-14-2-c
6
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 40
Vraag
Antwoord
Opgave 3 10
Scores
Misstanden in de champignonteelt
maximumscore 3 • De uitzending vervulde een waakhond-/controle-/onderzoeksfunctie • Voor het beschrijven van de politieke rol moet de kandidaat twee van de drie onderstaande gecursiveerde begrippen gebruiken: Voor de politiek vervulde het programma de rol van poortwachter. Want door de uitzending kwam het onderwerp op de politieke agenda. Er was dus sprake van invoer.
1 2
Opmerking Wanneer maar één juist cursief relevant begrip is genoemd, 1 scorepunt toekennen. 11
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Doordat de media onafhankelijk zijn kunnen journalisten, zonder angst voor verlies van werk of inkomen, de misstanden in de champignonteelt aan de kaak stellen. Daardoor komt onrecht boven tafel. Dat kan vervolgens aangepakt worden en dat is belangrijk voor de rechtsstaat.
12
maximumscore 3 • In de Kamervraag is de controlerende taak van de Kamer te herkennen • Asscher wordt aangesproken op de uitvoerende taak van de regering. De rechten van werknemers en de administratieve plichten van werkgevers zijn vastgelegd in wetgeving en zijn onderwerp van regeringsbeleid. Aan Asscher wordt een vraag gesteld over de problemen die hij op dat vlak tegenkomt en dat is onderdeel van het uitvoeren van beleid
13
1
2
maximumscore 3 Voorbeelden van actoren en machtsbronnen zijn (drie van de volgende): − Werkgevers beschikken over de machtsbronnen: geld/bezit/vermogen; positie. − De minister beschikt over: de wet / wettelijk gezag; rechten / formele bevoegdheden; kennis/deskundigheid; persoonlijkheid / charismatisch gezag; sleutelpositie bij overheid. − De media beschikken over: kennis; sleutelpositie als het gaat om publicaties. − De werknemers in de champignonteelt beschikken over: rechten; steun van de bevolking. − De Kamer beschikt over: de wet; positie; bevoegdheid. per juiste koppeling van een verschillende machtsbron aan een actor
VW-1034-a-14-2-c
7
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 41
Vraag
Antwoord
Scores
14
maximumscore 2 • Het recht om vrij in andere lidstaten te mogen reizen/werken/wonen • Het recht op toegang tot de sociale zekerheid van andere landen
15
maximumscore 6 Voorbeeld van een goed antwoord is: − Fair Produce is te verenigen met de Christendemocratie. Uitleg: Het ideaal van de voorzitter is ‘maatschappelijk verantwoord’ ondernemen en dat past bij het Christendemocratische idee van de verantwoordelijke samenleving. of Uitleg: Het keurmerk is een initiatief van producenten / handelsbedrijven in samenwerking met werknemersorganisaties. Dit past bij het Christendemocratische idee dat samenwerking goed is / van gespreide verantwoordelijkheid. −
Fair Produce is te verenigen met de Sociaaldemocratie. Uitleg: Veel arbeidsmigranten vormen door gebrekkige kennis van de Nederlandse taal en regelgeving een kwetsbare groep. Een stichting die zich hardmaakt voor een ‘fair’ loon voor deze groep past bij het voor de sociaaldemocratie kenmerkende idee van solidariteit / dat bestaanszekerheid bevorderd moet worden voor kwetsbare groepen in de samenleving.
−
Fair Produce past minder goed bij het Liberalisme. Uitleg: Het keurmerk leidt tot extra regelgeving / ingrijpen in de markt en marktwerking / afgedwongen sociale regelgeving / overheidsbemoeienis onder meer door subsidie van provincies / besluitvorming niet door de vrije markt van individuele actoren maar door voortdurend gezamenlijk overleg van meerdere betrokkenen en belangenorganisaties. Dit past niet bij het kenmerkende idee van het Liberalisme dat gestreefd moet worden naar vrije marktwerking.
•
voor het noemen van de drie politieke ideologieën met een juist kenmerkend idee (1 scorepunt per juiste combinatie) voor het juist uitleggen (1 scorepunt per juiste combinatie van ideologie, kenmerkend idee en het keurmerk Fair Produce)
•
VW-1034-a-14-2-c
8
1 1
3 3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 42
Vraag
Antwoord
Opgave 4 16
•
•
•
18
Europees toezicht op nationale mediawetgeving
maximumscore 6 • De vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet) is vastgesteld door de Nederlandse wetgever / het parlement in samenwerking met de regering • Dit recht is bedoeld voor iedereen die zich in Nederland bevindt Ook goed: • De vrijheid van meningsuiting (artikel 10 van het EVRM) is vastgesteld door de Raad van Europa • Dit recht is bedoeld voor de mensen die zich bevinden in de landen die vertegenwoordigd zijn in de Raad van Europa •
17
Scores
1 1
Het recht op informatie (artikel 10 van het EVRM) is vastgesteld door de Raad van Europa Dit recht is bedoeld voor de mensen die zich bevinden in de landen die vertegenwoordigd zijn in de Raad van Europa
1
Het recht van onafhankelijkheid van een redactie (vastgelegd in het redactiestatuut) is het resultaat van onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers bij nieuwsorganisaties Dit recht is bedoeld voor redacties
1 1
maximumscore 3 • De (economische) crisis is de omgevingsfactor en deze wordt genoemd in de regels 46-50 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • De crisis maakt concurrentieverhoudingen scherper waardoor bedrijfsresultaten voor mediabedrijven zwaarder gaan wegen. De baanzekerheid van journalisten neemt door de crisis af. Om hun werk te behouden kunnen ze geneigd zijn om zich meer te laten leiden door verkoopbaarheid van informatie (wat veel directies erg belangrijk vinden) dan door journalistieke criteria. Dit kan ten koste gaan van de integriteit van de nieuwsverschaffing en die zou beschermd moeten worden met de voorstellen maximumscore 2 • De vraag past bij de beleidsvoorbereidende taak van de Europese Commissie • Zij bereidt besluiten voor en daarbij past het dat ze zaken eerst onderzoekt
VW-1034-a-14-2-c
1 1
9
1
1
2
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 43
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende: − een beperkte wetgevende bevoegdheid op alle terreinen − het ontbreken van vergaande controlefuncties ten opzichte van de overige Europese organen − het EP heeft geen direct initiatiefrecht − er is een zwakke relatie met de achterban − de burgers van de lidstaten stemmen niet op kandidaten voor het parlement als geheel, maar op nationale kandidaten − de politieke strijdpunten bij de verkiezingen zijn in de praktijk nationale strijdpunten − niet het EP, maar de regeringen van de lidstaten dragen de leden van de Europese Commissie voor − het EP kan niet de individuele Commissarissen naar huis sturen per juist voorbeeld
20
1
maximumscore 3 • De volgende twee eisen: - de landen moeten democratische instellingen hebben - de landen moeten een rechtsstaat zijn • Een argument dat past bij de eis over democratische instellingen houdt in dat onderzoeksjournalistiek een democratische functie heeft. Dit argument staat in de regels 32-33 • Een voorstel dat past bij de eis over de rechtsstaat houdt in dat bijvoorbeeld minimumnormen voor het recht op vrijheid van meningsuiting in de richtlijn moeten worden opgenomen. Dit voorstel staat in de regels 41-42
21
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: De minister mag zich niet bemoeien met de inhoud van de programma’s.
22
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Reclame in en sponsoring van nieuwsprogramma’s is verboden.
23
maximumscore 1 Voorbeelden van een evaluatieve vraag op grond van het gevraagde onderzoek zijn: − Met welke beleidsoptie kan de bestaansonzekerheid van journalisten door de EU het beste veiliggesteld worden? − Met welke middelen kan de EU het beste de mediavrijheid waarborgen? − Moet de EU de crisis aanpakken om de mediavrijheid te waarborgen of heeft ze ook andere mogelijkheden?
VW-1034-a-14-2-c
10
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 44
Vraag
24
Antwoord
maximumscore 4 a • Betrouwbaarheid van bronnen gaat over de geloofwaardigheid, over de vraag of de bron gegevens kan opleveren die als feitelijk juist kunnen worden beschouwd. Dit wordt vastgesteld door onder andere te kijken naar waar de informatie vandaan komt, wie de informatie aanlevert, met welk doel informatie geleverd wordt, of feiten van meningen gescheiden zijn etc. b • Betrouwbaarheid van een methode gaat over de mate waarin de gebruikte methode dezelfde uitkomsten geeft wanneer de methode een tweede keer gebruikt wordt. Door een onderzoek meermaals uit te voeren kan de betrouwbaarheid ervan worden vastgesteld
Opgave 5 25
Scores
2
Boom is ho!
maximumscore 2 • Het betreft een ernstig strafbaar feit • Dat valt af te leiden uit het gegeven dat de zaak dient voor de meervoudige kamer
1 1
26
maximumscore 2 Naast de schuldvraag oordeelt de rechter over een passende sanctie. De rechter kan in de strafmaat wel rekening houden met de emoties van de vrouw, bijvoorbeeld door een lagere straf te geven.
27
maximumscore 2 Twee van de volgende: − De vraag of het feit bewezen is / of het strafbaar is / of alle bestanddelen uit de delictsomschrijving bewezen zijn / of er sprake is van een wetsovertreding. − De vraag of het gedrag wederrechtelijk is / of er geen sprake is van een rechtvaardigingsgrond. − De vraag of het feit aan de schuld van de dader te wijten is / of er geen beroep gedaan kan worden op een schulduitsluitingsgrond. per juiste vraag
VW-1034-a-14-2-c
2
1
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 45
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Een volledig antwoord bevat 9 antwoordelementen. Voorbeeld van een juist antwoord is: sanctie
soort sanctie
doel of functie van de sanctie
1
240 uur werkstraf
hoofdstraf
vergelding
2
twee maanden voorwaardelijk
hoofdstraf
speciale preventie
3
ontzegging rijbevoegdheid
bijkomende straf
beveiliging van de samenleving
voor elke drie correct geplaatste antwoordelementen
1
Opmerking Ook andere doelen van straf kunnen correct zijn. Het maximale puntenaantal mag echter alleen maar gegeven worden als de drie genoemde doelen verschillend zijn en correct geplaatst zijn.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 20 juni naar Cito.
VW-1034-a-14-2-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 46
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: http://www.publiekeomroep.nl/organisatie/pers/artikelen/ondanks-bezuinigingenveel-nieuwe-programma’s-bij-npo, 29 augustus 2013
tekst 2
naar: http://www.telegraaf.nl/binnenland/article20826040.ece, 31 oktober 2011
tekst 3
naar: http://www.om.nl/actueel/nieuws-persberichten/@161124/transactie/, 28 juni 2013
tekst 4
naar: Aafke Komter, Laakbare wetenschap, Over alledaagse verleidingen en normoverschrijding in de wetenschap, Mens & Maatschappij, december 2012, 87e jaargang nr. 4, pp. 415-436
tekst 5
naar: http://keuringsdienstvanwaarde.kro.nl/seizoenen/2012/afleveringen/ 20 december
tekst 6
bron: Nieuwsbericht Rijksoverheid.nl, 28 december 2012,
2012/verhalen_van_poolse_medewerkers_in_de_champignonteelt, 20 december 2012 http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/szw/nieuws/2012/12/28/asscher-wil-einde-aanmiddeleeuwse-toestanden-champignonsector.html tekst 7
naar: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2013/01/07/antwoorden-kamervragen-uitbuitingchampignonkwekerijen.html, 7 januari 2013
tekst 8
naar: http://www.fairproduce.nl/index.asp?lang=nl&id=88, juni 2013 (geraadpleegd laatste keer 14 oktober 2013)
tekst 9
naar: REF: 20130520IPR08584, Persbericht Europees Parlement Plenaire vergadering Persbericht - Grondrechten / Cultuur − 21 mei 2013 - 13:40
tekst 10
VW-1034-a-14-2-c
naar: Lars Kuipers, Opportuun 4, april 2013, p. 1
13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 47
Correctievoorschrift VWO
2014
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-f-14-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 48
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-f-14-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 49
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
VW-1034-f-14-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 50
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 61 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Ontwikkelingssamenwerking met Rwanda 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een voorbeeld uit de tekst waaruit de rol van de dominee blijkt en uitleg van die rol, namelijk het bevorderen van de mensenrechten • een voorbeeld uit de tekst waaruit de rol van de koopman blijkt en uitleg van die rol, namelijk het versterken van de economische belangen van Nederland
1
voorbeeld van een juist antwoord: • De rol van de dominee blijkt uit de zorg die minister Ploumen uitspreekt over het gebrek aan ‘civiele vrijheden’ in Rwanda (r. 19-21). De aandacht van de minister voor het gebrek aan ‘civiele vrijheden’ past bij een belangrijk aspect van het Nederlandse buitenlandbeleid: bevorderen van de mensenrechten
1
VW-1034-f-14-2-c
4
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 51
Vraag
Antwoord
•
Scores
De rol van de koopman komt tot uiting in de bezoeken van de minister aan bedrijven waarin Nederlandse bedrijven participeren: de rol van de Rabobank (r. 39-45) of Heineken (r. 49-51) / komt tot uiting in het tekenen van een luchtvaartovereenkomst tussen Nederland en Rwanda (r. 59-63) of in het organiseren van een handelsmissie naar Rwanda (r. 68-69). Het stimuleren van betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven met Rwanda is niet alleen goed voor de ontwikkeling van Rwanda maar ook voor de Nederlandse bedrijven en daarmee dient het ook de eigen economische belangen
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen wanneer alleen een gegeven uit de tekst of alleen de rol van de dominee/koopman genoemd is. 2
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een juiste uitleg van de praktijk dat de rol van dominee en de rol van koopman elkaar kunnen versterken met toelichting • een juiste uitleg van de praktijk dat de rol van dominee en de rol van koopman elkaar kunnen belemmeren met toelichting voorbeeld van een juist antwoord: • versterken Als de Nederlandse zorg voor het naleven van mensenrechten en het bestrijden van corruptie in Rwanda bijdraagt tot stabiliteit / de ontwikkeling van een democratische rechtsstaat zonder corruptie / een eerlijk en transparant juridisch systeem in Rwanda, dan is deze ontwikkeling gunstig voor de handel. De koopman is daarom gebaat bij het werk van de dominee • belemmeren Als Nederland te veel eisen en voorwaarden zou stellen op het gebied van mensenrechten in Rwanda (rol van dominee) dan zou Rwanda wel eens kunnen weigeren Nederlandse bedrijven toe te laten tot het land of besluiten de luchtvaartovereenkomst met Nederland op te zeggen, dit ten koste van de rol van koopman
3
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een redenering dat de representativiteit op het gebied van ontwikkelingssamenwerking voor de VVD hoog is: een juist verband tussen het standpunt van de kiezers over bezuinigen uit figuur 1 en het inhoudelijk standpunt van de VVD over bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking • een uitgangspunt van de VVD dat bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking rechtvaardigt
VW-1034-f-14-2-c
5
1 1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 52
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • De representativiteit voor de VVD is hoog. (Representativiteit is de mate waarin de standpunten van vertegenwoordigers overeenkomen met de standpunten van de groep die vertegenwoordigd wordt.) Want volgens figuur 1 is een grote meerderheid van de VVD-kiezers (circa 80% in 2012) voorstander van bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Dit komt overeen met de wens van VVD om te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking • De wens van de VVD om te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking komt overeen met het liberale uitgangspunt om onderontwikkeling/armoede in landen vooral te bestrijden door het stimuleren van de markt/een vrijemarkteconomie / door ondernemerschap/particulier initiatief/handel (‘trade not aid’) 4
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een redenering dat de representativiteit op het gebied van ontwikkelingssamenwerking voor GroenLinks hoog is: een juist verband tussen het standpunt van de kiezers over bezuinigen uit figuur 1 en het inhoudelijk standpunt van GroenLinks over bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking • het noemen van het uitgangspunt van GroenLinks dat bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking niet rechtvaardigt voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van een hoge mate van representativiteit. Van de kiezers van GroenLinks is namelijk een minderheid (ongeveer 20% in 2012) voor het bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Dit komt overeen met het inhoudelijk standpunt van GroenLinks om niet te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking • Deze wens om niet te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking komt voort uit het uitgangspunt van GroenLinks om op te komen voor de zwakkeren in de samenleving (solidariteit), waar ook ter wereld
1
1
1 1
1
1
Opgave 2 De ontwikkeling van tafelmanieren als voorbeeld van het civilisatieproces 5
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: een beschrijving van de ontwikkeling van tafelmanieren met behulp van het kernconcept institutionalisering
VW-1034-f-14-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 53
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: De ontwikkeling van tafelmanieren houdt in dat er regels ontstonden over de wijze waarop men zich aan tafel moest gedragen, standaardgedragspatronen dus. Deze patronen reguleren het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond een bepaald facet van het sociale leven, in dit geval het gedrag van mensen aan tafel. (Institutionalisering is het proces waarbij een complex van regels ontstaat, weergegeven in standaardgedragspatronen, dat het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond een bepaald facet van het sociale leven reguleert.) Opmerking Wanneer alleen een juiste definitie van institutionalisering wordt genoemd dan 1 scorepunt toekennen. 6
maximumscore 5 een juist antwoord bevat: • a. de oorzaak van het civilisatieproces: toenemende afhankelijkheid • b. twee kenmerken van het civilisatieproces met verwijzing naar een voorbeeld uit tekst 2 (per kenmerk met verwijzing 1 scorepunt) • c. gevolg van het civilisatieproces voor de wijze van socialisatie voorbeeld van een juist antwoord: a. • In de loop der eeuwen ontstonden netwerken tussen mensen waarin ze steeds meer van elkaar afhankelijk werden (interdependentie) b. • Doordat mensen steeds meer van elkaar afhankelijk werden, hielden mensen in toenemende mate rekening met elkaar (dwang) Voorbeeld uit tekst 2: de normen over het gebruik van een mes bij het eten (r. 14-19) • Mensen gingen hun driften steeds meer onder controle houden. Zelfbeheersing/zelfdwang werd steeds meer de norm. Voorbeeld uit tekst 2: advies om niet als varkens op het eten te storten (r. 23-25) of advies over snuiven of neus snuiten (r. 31-36) c. • In de moderne samenleving worden (door allerlei sociale controlemechanismen) meer verfijnde gedragsregels (zoals moderne tafelmanieren) aangeleerd. Bovendien wordt verwacht dat mensen deze gedragsregels uit zichzelf toepassen/internaliseren (zelfbeheersing)
VW-1034-f-14-2-c
7
1 2 2
1
1
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 54
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Veranderingen van de positie van vrouwen 7
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • de inhoud van de meritocratische gedachte die ten grondslag ligt aan het model van de individualistische prestatiesamenleving • een conclusie op grond van vergelijking van de gegevens van tabel 1 met het model van de individualistische prestatiesamenleving voorbeeld van een juist antwoord: • De meritocratische gedachte houdt in dat in de huidige moderne samenleving alleen iemands capaciteiten (vooral diens opleiding) bepalend zijn voor iemands maatschappelijke positie • De score op het terrein van economische participatie betekent dat vrouwen op dit terrein achterblijven in vergelijking met mannen. Op het terrein van onderwijs zijn vrouwen en mannen gelijk. Volgens de meritocratische gedachte zouden vrouwen gezien de gelijkheid op terrein van onderwijs ook op het terrein van economische participatie dezelfde positie moeten hebben als mannen. De scores van tabel 1 zijn dus strijdig met het model van de individualistische prestatiesamenleving
8
maximumscore 2 • De constructivistische benadering verklaart sociale ongelijkheid, in dit geval de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen vanuit cultureel verankerde voorstellingen of voornamelijk vanuit de beelden die door mensen samen met betrekking tot die groepen zijn geconstrueerd • voorbeelden (één van de volgende): − Aan mannen worden beelden toegekend die met carrière/betaald werk te maken hebben: mannen die werken hebben een hogere status dan vrouwen die werken / een man is autonoom/assertief/ heeft leiderschapskwaliteiten. Het voortbestaan van deze beelden belemmert het tegengaan van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op economisch terrein. − Aan vrouwen worden beelden toegekend die te maken hebben met het onderhouden van relaties en vriendelijk en volgzaam gedrag. Bijvoorbeeld vrouwen zijn meegaand, zorgzaam, goedgelovig en zachtzinnig (allemaal woorden die weinig te maken hebben met betaald werk of carrière). Het voortbestaan van deze beelden belemmert het tegengaan van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op economisch terrein. − Van vrouwen wordt verwacht dat ze vooral deeltijdwerk verrichten wat tot gevolg heeft dat vrouwen minder status en carrièremogelijkheden hebben dan mannen.
VW-1034-f-14-2-c
8
1 1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 55
Vraag
9
10
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Volgens de marxistische benadering berust ongelijkheid op machtsverschillen die het gevolg zijn van het feit dat mensen in verschillende mate over hulpbronnen als bezit, inkomen, culturele bagage en sociale contacten beschikken • Hoewel vrouwen anno 2012 op het gebied van onderwijs gelijk zijn aan mannen, met andere woorden over eenzelfde hulpbron onderwijs (cultureel kapitaal) als mannen beschikken, wordt de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op terrein van economische participatie ook bepaald door verschil in inkomen, bezit en politieke macht. (In het algemeen beschikken vrouwen over minder inkomen, bezit, politieke macht waardoor machtsverschillen tussen vrouwen en mannen (op economisch terrein) blijven bestaan.) maximumscore 4 een juist antwoord bevat: per vraagstuk een juist gebruik van een politicologisch kernconcept naar aanleiding van tabel 2 (maximaal vier) voorbeeld van een juist antwoord: • Tabel 2 heeft te maken met een bindingsvraagstuk omdat de representativiteit van het parlement door de meer gelijke manvrouwverdeling zal toenemen: er zal waarschijnlijk meer rekening worden gehouden met belangen van vrouwen. Gevolg is mogelijk dat meer vrouwen zich betrokken gaan voelen met de politiek • Tabel 2 heeft te maken met een verhoudingsvraagstuk omdat het feit dat meer vrouwen in het parlement komen, betekent dat vrouwen meer macht krijgen: hun invloed op de politieke besluitvorming wordt vergroot • Tabel 2 heeft te maken met een vormingsvraagstuk omdat de achterstelling van vrouwen in de politiek deels het gevolg is van politieke socialisatie: er vindt nog steeds overdracht plaats van normen en waarden via onder andere gezinnen en media die politiek een zaak vinden van mannen • Tabel 2 heeft te maken met een veranderingsvraagstuk omdat sinds 1977 het aandeel vrouwen in het parlement sterk is gestegen. Deze ontwikkeling is te beschouwen als een voorbeeld van het democratiseringsproces: verschuiving van macht van weinig mensen (vooral mannen) naar steeds meer mensen (vrouwen) / een toename van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming
VW-1034-f-14-2-c
9
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 56
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: een juist gebruik van twee van de volgende kernconcepten die de toenemende betekenis van het EHRM voor de nationale politiek verklaren: globalisering, modernisering, democratisering, individualisering voorbeeld van een juist antwoord: • globalisering Er is een internationale rechtsorde ontstaan die steeds meer van invloed is op de nationale rechtsorde. Het toenemende belang van uitspraken van het EHRM is daar een voorbeeld van • modernisering Het proces van modernisering wordt onder andere gekenmerkt door een ontwikkeling naar een op rechten van de mens gebaseerde en democratisch ingerichte samenleving. Het toenemende belang van uitspraken van het EHRM is daar een voorbeeld van
1
1
Opgave 4 Nederland en de monarchie 12
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een juiste interpretatie van tabel 3 en tabel 4 over binding • een juiste conclusie
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De legitimiteit van de (constitutionele) monarchie in Nederland is groot, want tabel 3 laat zien dat ongeveer driekwart van de Nederlanders voorstander is van de monarchie. Daaruit blijkt dat Nederlanders een sterke binding hebben met het koningshuis. Tabel 4 geeft aan dat het koningshuis van alle genoemde onderwerpen het hoogst scoort op de mate van tevredenheid. Dit gegeven wijst eveneens op een sterke binding van burgers met het koningshuis • Een sterke binding van burgers met het koningshuis versterkt de legitimiteit van de (constitutionele) monarchie in Nederland 13
1 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: een juiste toepassing van het kernconcept democratisering op de inhoud van het ceremonieel koningschap, zoals beschreven in tekst 3
VW-1034-f-14-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 57
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Het ceremonieel koningschap zal de democratisering bevorderen. In de verborgen uitoefening van staatszaken: ‘de klassieke staatszaken van de constitutionele koning’ (r. 22-24 van tekst 3), zou de koning een zekere politieke invloed kunnen uitoefenen, maar door de keus voor een meer ceremonieel koningschap zal de politieke macht van de koning gering/nihil zijn • Minder macht voor de koning en meer macht voor het parlement is een voorbeeld van democratisering van het politiek stelsel 14
1 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: een juiste toepassing van het kernconcept sociale cohesie op de inhoud van het ceremonieel koningschap, zoals beschreven in tekst 4 voorbeeld van een juist antwoord: De meeste politici en bestuurders associëren het koningschap met een gevoel van eenheid, gemeenschappelijkheid en het bevorderen van onderling respect (tekst 4). Het koningschap versterkt het gevoel lid te zijn van een gemeenschap in dit geval Nederland of ‘een maatschappelijk en sociaal ingevuld koningschap’ draagt bij aan het versterken van de norm dat men zich verantwoordelijk voelt voor elkaars lot en welzijn. Een ceremonieel koningschap versterkt daarmee de sociale cohesie in het land.
15
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: een juiste toepassing van het kernconcept gezag op de inhoud van het ceremonieel koningschap, zoals beschreven in tekst 3 en 4 voorbeeld van een juist antwoord: • Door het vervullen van een zichtbare en sociale rol van het koningschap oefent de koning een zekere macht uit: hij heeft het vermogen om bepaalde doelen na te streven namelijk die van samenbinden, vertegenwoordigen en aanmoedigen (r. 20-21 van tekst 3) • Het vervullen van een maatschappelijk en sociaal ingevuld koningschap wordt onderschreven door veel politici en bestuurders (tekst 4). Deze steun versterkt daarmee de legitimiteit van het optreden van de koning en daarmee zijn gezag. (Gezag is het uitoefenen van macht die als legitiem erkend wordt door ondergeschikten.)
VW-1034-f-14-2-c
11
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 58
Vraag
16
Antwoord
Scores
maximumscore 1 een juist antwoord bevat: een redenering dat het koningschap een politieke institutie is met een juiste toepassing van het kernconcept politieke institutie voorbeeld van een juist antwoord: Het koningschap geeft aan welke rol de koning heeft/dient te vervullen (maatschappelijk en sociaal ingevuld koningschap). Deze rol bevat regels omtrent gedrag met betrekking tot de staat - en hoe de relaties dienen te zijn tussen koning, politici en burgers. (Een politieke institutie bevat regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties met betrekking tot de staat en de politieke besluitvorming reguleren.)
17
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: een redenering dat er wel sprake was van staatsvorming maar nog niet van natievorming met: • kenmerken van staatsvorming met verwijzing naar gegevens uit tekst 5 • kenmerken van natievorming met verwijzing naar gegevens uit tekst 5 voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van staatsvorming als er (kenmerk 1) een soevereine macht komt. Gegeven uit tekst 5: Willem wordt ingehuldigd als soeverein vorst (r. 9-11) • (kenmerk 2) die regeert over een groep mensen op een bepaald grondgebied. Gegeven uit tekst 5: “Tienduizenden vierkante kilometers land (…) vielen toe aan een Oranje, koning Willem I” (r. 26-30) • Natievorming veronderstelt de aanwezigheid van een gemeenschappelijk groepsbewustzijn, die gekoppeld is aan een politieke gemeenschap of een specifiek territorium • Van een gemeenschappelijk groepsbewustzijn gekoppeld aan een specifiek territorium was in 1813 nog zeker geen sprake want (gegevens uit tekst 5, één van de volgende): − katholieken voelden zich ongemakkelijk bij een protestants gekleurde ontstaansgeschiedenis. (r. 14-17) − De zuidelijke Nederlanden voelde zich overheerst door een buitenlandse mogendheid. (r. 17-20) − Steden en gewesten hoopten een deel van hun oude invloed te heroveren. (r. 21-23)
2 2
1
1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen als bij staatsvorming het derde kenmerk (de soevereine macht bezit het geweldsmonopolie) is genoemd, want dit kenmerk is niet te herkennen in de tekst.
VW-1034-f-14-2-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 59
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • de modernistische visie op natievorming • twee voorbeelden van natievorming volgens de modernistische visie op natievorming voorbeeld van een juist antwoord: • Wetenschappers van de modernistische benadering zien de natie als een uitvinding van het negentiende-eeuwse nationalisme. Het idee dat de inwoners van een staat een natie vormen wordt door hen gezien als politieke strategie van politieke elites om de bevolking aan de staat te binden • voorbeelden van natievorming (twee van de volgende): − het vastleggen van één taal en deze via (verplicht) onderwijs te verspreiden − het geven van vaderlandse geschiedenis op scholen − de invoering van nationale feestdagen − de invoering van dienstplicht
2 1
2 1
Opmerking Wanneer slechts één voorbeeld van natievorming is gegeven dan geen scorepunt toekennen.
Opgave 5 Zal armoede in de wereld snel verdwijnen? 19
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een beschrijving van de evolutionistische theorieën met de conclusie dat de armoede in ontwikkelingslanden zal afnemen • gegevens uit tekst 6 die overeenkomen met de evolutionistische theorieën
VW-1034-f-14-2-c
13
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 60
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Evolutionistische theorieën komen overeen met de voorspelling van Mahbubani. Deze theorieën gaan er van uit dat arme staten zich ontwikkelen volgens een patroon van geleidelijkheid en zich gaan moderniseren, een proces dat rijke staten al hebben afgelegd. / De traditionele economie van ‘arme’ landen zal geleidelijk veranderen in een moderne markteconomie. Als de economische ontwikkeling ver genoeg is, zal dit eveneens leiden tot minder armoede • Mahbubani gaat er vanuit dat steeds meer samenlevingen zich ontwikkelen in de richting van een moderne samenleving met een grote middenklasse. Hij verwacht dat die middenklasse flink zal groeien wat een enorme verheffing van een substantieel deel van de mensheid is. De armoede in de wereld zal flink dalen (r. 38-47). / Hij verwacht dat de wereld beter wordt door de moderne wetenschap, de rede en de vrijemarkteconomie (r. 56-63) 20
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • twee kenmerken van liberale theorieën van internationale betrekkingen (per kenmerk 1 scorepunt) • per kenmerk een bijbehorend gegeven uit tekst 6 (per gegeven 1 scorepunt) voorbeeld van een juist antwoord: • De uitspraken van Mahbubani in tekst 6 komen overeen met liberale theorieën over internationale betrekkingen. (kenmerk 1) Deze theorieën gaan in tegen het idee dat oorlog tussen staten een natuurlijk gegeven is / dat oorlogen tussen staten op een rationale afweging berusten • gegevens uit tekst 6: De meest escalerende vorm van conflicten is oorlog tussen staten, die volgens Mahbubani steeds meer een zeldzaamheid is (r. 31-32) • (kenmerk 2) En liberale theorieën benadrukken dat internationale samenwerking wenselijk is als het bijdraagt aan vooruitgang, vrede en welvaart. / Staten zullen eerder op zoek gaan naar samenwerking dan naar conflict. • gegevens uit tekst 6: Wat betreft het belang van samenwerking verwijst Mahbubani naar de verwevenheid van landen met een web van internationale organisaties (r. 63-65) / naar de EU. Hij vindt de EU een voorbeeld voor de rest van de wereld (r. 90-97)
VW-1034-f-14-2-c
14
1
1
2 2
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 61
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • de positiemethode met uitleg en bijbehorende gegevens uit tekst 6 • de methode van inventarisatie van machtsbronnen met uitleg en bijbehorende gegevens uit tekst 6 voorbeeld van een juist antwoord: • De positiemethode: een staat heeft macht als deze posities bekleedt in verschillende internationale organisaties en netwerken • gegevens uit tekst 6: De westerse landen bepalen wie hoofd worden van internationale instituties als IMF en de Wereldbank (r. 102-105) / zijn in de Veiligheidsraad oververtegenwoordigd (r. 113-119) • Methode van inventarisatie van machtsbronnen, -middelen waarover staten beschikken: zowel een sterke economie als omvang van leger zijn machtsbronnen • gegevens uit tekst 6: De VS raakt haar economische toppositie kwijt (r. 124-143). Daarbij blijkt een sterk leger niet voldoende om een sterke positie te behouden
2 2
1
1
1
1
Opgave 6 Onderzoek naar gemengde scholen 22
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • kritiek op generaliseerbaarheid of representativiteit van het onderzoek • kritiek op validiteit van het onderzoek
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • generaliseerbaarheid Het onderzoek is gebaseerd op een internationale analyse zonder Nederlandse gegevens. Het onderzoek zegt niets over Nederland en de Nederlandse scholier. Het is de vraag of je resultaten van internationaal onderzoek mag generaliseren naar de Nederlandse situatie. of representativiteit Alleen 15-jarigen zijn onderzocht. Het onderzoek zegt te weinig over alle leeftijdsgroepen, ofwel de Nederlandse scholier in het algemeen. De vraag is of groep 15-jarigen representatief is voor alle leeftijdsgroepen
1
•
VW-1034-f-14-2-c
validiteit Er is alleen gekeken naar de prestaties voor leesvaardigheid. Het onderzoek zegt niets over de totale onderwijsprestaties, met andere woorden: meet het onderzoek van Donkers wat het wil meten?
15
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 62
Vraag
23
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • een hypothese die uit de tekst is af te leiden en die als een hypothese/verwachting (en niet als een vraag) is geformuleerd • onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele uit de formulering moet blijken dat het variabelen zijn en geen constanten; en dat de afhankelijke variabele datgene moet zijn dat wordt verklaard en de onafhankelijke variabele datgene dat de verklaring biedt
1
1
voorbeeld van een juist antwoord: • hypothese Scholen die bestaan uit leerlingen van verschillende herkomst bevorderen de integratie. / Gemengde scholen zorgen ervoor dat leerlingen een positieve houding kunnen krijgen over leerlingen van andere bevolkingsgroepen • onafhankelijke variabele: scholen met wel of geen leerlingen van verschillende herkomst afhankelijke variabele: wel of geen integratie / positieve houding ten opzichte van andere etnische groepen
1
1
Opmerking Wanneer slechts één variabele is genoemd dan geen scorepunt toekennen. 24
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: een argumentatie met juist gebruik van twee sociologische kernconcepten voorbeeld van een juist antwoord: • Het Nederlandse onderwijsbeleid is er niet (meer) op gericht leerlingen met verschillende etnische achtergronden te mengen. Stark geeft aan dat juist het stimuleren van groepsvorming, waarbij leerlingen uit verschillende etnische groepen gestimuleerd worden om (positieve) relaties met elkaar aan te gaan, een positief effect heeft op het beeld dat leerlingen later in het schooljaar van elkaar hebben • Het stimuleren van positieve ervaringen tussen leerlingen van verschillende etnische groepen en daardoor het ontwikkelen van een positief beeld van de gehele etnische groep, draagt bij aan een grotere mate van sociale cohesie binnen de school en later in de gehele samenleving. De kwaliteit van de bindingen die leerlingen met elkaar hebben wordt versterkt, er ontstaan vriendschappen en onderling respect. (Stereotypering en later eventueel discriminatie kunnen hiermee worden tegengegaan, wat van belang is voor de gehele samenleving.)
VW-1034-f-14-2-c
16
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 63
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 20 juni naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw E. Ploumen, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Kamerstuk Nr. 14, Den Haag, 1 maart 2013
figuur 1
www.trouw.nl van 23 augustus 2012
tekst 2
naar: C. Wouters, Informalisering. Manieren en emoties sinds 1890. Amsterdam 2008, p. 41-42
tabel 1
World Economic Forum, WEForum.org (vertaald)
tabel 2
naar: www.vrouwenbelangen.nl/vrouwen-en-politiek, 13 november 2012
tabel 3
naar: Rapport Monarchiedebat 2011, 3 oktober 2011, Mirjam Hooghuis. Project 90227 van Synovate de Politieke Barometer, 3 oktober 2011
tabel 4
www.motivaction.nl/content/factsheet-koningshuis-onderzoek. Koningshuis-onderzoek Trouw, Amsterdam. april 2013
tekst 3
www.trouw.nl/tr/nl/13209/Troonswisseling/article/ detail/3434018/2013/04/30/Koning-vanalle-Nederlanders.dhtml, 30 april 2013.
tekst 4
archief.nrc.nl/?modus=l&text=het+nieuwe+koningschap&hit=4&set=3, 16 april 2013
tekst 5
www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3347683/ 2012/11/14/1813Terugkeer-van-de-Oranjes.dhtml
opgave 5
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO ), Rapport ‘Crisis squeezes income and puts pressure on inequality and poverty’ van 15 mei 2013
tekst 6
de Volkskrant van 27 april 2013 door Cor Speksnijder
tekst 7
naar: www.trouw.nl, 18 juni 2010
tekst 8
www.rug.nl/gmw/sociology/news/dissertatie-tobias-stark_-gemengde-scholen-bevorderenintegratie.-kabinetsbeleid-eenzijdig. september 2011
VW-1034-f-14-2-c
17
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 64
Correctievoorschrift VWO
2013
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-13-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 65
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; VW-1034-a-13-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 66
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. VW-1034-a-13-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 67
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 73 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Veranderende opvattingen in het jeugdstrafrecht tegen de achtergrond van veranderingen in criminaliteitscijfers onder jongeren 1
2
3
maximumscore 2 • De Moderne Richting Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Volgens de Moderne Richting is de mens niet geheel ‘vrij’ in het maken van keuzes. Naar de mate waarin de mens onvrij is, is hij ook minder ‘schuldig’ aan zijn misdrijven. Op grond daarvan is ‘de straf’ minder legitiem (en ook minder effectief) • Doreleijers stelt voor om het strafrecht aan te passen omdat jongeren niet geheel vrij zijn. Hun keuzemogelijkheden worden immers beperkt doordat hun hersenen nog niet uitontwikkeld zijn. / doordat zij hun emoties niet goed kunnen controleren. / doordat zij zich door leeftijdsgenoten laten leiden maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • De inzichten waar Doreleijers naar verwijst en waar de rechter rekening mee zou moeten houden, betreffen kenmerken van de persoon van de dader. Daarom past het bij daderstrafrecht • Daadstrafrecht koppelt een straf aan een daad, ongeacht de persoon en de omstandigheden. De daad zelf rechtvaardigt een straf maximumscore 2 • De afhankelijke variabele is: wel of niet recidiveren • De onafhankelijke variabele is: soort straf / werkstraf of gevangenisstraf
VW-1034-a-13-1-c
4
0
1
1
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 68
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • De onderzoekers willen hier meten wat het verschil is in recidive na werkstraffen en na gevangenisstraffen. Dit verschil kun je alleen meten als daders met dezelfde kenmerken worden verdeeld over twee groepen, zodat die twee groepen identiek worden – met als enige verschil de opgelegde straf • Wordt een verschil in recidive geconstateerd tussen beide groepen dan kan dat alleen maar aan de soort straf liggen omdat alle andere kenmerken van beide groepen gelijk zijn. Het onderzoek is dus valide als het verschil in recidive terug te voeren is op de soort straf
1
1
Opmerking In de uitleg moeten twee antwoordelementen staan: 1 Om het effect van het soort straf (de onafhankelijke variabele) op recidive (afhankelijke variabele) te meten, moeten andere variabelen (zoals leeftijd, sekse, soort misdrijf) uitgesloten worden. 2 De onderzoekers weten dan of het onderzoek meet wat de onderzoeker wilde meten, met andere woorden: het onderzoek is valide. 5
6
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Het liberalisme heeft een rationeel, individualistisch mensbeeld. / De burger wordt beschouwd als een rationeel handelend wezen • Burgers streven hun eigenbelang na en het overtreden van de wet wordt minder lonend als de strafmaat hoog is. Volgens deze redenering weerhouden hoge straffen mensen dus van crimineel gedrag of • De mens heeft individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. / Elk individu heeft keuzevrijheid • Als een persoon de regels overtreedt dan is hij/zij daarvoor verantwoordelijk en weet hij/zij van tevoren wat de harde gevolgen zijn: straffen. De straffen zijn de gevolgen van persoonlijke keuzen maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Nature-visie. De ontwikkeling van de hersenen is kennelijk bepalend voor het gedrag van mensen (regels 34-40) • Nurture-visie. Maar opvoeding blijft belangrijk bij de ontwikkeling van de hersenen. Van der Helm zegt dat de hersenen van jongeren nog niet uitontwikkeld zijn. Er is dus een mogelijkheid tot gedragsverandering (regels 40-42)
VW-1034-a-13-1-c
5
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 69
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 2 − Voor het aantal aangehouden verdachten zijn gegevens verzameld van de politiestatistieken. − Het aantal veroordeelde personen staat in de rechtbankstatistieken. − Het aantal jongeren dat zegt zich schuldig gemaakt te hebben aan een delict staat in self report onderzoeken / enquêtes onder daders. indien drie antwoorden juist indien twee antwoorden juist indien één antwoord juist
8
2 1 0
maximumscore 3 • De 10- en 11-jarige plegers van delicten kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. (Voor kinderen tot 12 jaar is een speciale aanpak ontwikkeld waarbij de ouders intensief betrokken worden. Zij worden op hun verantwoordelijkheid als ouder aangesproken.) Voorbeeld van een juiste verklaring: De kinderen uit deze leeftijdsgroep zijn nog zo jong dat hun gedrag niet henzelf wordt aangerekend. De verantwoordelijkheid voor hun gedrag wordt nog bij hun ouders gelegd. (Eventuele interventies zijn gericht op de ouders en indien nodig wordt bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning aangeboden) • De 12- tot en met 17-jarige plegers van delicten worden behandeld volgens de regels van het jeugdstrafrecht. / Delicten gepleegd door deze groep vallen onder de jeugdrechter. Voorbeeld van een juiste verklaring: Deze groep verkeert in een ontwikkelingsfase waarin ze al wel een beetje verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het eigen gedrag maar nog niet helemaal. / In het jeugdstrafrecht wordt er rekening mee gehouden dat jongeren nog erg kunnen veranderen en dat ervaringen op deze leeftijd grote invloed kunnen hebben op hun latere functioneren • De 18- tot en met 24-jarige plegers van delicten worden behandeld volgens het volwassenenstrafrecht. Voorbeeld van een juiste verklaring: Deze groep wordt beschouwd als volwassen en in beginsel geacht volledig verantwoordelijk te zijn voor het eigen gedrag. / Een volwassene is meer dan een jongere aanspreekbaar op zijn gedrag en kan daarvoor in nader te bepalen omvang meer verantwoordelijk worden gehouden dan de jongere
VW-1034-a-13-1-c
6
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 70
Vraag
9
Antwoord
Scores
maximumscore 6 a Subculturele benadering(en) van criminologie Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Volgens deze benadering zijn Marokkaanse jongvolwassen niet (volledig) geïntegreerd in de samenleving en krijgen ze te maken met allerlei interventies van instanties in hun privéleven, onheuse bejegeningen en vooroordelen • Aan de hieruit voortvloeiende gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid op individueel niveau kunnen binnen een collectieve subcultuur, verzet en weerspannigheid ontstaan. Dit verzet tegen de dominante cultuur kan zich uiten in het vertonen van crimineel gedrag
1
1
Opmerking Wanneer als antwoord alleen de volgende beschrijving gegeven wordt: “Subculturele benaderingen in de criminologie leggen de nadruk op conflicten tussen de dominante cultuur en (sub)culturen van groepen die daar geen deel van (willen of kunnen) uitmaken”, dan mag maar 1 scorepunt worden toegekend. b De bindingstheorie Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • De bindingstheorie zegt dat mensen weerhouden worden van crimineel gedrag als ze werk hebben, op school zitten of een relatie hebben. Bindingen die ze niet op het spel willen zetten • Relatief veel Marokkaanse jongeren zijn werkloos en maken de school niet af. Jongeren zonder werk of jongeren die niet op school zitten hebben minder te verliezen als zij zich crimineel gaan gedragen c De anomietheorie Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • De anomietheorie stelt dat als er een discrepantie of botsing ontstaat tussen levensdoelen die algemeen als zeer nastrevenswaardig worden gezien (bereiken van materiële welvaart, hoge sociale status) en de beschikbare middelen om deze doelen op legitieme en sociaal aanvaardbare wijze te bereiken dan neemt de kans op criminaliteit toe • Als (groepen) mensen in hun streven naar die levensdoelen worden geblokkeerd – doordat ze bijvoorbeeld werkloos worden vanwege gebrekkige opleiding of discriminatie of doordat ze tot de laagste inkomensgroep behoren – kan die ongelijkheid leiden tot crimineel gedrag om op die manier die materiële doelen wel te bereiken. Voor relatief veel Marokkaanse jongeren geldt dat ze werkloos zijn en weinig inkomen hebben
VW-1034-a-13-1-c
7
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 71
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 Modernisering van de monarchie 10
maximumscore 1 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: − Een uitgangspunt van de sociaaldemocratische ideologie is democratisering / gelijkheid/gelijkwaardigheid. − De voorstellen in de regels 3-11 van tekst 6 vergroten de rol / de macht van de Tweede Kamer en dragen daarmee bij aan democratisering van het staatsbestel. / Erfopvolging past niet bij het idee van gelijkwaardigheid. Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen indien beide elementen genoemd worden.
11
12
maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Volgens de grondwet is de koning onschendbaar, de minister is verantwoordelijk / zijn alleen de ministers politiek verantwoordelijk voor het regeringsbeleid (ministeriële verantwoordelijkheid) / is de koning staatshoofd met een overwegend ceremoniële rol (Nederland heeft een constitutionele monarchie) • Daarmee voldoet de Nederlandse monarchie aan een kenmerk van de democratische rechtsstaat: ‘Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op uitoefening van de bevoegdheid controle bestaat.’ / De machthebbers kunnen ter verantwoording geroepen worden
1
1
maximumscore 4 a en b Voor vraag 12 moeten altijd 4 scorepunten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord.
VW-1034-a-13-1-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 72
Vraag
Antwoord
Scores
b Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Nederland heeft een kiesstelsel (het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging zonder kiesdrempel) waardoor er veel partijen in het parlement zitten en geen enkele partij de meerderheid heeft • Dat heeft tot gevolg dat (één van de volgende): − Kamerfracties na de verkiezingen gedwongen worden om met elkaar samen te werken om (meestal) een meerderheidscoalitie te vormen. − na de verkiezingen Kamerfracties gedwongen zijn om samen te werken omdat een kabinet (in de praktijk) het vertrouwen dient te hebben van een meerderheid van de Tweede Kamer. Het maakt daarbij niet uit wie de (in)formateur wordt of wie de (in)formateur benoemt of aanstelt.
1 1
Opgave 3 Waar komt de witte woede vandaan? De ontevredenheid van burgers in de volkswijken 13
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste indicatoren (twee van de volgende): − Buurtbewoners kennen elkaar niet / weten niet wie naast hen woont. − Minder buurtbewoners zijn lid van een vereniging. − Buurtbewoners gaan minder om met hun buren of andere wijkbewoners. − Buurtbewoners zeggen zich minder verantwoordelijk te voelen voor elkaar. − Meer buurtbewoners zijn ontevreden over de bevolkingssamenstelling in de wijk. − Meer buurtbewoners vinden dat mensen in de buurt niet op een prettige manier met elkaar omgaan. − Meer buurtbewoners vinden dat ze zich niet meer thuis voelen bij de mensen die in deze wijk wonen. per juiste indicator
VW-1034-a-13-1-c
1
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 73
Vraag
Antwoord
Scores
14
maximumscore 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Interview is een geschikt middel voor het verkennen van meningen over vooral gevoelige onderwerpen. / om te achterhalen wat de achtergrond is van de meningen van de respondenten. − De onderzoekers zullen vaak door willen vragen, wat bij schriftelijke enquêtes niet mogelijk is. − Interview is een geschikt middel om te gebruiken als vooronderzoek, waardoor de onderzoeker zich kan oriënteren op een bepaald onderwerp. − Als de onderzoekers een schriftelijke enquête hadden uitgezet, was de respons waarschijnlijk zeer laag geweest.
15
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: • De steekproef – de selectie van 24 mensen – is zeer klein of niet aselect gekozen • De steekproef is daarom waarschijnlijk niet representatief voor de boze autochtone burgers in de genoemde wijken (de populatie) (en de resultaten kunnen daarom niet gegeneraliseerd worden naar de gehele populatie)
16
1
1
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − Articulatiefunctie: de respondenten hebben niet het idee dat hun problemen via politieke partijen op de politieke agenda terechtkomen (hoogstens vlak voor verkiezingen). − Participatiefunctie: de gevestigde politieke partijen zijn (zo blijkt uit de antwoorden van de respondenten) niet in staat de wijkbewoners te motiveren zelf in de politiek te participeren. − Socialisatiefunctie: de gevestigde politieke partijen zijn niet in staat de negatieve attitudes ten opzichte van de politiek te doorbreken. − Communicatiefunctie: de boodschap dat politieke partijen opkomen voor de belangen van de buurtbewoners is niet overgekomen bij de respondenten. De respondenten hebben vooral het idee dat politieke partijen opkomen voor zichzelf. − Aggregatie- of integratiefunctie: de wensen en belangen van de respondenten lijken in de afweging met andere verschillende meningen en belangen in het gedrang te komen. / de wensen en belangen van de respondenten zijn onvoldoende vertaald naar een coherente visie op de samenleving. per juiste functie met juiste uitleg
VW-1034-a-13-1-c
1
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 74
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 De ontevredenheid van burgers en de rol van De Telegraaf 17
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden (twee van de volgende) zijn: − het scheiden van feiten en meningen / streven naar objectiviteit − hoor en wederhoor toepassen − checken van nieuws / van de feiten − meerdere informatiebronnen raadplegen − juiste weergave van feiten per juist antwoord
18
19
1
maximumscore 2 Drie van de volgende antwoorden: Er mogen in het openbaar geen uitlatingen gedaan worden − die in strijd zijn met de openbare zeden; − die aanzetten tot haat of discriminatie; − die een gevaar opleveren voor de openbare orde; − die een gevaar opleveren voor de nationale veiligheid; − die beledigend zijn; − die opruiend zijn (smaad); − die aanzetten tot strafbaar gedrag; − die vallen onder majesteitsschennis; − die in strijd zijn met de bescherming van de gezondheid; − die in strijd zijn met het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht. indien drie juist indien twee juist indien één juist
2 1 0
maximumscore 3 a • Met ‘mediaframe’ wordt bedoeld dat bepaalde nieuwsonderwerpen vanuit een bepaalde invalshoek worden beschreven. / Bij een mediaframe worden gebeurtenissen door journalisten vanuit een bepaald perspectief benaderd en weergegeven
1
b • − − −
VW-1034-a-13-1-c
Voorbeelden van een juist frame zijn (één van de volgende): Het frame dat de Grieken zelf schuldig zijn aan de financiële crisis waarin het land verkeert. / het schuld- of verantwoordelijkheidsframe Het frame dat Nederland en de Europese Unie Griekenland niet moeten helpen met financiële steun. Het ‘corruptieframe’, de Grieken worden beschouwd als corrupt. 11
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 75
Vraag
Antwoord
c • −
− −
20
21
Scores
Voorbeelden van een juist gevolg zijn (één van de volgende): Door het onderwerp vanuit een bepaalde invalshoek te belichten worden het denken en praten over dit onderwerp door de lezers van een krant gestuurd (framingtheorie). Deze eenzijdige aandacht voor (één kant van) het onderwerp maakt het heel moeilijk om het probleem van een andere kant te zien. Deze eenzijdige aandacht voor (één kant van) het onderwerp zorgt dat de publieke discussie over dat onderwerp sterk gekleurd of eenzijdig gevoerd wordt.
maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Als populaire krant kiest de redactie van De Telegraaf meer voor gebeurtenissen met een hoog ‘human interest’-gehalte (emotie, conflict, identificatie, negatief nieuws) / geeft de redactie veel aandacht aan sensationele zaken die een groot publiek aanspreken • Als kwaliteitskrant biedt het NRC Handelsblad veel beleidsinformatie, achtergrondinformatie en opinie over bijvoorbeeld politiek en buitenlandse economisch-politieke ontwikkelingen. De doelgroep van NRC Handelsblad is de hoogopgeleide Nederlander die daarin geïnteresseerd is maximumscore 3 Uit het antwoord moeten de volgende drie functies blijken: • De agendafunctie Voorbeeld van juiste uitleg: De krant zorgt dat de problemen die leven ‘in de onderbuik’ op de (publieke en) politieke agenda komen. Citaten (één van de volgende): − “De Telegraaf is niet de enige krant die onderwerpen op de agenda wil zetten.” (regels 18-20) − “De Telegraaf verstaat de kunst om politici te laten weten wat er leeft onder het volk.” (regels 48-50) •
− − −
VW-1034-a-13-1-c
De spreekbuisfunctie Voorbeeld van juist uitleg: De krant brengt de wensen, eisen en visies van een deel van de bevolking in de openbaarheid. Citaten (één van de volgende): “ … vinden de rol van De Telegraaf als ‘rechts ventiel’ van belang.” (regels 46-48) “Bakker: ‘De Telegraaf verstaat de kunst om politici te laten weten wat er leeft onder het volk.’” (regels 48-50) “Geen enkele krant heeft de thermometer zo diep in de billen van de samenleving als De Telegraaf.” (regels 40-43)
12
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 76
Vraag
Antwoord
•
− −
Scores
De commentaar- en/of opiniërende functie Voorbeeld van juiste uitleg: In de berichtgeving van de krant over Griekenland klinkt kritisch commentaar door op politieke besluiten om bijvoorbeeld Griekenland financieel te steunen. De krant levert daardoor een bijdrage aan het publieke debat. Citaten (één van de volgende): “De Telegraaf is weer bezig aan een politieke campagne, dit keer tegen de ‘luie Grieken’.” (regels 1-3) “De Telegraaf is als het koffiehuis, waar gekankerd wordt op de politiek.” (regels 34-35)
1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen als zowel de functie als het citaat juist is. 22
23
maximumscore 4 Manieren waarop de overheid de pluriformiteit en diversiteit van kranten waarborgt: • De Mededingingswet • Uitleg: Deze wet zorgt ervoor dat concentraties van ondernemingen – dus ook krantenconcerns – verboden kunnen worden. Dit voorkomt persconcentratie en monopolievorming wat een verschraling van het media-aanbod tot gevolg kan hebben en daarmee een aantasting van de pluriformiteit. (Het toezicht op naleving van de wet is opgedragen aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit - NMa -) • Het Stimuleringsfonds voor de Pers • Uitleg: Dit fonds bestaat voor de bescherming van de pluriformiteit van de pers. Het fonds kan steun geven aan dagbladen, opinietijdschriften en nieuwsbladen als deze in financiële problemen raken
1
1 1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Marktgerichtheid betekent dat er op de krantenmarkt sprake is van vraag en aanbod: vraag naar de diverse soorten informatie/kranten en daarom zullen er verschillende mediabedrijven zijn die met een aanbod van kranten komen die uitgaan van de interesse en behoefte van een bepaald lezerspubliek. / Door marktgerichtheid zullen mediabedrijven zoeken naar gaten in de markt voor bepaalde doelgroepen. Mediabedrijven kunnen dan komen met nieuwe (dag)bladen of extra katernen in bestaande dagbladen. Op die manier draagt marktwerking bij aan diversiteit en pluriformiteit van de pers.
VW-1034-a-13-1-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 77
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 De eurocrisis 24
maximumscore 4 Het postklassieke beeld van de internationale orde. In de uitleg dienen twee kenmerken van het postklassieke beeld van de internationale orde te staan en een juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst. Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): 1 Het gedrag van staten wordt beïnvloed door internationale economische processen (globalisering). Juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst: – eenwording van de Europese bankenmarkt door Europese regelgeving. 2 Het gedrag van staten is afhankelijk van internationale organisaties. Juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst (één van de volgende): – initiërende rol van banken in het proces van Europese beleidswijziging. – toenemende macht van banken op overheden. 3 Samenwerking tussen staten is nodig om grensoverschrijdende kwesties aan te pakken of internationale problemen het hoofd te bieden. Juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst: – Samenwerking van Europese overheden via Europese instituties om een Europese kapitaalmarkt te creëren. 4 Samenwerking tussen staten is nodig vanwege de toenemende internationale interdependentie. Juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst (één van de volgende): – Overheden staan garant voor banken die internationaal opereren en staan daardoor bloot aan grote risico’s als banken in de problemen komen. – Internationaal toezicht op banken via EU-instellingen is nodig om risico’s te verkleinen. per juist kenmerk van het postklassieke beeld voor een juiste koppeling aan een gegeven uit de tekst
VW-1034-a-13-1-c
14
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 78
Vraag
25
Antwoord
Scores
maximumscore 6 Standpunt 1 van het CDA politieke ideologie: confessionalisme/christendemocratie De volgende twee uitgangspunten/kenmerken met uitleg: • gespreide verantwoordelijkheid (subsidiariteitsbeginsel) Voorbeeld van een juiste uitleg is: Het beginsel van de gespreide verantwoordelijkheid is te herkennen: “We regelen zelf wat we als Nederland zelf het beste kunnen doen.” Het is het beste maatschappelijke groeperingen – in dit geval de lidstaten – zelf de verantwoordelijkheid te geven (te laten nemen) om problemen op te lossen. Alleen daar waar problemen effectiever kunnen worden aangepakt op supranationaal niveau moet dat ook gebeuren • (christelijke) waarden zoals naastenliefde/verantwoordelijkheid / zorgzame samenleving of uitgangspunten als harmonie en samenwerking Voorbeeld van een juiste uitleg is: Het CDA ziet Europa niet alleen als een economische gemeenschap, maar ook als een waardengemeenschap. De lidstaten delen met elkaar waarden die behoren bij een democratische rechtsstaat als bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, bescherming van minderheden / Het CDA hecht aan kleinschalige gemeenschappen. Belangrijke uitgangspunten of waarden van het CDA zoals zorgzame samenleving /harmonie/naastenliefde/verantwoordelijkheid komen goed tot recht in kleinschalige gemeenschappen Standpunt 2 van de PVV politieke houding: populisme De volgende twee uitgangspunten/kenmerken met uitleg: • beroep op eenheid van het land en vaderlandsliefde / nationalisme Voorbeeld van een juiste uitleg is: De PVV wil dat de beslissingsbevoegdheid blijft bij het nationale parlement en legt daarmee de nadruk op ‘het Nederlands belang’ • de grotere rol die de wil van het volk zou moeten spelen in de politiek Voorbeeld van een juiste uitleg is: De leus van de PVV “Wij willen ons geld terug” refereert aan de wensen van het publiek om geen miljarden euro’s te besteden aan de EU
VW-1034-a-13-1-c
15
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 79
Vraag
Antwoord
Scores
Standpunt 3 van SP politieke ideologie: socialisme De volgende twee uitgangspunten/kenmerken met uitleg: • actieve rol van de overheid (en EU) om sociale ongelijkheid tegen te gaan Voorbeeld van een juiste uitleg is: De SP wil een ‘sociaal Europa’ en bekritiseert ‘neoliberale maatregelen van Brussel die de verzorgingsstaat aantasten en de lonen verlagen’. Dit zijn voorbeelden van standpunten om sociale ongelijkheid te bestrijden. Om deze maatregelen te realiseren is een actieve overheid nodig • dominantie van de vrije markt beperken door te streven naar behoud van de verzorgingsstaat / opkomen voor belangen van werknemers Voorbeeld van een juiste uitleg is: De partij wil ‘wel Europese samenwerking om het casinokapitalisme te bestrijden’ of de partij levert kritiek op ‘neoliberale maatregelen van Brussel die hebben geleid tot het ondermijnen van de verzorgingsstaat’. Deze wens of kritiek is een directe vertaling van het uitgangspunt om dominantie van de vrije markt te beteugelen en te streven naar behoud van de verzorgingsstaat. / De partij wil een ‘sociaal Europa’ en ‘geen neerwaartse druk op lonen en arbeidsvoorwaarden’ als gevolg van het beleid van de EU. De SP komt met dit standpunt op voor de werknemersbelangen
1
1
Opmerking Alleen voor een juiste koppeling tussen standpunt en politieke partij met overeenkomende ideologie/houding en twee uitgangspunten of kenmerken met een uitleg, 2 scorepunten toekennen. 26
maximumscore 3 a Antwoordelementen die in het antwoord dienen te staan: Het dilemma van collectieve actie: • Staten zullen geneigd zijn de voorkeur te geven aan hun kortetermijnbelangen boven gemeenschappelijke langetermijnbelangen. Het langetermijndoel of het collectief doel is zorgen voor stabiliteit van de euro • Uitleg (één van de volgende): − Staten hebben een voorkeur voor de kortetermijnbelangen omdat het lonender is weinig of niet bij te dragen aan een gemeenschappelijk doel of een afspraak te ontduiken (freerider gedrag). Staten kunnen immers meeprofiteren van het goede gedrag van andere staten; er staan geen sancties op naleving van afspraken of de verplichting een bijdrage te leveren.
VW-1034-a-13-1-c
16
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 80
Vraag
Antwoord
−
Scores
Voor het realiseren van het collectief doel zoals de stabiliteit van de euro dient elke lidstaat offers te brengen zoals bezuinigen doorvoeren of financiële bijdrage leveren aan het Europees Noodfonds. Dit druist in tegen de belangen van de landen op korte termijn.
b Oplossing: • Essentieel bij het oplossen van het dilemma van collectieve actie is dat de naleving van afspraken toevertrouwd is aan een onafhankelijke (in de zin van supranationaal, onafhankelijk ten opzichte van de lidstaten) autoriteit die bovendien sancties (boetes) mag opleggen
1
Opmerking Landen die deel uitmaken van de Economische Monetaire Unie (EMU) moeten voldoen aan begrotingseisen, maar op overtreding daarvan staat geen sanctie. Oplossing: lidstaten moeten akkoord gaan met strafmaatregelen indien de lidstaten zich niet houden aan de regels van de EMU. De Europese Commissie of een andere autoriteit moet toezien op de naleving van de afspraken en geeft boetes aan landen die zich niet aan de afspraken houden. 27
maximumscore 2 • Bij intergouvernementele besluitvorming in de Raad komen besluiten alleen tot stand als geen lidstaat tegen het besluit stemt. Een lidstaat kan dus beslissingen tegenhouden. Intergouvernementele besluitvorming in de Raad van de Europese Unie (de Raad) vindt plaats op een aantal terreinen zoals bijvoorbeeld (één van de volgende): − toetreding nieuwe lidstaat − aanpak van de eurocrisis / toezicht op financiële instellingen − het buitenlands- en veiligheidsbeleid − onderwijs / cultuur − sociale zekerheid − begroting van de EU − belastingen
VW-1034-a-13-1-c
17
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 81
Vraag
Antwoord
•
− − − − − − − −
Scores
Bij supranationale besluitvorming worden beslissingen in de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen. Ministers/Landen die tegen stemmen dienen toch het besluit uit te voeren. Dit is bij uitstek supranationaal. Supranationale besluitvorming in de Raad van de Europese Unie (de Raad) vindt plaats op een aantal terreinen zoals bijvoorbeeld (één van de volgende): vrij verkeer van goederen en diensten toetreding van een niet-euroland tot de eurozone landbouw/milieu/visserij consumentenbescherming handelsakkoorden vervoer asiel- en immigratiebeleid ontwikkelingssamenwerking
1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen als zowel de betekenis van de wijze van besluitvorming als het voorbeeld voor het beleidsterrein juist is.
VW-1034-a-13-1-c
18
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 82
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De Commissie heeft het recht van initiatief in het Europese beleidsproces. Uitleg: Lidstaten hebben dus voortdurend te maken met nieuwe Europese regelgeving. De Commissie heeft namelijk het recht om voorstellen voor nieuwe regelgeving te ontwikkelen en in te dienen bij de Raad (en het Europees Parlement). − De Commissie is op Europees niveau de belangrijkste uitvoeringsinstantie. Uitleg: De Commissie zorgt ervoor dat de lidstaten de aangenomen Europese regels uitvoeren. − De Commissie is verantwoordelijk voor de handhaving van de Europese regels. Uitleg: Houden de lidstaten zich niet aan regels of voeren zij deze niet uit dan dreigt de Commissie met boetes of kan een land aanklagen bij het Europese Hof van Justitie. / De Commissie kan een juridische procedure starten tegen lidstaten die Europese regelgeving niet tijdig of niet correct implementeren. − De Commissie vertegenwoordigt de Europese Unie op mondiaal niveau (als waarnemer bij top G20). / De Commissie is verantwoordelijk voor de externe betrekkingen van de EU op het gebied van handel en ontwikkelingssamenwerking. Uitleg: De machtspositie van de Commissie in de internationale betrekkingen is daardoor groter dan menig lidstaat. per juiste bevoegdheid met juiste uitleg
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
VW-1034-a-13-1-c
19
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 83
6 Bronvermeldingen tekst 1
De Gelderlander. (2009, 9 mei). Apart strafrecht oudere jeugd.
tekst 2
naar: Wermink, H., Blokland, A., Nieuwbeerta, P. en Tollenaar, N. (2009). Recidive na werkstraffen en na gevangenisstraffen. Tijdschrift voor Criminologie.
tekst 3
Helm, P. van der. Jonge boefjes moet je opvoeden, niet straffen. Geraadpleegd 11 juli 2011 via http://www.socialevraagstukken. nl
tekst 4
Minder criminalieit onder jongeren. Geraadpleegd 31 mei 2011 via http://www.rijksoverheid.nl.
tekst 5
Meer schooluitval en criminaliteit bij Marokkaanse jongeren. Geraadpleegd 27 oktober 2010 via http://www.destadutrecht.nl/misdaad/nieuws.
tekst 6
naar: Meijer, R. (2011, 26 augustus). PvdA wil rol koning Willem IV sterk inperken. De Volkskrant.
tekst 7
naar: Gruijter, M. de, Smits van Waesberghe, E. (2010), auteurs van het Verwey-Jonker Instituut. Een vreemde in eigen land; Boze autochtone burgers over nieuwe Nederlanders en de overheid. Kennislink. Geraadpleegd juni 2011 via http://www.kennislink.nl/publicaties/een-vreemde-in-eigen-land.
tekst 8
naar: Beemsterboer, T., Heck W. (2011, 31 mei). De Telegraaf is de campagnekrant voor woedend Nederland. NRC Handelsblad. (ingekorte versie).
tekst 9
Mügge, D. (pp. 39-58, ingekorte versie). Europese integratie en de crisis. Blom J. (Red.). De kredietcrisis: een politiek-economisch perspectief. Amsterdam: Amsterdam University Press.
tekst 10
standpunt 1: bron: Verkiezingsprogramma CDA, juni 2012. standpunt 2: website PVV standpunten Europa. Geraadpleegd juni 2012. standpunt 3: bron: SP Dossier Eurocrisis. Geraadpleegd juli 2012 via http://www.sp.nl/dossier/eurocrisis.html.
VW-1034-a-13-1-c
20
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 84
Correctievoorschrift VWO
2013
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-13-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 85
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; VW-1034-a-13-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 86
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. VW-1034-a-13-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 87
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 73 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Kolencentrale Eemshaven 1
2
maximumscore 2 • feedback- of terugkoppelingsfase • Toelichting: Natuur- en milieuorganisaties reageerden op het verlenen van een vergunning, kortom op een besluit / op beleid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Gedeputeerde Staten van Friesland en Groningen. Reageren op een besluit / op beleid is onderdeel van de terugkoppelingsfase maximumscore 2 • Uitleg ‘gedecentraliseerd’ / decentralisatie: Lagere overheden hebben tot op zekere hoogte zelfstandige bevoegdheden. / Lagere overheden hebben de vrijheid om (gedeeltelijk) een eigen invulling te geven aan het beleid (autonomie). Citaat: “Op voordracht van Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten in overeenstemming met de eigenaar en de gebruiker voor een beschermd natuurmonument of een gedeelte daarvan een beheerplan vaststellen,” (regels 10-15) • Uitleg ‘eenheidsstaat’: Bepaald beleid wordt centraal door de Rijksoverheid vastgesteld. Lagere overheden moeten het centraal vastgestelde beleid uitvoeren. Citaat: “Onze ministers stellen ten minste eenmaal in de acht jaar een natuurbeleidsplan vast,” (regels 1-3)
1
1
1
1
Opmerking Alleen als een juiste uitleg met een juist bijbehorend citaat is genoemd, mag het scorepunt worden toegekend.
VW-1034-a-13-2-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 88
Vraag
3
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Recht op betoging: de Vereniging Zuivere Energie roept op tot protest en heeft het over demonstranten. (“roept op tot een protest” / “Wie van de demonstranten”) • Vrijheid van vereniging: de oproep is gedaan door de Vereniging Zuivere Energie
1 1
Opmerking Alleen voor een juist grondrecht met juiste uitleg 1 scorepunt toekennen. 4
maximumscore 3 • confessionalisme/christendemocratie Uitgangspunt confessionalisme/christendemocratie: gespreide verantwoordelijkheid / samenwerking Uitleg: het bedrijfsleven en milieuorganisaties maken onderling afspraken over verduurzaming en waar ze er niet uitkomen, wordt de overheid erbij betrokken of • confessionalisme/christendemocratie Uitgangspunt: rentmeesterschap/harmonie Uitleg: het streven van de organisaties naar duurzaamheid sluit aan bij het idee van de mens die als beheerder verantwoordelijk is voor de aarde (rentmeesterschap) / het streven naar “evenwicht tussen natuur, economie en milieu” duidt op harmonie •
•
VW-1034-a-13-2-c
1
1
ecologisme Uitgangspunt: wederzijdse afhankelijkheid mens en natuurlijke omgeving / kleinschaligheid/milieuvriendelijk/duurzaamheid / harmonie in de natuur Uitleg: de ondertekenaars schrijven dat het E-pact bijdraagt aan evenwicht tussen natuur, economie en milieu (“is een duidelijke stap gezet naar een evenwicht tussen natuur, economie en milieu in de Groningse Eemsregio.” regels 8-11) / ze zetten zich in voor verduurzaming
1
liberalisme Uitgangspunt: particulier initiatief / terughoudende overheid / eigen, individuele verantwoordelijkheid Uitleg: in plaats van dat de overheid bedrijven oplegt om zich in te zetten voor duurzaamheid in het Eemsgebied, nemen milieuorganisaties en bedrijven zelf het initiatief om zich in te zetten voor verduurzaming / nemen bedrijven de verantwoordelijkheid voor verbetering van de Eems
1
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 89
Vraag
5
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Het E-pact is een compromis. De actoren die het E-pact hebben ondertekend, hebben gekozen voor samenwerking om tegengestelde belangen / conflicterende politieke problemen op te lossen • De neiging om compromissen te sluiten en samenwerking te zoeken tussen actoren met tegengestelde belangen (het toepassen van het poldermodel) zijn een onderdeel van de Nederlandse politieke cultuur maximumscore 4 • Theorie van de representatiedemocratie: De macht is in handen van politieke functionarissen, die hun positie te danken hebben aan de uitslag van verkiezingen. / Burgers kiezen representanten die voor en namens hen de politieke besluiten nemen • Voorbeeld van een juiste uitleg: Leden van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten besluiten over het verlenen van een gedoogvergunning. Dit zijn politici die hun positie te danken hebben aan verkiezingen en die namens de burgers besluiten nemen • Pluralistische visie op democratie: De macht is verdeeld over verschillende groepen die eigen belangen nastreven en er is open toegang tot het proces van politieke besluitvorming. / In de pluralistische theorie hebben de burgers ook (naast het kiezen van representanten in bestuurlijke organen) de mogelijkheid om actief deel te nemen in politieke partijen, belangengroepen en maatschappelijke organisaties. Dit heeft tot gevolg dat er sprake is van de spreiding van macht • Voorbeeld van een juiste uitleg: De Vereniging Zuivere Energie, Greenpeace, NUON, Groningen Seaports, de Waddenvereniging en andere natuur- en milieuorganisaties proberen de besluitvorming te beïnvloeden door te protesteren voorafgaand aan een commissievergadering, de commissievergadering bij te wonen en in te spreken, naar de bestuursrechter te stappen maar ook door samen te werken (E-pact). Groepen die verschillende belangen vertegenwoordigen nemen dus actief deel aan de besluitvorming. Hierdoor is sprake van een zekere spreiding van macht
VW-1034-a-13-2-c
6
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 90
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 Onderzoek naar berichtgeving over het rookverbod 7
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten (twee van de volgende): − Onderscheid tussen landelijke en regionale kranten Van de landelijke dagbladen zijn de Volkskrant en De Telegraaf gekozen: beide behoren tot de grootste dagbladen; ook AD kan men hiertoe rekenen (zie tabel 1). Van de regionale kranten heeft De Gelderlander de hoogste oplage (zie tabel 1) en is de Rotterdamse Courant de grootste editie van AD. Je kunt daarmee stellen dat de landelijke kranten en de regionale kranten ruim vertegenwoordigd zijn in het onderzoek en waarschijnlijk (redelijk) representatief zijn per categorie kranten. − Metro en Sp!ts hebben bijna de hele markt van de categorie gratis kranten (zie tabel 1). − Onderscheid populaire dagbladen en kwaliteitskranten De Telegraaf is van de populaire dagbladen de grootste (groter dan AD) (zie tabel 1) en de Volkskrant is de grootste van de kwaliteitskranten (groter dan NRC Handelsblad en Trouw) (zie tabel 1). Een groot deel van de populaire en de kwaliteitskranten is vertegenwoordigd in het onderzoek. per juist argument
8
1
maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • De onderzoekers hebben artikelen door twee codeurs laten coderen. Bij onenigheid werd een derde codeur toegevoegd. Artikelen waarover geen overeenstemming was, zijn niet opgenomen in het onderzoek (zie de regels 33-42) • Door alleen artikelen te analyseren waar overeenstemming over bestond (1041 artikelen), is de kans toegenomen dat dit onderzoek bij herhaling dezelfde resultaten oplevert. (Dit is de definitie van betrouwbaarheid)
VW-1034-a-13-2-c
7
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 91
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 De burger als rechter 9
maximumscore 4 − bevoegdheden van het kabinet: • Het kabinet kan wetswijzigingen/wetsvoorstellen indienen over rechtsregels die ertoe moeten leiden dat vonnissen voortaan meer overeenkomen met ‘de wens van het volk’, zoals minimumstraffen, verhoging maximumstraffen • Het kabinet is verantwoordelijk voor de uitvoering van dergelijke wetgeving. / Het kabinet kan richtlijnen geven aan het Openbaar Ministerie − •
•
10
11
1
1
bevoegdheden van het parlement: Het parlement / De Tweede Kamer kan wetswijzigingen/wetsvoorstellen indienen/wijzigen over rechtsregels die ertoe moeten leiden dat vonnissen voortaan meer overeenkomen met ‘de wens van het volk’, zoals minimumstraffen, verhoging maximumstraffen. / Het parlement dient wetsvoorstellen goed te keuren die ertoe moeten leiden dat vonnissen voortaan meer overeenkomen met ‘de wens van het volk’, zoals minimumstraffen, verhoging maximumstraffen Het parlement heeft een controlerende taak. Kamerleden kunnen de minister/staatssecretaris van Justitie ter verantwoording roepen over de vermeende kloof tussen burgers en rechters / over vermeende misstanden binnen het OM of de rechterlijke macht
1
1
maximumscore 2 Het OM / de officier van justitie kan besluiten (twee van de volgende): − systematisch zwaardere straffen te gaan eisen (straffen die meer overeenkomen met de wens van het volk). Die strafeisen kunnen een signaal/aanwijzing vormen voor de rechter en kunnen tot zwaardere vonnissen leiden. − om minder te seponeren / in bepaalde gevallen niet meer te seponeren. − om minder transacties aan te bieden (geldbedrag of schadevergoeding te laten betalen (waardoor meer zaken voor de rechter komen). per juist antwoord
1
maximumscore 2 a • Ja, het gezag van de rechters vermindert. De beslissingen van de rechter worden door de burgers niet langer als legitiem/rechtvaardig geaccepteerd
1
VW-1034-a-13-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 92
Vraag
Antwoord
b •
12
Scores
De macht van de rechters vermindert dan niet automatisch. De rechter heeft wettelijk vastgelegde bevoegdheden om de aard en de hoogte van straffen te bepalen. De rechter heeft dus het vermogen om het gedrag van anderen te beïnvloeden (zelfs als dat ingaat tegen de wil van die ander)
1
maximumscore 3 Drie van onderstaande: − vergelding Uitleg: Als burgers zich niet kunnen vinden in bepaalde vonnissen omdat delicten naar hun mening onvoldoende worden bestraft, is er geen / te weinig sprake van vergelding. − generale preventie Uitleg: Als burgers zich niet kunnen vinden in bepaalde vonnissen omdat delicten naar hun mening onvoldoende worden bestraft, is de afschrikwekkende werking gering en is er dus geen / te weinig sprake van generale preventie. − het voorkomen van eigenrichting Uitleg: Als burgers zich niet kunnen vinden in bepaalde vonnissen omdat delicten naar hun mening onvoldoende worden bestraft, zouden mensen kunnen besluiten het recht in eigen hand te nemen. Het voorkomen van eigenrichting wordt dan niet of minder bereikt. − handhaving van de rechtsorde / beveiligen van de samenleving Uitleg: Als burgers zich niet kunnen vinden in bepaalde vonnissen, omdat ze naar hun mening te licht of te zwaar zijn of omdat het gaat om een rechterlijke dwaling, dan schaadt dat het vertrouwen van burgers in het recht. Mensen die weinig vertrouwen hebben in het recht zijn minder bereid regels en wetten te accepteren en zich aan die regels te houden. Het doel handhaving van de rechtsorde / beveiligen van de samenleving wordt dan dus niet of minder bereikt. of Uitleg: Als burgers van mening zijn dat daders van bepaalde (zware) delicten te weinig gevangenisstraf krijgen dan gaat dat ten koste van het gevoel van veiligheid. per juist antwoord
VW-1034-a-13-2-c
1
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 93
Vraag
13
14
15
16
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Beginsel: • De rechter is onafhankelijk / Bescherming van de burger tegen willekeur van de overheid
1
Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Als een rechter omwille van het gewenste maatschappelijke draagvlak bij zijn oordeel te veel rekening houdt met de publieke opinie en/of met het effect van zijn uitspraak op de samenleving, kan zijn onafhankelijkheid in gevaar komen / bestaat het gevaar van willekeur in de rechtspraak / kan dat ten koste gaan van een eerlijk proces
1
maximumscore 2 Antwoordelementen die genoemd dienen te worden: • Als bepaalde groepen van personen over- of ondervertegenwoordigd zijn in de non-responsgroep dan is de steekproef geen goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking / dan is de steekproef niet representatief • Als de steekproef geen goede afspiegeling is van de groep waar je uitspraken over wilt doen, in dit geval de Nederlandse bevolking tussen de 18 en 80 jaar (de populatie), dan vermindert dat de algemene geldigheid van de resultaten / dan kunnen de resultaten of conclusies niet gegeneraliseerd worden (voor de populatie als geheel)
1
1
maximumscore 2 • De retributieleer past het best bij de absolute theorie omdat de opgelegde sanctie dient ter vergelding. Bij absolute theorieën wordt uitsluitend gekeken naar het verleden / naar het delict dat zich heeft voorgedaan. Omdat misdaan is, moet straf volgen • Utilitarisme past bij de relatieve theorie, omdat het beoogde toekomstige effect van de op te leggen sanctie doorslaggevend wordt geacht. Net als bij de relatieve theorie is het doel van straffen voor de utilitaristen speciale preventie en generale preventie (afschrikking): “… in het voorkomen van het opnieuw begaan van misdrijven door de dader van een misdrijf, en indirect ook door anderen.” (regels 8-11)
1
maximumscore 2 a • Een hoge score op het strafdoel ‘resocialisatie’ gaat samen met een hoge score op de strafmodaliteit ‘werkstraf’. Dat wil zeggen dat mensen die het strafdoel resocialisatie belangrijk vinden vaker kiezen voor een werkstraf dan mensen die minder vaak instemmen met resocialisatie
1
1
Opmerking Een antwoord dat een causale relatie bevat, is fout.
VW-1034-a-13-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 94
Vraag
Antwoord
Scores
b Voorbeeld van een juiste uitleg van de verwachte positieve correlatie tussen ‘resocialisatie’ en ‘werkstraf’: • Een werkstraf is primair bedoeld voor resocialisatie. Door middel van een werkstraf leert de veroordeelde bepaalde houdingen en vaardigheden waardoor hij/zij weer beter kan functioneren in de samenleving / niet terugvalt in strafbaar gedrag 17
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Juist voor minderjarige daders is resocialisatie of specifieke preventie belangrijk. Met de bindingstheorie kun je verklaren waarom een gevangenisstraf negatieve effecten kan hebben als het gaat om resocialisatie / speciale preventie • Door de tijd in de gevangenis / door het stigma van (ex-)gedetineerde worden bindingen verbroken met werk, partner, vrienden, familie, vereniging, terwijl dergelijke bindingen juist remmend werken op criminele impulsen. Van resocialisatie / speciale preventie is dan minder sprake. (Bij meerderjarige daders nemen de respondenten dit negatieve effect misschien voor lief, omdat ze de sanctiedoelen beveiliging/vergelding/genoegdoening belangrijker vinden) •
•
18
Met de etiketteringstheorie kun je verklaren waarom een gevangenisstraf negatieve effecten kan hebben als het gaat om resocialisatie / speciale preventie De ex-gedetineerde wordt door instanties/burgers gezien als (ex-)crimineel. De ex-gedetineerde kan zich gaan gedragen naar het etiket ‘crimineel’ (selffulfilling prophecy). Van resocialisatie / speciale preventie is dan geen sprake. (Bij meerderjarige daders nemen de respondenten dit negatieve effect misschien voor lief, omdat ze de sanctiedoelen beveiliging/vergelding/genoegdoening belangrijker vinden)
maximumscore 2 • Ja; de niet-confessionele rechtse partijen VVD en PVV kiezen het vaakst voor de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals blijkt uit score 1 (zeer geschikte straf) bij de VVD en score 3 bij de PVV • Dit is een sanctie die past bij een harde/repressieve aanpak. / ‘Rechtse partijen’ pleiten voor strenge straffen die mensen moeten afhouden van crimineel gedrag
VW-1034-a-13-2-c
11
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 95
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Oorlogsverslaggeving 19
maximumscore 4 − geen ondersteuning voor de selectieve perceptietheorie Antwoordelementen die genoemd moeten worden in de uitleg: • Volgens deze theorie wordt hetgeen waarvoor mensen zich openstellen, hoe ze de mediaboodschap waarnemen en wat ze onthouden beïnvloed door hun referentiekader. / Een mediaboodschap kan verschillend ontvangen of geïnterpreteerd worden afhankelijk van het referentiekader van het individu • Uit het citaat blijkt dat er onder de bevolking aanvankelijk steun was voor de oorlog; kortom, het referentiekader van de burgers was dat ‘de oorlog goed/noodzakelijk is’. Vanuit deze theorie zou je verwachten dat de bevolking de oorlog zou blijven steunen. Volgens het artikel was het tegenovergestelde het geval, dus de selectieve perceptietheorie is niet van toepassing − wel ondersteuning voor de framingtheorie Antwoordelementen die genoemd moeten worden in de uitleg: • Volgens de framingtheorie kan de journalistiek een onderwerp op een bepaalde manier belichten (mediaframe), waardoor de wijze waarop de ontvangers van die boodschap over het onderwerp gaan nadenken en praten wordt gestuurd • Door de beelden en verhalen van de oorlog in Vietnam werd een frame gecreëerd van een ‘wrede en krankzinnige oorlog’. Door dit frame werd het publiek aan het denken gezet en sloeg hun aanvankelijke steun om in scepsis over deelname van Amerikanen aan deze oorlog
20
1
1
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste selectiecriteria (drie van de onderstaande): − ondubbelzinnig/begrijpelijk − negatief/schokkend − human interestkarakter / Er is sprake van drama/conflict. / De beelden roepen emotie op. / De beelden bieden identificatiemogelijkheid. − De doelgroep wil foto’s zien. − Er is beeld beschikbaar. indien drie antwoorden juist indien twee antwoorden juist indien één of geen antwoord juist
VW-1034-a-13-2-c
2 1 0
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 96
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Een kwaliteits- of kaderkrant met als toelichting (twee van de volgende): − Een kenmerk van een kaderkrant is de nadruk op beleidsinformatie. Dit komt overeen met “kwalitatief hoogwaardig nieuws, kwalitatief hoogwaardige informatie”. − Een kenmerk van een kaderkrant is zakelijke berichtgeving. Dit komt overeen met “Ons doel is om het nieuws onpartijdig te verslaan.” − Een kenmerk van een kaderkrant is weinig nadruk op sensatie. Dit komt overeen met “We gaan niet onnodig onderzoek doen naar iemands persoonlijke leven.” per juist kenmerk van een kaderkrant met bijpassende zin
22
1
maximumscore 6 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − informatiefunctie Voorbeeld van een juiste uitleg is: In een democratie dienen burgers goed geïnformeerd te zijn over de maatschappelijke en de politieke problemen en de verschillende visies daarop. De vraag is of journalisten die ‘embedded’ werken het publiek goed kunnen informeren over de situatie en de rol van het leger in Afghanistan. − controle- en waakhondfunctie Voorbeeld van een juiste uitleg is: De media hebben de taak de burgers te voorzien van betrouwbare informatie over het functioneren van de overheid. / De media dienen tekortkomingen in het overheidsbeleid of in het functioneren van politici aan de kaak te stellen. Kunnen journalisten die ‘embedded’ werken, kritisch schrijven over bijvoorbeeld de rol van de krijgsmacht? − opiniërende functie Voorbeeld van een juiste uitleg is: De media hebben de taak een uitwisseling van meningen van groepen en individuen te bevorderen. De burgers kunnen zich dan een mening vormen. Bij ‘embedded’ journalistiek is het gevaar groot dat alleen de visie van de krijgsmacht of de visie van groeperingen/burgers waarmee de krijgsmacht in aanraking komt, aan bod komt in de berichtgeving. − agendafunctie Voorbeeld van een juiste uitleg is: De media kunnen problemen en misstanden signaleren in de samenleving en als politici die signalen oppikken dan komen deze problemen op de politieke agenda. De vraag bij ‘embedded’ journalistiek is of misstanden in het land en in het leger in de openbaarheid komen en daardoor op de publieke en politieke agenda. per juiste functie met juiste uitleg
VW-1034-a-13-2-c
2
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 97
Vraag
23
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − hoor en wederhoor Het horen van meerdere partijen is vaak niet mogelijk als vooral de visie of ervaringen van medewerkers van het leger ter plekke in beeld is/komen. − gebruikmaken van meerdere bronnen Als het leger het verbiedt / het te gevaarlijk vindt om de journalist met anderen dan defensiemedewerkers / speciaal aangewezen defensiemedewerkers te laten praten, kan de journalist geen bronnen met elkaar vergelijken. − streven naar objectiviteit/onafhankelijkheid Soldaten en journalisten trekken veel met elkaar op, hierdoor kan een persoonlijke band ontstaan. Dit maakt kritische/onafhankelijke/ objectieve / kwalitatief goede berichtgeving over het leger / de oorlog lastiger te realiseren. De berichtgeving is eenzijdig en dus niet objectief als slechts de kant van defensie wordt belicht. per juiste norm met juiste uitleg
24
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De journalist ter plekke bepaalt of hij/zij onderwerpen nieuwswaardig vindt. − De journalist bepaalt of hij/zij over voldoende en betrouwbare bronnen beschikt om een verhaal te maken waaruit hij/zij een keuze moet maken. / Het selectief gebruik van bronnen door de journalist. − De selectieve perceptie van de journalist. / De journalist maakt keuzes over wat hij/zij opneemt in het verhaal op grond van zijn/haar waarden. − De beslissing van de eindredactie/hoofdredactie om de verhalen van de journalist te publiceren. per juist antwoord
VW-1034-a-13-2-c
1
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 98
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 Veiligheid, de rol van de NAVO en de Europese Unie 25
maximumscore 3 − doelstelling: • De NAVO wil niet meer louter een militaire verdedigingsorganisatie (zoals tijdens de Koude Oorlog) zijn, • maar wil de veiligheid van Europa en Noord-Amerika garanderen door een politiek verbond van vrije en democratische staten te vormen. / De NAVO streeft naar het vergroten van stabiliteit in Europa (en daarbuiten door ook samenwerking aan te gaan met tientallen nietleden in de vorm van partnerschappen) − •
strategie: nieuwe lidstaten / voormalige Oostbloklanden zijn opgenomen in de NAVO om deze landen te helpen bij hun ontwikkeling en bij het bevorderen van economische groei
1
1
1
(Tijdens de Koude Oorlog was de strategie van de NAVO die van afschrikking.) of − • • − •
VW-1034-a-13-2-c
doelstelling: De NAVO wil niet meer louter een militaire verdedigingsorganisatie (zoals tijdens de Koude Oorlog) zijn De NAVO concentreert zich steeds meer op crisisbeheersing en -oplossing in conflictlanden
1 1
strategie: het inzetten van veiligheidstroepen in gebieden waar (burger)oorlog heerst of dreigt (Bosnië) of die vanwege steun aan terrorisme een gevaar vormen voor de internationale veiligheid (Afghanistan)
15
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 99
Vraag
26
Antwoord
Scores
maximumscore 4 In de argumentatie moet het volgende staan: • De belangrijkste doelen van de Europese samenwerking waren en zijn het brengen van vrede en veiligheid enerzijds en • welvaart en stabiliteit in Europa anderzijds • Voorbeelden van manieren waarop de EU-doelstellingen zijn gerealiseerd (twee van de volgende): − Door het scheppen van een gemeenschappelijke markt is de vooroorlogse rivaliteit tussen Frankrijk en Duitsland verdwenen. − Het scheppen van een gemeenschappelijke markt heeft bijgedragen aan het brengen van welvaart in Europa, wat de stabiliteit in Europa heeft vergroot. − Het instellen van supranationale instellingen van de EU (eerder instellingen van de EGKS en de EG) heeft ervoor gezorgd dat de lidstaten een deel van hun macht hebben overgedragen aan enkele overkoepelende organen. De kans op gewapende conflicten tussen de EU-landen is daardoor zeer gering geworden. − Na de Koude Oorlog zijn staten uit Midden- en Oost-Europa lid geworden van de EU. Om toe te treden moesten deze landen zich hervormen in de richting van een democratische rechtsstaat. Vrede en stabiliteit in Europa zijn daardoor toegenomen. per juiste manier
27
1 1 2
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − De NAVO kent lidstaten die geen lid zijn van de EU, in de eerste plaats de VS, de belangrijkste NAVO-lidstaat. Daardoor komen de eisen die de NAVO aan haar leden stelt, niet altijd overeen met die van EU-leden die niet ook lid van de NAVO zijn. Dat kan spanningen opleveren tussen de NAVO en de EU. − De VS is de belangrijkste NAVO-lidstaat. De prioriteiten die de VS stelt aan de NAVO, zullen niet altijd overeenkomen met de prioriteiten die de EU stelt aan een gemeenschappelijke defensie van de EU-lidstaten. Opmerking In conflictsituaties gebruikt de NAVO – onder invloed van de VS – primair militaire middelen, in het hoogste geweldsspectrum (Kosovo, Libië, Afghanistan). De EU benadert conflicten vanuit de optiek van duurzame oplossingen. Het militaire middel is onderdeel van een breder pakket, dat ontwikkelingshulp, bestuur opbouw, wederopbouw e.d. kan bevatten. (Zandee, D. (2011). EU-NAVO: minder politiek, meer pragmatisme. Internationale Spectator, jaargang 65, nr. 12, december 2011, p. 637.)
VW-1034-a-13-2-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 100
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 2 a • de VN-Veiligheidsraad b • Ingrijpen in Kosovo en Servië zou door een veto in de VNVeiligheidsraad zijn geblokkeerd. De permanente leden (de Verenigde Staten, Rusland, China, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) van de Veiligheidsraad hebben het vetorecht. (Ook al is een grote meerderheid van de VN-lidstaten in de Veiligheidsraad voor ingrijpen in een conflict, dan nog kan het gebruikmaken van dat recht door een permanent lid van de Veiligheidsraad ingrijpen in een land onmogelijk maken.) / Een verzoek voor toestemming van de Veiligheidsraad om Servië te bombarderen zou getroffen worden door een veto van Rusland en China (permanente leden van de Veiligheidsraad)
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op vrijdag 21 juni naar Cito.
VW-1034-a-13-2-c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 101
6 Bronvermeldingen tekst 1
geraadpleegd via http://wetten.overheid.nl/BWBR0009641/geldigheidsdatum_02-10-2011.
tekst 2
geraadpleegd oktober 2011 via http://www.co2ntramine.nl/protest-bij-commissievergadering-provincie-groningen/.
tekst 3
naar fragmenten uit een artikel op http://www.waddenvereniging.nl/ en uit een artikel op http://www.provinciegroningen.nl/uitvoering/natuur-en-landschap/. Geraadpleegd oktober 2011.
tekst 4
Nagelhout, G.E., Van den Putte, B., De Vries, H., & Willemsen, M.C. (2011). Krantenberichtgeving over het rookverbod in de horeca. Een inhoudsanalyse. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, afl. 3, p. 7.
tabel 1
Cebuco, het marketingsplatform van NDP Nieuwsmedia. Geraadpleegd via http://oplagen-dagbladen.nl/. http://www.cebuco.nl/dagbladen/oplage_en_bereikcijfers.
tekst 5
Ruiter, S., Tolsma, J., Hoon, M. de, Elffers, H., Laan, P. van der (2011, p. 73). De burger als rechter. Onderzoek naar geprefereerde sancties voor misdrijven in Nederland. Nederlands Studiecentrum Criminaliteit & Rechtshandhaving (NSCR), Radboud Universiteit Nijmegen, & WODC.
tabel 2
Ruiter, S., Tolsma, J., Hoon, M. de, Elffers, H., Laan, P. van der (2011, pp. 74, 83). De burger als rechter. Onderzoek naar geprefereerde sancties voor misdrijven in Nederland. Nederlands Studiecentrum Criminaliteit & Rechtshandhaving (NSCR), Radboud Universiteit Nijmegen, & WODC.
tabel 3
Ruiter, S., Tolsma, J., Hoon, M. de, Elffers, H., Laan, P. van der (2011, p. 92). De burger als rechter. Onderzoek naar geprefereerde sancties voor misdrijven in Nederland. Nederlands Studiecentrum Criminaliteit & Rechtshandhaving (NSCR), Radboud Universiteit Nijmegen, & WODC.
tekst 6
Wagendorp, B. (2012, 12 mei). de Volkskrant. Geraadpleegd via http://www.volkskrant.nl/
foto 1
http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157332/geschiedenis/item/2839692/de-vietnamoorlog-
vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3254393/2012/05/12/Fotograaf.dhtml. in-de-media/. Gedownload november 2012. tekst 7
The New York Times Company Policy on Ethics in Journalism. (2005, oktober). Geraadpleegd via http://www.nytco.com/press/ethics.html. (fragmenten zijn vertaald en deels herschreven).
tekst 8
Müller, J. (2008, 16 maart). NRC Handelsblad. Geraadpleegd via http://weblogs.nrc.nl/uruzgan/2008/03/16/het-fenomeen-embedded-journalism/.
VW-1034-a-13-2-c
18
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 102
Correctievoorschrift VWO
2012
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-12-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 103
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-12-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 104
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 80 scorepunten worden behaald.
VW-1034-a-12-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 105
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Medialandschap in beweging 1
maximumscore 2 Voorwaarden voor het verlenen van een zendmachtiging aan een omroepvereniging zijn: Voorwaarde 1: De omroep moet bijdragen aan de pluriformiteit (in de nieuwsvoorziening) Citaat: “PowNed heeft de ambitie een tegenwicht te bieden aan de gevestigde politieke, bestuurlijke en journalistieke belangen in Nederland” (regels 22-25). Voorwaarde 2: De omroep moet een eigen identiteit hebben / een godsdienstige, maatschappelijke of geestelijke stroming vertegenwoordigen / (of zoals geformuleerd in de nieuwe Mediawet:) De omroep moet zich qua doelgroep onderscheiden van andere omroepverenigingen Citaten (één van de volgende): − “De omroepvereniging PowNed is de eerste publieke omroep, die voortkomt uit een sterke online community.” (regels 1-3) − “PowNed is geïnitieerd door een omvangrijke volksbeweging: de bezoekers van de website GeenStijl.” (regels 4-6) − “PowNed is … voor eigenwijze mensen, die geen discussie uit de weg gaan, (… wordt verteld.)” (regels 13-18) − “Mensen met een eigen mening die zij ook willen kunnen uitdragen. PowNed biedt deze reaguurders hiervoor een platform.” (regels 18-21). per juiste voorwaarde met bijbehorend citaat
2
1
maximumscore 2 • Informatiefunctie Citaat: “Ze (…) leveren zelf een bijdrage aan de nieuwsgaring” (regels 35-36) • Controle- / waakhondfunctie Citaten (één van de volgende): − “Op het moment dat een minister-president ergens een persconferentie geeft, is het deze groep die zijn uitspraken onder een vergrootglas legt.” (regels 63-67) − “Gezagsdragers worden op internet – tot hun ongenoegen – gefileerd en doorgelicht op hun inconsequenties door honderdduizend man tegelijkertijd.” (regels 69-73).
1
1
Opmerking Alleen wanneer een juiste politieke functie met een passend citaat is genoemd, mag een scorepunt worden toegekend.
VW-1034-a-12-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 106
Vraag
3
4
Antwoord
Scores
maximumscore 3 maatschappelijke functies van de media: • Functie van vrijetijdsbesteding/ontspanning / amuserende functie • Socialiserende functie • Functie van aanbrengen van sociale cohesie of groepsvorming / bindende functie
1 1 1
maximumscore 3 citaat en uitleg bij functie van vrijetijdsbesteding/ontspanning / amuserende functie: • Voorbeeld van een juist antwoord is: “GeenStijl is een onderdeel van hun dagelijks leven.” (regels 9-10). Duizenden mensen maken gebruik van GeenStijl. Voor veel mensen zijn deze media (GeenStijl en andere weblogs) een vorm van vrijetijdsbesteding/ontspanning/amusement. citaat en uitleg bij socialiserende functie: • Voorbeeld van een juist antwoord (één van de volgende) is: − In de tekst staat dat “Hun gedrag is beïnvloed door de ontwikkeling van de internettechnologie. ……niet langer media consumeren, maar in media participeren.” (regels 27-34). Door dit interactieve medium heeft de groep gebruikers een houding ontwikkeld om actief te participeren in de nieuwe media. − “Ze hebben sociale codes, scherpen hun opinies en opvattingen aan elkaar.” (regels 53-55). Dus ze hebben eigen normen ontwikkeld waarmee ze zich onderscheiden van andere groepen.
1
1
Opmerking Er is niet zozeer sprake van het overdragen van normen en waarden door de media, maar van het ontstaan van een nieuwe cultuur door het gebruik van ‘nieuwe’ media. citaat en uitleg bij functie aanbrengen van sociale cohesie of groepsvorming / bindende functie: • Voorbeeld van een juist antwoord is: “….. die voortkomt uit een internetcommunity. … ze vormen een groep. Een groep van honderdduizenden, zo niet miljoenen mensen.” (regels 1-5) / “De PowNed-leden … met elkaar. …….. Ze hebben sociale codes, scherpen hun opinies en opvattingen aan elkaar.” (regels 46-55). Er is sprake van een hele grote groep gebruikers van internet, de internetcommunity. De grote groep gebruikers van de website/weblog GeenStijl communiceren met elkaar, delen en leveren informatie. Er ontstaat onder hen een gevoel van verbondenheid. / Ze vormen netwerken die met elkaar via internet communiceren en hebben eigen sociale codes waardoor ze zich met elkaar verbonden voelen.
VW-1034-a-12-1-c
5
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 107
Vraag
5
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Het uitgangspunt van de liberalen: vrije markteconomie / vrije marktwerking / geen verstoring van de marktordening Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Reclame zorgt voor een oneerlijke concurrentie, aangezien de publieke omroep behalve de STER-gelden ook geld ontvangt van de overheid, terwijl de commerciële media (commerciële zenders en sites, maar ook de geschreven pers) het zonder die overheidsbijdrage moeten doen maximumscore 2 In het antwoord dienen de volgende elementen te staan: • Commerciële zenders streven naar winst en bij commerciële zenders geldt het principe hoe meer kijkers, hoe hoger de inkomsten uit reclame/sponsoring • Een zender met uitsluitend vraaggesprekken zal waarschijnlijk niet veel kijkers trekken die advertentie-inkomsten opleveren. Als commerciële zender is het dus ‘gedurfd’ om alleen vraaggesprekken uit te zenden
1
1
1
1
Opgave 2 Politieke steun aan inval Irak 7
maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste uitleg is (één van de volgende): − Het opgeven van een standpunt van een partij kan zorgen dat ze een ander belangrijk standpunt wel kunnen doorvoeren in het regeerakkoord / kan dienen als ‘wisselgeld’ / biedt onderhandelingsruimte. − Wanneer een standpunt een ‘breekpunt’ is voor een partij dan staat er bij het vasthouden aan dat standpunt regeringsdeelname op het spel. Omdat een partij in het kabinet in de regel meer macht uit kan uitoefenen dan in de oppositie, kan een partij uit politieke overwegingen dus belangrijke standpunten laten vallen.
8
maximumscore 2 • De parlementaire enquête • een juiste uitleg Een parlementaire enquête is het zwaarste controlemiddel omdat (één van de volgende): − in tegenstelling tot de andere middelen alle betrokkenen mogen worden ondervraagd (ook militairen en ambtenaren op het ministerie) en dus veel meer aan waarheidsvinding kan worden gedaan, dan alleen het formele antwoord van de verantwoordelijke minister. − Een parlementaire enquêtecommissie mag getuigen onder ede ondervragen. Daarom is een parlementaire enquête een zwaarder middel / het zwaarste controlemiddel.
VW-1034-a-12-1-c
6
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 108
Vraag
9
Antwoord
Scores
maximumscore 2 andere formele controlemiddelen zijn (drie van de volgende): − het indienen van moties − het instellen van een (parlementair) onderzoek − het aanvragen van een spoeddebat of interpellatie − het stellen van (schriftelijke en mondelinge) vragen − het budgetrecht indien drie antwoorden juist indien twee antwoorden juist indien minder dan twee antwoorden juist
2 1 0
Opmerking Het antwoord ‘het indienen van een wetsvoorstel’’ is niet goed. In het budgetrecht komen beide hoofdtaken van de Tweede Kamer (controle én wetgeving) samen; http://www.tweedekamer.nl. 10
maximumscore 3 Het is een uiting van monisme. Voorbeelden van elementen die in het antwoord dienen te staan: • Er is sprake van dualisme als er een zekere scheiding bestaat tussen regering en volksvertegenwoordiging; elk heeft duidelijk van elkaar onderscheiden taken en verantwoordelijkheden • Monisme: de regering vormt min of meer een eenheid met de meerderheid in het parlement • Uitleg: − Regeringsfracties hebben door de afspraak tussen de coalitiepartijen niet meer de vrijheid om in te stemmen met een onderzoek naar de besluitvorming rondom de steun aan de Irak-oorlog (tenzij ze een kabinetscrisis wilden riskeren). De afspraak is dus een uiting van monisme. of − De afspraak tussen de coalitiepartijen beperkte de ruimte voor de partijen in de Tweede Kamer (ook de oppositiepartijen) om invloed uit te oefenen op de besluitvorming over een onderzoek naar de oorlog in Irak. De afspraak is dus een uiting van monisme.
VW-1034-a-12-1-c
7
1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 109
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Punt 1: Irak voldoet niet aan ontwapeningsverplichtingen en de inspecties. Doelstellingen VN (één van de volgende): − de internationale vrede en veiligheid veiligstellen − handhaven of bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van economische, sociale, culturele en humanitaire problemen • Punt 2: Irak neemt geen duidelijke afstand van terrorisme. Doelstellingen VN (één van de volgende): − de internationale vrede en veiligheid veiligstellen − handhaven of bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van economische, sociale, culturele en humanitaire problemen • Punt 3: Irak onderdrukt de burgerbevolking. Doelstelling VN: bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden
1
1
1
Opmerking Alleen een scorepunt toekennen wanneer aan het punt een juiste doelstelling gekoppeld is. 12
13
maximumscore 2 Voorbeelden van antwoordelementen die in de uitleg dienen te staan: • De permanente leden van de Veiligheidsraad (de Verenigde Staten, Rusland, China, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) hebben een vetorecht • Resoluties zijn vaak het resultaat van veto vermijdende compromissen, omdat één permanent lid of meerdere permanente leden (één van de volgende): − vriendschappelijke banden heeft/hebben met de ‘conflictlanden’ − gedeelde politieke of economische belangen heeft/hebben met de ‘conflictlanden’ − niet wil/willen tornen aan het principe van soevereiniteit van staten maximumscore 6 Voorbeelden van antwoordelementen die in de uitleg dienen te staan: In het klassieke beeld van de internationale orde • nemen staten zelfstandig besluiten over nationale en internationale kwesties en laten zich primair leiden door eigen nationale belangen • zullen staten zich niet of minder houden aan internationale afspraken als de eigen nationale belangen in gevaar zijn
VW-1034-a-12-1-c
8
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 110
Vraag
Antwoord
• −
−
Scores
Verwijzing naar een tekst (één van de volgende): De VS laat zijn eigen nationale veiligheidsbelangen prevaleren en niet het internationaal recht; er is geen volkenrechtelijk mandaat (zie regels 10-13 en regels 15-20 van tekst 5). Dit past in het klassieke beeld van internationale orde. In tekst 6 (zie regels 4-6) wordt gesproken over het unilaterale karakter van het Amerikaanse optreden. Dat wil zeggen dat de VS zijn eigen nationale belangen nastreefde zonder rekening te houden met internationale afspraken. Het unilaterale karakter van de VS past in het klassieke beeld van internationale orde.
Daarnaast is er ook sprake van het postklassieke beeld van de internationale orde: • De speelruimte van de natiestaten is in de huidige wereldorde beperkt doordat staten geacht worden samen te werken om mondiale vraagstukken zoals de onveiligheid en internationale conflicten op te lossen (Deze samenwerking verloopt via internationale organisaties zoals de VN, de NAVO en de EU) • Staten zijn afhankelijk van andere actoren en mondiale processen als globalisering (interdependentie) •
VW-1034-a-12-1-c
Verwijzing naar een tekst: Het door Nederland beleden multilateralisme en het versterken van de internationale rechtsorde (tekst 6) passen in het postklassieke beeld van de internationale orde. In tekst 6 staat dat het Amerikaans beleid unilateralisme - op gespannen voet stond met het door Nederland beleden multilateralisme. Dat wil zeggen dat het beleid van de VS betreffende Irak botste met de praktijk van internationale verhoudingen waarin samenwerking tussen staten via internationale organisaties wordt gezocht en waarbinnen het internationaal recht geldt.
9
1
1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 111
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Een verbod op gewelddadige computergames? 14
15
16
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De overheid dient verantwoordelijkheid te geven aan maatschappelijke organisaties / doet een beroep op gedeelde verantwoordelijkheid / zoekt samenwerking met maatschappelijk middenveld. (De overheid sluit eerst convenanten met maatschappelijke groeperingen) • Pas als de audiovisuele branches en winkelketens daar zelf niet in slagen, dan grijpt de overheid in met wetgeving. / De overheid grijpt pas in wanneer de markt niet zorgt voor zelfregulatie maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Hirsch Balin vindt verkoop en verspreiding van extreem gewelddadig beeldmateriaal aan jongeren strafwaardig, dat wil zeggen het zou verboden moeten zijn dat jongeren dit beeldmateriaal zouden kunnen kopen en zien • maar de minister stelt de strafbaarheid van verkoop en verspreiding van extreem gewelddadig beeldmateriaal nog uit. Wat hem betreft komt er een strafrechtelijk verbod op verkoop en verspreiding van extreem gewelddadig beeldmateriaal als de entertainmentbranch de afspraken niet nakomt
1
1
1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is (één van de volgende): − De conclusies van Charlton en collega’s lijken valide omdat er haast sprake is van een (bijna) experimentele situatie. De invloed van de televisie op het gedrag van kinderen kon tamelijk zuiver worden vastgelegd. − Doordat er nog helemaal geen televisie beschikbaar was op St. Helena konden de onderzoekers zowel het (agressieve) gedrag van de kinderen meten vóór blootstelling aan televisie (de nulmeting) als na de introductie van televisie. Door de metingen van beide situaties te vergelijken kunnen zij het effect van televisie nauwkeurig vaststellen, omdat er geen andere invloeden zijn.
VW-1034-a-12-1-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 112
Vraag
17
18
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Correlatie is een aangetoond verband. Dat wil zeggen er is een verband (een samenhang) tussen twee factoren (variabelen) • Het verband dat Anderson en Dill vinden is dat (hoog)agressieve jongeren die vaak gewelddadige computergames spelen, vaker betrokken zijn bij (echt) geweld dan (hoog)agressieve jongeren die weinig voorkeur tonen voor die games • Dit is geen causaal verband. De onderzoekers zouden dan moeten aantonen dat het spelen van gewelddadige games dé oorzaak / één van de oorzaken is van het plegen van gewelddadigheden. Dan pas is er sprake van een oorzaak-gevolg relatie en dus van een causaal verband maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Socialisatie: kinderen hebben zich de waarden en normen van de ouders eigen gemaakt. In dit geval bijvoorbeeld de norm dat bij het oplossen van problemen geweld gebruikelijk is • Met het begrip cultuur wordt de leefwijze van een groep bedoeld zoals die op verschillende manieren tot uiting komt in waarden, normen, gewoontes, regels, etc. De gezinnen van de jongeren die een voorkeur hebben voor mediageweld, kunnen een leefwijze hebben waarin fysiek en verbaal geweld veel voorkomen maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Socialisatie: in de puberteit neemt de rol van de ouders in het proces van socialisatie sterk af, en die van vriendengroepen sterk toe. Bij de overdracht van waarden en normen via de media (horrorfilms, gewelddadige films) wordt ‘de duiding’ van die cultuuruiting voor een groot gedeelte vormgegeven/bepaald door de vriendengroep. Met vrienden kijkt je naar dergelijke media-uitingen en bespreek je deze en op deze manier spelen vriendengroepen een grote rol als socialisator • (Sub)cultuur: het samen kijken naar gewelddadige films en het praten daarover met vrienden en leeftijdgenoten maakt deel uit van de (sub)cultuur van bepaalde groepen jongeren. Het hoort bij de levenswijze van deze jongeren om gezamenlijk met gewelddadige mediaproducties om te gaan
VW-1034-a-12-1-c
11
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 113
Vraag
Antwoord
Scores
20
maximumscore 2 In dit geval betekent ‘significant’ dat jongeren die zich vervreemd voelen van school en meer betrokken zijn bij geweld in groepsverband een grotere kans hebben op het hebben van agressieve gevoelens bij het zien van geweld in de media dan jongeren die daarbij niet betrokken zijn. (Bij een significant verschil heeft de onderzoeker kunnen aantonen dat het gevonden verschil of overeenkomst tussen twee variabelen niet berust op toeval (kans) / Een significant verschil is ‘te groot’ om toevallig te zijn.)
21
maximumscore 4 • Argumentatie vanuit de selectieve perceptietheorie om gewelddadige games te verbieden. Voorbeeld van een juist antwoord is: Deze theorie stelt dat geweld in media invloed heeft op de normen en waarden / op het gedrag van de gebruiker indien de mediaboodschap aansluit op het referentiekader van jongeren. Jongeren die in een ‘risico omgeving’ opgroeien (met ouders die zich minder zorgen maken over de toepassing van geweld) / jongeren die zich vervreemd voelen van school) beschikken over een referentiekader waarin het gebruik van geweld wordt geaccepteerd. Gewelddadige games versterken hun houding, waarden en normen betreffende het gebruik van geweld. • Argumentatie vanuit de cultivatietheorie om gewelddadige games te verbieden. Voorbeeld van een juist antwoord is: Jongeren die intensief en langdurig kijken naar mediaboodschappen met geweld – de zogeheten zware gebruikers – zullen volgens de cultivatietheorie in sterke mate een vertekend beeld van de werkelijkheid krijgen, waarin het gebruik van geweld ‘gewoner’ is. Deze jongeren zullen eerder naar dit beeld handelen dan jongeren die niet of minder spelen met dergelijke games.
2
2
Opgave 4 Politieke keuzes in het veiligheidsbeleid 22
maximumscore 4 Medialogica In het antwoord dienen bijvoorbeeld de volgende elementen te staan: • kenmerk 1 medialogica De media opereren marktgericht en berichten daarom veel over incidenten zoals een ontsnapte tbs’er of een spraakmakende moordzaak. Het publiek neemt graag kennis van de berichtgeving over incidenten • kenmerk 2 medialogica De berichtgeving laat ook de politici niet onberoerd. Parlementariërs grijpen de gevallen aan om hun standpunten luid kenbaar te maken met vele spoeddebatten als gevolg
VW-1034-a-12-1-c
12
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 114
Vraag
Antwoord
•
•
Scores
kenmerk 3 medialogica De hoge toon waarop zulke debatten worden gevoerd, doet onvermijdelijk veel stof opwaaien in de media en bereikt daarmee ook weer de burgers (wat ook de bedoeling is van de politici) Door bovenstaand mechanisme verschijnen er in de media veel spraakmakende zaken over criminaliteit. Het publiek krijgt daardoor het beeld dat het slecht gesteld is met de veiligheid / dat de omvang van (gewelds)criminaliteit hoger is dan in werkelijkheid het geval is
1
1
Opmerking Kern van het verschijnsel medialogica is dat media, politici en het publiek als het ware in een houdgreep zitten. Burgers, politici en media houden elkaar vast in een interactie waaruit zij niet meer kunnen ontsnappen. “Ze worden gedwongen het ‘spel’ binnen de driehoeksrelatie mee te spelen en kunnen (en willen) zich daaraan eigenlijk ook niet onttrekken; ze hebben elkaar nodig en zijn tegelijk tot elkaar ‘veroordeeld’.” (Zie het rapport ‘Ontsnappen aan Medialogica’, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling citeert Van Beek et al. 2006) 23
maximumscore 1 (de resultaten van) slachtofferenquêtes
24
maximumscore 4 • vergelijking slachtofferenquêtes met politiestatistieken Voorbeeld van een juiste uitleg is: De resultaten van slachtofferenquêtes (Veiligheidsmonitor) geven inzicht in criminaliteit die niet zichtbaar wordt in politiestatistieken, omdat er bijvoorbeeld geen aangifte wordt gedaan (denk aan fietsendiefstal). Juist veel delicten die vallen onder de categorie veelvoorkomende criminaliteit komen niet ter kennis van de politie. •
vergelijking slachtofferenquêtes met daderenquêtes (zelfrapportage onderzoeken) Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): − In vergelijking met slachtofferonderzoeken leveren zelfrapportage onderzoeken minder betrouwbare gegevens over de totale omvang van veelvoorkomende criminaliteit. De respondent beantwoordt vragen naar slachtofferervaringen meer naar waarheid dan een respondent die vragen beantwoordt of hij/zij zelf dader is geweest van bepaalde delicten. − Bij daderenquête bestaat een drempel voor oprechte beantwoording van de vragen naar daderschap, door bijvoorbeeld schaamte over de daad. Bij slachtofferonderzoek komt dit minder voor (met uitzondering van vragen naar seksuele misdrijven).
VW-1034-a-12-1-c
13
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 115
Vraag
Antwoord
−
Scores
Slachtofferenquêtes zijn bij uitstek geschikt om over een langere periode betrouwbare gegevens van – door burgers ervaren – veelvoorkomende delicten te verzamelen. Zelfrapportage onderzoeken van delinquent gedrag richten zich op specifieke doelgroepen zoals jongeren. (b.v. Monitor zelfrapportage jeugdcriminaliteit van Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum – WODC –, zie publicatie Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010; ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit).
Opmerking Alleen wanneer bij de vergelijking een juiste uitleg gegeven is, mogen scorepunten worden toegekend. 25
26
maximumscore 4 • Gelegenheidstheorie / Rationele keuzetheorie Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Doordat de pakkans bij ontduiken van motorrijtuigenbelasting altijd klein was, waren de baten van dit criminele gedrag vaak hoog. De kans dat je omgeving de belastingontduiking doorheeft (en daar iets van zegt) is klein. Deze rationele afweging van kosten en baten zal minder positief uitvallen als de kans groter wordt om gepakt te worden en • De sociale controletheorie Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Crimineel gedrag wordt verhinderd door de pijnlijke of vervelende gevolgen van formele en informele sociale controle. De inzet van de automatische nummerplaatregistratie kan gezien worden als een voorbeeld van formele controle maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Door de brede inzet van automatische nummerplaatregistratie (ANPR) probeert de overheid te zorgen dat de burgers zich aan de regels houden, bijvoorbeeld dat zij boete en belasting betalen. Deze inzet beantwoordt aan een doel van de rechtsstaat namelijk rechtshandhaving • De inzet van ANPR kan ten koste gaan van een ander doel van de rechtsstaat namelijk de rechtsbescherming. De overheid dient de vrijheid van burgers of de privacy van burgers te waarborgen. Als het gebruik van nummerplaatgegevens niet gebonden is aan bepaalde (privacy)wetgeving, dan kan de overheid de gegevens ook voor andere doeleinden gebruiken. De rechtsbescherming van burgers komt dan in gevaar. Er moet goed worden vastgelegd wanneer gegevens wel of niet gebruikt mogen worden, voor welke doeleinden etc.
VW-1034-a-12-1-c
14
1
1 1
1
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 116
Vraag
Antwoord
Scores
Opmerking Wanneer alleen een juiste definitie gegeven wordt van het dilemma van de rechtsstaat, 1 scorepunt toekennen. Het dilemma van de rechtsstaat houdt in dat de overheid aan twee doelen van de rechtsstaat probeert te voldoen. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds het doel rechtshandhaving en anderzijds het doel rechtsbescherming. 27
maximumscore 1 De kern van een juist antwoord is: Wanneer je beide grafieken vergelijkt, is in 2011 het aandeel jongeren sinds 1979 gedaald. Gezien de leeftijdsopbouw in Nederland hebben we nu te maken met een relatief grote groep boven de 35 jaar.
28
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Jongeren vertonen over het algemeen meer crimineel gedrag dan ouderen, doordat ze vaak nog niet gebonden zijn aan werk en huwelijk en weinig verplichtingen hebben, waardoor ze zich minder aan heersende normen en waarden gebonden voelen (Hirschi en Box: bindingstheorie). − Jongeren hebben soms sterk het gevoel dat ze door groepsdwang of groepsloyaliteit mee moeten doen aan het plegen van criminaliteit. Dit groepsgedrag neemt af naarmate mensen ouder worden (sociaalpsychologische verklaring). − Specifiek risicogedrag van adolescenten wordt mede veroorzaakt door de nog onvoltooide ontwikkeling van bepaalde hersenfuncties. / Het oordeelsvermogen van jongeren is pas op latere leeftijd (in de regel vanaf het 16e jaar) vergelijkbaar met dat van volwassenen. Biologische en psychologische ontwikkeling van de jongere en van de adolescent veroorzaken voor een groot deel crimineel gedrag van jongeren (biologisch-psychologische verklaring). per juist toegelichte theorie en/of verklaring
2
Opmerking Zie het rapport: Het jeugdstrafproces: toekomstbestendig!, Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, 2011: “Uit onderzoek blijkt dat de nog onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling er de oorzaak van is dat een zeer groot deel van de jeugdcriminaliteit optreedt tijdens de adolescentie, maar ook eindigt vóór het 23ste levensjaar. Men spreekt in dit kader wel van (…) ‘fase gebonden gedrag’.
VW-1034-a-12-1-c
15
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 117
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 Verkiezingen en kiezersgedrag 29
maximumscore 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − de samenwerking in de EU − relaties van Nederland met andere landen/staten − de economische crisis − de eurocrisis − de rol van supranationale organisaties − macht van grote multinationale bedrijven Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen als twee antwoorden juist zijn.
30
31
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: uitleg ‘de samenwerking in de EU’ • De ruimte voor eigen Nederlands beleid wordt door relaties met de EU beperkt omdat bevoegdheden aan EU-organen worden overgedragen. / Belangrijke beslissingen worden steeds minder in Den Haag genomen en steeds meer in Brussel. (Meer dan de helft van de Nederlandse wetgeving komt vanuit de Europese Unie) uitleg ‘eurocrisis’ • Om de schuldencrisis in het eurogebied te kunnen oplossen, hebben de EU-landen afspraken gemaakt om noodlijdende EU-landen financieel te steunen en om maatregelen te nemen voor meer economische en financiële stabiliteit in het eurogebied. Deze afspraken om de eurocrisis te bezweren, beperken de eigen beleidsruimte van de regering
1
maximumscore 3 Juiste conclusie is: • Mensen blijven als het ware in dezelfde ‘hoek’ van het politieke spectrum met hun stemkeuze. De links-rechts verhouding tussen partijen blijft grotendeels gelijk
1
VW-1034-a-12-1-c
16
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 118
Vraag
Antwoord
Scores
Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Op links zie je dat kiezers zich vooral bewegen tussen de PvdA, SP en GroenLinks en D66. Zie bijvoorbeeld het electoraat van de SP: 18 procent van de kiezers die in 2006 een stem had uitgebracht op deze partij wilde nu op de PvdA stemmen en 10 procent overwoog GroenLinks. / Of 10 procent van de stemmers op GroenLinks in 2006 overwoog nu een stem op D66 en 7 procent op de PvdA • Op rechts zie je dat kiezers zich grotendeels bewegen tussen de VVD en de PVV en tussen CDA en VVD. 12 procent van de kiezers die in 2006 een stem uitbracht op de VVD wilde nu op de PVV stemmen. / En van de CDA-stemmers in 2006 was op 6 juni 2010 een kwart van plan om op de VVD te gaan stemmen
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 4 juni naar Cito.
VW-1034-a-12-1-c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 119
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Beleidsplan van omroep PowNed, juli 2009, pag. 74 http://www.powned.tv/
tekst 2
naar: Beleidsplan van omroep PowNed, juli 2009, pag. 24 http://www.powned.tv/
tekst 3
Ingekorte versie van het artikel ‘Tijdlijn Irak-onderzoek’ van NOS.nl http://nos.nl/artikel/127775-tijdlijn-irakonderzoek.html
tekst 4
Fragment uit het Rapport Commissie van Onderzoek Besluitvorming Irak (Rapport Commissie-Davids), 2010, pag. 239 www.rijksoverheid.nl › Alle onderwerpen › Irak
tekst 5
naar: NRC Handelsblad, 12 januari 2010. De tekst is ingekort en bewerkt. http://www.nrc.nl/binnenland/irakoorlog/article2456788.ece/Vijf_conclusies_commissieDavids_nader_bekeken
tekst 6
Fragment uit een artikel uit de International Spectator, jaargang 64 nr. 11, november 2010, van Jan Rood en Marieke Doolaard, respectievelijk als hoofd strategisch onderzoek en stagiaire verbonden aan Instituut Clingendael
tekst 7
‘Conclusie’ van kamerstuk 28 684 ‘Naar een veiliger samenleving’. Ingekorte versie van
tekst 8
naar: Nikken, Peter (2007), Mediageweld en kinderen, pag. 129 en verder. Uitgeverij SWP
tekst 9
naar Yvonne van der Heijden uit Secondant, nr. 3, 4 juli, augustus 2010. Interview met
een brief van minister Hirsch Ballin aan de Tweede Kamer van 28 juni 2010
raadadviseur Bert Berghuis over bezuinigingen en veiligheid. “Bezuiniging noopt tot harde keuzes in de veiligheidszorg” (ingekorte versie) figuur 1
CBS
figuur 2
M. de Hond, ‘De sterke volatiliteit van het Nederlandse electoraat’. Gepubliceerd op 6 juni 2010, www.joop.nl/opinies
VW-1034-a-12-1-c
18
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 120
aanvulling op het correctievoorschrift
2012-1
Maatschappijwetenschappen vwo Centraal examen vwo Tijdvak 1 Correctievoorschrift
Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor vwo Bij het centraal examen Maatschappijwetenschappen vwo:
Op pagina 6 van het correctievoorschrift, bij vraag 8 moeten altijd 2 punten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord. Toelichting: Een hiërarchie van controlemiddelen van de Eerste en Tweede Kamer is geen onderdeel van de syllabus.
Op pagina 12 van het correctievoorschrift, bij vraag 20 moeten altijd 2 punten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord. Toelichting: de betekenis van significantie wordt op complexe wijze in de tekst gehanteerd. Vraag en correctievoorschrift sluiten vervolgens niet op een juiste manier op elkaar aan.
Op pagina 12 en 13 bij vraag 22 moeten voor de eerste drie antwoordelementen 3 scorepunten worden toegekend als deze elementen samenvattend een juiste beschrijving van het begrip medialogica geven en mits deze op een goede manier in relatie gebracht worden met het ontstaan van de veiligheidsparadox, ook als daarbij geen sprake is van drie uitgekristalliseerde kenmerken van medialogica. Het vierde antwoordelement in het correctievoorschrift blijft gehandhaafd en levert 1 scorepunt op. Toelichting: Kenmerken van medialogica komen als zodanig niet puntsgewijs aan de orde in de syllabus, maar de syllabus geeft wel genoeg informatie over medialogica om de vraag verder te kunnen beantwoorden.
VW-1034-a-12-1-c-A*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 121
NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. c. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren.
Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren Maatschappijwetenschappen vwo. Het College voor Examens, Namens deze, de voorzitter, drs H.W. Laan
VW-1034-a-12-1-c-A*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 122
Correctievoorschrift VWO
2012
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-12-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 123
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-12-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 124
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 86 scorepunten worden behaald.
VW-1034-a-12-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 125
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Vertrouwen in de rechtspraak 1
2
maximumscore 2 Taken van de Raad van State zijn: • De Raad van State adviseert regering en parlement over wetsvoorstellen (en over Algemene Maatregelen van Bestuur). Op grond van deze taak oefent de Raad van State invloed uit op het wetgevend proces. (De regering en het parlement kunnen hun wetsvoorstel naar aanleiding van het advies aanpassen of zelfs intrekken) • De Raad van State spreekt als hoogste bestuursrechter recht bij geschillen tussen burgers en de overheid en overheden onderling
1
maximumscore 3 Drie van de volgende functies met uitleg: − informatiefunctie: de documentaire van Zembla geeft informatie over het overheidsbeleid inzake taakstraffen. − spreekbuisfunctie: de documentaire van Zembla dient als spreekbuis voor maatschappelijke eisen en wensen om bij zwaardere delicten geen taakstraffen op te leggen. − commentaar- en opiniefunctie: Zembla uit zich kritisch over de praktijk van het geven van taakstraffen en levert daarmee een bijdrage aan het publieke debat. − controle- of waakhondfunctie: Zembla stelt tekortkomingen in de praktijk van het strafrecht aan de kaak / bekritiseert de rechterlijke macht. per juiste functie met toelichting
3
1
1
maximumscore 2 • de rol als poortwachter of sluiswachter • Voorbeeld van een juiste uitleg is: Poortwachters zoals de media bepalen welke wensen en eisen de landelijke politici bereiken. / Poortwachters kennen prioriteiten toe aan bepaalde politieke problemen. Wensen of problemen waaraan poortwachters geen aandacht besteden, worden doorgaans niet door de overheid behandeld.
VW-1034-a-12-2-c
4
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 126
Vraag
Antwoord
Scores
4
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Mediatisering betekent dat de media een steeds groter wordende invloed hebben op de samenleving en op het proces van politieke besluitvorming. In de kwestie rondom de taakstraffen is de invloed van Zembla duidelijk herkenbaar. Andere media en politici hebben de boodschap opgepakt en de kwestie heeft geleid tot een nieuw wetsvoorstel.
5
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het doel voorkomen van eigenrichting / voorkomen dat burgers het recht in eigen hand nemen • Indien burgers er geen vertrouwen in hebben dat rechters op de juiste wijze rechtspreken, kunnen zij besluiten om het recht in eigen hand te nemen (en zelf verdachten of veroordeelden bestraffen)
1
1
Opmerking Andere sanctiedoelen (vergelding, beveiliging, genoegdoening, generale preventie, speciale preventie) kunnen ook goed gerekend worden, wanneer beredeneerd wordt dat als andere sanctiedoelen niet gehaald worden, burgers het recht in eigen hand gaan nemen. 6
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − De rechterlijke macht is gescheiden van de wetgevende en de uitvoerende macht; het onderliggende principe is dat de andere machten geen invloed uitoefenen op de wijze waarop de rechter zijn taak vervult. Daardoor wordt willekeur bij het gebruik van macht door de overheid voorkomen / worden burgers beschermd tegen te grote overheidsmacht. − Burgers moeten in een rechtsstaat kunnen vertrouwen op een eerlijk proces en neutrale rechterlijke beslissingen. Dit beginsel kan worden gegarandeerd door de scheiding van machten.
7
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − De rechters worden voor het leven benoemd (art. 117 lid 1 van de Grondwet). Dus politici kunnen rechters niet ontslaan. − De rechters kunnen alleen door de rechterlijke macht worden ontslagen (art. 117 lid 2 en 3 van de Grondwet). Deze bepaling beperkt de invloed van de politiek. − Legaliteitsbeginsel (artikel 1 Wetboek van Strafrecht). Rechter moet volgens de wet rechtspreken. Dit dwingt hem tot een onafhankelijke opstelling. − De rechter is gebonden aan (te zijner tijd in sommige gevallen minimumstraffen) maximumstraffen. De wens vanuit de samenleving om in bepaalde gevallen strenger te straffen, moet de rechter negeren.
VW-1034-a-12-2-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 127
Vraag
Antwoord
−
−
−
Scores
Strafprocesrecht (gehele Wetboek van Strafvordering). Om het strafproces eerlijk te laten zijn is de hele procedure van vooronderzoek tot terechtzitting gebonden aan wettelijke voorschriften. De rechter dient zich aan die voorschriften te houden. Wrakingsrecht (artikel 512 Wetboek van Strafvordering). Rechter kan gewraakt/gediskwalificeerd worden als een partij meent dat de rechter partijdig / niet onafhankelijk is. Dan komt er een andere rechter waardoor de onafhankelijkheid weer wordt hersteld. Verschoningsrecht (artikel 517 Wetboek van Strafvordering). Als een rechter zelf denkt dat zijn onafhankelijkheid bij een bepaalde zaak in het geding is, kan hij een beroep doen op zijn verschoningsrecht / recht om de zaak niet te behandelen.
per juist antwoord 8
9
10
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De rationele-keuze-theorie komt overeen met de gedachte dat als iemand een ernstig zeden- of geweldsdelict heeft gepleegd, de taakstraf niet streng genoeg is om de dader af te houden van recidive • De rationele-keuze-theorie houdt in dat mensen bij het plegen van een bepaald misdrijf een afweging maken van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat. Zouden bij ernstige zeden- of geweldsdelicten zware straffen staan (de kosten), dan zou dit de potentiële daders kunnen afhouden van het plegen van deze delicten
1
1
maximumscore 1 In het liberalisme wordt de mens/burger beschouwd als een rationeel handelend wezen. (Het liberalisme gaat uit van het rationalistisch individualisme.) Strenge wetten en straffen zullen mensen afhouden van crimineel gedrag. maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het bezwaar is dat de rechter minder rekening kan houden met persoonlijke omstandigheden van de dader • Het wetsvoorstel gaat meer uit van daadstrafrecht. Er wordt voornamelijk gekeken naar de daad. De ernst van de daad is maatgevend voor de op te leggen straf • Daderstrafrecht staat onder druk; nu regelt de wet dat de rechter bij de strafbepaling rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de dader. Deze mogelijkheid wordt beperkt door het nieuwe wetsvoorstel
1
1
1
Opmerking Ter onderbouwing: aldus de Raad voor de rechtspraak in advies aan de minister van Justitie, 6/2/2009, Advieswetsvoorsteltaakstraffen0602009.pdf
VW-1034-a-12-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 128
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Absolute theorie • Citaat 1: “Omstandigheden als een moeilijke jeugd, nooit eerder een delict gepleegd, spijt betuigd, die vallen weg.” (regels 13-16 van tekst 4) Uitleg: Hij kijkt net als de theorie vooral naar het delict dat zich heeft voorgedaan, niet zozeer naar de persoon van de dader en de omstandigheden • Citaat 2: “Vergelding is de ondergewaardeerde functie van straffen.” (regels 24-25 van tekst 4) Uitleg: Het gaat Eerdmans, net als de theorie, in de eerste plaats om vergelding; omdat misdaan is, moet de straf volgen
1
1
1
Opmerking Alleen wanneer de absolute theorie is genoemd, mag aan de citaten met uitleg 1 scorepunt worden toegekend. 12
13
maximumscore 3 • Daderenquêtes / zelfrapportage onderzoeken (self report studies) / onderzoek naar plegers van delicten Uitleg • Voorbeelden van juiste antwoorden (één van de volgende): − Daderenquêtes bieden in tegenstelling tot slachtofferenquêtes wel informatie over slachtofferloze criminaliteit zoals fraudezaken, rijden onder invloed, drugs-, wapenbezit- en handel, vernielingen en misdrijven tegen de openbare orde. − Daderenquêtes bieden in tegenstelling tot politiestatistieken wel informatie over delicten die niet zijn geregistreerd (doordat ze niet zijn aangegeven of niet zijn opgespoord), zoals fraudezaken, rijden onder invloed, drugs-, wapenbezit- en handel.
1 2
maximumscore 9 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − Maatschappelijke ontwikkeling: afname sociale controle Theorie: Sociale controletheorie Uitleg: Als de formele controle in de openbare ruimte en de informele controle in bijvoorbeeld buurt en gezin in die periode is afgenomen, is de neiging tot criminaliteit groter geworden.
VW-1034-a-12-2-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 129
Vraag
Antwoord
−
−
−
−
−
VW-1034-a-12-2-c
Scores
Maatschappelijke ontwikkeling: afnemende betekenis van het maatschappelijke middenveld (onder andere gezin, school en verenigingen) als gevolg van het proces van individualisering / het zwakker worden van maatschappelijke bindingen / afname van de sociale cohesie Theorie: Bindingstheorie Uitleg: Als relaties/bindingen met ouders, partners en vrienden, op school, in het werk en in vrijetijdsverenigingen in die periode minder zijn geworden, heb je minder te verliezen en is er minder remming om crimineel gedrag te vertonen. Maatschappelijke ontwikkeling: toename welvaart Theorie: Gelegenheidstheorie Uitleg: Als de welvaart in die periode is toegenomen, is ook het aantal geschikte doelwitten toegenomen waardoor bij de afweging de baten hoger worden ingeschat, met meer crimineel gedrag tot gevolg. Maatschappelijke ontwikkeling: (toename) werkloosheid / toename ongelijkheid / toename welvaart Theorie: Anomietheorie Uitleg: Deze theorie stelt dat er een discrepantie of botsing ontstaat tussen levensdoelen, die algemeen als zeer nastrevenswaardig worden gezien (bereiken van materiële welvaart, hoge sociale status) en de beschikbare middelen om deze doelen op legitieme en sociaal aanvaardbare wijze te bereiken. Als (groepen) mensen in hun streven naar die levensdoelen worden geblokkeerd - doordat ze bijvoorbeeld werkloos worden vanwege gebrekkige opleiding of discriminatie -, kan die ongelijkheid leiden tot crimineel gedrag om op die manier die materiële doelen wel te bereiken. Maatschappelijke ontwikkeling: toegenomen alcohol- en drugsgebruik Theorie: Etiketteringstheorie Uitleg: Als in die periode meer mensen alcohol of drugs zijn gaan gebruiken en deze mensen een negatief etiket krijgen opgeplakt (“junk = dief”), dan kunnen die gebruikers de neiging krijgen zich conform het negatieve etiket te gedragen, lees crimineel gedrag te vertonen. Maatschappelijke ontwikkeling: ontwikkelingen in de verhoudingen tussen autochtonen en allochtonen Theorie: Etiketteringstheorie Uitleg: Als in die periode de verhouding tussen autochtonen en allochtonen is verslechterd, en er negatieve beeldvorming ontstaat over bepaalde bevolkingsgroepen, kan het zijn dat die groepen zich naar het negatieve beeld gaan gedragen, wat kan uitmonden in crimineel gedrag.
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 130
Vraag
Antwoord
−
Scores
Maatschappelijke ontwikkeling: toename van immigratie. Theorie: Subculturele benadering Uitleg: Subculturele benaderingen in de criminologie leggen de nadruk op conflicten tussen de dominante cultuur van de meerderheid en (sub)culturen van groepen die daar geen deel van (willen of kunnen) uitmaken. Door immigratie komen er verschillende niet-westerse allochtone groepen, die niet (volledig) geïntegreerd zijn in de samenleving. Zij krijgen te maken met allerlei interventies van instanties in hun privéleven, onheuse bejegeningen en vooroordelen. Aan de hieruit voortvloeiende gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid op individueel niveau kunnen binnen een collectieve subcultuur, verzet en weerspannigheid ontstaan. Dit verzet tegen de dominante cultuur kan zich ook uiten in het vertonen van crimineel gedrag.
Opmerking Ook goed bij toename van immigratie: de etiketteringstheorie of anomietheorie of bindingstheorie. per juiste maatschappelijke ontwikkeling en bijbehorende theorie per uitleg
1 2
Opgave 2 Ontwikkelingen in het Nederlandse medialandschap 14
maximumscore 3 Voorbeelden van een juist gevolg van de ontzuiling voor de dagbladen zijn (één van de volgende): − De verschillen in politieke kleur / identiteit op politiek of religieus terrein worden geringer. − Geen specifieke (landelijke, regionale) dagbladen op katholieke, protestantse of socialistische grondslag (wat betreft protestantse grondslag: met uitzondering van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad). − Dagbladen richten zich op bredere doelgroepen. voor een juist gevolg voor de dagbladen
VW-1034-a-12-2-c
9
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 131
Vraag
Antwoord
Scores
Voorbeelden van juiste gevolgen van de ontzuiling voor het publieke bestel zijn (twee van de volgende): − minder identiteitsgebonden programma’s op televisie en radio − bepaalde traditionele omroepen (VARA, NCRV, KRO, VPRO) werden minder of geen spreekbuis meer voor een bepaalde politieke of religieuze stroming − ontstaan nieuwe omroepen als TROS en Veronica met nadruk op amuserende functie van de media − vervlakking van het programma-aanbod / meer programma’s voor het grote publiek. per juist gevolg voor het publieke bestel
1
15
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Dankzij internet kunnen mensen steeds meer zelf kiezen op welk tijdstip ze welke informatie tot zich nemen. − Door internet kan men zich onafhankelijk opstellen van (informatieselectie door) de oude massamedia. Voor ieder persoon biedt internet de mogelijkheid specifieke informatie in te winnen en voldoet internet aan de behoefte om ook via nieuwsgroepen en chatboxen met anderen te communiceren. − Dankzij internet en de computer kan ieder individu zelf beslissen wat hij/zij wil zien of horen. We hoeven niet meer samen voor de buis te zitten, we zitten vaak alleen achter onze computer.
16
maximumscore 2 • sociaalcultureel (terrein) • Voorbeelden van juiste ontwikkelingen zijn (twee van de volgende): − informalisering en het ontstaan van nieuwe netwerken mede mogelijk gemaakt door de nieuwe media (regels 18-23) − een toename van het mediagebruik in de vrije tijd (regel 27) − meer en/of andere keuzemogelijkheden / toename en differentiëring van het gebruik van informatie (regels 28-31) − door internet is de internationalisering versterkt (regels 32-33) − internet maakt dat mensen met dezelfde culturele achtergronden of interesses zich met elkaar verbonden voelen (regels 34-36)
1 1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen bij twee juiste ontwikkelingen als het antwoord ‘sociaalcultureel’ is genoemd.
VW-1034-a-12-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 132
Vraag
17
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Socialiserende functie: Er vindt door het kijken naar televisieprogramma’s een overdracht plaats van normen en waarden •
−
−
1
Voorbeeld van de socialiserende werking van amusementsprogramma’s zijn soaps of quizzen Toelichting (één van de volgende): De acteurs en actrices gaan in een soap op een bepaalde manier met elkaar om / hanteren bepaalde gedragsnormen en gedragswijzen. Kijkers leren dan als het ware hoe men zich in een soortgelijke situatie kan of behoort te gedragen. Tijdens een quiz krijgt de persoon met de meeste kennis de meeste punten. Op deze wijze wordt overgedragen dat het hebben van veel kennis waardevol is.
1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen bij juist voorbeeld én toelichting. 18
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − pluriformiteit Naast de ruim twintig bestaande omroepverenigingen – die elk een bepaald geloof, maatschappelijke stroming of groepering vertegenwoordigen – mag worden verwacht dat de aspirant-omroep ‘Wakker Nederland’ met een eigen geluid zal komen. Deze omroep ziet zichzelf als spreekbuis van De Telegraaf-abonnee. Hij draagt bij aan het vergroten van de pluriformiteit. − uitingsvrijheid De overheid heeft tot taak er actief voor te zorgen dat de vrijheid van meningsuiting bewerkstelligd kan worden. Via de publieke omroep zorgt de overheid voor communicatiemogelijkheden voor maatschappelijke groepen en burgers. De aspirant-omroep ‘Wakker Nederland’ zegt te komen met een eigen geluid. − democratie Een nieuwe omroep met een eigen geluid en als vertegenwoordiger van een bepaalde groep burgers draagt bij tot het versterken van het publieke debat. De toegenomen verscheidenheid/pluriformiteit versterkt de publieke en politieke agendavorming. Het publieke debat en agendavorming zijn voorwaarden voor een goed functionerende democratische samenleving. per juist uitgangspunt en argumentatie
VW-1034-a-12-2-c
11
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 133
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De STER-reclame; kranten en tijdschriften ontvangen door de STERreclame minder inkomsten uit advertenties. − De internetsites van de omroepen; deze bieden veel informatie en nieuws. Nieuws is te zien op teletekst. Dit gaat ten koste van lezers / abonnees van kranten en tijdschriften. − De omroepen hebben financiële middelen om internetactiviteiten ter verrijking van de radio- en televisieprogrammering op te zetten of andere vernieuwingen (o.a. interactieve televisie, themakanalen) door te voeren terwijl kranten en tijdschriften deze activiteiten zelf moeten bekostigen. − Omroepen hebben een monopolie op de programmagegevens, wat al decennialang hoge oplages voor de tv-gidsen garandeert. − Omroepen brengen eigen bladen uit. Uitgevers van kranten en tijdschriften beschouwen dit als concurrentievervalsing. per juist antwoord
20
1
maximumscore 3 Het antwoord dient de volgende onderdelen te bevatten: • Dagbladen die hun lezersbestand zien afkalven, verliezen abonneeinkomsten. Verlies aan lezers zal zich ook vertalen in dalende advertentie-inkomsten omdat adverteerders minder zullen adverteren, dan wel minder hoge tarieven zullen betalen • Deze verliezen kunnen leiden tot een in journalistiek opzicht verschraald product. Dagbladuitgevers zijn gedwongen te bezuinigen op personeel en diensten en hebben minder middelen om een goed journalistiek product in stand te houden of middelen voor vernieuwing van de krantenformule (bijvoorbeeld websites). Een verschraling van het dagblad kan de aantrekkelijkheid voor abonnee en adverteerder nog verder doen afnemen, waardoor de economische basis nog meer wordt aangetast
VW-1034-a-12-2-c
12
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 134
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Sociaal wetenschappelijk onderzoek 21
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: De cultivatietheorie: Deze theorie onderzoekt de effecten die zich voordoen als men vaak naar dezelfde soort beelden/programma’s kijkt. De kijkers ontwikkelen dan als het ware een ‘vervormd’ beeld van de werkelijkheid. Voor de jongeren die veel televisiekijken is geweld gewoon gedrag geworden omdat het op de tv voorkomt. Opmerking Alleen 2 scorepunten toekennen voor een juiste theorie met een juiste uitleg.
22
23
maximumscore 2 • afhankelijke variabele: tonen van crimineel gedrag / het plegen van gewelddaden • onafhankelijke variabele: het aantal uren televisiekijken per dag
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − het aantal mensen dat lid is van verenigingen e.d. − het aantal verhuizingen per 1000 inwoners (van meer welgestelde ingezetenen naar wijken aan de rand van de stad of randgemeenten) − het aantal verenigingen en organisaties per 1000 inwoners − de mate waarin bewoners van een wijk tevreden zijn met de bevolkingssamenstelling in de wijk − de mate waarin bewoners van een wijk vinden dat mensen in de wijk op een prettige manier met elkaar omgaan − de mate waarin bewoners van een wijk vinden dat ze zich thuis voelen bij de mensen die in deze wijk wonen − de mate waarin bewoners van een wijk vinden dat ze veel contact hebben met hun directe buren / andere wijkbewoners per juist antwoord
1
Opmerking Het moet gaan om een toetsbare formulering.
VW-1034-a-12-2-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 135
Vraag
24
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Experimentele situatie: een wijk waarin een wijkagent gedurende een bepaalde periode functioneert • Controlesituatie: een wijk met dezelfde sociaaleconomische kenmerken en hetzelfde criminaliteitspatroon zonder wijkagent over eenzelfde periode • De onderzoekers meten aan het begin en aan het einde van die periode bijvoorbeeld het aantal berovingen, vernielingen en inbraken op straat. Vervolgens stellen zij vast of zich in de wijk met een wijkagent minder berovingen, vernielingen en inbraken hebben voorgedaan. Is dit het geval, dan is de hypothese bevestigd
1
1
2
Opgave 4 De Europese Unie 25
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste veranderingen zijn (twee van de volgende): − Het Europees Parlement (EP) zou op alle beleidsterreinen de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid moeten krijgen. (In de Europese Unie heeft het Europees parlement nu op een aantal terreinen geen beslissingsbevoegdheid – bijvoorbeeld buitenlandbeleid – omdat die is voorbehouden aan de Raad van de Europese Unie / de Raad van Ministers en de Europese Raad.) − Het EP zou voor de hele Europese wetgeving de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid moeten krijgen. (Het EP moet de beslissingsbevoegdheid die het wel heeft nu delen met de Raad van de Europese Unie / de Raad van Ministers en de Europese Raad.) − Het EP zou het recht moeten krijgen om voorstellen voor wetgeving in te dienen. (Het initiëren van wetgeving is de exclusieve taak van de Europese Commissie.) − Het EP zou de controle moeten hebben op de hele EU-begroting. (Het budgetrecht is nu beperkt doordat een aantal grote uitgaven, zoals de landbouwsubsidies, onder de bevoegdheden van de Raad van de Europese Unie / de Raad van Ministers valt.) − Het EP zou de bevoegdheid moeten krijgen om individuele EUcommissarissen tot aftreden te dwingen. (Nu kan het wel de hele Commissie tot aftreden dwingen.) per juiste verandering
VW-1034-a-12-2-c
1
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 136
Vraag
26
27
Antwoord
Scores
maximumscore 6 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: liberalisme • Liberalen vinden dat de gezamenlijke welvaart juist wordt vergroot door veel ruimte te geven aan de werking van de vrije markt met veel ruimte voor particulier initiatief. De overheid heeft vooral de taak om de markt optimaal te laten functioneren • Om de markt optimaal te laten functioneren, is vanuit de liberale optiek toezicht op eerlijke concurrentie noodzakelijk. Dit is een belangrijke taak van de EU / van de Europese Commissie sociaaldemocratie • De sociaaldemocraten zijn voorstander van een gemengde economie, waarbij zowel de overheid als de markt een belangrijke rol spelen. Een vrijemarkteconomie schept weliswaar welvaart, maar overheidsingrijpen is nodig om de nadelen (bijvoorbeeld ongelijke verdeling van de welvaart) van de vrijemarkteconomie op te heffen • In de visie van sociaaldemocraten dient de overheid – in dit geval de instellingen van de EU – te streven naar vermindering van sociale ongelijkheid / verbetering van de positie van werknemers / een sociaal Europa ecologisme • Het beleid van overheid en particulier bedrijfsleven dient in deze visie hoge prioriteit te geven aan een duurzame economie / duurzame ontwikkeling: economische groei die in de huidige maatschappelijke behoeften kan voorzien zonder dat aan behoeften van toekomstige generaties afbreuk wordt gedaan • Voor de EU betekent deze visie onder andere het veranderen van de huidige landbouwsubsidies in subsidies en nieuwe regels om biologische landbouw te stimuleren. / De EU komt met strenge milieuregels waaraan bedrijven moeten voldoen
1
1
1
1
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − De Vries noemt het kortzichtig van nationale politici dat ze doen alsof de Europese Unie wel zonder Europese burgers kan. Het is noodzakelijk dat EU-burgers de EU een rechtmatige/gemachtigde instelling of organisatie vinden. Legitimiteit is immers de mate waarin een instelling door de burgers gerechtigd/gemachtigd/aanvaard wordt namens hen macht uit te oefenen.
VW-1034-a-12-2-c
15
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 137
Vraag
Antwoord
−
28
Scores
De Vries schrijft dat al te lang politici de Europese integratie hebben afgeschilderd als een economische en technische operatie, in plaats van als een politiek proces waarop burgers volwaardige invloed moeten kunnen uitoefenen. Als burgers van oordeel zijn dat zij geen volwaardige invloed kunnen uitoefenen op de politieke besluitvorming binnen de EU, is de legitimiteit van de EU vermoedelijk gering. Dit houdt in dat zij de machtsuitoefening van de EU waarop ze zelf weinig invloed kunnen uitoefenen, niet als rechtmatig zullen beoordelen / niet aanvaardbaar zullen vinden.
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste verklaringen zijn (twee van de volgende): − Kiezers hebben Kamerleden niet gekozen op grond van hun standpunten over Europa, maar op grond van andere onderwerpen. − Niet-stemmers zijn niet vertegenwoordigd in de Tweede Kamer; binnen de groep niet-stemmers bestaat een groot wantrouwen ten aanzien van Europa. − Gekozenen hebben (te) weinig contact met kiezers over Europese aangelegenheden om te weten wat de kiezers van Europa vinden. − Als de opkomst bij een referendum laag is, kunnen de tegenstanders van de Grondwet oververtegenwoordigd zijn. per juiste verklaring
29
1
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Kenmerk: er kan geen bevoegdheid worden uitgeoefend zonder grondslag in de wet. Toelichting: de Europese Commissie kan geen eigen regels uitvaardigen zonder dat die eerst zijn goedgekeurd door bijvoorbeeld de Raad van de Europese Unie / de Raad van Ministers of het EP. / De Europese Commissie kan niet bedrijven zoals Intel veroordelen, maar moet zich baseren op Europese regelgeving, in dit geval de Europese concurrentieregels (die verbieden dat bedrijven illegale afspraken hebben gemaakt over marktwerking – kartelafspraken.) − Kenmerk: de rechterlijke macht is onafhankelijk van de uitvoerende (en wetgevende) macht. Toelichting: een bedrijf of onderneming zoals Intel kan een rechtszaak aanhangig maken bij het Europese Hof van Justitie, dat de beslissing van de Europese Commissie toetst aan de in de EU geldende rechtsregels. − Kenmerk: er is sprake van rechtszekerheid. Toelichting: de wet is voor iedereen gelijk. In gelijke gevallen treedt de Europese Commissie ook op tegen andere bedrijven.
VW-1034-a-12-2-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 138
Vraag
Antwoord
−
Scores
Kenmerk: niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op uitoefening controle bestaat. Toelichting: Europese Commissieleden (Kroes dus ook) worden gecontroleerd door het EP.
per juist kenmerk per juiste bijbehorende toelichting 30
31
1 1
maximumscore 3 • Ambtenaren zijn actief binnen de beleidsvoorbereidende fase / conversiefase en de uitvoerfase • De Europese koepel van consumentenorganisaties (BEUC) maakt zich sterk voor een goede collectieve schadevergoedingsregeling. Indien de Europese Commissie het voorstel van BEUC overneemt, zal de Commissie de Europese ambtenaren opdracht geven inhoud te geven aan een dergelijke regeling in de beleidsvoorbereidende fase • Eurocommissaris Kroes heeft Intel een boete opgelegd omdat dat bedrijf de Europese mededingingsregels heeft overtreden. De afwikkeling van de betaling van de boete wordt door Europese ambtenaren uitgevoerd in naam van de Europese Commissie (hier Eurocommissaris Kroes)
1
1
1
maximumscore 2 Zonder Europese Unie (Raad van Ministers van Visserij in dit geval) zouden de lidstaten kiezen voor de korte termijn. Het is een gemeenschappelijk belang van de lidstaten dat de visstand in stand blijft. Een instantie die boven de staten staat, kan hiervoor zorgen: in dit geval de Raad van de Europese Unie / Raad van Ministers. De Raad maakt afspraken hoeveel vis elke lidstaat mag vangen.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 22 juni naar Cito.
VW-1034-a-12-2-c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 139
6 Bronvermeldingen tekst 1
Folkert Jensma, NRC Handelsblad, 19 maart 2011 http://weblogs.nrc.nl/rechtenbestuur/2011/03/19/weg-met-slapjanussen/
tekst 2
Raad voor de rechtspraak; Moord, doodslag, taakstraf? Een Zembla-uitzending nader bekeken (2008)
tekst 3
Handelingen Tweede Kamer, 16 maart 2011
tekst 4
de Volkskrant, 7 augustus 2006 en http://www.joosteerdmans.nl/Weblog/minimum.html
figuur 1
Factsheets p. 6, behorend bij Lezing van Erik van den Emster (voorzitter Raad voor de rechtspraak) bij de JOVD op 20 november 2010
tekst 5
Achter de schermen. Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. naar: Frank Huysmans, Jos de Haan, Andries van den Broek, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, september 2004
tekst 6
Wilco Dekker en Thijs van Soest, de Volkskrant, 18 februari 2009
tekst 7
naar een open brief tot minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) van veertig hoofdredacteuren en uitgevers van dagbladen en tijdschriften in diverse dagbladen, 15 december 2008
tekst 8
NRC Handelsblad Weekkrant, 2 april 2003
tekst 9
Gijs de Vries, Maatschappij & Politiek, mei 2009
tekst 10
www.consumentenbond.nl, geraadpleegd 20 juni 2009
tekst 11
www.basbelder.eu (site van CU/SGP voor Europese verkiezingen), 15 mei 2009 (geraadpleegd 23 mei 2009)
VW-1034-a-12-2-c
18
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 140
Correctievoorschrift VWO
2011 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen maatschappijleer
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-11-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 141
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-11-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 142
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 85 scorepunten worden behaald.
VW-1034-a-11-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 143
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 De functies van politieke partijen 1
maximumscore 4 Andere functies van politieke partijen zijn: −
Aggregatie- of integratiefunctie Eén van de volgende citaten: • “(…) de afweging van verschillende meningen en belangen in een coherente visie op de publieke zaak.” (regels 10-13 van tekst 1) • “Waar vroeger politieke partijen de georganiseerde - verzuilde samenleving representeerden staan zij nu voor de opgave een gefragmenteerde samenleving van gefragmenteerde burgers te representeren en dat is lastig.” (regels 47-53)
−
Selectiefunctie of rekruteringsfunctie Eén van de volgende citaten: • “Zo hebben veel politieke partijen vooral op lokaal niveau steeds meer moeite met het vinden van geschikte kandidaten voor (lokale) lijsten.” (regels 22-25) • “Hoe dan ook is het voortbestaan van de representatieve democratie niet denkbaar zonder politieke partijen waarin geregistreerde leden en donateurs reële invloed uit kunnen oefenen op (het programma), kandidatenlijsten en de keuze van de partijleider.” (regels 71-77) • “Die donateurs moeten dan wél reële invloed uit kunnen oefenen op het programma, kandidatenlijsten en de keuze van de partijleider.” (regels 88-91)
−
Participatiefunctie Eén van de volgende citaten: • “Het ledental van politieke partijen is tussen 1993 en 2003 met ruim 17 procent gedaald. Anno 2009 is nog slechts 2,5 procent van de kiesgerechtigden lid van een politieke partij en naar schatting is circa vijftien procent daarvan binnen de politieke partij in enigerlei vorm actief, …” (regels 32-39) • “Hoe dan ook is het voortbestaan van de representatieve democratie niet denkbaar zonder politieke partijen waarin geregistreerde leden en donateurs reële invloed uit kunnen oefenen op het programma, kandidatenlijsten en de keuze van de partijleider.” (regels 71-77)
VW-1034-a-11-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 144
Vraag
Antwoord
−
Scores
Articulatiefunctie (Ook goed: representatiefunctie of agenderingsfunctie, zie blz. 27 en 29 uit rapport ‘Democratie vereist partijdigheid van de Raad voor het openbaar bestuur’, 2009) Eén van de volgende citaten: • “Partijen zijn hun ‘alleenrecht’ op de representatie van het volk kwijtgeraakt. Het gaat om het aan de orde stellen en benoemen van vraagstukken die in de samenleving leven: het oppakken van de problemen en preferenties van groepen in de bevolking, de politieke partij als ‘oog en oor’ van de samenleving.” (regels 54-62) • “Waar vroeger politieke partijen de georganiseerde - verzuilde samenleving representeerden staan zij nu voor de opgave een gefragmenteerde samenleving van gefragmenteerde burgers te representeren en dat is lastig.” (regels 47-53) • “Hoe dan ook is het voortbestaan van de representatieve democratie niet denkbaar zonder politieke partijen waarin geregistreerde leden en donateurs reële invloed uit kunnen oefenen op het programma, …” (regels 71-76)
per juiste functie met bijbehorend juist citaat 2
1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist citaat zijn (één van de volgende) : − “Zo hebben veel politieke partijen vooral op lokaal niveau steeds meer moeite met het vinden van geschikte kandidaten voor (lokale) lijsten.” (regels 22-25) − “Het ledental van politieke partijen is tussen 1993 en 2003 met ruim 17 procent gedaald. Anno 2009 is nog slechts 2,5 procent van de kiesgerechtigden lid van een politieke partij en naar schatting is circa vijftien procent daarvan binnen de politieke partij in enigerlei vorm actief” (regels 32-39) Voorbeeld van een juiste uitleg is: − Bij politieke cultuur gaat het om opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen die in een samenleving bestaan over politiek. Uit de verminderde bereidheid van burgers om zich kandidaat te stellen voor verkiezingslijsten of uit daling van de belangstelling voor het lidmaatschap van een politieke partij kan men opmaken dat de houding ten opzichte van de politiek is gewijzigd. voor een juist citaat met een juiste uitleg
VW-1034-a-11-1-c
5
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 145
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 Klimaatconferentie in Kopenhagen 3
maximumscore 3 a • Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Het bereiken van een bindend akkoord over klimaatbeheersing is een gemeenschappelijk belang van alle staten op de langere termijn. Voor het realiseren van dit belang dienen staten offers te brengen. Maar het nemen van dergelijke maatregelen kan ten koste gaan van de belangen van staten op korte termijn (economische groei / goede concurrentiepositie). Daarom handelen staten rationeel om niet mee te werken; ze zijn geneigd de voorkeur te geven aan hun individuele korte termijn belangen boven gemeenschappelijke lange termijn belangen. − Individuele landen zullen geneigd zijn niet mee te doen aan een gezamenlijk akkoord omdat ze dat meer oplevert dan wel mee te doen. Want als de andere landen zich wel inzetten, gaat het klimaat er voor de landen die niet meedoen, er ook op vooruit. Als veel landen de redenering zouden volgen dat niet meedoen meer oplevert dan wel meedoen (of verwachten dat veel landen deze redenering zullen gaan volgen en daarom zelf ook niets zullen doen), dan komt er van een gemeenschappelijke aanpak niets terecht. b •
4
Citaat: “Ze willen echter wel gelijk oversteken.” (regel 64) (Landen willen de zekerheid dat andere landen zich niet gedragen als ‘free rider’.)
2
1
maximumscore 4 • In de Verenigde Staten
0
Uitleg relatie regering − parlement in Nederland Voorbeeld van een juist antwoord is: • In het Nederlands parlementair stelsel kan de regering / het kabinet niet regeren zonder het vertrouwen van de (meerderheid van de) gekozen volksvertegenwoordiging. / Een kabinet in Nederland berust op een regeerakkoord tussen partijen die gezamenlijk de meerderheid in de Kamer hebben. Plannen van het kabinet − in dit geval voorstellen om broeikasgassen terug te dringen − zullen in de regel worden gesteund door de regeringspartijen die een meerderheid hebben in de Tweede Kamer. De regeringspartijen zullen meestal zwichten voor de dreiging van het kabinet met aftreden en het risico van nieuwe verkiezingen
2
VW-1034-a-11-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 146
Vraag
5
Antwoord
Scores
Uitleg relatie president/regering − parlement in de VS Voorbeeld van een juist antwoord is: • In de VS (dat een presidentieel stelsel heeft) is de president het hoofd van de regering. De president − die de uitvoerende macht heeft − wordt direct gekozen door het volk. (Hij beschikt over een eigen mandaat en verantwoordingsplicht naar zijn kiezers.) Om zijn verkiezingsbeloftes − in dit geval reductie van broeikasgassen − te realiseren, heeft de president de steun nodig van de meerderheid van het Congres (het Huis van Afgevaardigden en de Senaat). Het Congres, ook direct gekozen door het volk, is als wetgevende macht strikt gescheiden van de president. De vertegenwoordigers in het Congres van de eigen partij van de president zullen rekening houden met de belangen en opvattingen van de eigen kiezers en minder boodschap hebben aan het partij- of presidentieel belang. De vertegenwoordigers in het Congres willen graag weer herkozen worden. Dit betekent dat de plannen van de president niet vanzelfsprekend kunnen rekenen op een goedkeuring van het Congres / Bij een conflict tussen de president en het Congres kan de president niet de volksvertegenwoordiging naar huis sturen en daarmee aansturen op nieuwe verkiezingen voor het Congres. (Omgekeerd kan het Congres bij politieke meningsverschillen de president niet naar huis sturen.) Door het ontbreken van bovenstaand machtsmiddel kan de president niet de meerderheid van het Congres dwingen zijn plannen te aanvaarden
2
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: a • De besluitvorming binnen de Europese Unie heeft plaats via intergouvernementele besluitvorming en supranationale besluitvorming
1
b •
VW-1034-a-11-1-c
Op het gebied van milieu (maar ook op dat van economisch en monetair beleid, interne markt, landbouw etc.) is sprake van supranationale besluitvorming. Dit bevordert slagvaardiger optreden omdat bij supranationale besluitvorming één lidstaat of enkele lidstaten voorstellen van beleid niet kan of kunnen tegenhouden, terwijl dat bij intergouvernementele besluitvorming wel kan zoals op het terrein van het Europees buitenlands beleid en vrede en veiligheid. (Op deze terreinen is bij besluitvorming unanimiteit van de lidstaten vereist.)
7
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 147
Vraag
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Omgevingsfactoren (twee van de volgende): −
relaties van de EU met andere niet-EU-landen Citaat (één van de volgende): • “Een van de belangrijkste recente impulsen voor klimaatbeleid in Europa was, denk ik, dat Rusland de gaskraan naar Oekraïne heeft dichtgedraaid.” (regels 59-63) • “Dan kunnen we niet tegen ontwikkelingslanden zeggen: nu moeten jullie arm blijven om het probleem op te lossen.” (regels 87-90)
−
ontwikkelingen binnen de EU zelf Citaat (één van de volgende): • “We hebben klimaatverandering − dankzij de wetenschap − een jaar of vijftien geleden ontdekt als serieus probleem.” (regels 8083) • “Maar toen had het Westen al honderd jaar van industriële ontwikkeling en vervuiling achter de rug.” (regels 83-85) • “Wij zijn rijk geworden terwijl het probleem nog niet bestond.” (regels 85-87)
−
wetenschappelijke ontwikkeling Citaat: “We hebben klimaatverandering − dankzij de wetenschap − een jaar of vijftien geleden ontdekt als serieus probleem.” (regels 80-83)
−
economische ontwikkeling Citaat (één van de volgende): • “Maar toen had het Westen al honderd jaar van industriële ontwikkeling en vervuiling achter de rug.” (regels 83-85) • “Wij zijn rijk geworden terwijl het probleem nog niet bestond.” (regels 85-87)
−
industriële ontwikkeling Citaat: “Maar toen had het Westen al honderd jaar van industriële ontwikkeling en vervuiling achter de rug.” (regels 83-85)
per juiste omgevingsfactor met een juist citaat
VW-1034-a-11-1-c
8
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 148
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Voorbeelden van niet-gouvernementele organisaties (één van de volgende): − Greenpeace − Amnesty International − multinationals als oliemaatschappijen
1
Opmerking Meestal wordt de term niet-gouvernementele organisatie gereserveerd voor een niet-commerciële organisatie die een politiek of maatschappelijk doel nastreeft. • − − − − − 8
Voorbeelden van intergouvernementele organisaties (één van de volgende): klimaatbureau van de VN de Europese Unie regionale organisatie als Asia-Pacific Economic Cooperation de Wereldbank Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)
1
maximumscore 3 a Voorbeeld van een juist antwoord is: • In het postklassieke beeld van de internationale orde spelen staten nog altijd een prominente rol, maar hun speelruimte of macht wordt beperkt door andere actoren zoals niet-gouvernementele en intergouvernementele organisaties en factoren als globalisering en besef van mondiale problemen. De internationale orde is een web van interdependente staten: staten zijn afhankelijk van elkaar en van andere actoren om wereldproblemen op te kunnen lossen b • −
−
VW-1034-a-11-1-c
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): Een niet-gouvernementele organisatie als Greenpeace oefent invloed uit op internationale fora en (VN-)conferenties waarin beslissingen worden genomen over welvaart en welzijn van miljoenen mensen. Intergouvernementele organisaties, zoals het klimaatbureau van de VN, hebben in de loop der jaren unieke kennis, ervaring en gezag/legitimiteit verworven, waardoor hun vermogen tot het oplossen van grensoverschrijdende problemen onontbeerlijk is geworden.
9
2 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 149
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Een theoretisch model betreffende de productie van sensatie in televisienieuws 9
maximumscore 3 Functies van de media in het politieke proces (drie van de volgende): −
de informatiefunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: In een democratie moeten burgers een verantwoorde keuze kunnen maken tussen verschillende partijen bij verkiezingen, kunnen deelnemen aan allerlei vormen van politieke participatie, een mening kunnen vormen over politici, bestuurders/bewindslieden, politieke partijen of over allerlei politieke kwesties. Daarom dienen burgers de beschikking te hebben over voldoende en betrouwbare informatie over het functioneren van onder andere de overheid, politici, bestuurders, en standpunten van politici.
−
de controle- of waakhondfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: De media dienen tekortkomingen in het overheidsbeleid en het niet goed functioneren van politici en gezagsdragers op een journalistiek verantwoorde manier te brengen en aan de kaak stellen. De geïnformeerde burger kan zo volwaardig kennisnemen van het politieke proces.
−
de commentaar- / opiniërende functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Via de media komen burgers in aanraking met kritische commentaren en meningen over maatschappelijke en politieke kwesties. Burgers kunnen desgewenst ook een bijdrage leveren aan het publieke debat.
−
de agendafunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: De media attenderen burgers op belangrijke maatschappelijke verschijnselen waardoor burgers het belangrijk gaan vinden dat deze verschijnselen door de politiek worden aangepakt: publieke agenda.
−
de spreekbuisfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Via de media geven burgers/organisaties hun eisen en wensen door aan het grote publiek en de politiek.
VW-1034-a-11-1-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 150
Vraag
Antwoord
−
10
de onderzoeksfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Journalistiek graafwerk naar verborgen aspecten van beleid en besluitvorming draagt bij aan bewustwording en meningsvorming onder het publiek.
per juiste functie met juiste uitleg
1
maximumscore 2 a • populaire massakranten en kwaliteitskranten/kaderkranten
1
b •
11
Scores
In populaire kranten is er veel aandacht voor (bijvoorbeeld twee van de volgende): amusement, human-interest en criminaliteit in de berichtgeving. Kwaliteitskranten worden meer gekenmerkt door (bijvoorbeeld twee van de volgende): een zakelijke berichtgeving, beleidsinformatie, uitgebreider nieuws over binnenlandse en buitenlandse politiek, minder nieuws over BNers, filmsterren en criminele zaken
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: Ontzuiling • Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw voelden steeds meer mensen (mede door secularisering en individualisering) zich minder gebonden aan de eigen levensbeschouwelijke of maatschappelijke groep. Daardoor verliezen de traditionele omroepen hun vaste leden en hebben zij geen groot ledenbestand / vast kijkerspubliek meer
1
Commercialisering en samenhang • Mede door het verliezen van de natuurlijke achterban van de tradionele omroepen zijn de omroepen publieksgerichter geworden en is de concurrentie tussen de omroepen toegenomen (streven naar meer kijkers en leden, meer uitzenden van programma’s voor het grote publiek, oprichting TROS in 1966). De komst van commerciële omroepen vanaf 1990 versterkt de ontzuiling: het 'u vraagt, wij draaien' beginsel van commerciële zenders zuigt kijkers weg van de publieke omroepen. Verschillende commerciële zenders komen met nieuwsprogramma’s (over Nederlandse onderwerpen) die om hoge kijkcijfers te halen meer sensationeel getinte nieuwsitems bevatten. De concurrentie tussen de publieke omroepen en commerciële zenders neemt toe en deze concurrentie heeft geleid tot meer sensatie in het televisienieuws
2
VW-1034-a-11-1-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 151
Vraag
12
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: − Stap 1. De variabelen van het onderzoek: ‘concurrentiedruk in landen/landsdelen’ en ‘sensatie in het televisienieuws’, moeten worden geoperationaliseerd. of Indicatoren worden vastgesteld van de variabelen ‘concurrentiedruk in landen/landsdelen’ en ‘sensatie in het televisienieuws’ om deze te kunnen meten. − Stap 2. Er moet een representatieve steekproef genomen worden van het aantal nieuwsuitzendingen van de publieke en commerciële omroepen in Nederland, Vlaanderen, Wallonië en Frankrijk. − Stap 3. Daarna wordt geanalyseerd of de landen met een lage concurrentiedruk (significant) anders scoren op (de indicator van) de mate van sensatie in het televisienieuws dan de landen met een hoge concurrentiedruk. − Stap 4. Op basis van de uitkomsten van die scores kan er worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van een (significante) samenhang tussen beide onderzoeksvariabelen en kan de hypothese worden aangenomen of verworpen. per juiste stap
13
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − streven naar objectiviteit / onpartijdigheid in de berichtgeving − toepassen van hoor en wederhoor − scheiden van feiten en meningen − gebruikmaken van meerdere, van elkaar onafhankelijke informatiebronnen − checken van het nieuws indien drie antwoorden juist indien twee antwoorden juist indien één antwoord juist
VW-1034-a-11-1-c
2 1 0
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 152
Vraag
14
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): −
Twee uitgangspunten: het bewerkstelligen van pluriformiteit in de informatievoorziening en kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie. Uitleg: De ideeën van diverse levensbeschouwelijke en maatschappelijke stromingen moeten in voldoende mate aan bod komen in het mediaaanbod, waaronder in de nieuwsvoorziening. Meer op sensatiegericht nieuws of actualiteitenprogramma’s zijn dan mogelijk, maar rekening houdend met de diversiteit van onder de bevolking levende interesses zullen diverse omroeporganisaties met kwalitatief goede informatieve programma’s komen. Het uitgangspunt om te zorgen voor kwalitatieve informatievoorziening remt dat sensatie in het nieuws de overhand krijgt.
−
Twee uitgangspunten: democratie en kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie. Uitleg: De overheid wil een publieke omroep die kwalitatief hoogwaardige programma’s (en een pluriform aanbod van programma’s en informatie brengen). Deze uitgangspunten worden gezien als een voorwaarde voor een goed functionerende democratische samenleving. Het uitgangspunt te zorgen voor kwalitatieve hoogwaardige informatievoorziening impliceert dat vervlakking of sensatie in het nieuws wordt tegengegaan.
voor twee juiste uitgangspunten voor een juiste uitleg
1 1
Opgave 4 Verklaringen voor daling van de criminaliteit 15
maximumscore 2 a de sociaal-economische benaderingswijze • Voorbeelden van verklarende vragen (één van de volgende): − Is er een verband tussen verkleinen van de inkomensongelijkheid en daling van de criminaliteit? − Leidt de daling van de werkloosheid tot een vermindering van de criminaliteit?
VW-1034-a-11-1-c
13
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 153
Vraag
Antwoord
b • − − −
16
Scores
de sociaal-culturele benaderingswijze Voorbeelden van beschrijvende vragen (één van de volgende): Welke opvattingen hebben politici / politieke partijen / criminologen over de oorzaken van de daling van criminaliteit? Is de daling van criminaliteit gepaard gegaan met een afname in de onveiligheidsgevoelens onder burgers? Wat is de waardering van burgers met betrekking tot het optreden van justitie/politie?
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Politiestatistieken zijn gebaseerd op de aangiften van slachtoffers van delicten en door de politie zelf geconstateerde delicten. Veel criminaliteit blijft verborgen voor de politie omdat lang niet alle slachtoffers aangifte doen. − De ontwikkeling van veelvoorkomende criminaliteit in politiestatistieken kan worden vertekend door veranderingen in de aangiftebereidheid. − De politie kan over de jaren heen haar prioriteiten verleggen, daardoor kunnen af- en toenames van delicten in de politiestatistieken ook toegeschreven worden aan verschillen in opsporingsinspanning. − De politie kan over de jaren heen haar registratie van veelvoorkomende criminaliteit/misdrijven veranderen door een delict in een andere categorie te plaatsen. − Bevolkingsgroei of -afname kan van invloed zijn op de politiestatistieken. De politiecijfers moet men afzetten tegen de bevolkingsgroei. (De bevolkingsomvang wordt wel vaak gepresenteerd bij de politiecijfers.) per juist antwoord
17
1
1
maximumscore 2 a Voorbeeld van een juist antwoord is: • Wordt datgene waarvan het de bedoeling is dat het wordt gemeten, ook daadwerkelijk gemeten? Zijn de resultaten van het onderzoek een afspiegeling van de werkelijkheid? b • Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Voor de respondenten moet er geen misverstand zijn over de betekenis van de verschillende delicten in de enquêtevragen. − De enquête bevat vragen die meten wat de onderzoekers willen weten, namelijk de door de bevolking ondervonden delicten in een bepaald jaar.
VW-1034-a-11-1-c
14
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 154
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 9 Bindingstheorie • De maatschappelijke ontwikkelingen die met de bindingstheorie in verband kunnen worden gebracht: (één van de volgende): − voortijdige schoolverlating (zonder startkwalificatie) (regels 71-72) − de toename van ontbinding van relaties (regels 73-74) − de stijging van het aantal kinderen dat onder toezicht wordt gesteld (regels 74-75) •
1
Uitleg voor “voortijdige schoolverlating zonder startkwalificatie (regels 71-72): Deze ontwikkeling is een indicator van een afname van binding met belangrijke maatschappelijke instituties. Volgens de bindingstheorie zorgen bindingen met school en bindingen met werk ervoor dat jongeren veel te verliezen hebben als zij zich crimineel gaan gedragen en daardoor bestraft worden. De bindingen met school en werk remmen zo de neiging tot crimineel gedrag
2
of • Uitleg voor de toename van ontbinding van relaties (regels 73-74) of de stijging van het aantal kinderen dat onder toezicht wordt gesteld (regels 74-75): Deze ontwikkelingen zijn indicatoren van een afname van stabiele gezinsbanden. Volgens de bindingstheorie zorgen hechte relaties met ouders, familie (en vriendenkring) ervoor dat jongeren veel te verliezen hebben als zij zich niet aan de heersende waarden en normen houden. De bindingen met ouders en/of familie remmen de neiging tot crimineel gedrag
2
Theorie van de subculturele benadering(en) • De maatschappelijke ontwikkeling die met de theorie van de subculturele benadering in verband kan worden gebracht, is de moeizame verbetering van de positie van tweede generatie allochtonen (regels 67-69) • Uitleg Subculturele benaderingen en maatschappelijke ontwikkeling. Subculturele benaderingen in de criminologie leggen de nadruk op conflicten tussen de dominante cultuur van de meerderheid en (sub)culturen van groepen die daar geen deel van (willen of kunnen) uitmaken. Groepen die niet (volledig) geïntegreerd zijn in de samenleving zoals verschillende niet-westerse allochtone groepen, krijgen te maken met allerlei interventies van instanties in hun privéleven, onheuse bejegeningen en vooroordelen. Aan de hieruit voortvloeiende gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid op individueel niveau kunnen binnen een collectieve subcultuur, verzet en weerspannigheid ontstaan. Dit verzet tegen de dominante cultuur kan zich ook uiten in het vertonen van crimineel gedrag
VW-1034-a-11-1-c
15
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 155
Vraag
Antwoord
Scores
Gelegenheids- of rationele-keuzetheorie • Citaat uit de tekst dat in verband kan worden gebracht met deze theorie: “In reactie op groeiende (angst voor) criminaliteit kunnen burgers beschermingsmaatregelen nemen. Zo kan een goed slot de kans op succes van een poging tot diefstal verkleinen of in ieder geval de kosten ervan verhogen.” (regels 96-102) • Uitleg: De gelegenheids- of rationele-keuzetheorie zegt dat het plegen van een bepaald misdrijf afhangt van de taxatie van kosten en baten. Worden de baten hoger geschat dan de kosten, dan zullen daders eerder geneigd zijn tot het plegen van een delict, bijvoorbeeld inbraak of diefstal. De in de tekst vermelde toegenomen ‘private preventie’ zorgt ervoor dat het voor potentiële daders moeilijker wordt crimineel succes te behalen. De kosten worden hoger en/of de baten worden lager
1
2
Opmerking Voor een juiste koppeling van theorie met een juist citaat, telkens 1 scorepunt toekennen en voor een juiste uitleg van het verband tussen maatschappelijke ontwikkeling en de theorie, telkens 2 scorepunten toekennen. 19
20
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Kabinetten met CDA en VVD leggen in het veiligheidsbeleid meer de nadruk op het handhaven van de rechtsregels en een repressieve aanpak; een kabinet met PvdA legt de nadruk op de maatschappelijke context van crimineel gedrag en de preventieve aanpak • De VVD schrijft criminaliteit meer toe aan rationele keuzes van individuen die de morele orde van de samenleving ondermijnen. Strenge wetten en straffen moeten mensen afhouden van criminaliteit • Het CDA benadrukt het verminderd waarden- en normbesef onder burgers en wijst ter voorkoming van criminaliteit op het belang van gezin, school en andere maatschappelijke verbanden • De PvdA legt de nadruk op de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit / structurele onrechtvaardigheid van de samenleving. Verbeteren van de maatschappelijke omstandigheden van de mensen draagt bij aan het voorkomen van criminaliteit maximumscore 4 a • De uitvoerende macht
VW-1034-a-11-1-c
1
1
1
1
1
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 156
Vraag
Antwoord
b • −
−
−
−
−
Scores
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): Het kabinet (de ministers van Justitie en/of van Binnenlandse Zaken) is (collectief) (zijn) verantwoordelijk voor de uitvoering van het veiligheidsbeleid zoals weergegeven in de Veiligheidsprogramma’s van 2002 en 2007. De politie heeft als taak: handhaven van de openbare orde. verwijzing naar de tekst: “Strenger en gerichter politieoptreden” (regel 122 of regels 122-136); De politie heeft als taak: opsporen van strafbare feiten. Verwijzing naar de tekst: “Intensivering van opsporing” (regel 137) of “De politie moet minder zaken met een opsporingsindicatie laten liggen.” (regels 139-140) Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de politietaak: opsporen van strafbare feiten. Verwijzing naar de tekst: “In de periode 2002-2006 moest het jaarlijkse aantal naar het Openbaar Ministerie doorgestuurde verdachten met 40.000 omhoog.” (regels 140-144) Het Openbaar Ministerie heeft als taak: vervolging van strafbare feiten. Verwijzing naar de tekst: “Om de werkdruk van de rechterlijke macht niet verder te verhogen moet het OM meer zaken zelf afdoen.” (regels 151-154)
3
Opmerking Aan een juist antwoord steeds 1 scorepunt toekennen. 21
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Wat betreft onafhankelijkheid is het in een rechtsstaat belangrijk dat de rechter de burger kan beschermen tegen de overheid als deze haar macht misbruikt. / In geschillen tussen burger en overheid moet de burger kunnen rekenen op een onafhankelijke rechter • Wat betreft onpartijdigheid is het belangrijk dat de burger ervan op aan kan dat de rechtspraak is gebaseerd op rechtsregels en niet afhankelijk is van persoonlijke opvattingen/voorkeuren van de rechters. / Burgers moeten in een rechtsstaat kunnen vertrouwen op een eerlijk proces en onpartijdige rechterlijke beslissingen
VW-1034-a-11-1-c
17
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 157
Vraag
Antwoord
Scores
22
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Er is sprake van de tegenstrijdigheid bij de burger die enerzijds een maximum aan vrijheid voor zichzelf opeist, maar anderzijds een krachtdadig optreden van de overheid verlangt om de negatieve gevolgen van die vrijheid in te dammen. − De huidige maatschappelijke cultuur vraagt een grote individuele vrijheid maar het individu verlangt van de overheid dat deze maximale collectieve veiligheid levert. Het garanderen van maximale collectieve veiligheid kan niet zonder aantasting van individuele rechten. − Ondanks het feit dat het in Nederland volgens de criminaliteitscijfers veiliger wordt, denken de burgers dat de criminaliteit toeneemt en dat mensen zich steeds onveiliger voelen.
23
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De maatregelen uit het Veiligheidsprogramma dat jongeren sneller een aantal dagen moeten vastzitten en dat hun eigendommen eerder verbeurd worden verklaard (regels 149-151), zijn in lijn met de uitgangspunten van de Klassieke School. De Klassieke School gaat uit van een rationeel handelende mens die verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Crimineel gedrag laat hij afhangen van de afweging van de voordelen van een criminele handeling tegen de nadelen dat wil zeggen van de hoogte van de straf en de pakkans. De maatregelen uit het Veiligheidsprogramma hebben immers tot doel om de nadelen van crimineel gedrag te vergroten • De maatregelen uit het Veiligheidsprogramma dat verslaafde veelplegers anderhalf jaar gerichte hulp en zorg moeten krijgen en (dat bij de berechting rekening wordt gehouden met hun gehele criminele loopbaan) (regels 164-169), zijn in lijn met de uitgangspunten van de Moderne Richting. De Moderne Richting gaat uit van een mens die grotendeels onvrij is in zijn denken en handelen. Het gedrag wordt bepaald door endogene (biologische) en exogene (bijvoorbeeld sociaal-economische) factoren. Omdat hij (gedeeltelijk) onvrij is, helpen straffen niet maar dienen maatregelen er toe dat invloeden die leiden tot het criminele gedrag geneutraliseerd worden
2
2
Opmerking Zonder een juiste beschrijving van de Klassieke School en de Moderne Richting, geen scorepunt toekennen.
VW-1034-a-11-1-c
18
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 158
Vraag
24
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Verkokering • Verkokering houdt in dat elk departement zijn eigen beleid ontwikkelt met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk zonder dit beleid in voldoende mate af te stemmen op het door andere departementen ontwikkelde beleid op dit terrein. Met een integrale aanpak wordt gepoogd onderlinge afstemming te stimuleren en verkokering tegen te gaan
1
1
Opgave 5 Onderzoek naar de relatie muziekvideo’s en opvattingen over seksuele relaties onder jongeren 25
26
maximumscore 3 a • socialiserende functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Er vindt door het kijken naar televisieprogramma’s zoals muziekvideo’s een overdracht plaats van normen, waarden, opvattingen. In de tekst wordt de vrees geuit dat jongeren een vertekend beeld krijgen van seksuele relaties b Voorbeeld van een juist antwoord is: • amuserende functie / ontspanningsfunctie / vrije tijdsbesteding Jongeren kijken vooral als ontspanning en amusement naar muziekvideo’s op televisie • sociale cohesie of verbinden Het kijken naar muziekvideo’s kan een gevoel van verbondenheid en gevoelens van erbij horen teweegbrengen. Jongeren die tot een bepaalde groep of subcultuur behoren, identificeren zich met dergelijke programma’s of optredende artiesten maximumscore 2 • Van een subcultuur Voorbeeld van een juiste uitleg is: • De ‘dominante cultuur’ is de cultuur van de groepen die in de samenleving de invloedrijkste posities innemen / is het geheel van opvattingen, waarden en normen die de meerderheid van de leden van de samenleving met elkaar delen. Een subcultuur is een levensstijl van een groep mensen die waarden, normen en symbolen ontlenen aan de dominante cultuur, maar daar gedeeltelijk ook duidelijk van afwijken of andere accenten leggen
VW-1034-a-11-1-c
19
1
1
1
0
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 159
Vraag
Antwoord
•
Scores
De muziekvideo’s sluiten aan bij jongerenculturen of tonen een levensstijl die de cultuur van jongeren beïnvloeden. Het lijkt er op dat deze video’s een beeld geven van seksuele relaties waarover vertegenwoordigers van de dominante cultuur zich zorgen maken. Die jongerenculturen geven blijk van andere waarden en normen / leggen andere accenten dan die van de dominante cultuur
1
Opmerkingen Alleen voor een juiste uitleg van een dominante cultuur en een subcultuur, 1 scorepunt toekennen. Alleen voor een juiste toepassing op muziekvideo’s, 1 scorepunt toekennen. 27
28
maximumscore 2 Uitleg van de opvatting dat muziekvideo’s een rol spelen in de vorming van opvattingen over seksuele relaties. • Wat jongeren oppikken van de muziekvideo’s en hoe zij deze interpreteren (selectieve perceptie), hangt af van de waarden, normen, opvattingen/kennis, (referentiekader) die de jongeren hebben overgenomen van hun ouders en/of sociale omgeving. Als die stereotiepe beelden van seksuele relaties in muziekvideo’s overeenkomen met waarden, normen, ervaring van de jongeren die naar muziekvideo’s kijken dan kunnen die boodschappen/beelden de opvattingen van deze jongeren versterken
1
Uitleg van de zienswijze dat er niet of nauwelijks invloed uitgaat van muziekvideo’s / videoclips. • Wat jongeren oppikken van de muziekvideo’s en hoe zij de inhouden interpreteren (selectieve perceptie), wordt bepaald door de waarden, normen, opvattingen/kennis, (referentiekader) die de jongeren reeds hebben. Als die stereotiepe beelden van seksuele relaties in muziekvideo’s niet overeenkomen met waarden, normen, ervaring van de jongeren die naar muziekvideo’s kijken, dan hebben die boodschappen/beelden een niet al te grote waarde/betekenis voor deze jongeren
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste definitie is: Volgens de ‘uses and gratifications’-benadering is het effect van de muziekvideo’s (de mediaboodschap) afhankelijk van de behoeften die mensen hebben. Mensen/jongeren kiezen voor een bepaald programma, in dit geval muziekvideo’s vanuit een bepaalde behoefte of wens. Het zien van de muziekvideo’s is een keuze die jongeren maken. Als mensen kijken, halen ze datgene uit de boodschap wat ze willen of waar ze behoefte aan hebben.
VW-1034-a-11-1-c
20
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 160
Vraag
29
Antwoord
Scores
maximumscore 1 Afhankelijke variabelen (één van de volgende): − opvattingen over de seksuele rollen van mannen en vrouwen (regels 45-46) − opvattingen over de vrijblijvendheid van seksuele relaties (regels 4950) Onafhankelijke variabelen (één van de volgende): − de kijktijd / blootstelling aan muziekvideo’s − praten met vrienden over muziekvideo’s Opmerking Alleen wanneer twee juiste variabelen (een afhankelijke en een onafhankelijke) zijn genoemd, 1 scorepunt toekennen.
30
maximumscore 1 variabele 1: kijktijd / de blootstelling aan videoclips Voorbeelden van juiste operationalisering (één van de volgende): − het aantal minuten/uren per dag/week/maand dat jongeren naar rap/hiphopvideoclips kijken. − Antwoord op de vraag ‘hoe vaak kijk je naar rap/hiphopvideoclips’, met als antwoordmogelijkheden ‘nooit – een keer per maand – een keer per week – elke dag’. of variabele 2: videoclips als gespreksonderwerp Voorbeelden van juiste operationalisering (één van de volgende): − het aantal keren / aantal minuten dat jongeren per dag/week/maand over rap/hiphopvideoclips praten. − Antwoord op de vraag ‘hoe vaak spreek je met vrienden over rap/hiphopvideoclips’, met als antwoordmogelijkheden ‘nooit – een keer per maand – een keer per week – elke dag’.
31
maximumscore 2 • De vraag is of de onderzoekers de resultaten van hun onderzoek kunnen generaliseren naar de hele populatie van Nederlandse jongeren of alle scholieren in de leeftijd van 13-18 jaar • −
VW-1034-a-11-1-c
1
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): De steekproef is beperkt tot 384 leerlingen van niet meer dan vier scholen (één vmbo, één havo, één vwo en één mbo). Het is niet aannemelijk dat de door hen gekozen scholen qua samenstelling van leerlingen overeenkomen met de leerlingenpopulatie van andere scholen in Nederland. Wanneer de steekproef representatief is voor de gehele onderzoekspopulatie (scholieren in de leeftijd van 13-18 jaar), kan iets gezegd worden over de populatie van de Nederlandse jongeren.
21
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 161
Vraag
Antwoord
−
−
Scores
Uit de tekst is niet op te maken of de vier scholen gespreid zijn over Nederland. Verder zijn meisjes/vrouwen meer vertegenwoordigd dan jongens/mannen. Om verantwoorde uitspraken te kunnen doen moet de steekproef aselect en voldoende groot zijn (waardoor alle Nederlandse scholieren tussen de 13 en 18 jaar een gelijke kans zouden hebben om in de steekproef terecht te komen). Wanneer de steekproef representatief is voor de gehele onderzoekspopulatie (scholieren in de leeftijd van 13-18 jaar), kan iets gezegd worden over de populatie van de Nederlandse jongeren. De onderzoekers hebben niet gewerkt met een representatieve steekproef uit de populatie van Nederlandse jongeren. Maar als de groep respondenten naar schooltype, leeftijd, sekse en etniciteit zeer heterogeen is en een redelijke afspiegeling is van de totale populatie dan is een generalisatie naar de hele populatie Nederlandse jongeren te verdedigen.
Opmerking De onderzoekers hebben in hun artikel beperkingen van hun onderzoek vermeld: “Een beperking van ons onderzoek is dat we niet met een representatieve steekproef uit de populatie van Nederlandse jongeren hebben gewerkt. Een tweede beperking van deze studie is dat we ons uitsluitend op videoclips hebben gericht, terwijl we andere genres en andere aanbieders van seksuele inhouden buiten beschouwing hebben gelaten.”
VW-1034-a-11-1-c
22
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 162
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
de Raad voor het openbaar bestuur (Rob), (2009). Democratie vereist partijdigheid. Politieke partijen en formaties in beweging.
tekst 2
naar: NRC Handelsblad, 16 november 2009 (hoofdredactioneel commentaar)
tekst 3
naar: NRC Handelsblad, 14 november 2009
tekst 4, 5 en figuur 1
naar: Mariska Kleemans, Anna van Cauwenberge, Leen D’Haenens en Paul Hendriks Vettehen (2008). Op zoek naar verklaringen voor sensatie in het nieuws. Een vergelijking tussen Nederlandse, Vlaamse, Waalse en Franse televisiejournaals. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, nummer 4.
tekst 6
naar: Ben Vollaard, Peter Versteegh en Jan van den Brakel (2009). Veelbelovende verklaringen voor de daling van de criminaliteit na 2002. Universiteit van Tilburg, Centraal Bureau voor de Statistiek, Politie Haaglanden.
tekst 7
naar: Hans Beentjes, Ruben Konig en Daphne Krzeszewski (2008). Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, nummer 4.
VW-1034-a-11-1-c VW-1034-a-11-1-c*
23
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 163
Correctievoorschrift VWO
2010 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen maatschappijleer
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-09.0313, 31 maart 2009, zie www.examenblad.nl). Deze regeling blijft ook na het aantreden van het College voor Examens van kracht. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
VW-1034-a-10-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 164
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
VW-1034-a-10-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 165
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 85 scorepunten worden behaald.
VW-1034-a-10-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 166
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Sensatie in het Nederlandse televisienieuws 1
2
maximumscore 3 • kwaliteitskranten/kaderkranten Uitleg • Kwaliteitskranten besteden veel aandacht aan informatie over beleid of over berichten die relevant zijn voor beleid en politiek. Onderzoek naar de aard en inhoud van televisienieuws past daarbij, omdat het van belang is voor de berichtgeving over beleid en politiek • Het zijn dagbladen die relatief veel gelezen worden door mensen met een hoge opleiding. In deze groep zitten veel lezers die geïnteresseerd zijn in beleidsinformatie en minder in human-interest. Zij hechten waarde aan een uitgebreide en onafhankelijke nieuwsvoorziening op de televisie
1
1
1
maximumscore 4 twee van de volgende: − de commentaarfunctie / opiniefunctie / opiniërende functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als de nieuwsrubrieken sensationeler worden dan zouden deze functies van de media onder druk komen te staan. Door verschraling van het nieuws / minder diepgaand nieuws kunnen burgers minder in aanraking komen met kritische commentaren en meningen over maatschappelijke politieke kwesties. Dit gaat ten koste van de vorming van de publieke opinie of bijdrage aan het publieke debat. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. − de controle- of waakhondfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als het nieuws meer gaat over human-interest, schandalen en incidenten/beelden of emoties dan is het de vraag of tekortkomingen in het overheidsbeleid en het niet goed functioneren van politici en gezagsdragers op een journalistiek verantwoorde manier gebracht worden. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. − de informatieve functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als de nieuwsrubrieken sensationeler worden, krijgen de burgers dan wel voldoende en betrouwbare informatie over het functioneren van overheid, politici, maatschappelijke organisaties, leidinggevende personen? / De kans is groot dat het nieuws meer gaat over
VW-1034-a-10-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 167
Vraag
Antwoord
−
Scores
schandalen en incidenten/beelden of emoties dan om de inhoud, achtergrond en de feiten van overheidsbeleid. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. de agendafunctie / spreekbuisfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Indien in televisienieuws de nadruk komt te liggen op amusement, human-interest, e.d. dan kunnen de burgers en politici minder informatie krijgen over maatschappelijke en politieke problemen / minder informatie krijgen over maatschappelijke eisen en wensen. Deze kwesties hebben dan minder kans om op de politieke agenda te komen. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen.
per juiste functie met juiste uitleg
2
Opmerking Wanneer alleen de functie wordt genoemd, worden geen punten toegekend. 3
maximumscore 2 • Eis van betrouwbaarheid: leveren de ‘meetinstrumenten’ bij herhaling dezelfde resultaten op? / Zouden de resultaten bij herhaling van het (op gelijke wijze uitgevoerde) onderzoek hetzelfde zijn? • Citaten uit tekst 1 (één van de volgende): − “Ik heb steekproeven genomen”, vertelt Nuijten. “Verspreid over 25 jaar hebben we dertien keer een hele week aan nieuwsitems geanalyseerd. Ik meen dat we op basis daarvan een goede indruk hebben van de inhoud van het nieuws.” (regels 61-67) − “Van tevoren getrainde derdejaars communicatiestudenten turfden daar per item welke beelden, geluiden, emoties en cameratechnieken passeerden.” (regels 69-73).
VW-1034-a-10-1-c
5
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 168
Vraag
4
5
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Eis van validiteit of geldigheid (één van de volgende): − Wordt datgene waarvan het de bedoeling is dat het wordt gemeten, ook daadwerkelijk gemeten? − De onderzoeker moet duidelijk maken hoe hij het begrip (in dit geval ‘sensatie’) heeft geoperationaliseerd; dat wil zeggen: het uitwerken van het begrip in meetbare eenheden (indicatoren). − Zijn de resultaten van het onderzoek een afspiegeling van de werkelijkheid? Met andere woorden: wordt het begrip ‘sensatie’ zoals bedoeld ook feitelijk vastgesteld/gemeten? • Citaten uit tekst 1 (één van de volgende): − “Hij stelde zestien kenmerken op van sensatie en keek of die kenmerken bij kijkers de verwachte sensatie opriepen.” (regels 44-47) (Deze kenmerken zijn de indicatoren.) − “Van tevoren getrainde derdejaars communicatiestudenten turfden daar per item welke beelden, geluiden, emoties en cameratechnieken passeerden.” (regels 69-73) − “De communicatiestudenten turfden onder meer ongelukken, rampen, branden, criminaliteit, seks en terrorisme.” (regels 91-94)
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste bezwaren zijn (twee van de volgende): − Verschraling van het programma-aanbod: relatief veel verstrooiing en oppervlakkige programma’s. − Kleine maatschappelijke groepen / etnische minderheden krijgen geen of weinig aandacht in televisieprogramma’s. − Minder of geen diepgaande programma’s (documentaires) of programma’s over ‘moeilijke’ onderwerpen. − Adverteerders hebben grote invloed op de programma’s. per juist bezwaar
6
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste regels of voorschriften uit de Mediawet zijn (twee van de volgende): − De publieke omroeporganisaties moeten programma’s maken waardoor gezamenlijk een volwaardig programma-aanbod tot stand komt (programma met onderdelen als informatie, cultuur, amusement en educatie). Dit voorkomt dat er alleen programma’s worden uitgezonden met veel verstrooiing of human-interest. − De ledengebonden omroepverenigingen moet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen / een eigen identiteit hebben. Dit moet tot uitdrukking komen in hun programma’s. / Programma’s van de omroepverenigingen moeten gericht zijn op de maatschappelijke/ culturele of geestelijke behoeften van die stroming. Dit verhindert dat bepaalde maatschappelijke en religieuze groepen geen ‘stem’ hebben in de media.
VW-1034-a-10-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 169
Vraag
Antwoord
−
Scores
De programmering van de publieke omroepen is in principe onafhankelijk van commerciële invloeden.
per juist voorschrift 7
8
9
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het publieke en politieke debat wordt steeds meer bepaald door de (technische) mogelijkheden van het medium en de toenemende druk van concurrentie tussen de media en commercie van de media, vooral bij de televisie. • Door de technische mogelijkheden kan de consument kiezen uit een groot media-aanbod. De media staan in een concurrentieverhouding met andere media en moeten de aandacht trekken van de consument. Dat doen ze door een selectie te maken van de meest opvallende nieuwsitems. De media vertonen daarbij een voorkeur voor een politicus die opvallende uitspraken doet of voor een politiek debat dat emotionele beelden, schandalen toont of dat gaat over incidenten en conflicten. De consument moet een keuze maken uit het grote aanbod en hij kiest vaak voor wat zijn aandacht trekt. Dat zijn dus de media met de opvallende (sensationele) berichtgeving. maximumscore 2 • Commerciële zenders zijn gericht op het maken van winst. Het aanbieden van meer sensationeel gerichte nieuwsitems doet naar verwachting de kijkcijfers stijgen, waardoor de inkomsten uit reclame kunnen toenemen • Taak van de publieke omroep is o.a. het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie. Het NOS Journaal dient aan deze publieke taak te voldoen, namelijk het leveren van kwalitatief goede nieuwsvoorziening. (Deze taak verdraagt zich slecht met het tonen van veel sensationele onderwerpen of het op sensationele wijze brengen van onderwerpen)
1
2
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste reden zijn (één van de volgende): − Een onafhankelijke zendgemachtigde zoals de NOS biedt de beste garantie voor een kwalitatief goede informatievoorziening. Omroepverenigingen vertegenwoordigen een bepaalde maatschappelijke stroming en zullen vanuit die identiteit nieuws selecteren en kleuren. − De NOS kent geen specifieke identiteit / geen leden; de omroepverenigingen wel. De NOS biedt daardoor de garantie voor zo’n objectief mogelijke nieuwsvoorziening.
VW-1034-a-10-1-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 170
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • met het begrip referentiekader (Het referentiekader is het geheel van ervaringen, kennis, normen, waarden, houdingen, verwachtingen van een persoon, dat van invloed is op de subjectieve waarneming van gebeurtenissen en verschijnselen.) • uitleg: Die ervaringen en gevoelens vormen een belangrijk deel van het referentiekader van de kijker. Als er meer aandacht besteed wordt aan de persoonlijke en emotionele kanten van een nieuwsverhaal dan zullen deze kanten eerder aansluiten bij de eigen ervaringen en gevoelens van de kijker. De betekenis van het nieuws komt dan makkelijker over bij de kijker. / Kijkers zullen juist die zaken onthouden die overeenkomen met hun referentiekader, in dit geval emoties en ervaringen
1
1
of • • −
−
−
11
met het begrip selectiviteit uitleg (één van de volgende): Kijkers pikken niet alles op van wat ze zien. Ze zullen juist die zaken onthouden die overeenkomen met hun referentiekader, in dit geval emoties en ervaringen. Het persoonlijk verhaal over het jongetje in de tekst trekt de aandacht van de kijker en daarmee ook de boodschap van Sarkozy. Individuen kunnen niet aan alles aandacht schenken en als iets sensationeel gebracht wordt, trekt dit de aandacht van de kijker (selectieve aandacht). Het sensatiegehalte kan er (ook) voor zorgen dat het nieuwsitem beter wordt onthouden (selectief onthouden).
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste analysevragen zijn (twee van de volgende): − Kunnen de media nog hun politieke en maatschappelijke functies goed vervullen indien sensatie in televisienieuws toeneemt en moet de overheid deze tendens tegengaan? − Is het probleem een politiek probleem? Staat het onderwerp op de politieke agenda? − Vinden politici het zorgelijk dat sensatie in het nieuws op televisie toeneemt? − Door welke bepalingen in de Mediawet wordt de kwaliteit van het NOS Journaal gegarandeerd? − Moet er een overheidsregeling komen voor het waarborgen van de kwaliteit van nieuwsrubrieken van commerciële zenders? − Wat is het belang van nieuws/nieuwsrubrieken in een democratie? per juiste analysevraag
VW-1034-a-10-1-c
1
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 171
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 De kredietcrisis 12
maximumscore 5 Het antwoord dient de volgende onderdelen te bevatten: • Globalisering houdt in dat ontwikkelingen op terreinen van economie, cultuur, media enz. zich voltrekken over landsgrenzen heen en dat daardoor landen, mensen, volkeren, culturen, gemeenschappen meer afhankelijk van elkaar zijn geworden. of een meer enge definitie: Globalisering houdt in dat de economische en financiële markten wereldwijd met elkaar verbonden zijn en dat kapitaalbewegingen zich over de hele wereld voltrekken en dat landen daardoor afhankelijk van elkaar zijn •
•
−
− −
− −
VW-1034-a-10-1-c
In het klassieke beeld van de internationale orde spelen natiestaten een eigen zelfstandige rol. Volgens dit beeld nemen staten zelfstandig besluiten over nationale en internationale kwesties. Slechts onder bepaalde voorwaarden werken de natiestaten samen. Dit beeld voldoet niet meer. Door de verwevenheid van de financiële en economische markten wereldwijd (globalisering) kunnen de natiestaten niet op eigen houtje de kredietcrisis oplossen. De speelruimte van de natiestaten is in de huidige wereldorde beperkt doordat ze met andere landen geacht worden samen te werken om mondiale vraagstukken zoals de kredietcrisis op te lossen (postklassieke beeld van internationale orde) Dat het klassieke beeld van de internationale orde niet voldoet, blijkt uit de volgende gegevens of tekstfragmenten uit tekst 2 (twee van de volgende): Omdat de internationale markten sterk met elkaar verbonden zijn, is de kredietcrisis die in de Verenigde Staten begon, naar de rest van de wereld overgeslagen. Het economische klimaat in Europa verslechterde snel. (regels 18-25) De Europees Centrale Bank heeft ingegrepen met miljarden euro’s. (regels 26-29) “In oktober 2008 bereiken de Europese ministers van Financiën van de eurolanden een principeakkoord over het instellen van een garantie op spaartegoeden in de EU voor een bedrag van minstens 50.000 euro.” (regels 55-60) “De vijftien landen van de eurozone hebben op 12 oktober afgesproken om garant te staan voor leningen tussen banken.” (regels 76-79) De twintig machtigste industrielanden werken samen binnen de G20. De EU heeft wensen ingebracht bij de G20 top in Washington. (regels 84-92)
9
1
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 172
Vraag
Antwoord
− −
Scores
De EU wil dat het IMF een versterkte centrale rol krijgt in het internationale financiële systeem. (regels 92-96) Veel landen vragen financiële ondersteuning aan bij het IMF. (regels 97-103)
Opmerking Voor elk juist gegeven uit de tekst wordt een punt gegeven, met een maximum van twee punten.
Opgave 3 Gevolg van de kredietcrisis: toetreding IJsland tot de Europese Unie 13
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een toelatingscriterium is dat een land het geheel aan regelgeving en rechtspraak van de EU aanvaardt. De regelgeving en rechtspraak van IJsland komen waarschijnlijk al meer overeen met die van de EU dan de regelgeving en rechtspraak van Turkije en Macedonië. − Toelatingscriterium is dat een land democratische instellingen heeft en een rechtsstaat is. IJsland voldoet hieraan zeker; met betrekking tot Turkije en Macedonië bestaat er over deze criteria nog enige zorg. − Toelatingscriterium is dat een land de mensenrechten eerbiedigt. Turkije is in het verleden regelmatig op de vingers getikt door de Raad van Europa / het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, omdat het land bepaalde mensenrechten heeft geschonden. − Toelatingscriterium is dat een land minderheden beschermt. Er is regelmatig discussie of landen in de Balkan en Turkije voldoende doen om de rechten van minderheden (bijvoorbeeld Koerden, Grieken) te beschermen. per juist antwoord
14
1
maximumscore 3 • Het dilemma is meewerken aan de Europese integratie versus het behoud van de eigen nationale autonomie • Toenemende marktintegratie en Europese samenwerking hebben voor een lidstaat voordelen als het vergroten van de welvaart, financiële stabiliteit en economische groei. Beslissingen over Europese regelgeving en beleid worden in Brussel genomen en gaan ten koste van de eigen nationale autonomie • In de tekst is dit dilemma zichtbaar: IJsland zal het alleenrecht om in de zee rondom IJsland te mogen vissen waarschijnlijk moeten opgeven (regels 45-49). Als lid biedt de Europese samenwerking voor IJsland voordelen, zoals financiële stabiliteit
VW-1034-a-10-1-c
10
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 173
Vraag
15
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Twee van de volgende rechten: − IJslandse burgers hebben het recht om vrij in elke lidstaat te werken of te wonen. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij actief en passief kiesrecht bij verkiezingen voor het Europees Parlement. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, krijgen zij toegang tot de sociale zekerheid in andere lidstaten (dit is in de praktijk nog lang niet doorgevoerd). − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, kunnen zij in een land dat geen lid is van de Europese Unie diplomatieke en consulaire bescherming krijgen van elke EU-staat. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij het recht om hun beklag te doen bij de Europese Ombudsman als zij menen dat hun rechten niet worden geëerbiedigd. − IJslandse burgers kunnen zich tot het Europese Hof richten als bijvoorbeeld hun ‘Europese rechten’ worden geschaad door hun eigen overheid. per juist recht
1
Opgave 4 Politieke besluitvorming: de waarde van opiniepeilingen 16
maximumscore 3 Het antwoord dient de volgende elementen te bevatten: • Het Nederlandse kiesstelsel is een kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging. / Het aantal zetels dat een partij behaalt in de Tweede Kamer is evenredig met het op deze partij uitgebrachte aantal (geldige) stemmen. / Het is een kiesstelsel zonder kiesdrempel • Dit heeft tot gevolg dat er veel politieke partijen vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer en dat tot nu toe geen enkele partij in de praktijk de meerderheid heeft. Partijen moeten dan ook een regeringscoalitie vormen om de steun van de meerderheid in de Kamer te verwerven • Dat Tweede Kamerfracties een coalitie moeten maken voor een meerderheid in de Kamer, maakt strategisch stemmen van belang. Kiezers die strategisch stemmen, stemmen dan niet op de partij van hun eerste voorkeur, maar steunen de (ideologisch verwante) partij die ze graag in de regering willen hebben of steunen die partij die de grootste moet worden en bij regeringsdeelname de minister-president kan leveren
VW-1034-a-10-1-c
11
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 174
Vraag
17
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van strategisch stemmen op grond van tabel 1. De politieke standpunten van een kiezer komen inhoudelijk het meest overeen met de SP. Hij/zij ziet dat deze partij in de peilingen daalt en verwacht dat de SP weinig kans heeft om deel te nemen aan een regeringscoalitie. Hij/zij wil toch graag een zo’n links mogelijk kabinet. De PvdA stijgt in de peilingen en heeft zelfs kans om de grootste partij te worden (en daardoor de minister-president te kunnen leveren). In de laatste peiling (week 4) hebben PvdA en CDA samen 85 zetels, ruim voldoende om een regeringscoalitie te vormen. Linkse partijen hebben geen meerderheid in de laatste peilingen (samen 62). De persoon stemt daarom op de PvdA om de kans op regeringsdeelname van die partij te vergroten. Opmerking Andere voorbeelden van strategisch stemmen zijn ook mogelijk en goed te rekenen, bijvoorbeeld de keus tussen CDA en VVD of de keus tussen GroenLinks en PvdA. Voorbeelden: Als een CDA-PvdA coalitie waarschijnlijk is, kan dat een motief voor potentiële VVD-kiezers zijn om CDA te stemmen, zodat het CDA in ieder geval de minister-president levert en de invloed van de PvdA enigszins beperkt wordt; omgekeerd zullen in een dergelijke situatie een aantal SPen GroenLinks-sympathisanten besluiten PvdA te stemmen.
18
maximumscore 2 • Met monisme Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Het beleid voor de komende jaren wordt vastgelegd in een regeerakkoord dat door de regeringspartijen wordt gesloten. Deze partijen hebben samen de meerderheid in het parlement en zij zullen door fractiediscipline en overleg tussen fractieleiders van coalitiepartijen ervoor zorgen dat alle door het kabinet bedachte plannen worden aangenomen. Voorstellen van de oppositiepartijen maken weinig kans om aangenomen te worden. Deze praktijk komt overeen met monisme
VW-1034-a-10-1-c
12
0
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 175
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • confessionele stroming
1
Opmerking Het antwoord ‘christendemocratische stroming’ moet fout gerekend worden. • − − − −
•
20
De uitleg dient één van de volgende elementen over de SGP te bevatten: De SGP neemt de Bijbel als leidraad voor politiek handelen. Voor de SGP is de Bijbel de basis van waaruit politieke standpunten worden bepaald en discussies gevoerd. (website SGP.nl) De SGP richt zich op een (streng) christelijke achterban. De SGP heeft principieel christelijke kiezers. De SGP heeft daardoor een hechte en trouwe achterban. Het CDA gaat uit van democratische waarden en gebruikt het Evangelie als grondslag en inspiratiebron bij het zoeken naar oplossingen voor hedendaagse problemen. De partij ziet zichzelf als een volkspartij, met steun onder alle bevolkingsgroepen. (“Wij zijn er niet voor de belangen van één bepaalde bevolkingsgroep, sociale klasse of godsdienst.”, website CDA.nl) Door een grondslag die door een breed publiek gedragen wordt, wisselt de steun van de kiezers voor het CDA afhankelijk van de publieke opinie en/of waardering van het kabinetsbeleid
maximumscore 2 • Linkerkant van de links–rechtsschaal: − SP − GroenLinks − PvdA
1
1
1
Opmerking Ook te verdedigen is: ChristenUnie. Voorbeeld van een juist antwoord van de sociaaleconomische betekenis van begrip ‘links’ is: • Economische vrijheid moet aan banden worden gelegd door de overheid om sociale ongelijkheid te beperken/verminderen. De genoemde politieke partijen voldoen aan deze sociaaleconomische betekenis
VW-1034-a-10-1-c
13
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 176
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende: − Rekruterings-/selectiefunctie: het werven en selecteren van kandidaten voor de Tweede Kamer / bepalen wie de lijsttrekker wordt. − Aggregatiefunctie/integratiefunctie: formuleren van een verkiezingsprogramma door het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen / door integratie van wensen met de eigen (ideologische) uitgangspunten. − Articulatiefunctie: het naar voren brengen van eisen en wensen van leden/kiezers. − Participatiefunctie: burgers interesseren om deel te nemen aan de verkiezingen / kiezers oproepen om lid te worden / kiezers oproepen om mee te doen aan verkiezingscampagne van een partij. − Socialisatiefunctie: tijdens de verkiezingscampagne kunnen leden en kandidaten meedoen aan scholingsactiviteiten die de partij organiseert. − Communicatiefunctie: communicatie tussen kandidaten en kiezers. per juiste functie en toelichting
22
23
1
maximumscore 2 • Framing houdt in dat gebeurtenissen en feiten op een bepaalde manier worden gepresenteerd en geïnterpreteerd door journalisten • Winnaars-verliezers frame / conflictframe. In de berichtgeving over de verkiezingscampagne wordt het nieuws geplaatst en geïnterpreteerd in het kader van de vraag wie er heeft gewonnen en verloren in de peilingen en niet in het kader van de inhoud van het debat
1
1
maximumscore 2 Het onderzoek is gebaseerd op een betrekkelijk kleine steekproef. Wellicht te klein om daar conclusies aan te verbinden. Bijvoorbeeld Frits Wester kan zijn uitspraak in de regels 111-114 niet op basis van deze steekproef doen. De vraag is of een steekproef van 150 kijkers wel representatief is: dat wil zeggen dat deze populatie een goede afspiegeling is van de totale populatie van kiezers waarover je uitspraken wilt doen.
VW-1034-a-10-1-c
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 177
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 Sociale veiligheid ontsleuteld 24
maximumscore 2 • Ministerie van Binnenlandse Zaken (en Koninkrijksrelaties) heeft als taak (één van de volgende): − het bevorderen van de openbare orde en veiligheid − supervisie over de rol van de politie op het gebied van de openbare orde • − − − − −
25
26
Ministerie van Justitie heeft als taak (bijvoorbeeld één van de volgende): de handhaving van wetten / rechtshandhaving (verantwoordelijk voor het werk van het OM) handhaven van de rechtsorde / voorkomen en bestrijden van criminaliteit verantwoordelijk voor de wetgeving op het gebied van o.a. straf(proces)recht belast met het doen opsporen en vervolgen van strafbare feiten (en uitvoeren van straffen) supervisie over de opsporingstaken van de politie via het OM
maximumscore 2 • fase van terugkoppeling of feedback • Het rapport is een evaluatie van het overheidsbeleid, in dit geval van het veiligheidsbeleid van de kabinetten-Balkenende in de periode 2002-2007. Beleidsevaluatie is een vorm van terugkoppeling: er wordt nagegaan of het beleid goed is uitgevoerd en effectief is geweest. Dit kan leiden tot verbetering van beleid maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Onderzoekers kiezen twee uitgaansgebieden in bijvoorbeeld verschillende steden die qua uitgaansgelegenheden, bezoekersaantallen, samenstelling publiek zo goed als gelijk aan elkaar zijn • Voorafgaand aan het experiment wordt in beide uitgaansgebieden het aantal geweldsdelicten gemeten. In het ene gebied worden camera’s opgehangen en in het andere gebied niet • Na afloop van een bepaalde periode meten de onderzoekers het aantal geweldsdelicten per uitgaansgebied en stellen zij vast of zich in het uitgaansgebied met cameratoezicht minder geweldsdelicten hebben voorgedaan dan in het uitgaansgebied zonder cameratoezicht. Is dit het geval, dan is de veronderstelling/hypothese bevestigd of
VW-1034-a-10-1-c
15
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 178
Vraag
Antwoord
•
•
•
27
28
29
Scores
Van een bepaald uitgaansgebied in een stad zonder cameratoezicht wordt gedurende een bepaalde periode de geweldscriminaliteit gemeten Daarna wordt in hetzelfde uitgaansgebied in een vergelijkbare periode (vergelijkbaar qua drukte, samenstelling uitgaanspubliek, evenementen e.d.) de hoeveelheid geweldscriminaliteit met cameratoezicht gemeten Vervolgens wordt vastgesteld of na de periode met cameratoezicht minder geweldsdelicten hebben voorgedaan dan in de periode zonder cameratoezicht. / Er wordt vastgesteld of er een significant verschil is wat betreft het aantal geweldsdelicten in de periode zonder en in de periode met cameratoezicht
maximumscore 2 • slachtofferenquêtes • Door het verschil te berekenen tussen het aantal geweldsdelicten dat door de bevolking ervaren wordt (figuur 1.1b) en de geweldsdelicten die door de politie geregistreerd worden (figuur 1.1f) maximumscore 2 • Self report onderzoeken / zelfrapportage: in dit onderzoek wordt aan mensen gevraagd of zij zelf bepaalde delicten hebben gepleegd en hoe vaak ze dit hebben gedaan • kanttekening (bijvoorbeeld één van de volgende): − Zelfrapportage geeft over bepaalde delicten (bijvoorbeeld moord) geen betrouwbare informatie: die delicten komen in Nederland zo weinig voor dat de kans zeer klein is dat daders in de onderzoeksgroep zitten. − Bovendien is het de vraag of daders van zware misdrijven eerlijk antwoord zullen geven. maximumscore 3 • Voorbeelden van een juiste omschrijving van vermindering van sociale cohesie zijn (twee van de volgende): − Mensen voelen zich veel minder sterk met elkaar verbonden en minder verantwoordelijk voor elkaar. − Mensen voelen zich minder verbonden met groepen, organisaties of instituties. − Het aantal mensen dat lid is van verenigingen, kerken e.d. neemt af. − Bewoners van een wijk/stad vinden of ervaren dat mensen niet op een prettige manier met elkaar omgaan. − Bewoners vinden dat ze weinig contact hebben met hun directe buren en/of andere wijkbewoners.
1
1
1
1
1
1 1
2
Opmerking Voor een juist voorbeeld wordt een punt toegekend, met een maximum van twee punten.
VW-1034-a-10-1-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 179
Vraag
Antwoord
Scores
Uitleg • Deze voorbeelden van vermindering van sociale cohesie kunnen leiden tot (één van de volgende): − minder sociale controle / minder formeel en informeel toezicht. − het vergroten van de anonimiteit. − het ontstaan van een afstand tussen verschillende bevolkingsgroepen. − afnemende betekenis van religie. − verandering van het norm- en waardebesef bij bepaalde mensen ten aanzien van bijvoorbeeld ‘mijn’ en ‘dijn’. (Bijvoorbeeld iets stelen of vernielen wordt door personen die zich hieraan schuldig maken niet zo erg gevonden.)
1
Elk van deze veranderingen kan een oorzaak zijn van de stijging van de criminaliteit, maar ook de veranderingen gezamenlijk kunnen leiden tot stijging van de criminaliteit. 30
maximumscore 3 Binnen de hoofdlijn rechtshandhaving ligt de nadruk op repressief beleid. Repressief beleid legt de nadruk op strafrechtelijk optreden. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − “De eerste en zwaarste beleidslijn is die van de strafrechtelijke aanpak.” (regels 1-2) − “de veelplegers en de criminele jongeren moeten sneller, zekerder, zwaarder en meer op maat (of persoonsgericht) bestraft worden.” (regels 9-12) − De politie moet meer verdachten aanhouden en doorsturen naar het OM. (regels 13-17) voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld
1
Binnen de tweede hoofdlijn toezicht en handhaving ligt de nadruk op preventie. Preventief beleid omdat het gaat om maatregelen van de overheid om delicten te voorkomen door het vergroten van toezicht / sociale controle en handhaving. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − “Hierin staan vooral gelegenheidsbeperkende maatregelen centraal.” (regels 26-27) − controle versterken op specifieke locaties (stations, uitgaansgebieden etc.) (regels 29-35) − Door de versterkte controle worden overtredingen en delicten voorkomen en tegelijk worden ook overlast en verloedering teruggedrongen. (regels 38-43) − “door toezichthouders extra bevoegdheden te verschaffen” (regels 5051) − “preventief fouilleren en technopreventie” (regels 55-56) − “uitbreiding van cameratoezicht” (regels 57-58) of
VW-1034-a-10-1-c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 180
Vraag
Antwoord
Scores
Binnen de tweede hoofdlijn toezicht en handhaving kan de nadruk ook liggen op repressie. Verschillende maatregelen kunnen als een vorm van repressie ervaren worden. Namelijk als de daadwerkelijke bestrijding en bestraffing van misdrijven door politie en justitie. Zoals: − “Men verwacht dat door de versterkte controle niet alleen overtredingen en delicten worden voorkomen of sneller worden aangepakt,” (regels 38-41) − “Binnen deze urgentiegebieden spant de overheid zich in om wettelijke belemmeringen weg te nemen door onorthodoxe maatregelen en door toezichthouders extra bevoegdheden te verschaffen.” (regels 46-51) − “Tot de onorthodoxe maatregelen kunnen de wijziging van de privacywetgeving, de identificatieplicht, het preventief fouilleren en technopreventie gerekend worden.” (regels 52-56) − “Onder voorwaarden mogen de cameraregistraties gebruikt worden voor de opsporing van verdachten.” (regels 58-61) voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld
1
In de derde beleidslijn kwaliteit van de leefomgeving ligt de nadruk op preventie. Criminaliteit en overlast wil men voorkomen door de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − Men wil de criminaliteit niet aanpakken via bestraffing maar vanuit een veiligheidsstreven. (regels 63-66) − “Deze beleidslijn richt zich ... op het tegengaan van overlast en verloedering, en het vergroten van veiligheidsgevoelens in de stad en de eigen wijk.” (regels 67-73)
31
32
voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld
1
maximumscore 2 • Het OM kan meer zaken seponeren (op grond van het opportuniteitsbeginsel) • Het OM kan meer transacties aanbieden / schikkingen treffen om vervolging te voorkomen
1 1
maximumscore 3 • Het dilemma van de overheid in de rechtsstaat houdt in dat de overheid aan twee doelen van de rechtsstaat moet voldoen die met elkaar op gespannen voet staan. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds het doel rechtshandhaving / zorgen voor veiligheid en anderzijds het doel rechtsbescherming van de burgers tegen machtsmisbruik van de overheid bij rechtshandhaving
VW-1034-a-10-1-c
18
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 181
Vraag
Antwoord
Scores
Voorbeeld van een juist antwoord op het tweede onderdeel van de vraag: • Meer cameratoezicht / preventief fouilleren zou misschien effectief kunnen zijn om de veiligheid te vergroten of om de criminaliteit terug te dringen (rechtshandhaving), maar het plaatsen en gebruiken van camera’s / preventief fouilleren tast de privacy van de burger of persoonlijke vrijheid aan (rechtsbescherming van de burgers). De burgers moeten in een rechtsstaat beschermd zijn tegen de macht/willekeur van de overheid. of (andere uitleg van rechtsbescherming van de burgers) Ook de overheid moet bij het bestrijden van criminaliteit zich houden aan wettelijke regels. Er moeten waarborgen zijn dat er geen oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van beelden van personen die door camera’s zijn opgenomen. / Er moeten waarborgen zijn voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer
2
Opmerking In de uitleg moet expliciet staan wat rechtsbescherming van de burgers inhoudt, namelijk bescherming tegen de macht of willekeur van de overheid en dat er daardoor wettelijke waarborgen zijn tegen oneigenlijk gebruik of misbruik van maatregelen om criminaliteit te bestrijden. 33
maximumscore 4 • De rationele keuzetheorie / gelegenheidstheorie (houdt in dat het plegen van een delict het gevolg is van de afweging door de potentiële dader van mogelijke risico’s (kosten) en opbrengsten van dat delict (baten)). Verhoging van de pakkans maakt dat de risico’s hoger zullen worden geschat en dat daardoor de kans dat potentiële daders daadwerkelijk zullen overgaan tot crimineel gedrag, zal afnemen • De sociale controletheorie (houdt in dat crimineel gedrag wordt tegengegaan door de pijnlijke of vervelende gevolgen van formele of informele sociale controle). De politie zorgt voor formele sociale controle en zorgt voor vervelende gevolgen voor daders door ze uit de roulatie te halen. Hierdoor worden potentiële daders afgeschrikt
2
2
Opmerking Wanneer alleen de theorie zonder juiste uitleg wordt genoemd, mogen geen punten worden toegekend. 34
maximumscore 2 Bij relatieve theorieën, omdat in deze theorieën de straf wordt gerechtvaardigd door het effect dat de straf heeft op de dader (en niet door het door hem gepleegde delict). (Bij absolute theorieën wordt de straf gerechtvaardigd als vergelding voor het plegen van het delict. De straf is absoluut omdat deze losstaat van een eventueel effect op de dader.)
VW-1034-a-10-1-c
19
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 182
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 28 mei naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Martine Zuidweg, Vox, jaargang 8, nr. 2 (6 september 2007)
tekst 2
naar: Ieke van den Burg, www.europa-nu.nl (2 januari 2009)
tekst 3
naar: www.volkskrant.nl/buitenland (28 juli 2009)
tekst 4
naar: W.L. Tiemeijer, Wat 93,7 procent van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen. Utrecht, 2008, Aksant, blz. 92-96
tabel 1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Kamerverkiezingen_2006_-_peilingen (31 maart 2009)
tabel 2
www.politiekebarometer.nl/ (28 september 2009)
tekst 5
naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008
figuur 1
naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008, blz. 22
tekst 6
naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008, blz. 44
VW-1034-a-10-1-c VW-1034-a-10-1-c*
20
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 183
Correctievoorschrift VWO
2009 tijdvak 1
maatschappijleer
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
925-0322-a-VW-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 184
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
925-0322-a-VW-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 185
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 85 scorepunten worden behaald.
925-0322-a-VW-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 186
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 De media en de positie van Wilders 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste journalistieke regels zijn (één van de volgende): 1 scheiding aanbrengen tussen nieuws en commentaar / scheiden van mening van anderen en mening van de redactie 2 toepassen van hoor en wederhoor Voorbeelden van een juiste uitleg bij 1 zijn (één van de volgende): − De Volkskrant heeft in een redactioneel commentaar het artikel van Wilders bekritiseerd (regels 31-39). In een redactioneel commentaar staat de mening van de krant. Daardoor wordt een duidelijk andere mening gehoord dan die van Wilders. − De lezers van de Volkskrant hebben niet alleen kennis kunnen nemen van de opvattingen van Wilders, maar ook andere meningen kunnen lezen, zoals die van de redactie van de Volkskrant in haar commentaar (regel 36) en die van andere personen in de ingezonden artikelen (zie de regels 40-54). Voorbeeld van een juiste uitleg bij 2 is: − De lezers van de Volkskrant hebben niet alleen kennis kunnen nemen van de opvattingen van Wilders, maar ook andere meningen kunnen lezen, zoals die van de redactie van de Volkskrant in haar commentaar (regel 36) en/of die van andere personen in de ingezonden artikelen (zie de regels 40-54). voor een juiste journalistieke regel met juiste uitleg
2
3
1 1
maximumscore 2 • het redactiestatuut Voorbeeld van een juist belang is: • journalistieke onafhankelijkheid / het belang dat de redactie in vrijheid kan publiceren
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste inhoudelijke kenmerken zijn (twee van de volgende): − veel aandacht aan zakelijke en serieuze berichtgeving − veel beleidsinformatie − veel ruimte voor opinie en debat per juist kenmerk
925-0322-a-VW-1-c
1
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 187
Vraag
4
5
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste verschillen in politieke kleur of identiteit zijn: − Verschil 1 • De Volkskrant wordt gezien als links / een progressieve krant / ziet zichzelf als een progressieve, veranderingsgezinde krant (“De Volkskrant is eigenzinnig en onconventioneel, houdt zijn zelfbewuste lezers betrokken en daagt ze uit, zodat zij het beste uit zichzelf en anderen halen.”, website van de Volkskrant). / De Volkskrant was in de jaren zestig en zeventig het blad van links, actievoerend Nederland • NRC Handelsblad komt voort uit een liberale traditie. / “De vrijheidsgedachte die wij voorstaan, verdraagt zich niet met geloof in enig dogma.” (website van NRC Handelsblad) / “De krant onderhoudt geen bijzondere banden met politieke of maatschappelijke organisaties en staat in beginsel wantrouwend tegenover iedere collectiviteit, 'hetzij staat, partij of voetbalclub'” (website van NRC Handelsblad) of − Verschil 2 • De Volkskrant onderscheidt zich van NRC Handelsblad (door de beleving onder de lezers) in: ‘kritisch tegenover macht en groot kapitaal’ / ‘aantrekkelijk voor 20-ers en 30-ers’ / ‘vooruitstrevend’ / ‘solidair met zwakkeren’ (bron: www.pcmmedia.nl/pdf/identiteit_ kwaliteitskranten.pdf; november 2004) • NRC Handelsblad onderscheidt zich van de Volkskrant in: ‘zakelijk’ / ‘sterk in nieuws en achtergronden op financieel-economisch gebied’ / ‘internationaal’ (bron: www.pcmmedia.nl/pdf/identiteit_kwaliteits kranten.pdf; november 2004) maximumscore 2 • Elsevier wordt beschouwd als rechts(-liberaal) • De Groene Amsterdammer wordt beschouwd als links
5
1
1
1
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • ontzuiling • Vanaf de tweede helft van de jaren zestig is er sprake van ontzuiling. De kranten schreven niet langer alleen voor de achterban uit de eigen zuil of • ontideologisering • De meeste kranten zijn vanaf de jaren tachtig minder of niet meer gebonden aan bepaalde politieke stromingen of ideologieën
925-0322-a-VW-1-c
1
1
1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 188
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De opiniërende functie van de media. Van Doorn vindt dat Wilders een hetze voert tegen ‘een niet onaanzienlijke Nederlandse bevolkingsgroep’. Het optreden van Wilders is volgens Van Doorn onacceptabel en dient door de media bestreden te worden. Daarmee vervullen de media de opiniërende functie: door het geven van kritiek en commentaar op de uitlatingen van Wilders leveren de media een bijdrage aan het publieke debat en bevorderen zij de meningsvorming onder een breed publiek. − De controle- of waakhondfunctie. Van Doorn vindt dat Wilders een hetze voert tegen ‘een niet onaanzienlijke Nederlandse bevolkingsgroep’. Het optreden van Wilders is volgens Van Doorn onacceptabel en dient door de media bestreden te worden. Daarmee vervullen de media de controlefunctie. − De socialiserende functie. Van Doorn vindt dat Wilders een hetze voert tegen ‘een niet onaanzienlijke Nederlandse bevolkingsgroep’. Het optreden van Wilders is volgens Van Doorn onacceptabel en dient door de media bestreden te worden. Hiermee worden waarden en normen overgedragen en kan het publiek ‘beschermd’ worden tegen mogelijke ‘kwalijke’ berichtgeving. − De functie van het bevorderen van sociale cohesie. Door ‘deze hetze’ te bestrijden dragen de media volgens Van Doorn bij aan het verkleinen van een mogelijke tweespalt tussen bevolkingsgroepen in Nederland. / Indien media kritiekloos de opvattingen van Wilders publiceren, kunnen bij allochtone groeperingen gevoelens ontstaan van ‘er niet bijhoren’. Juist door stelling te nemen tegen de opvattingen van Wilders zorgen de media ervoor dat mensen van buitenlandse afkomst zich verbonden (blijven) voelen met de samenleving. per juist antwoord
2
Opmerking Alleen 2 punten toekennen indien functie en uitleg beide juist zijn. 8
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − selectiecriterium: het artikel bevat opvallend nieuws / is uitzonderlijk. voorbeeld uit de tekst: ‘de Koran verbieden’ (regels 12-13) / Koran is vergelijkbaar met ‘mein Kampf’ (regel 14). − selectiecriterium: een volksvertegenwoordiger / een bekend persoon heeft het artikel geschreven. voorbeeld uit de tekst: “Wilders met negen man in de Kamer is vertegenwoordigd” (regels 50-52).
925-0322-a-VW-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 189
Vraag
Antwoord
−
−
−
9
Scores
selectiecriterium: het artikel heeft gevolgen voor grote groepen mensen / raakt veel mensen. voorbeeld uit de tekst: een “onophoudelijk voortgezette hetze tegen een niet onaanzienlijke Nederlandse bevolkingsgroep” (regel 107-109). selectiecriterium: continuïteit voorbeeld naar aanleiding van de tekst: Uit de opmerkingen van Fennema en Van Doorn kun je afleiden dat Wilders een politicus is aan wie de media eerder veel aandacht hebben geschonken (regels 86-111). selectiecriterium: de inhoud van het artikel is ondubbelzinnig en begrijpelijk. voorbeelden uit de tekst: ‘de Koran verbieden’ (regels 12-13) / Koran is vergelijkbaar met ‘mein Kampf’ (regel 14).
per juist selectiecriterium en verwijzing naar de tekst
1
maximumscore 2 • afhankelijke variabele: populariteit van anti-immigratiepartijen
1
• − −
De twee onafhankelijke variabelen zijn: de hoeveelheid aandacht voor integratie in de dagbladen het soort aandacht voor integratie in de dagbladen
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen als beide onafhankelijke variabelen genoemd zijn. 10
maximumscore 2 De formulering van de juiste hypothese bevat de volgende elementen: − De hoeveelheid aandacht voor integratie van minderheden in de dagbladen − en de richting van die aandacht / het soort aandacht voor integratie − zijn van invloed op de populariteit van anti-immigratiepartijen. Opmerking Alleen 2 punten toekennen wanneer alle drie de elementen genoemd zijn.
11
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Als andere onderzoekers hetzelfde onderzoek (dezelfde inhoudsanalyse) uitvoeren, moeten ze tot dezelfde resultaten komen.
925-0322-a-VW-1-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 190
Vraag
12
13
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Bij een mediaframe worden gebeurtenissen door journalisten vanuit een bepaald perspectief benaderd en weergegeven • In de jaren negentig van de vorige eeuw is het mediaframe dat culturele verscheidenheid goed is voor de samenleving. Sinds 2001 is het frame dat journalisten vooral hanteren: de bedreiging van de Nederlandse samenleving door andere culturen en religies, vooral de islam. maximumscore 3 In de beschrijving van de oorspronkelijke agendasettingtheorie dienen de volgende kenmerken te staan: • De agendasettingtheorie stelt dat de media bepalen – door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde onderwerpen besteden – wat mensen belangrijk vinden en waar ze over praten • Maar deze theorie doet geen uitspraken over het effect van de media op gedrag of meningen van mensen. / De gedachte van deze theorie is dat de media niet direct meningen en gedrag van mensen beïnvloeden Voorbeeld van een juiste argumentatie: • Vanwege dit laatste kenmerk van de agendasettingtheorie – de theorie zegt niets over het effect of de media hebben geen direct effect op de meningen van mensen – is Vliegenthart niet uitgegaan van deze theorie. Hij wilde juist wel aantonen dat bij het thema immigratie en integratie van minderheden de mate van media-aandacht van positieve invloed is op de populariteit van anti-immigratiepartijen. Met andere woorden dat er sprake is van een effect op mening en stemintentie
1
1
1
1
1
Opgave 2 Strafrecht en volkswil 14
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • kenmerk 1 Het zich afzetten tegen ‘het politieke establishment’ / het gevestigde politieke bestel. In de tekst staat dat Fortuyn zich keerde tegen een nieuw soort ‘regenteskheid’ en terugkeer van het paternalisme (regels 17-22) • kenmerk 2 het verwoorden van gevoelens en opvattingen die sterk leven onder het grote publiek / luisteren naar de gewone mensen en de stem van het volk vertolken In de tekst staat dat “Het willen luisteren naar klachten van het publiek” het handelsmerk van Fortuyn is geworden (regels 30-32)
925-0322-a-VW-1-c
8
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 191
Vraag
Antwoord
Scores
15
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): − Een deel van de burgers voelde zich niet of onvoldoende vertegenwoordigd door de gevestigde politieke partijen. Fortuyn was in staat het heersende ongenoegen bij een grote groep burgers waar te nemen. / Fortuyn was in staat dit gevoel van onbehagen van velerlei soort los te maken. / Fortuyn was in staat om ook niet-stemmers aan te trekken. − Er is sprake van een kloof / geringe communicatie tussen kiezers en gekozene. / Blijkbaar hadden veel burgers het gevoel dat er niet of nauwelijks naar hen werd geluisterd door de in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen. Fortuyn wilde luisteren naar wensen en klachten van het publiek. / Het heldere taalgebruik waarvan Fortuyn zich bediende, kun je zien als een bewijs dat Fortuyn de noden van de burgers onderkende.
16
maximumscore 4 argumenten voor juryrechtspraak Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Er wordt recht gedaan aan de wil van het volk waardoor het draagvlak van uitspraken groter wordt geacht. − Juryrechtspraak wordt gezien als democratisch. − Juryleden kunnen zich beter (dan de rechter) in de positie van het slachtoffer verplaatsen. / Juryleden zullen zich eerder met het slachtoffer identificeren dan met de dader(s) waardoor ze meer oog zullen hebben voor de belangen van het slachtoffer. − Juryrechtspraak is een uitdrukking van burgerschap; deze rechtspraak doet een beroep op het plichtsgevoel van burgers om zich verantwoordelijk te voelen voor de rechtspraak. per juist argument
1
argumenten tegen juryrechtspraak Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een jury laat zich meer leiden door het gevoel dan door rechtsbeginselen. − De wil van het volk – populisme – krijgt de overhand ten koste van de professionaliteit van de rechtspraak. − Juryleden zijn makkelijker te beïnvloeden dan rechters. per juist argument
925-0322-a-VW-1-c
1
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 192
Vraag
17
18
19
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − articulatiefunctie: het op de politieke agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen van de burgers zoals de wens om meer inspraak in de strafrechtspraak of de eis om hogere straffen; − communicatiefunctie: politieke partijen zijn intermediair tussen kiezers en gekozenen / intermediair tussen burgers en politici. Politieke partijen moeten actief communiceren met de bevolking om hun wensen te horen en voorstellen van politici met burgers/achterban te bespreken. − aggregatiefunctie: het tegen elkaar afwegen van wensen, eisen en belangen bijvoorbeeld over de vraag hoever de bemoeienis van het volk op de strafrechtpleging moet gaan. per juiste functie met uitleg
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het legaliteitsbeginsel houdt in dat een persoon alleen veroordeeld kan worden voor gedrag dat bij de wet strafbaar is gesteld • Het legaliteitsbeginsel biedt de burgers rechtsbescherming / biedt burgers bescherming tegen te grote overheidsmacht of tegen willekeur van de kant van de overheid
1
1
maximumscore 2 Twee van de volgende voorbeelden van verbeteringen van de positie van slachtoffers: − De rechter kan de verdachte een schadevergoeding opleggen en deze vordering toewijzen aan het slachtoffer. − Het slachtoffer heeft het recht om in een ernstige misdrijfzaak te vertellen welke gevolgen het strafbare feit voor hem of haar heeft gehad. − Er bestaat het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dat is opgericht om slachtoffers van geweldsmisdrijven die op geen enkele andere wijze hun schade vergoed kunnen krijgen toch enigszins financieel tegemoet te komen. per juist voorbeeld
925-0322-a-VW-1-c
1
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 193
Vraag
20
Antwoord
Scores
maximumscore 6 • Invoerfase Voorbeeld van een juiste beschrijving is: een (groot) deel van de burgers vond dat de strafwetgeving in Nederland niet streng genoeg was, bracht dit tot uitdrukking en werd vervolgens herkend door de poortwachters (de media) / burgers kwamen met de wens/eis voor strengere strafwetgeving en deze wens kwam op (de publieke en) de politieke agenda. • Conversiefase/Omzettingsfase Voorbeeld van een juiste beschrijving is: regering/parlement besloot de strafwetgeving aan te passen • Uitvoerfase Voorbeeld van een juiste beschrijving is: het OM past zijn vervolgingsbeleid aan op basis van de nieuwe of aangescherpte strafbepalingen / de nieuwe wetgeving wordt in de praktijk door de rechters toegepast
2
2
2
Opmerking Wanneer alleen een fase genoemd wordt, geen punten toekennen. 21
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het dilemma van de rechtsstaat houdt in dat de overheid aan twee doelen van de rechtsstaat probeert te voldoen. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds het doel rechtshandhaving en anderzijds het doel rechtsbescherming • Bij het ontstaan van de veiligheids- en risicomaatschappij doet de overheid er alles aan om de burgers te beschermen tegen criminaliteit en overlast. Deze nadruk op rechtshandhaving kan ten koste gaan van een ander doel van de rechtstaat namelijk de rechtsbescherming. De overheid dient de vrijheid van burgers of de privacy van burgers te waarborgen. Dit laatste komt in het gedrang indien de overheid maatregelen neemt zoals het toekennen van extra bevoegdheden aan de politie om te fouilleren of om gegevens op te vragen van telefonie of internetgebruik
925-0322-a-VW-1-c
11
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 194
Vraag
22
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Levenslang is in Nederland echt levenslang. Het doel van deze straf, namelijk bescherming van de maatschappij, wordt volledig gerealiseerd • Er was dus geen enkele reden voor het opleggen van een tbs. Deze maatregel heeft immers ook als doel de maatschappij tegen de dader te beschermen (en is erop gericht de veroordeelde zodanig te behandelen dat deze geacht wordt na behandeling te kunnen functioneren in de samenleving zonder een ernstig risico te vormen voor de samenleving of zichzelf)
1
1
Opmerking Een omgekeerde redenering vanuit tbs is ook mogelijk. 23
maximumscore 2 • De taak van de Hoge Raad is, beoordelen of rechters van rechtbanken en gerechtshoven het recht op een juiste wijze hebben toegepast • De uitspraken (jurisprudentie) van de Hoge Raad zijn richtinggevend voor oordelen van rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken in de toekomst. / Uitspraken van de Hoge Raad hebben in de toekomst voor lagere rechters de werking van een wet (In dit geval heeft de Hoge Raad de combinatie van levenslange gevangenisstraf en tbs, zoals opgelegd door het Hof in Den Haag, afgekeurd. Voortaan is het voor rechtbanken en gerechtshoven duidelijk dat deze combinatie niet kan worden opgelegd.)
1
1
Opgave 3 Criminele loopbaan 24
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste sociaalpsychologische verklaringen zijn (één van de volgende): − Bij het plegen van strafbare feiten houden adolescenten elkaar voor dat er weinig mis is met hun gedrag (neutralisatie). Zij stellen bij het plegen van criminaliteit hun gevoelens van schuld (tijdelijk) buiten werking. / Binnen een groep ontkennen adolescenten de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag of ontkennen dat er iemand het slachtoffer van is. − Adolescenten hebben binnen een groep soms sterk het gevoel dat ze wel moeten en niet anders kunnen dan te beantwoorden aan de verwachtingen van de groep, ook als dat verwachte gedrag in strijd met de wettelijke regels is.
925-0322-a-VW-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 195
Vraag
Antwoord
Scores
25
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: De massamedia berichten veelvuldig en uitgebreid over de ernstige misdrijven als moord en gewelddadige overvallen. Daardoor denkt de burger bij criminaliteit in eerste instantie aan dit soort zaken en veel minder aan zaken als fraude en vermogenscriminaliteit (diefstal, inbraak). / Daardoor taxeert de burger het aandeel van de ernstige misdrijven als moord en gewelddadige overvallen in het totaal van de criminaliteit hoger dan het feitelijke aandeel.
26
maximumscore 4 • De Amerikaanse opvatting past beter bij de Klassieke school. De mens is een rationeel handelend wezen en verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag. Hij zal in de afweging om al dan niet crimineel gedrag te vertonen de hoogte van de straf meewegen. De straf dient daarom passend te zijn; dat wil zeggen streng • De Nederlandse opvatting past beter bij de Moderne Richting. De mens is het product van (endogene en exogene) gedragsbepalende invloeden. ‘Straffen’, wel of niet in combinatie met maatregelen, dienen ertoe dat invloeden die leiden tot het criminele gedrag geneutraliseerd worden. (Bijvoorbeeld door de crimineel te helpen zijn verslaving de baas te worden.)
27
maximumscore 3 • de bindingstheorie • Voorbeeld van een juiste uitleg is: Deze theorie zegt dat mensen met weinig sociale bindingen en die daardoor weinig te verliezen hebben, eerder crimineel gedrag zullen vertonen dan mensen die veel sociale bindingen hebben en daardoor veel te verliezen hebben. Door te trouwen, krijgen veroordeelden een belangrijke binding die ze niet op het spel willen zetten door opnieuw te vervallen in crimineel gedrag
925-0322-a-VW-1-c
13
2
2
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 196
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Verbeter het parlement 28
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste knelpunten zijn (twee van de volgende): − De omvang en complexiteit van het ambtelijke apparaat bemoeilijken dat kabinet en parlement effectief toezicht kunnen houden op het ambtelijke apparaat. − Verkokering binnen het ambtelijke apparaat: binnen de veelheid van ambtelijke diensten kiest elke dienst uitvoeringsmaatregelen die bij het eigen specifieke beleidsterrein horen, zonder oog voor algemeen maatschappelijke consequenties, of consequenties voor andere beleidsterreinen. − De kennisachterstand van generalistische politici (ministers en Kamerleden) ten opzichte van gespecialiseerde ambtenaren. − Gebrek aan politieke affiniteit of inzicht bij ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het beleid. − Gebrek aan inzicht bij politici en ambtenaren in onbedoelde neveneffecten van allerlei goed bedoelde beleidsmaatregelen. per juist knelpunt
29
2
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): − Regeringsvorming vindt plaats op basis van de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen. − De Tweede Kamer bepaalt het beleid door middel van een regeerakkoord. (De Eerste Kamer is hier niet aan gebonden.) − Het kabinet moet als geheel aftreden als het niet langer het vertrouwen geniet van het parlement (lees: de Tweede Kamer). (vertrouwensregel) / Een motie van wantrouwen wordt in de Tweede Kamer ingediend (en bijna nooit in de Eerste Kamer). − De Tweede Kamer wordt rechtstreeks door de burgers gekozen en is daarmee de directe vertegenwoordiging van de burgers. / De Eerste Kamer, die door de leden van de Provinciale Staten wordt gekozen, is de indirecte vertegenwoordiging van de burgers. − De Tweede Kamer beslist als eerste over welke wetten er komen. − De Tweede Kamer neemt het voortouw bij de aanpak van politieke problemen en de politieke koers. − De Tweede Kamer heeft meer middelen dan de Eerste Kamer om een stempel te zetten op de besluitvorming. / De Tweede Kamer heeft het recht op initiatief en recht op amendement; de Eerste Kamer keurt alleen de wetsvoorstellen goed of af. per juist argument
925-0322-a-VW-1-c
1
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 197
Vraag
30
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Uitleg bij voorstel “Sluit alleen een regeerakkoord op hoofdlijnen en voor de duur van de eerste twee jaar van een kabinetsperiode” (regels 30-32): minder gedetailleerde afspraken en een kortere looptijd van regeerakkoorden vergroten de speelruimte van de Kamerleden van coalitiepartijen ten opzichte van het kabinet. − Uitleg bij minder fractiediscipline’ (regels 35-36): individuele fractieleden, ook van fracties van coalitiepartijen, krijgen zo meer ruimte om zich kritisch op stellen tegenover het kabinet. − Uitleg bij ‘geen deelname van de politieke leiders in het kabinet’ (regels 37-38): de politieke leider heeft veel invloed op de fractie. Als deze niet vanuit het kabinet zijn koers vaststelt, zullen de hoofdlijnen meer vanuit het parlement uitgezet worden. − Uitleg bij ‘jaarlijks vaststellen van hoofdlijnen van beleid in het parlement’ (regels 39-43): als elk jaar, op basis van door eigen onafhankelijk onderzoek verkregen informatie, door het parlement zelf de hoofdlijnen van beleid worden vastgesteld, zal het parlement tegenspel bieden aan het kabinet in het richting geven van het beleid. per juiste uitleg van een voorstel
1
Opmerking Geen punt toekennen als alleen het voorstel is genoemd.
Opgave 5 Klimaatverandering en Europees veiligheidsbeleid 31
maximumscore 1 Intergouvernementele besluitvorming: De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten nemen de besluiten op basis van unanimiteit. / Van gemeenschappelijk beleid is hier alleen sprake als alle lidstaten (vertegenwoordigd in de Raad van Ministers of de Europese Raad) er overeenstemming over hebben bereikt.
32
maximumscore 2 • Er is sprake van supranationale besluitvorming als de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen aan een hogere EU-instantie (Europese Commissie, de Raad van Ministers en Europees Parlement) • Dit gebeurt bijvoorbeeld op de volgende twee terreinen: vrij verkeer van goederen en diensten, de euro, de landbouw, milieu, visserij, consumentenbescherming, handelsakkoorden
1
Indien één juist terrein
0
925-0322-a-VW-1-c
15
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 198
Vraag
Antwoord
Scores
33
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: Kenmerk van de post-klassieke verhoudingen in de internationale orde is dat de macht van de natiestaat beperkt of gewijzigd is. Staten zijn gevoeliger voor wereldproblemen als klimaatverandering, milieuproblemen en migratie. Deze problemen kunnen de staten afzonderlijk niet oplossen. Samenwerking tussen staten is noodzakelijk om deze wereldproblemen op te lossen. Dit versterkt de post-klassieke verhoudingen in de internationale orde.
34
maximumscore 3 • De VN-Veiligheidsraad (kan bindende besluiten nemen over ingrijpen in oorlogsconflicten) Voorbeeld van een juist knelpunt met uitleg is: • Knelpunt is de samenstelling van de Veiligheidsraad van vijftien leden (vertegenwoordigers van de VN-lidstaten) waarvan vijf permanente leden (VS, China, Rusland, Groot-Brittannië en Frankrijk). Deze leden kunnen dankzij hun vetorecht veel meer invloed op de besluitvorming uitoefenen dan de tien niet-permanente leden, die geen vetorecht hebben. De vijf permanente leden vertegenwoordigen machtige staten, die op grond van hun eigen belangen effectief ingrijpen vaak tegenhouden en dat ook kunnen dankzij dat vetorecht
35
1
2
maximumscore 3 Voorbeeld van een juiste uitleg is: Bij internationale samenwerking geven staten vaak prioriteit aan het eigen belang op de korte termijn boven gemeenschappelijke lange termijnbelangen. Om gemeenschappelijke doelen als drastische vermindering van de broeikasgassen voor de EU-landen te bereiken, dienen alle lidstaten mee te werken aan het realiseren van dit doel. Een staat die niet fors wil investeren in milieubeleid heeft een belangrijk kostenvoordeel, maar profiteert wel van de bijdragen van andere staten. Dit gegeven kan staten ertoe brengen om weinig of geen actie te ondernemen; er wordt de voorkeur gegeven aan het eigen korte termijn belang (geen kosten; geen nadelige gevolgen voor de economie; geen verhoging van belastingen voor burgers en bedrijven). Het gevolg is dat een gemeenschappelijk belang van de langere termijn – tegengaan klimaatverandering – in het gedrang komt.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste 10 kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 10 juni naar Cito.
925-0322-a-VW-1-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 199
6 Bronvermeldingen tekst 1
J.A.A. van Doorn, Trouw.nl van 25 augustus 2007
tekst 2
Kennislink.nl van 23 november 2007
tekst 3
prof. mr. C. Kelk, Justitiële Verkenningen van april 2007
tekst 4
Willem Witteveen, NRC Handelsblad van 12 mei 2007
tekst 5
NRC Handelsblad van 11 maart 2008
925-0322-a-VW-1-c 925-0322-a-VW-1-c*
17
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 200
Correctievoorschrift VWO
2008 tijdvak 1
maatschappijleer
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
800025-1-034c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 201
4 5
De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.
800025-1-034c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 202
4
5
6 7
8 9
Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 79 scorepunten worden behaald.
800025-1-034c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 203
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Tbs ter discussie 1
maximumscore 2 • beveiliging van de samenleving Voorbeeld van juiste toelichting bij beveiliging van de samenleving: In de tekst staat dat er steeds minder mensen uitstromen (regels 2526). Men wordt pas ontslagen als de kans op delictherhaling klein is geworden en de samenleving minder gevaar heeft te duchten. / Tbspatiënten worden behandeld in een tbs-kliniek (regel 11). Dit is een beveiligde gesloten inrichting, zodat de tbs-patiënten zo min mogelijk gevaar opleveren voor anderen. / De mogelijkheid van verlenging van de behandeling in een tbs-kliniek met telkens twee jaar (regels 15-16), draagt bij aan de veiligheid van de samenleving •
behandeling van tbs-patiënten om terug te kunnen in de samenleving / resocialisatie Voorbeeld van juiste toelichting bij resocialisatie: In de tekst wordt gesproken over patiënten die behandeld worden (regel 22) en de strafrechter legt tbs op voor de duur van twee jaar (regels 15-16). In principe kan een tbs-patiënt na een succesvolle behandeling terugkeren naar de samenleving
1
1
Opmerking Indien alleen de twee juiste doelen worden genoemd, één scorepunt toekennen. 2
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − De commissie verwijst naar de controlerende taak van het parlement. Uitleg: Het instellen van een parlementair onderzoek is het zwaarste middel om het regeringsbeleid te controleren. / “Het parlementair onderzoek is het resultaat van een reeks kamerdebatten …” (regels 14-16). − De commissie verwijst naar de vertegenwoordigende taak van het parlement: parlement is de volksvertegenwoordiging. Uitleg: Het parlement neemt namelijk de maatschappelijke onrust over tbs serieus.
800025-1-034c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 204
Vraag
Antwoord
Scores
3
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): − De uitspraken over de incidentgerichtheid van de Tweede Kamer en/of het niet (durven) uiten van kritiek op de Tweede Kamer geven opvattingen / waardeoordelen weer over de wijze waarop politici hun rollen vervullen. − Korthals heeft opvattingen over hoe de verschillende actoren hun rol zouden moeten vervullen: de Tweede Kamer moet niet zo incidentgericht zijn en de kabinetsleden leveren geen kritiek op het functioneren van de Tweede Kamer. − De opvattingen van Korthals gaan in tegen de heersende opvatting dat de minister geen oordeel dient te geven over de taakopvatting van de Kamer. − In de uitspraken van Korthals klinkt een norm door over hoe de Tweede Kamer dient te functioneren, namelijk de norm om niet zo gericht te zijn op incidenten. − In de uitspraken van Korthals klinkt een norm door over hoe bewindslieden de Tweede Kamer bejegenen: als minister zeg je niet hardop wat je van het optreden van de Tweede Kamer vindt.
4
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): − In een parlementaire democratie is het kabinet / zijn ministers verantwoording schuldig aan het parlement en niet andersom. − Het kabinet voert / Ministers voeren beleid op basis van het vertrouwen van een meerderheid van de volksvertegenwoordiging. − Kritiek van ministers op het optreden van parlementsleden wordt snel gezien als in strijd met het politieke primaat van de Tweede Kamer. − De minister is ervoor beducht de Kamer kritisch te bejegenen. Hij heeft voor zijn beleid en zijn voorstellen immers steun nodig van (een meerderheid van) de Kamer en zal dus streven naar goede verhoudingen met de Kamer.
5
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Framing is de wijze waarop een onderwerp wordt gepresenteerd en geïnterpreteerd door journalisten. / Framing betekent dat de (nieuws)feiten volgens bepaalde vaste interpretatieschema’s (frames) worden gebracht.
800025-1-034c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 205
Vraag
6
7
8
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Het antwoord dient de volgende onderdelen te bevatten: • Het publiek neemt de interpretatie van de media over en zal het probleem dan volgens de door de media gehanteerde interpretatie bezien en omschrijven. / De media bepalen niet alleen het onderwerp of de agenda, maar ook hoe het publiek denkt over het onderwerp of probleem • Bij frame 1 zal het publiek tbs, in navolging van de media, als veiligheidsprobleem zien en in het verlengde daarvan de politici beoordelen op de bescherming van de maatschappij bij het tbs-beleid. De politici zijn ontvankelijk voor deze interpretatie van de media en de publieke opinie. / Bij frame 2 zal het publiek de politici beoordelen op hun krachtdadig handelen via grootschalige systeemwijzigingen. De verwachting is dat politici zullen handelen volgens deze interpretatie van het publiek maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De Telegraaf behoort tot de categorie populaire kranten • Deze categorie onderscheidt zich onder andere van kwaliteitskranten door meer aandacht voor sensationele zaken. Incidenten door tbs’ers zijn veelal door hun aard sensationeel (De Telegraaf heeft in de periode 2001-2004 27 krantenkoppen, bijna net zoveel als de Volkskrant, Trouw en NRC Handelsblad samen – namelijk 28.) maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Hypevorming: een aantal journalisten van verschillende media bericht in korte tijd veelvuldig over hetzelfde onderwerp zonder dat zich wezenlijk nieuwe feiten hebben voorgedaan • Uit de tabellen blijkt dat het aantal berichten over tbs’ers in 2005 in vergelijking met de periode 2001-2004 sterk is gestegen (77 in 2005 en gemiddeld 15 in 2001-2004), terwijl het feitelijke aantal incidenten door tbs’ers niet is gestegen (in de jaren 2001-2004 was het aantal delicten 43 – gemiddeld 11 – en in 2005 was dat aantal 10). Er is dus sprake van hypevorming
800025-1-034c
6
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 206
Vraag
9
10
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De moderne school. Deze zegt dat gedrag niet geheel en al een vrije keuze is. / De mens is niet altijd een vrij, rationeel handelend wezen. Gedrag is het gevolg van genetische (endogene) en sociale (exogene) invloeden. Daarom zijn niet alle misdrijven in hun geheel aan het handelen van een individu toe te rekenen • Omdat de verdachte niet altijd rationeel handelt, moet hij niet met straf worden gecorrigeerd. / Omdat de verdachte niet altijd rationeel handelt, is het begrip schuld met de daaraan gekoppelde vergelding niet bruikbaar. Tbs is geen straf maar een maatregel. Tbs is niet gericht op het vereffenen van een schuld die een dader heeft ten opzichte van het slachtoffer en de maatschappij (dat zou passen bij een vrij individu dat in vrijheid keuzes maakt), maar tbs is een behandeling die gericht is op gedragsverandering en/of persoonlijkheidsverandering. Dat past bij de moderne school maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Enerzijds heeft de rechtsstaat te zorgen voor de veiligheid en bescherming van zijn burgers. Daartoe kunnen dienen de wettelijke mogelijkheden tot het toepassen van dwangmedicatie voor personen met een ernstige psychische stoornis die een bedreiging vormen voor andere personen • Anderzijds moeten de burgers (ook plegers van misdrijven) in een rechtsstaat worden beschermd tegen de macht van de overheid; ook patiënten hebben het recht van lichamelijke en geestelijke integriteit. Zij mogen niet tegen hun wil gedwongen worden tot het innemen van medicijnen of het ondergaan van bepaalde behandelingen. / Zij moeten beschermd worden tegen de macht van de overheid die slechts binnen wettelijke kaders mag opereren
11
maximumscore 1 de behandelmethode / het al dan niet behandelen / de tbs-behandeling
12
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Zonder een controlegroep kan men niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen of effecten van de behandeling van tbs’ers uitsluitend toegeschreven mogen worden aan die behandeling / kan men niet vaststellen of (ook) andere variabelen een positief effect bewerkstelligen.
800025-1-034c
7
2
2
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 207
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Onderzoeksresultaten zijn statistisch significant wanneer de ontdekte samenhangen niet aan toeval zijn toe te schrijven. (Om statistisch verantwoorde uitspraken te kunnen doen, moet de onderzochte populatie niet te klein zijn.)
Opgave 2 Tweede Kamerverkiezingen 2006 en kabinetsformatie 14
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Een kabinet in Nederland berust op een regeerakkoord tussen partijen die gezamenlijk de meerderheid in de Kamer hebben. / Het kabinet kan niet regeren zonder het vertrouwen van de (meerderheid van de) gekozen volksvertegenwoordiging.
15
maximumscore 2 In een presidentieel stelsel als dat in de Verenigde Staten zijn de ministers verantwoording schuldig aan de door het volk gekozen president. De volksvertegenwoordiging kan de president en zijn regering niet naar huis sturen (alleen wanneer de president de constitutie schendt, kan de volksvertegenwoordiging de president afzetten). Het staats- en regeringshoofd / De president kan op zijn beurt het parlement niet ontbinden.
16
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste kenmerken zijn (twee van de volgende): − Aantal zetels dat een partij behaalt, is evenredig met het op die partij uitgebrachte aantal stemmen. / Voor het behalen van een kamerzetel is nodig de kiesdeler te halen: het totaal van alle geldig uitgebrachte stemmen te delen door het totale aantal te verdelen zetels van de Tweede Kamer, namelijk 150. (De kiesdeler: 9.838.683 gedeeld door 150 is 65.591 stemmen.) / Slechts 0,67% (100/150) van de stemmen is voldoende voor een Kamerzetel. − Kleine partijen behalen zetels in de volksvertegenwoordiging (indien zij de kiesdeler halen). − Nieuwe politieke partijen (Partij voor de Vrijheid, Partij voor de Dieren) krijgen vrij gemakkelijk toegang tot de Tweede Kamer. − Er zitten relatief veel partijen in de Tweede Kamer, waarbij geen enkele partij de meerderheid heeft. per juist kenmerk
800025-1-034c
1
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 208
Vraag
17
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste grondrechten zijn (drie van de volgende): − vrijheid van vereniging (art. 8) − vrijheid van vergadering (art. 9) − vrijheid van betoging / recht om te demonstreren (art. 9) − vrijheid van drukpers (art. 7) − vrijheid van meningsuiting (art. 7) − vrijheid van godsdienst (art. 6) − vrijheid van levensovertuiging (art. 6) Opmerking Voor het antwoord ‘petitierecht’ kan geen punt worden gegeven. Indien 2 antwoorden juist Indien 1 antwoord juist
18
1 0
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende begrippen met bijbehorende verklaring): • ontzuiling • Gedurende de verzuiling hadden de grote partijen een redelijk vaste en trouwe aanhang; de verhoudingen in het partijlandschap waren vrij stabiel; grote verschuivingen deden zich niet voor. Met de ontzuiling veranderde dat • •
• •
800025-1-034c
1
1
ontideologisering Daardoor verzwakte het ideologisch karakter van de grote partijen. Als partijen minder vasthouden aan hun oorspronkelijke principes dan kost het de kiezer minder moeite om over te stappen naar een andere partij. / Door het verzwakken van het ideologisch karakter van de grote partijen gingen deze partijen steeds meer op elkaar lijken / steeds meer naar het politieke centrum bewegen. Daardoor konden kiezers makkelijker van partij wisselen
1
individualisering Mensen hebben steeds meer mogelijkheden gekregen om hun leven zelfstandig en vrij in te vullen. Dit betekent bij verkiezingen dat kiezers zich bij hun keuze voor politieke partijen minder laten leiden door traditie of gewoonte
1
9
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 209
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 2 De juiste politieke partijen: − Op positie A staat de SP. − Op positie B staat de PvdA. − Op positie C staat het CDA. − Op positie D staat de Partij voor de Vrijheid. − Op positie E staat de VVD. − Op positie F staat D66. Indien 6 partijen juist Indien 3, 4 of 5 partijen juist Indien 1 of 2 partijen juist
20
21
2 1 0
maximumscore 2 • De populistische partijen, SP (A) en Partij voor de Vrijheid (D), zijn de winnaars van de verkiezingen • De partijen die vaak regeringsverantwoordelijkheid hebben gedragen en die tot het politieke establishment gerekend kunnen worden – PvdA (B) en CDA (C) – zijn de verliezers van de verkiezingen maximumscore 4 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • De eerste spotprent tekent het moment waarop de drie onderhandelaars elk een groot aantal eigen wensen en eisen uit het verkiezingsprogramma inbrengen voor het op te stellen regeerakkoord. Deze wensen kunnen nooit allemaal opgenomen worden in het regeerakkoord. Zie de kleine kerstboom • Na een onderhandelingsproces is het regeerakkoord ontstaan. Hierbij zijn compromissen gesloten, is water bij de wijn gedaan, zijn standpunten en stellingnamen afgezwakt. De ‘uitkleedpartij’ van het eigen verkiezingsprogramma moet aan de buitenwereld stoer getoond worden om gezichtsverlies te vermijden (spotprent 2)
800025-1-034c
10
1
1
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 210
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 GroenLinks en Partij voor de Vrijheid over criminaliteit 22
maximumscore 3 Voorbeeld van een juiste uitleg is: De gedachte is dat mensen waarde hechten aan relaties met familie, partners en vrienden. Verder is (actieve) participatie op school, in het werk en in vrijetijdsverenigingen van belang omdat dat bindingen met zich meebrengt. Een dergelijke sterke maatschappelijke binding met de sociale omgeving remt uitingen van crimineel gedrag, omdat mensen hun persoonlijke en maatschappelijke bindingen niet willen verliezen. Bovenstaande gedachte steunt de aanpak van GroenLinks: investeer in onderwijs en opvoedingsondersteuning.
23
maximumscore 3 Voorbeeld van een juiste verklaring is: De theorie van Merton verwijst naar een situatie waarin een spanning bestaat tussen de (culturele) normen die succes in het leven bepalen en de mogelijkheden in de praktijk om maatschappelijk succes te bereiken. Wanneer maatschappelijk succes niet op reguliere (legale) manieren kan worden bereikt, zullen verschillende mensen dit op de niet-legale manier doen. In de achterstandswijken hebben mensen minder kansen op werk of goed betaalde banen. Een aantal van hen zal op een niet-legale manier maatschappelijk succes willen bereiken als dit niet mogelijk is via opleiding, een goed betaalde baan of een geslaagde maatschappelijke carrière.
24
maximumscore 1 De productie van cannabisproducten behoort volgens GroenLinks niet zonder meer strafwaardig te zijn (regels 42-43).
25
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Het gaat hier om de betrokkenheid van mensen met hun buurt of wijk; dat wil zeggen: mensen voelen zich verantwoordelijk voor elkaar; helpen elkaar indien nodig. / De mate waarin individuen of groepen in de wijk met elkaar verbonden zijn en zich met elkaar verbonden voelen.
26
maximumscore 1 Het uitgangspunt dat de rechter bij het bepalen van de strafmaat rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de dader.
800025-1-034c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 211
Vraag
27
Antwoord
Scores
maximumscore 4 GroenLinks Voorbeeld van een juiste uitleg is: • GroenLinks bevindt zich aan de linkerkant van het politieke spectrum. Linkse politieke partijen leggen nadruk op de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit en zoeken de oplossing in het aanpakken van deze maatschappelijke oorzaken / preventie • − − −
−
Voorbeelden van verwijzingen/citaten (één van de volgende): GroenLinks wil om de jeugdcriminaliteit aan te pakken meer investeren in onderwijs etc. (regels 1-6 van tekst 7). “Succesvolle projecten die jongeren kansen geven, moeten worden uitgebreid.” (regels 7-9 van tekst 7) “Dat komt vaak door een combinatie van weinig kansen op school en op werk, conflicten thuis of op school en door discriminatie.” (regels 12-15) “Naast verbetering van de leefomgeving …...” (regels 33-34)
Partij voor de Vrijheid Voorbeeld van een juiste uitleg is: • De Partij voor de Vrijheid bevindt zich aan de rechterkant van het politieke spectrum. Rechtse politieke partijen verklaren criminaliteit uit verkeerde keuzes die mensen in vrijheid maken. Deze partijen zoeken de oplossing in het streng toezien op naleving van de wetten en veel aandacht voor opsporing en bestraffing van overtreders en daders van misdrijven (repressie), zodat mensen ervoor terug zullen schrikken om in strijd met de wet te handelen • − − −
800025-1-034c
Voorbeelden van verwijzingen/citaten (één van de volgende): “... een aanzienlijke vermindering van criminaliteit kan alleen bereikt worden door strenger te straffen.” (regels 24-26 van tekst 8) “... ‘zero tolerance’ dient de kernwaarde te zijn van de aanpak van de criminaliteit.” (regels 28-30) “Invoering van onvoorwaardelijk op te leggen minimumstraffen die er niet om liegen en een substantiële verhoging van de maximumstraffen.” (regels 36-39)
12
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 212
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Een dramatisch klimaatrapport 28
29
30
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De hoofdtaak van de Veiligheidsraad is de handhaving van vrede en veiligheid in de wereld • Klimaatverandering vormt een bedreiging voor de vrede en de veiligheid van landen. Droogte, stijging van zeespiegel en overstromingen bedreigen de stabiliteit van landen, maar ook de internationale verhoudingen, bijvoorbeeld als het gaat om toegang krijgen tot zoetwatervoorraden maximumscore 2 • Taak in tekst 11: De Europese Commissie initieert wetgeving / maakt concrete plannen en bereidt besluiten voor (legt die voor aan de Raad van de Europese Unie, de Europese Raad en het Europees Parlement) • De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de richtlijnen en verordeningen door de lidstaten / is uitvoerend orgaan / heeft het woordvoerderschap van de EU
1
1
1
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: Bij internationale samenwerking geven staten vaak prioriteit aan het eigen belang op de korte termijn boven gemeenschappelijke lange termijnbelangen. Om een gemeenschappelijk doel als het terugdringen van de broeikasgassen te bereiken, dienen alle staten mee te werken aan het realiseren van dit doel. De staat die niet meewerkt (de VS) heeft een belangrijk kostenvoordeel, maar profiteert wel van de bijdragen van andere staten. Dit gegeven kan staten ertoe brengen om weinig of geen actie te ondernemen; er wordt de voorkeur gegeven aan het eigen korte termijn (economisch) belang. Het gevolg is dat een gemeenschappelijk belang van de langere termijn in het gedrang komt.
Opgave 5 Valkuilen bij verslaggeving 31
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Stereotypering is het geven van een generaliserende/versimpelde/ geschematiseerde/vereenvoudigde/eenzijdige/vertekende / (vaak negatieve) voorstelling van een ander of een groep mensen. Deze kenmerken zijn van toepassing op het voorbeeld van Arabieren als boze baarden.
800025-1-034c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 213
Vraag
32
33
34
35
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste informerende functies zijn: • De agenderende functie: media kunnen niet in alle vrijheid onderwerpen aan de orde stellen / op de agenda plaatsen • De opiniërende functie: media zijn niet vrij meningen te verkondigen die strijdig zijn met opvattingen, ideologie en belangen van de machthebbers • De controlerende of waakhondfunctie: media kunnen niet de machthebbers controleren / bekritiseren maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Mechanisme versimpeling. Citaat: “Ten slotte is het nieuws versimpeld, ... afgerekend op kijk-, luister- en oplagecijfers.” (regels 121-127) • Westerse media laten zich vooral leiden door de verwachtingen en wensen van het publiek (om op die manier zo hoog mogelijke inkomsten te genereren)
1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • alinea: “Nieuws is verder partijdig ... betwiste gebieden.” (regels 101119) • Uit alle mogelijke onderwerpen, invalshoeken en woorden moet de journalist een keuze maken. Deze keuzes maakt hij/zij op grond van zijn/haar kennis, waarden, normen, ervaring: zijn of haar referentiekader
14
1
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Controleren van verschillende betrouwbare bronnen / Meerdere (onafhankelijke) bronnen raadplegen • Citaat: (regels 36-40) “Arabische landen zijn politiestaten. (...) de overheid is een soort kolossale maffia.” In een politiestaat is het moeilijk aan betrouwbare bronnen te komen / bronnen op betrouwbaarheid te controleren, aangezien de overheid via de (geheime) politie de bevolking (met inzet van veel machtsmiddelen) ervan weerhoudt kritische informatie te verstrekken (die voor de overheid negatief is) aan onafhankelijke journalisten / aangezien het moeilijk te controleren is of een bepaalde bron gemanipuleerd is door de overheid of niet
800025-1-034c
1
1
2
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 214
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste 10 kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 4 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Astrid Smit, Tbs’er laat zich niet vangen, Intermediair, 11 mei 2006
tekst 2
Eindrapport Parlementair onderzoek tbs. Tbs, vandaag over gisteren en morgen, hoofdstuk 1, Kamerstuk 30 250, nrs. 4-5, Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage, 2006
tekst 3
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Ontsnappen aan medialogica: tbs in de maatschappelijke beeldvorming, Den Haag, RMO, 2006
tabel 1 en 2
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Ontsnappen aan medialogica: tbs in de maatschappelijke beeldvorming, Den Haag, RMO, 2006
tekst 4
Astrid Smit, Tbs’er laat zich niet vangen, Intermediair, 11 mei 2006
tekst 5
www.wikipedia.nl, december 2006
tabel 3
www.kiesraad.nl/verkiezingen, december 2006
tekst 6
Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden
figuur 1
Maatschappij & Politiek, december 2006
tabel 4
Maatschappij & Politiek, december 2006
figuur 2
Maatschappij & Politiek, december 2006
spotprent 1
Leids Dagblad, 19 december 2006
spotprent 2
Leids Dagblad, 6 februari 2007
tekst 7
Verkiezingsprogramma GroenLinks, oktober 2006
tekst 8
Verkiezingsprogramma Partij voor de Vrijheid, oktober 2006
afbeelding 1
NRC Handelsblad, 6 april 2007
tekst 9 en 10
NRC Handelsblad, 6 april 2007
tekst 11
Trouw, 11 januari 2007
tekst 12
Joris Luyendijk, NRC Handelsblad, 24 februari 2007
800025-1-034c 800025-1-034c*
15
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 215
Correctievoorschrift VWO
2007 tijdvak 1
maatschappijleer
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
700025-1-034c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 216
4 5
De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.
700025-1-034c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 217
4
5
6 7
8 9
Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 84 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Het waterschap: een vergeten overheid? 1
maximumscore 2 Het antwoord dient de volgende elementen te bevatten: • Kenmerkend voor een overheid is dat deze gezag/macht heeft over een bepaald gebied. (De burgers erkennen dit gezag als legitiem.) (De centrale overheid heeft het hoogste gezag.) • Het waterschap is een overheidsorgaan. Het heeft bij wet eigen bevoegdheden: het stelt regels op waaraan burgers zich dienen te houden en heft belastingen. Hieruit blijkt dat het waterschap legaal gezag/macht heeft en uitoefent
700025-1-034c
3
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 218
Vraag
2
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste redenen zijn (twee van de volgende): − Het zijn goederen waarvan een ieder gebruik kan maken of die in principe voor iedereen beschikbaar zijn. − In tegenstelling tot private goederen is het niet mogelijk mensen te laten betalen op basis van hun gebruik, iedereen profiteert, uitsluiting van niet-betalers is niet mogelijk. − Het zijn goederen die van algemeen belang geacht worden. − De overheid (het waterschap) is nodig/verantwoordelijk voor het ontwikkelen / in stand houden van deze zaken. − Voor de instandhouding ervan zijn mensen verplicht eraan bij te dragen door belastingen (in de vorm van waterschapsheffingen). / De overheid (het waterschap) kan de burgers dwingen om bij te dragen aan de bekostiging ervan. / Burgers betalen er belasting voor, ook al maken zij er geen gebruik van. per juiste reden
3
4
1
maximumscore 2 • Het AB is te vergelijken met het parlement Twee taken van het parlement: • Taak 1: medewetgevende taak: het vaststellen van wetten en regels / het vaststellen van de begroting. In de tekst staat onder Algemeen Bestuur: vaststellen regelingen en verordeningen / vaststellen hoofdlijnen waterschapsbeleid / vaststellen begroting (regels 22-25) • Taak 2: controlerende taak. In de tekst staat: “Controle op taakuitvoering en besteding budget” (regel 26) maximumscore 2 De uitleg dient de volgende elementen te bevatten: • In een democratie heeft iedere burger bij verkiezingen één stem, dus een gelijke invloed op de samenstelling van het bestuursorgaan • Met het vervallen van de categorie ‘gebouwd’, vervalt het uitbrengen van de dubbele stem door huiseigenaren, als ingezetene en als eigenaar. Daarmee vervalt een kenmerk dat op gespannen voet staat met een democratie, waarbij iedere burger een gelijke stem heeft op de politieke besluitvorming
700025-1-034c
4
0
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 219
Vraag
5
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Wel de opkomst verhogen Voorbeeld van een juist antwoord is: − Een oorzaak van politieke desinteresse is onwetendheid of onbekendheid. Een campagne door politieke partijen kan de kiezer duidelijker maken waar het bij de verkiezingen voor het waterschapsbestuur inhoudelijk om gaat. De kiezer krijgt meer te horen over de standpunten van groeperingen die meedoen aan de waterschapsverkiezingen. / Kandidaten van groeperingen zullen zich meer kunnen profileren via het (verkiezings)programma van de lijst. of • Niet de opkomst verhogen Voorbeeld van een juist antwoord is (één van de volgende): − Een factor die van grote invloed is op de opkomst, is dat er in de perceptie van de burgers ‘iets te kiezen valt’, dat wil zeggen: zijn er duidelijke tegenstellingen of verschillende visies op problemen die opgelost moeten worden. Het is niet waarschijnlijk dat alleen de introductie van een lijstenstelsel bij waterschapsverkiezingen dit kan bewerkstelligen. − Een lijstenstelsel kennen we al bij verkiezingen voor gemeenteraad, Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Politieke partijen zijn niet meer als vroeger (sterk) ideologisch gekleurd. Partijlijsten hebben als zodanig niet direct een wervende kracht op de opkomst. / Eén van de klachten bij verkiezingen op basis van partijlijsten is juist dat de kiezer de kandidaten niet kent. Deze onbekendheid met de kandidaten van de partijen (behalve de lijsttrekkers) bevordert in het algemeen de opkomst voor verkiezingen niet. − Een oorzaak van beperkte politieke betrokkenheid is dat men tevreden is met de gang van zaken / dat burgers een gebrek aan politiek zelfvertrouwen hebben. De invoering van een lijstenstelsel zal deze houding niet veranderen.
2
2
maximumscore 2 Twee van de volgende: − Recruterings-/selectiefunctie: het leveren van kandidaatleden voor het Algemeen Bestuur / Dagelijks Bestuur van het waterschap (met uitzondering van de Dijkgraaf). − Articulatiefunctie: het naar voren brengen van eisen en wensen van ingezetenen en eigenaren. − Integratiefunctie: formuleren van een verkiezings-/politiek programma door integratie van in het waterschapsgebied levende wensen met de eigen (ideologische) uitgangspunten. per juist antwoord
700025-1-034c
1
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 220
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De Unie probeert (tekst 2) de gang van zaken rond de toekomstige wetgeving te beïnvloeden in de door de waterschappen gewenste richting, bijvoorbeeld de ondersteuning van de voortvarende aanpak / bijvoorbeeld het verzoek de inwerkingtreding te doen plaatsvinden voor een bepaalde periode / het vragen van aandacht voor haar notitie met de in de eigen kring besproken concrete standpunten. − “De Unie treedt namens de waterschappen op als vertegenwoordiger naar het Parlement … Gemeenten.” (regels 4-6 van tekst 3); − De Unie heeft een professionele organisatie: wat blijkt (zie tekst 3) uit een beschrijving van de structuur van de Unie met een vertegenwoordiging van de voorzitter van 27 waterschappen, een dagelijks bestuur, algemeen directeur, een Uniebureau, een secretaris, formele besluitvorming etc. − Uit het feit (zie tekst 3) dat er werkgroepen zijn op diverse beleidsterreinen, is af te leiden dat de Unie ook een permanent karakter heeft en zich niet richt op ad-hoczaken. per juist antwoord
8
9
10
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste kenmerken zijn (twee van de volgende): − Het gemeenschappelijk belang is belangrijker dan de tegengestelde eigen belangen van de verschillende groeperingen. Daartoe diende men met alle belanghebbenden te overleggen. − Het werd belangrijk gevonden om te streven naar consensus/ compromissen / consensus te bereiken in plaats van het belangenconflict te winnen. − Bij het overleg tussen de verschillende groeperingen is respect voor elkaar wezenlijk. per juist kenmerk
1
maximumscore 2 • De Raad van Ministers van de EU heeft de wetgevende bevoegdheid om de richtlijnen vast te stellen • De ministers van Verkeer en Waterstaat van de EU-lidstaten
1 1
maximumscore 1 De Europese Commissie (houdt toezicht op de naleving van de EUrichtlijnen) (en is het dagelijks bestuur van de Europese Unie / is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie).
700025-1-034c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 221
Vraag
Antwoord
Scores
11
maximumscore 1 De Europese Commissie / het DB van de EU opereert onafhankelijk van de nationale regeringen / behoort in het belang van de Unie te handelen / heeft de bevoegdheid om handelend op te treden tegen lidstaten bij nietnaleving van de richtlijnen.
12
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Tal van (milieu)problemen zijn grensoverschrijdend. Zo ook bijvoorbeeld de in de tekst genoemde problemen van het behoud van goede kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater en grondwater. / Grensoverschrijdende stroomgebieden beïnvloeden de waterloop van de wateren in verschillende landen. / Als het waterbeheer in andere landen niet goed is, veroorzaakt het hier overstromingen of te grote waterverontreiniging. Voor de oplossing ervan zijn staten onderling afhankelijk van elkaar geworden. Dit is interdependentie. Dit vraagt een gezamenlijke/ supranationale aanpak, in dit geval van de EU.
Opgave 2 Sociale ongelijkheid 13
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Er vond een sterke uitbreiding plaats van het stelsel van sociale zekerheid. De overheid beschermt haar burgers tegen de gevolgen van bestaansrisico’s (als werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom) door middel van een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. Daardoor zijn de verschillen tussen arm en rijk kleiner geworden. (“De verzorgingsstaat legde een bodem aan de onderkant.” regels 36-37) − Inkomensherverdeling / het streven naar een aanvaardbare inkomensverdeling is in de Nederlandse verzorgingsstaat een nevendoel van de overheid. De hogere inkomensgroepen dragen via progressieve belastingen meer bij aan de verzorgingsstaat dan de lagere inkomensgroepen. / Mensen met geen inkomen / lagere inkomens uit arbeid ontvangen sociale uitkeringen, huurtoeslag, zorgtoeslag e.d. Deze zaken leiden tot een minder scheve inkomensverdeling. − In de verzorgingsstaat geeft de overheid financiële ondersteuning aan een breed scala aan zorg-, welzijns- en onderwijsvoorzieningen. Mensen met lagere inkomens kunnen dankzij de overheidsuitgaven voor zorg en hulpverlening en onderwijs gebruikmaken van voorzieningen op deze terreinen. / Door een meer gelijke toegang tot hoger onderwijs zijn de kansen voor scholieren van gezinnen uit de lagere inkomensgroepen op een aantrekkelijk betaalde baan gestegen. per juiste uitleg
700025-1-034c
2
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 222
Vraag
14
15
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • De christendemocraten hebben als motief solidariteit (naastenliefde) / hebben als motief de wens van gespreide verantwoordelijkheid (de rol van werknemers- en werkgeversorganisaties in de uitvoeringsorganen van het sociale zekerheidsstelsel) • De liberalen hebben als motief dat de vrije ondernemingsgewijze productie gehandhaafd blijft en konden zich vinden in de uitbreiding van de verzorgingsstaat / de sociale zekerheid • De sociaaldemocraten hebben als motief het verminderen van de sociale ongelijkheid / het bevorderen van onderlinge solidariteit / zekerheid als recht in plaats van liefdadigheid / verschaffen van bestaanszekerheid maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Hoofdprobleem van de verzorgingsstaat: De problematiek van de betaalbaarheid/beheersbaarheid van het stelsel van sociale zekerheid • Uitleg: De uitgaven van de sociale zekerheid bleven stijgen, gecombineerd met een financieringstekort bij de overheid. / De uitgaven voor de publieke sector groeiden tot midden jaren tachtig sneller dan het bruto binnenlands product (BBP). (Het BBP is het totaal van wat in een land wordt geproduceerd aan goederen en diensten. Het BBP is een belangrijke maatstaf voor de economische prestaties van een land.) of • Hoofdprobleem van de verzorgingsstaat: Er werd een te groot beroep op het stelsel gedaan (door veel meer mensen dan door de wetgever was voorzien) / De sociale zekerheid werkte ‘inactiviteit’ of ‘passiviteit’ in de hand • Uitleg: De getalsmatige verhouding tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden verslechterde, het draagvlak werd smaller / de arbeidsparticipatie werd te laag
700025-1-034c
8
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 223
Vraag
16
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Opkomst van het marktdenken. / Het besef groeide dat marktwerking kan leiden tot geringere kosten en efficiëntere werkwijzen. − Politieke partijen en maatschappelijke organisaties zijn anders gaan denken over de rol van de overheid. / Er is minder vertrouwen ontstaan in de sturende werking van de overheid. − Individualisering heeft geleid tot afnemende solidariteit. − Ontideologisering van de politiek: politici laten zich minder leiden door ideologische principes wat mede resulteerde in de samenwerking tussen sociaaldemocraten (PvdA) en liberalen (VVD en D66) in de paarse coalities in de jaren negentig van de vorige eeuw. − Bevorderen van de individuele verantwoordelijkheid van de burger. − Groepen burgers laten zich minder leiden door waarden als naastenliefde/solidariteit. per juist antwoord
17
1
maximumscore 2 • het harmoniedenken • Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): − Het was – net zoals vóór de oorlog – de tijd van de verzuiling. “In de katholieke en protestantse zuilen werkten werkgevers en werknemers met elkaar samen” (regels 66-68). In de maatschappijopvatting van de katholieke en protestantse zuilen stonden belangenovereenstemming en zoeken naar de gezamenlijke oplossingen centraal. Deze opvatting is kenmerkend voor het harmoniedenken. − Werkgevers en werknemers van verschillende politieke (en religieuze) gezindten vonden elkaar in de Stichting van de Arbeid en in het gemeenschappelijk overleg met de regering. Deze mogelijkheid om aan de top invloed uit te oefenen op het sociaaleconomisch beleid was de belangrijkste reden voor de sociaaldemocratische stroming om in het harmoniemodel mee te doen.
700025-1-034c
9
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 224
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: − reproductietheorie: • Van Goor is sceptisch over de openheid van ‘dit soort standen’, de stand van topmanagers (regels 97-98). Dit past bij de reproductietheorie. Deze theorie stelt dat maatschappelijke verhoudingen worden gereproduceerd als gevolg van verschillen in cultureel kapitaal en socialisatie (socialisering) / als gevolg van verschillen in levensstijl, ideologie en saamhorigheidsgevoel. De stand van de topmanagers is gesloten omdat deze een eigen levensstijl heeft en er veel in eigen kring wordt getrouwd (regels 71-80). Het is dus moeilijk om toegang te krijgen tot een bestaande elite − meritocratietheorie: • Volgens de tekst (regels 94-96) is de ‘elite’ / stand van leidinggevenden opener dan vroeger, toen afkomst belangrijker was dan diploma’s. Nu zijn de diploma’s belangrijker geworden. Dat past bij de meritocratietheorie. / De opvatting van de PvdA-leider Wouter Bos dat hij ‘slechts geïnteresseerd is in gelijke kansen, niet in gelijke uitkomsten’ (regels 86-89) is ook een typisch voorbeeld van de meritocratietheorie. Deze theorie zegt dat mensen een positie in de samenleving veroveren op basis van persoonlijke capaciteiten en opleidingsniveau
19
maximumscore 2 Het optreden van het Kamerlid van D66 past in dit geval bij het dualisme. De D66-fractie neemt hier een standpunt in dat afwijkt van het standpunt van het kabinet. / D66 als regeringspartij lijkt steun te zoeken bij de oppositiepartijen. Dit is opmerkelijk want regeringspartijen zitten veelal op de lijn van het kabinet en steunen het kabinetsstandpunt. De situatie waarin regeringspartijen en kabinet relatief onafhankelijk van elkaar opereren en hun eigen afzonderlijke verantwoordelijkheden benadrukken, wordt dualisme genoemd.
20
maximumscore 2 • interpellatierecht / recht op interpellatie / recht op spoeddebat • De Tweede Kamer roept de minister van Binnenlandse Zaken ter verantwoording in een debat over de beloning van topbestuurders van zorgverzekeraars
700025-1-034c
10
2
2
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 225
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • de rol van de overheid als regelgever en initiator van beleid / als ontwerper en uitvoerder van beleid / de rol van de overheid als bewaker van macro-economische stabiliteit Voorbeeld van citaten (één van de volgende): − Bij de rol van de overheid als initiator van beleid: “… een inkomensbeleid waardoor de allerlaagste inkomens erop achteruit gingen … gelaten.” (regels 5-10) Jongerius spreekt het kabinet aan op het gevoerde inkomensbeleid. − “Waar wij behoefte aan hebben … economie.” (regels 36-40). (Kennelijk is dat beleid er volgens de FNV (nog) niet.) •
de rol van de overheid als overlegpartner / de rol van de overheid om te proberen te komen tot overeenstemming met de sociale partners over het beleid (of gezamenlijk beleid) met de sociale partners Citaat: “Daarbij merken we … het vertrouwen?” (regels 11-26)
1
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen indien rol van de overheid met bijbehorend citaat juist is. 22
23
maximumscore 2 • integratie / sociale functie • Betaalde arbeid is één van de belangrijkste mechanismen tot integratie in de samenleving. Als Marokkaanse ouderen en jongeren een betaalde baan hebben, helpt dat segregatie te voorkomen maximumscore 4 Het antwoord dient de volgende elementen te bevatten: • In de opvatting van de wethouder is het verschil in scholing en onderwijskansen de voornaamste algemene factor die de sociale ongelijkheid verklaart. (De andere factoren zijn de achterliggende invloeden op onderwijskansen.) − Uitleg mechanisme: • De (Marokkaanse) vaders zijn laag opgeleid en hebben geen uitzicht op werk (regels 14-16) / hebben een gering cultureel kapitaal • Daardoor zullen deze vaders hun kinderen minder goed kunnen ondersteunen bij hun opleiding / zijn kinderen uit dergelijke milieus minder gemotiveerd, krijgen minder kennis en vaardigheden mee van huis uit dan kinderen uit de zogeheten hogere sociale milieus • Dit leidt tot slechte schoolprestaties en het niet behalen van diploma’s. De kans op werkloosheid en laag betaalde banen neemt toe en daardoor het bestendigen van sociale ongelijkheid
700025-1-034c
11
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 226
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Een nieuw plan voor de publieke omroep 24
25
maximumscore 3 drie bronnen van inkomsten: 1 Leden betalen contributie / donateurs geven geld. (regels 8-9) 2 Financiering door de overheid (In de regels 61-62 en 63-64 wordt gesproken over ‘budget’ 3 Reclamegelden (regels 77-78) Indien drie financieringsbronnen juist Indien twee financieringsbronnen juist Indien één of geen financieringsbron juist
2 1 0
•
1
Commerciële zenders hebben geen toegang tot bron 1 en 2
maximumscore 2 • Vervlakking van het televisie-aanbod wil zeggen dat er steeds meer programma’s zonder nuances / programma’s die veel op elkaar lijken worden uitgezonden om een groot publiek aan te spreken. Die programma’s zijn vooral amusementsprogramma’s • Voorbeelden van kabinetsvoorstellen (twee van de volgende): − De publieke omroep moet zich richten op drie typisch publieke functies: nieuws, opinie/maatschappelijk debat, cultuur/educatie en overige informatie (regels 24-27). − De publieke omroep mag van het kabinet geen pretentieloos amusement meer uitzenden (regels 29-30). − Programma’s met opinie en debat dienen te worden uitgezonden, omroepen krijgen de garantie dat die programma’s worden uitgezonden (grotendeels in primetime), dus ook als ze geen groot publiek mochten trekken (regels 44-54). − De Raad van Bestuur kan opiniërende programma’s laten maken door ‘derden’ indien niet voldaan wordt aan de opdracht van pluriformiteit (regels 55-60). − De Raad van Bestuur bepaalt welke culturele en educatieve programma’s nodig zijn en wie ze gaat maken (regels 66-71). Indien slechts één juist voorbeeld wordt genoemd
700025-1-034c
12
1 1
0
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 227
Vraag
26
27
Antwoord
Scores
maximumscore 4 De uitgangspunten met uitleg: − pluriformiteit • Voorbeeld van een juiste uitleg is: De omroepen zijn van belang omdat deze ‘veelkleurigheid van de samenleving weerspiegelen’ (regels 1-4). Ideële omroeporganisaties, dat wil zeggen omroeporganisaties met een duidelijke identiteit, krijgen vergunningen om uit te zenden. / De publieke omroep moet een vrijplaats zijn voor meningen en uiteenlopende geluiden uit de samenleving (regels 44-47) − uitingsvrijheid • Voorbeeld van een juiste uitleg is: “Daarnaast moet de publieke omroep een vrijplaats zijn voor meningen en uiteenlopende geluiden uit de samenleving” (regels 44-47). Daarmee wordt aangegeven dat de overheid het als haar taak ziet om voorwaarden te scheppen, zodanig dat (groepen van) burgers hun meningen en gedachten daadwerkelijk kunnen uiten. / De vrijheid van meningsuiting – zoals vastgelegd in de Grondwet – dient via de publieke omroep tot haar recht te komen maximumscore 2 Het antwoord dient de volgende elementen te bevatten: • Hoe journalisten/politici/kijkers/ het grote publiek de uitzendingen van NOVA/Den Haag Vandaag waarnemen/waarneemt, is afhankelijk van hun referentiekader: het geheel van opvattingen, opinies, waarden en normen • Kijkers (en politici etc.) verwachten van NOVA een linkse signatuur (misschien vanwege de historische ontwikkeling dat NOVA is voortgekomen uit de VARA ) en als ze dan naar de programma’s kijken zullen ze dat referentiekader, die verwachtingen, gebruiken en de uitzendingen van NOVA als links interpreteren. Een beetje kritisch geluid over niet linkse politici bevestigt dan de beeldvorming van NOVA/Den Haag Vandaag als (te) links
700025-1-034c
13
2
2
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 228
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Twee van de volgende mediafuncties met toelichting: − socialiserende functie Door de keuze van onderwerpen speelt de actualiteitenrubriek in op de ideeën, opvattingen, normen en waarden van de eigen achterban. Impliciet en expliciet versterkt naar verwachting de rubriek voor een groot deel de ‘EO-kijk’ op de mens en samenleving. − sociale functie ‘mee kunnen praten’ De onderwerpen die de actualiteitenrubriek kiest, zijn gespreksonderwerpen van de EO-kijkers thuis, en onderwerpen die ze met hun geloofsgenoten, vrienden/kennissen of op het werk bespreken. − bij een groep horen / versterken van ‘wij-gevoel’ / verbindende functie Het kijken naar de actualiteitenrubriek kan het gevoel versterken dat je behoort tot een bepaalde groepering, in dit geval de christenen (leus van de EO: “Laat zien dat je christen bent.”). − (collectieve) betekenisgeving De EO-programma’s geven voor de eigen achterban betekenis aan maatschappelijke verschijnselen of gedragingen vanuit de gedachtewereld van de EO / de programma’s die de cultuur weergeven van de EO geven richting aan het denken en doen van de leden van EO. per juist antwoord
2
Opmerking Wanneer alleen een mediafunctie wordt genoemd, geen punten toekennen. 29
maximumscore 1 “De ledenbestanden van de omroepverenigingen kalven af” (regels 15-17). / “Die (publieke omroep) is namelijk al lang niet meer een spiegel van de samenleving (regels 30-31).
30
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste journalistieke regels zijn (drie van de volgende): − Scheiding tussen feiten en meningen/commentaar/analyse. − Er moet gebruik worden gemaakt van meerdere (van elkaar onafhankelijke) informatiebronnen. − De bronnen moeten (dubbel) worden gecheckt. − Er moet hoor en wederhoor worden toegepast. per juiste journalistieke regel
700025-1-034c
1
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 229
Vraag
31
32
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Voorbeeld van een juiste economische factor is: de publieke omroep heeft concurrentie van de commerciële zenders. (tekst 9, regels 21-27 of tekst 11, regels 20-23) • Voorbeeld van een juiste technologische factor is: technologische vernieuwingen brengt nieuwe programmering te weeg / nieuwe producten. / De ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie schept nieuwe mogelijkheden. (tekst 9, regels 30-35 of tekst 11, regels 23-27) maximumscore 4 • Partij A is de VVD. Partij B is het CDA. Partij C is D66 • Voorbeeld van een juiste uitleg dat partij A de VVD is: De VVD vindt dat de publieke omroep (met overheidsgeld) een aanvulling moet zijn op het commerciële aanbod; de publieke omroep moet niet die dingen doen die via de markt / door de commerciële zenders net zo goed of beter kunnen worden gedaan. (Bron citaat: Nota overleg toekomstvisie publieke omroep, 10 oktober 2005, website VVD-woordvoerder Fadime Örgü.) Dit strookt met de liberale uitgangspunten van behoud/bevorderen van een vrije markt (economie) of terughoudende overheid • Voorbeeld van een juiste uitleg dat partij B het CDA is: Het CDA is altijd voorstander van een grote rol van de omroepverenigingen geweest. Dat heeft te maken met uitgangspunten als gespreide verantwoordelijkheid of soevereiniteit in eigen kring. (Bron citaat: Friesch Dagblad, 7 juli 2005; op de website van CDA-woordvoerder Joop Atsma) • Voorbeeld van een juiste uitleg dat partij C D66 is: D66 ziet zichzelf als een progressief (sociaal-)liberale partij. Daarbij past het idee van een mondige burger / het idee dat de individuele kijker/luisteraar centraal staat en niet de belangen van de omroepverenigingen. / D66 ziet zichzelf als een moderne, toekomstgerichte partij. Maatschappelijke instituties zoals de publieke omroep moeten hervormd worden om te kunnen voldoen aan nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. / D66 is tegen een verzuilde structuur van het omroepbestel. (Bron citaat: D66 website, bericht van 27 juni 2005 en gedeeltelijk van juni 2006.)
700025-1-034c
15
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 230
Vraag
33
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De tekenaar drijft de spot met de plannen van het kabinet / de staatssecretaris voor de publieke omroep. Het kabinet (-Balkenende II) wil een nieuw publiek omroepbestel met accent op informatieve programma’s mede bedoeld om kijkers vast te houden. Maar de kijker wendt zich af van de programma’s van het publiek bestel. Het grote publiek kijkt liever naar de amusementsprogramma’s (‘plat vermaak’) van commerciële zenders zoals die van Talpa. De boodschap is dat er geen draagvlak is voor een nieuw publiek bestel met als hoofdtaak het verschaffen van informatieve programma’s. / De boodschap is dat de plannen voor een nieuw publiek bestel niet het beoogde doel zal realiseren van een tegenkracht tegen de commerciële zenders (mede ook omdat Medy van der Laan zogeheten ‘pretentieloos vermaak’ verbiedt) −
1
Wel eens met de boodschap in deze spotprent: Voorbeeld van een juist antwoord is: De tendens in figuur 1 is duidelijk: het aantal uren dat mensen naar de publieke omroep kijken, daalt vanaf 1985 van ruim acht uur naar vier uur in 2000. Deze trend zal naar verwachting door een nieuwe opzet van het bestel met een accent op informatieve programma’s niet gekeerd worden. Met name de jongeren en jongvolwassen (12-19 jaar en 20-34 jaar) kijken sinds 1995 meer naar de commerciële zenders dan naar de publieke omroep. Het aantal uren dat die jongeren en jongvolwassenen naar de publieke omroep kijken, is gering
2
of − Niet eens met de boodschap in deze spotprent: Voorbeeld van een juist antwoord is: • Figuur 1 laat zien dat er zeker nog draagvlak was/is voor het publieke bestel. In 2000 kijkt de Nederlandse bevolking gemiddeld vier uur per week naar de publieke omroep en zo’n zes uur naar de commerciële zenders. Zeker in de leeftijdscategorieën ’50–64 jaar’ en ’65 jaar en meer’ is er veel draagvlak voor de publieke zenders. De verwachting is dat (mede door de vergrijzing) er bij ouderen voldoende draagvlak is voor het nieuwe omroepbestel
2
•
700025-1-034c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 231
Vraag
34
35
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − uitleg 1 • De tekenaar bekritiseert het arbitraire verschil tussen amusement en ‘pretentieloos amusement’. (Zie regels 28-30 van tekst 9.) De omroepen hebben kennelijk te veel ‘pretentieloos amusement’ in huis • En worden daarover door het Commissariaat van de Media (‘de amusementspolitie’) ondervraagd − uitleg 2 • Publieke omroep wordt geacht ‘hoogwaardig’ amusement te maken (geen ‘pretentieloos amusement’; zie regels 28-30 van tekst 9), maar brengen toch ‘plat amusement’ (om kijkers te behouden/trekken) • Naleving van deze eis van de overheid wordt gecontroleerd door het Commissariaat van de Media. In de spotprent weergegeven als de ‘amusementspolitie’ − uitleg 3 • De uitvoerders van het Commissariaat van de Media (de ‘amusementspolitie’) komen kijken of de publieke omroep zich houdt aan de voorschriften • De publieke omroepen houden zich blijkbaar niet aan de programmavoorschriften uit de Mediawet (volledig programma). Maar onder druk van de commerciëlen voelen de publieke omroepen zich genoodzaakt hun programma’s op te leuken of te veel amusementsprogramma’s uit te zenden. Hierdoor komt de bedoeling van de publieke omroep in gevaar; zij zijn bang betrapt te worden en daardoor boetes of andere sancties te krijgen
1 1
1
1
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Het gaat om kinderen die mee hebben gedaan aan een bepaalde activiteit (regel 10). Het kan zijn dat deze kinderen al meer bewegen dan andere kinderen / dat deze kinderen minder bewegen dan andere kinderen. Met andere woorden: het is de vraag of het gaat om een aselecte steekproef. − De kinderen werden door docenten aangemoedigd mee te doen aan de enquête, zij vulden die enquête thuis of op school in (regels 12-14). Dit gegeven maakt dat het de vraag is of het gaat om een aselecte steekproef. − Het gaat om kinderen die mee hebben gedaan aan een quiz over gezonde leefstijl (regel 11). Het kan zijn dat deze respondenten sociaalwenselijke antwoorden hebben gegeven bij de enquête. − De controlegroep ontbreekt. Een constatering als ‘de helft van de kinderen met overgewicht en inactieve kinderen’ krijgt pas betekenis als ook bekend is hoe hoog het vergelijkbare percentage is bij de kinderen zonder overgewicht en actieve kinderen.
700025-1-034c
17
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 232
Vraag
36
Antwoord
Scores
maximumscore 1 De consumptie van dikmakers als snoep en snacks is de afhankelijke variabele, en het regelmatig kijken naar reclameboodschappen is de onafhankelijke variabele.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1 t/m 4
naar website van De Unie van Waterschappen, september 2005
tekst 5
de Volkskrant, 2 april 2005
tekst 6
de Volkskrant, 30 september 2005
tekst 7
website FNV, oktober 2005
tekst 8
Het Parool, 28 september 2005
tekst 9
de Volkskrant, 24 september 2005
tekst 10
de Volkskrant, 2 juli 2005
tekst 11
Het Parool, 12 juli 2005
spotprent 1
www.tomjanssen.net, mei/juni 2005
spotprent 2
www.tomjanssen.net, maart 2005
figuur 1
F. Huysmans et al. (2004), Achter de Schermen: een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken
tekst 12
VoedingsMagazine nummer 5, oktober 2004, 17de jaargang
en internetten, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2004 tekstfragment bij vraag 8
Jona Lendering, Polderdenken. De wortels van de Nederlandse overlegcultuur,
Amsterdam, 2004
700025-1-034c 700025-1-034c*
18
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 233
maatschappijleer
Correctievoorschrift VWO
20
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
06
Tijdvak 1
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
600025-1-33c
1
Lees verder Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 234
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. N.B. Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. 3 Vakspecifieke regel Voor het examen maatschappijleer VWO kunnen maximaal 85 scorepunten worden behaald.
600025-1-33c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 235
4 Beoordelingsmodel Deelscores
Antwoorden
Opgave 1 Beroering over de hervormingsplannen kabinet-Balkenende II Maximumscore 2 1 • De overheid als overlegpartner: kabinet heeft overleg gevoerd met de sociale partners over
een (voorlopig) akkoord
1
• De overheid als regelgever: kabinet komt met allerlei hervormingsplannen op het gebied
van werk en sociale zekerheid 2
3
4
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn: ▬ betreffende de samenstelling van de SER • In de SER zitten naast Kroonleden vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties. Afwijken van een SER-advies betekent voorbijgaan aan een overlegcultuur, waarin de sociale partners met tegengestelde belangen elkaar vinden in een compromis. De vakbeweging heeft zich kunnen vinden in het compromis over de WAO en vindt het dus pijnlijk als daarvan afgeweken wordt ▬ betreffende de taak van de SER • De SER is sinds 1950 op sociaal-economisch gebied het belangrijkste adviesorgaan van het kabinet. / De SER heeft in de naoorlogse overlegeconomie als adviesorgaan van het kabinet een grote rol gespeeld. Het is daarom niet gebruikelijk dat het kabinet een advies van de SER niet overneemt Maximumscore 4 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Voor liberalen is dit de marktwerking / het particulier initiatief: door concurrentie op de markt zijn er meer keuzemogelijkheden voor de burger; de burger is zelf in staat zijn/haar belangen te behartigen en rationele keuzes te maken • Christen-democraten leggen een zekere nadruk op de zorgzame samenleving / verantwoordelijke samenleving: de burger functioneert binnen georganiseerde verbanden, die gedeeltelijk voorzien in de behoefte aan zorg en zekerheid. / De overheid zorgt voor het scheppen van de randvoorwaarden voor het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid binnen het eigen gezins-, familieverband en binnen andere sociale verbanden Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • In de tekst staat dat het kabinet “steunend op een krappe meerderheid in de Kamer,” (regels 22-23) zijn plannen aankondigt. Deze krappe meerderheid zal deze plannen (als wetsvoorstellen ingediend) later al of niet moeten goedkeuren • Met andere woorden: in een parlementaire regeringsvorm heeft en houdt het parlement het laatste woord. / Ministers en/of kabinet moeten het vertrouwen (van een meerderheid) van het parlement hebben
600025-1-33c
3
2
2
2
2
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 236
Deelscores
Antwoorden
5
6
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): • De individualisering komt tot uiting in meer keuzevrijheid en zelfstandigheid van mensen in hun rollen van burger en werknemer. In plaats van collectieve regelingen, bevochten door de vakbonden, volgen werknemers meer eigen keuzen, toegespitst op de persoonlijke omstandigheden. Gevolg is dat de positie van de vakbeweging wordt verzwakt. • De individualisering kan er toe leiden dat mensen geen lid worden van de vakbond. Het aantal leden van een vakbond is een belangrijke machtsbron van een vakbond. Gevolg is dat de positie van de vakbeweging wordt verzwakt. • Door de individualisering van de maatschappij vallen niet meer alle belangen van werknemers samen, maar kunnen zich andere taxaties van belangen voordoen tussen categorieën werknemers (bijvoorbeeld tussen oudere en jongere werknemers). Dit maakt dat er minder een gemeenschappelijk belang wordt ervaren. De vakbeweging steunt van oudsher sterk op het solidariteitsprincipe. Individualisering werkt meer individuele keuzevrijheid in de hand. Daardoor komt de solidariteitsgedachte van werknemers onder druk te staan. • Individualisering van de samenleving doet niet automatisch de behoefte aan collectieve regelingen afnemen. Door meer keuzevrijheid en zelfstandigheid van individuele mensen nemen juist de behoefte aan collectieve regelingen op hoger niveau toe. Voor het behoud van deze regelingen – AOW, WAO, WW – blijft de vakbeweging van belang. • Het toenemen van meer individuele vrijheid van burgers heeft de rol van de CAO in ons arbeidsbestel en daarmee het belang van de vakbeweging niet doen afnemen. Wel is er meer maatwerk gekomen in de CAO’s en hebben de ondernemingsraden meer invloed gekregen bij de uitwerking van de CAO’s. Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): • PvdA, GL en SP worden op sociaal-economisch terrein beschouwd als linkse of progressieve partijen en de ChristenUnie als (christelijk-)sociaal, terwijl de LPF als een rechtse of conservatieve partij wordt gezien. • PvdA, GL en SP zijn sociaal-democratisch/socialistisch, ChristenUnie is christelijk en de LPF is populistisch/anders / valt niet onder de traditionele stromingen. • ChristenUnie is confessioneel, terwijl PvdA, GL, SP en LPF niet-confessioneel zijn.
7
Maximumscore 1 Fragment 3 is van de LPF: kabinet luistert te weinig naar de burgers / pleit voor krachtig leiderschap.
8
Maximumscore 2 Nee, zij is volgens de Grondwet lid van de regering en kan de ministerraad (ministerpresident) adviseren. Maximumscore 4
9 ▬ gunstige factoren (twee van de volgende):
• de eensgezindheid van FNV, CNV en MHP • de massale steun van de achterbannen van de vakorganisaties • steun in het parlement van de oppositiepartijen
per juiste gunstige factor ▬ ongunstige
1
factoren:
• de vakcentrales hadden weinig gehoor bij de christelijk-liberale coalitie • economische factoren (werkloosheid, economische recessie) verzwakken de positie van de
vakbeweging
600025-1-33c
1 1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 237
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 10 • Het pluralistische model van machtsverdeling
1
• Deze visie gaat uit van een zekere spreiding van macht over verschillende machtscentra:
maatschappelijke organisaties, economische en politieke actoren. Er is in dit geval sprake van verdeling van macht over kabinet, regeringspartijen, oppositiepartijen, werkgevers- en werknemersorganisaties
1
Opgave 2 Politieke besluitvorming: de toekomst van de Europese Unie 11
Maximumscore 2 twee van de volgende factoren met citaat: ▬ Een gebrek aan politieke kennis. citaat: “zonder dat men precies begrijpt hoe de besluiten tot stand komen” (regels 26-28) ▬ Men heeft geen vertrouwen in de mogelijkheid om als burger invloed uit te oefenen. citaat: “zonder dat men het gevoel heeft daar enige invloed op te kunnen uitoefenen” (regels 28-29) ▬ Gebrek aan vertrouwen in de democratie van de Europese Unie. citaten (één van de volgende): • “veel Europese burgers … sceptisch reageren op Europa, op Brussel” (regels 12-16) • “Het EP is voor de burger nog niet het herkenbare ijkpunt dat vertrouwen inboezemt.” (regels 84-86) per juiste factor en bijbehorend juist citaat
1
Maximumscore 2 12 • het subsidiariteitsbeginsel
1
• Volgens dit beginsel moet het rijk zich zo min mogelijk bemoeien met lagere
overheidsorganen en maatschappelijke organisaties. (Maar lagere organen zouden ondergeschikt blijven aan hogere organen.) / Het subsidiariteitsbeginsel heeft als doel een zekere mate van onafhankelijkheid te garanderen aan een ondergeschikte autoriteit ten opzichte van een hogere instantie, of aan een plaatselijke overheid ten opzichte van een centrale overheid. 13
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • Het EP heeft medebeslissingsrecht bij Europese wetgeving. • Het EP controleert de uitvoering van beleid door de Europese Commissie. • Het EP heeft het laatste woord bij de toetreding van nieuwe lidstaten en bij verdragen met andere landen. • Het EP kan de hele Europese Commissie naar huis sturen. per juist argument
600025-1-33c
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 238
Deelscores
Antwoorden
14
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • Het EP heeft niet zelf een directe wetgevende bevoegdheid, alleen medebeslissingsrecht. • Het EP heeft het recht zich uit te spreken over slechts een deel van de EU-begroting. (Over de omvangrijke landbouwuitgaven heeft de Raad van Ministers het laatste woord.) • Het EP kan zich uitspreken over door de lidstaten voorgedragen kandidaten voor de Europese Commissie, maar benoemt niet zelf die Commissarissen. / Het EP kan geen individuele leden wegsturen. • Het EP heeft weinig controlemogelijkheden ten opzichte van de overige Europese organen (Raad van Ministers). • De Raad van Ministers neemt de beslissingen en vormt (samen met de Europese Commissie) de uitvoerende macht. De nationale parlementen kunnen hun controlerende taken ten aanzien van hun eigen nationale politici niet effectief vervullen: de nationale parlementen worden geconfronteerd met de akkoorden die de Raad heeft besloten en kunnen die beslissingen moeilijk terugdraaien. per juist argument
15
1
Maximumscore 4 In het betoog zijn drie van de onderstaande voorbeelden van argumenten vóór en/of tegen een referendum verwerkt. ▬ Voorbeelden van argumenten vóór zijn: • Het versterkt de democratie: burgers hebben zelf iets te zeggen over belangrijke politieke beslissingen. / De burgers hebben rechtstreeks invloed op politieke beslissingen en kunnen een kabinetsbesluit of meerderheidsstandpunt van de Tweede Kamer verwerpen wat in geval van de Europese Grondwet ook is gebeurd. • Maatschappelijke groeperingen of burgers die in het parlement een minderheid hebben, kunnen door een referendum hun invloed laten gelden / kunnen een meerderheid van de burgers achter hun standpunt krijgen. • Het laat politici zien wat er leeft bij de burgers; politici worden geconfronteerd met nieuwe ideeën en moeten daarop reageren. • Via referenda kunnen burgers hun onvrede omzetten in een politieke uitspraak. • Het verkleint de kloof tussen burgers en politici. • Er ontstaat bij de bevolking een maatschappelijk debat over het vraagstuk. De volksraadpleging over de Europese Grondwet heeft ervoor gezorgd dat meer dan ooit over Europa is gedebatteerd. • Een referendum zorgt ervoor dat de bevolking meer te weten komt. Nederlanders die hebben gestemd over de Europese Grondwet zijn meer geïnformeerd over Europa dan wanneer het parlement voor hen had beslist. • Burgers raken gemotiveerd om zich met dit vraagstuk bezig te houden. / De betrokkenheid van de burgers voor het referendum over de Europese Grondwet is veel groter gebleken dan bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. (De opkomst bij het eerste nationale referendum was bijna 64 procent, terwijl de opkomst bij de verkiezingen voor het EP in 2004 ruim 39 procent was.) • Een referendum dwingt politici om duidelijk uit te leggen waarom ze een bepaalde mening hebben. • Door een referendum ontstaat een groter draagvlak voor een politiek besluit.
600025-1-33c
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 239
Antwoorden
▬ Voorbeelden
Deelscores
van argumenten tegen zijn:
• De positie van het parlement wordt aangetast. Het mandaat van volksvertegenwoordigers
wordt ondergraven. / Normaliter heeft de kiezer iedere vier jaar de mogelijkheid om zijn of haar keus voor een bepaalde politiek duidelijk te maken. • Het kabinet en de grote meerderheid van de Tweede Kamer waren vóór aanvaarding van de Europese Grondwet. Het voorleggen aan de kiezers kan leiden tot verlies van legitimiteit van de volksvertegenwoordiging. • Sommige kwesties lenen zich niet goed voor een referendum, voor een eenvoudig ja of nee, omdat er veel aspecten aan vastzitten die veelal onbekend zijn voor de gemiddelde kiezer. • Burgers moeten kiezen uit ‘ja’ of ‘nee’, er is geen compromis mogelijk. • Kiezers hebben vaak de neiging ‘conservatief’ te stemmen. • Kiezers stemmen niet altijd over de inhoud van een voorliggend onderwerp of strijdpunt, maar over andere zaken die er niet direct betrekking op hebben. (Zo had een meerderheid van de nee-stemmers bij het referendum over de Europese Grondwet volgens sommigen geen boodschap aan de inhoud van de Grondwet, maar protesteerde tegen zaken als de kosten van de Europese Unie, de bemoeizucht uit Brussel, de snelle uitbreiding van de Unie etc.) per juist argument consistentie in het betoog
1 1
Opgave 3 Massamedia: oorlog tussen pers en politiek Maximumscore 3 16 • vrijheid van meningsuiting / persvrijheid (Artikel 7 van de Grondwet)
1
• Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te
openbaren. / Niemand heeft van tevoren toestemming nodig om zijn of haar mening (gedachten, gevoelens) te uiten / te verspreiden via kranten, boeken, radio, TV, etc. • Men moet zich daarbij houden aan de wet (‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’). Je mag bijvoorbeeld geen uitlatingen doen die aanzetten tot haat of discriminatie, niet beledigen. / Je mag niet opruien
1
1
Maximumscore 4 17 • de controlefunctie/waakhondfunctie
1
• De pers heeft een functie in het ‘hinderlijk volgen’ of controleren van bestuurders. Dat
wordt lastig als journalisten geen vervelende vragen mogen stellen (Henneman in de regels 29-31)
1
• de opiniërende functie • In een democratie moet iedereen zich een mening kunnen vormen op basis van
1
berichtgeving door onafhankelijke media. Dat is moeilijk als overheidsfunctionarissen van journalisten zouden verlangen dat ze ‘hun verlengde microfoon’ zijn (Henneman in de regels 34-35) / als de overheid geen respect heeft voor een onafhankelijke kijk (Mulder in regel 40) / één grote centrale is die bepaalt hoe we over zaken moeten denken (Mulder in de regels 45-48) 18
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): • informatie moet betrouwbaar / zo objectief mogelijk zijn • scheiding tussen feiten en meningen/commentaar • er moet gebruik worden gemaakt van meerdere (van elkaar onafhankelijke) informatiebronnen • de bronnen moeten worden gecheckt • er moet hoor en wederhoor worden toegepast per juiste journalistieke norm
600025-1-33c
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 240
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 3 19 • De agenda(setting)theorie: de media bepalen - door de hoeveelheid aandacht die ze aan
bepaalde onderwerpen besteden - wat mensen belangrijk vinden en waar ze over praten / de media bepalen de publieke en politieke agenda • citaat: “(…) nieuwe wetgeving rond de sociale zekerheid … Heeft de pers geen belangstelling voor” (regels 86-91) / “Lelijke bezuinigingen … Heeft de pers geen boodschap aan.” (regels 92-95) / “Zo bepaalt de pers … wat wél belangrijk is en wat niet” (regels 96-97/101)
1
Maximumscore 2 Hypes: nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen.
20
21
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • Meer amusementsprogramma’s op prime time • Stoppen met programma’s die weinig kijkers/luisteraars hebben. • ‘Popularisering’ van informatieve programma’s. / Meer infotainment. • Er zal een grote nadruk liggen op het brengen van voor het grote publiek interessante aspecten van de politieke en maatschappelijke onderwerpen (in de sfeer van het persoonlijke, human interest). • Er zullen minder programma’s over moeilijke onderwerpen aangeboden worden. • Er zullen minder (diepgaande) programma’s voor kleinere doelgroepen aangeboden worden. per juist antwoord
22
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): ▬ volledige programmering/programmavoorschrift, met als toelichting: • De zendtijd voor televisie van de publieke omroepverenigingen gezamenlijk wordt gebruikt voor een volledig programma. Dat wil zeggen dat het programma-aanbod ten minste moet bestaan uit informatie, cultuur, verstrooiing en educatie. ▬ reclameregels,
met als toelichting (bijvoorbeeld één van de volgende):
• Programma’s bevatten geen reclameboodschappen en evenmin sluikreclame • Programmaonderdelen worden niet gesponsord (met uitzondering van
programmaonderdelen van culturele aard, ten behoeve van ideële doeleinden, sportprogramma’s) • Programma’s worden niet onderbroken door reclameblokken. ▬ regels
voor de leden van omroepverenigingen, met als toelichting (bijvoorbeeld één van de volgende): • Omroepverenigingen heffen een contributie van hun leden met een minimumbedrag van € 4,54 per jaar. • Omroepverenigingen tonen aan dat hun leden invloed op het beleid van de omroepvereniging kunnen uitoefenen. per juist voorbeeld met een juiste toelichting
600025-1-33c
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 241
Antwoorden
23
Deelscores
Maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): • Kranten verliezen advertentie-inkomsten doordat adverteerders op de advertentiemarkt vaker kiezen voor commerciële tv-zenders. • Tengevolge van het ruime televisieaanbod lezen minder mensen een krant / lezen vooral jonge mensen minder vaak een krant. Dit betekent minder inkomsten uit abonnementen en losse verkoop. • Doordat minder mensen een krant lezen als gevolg van het ruime televisieaanbod, besteden adverteerders minder geld aan advertenties in kranten. Dit betekent minder inkomsten uit advertenties. Maximumscore 2
24 • in de categorie ‘kwaliteitskrant’
1
• De andere categorie is die van populaire dagbladen. Een voorbeeld hiervan is:
De Telegraaf/Algemeen Dagblad 25
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede (onderzoeks)vragen zijn (twee van de volgende): • Hoeveel (hoofd)redacteuren en politici/bestuurders zijn geïnterviewd en is dit een voldoende aantal om verantwoorde uitspraken te doen? • Was de groep ‘bestuurders’ en ‘hoofdredacteuren’ een goede afspiegeling van de groepen wier uitspraken generaliseerbaar waren voor “pers en politiek”? (Ook parlementaire journalisten die in Den Haag werken?) • “Steeds luider klinkt de kritiek op de pers”. Maar: is het vertrouwen wel minder dan in andere perioden? Wat betekent ‘steeds’? Is de mate van kritiek inderdaad groter of hebben we er meer aandacht voor? • “Is de kritische uitspraak van minister Donner niet moeiteloos te vervangen door uitspraken van voorgangers als Lubbers en Van Agt?” Met andere woorden: is het vraagstuk niet van alle tijden? per juiste (onderzoeks)vraag
1
Opgave 4 Mens en werk: veranderingen op de arbeidsmarkt Maximumscore 1 een postindustriële samenleving / informatiemaatschappij / dienstensamenleving
26
Maximumscore 2 27 • veranderde maatschappelijke arbeidsverdeling
1
• Mede onder invloed van technologische vernieuwingen verdwijnen banen in de industrie en
ontstaan nieuwe functies, bedrijven in de dienstensector. Er is dus sprake van veranderde maatschappelijke arbeidsverdeling
1
Maximumscore 4 28 ▬ centralisatie, voorbeeld van een juiste uitleg is:
• Bij centralisatie bepaalt het management / de leidinggevende wat er moet gebeuren. Er is
sprake van een hiërarchisch systeem. Met behulp van computers kunnen leidinggevenden gemakkelijker overzicht houden over vele aspecten van het productieproces. Zij kunnen van één centrale plaats direct communiceren met de werknemers op de werkvloer en de werkzaamheden coördineren ▬ decentralisatie,
2
voorbeeld van een juiste uitleg is:
• Met behulp van computers kunnen werknemers onafhankelijk van plaats en tijd werken. Het
instellen van zelfsturende teams (een vergroting van de autonomie) is mogelijk: daardoor kunnen bedrijven meer decentraal produceren. Bedrijven worden minder hiërarchisch. Dankzij communicatie via computer/intranet kunnen managers wel het overzicht houden van de totale productie
600025-1-33c
9
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 242
Deelscores
Antwoorden
29
Maximumscore 4 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Er ontstaat een grote behoefte aan mensen die de nieuwe technologie kunnen toepassen in bedrijven. Het gaat daarbij zowel om diensten als om het ontwikkelen van nieuwe producten. Hiervoor is specifieke opleiding/kennis nodig. De inkomens van mensen met deze specifieke know how die deze functies kunnen uitoefenen, zullen stijgen • Daarnaast creëert de informatietechnologie ook (eenvoudig) routinewerk waarvoor weinig scholing nodig is (taakverarming, taakversmalling). De lonen voor deze functies blijven gelijk of stijgen minder snel. / Uitvoerend werk of routinewerk verdwijnt, omdat deze overgenomen wordt door computers (voorbeeld van procesinnovatie). Mensen worden werkloos met daling van het inkomen tot gevolg. Dit treft vooral de laagopgeleiden
2
2
Maximumscore 2 30 • eentonigheid (of omgekeerd afwisseling) (regel 47)
• autonomie (regel 49) • werktempo (regel 56)
Indien drie factoren juist Indien twee factoren juist Indien één factor juist
2 1 0
Maximumscore 2 31 ▬ Telewerkers zijn beter af.
twee van de volgende gegevens: • Telewerkers bepalen vaker zelf werk- en pauzetijden. De percentages ‘nee’-antwoorden op
de vragen 6 en 7 zijn duidelijk minder bij telewerkers dan bij niet-telewerkers. • Telewerkers kunnen vaker hun taakvolgorde bepalen. Het percentage ‘nee’-antwoorden op
vraag 1 is duidelijk minder bij telewerkers dan bij niet-telewerkers. • Telewerkers kunnen vaker hun werkmethode bepalen. Het percentage ‘nee’-antwoorden op
vraag 2 is duidelijk minder bij telewerkers dan bij niet-telewerkers. • Telewerkers kunnen vaker hun werktempo bepalen. Het percentage ‘nee’-antwoorden op
vraag 3 is duidelijk minder bij telewerkers dan bij niet-telewerkers. • Telewerkers kunnen vaker zelf hun kwaliteitscontrole uitvoeren. Het percentage ‘nee’-
antwoorden op vraag 5 is duidelijk minder bij telewerkers dan bij niet-telewerkers. of: ▬ Telewerkers
zijn niet beter af. twee van de volgende gegevens: • Een groot percentage telewerkers (44) zegt niet genoeg tijd te hebben om het werk af te krijgen. Bij niet-telewerkers is dit percentage lager, namelijk 30 (zie vraag 9 Taaklast). • Telewerkers maken langere werkweken. Gemiddeld 46 uur tegen 39 uur van niettelewerkers (zie vraag 10). • Meer telewerkers (34 procent) hebben last van stress dan niet telewerkers (30 procent) (zie vraag 12) (Maar de vraag is of dit verschil significant is; dat wil zeggen: niet aan toeval is toe te schrijven.) per juist ondersteunend gegeven
600025-1-33c
1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 243
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 4 32 •De drie benaderingswijzen zijn: sociaal-economische benaderingswijze, sociaal-culturele
benaderingswijze en politiek-juridische benaderingswijze
1
▬ Sociaal-economische
benaderingswijze Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Welke economische omstandigheden hebben de arbeidsparticipatie van vrouwen gestimuleerd? • Welke belangen hadden werkgevers bij het in dienst nemen van vrouwen? • Welke maatregelen hebben werkgevers- en werknemersorganisaties genomen om de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verbeteren? • Welke rol heeft de opleiding van vrouwen gespeeld?
1
▬ Sociaal-culturele
benaderingswijze Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Welke veranderingen in waarden en normen liggen ten grondslag aan de veranderde rolverdeling tussen vrouwen en mannen? • Welke culturele veranderingen (individualisering, emancipatiestreven) hebben geleid tot de andere waarden en normen met betrekking tot de rolverdeling van man en vrouw thuis?
1
▬ Politiek-juridische
benaderingswijze Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Welke maatregelen van de overheid hebben de komst van het anderhalf-huishouden bevorderd? • Wat is het overheidsbeleid geweest om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen?
1
Opmerking De onderzoeksvraag moet bij de juiste benaderingswijze staan. Maximumscore 4 33 ▬ Ja, met de komst van het anderhalf-huishouden is het emancipatiebeleid grotendeels
geslaagd te noemen. Het beleid is gericht op het inhalen van achterstanden van vrouwen op de arbeidsmarkt en op herverdeling/eerlijke verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid. De positie van vrouwen op de arbeidsmarkt is verbeterd. Vrouwen zijn niet alleen verzorgster van partner en kinderen / huisvrouw, maar kunnen ook werken en carrière maken. (De toegang tot de arbeidsmarkt ligt voor vrouwen helemaal open. In een anderhalfhuishouden werkt zowel de man als de vrouw.) ▬ gegevens
behorend bij ‘ja’ (één van de volgende):
2 2
• Het aantal voltijd-niet werkende paren neemt af. In Tabel 2 is te zien dat het percentage
voltijd-niet werkende paren met minderjarige kinderen tussen 1992 en 2003 is gedaald van 57 naar 34 procent. (Bij paren zonder minderjarige kinderen is de daling minder sterk: van 29 naar 23 procent). • Het aantal paren voltijd-deeltijd (anderhalf-huishoudens) is toegenomen. Het percentage anderhalf-huishouden met minderjarige kinderen is tussen 1992 en 2003 gestegen van 26 procent naar 45 procent. (Bij paren zonder minderjarige kinderen is de stijging wat minder sterk: van 21 naar 28 procent.) of:
600025-1-33c
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 244
Antwoorden
Deelscores
▬ Nee,
het emancipatiebeleid is gericht op het inhalen van achterstanden van vrouwen op de arbeidsmarkt en op herverdeling/eerlijke verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid. De positie van vrouwen is nog steeds niet helemaal gelijk aan die van de man. Mannen hebben vaak een volledige baan, terwijl vrouwen vaak een deeltijdbaan hebben. Met andere woorden: vrouwen zullen meer zorgtaken thuis hebben
▬ gegevens
behorend bij ‘nee’ (één van de volgende):
2 2
• In tabel 3 staat dat bij 36 procent van de paren de man voltijd werkt en de vrouw deeltijd.
Bij slechts 1 procent van de paren werkt de vrouw voltijd en de partner deeltijd. • Ook blijkt uit tabel 2 dat er in 2003 veel paren zijn waarbij de ene partner voltijd werkt en
de andere in het geheel niet buitenshuis werkt (34 procent en 23 procent). inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 7 juni naar Cito.
Einde
600025-1-33c
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 245
maatschappijleer
Correctievoorschrift VWO
20
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
05
Tijdvak 1
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
500018-1-29c
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 246
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. N.B. Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. 3 Vakspecifieke regel Voor het examen maatschappijleer VWO kunnen maximaal 94 scorepunten worden behaald.
500018-1-29c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 247
4 Beoordelingsmodel Deelscores
A ntwoorden
Opgave 1 Oorlog in de media Maximumscore 1 The New York Times wordt gerekend tot de kwaliteitskranten/kaderkranten; de New York Post tot de populaire dagbladen / massabladen/sensatiebladen/tabloids.
1
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van verschillen in inhoud zijn (twee van de volgende): • Bij de kwaliteitskrant meer journalistieke diepgang / uitspitten van (veel) meer inhoudelijke informatie / nadruk op zakelijke berichtgeving zonder veel sensatiezucht; een populaire krant (als de New York Post) brengt het nieuws sensationeel. • Een kwaliteitskrant (als The New York Times) bericht feitelijker over de gebeurtenissen (de oorlog) / heeft veel meer feitelijke koppen / heeft een uitgebreide en gedegen opiniepagina met commentaren en achtergrondartikelen; bij een populaire massakrant zijn mening en feiten minder gescheiden (zoals uit de kop van de New York Post blijkt). • Een kwaliteitskrant geeft meer beleidsinformatie (informatie over politiek, buitenland, economie, cultuur); een populaire krant legt de nadruk op human-interest / richt zich primair op wat in de belangstelling van het grote publiek staat. per juist verschil
1
Maximumscore 2 3 • commentaarfunctie / opiniërende functie / meningsvorming
1 1
- voorbeelden van een juiste reden (één van de volgende): • Bevordering van de meningsvorming is van belang in een democratische samenleving. • Levert een bijdrage aan het publieke debat. • Vorming van de publieke opinie. Maximumscore 2 4 • Omschrijving 3 hoort bij NRC Handelsblad
1 1
• Omschrijving 4 hoort bij Trouw
5
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste manieren zijn (drie van de volgende): • Uit de plaats van berichten en nieuwsfeiten in de krant geeft de redactie aan welke nieuwsfeiten zij belangrijk vindt. • Uit de aandacht voor bepaalde rubrieken die kenmerkend zijn voor de krant, bijvoorbeeld de rubriek Religie en filosofie in Trouw of rubriek Privé in De Telegraaf. • Uit spotprenten blijkt de ruimte die de krant biedt aan bepaalde meningen. • Uit de hoeveelheid ruimte (gemeten in kolommen) die de redactie aan bepaalde onderwerpen geeft. / Uit de omvang van de berichtgeving. • Uit de mate waarin achtergrondartikelen / opinies van deskundigen geplaatst worden. • Uit de mate waarin de redactie het belangrijk vindt dat door columnisten diverse opvallende/satirische/humoristische meningen over tal van onderwerpen worden verkondigd. • Uit de ingezonden brieven kun je iets over de lezersgroep afleiden. / De ingezonden brieven zeggen iets over de selectie door de redactie. • Uit de selectie van foto’s over onderwerpen die de krant belangrijk vindt. • Uit de aard van de advertenties die geplaatst worden. • Uit de omvang en ruimte voor strips. • Uit de ruimte voor sport/kunst/uitgaan. per juiste manier
500018-1-29c
1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 248
Deelscores
Antwoorden
6
Maximumscore 2 twee van de volgende doelstellingen: • handhaven van de internationale vrede en veiligheid • stimuleren van vriendschappelijke relaties tussen landen • bereiken van internationale samenwerking bij het oplossen van economische, sociale en humanitaire problemen • bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden per juiste doelstelling
1
Maximumscore 1 De Veiligheidsraad is het enige orgaan dat in situaties van een bedreiging van de vrede of een daad van agressie, volkenrechtelijk bindende besluiten kan nemen / rechtens kan beslissen een internationale VN-interventiemacht in te zetten.
7
Maximumscore 2 Frankrijk, China en Rusland zijn net zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië permanent lid van de Veiligheidsraad. Elk permanent lid heeft het vetorecht. Frankrijk, China en Rusland waren tegen een aanval op Irak en daardoor kon er door de Veiligheidsraad geen beslissing genomen worden over het voorstel van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië om Irak aan te vallen.
8
Maximumscore 2 Journalistieke principes die onder druk staan (twee van de volgende):
9
- streven naar zo objectief mogelijke berichtgeving / beschrijving van feiten en gebeurtenissen die overeenkomen met de werkelijkheid • citaat: “Zowel de Verenigde Staten … als het aankomt op feiten en bewijzen” (regels 9-11) / “Het is duidelijk dat ook de Amerikanen en Engelsen een enorme propagandaoorlog voeren” (regels 18-20) / “Ze zijn al op veel leugens betrapt … totdat het duidelijk wordt aangetoond.” (regels 21-25) / “Ja, de leugen regeert, zeker in tijden van oorlog” (regels 2627) - duidelijke scheiding tussen feiten en meningen/commentaar • citaat: “Het is duidelijk dat ook de Amerikanen en Engelsen een enorme propagandaoorlog voeren.” (regels 18-20) - controleerbare bronnen • citaat: “Geloof dus niets totdat het duidelijk wordt aangetoond.” (regels 24-25) - hoor en wederhoor • citaat: “Laat je gerust wat vaker inlichten door je ‘tegenstander’. Zo kun je het nieuws vanuit verschillende invalshoeken bekijken.” (regels 34-37) per juist principe met bijbehorend juist citaat
10
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Het referentiekader van de verslaggever / de journalist speelt altijd een rol in de waarneming en beoordeling van de situaties waarover hij/zij wil berichten. • De journalist / de redactie maakt uit de vele feiten en gebeurtenissen altijd een keuze wat hij/zij wil vertellen en op welke wijze. / De journalist / de redactie moet altijd een selectie maken uit het grote aanbod van nieuws.
500018-1-29c
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 249
Deelscores
Antwoorden
11
Maximumscore 3 Voorbeelden op cultureel gebied zijn (één van de volgende): • Een sterke toename van het informatieaanbod / grote diversiteit aan nieuwe nieuwsaanbieders / vergroten van de pluriformiteit. • Versterking van individualisering: informatie kan op maat aangeleverd worden / informatie is afgestemd op individuele behoeftes van het publiek. • Toename van mediagebruik in de vrije tijd. Voorbeelden op economisch gebied zijn (één van de volgende):
1
1
• Er komen nieuwe aanbieders van nieuws. • Er komt meer concurrentie tussen bedrijven die nieuws produceren.
Voorbeelden op politiek-juridisch gebied zijn (één van de volgende):
1
• Burgers hebben meer mogelijkheden om informatie over de politiek in te winnen. • De politieke participatie van burgers wordt vergroot: e-mails sturen naar bestuurders en
politici, stemmen via internet. Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Om informatie over de oorlog te krijgen, moet de journalist wel mee gaan met het Amerikaanse leger, maar dan is het de vraag of de journalist niet alleen eenzijdige informatie krijgt / maar dan is het de vraag of de journalist wel kan voldoen aan de eis om zo objectief mogelijk nieuws te vergaren / maar dan is het de vraag of de journalist de informatie op juistheid kan controleren.
12
Maximumscore 3 13 • Volgens de agendatheorie hebben media geen direct effect op de meningen van mensen,
maar bepalen media wel – door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde onderwerpen schenken – wat mensen belangrijk vinden en waarover ze praten • Eind 1989 trad er na een overweldigende berichtgeving over de Eerste Golfoorlog, een verschuiving op in de prioriteit van problemen onder de Amerikaanse bevolking. De Golfoorlog kwam op de publieke agenda en het drugsprobleem werd naar achteren geschoven (zie regels 44-49)
2
1
Maximumscore 2 14 • selectieve perceptie / selectiviteit
1
• Mensen zoeken die opvattingen/meningen in de media, die aansluiten bij wat zij vinden
(hun referentiekader) / mensen (stellen zich open voor en) pikken mediaboodschappen op die overeenkomen met hun opvattingen of referentiekader (waarden, normen, ervaringen) / mensen zijn geneigd boodschappen met een mening die afwijkt van hun eigen mening te vermijden
1
of • two-stepflow theorie • De beïnvloeding van het grote publiek komt tot stand via interpersoonlijke communicatie,
via zogenoemde ‘opinieleiders’. De opinieleiders pikken boodschappen uit de media die zij vervolgens doorgeven aan de ‘volgers’. Daardoor is de directe invloed van de media op het publiek beperkt
500018-1-29c
5
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 250
Antwoorden
15
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste voorwaarden zijn (twee van de volgende): • De steekproef moet aselect zijn. • De onderzoeksgroep moet representatief zijn voor de onderzoekspopulatie. • De uitspraken en vragen in de enquête moeten ondubbelzinnig/relevant zijn. • De respons moet groot genoeg zijn. per juiste voorwaarde
16
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • De publieke omroep heeft de verplichting om programma’s te bieden die op evenwichtige wijze een beeld geven van de samenleving en van de onder de bevolking levende interesses en inzichten op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied • Er bestaat het Bedrijfsfonds voor de Pers (in de Mediawet geregeld). Dit Fonds heeft tot doel het handhaven en bevorderen van de pers voorzover die van belang is voor de informatie en opinievorming. Het Fonds verschaft tijdelijk financiële steun aan noodlijdende dagbladen en tijdschriften
2
2
Maximumscore 2 17 • op de vrije ondernemingsgewijze productie / vrije markt / markt van vraag en aanbod
1
• Het gaat om ondernemingen die volgens de marktprincipes concurreren met andere
dagbladondernemingen, zonder enige overheidsbemoeienis
18
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): - Er is principiële gelijkwaardigheid van alle burgers. • Vraag: Vinden alle religieuze en maatschappelijke groeperingen vrouwen gelijkwaardige burgers (met kiesrecht)? / Is er een cultuur waarin elke maatschappelijke en religieuze groepering de gelijke rechten van andersdenkenden respecteert? - Het bestaan van (politieke) grondrechten, zoals vrijheid van vergadering en betoging, oprichten van politieke partijen, kiesrecht, godsdienstvrijheid. • Vraag: Bestaat er voldoende tolerantie tussen de verschillende groeperingen en respecteert ieder de rechten van de ander? - Het bestuur van een land berust op seculiere wetten. / het legaliteitsbeginsel. • Vraag: Is er een cultuur, waarbij de regels van het maatschappelijke verkeer uitsluitend gebaseerd zijn op door de meerderheid aangenomen wetten? / Is er steun voor het principe van het seculier legaliteitsbeginsel (of vindt een grote groep burgers de 'sharia' de ware richtsnoer van handelen)? - Er is openbaarheid van bestuur. • Vraag: Bestaat er een cultuur van vrije toegankelijkheid tot gezagsdragers en overheidsdocumenten? - Er is een onafhankelijke rechterlijke macht. • Vraag: Is de rechterlijke macht onafhankelijk van andere machten? - Er is het beginsel scheiding van kerk en staat. • Vraag: Is er voldoende consensus over dit beginsel of wordt het soevereine gezag van de staat betwist door het gezag van bijvoorbeeld een geestelijke raad? / Is ieder vrij in het kiezen van scholen? - De politieke macht wordt gelegitimeerd door verkiezingen. • Vraag: Zal de macht door een zittende regering vrijwillig worden overgedragen aan een andere politieke regering/regeringscoalitie? - De rechten van minderheden worden gerespecteerd. • Vraag: Is er een politieke cultuur van het rekening houden met de rechten/belangen van minderheden? per juist kenmerk per juist geformuleerde vraag
500018-1-29c
1 1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 251
Antwoorden
Deelscores
Opgave 2 De gekozen burgemeester Maximumscore 2 19 • electorale participatie
1
• voorbeelden: kiezen van de gemeenteraad (regels 4-5 of regel 21) en kiezen van een
burgemeester
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen wanneer beide voorbeelden juist zijn. Maximumscore 4 20 - barrière 1: (h)erkennen dat benoeming van burgemeesters een politiek probleem is / uiten
van de wens om burgemeesters direct door de burgers te kiezen
1
• voorbeeld: D66 heeft deze wens in het verkiezingsprogramma opgenomen en tijdens de
verkiezingscampagne naar voren gebracht / in de publiciteit gebracht. / Individuele burgers hebben regelmatig via de media de mening geuit dat zij een gekozen burgemeester wenselijk vinden - barrière 2: vergelijken of afwegen van problemen of wensen / toekennen van prioriteit aan het probleem • voorbeeld: D66 werd coalitiepartner in het kabinet-Balkenende II samen met CDA en VVD. Het is D66 gelukt de gekozen burgemeester op te nemen in het regeerakkoord
21
1 1 1
Maximumscore 3 drie van de volgende: - ontzuiling • citaat: “Maar na het einde van de verzuiling begon de staatsinrichting van de maatschappelijke verhoudingen af te wijken.” (regels 20-23) - ontideologisering • citaat: “Mensen stemmen al lang niet meer op een partij, maar op iemand die ze vertrouwen.” (regels 4-6) / “Mensen stemmen al lang niet meer op een partij, op een heel verkiezingsprogramma. Ze stemmen op een persoon die ze vertrouwen (…)” (regels 39-42) - individualisering / emancipatie • citaat: “Het (democratisch systeem) voorziet nu niet in de behoefte aan direct zeggenschap bij het aanwijzen van mensen die macht uitoefenen, noch in de behoefte aan een personalistischer democratie.” (regels 28-32) - democratisering • citaat: “Het (democratisch systeem) voorziet nu niet in de behoefte aan direct zeggenschap bij het aanwijzen van mensen die macht uitoefenen” (regels 28-30) / “is het niet meer te verdedigen dat de belangrijkste bestuurder in een lokale gemeenschap van boven af wordt benoemd.” (52-55) per juist antwoord
22
500018-1-29c
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Bij dualisering van het gemeentebestuur hebben de gemeenteraad en het college van B en W elk een taak. De raad controleert het beleid. Het college van B en W bereidt het beleid voor en voert dat uit. Door het rechtstreeks kiezen van de burgermeester neemt de macht van het college van B en W toe en krijgen de eigen taken van het college nog meer nadruk. De verantwoordelijkheden van beide organen (B en W en gemeenteraad) worden door een gekozen burgemeester nog scherper van elkaar gescheiden.
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 252
A ntwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 23 • Het parlement / De Tweede Kamer / Tweede Kamer en Eerste Kamer controleert/
controleren het regeringsbeleid • De regering / het kabinet heeft als taak het voorbereiden en uitvoeren van beleid
Maximumscore 1 wettelijk gezag / bevoegdheden die in de wet zijn vastgelegd
24
25
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • steun van de kiezers / de achterban • persoonlijkheid / charisma • netwerk van sociale contacten • politiek inzicht • kennis / deskundigheid • contactuele eigenschappen per juiste machtsbron
26
1 1
1
Maximumscore 2 twee van de volgende: • pragmatisch / niet gebaseerd op een ideologie • progressief • niet-confessioneel • sociaal-liberaal per juist begrip
1
Maximumscore 3 27 - eens met De Graaf om de burgemeester te laten kiezen door de burgers.
Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • democratische legitimatie / De burgemeester kan rekenen op draagvlak onder de bevolking. • De burgers kunnen de burgemeester aanspreken op het te voeren en gevoerde beleid en de
uitvoering daarvan. • De positie en de onafhankelijkheid van de burgermeester worden versterkt. • Nederland is nu één van de zeer weinige Europese landen waar de burgemeester van
bovenaf wordt benoemd. • Ook bij een door de bevolking gekozen burgemeester, heeft de gemeenteraad het laatste
woord. (Het argument van Van Raak dat de burgemeester met eigen wensen komt, is geen probleem.) - eens met het voorstel van Van Raak: Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • Een door de bevolking gekozen burgemeester heeft te weinig bevoegdheden en kan daardoor de verwachtingen niet waarmaken / De direct gekozen burgemeester krijgt te veel bevoegdheden en raakt daardoor eerder in conflict met de gemeenteraad. • Een door de gemeenteraad gekozen burgemeester voorkomt verlamming van het bestuur wanneer de burgemeester in conflict raakt met de raad. • De positie van de gemeenteraad wordt versterkt en daarmee de vertegenwoordigde democratie. • Er is een risico dat de burgemeester en de gemeenteraad niet goed kunnen samenwerken waardoor de besluitvorming tot stilstand komt. • Het voorstel van Van Raak geeft een betere waarborg voor de kwaliteit van de burgemeester. per juist argument consistentie van het betoog
500018-1-29c
1 1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 253
Antwoorden
Deelscores
Opgave 3 Mens en werk Maximumscore 2 28 • Nederland was een vrijemarkteconomie
1
• Vraag en aanbod van goederen werden op een vrije markt (ook op de arbeidsmarkt) door het
marktmechanisme op elkaar afgestemd. Er was weinig overheidszorg en overheidsinmenging ten aanzien van het arbeidsbestel
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Door de economische crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw en de daarmee gepaard gaande massawerkloosheid en armoede kwamen de grote politieke partijen na de oorlog tot het inzicht dat de overheid een actieve economische politiek moest voeren gericht op werkgelegenheid voor iedereen (en op een minder ongelijke inkomensverdeling).
29
Maximumscore 2 30 • citaat: “de sociale partners werden verantwoordelijk voor de werknemersverzekeringen”
(regels 16-18)
1
• Christen-democraten zijn voorstander van een grote rol van het maatschappelijke
middenveld: maatschappelijke organisaties moeten zelf verantwoordelijkheid dragen
1
Maximumscore 2 31 • De betaalbaarheid van de verzorgingsstaat kwam verder onder druk te staan
1
• Vrouwen konden in gelijke mate een beroep doen op de sociale zekerheid. De uitgaven voor
de sociale zekerheid gingen daardoor omhoog
32
1
Maximumscore 4 sociaal-economische benaderingswijze - Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Hebben mannen een gemiddeld hogere productiviteit in technische beroepen en vrouwen in zorgberoepen? • Kan het feit dat vrouwen minder in hogere beroepen voorkomen, worden verklaard uit een gemiddeld lager opleidingsniveau van vrouwen? • Proberen zittende werknemers en hun vakbonden personen van een ander geslacht uit bepaalde beroepen te weren om zo de concurrentie op hun arbeidsmarkt te beperken? • Welke economische oorzaken liggen ten grondslag aan de ongelijke verdeling van vrouwen en mannen over de lagere en hogere beroepen? (voltijd-deeltijd, opleiding, arbeidsdeling) • Welke economische/maatschappelijke factoren spelen een rol bij het feit dat vooral vrouwen werkzaam zijn in de lagere beroepen in de medische en verzorgende, commerciële sector? sociaal-culturele benaderingswijze - Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • In welke mate speelt cultuur (opvattingen, omgangsvormen) een rol bij het feit dat vrouwen minder vertegenwoordigd zijn in techniek, transport, landbouw en beveiliging? • Welke rol spelen waarden en normen bij het gegeven dat vrouwen in de hogere beroepen ondervertegenwoordigd zijn?
2
2
Maximumscore 2 33 • Het verdienen van een (eigen) inkomen / het verkrijgen van een betaalde baan (buitenshuis)
staat in streefcijfer 1, 2 en 3
1
• Het voorzien in eigen levensonderhoud / het bereiken van economische zelfstandigheid
staat in streefcijfer 2
1
Opmerking Alleen een punt toekennen wanneer functie en streefcijfer(s) juist zijn.
500018-1-29c
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 254
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 3 drie van de volgende immateriële functies van arbeid toegepast op niet-betaalde huishoudelijke arbeid:
34
- opdoen van sociale contacten • onbetaald huishoudelijk werk voldoet niet: geen collega’s op het werk
of • onbetaald huishoudelijk werk voldoet wel: contacten met kennissen, buurvrouwen en
vriendinnen - verkrijgen van maatschappelijke status/positie • onbetaald huishoudelijk werk voldoet niet: status van huishoudelijk werk is laag / maatschappelijke status is afhankelijk van het beroep van de partner of • onbetaald huishoudelijk werk voldoet wel: status van huishoudelijk werk is hoog in bepaalde kringen / wordt in bepaalde kringen zeer gewaardeerd / status van huishoudelijk werk hangt af van waarden, normen en rolverwachtingen in de samenleving. - verkrijgen van zelfrespect • onbetaald huishoudelijk werk voldoet niet/nauwelijks: vaak minder zelfrespect dan bij het hebben van betaald werk of • onbetaald huishoudelijk werk voldoet wel: als onbetaald huishoudelijk werk hoog gewaardeerd wordt, dan levert dit werk ook zelfrespect op. - mogelijkheden tot zelfontplooiing • onbetaald huishoudelijk werk voldoet niet: door routineachtige karakter van dit werk biedt huishoudelijk werk in het algemeen weinig ontplooiingsmogelijkheden of • onbetaald huishoudelijk werk voldoet wel: het is minder routinematig en dus ontplooiender dan veel traditioneel land- of fabriekswerk. per juiste functie en uitleg
35
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Arbeid is het verrichten van bezigheden die nut hebben voor degene die de arbeid verricht, voor zijn of haar naaste omgeving en/of voor de maatschappij als geheel • Huishoudelijk werk heeft nut: draagt bij aan instandhouding van de samenleving / zorgt dat andere gezinsleden maatschappelijk kunnen functioneren. / De huishouding is een productie- en consumptie-eenheid
36
37
500018-1-29c
1
1
Maximumscore 1 Europees Hof van Justitie (te Luxemburg) Maximumscore 2 De SER heeft als hoofdtaak het geven van advies aan de regering over sociale en economische zaken, met name over inkomens- en arbeidsmarktpolitiek. Maatregelen met betrekking tot bijvoorbeeld kinderbijslag en studiefinanciering zijn van invloed op de inkomensverdeling. Vandaar dat de SER er in een advies een uitspraak over kan doen.
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 255
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 38 • de intergenerationele mobiliteit
0
• Voorbeeld van een juiste toelichting is:
Jongeren zullen minder snel gaan studeren uit vrees voor het opbouwen van een hoge schuld, omdat ze geen basisbeurs meer krijgen maar alles moeten lenen. Deze jongeren zullen minder snel stijgen op de maatschappelijke ladder dan wanneer ze wel hadden gestudeerd. Deze jongeren zouden dan ten opzichte van hun ouders een minder hogere positie kunnen bereiken. Dit is intergenerationele mobiliteit
2
of • de intragenerationele mobiliteit • Voorbeeld van een juiste toelichting is:
0
Mensen die al een baan hebben en willen gaan studeren om hun positie te verbeteren, zullen bij een leenstelsel eerder van dit voornemen afzien. Zij zullen dan binnen hun loopbaan minder of niet stijgen op de maatschappelijke ladder
39
2
Maximumscore 4 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (twee van de volgende): • Loonmatiging leidt niet tot hogere kosten voor werkgevers. Daarmee kan de concurrentiepositie van bedrijven ten opzichte van het buitenland worden versterkt. Dit kan positieve gevolgen hebben voor de winstpositie/het rendement van bedrijven en als gevolg daarvan leiden tot verbetering van de werkgelegenheid. Dit laatste is ook een belang van de werknemers. • Er ontstaan geen discussies over compensatie van de afschaffing van VUT- en prepensioenregelingen bij CAO-onderhandelingen. Werknemers behouden hun rechten en werkgevers hebben niet te maken met arbeidsonrust en zien zich niet geconfronteerd met looneisen en stakingen. • Er ontstaan geen extra kosten (voor werkgevers en werknemers) die wel waren ontstaan als de afschaffing van de VUT-regeling gerepareerd had moeten worden, bijvoorbeeld door extra premies voor extra verzekeringen. per juist gemeenschappelijk belang
2
Maximumscore 4 40 • het politieke klimaat: Er is een centrumrechts kabinet. Een centrumrechts kabinet zal in het
algemeen minder openstaan voor de vakbeweging dan een centrumlinks kabinet. / Er zit in het kabinet geen grote partij als ‘bondgenoot’ van de vakbeweging • de economische situatie: Deze is slecht (regel 37). Als het slechter gaat met de economie verzwakt dat de positie van een vakbond, omdat er minder financiële ruimte is om de eisen van de vakbonden in te willigen
2
2
inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma Wolf of vul de scores in op de optisch leesbare formulieren. Zend de gegevens uiterlijk op 1 juni naar de Citogroep. Einde
500018-1-29c
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 256
maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
04
Tijdvak 1
inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma Wolf of vul de scores in op de optisch leesbare formulieren. Zend de gegevens uiterlijk op 2 juni naar de Citogroep.
400014-1-36c
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 257
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Een beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
400014-1-36c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 258
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Voor deze toets kunnen maximaal 87 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. 3 Vakspecifieke regels Voor het vak maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl) VWO zijn geen vakspecifieke regels vastgesteld.
400014-1-36c
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 259
4 Beoordelingsmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Niet-stemmers Maximumscore 2 1 • de invoer in het politieke systeem
1
• In deze regels staat dat sommigen de lage opkomst bij verkiezingen als een uiting van
tevredenheid zien. Dit kan opgevat worden als (passieve) steun met het overheidsbeleid. Steun voor het bestaande beleid is één element van de invoer in het politieke systeem. (Daarnaast bestaat de invoer uit eisen of wensen)
1
Ook goed het begrip terugkoppeling met uitleg. 2
Maximumscore 2 Voorbeelden van algemene redenen voor de geringe politieke belangstelling met zinsnede uit de tekst, zijn (twee van de volgende): • onbekendheid en onwetendheid citaat : “Geeske kijkt nooit naar het Journaal en leest nooit een krant” (regels 66-68) • Andere zaken in werk en vrije tijd vindt men meer bevredigend dan bezig zijn met politiek. / gebrek aan stimulansen citaat: “Ze heeft wel veel belangstelling voor soaps en wil in de verpleging gaan werken.” (regels 68-70) • In de sociale omgeving wordt politieke belangstelling niet positief gewaardeerd. / Er is behoefte om je aan te passen aan je sociale omgeving. / Men ervaart politiek als niet interessant. • citaat: “Ik spreek nooit over politiek, mijn vriendinnen ook niet.” (regels 72-73) per juiste reden en zinsnede
1
Maximumscore 2 3 •Nederland heeft het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging
1
• Kenmerk is dat relatief veel partijen in het parlement vertegenwoordigd zijn. In de
Nederlandse situatie heeft geen enkele partij de meerderheid in het parlement. Dat maakt coalitievorming en dus compromissen noodzakelijk
1
Maximumscore 1 de verzuiling
4
Maximumscore 2 5 • De politieke elites / de politieke leiders van de verschillende bevolkingsgroepen
(levensbeschouwelijke en politieke zuilen) sloten compromissen
1
• De politieke leiders waren doordrongen van het feit dat de problemen die in de onderlinge
400014-1-36c
betrekkingen tussen de zuilen grote spanningen konden opleveren, alleen op vreedzame manier moesten worden opgelost. / Gezien de machts- en getalsverhoudingen van de vier zuilen konden problemen alleen op vreedzame manier worden opgelost (Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek; A. Lijphart, 1992)
1
Een antwoord als ‘anders kan het land niet goed bestuurd worden’
0
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 260
Antwoorden
6
Deelscores
Maximumscore 4 twee van de volgende: • Articulatiefunctie: burgers hebben (kennelijk) niet het idee dat politieke partijen hun wensen en eisen onder woorden brengen. • Participatie-/socialisatiefunctie: burgers worden door politieke partijen in onvoldoende mate gestimuleerd tot deelname aan politieke besluitvormingsprocessen. • Communicatiefunctie: politieke partijen zijn in onvoldoende mate intermediair tussen kiezer en overheid/de politiek. • Integratiefunctie: politieke programma's zijn onvoldoende gebaseerd op de wensen van (ontevreden) burgers.
7
per juist antwoord
2
Maximumscore 3 beoordeling: voor juiste toepassing van een kenmerk van collectieve goederen
1
drie van de volgende kenmerken van collectieve goederen: • De overheid is nodig voor het ontwikkelen/instandhouden van deze zaken. • Deze zaken moeilijk (geheel) via de markt kunnen worden gerealiseerd / een marktgerichte
voorziening soms met hoge kosten gepaard gaat. • Het gaat om zaken die van algemeen belang geacht worden. • Deze zaken (in principe) voor iedereen beschikbaar moeten zijn. • Uitsluitend de overheid de burgers kan dwingen om bij te dragen aan de bekostiging ervan /
burgers premies en belasting ervoor betalen. Maximumscore 2 8 • Hoog opleidingsniveau. (Willemse zal waarschijnlijk hoog opgeleid zijn. Hij is
beleidsmedewerker.) • Politieke interesse en kennis. (“Zijn vrienden zagen hem als een politiek dier dat…..”)
9
1 1
Maximumscore 2 Een hypothese (een toetsbare veronderstelling over de werkelijkheid) moet voldoen aan de volgende kenmerken: • een meetbaar kenmerk van de sociaal-economische positie van mensen • een relatie wordt gelegd met de variabele stemmen / niet-stemmen Voorbeelden van een goede hypothese zijn: • Het hebben van een betaalde baan geeft een grotere kans op het gaan stemmen. • Hoe lager de opleiding, des te groter de kans dat iemand niet gaat stemmen. • Hoe lager het inkomen, des te groter de kans dat iemand niet gaat stemmen.
bij juiste formulering van hypothese bij gedeeltelijk juiste formulering
2 0
Maximumscore 2 10 • Bepaalde (groepen van) mensen (en met name niet-stemmers) doen niet mee aan enquêtes
over politiek en stemgedrag (de steekproef was daardoor niet representatief)
1
• Mensen geven sociaal wenselijke antwoorden op vragen over het gaan stemmen bij
enquêtes
400014-1-36c
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 261
Antwoorden
11
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • (gedeeltelijke) invoering van het districtenstelsel uitleg Bij een districtenstelsel is er een sterkere binding tussen kiezers en gekozenen. / Er is meer kans op een tweepartijenstelsel. De kiezer kan in zo’n stelsel direct kiezen voor een regeringspartij (of oppositie). • invoering van het referendum uitleg De kiezer kan een directe invloed uitoefenen over zaken die hij of zij belangrijk vindt. • kiezen van de minister-president De kiezer heeft met zijn stem directe invloed op de samenstelling/kleur van het kabinet. • kiezen van de burgemeester uitleg De kiezer bepaalt welke persoon het gezicht van de gemeente is. / De kiezer heeft directe invloed op het bestuur (college van Burgemeester en wethouders) van de gemeente. per juist voorbeeld van staatkundige verandering en uitleg Maximumscore 2 Uit tabel 2 blijkt onder andere dat (twee sociaal-demografische kenmerken) jongeren minder vaak stemmen dan mensen van middelbare leeftijd en dat mensen met lagere inkomens minder vaak stemmen dan mensen uit de hogere inkomenscategorieën. Dit kan betekenen dat de standpunten van de Tweede-Kamerfracties minder overeenkomen met dat wat de kiezers willen. In dit geval de standpunten van jongeren en die van mensen met een laag inkomen. De afspiegeling van de Tweede Kamer als vertegenwoordiging van de burgers is dan minder representatief.
12
13
1
Maximumscore 2 Het antwoord moet de volgende elementen bevatten: • De klassieke democratie-theorie is een ideaal. Deze theorie gaat uit van actieve deelname van de burgers aan politieke meningsvorming en besluitvorming, zoals stemmen. • Uit tabel 2 blijkt dat lang niet iedereen actief deelneemt aan verkiezingen. Indien alleen het tweede element wordt genoemd dan
14
0
Maximumscore 2 - Eens met de stelling Voorbeelden van argumenten (twee van de volgende): • In de Europese Unie ligt de meeste macht bij de Raad van Ministers en de regeringsleiders van de vijftien lidstaten (de Europese Raad). De Raad van Ministers heeft het laatste woord bij het tot standkomen van de Europese wet- en regelgeving. • De Europese Raad (de regeringsleiders) keurt de Europese verdragen goed / stelt de grote lijnen vast van de gezamenlijke Europese politiek. • De besluiten van de Raad van Ministers en de Europese Raad worden niet voorgelegd ter goedkeuring aan het Europees Parlement (het democratisch tekort). • Samen met de Raad van Ministers stelt het Europees Parlement de begroting van de EU vast, maar over de belangrijkste begrotingspost landbouw, heeft het Europees Parlement geen zeggenschap. • De Europese Commissie is het dagelijks bestuur van de Europese Unie en heeft als belangrijkste taak het nemen van initiatief op het terrein van de Europese wetgeving; met andere woorden het initiatief ligt bij de Commissie en niet bij het Europees Parlement. • De leden van de Europese Commissie worden niet door het Europees Parlement voorgedragen, maar door de regeringen van de lidstaten.
400014-1-36c
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 262
Antwoorden
Deelscores
- Oneens met de stelling Voorbeeld van argumenten (twee van de volgende): • Het Europees Parlement heeft macht. Op een aantal beleidsterreinen (onder andere wetgeving over de interne markt, milieu, volksgezondheid, sociaal beleid, vervoer) heeft het Europees Parlement het laatste woord of heeft evenveel zeggenschap over wetsvoorstellen als de Raad van Ministers. (Uitzonderingen zijn de beleidsterreinen: landbouw, justitie, binnenlandse zaken, buitenlandse zaken en belastingen.) • Het Europees Parlement oefent controle uit op de uitvoering van Europese richtlijnen en verordeningen door de Europese Commissie. / Het kan een motie van wantrouwen indienen tegen de Europese Commissie. • Europees Parlement kan wijzingsvoorstellen en amendementen indienen over de ontwerpbegroting van de Raad van Ministers. / Europees Parlement heeft het recht om de begroting in haar geheel te verwerpen. • Het Europees Parlement beslist over toetreding van nieuwe lidstaten. • Het Europees Parlement beslist over het voorzitterschap van de Europese Commissie. • Het Europees Parlement mag parlementaire enquêtes houden om misstanden binnen de Europese Unie te onderzoeken. per juist toegepast argument
1
Opmerking Kandidaten kunnen ook een enerzijds-anderzijds betoog houden en zowel een of meer argumenten voor als een of meer argumenten tegen de stelling gebruiken. Opgave 2 Gevolgen van de economische crisis Maximumscore 1 Op de rol van overlegpartner bij het overleg tussen de sociale partners.
15
16
Maximumscore 2 Voorbeelden van maatregelen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt (stimuleren van de bestedingen, werkgelegenheid vergroten / vraag naar arbeid) zijn (één van de volgende): • verlaging van belastingen en premies voor zowel bedrijfsleven als individuele burgers • loonmatiging/matiging arbeidskosten • meer aankopen doen in de marktsector • maatregelen ter flexibilisering van de arbeidsmarkt / marktbelemmeringen uit de weg ruimen • versoepeling ontslagrecht/verbetering van de werking van de arbeidsmarkt • meer banen scheppen in de zorg en onderwijs • het stimuleren van deeltijdarbeid • minder bezuinigingen • subsidies aan kansrijke bedrijfstakken per juiste maatregel
1
Voorbeelden van maatregelen aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt (verhogen van kwantiteit en kwaliteit van de beroepsbevolking) zijn (één van de volgende): • het stimuleren van scholing en omscholing • het bevorderen van VUT-regelingen • het nemen van maatregelen om vrouwen meer kansen op betaald werk te geven: zorgen voor opvang van kinderen • maatregelen om de arbeidsdeelname van gehandicapten / mensen uit achterstandsgroepen te bevorderen onder andere door premies voor het bedrijfsleven in het vooruitzicht te stellen of het scheppen van banenpools/gesubsidieerd werk/loonkostensubsidies • projecten om werkervaring op te doen • loonkostensubsidie per juiste maatregel 400014-1-36c
1 7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 263
Antwoorden
17
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede argumenten zijn (twee van de volgende): • Uitkeringen van werklozen worden deels door de staat gedragen. • Werkloosheid betekent een terugloop van inkomens en dus lagere belastinginkomsten voor de staat. • Verminderde belastinginkomsten en verhoogde rijksuitgaven hebben nadelige gevolgen voor de bekostiging van het sociale zekerheidstelsel. per juist argument
1
Maximumscore 3 18 • opleiding: volgens de tekst neemt de werkloosheid onder hoogopgeleiden snel toe, terwijl
een lage opleiding gewoonlijk een rol speelt bij een minder goede positie op de arbeidsmarkt • leeftijd: “Vooral mannen tussen de 25 en 44 jaar worden getroffen.” Over het algemeen zijn juist meer ouderen werkloos dan jongeren • geslacht: opvallend genoeg komt werkloosheid vooral voor bij mannen, terwijl vrouwen vaak een zwakkere positie op de arbeidsmarkt innemen
1 1 1
Maximumscore 2 19 • tertiaire sector
1 1
• het zijn voorbeelden van commerciële dienstverlening
Maximumscore 2 20 • Toepassing van informatietechnologie levert doorgaans werk op indien er sprake is van het
produceren van nieuwe producten. Dit is productinnovatie
1
• De invoering van procesinnovatie - automatisering en informatisering - levert
werkgelegenheid op: er zijn IT-deskundigen nodig om deze processen in te voeren en te onderhouden. / Procesinnovatie kan betekenen dat productie die eerder verplaatst werd naar lagelonenlanden, teruggehaald wordt, omdat de productie hier nu goedkoper kan; dit levert arbeidsplaatsen op
1
Maximumscore 4 21 • functie: Werk waarvoor een hogere opleiding vereist is, biedt deze mensen de mogelijkheid
tot zelfontplooiing/zelfrespect/voldoening/gevoel van eigenwaarde/autonomie/identiteit • de arbeidsinhoud: deze vereist bijvoorbeeld een intellectuele of creatieve uitdaging • functie: Een goed betaalde baan verschaft onder andere sociale status/prestige/een bepaalde
levensstandaard • Een goed inkomen valt onder de arbeidsvoorwaarden
22
1 1 1 1
Maximumscore 3 drie van de volgende: • Arbeid is een bijbelse opdracht / opdracht van God / dienst aan God / niets doen is een zonde. • Arbeid is een wezenlijke activiteit voor mens en samenleving; arbeid geeft zin aan het leven. • Arbeid is een instrumenteel middel om een aantal levenswaarden (onder andere materiële welstand, vrije tijd, ontplooiing) te verwezenlijken. • Arbeid is een recht. • Arbeid geeft structuur aan het leven. per juiste opvatting
400014-1-36c
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 264
Antwoorden
23
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeeld van een conflicterend/tegengesteld belang is: • “Ook hekelt Schraven de geringe bereidheid van de bonden om de lonen te matigen.…alles aan gelegen te zorgen voor een verantwoorde loonkostenontwikkeling.” (regels 8-13) Of: “Na jaren van constructieve gesprekken zet Schraven nu de grijsgedraaide plaat van loonkostenmatiging weer op.” (regels 24-27) • Op gebied van de arbeidsvoorwaarden streeft de werknemer naar een verbetering van inkomen. De werkgever daarentegen is gebaat bij lage arbeidskosten
1 1
Voorbeeld van een gemeenschappelijk belang is: • “Ondanks de ruzie gaan vakbeweging en werkgevers straks eensgezind bij het nieuwe
kabinet aandringen op aanpassing van het voorgenomen WAO- en pensioenbeleid” (regels 50-55) / “Over de WAO hebben de sociale partners unaniem advies uitgebracht.” (regels 60-62) • Een goede WAO- c.q. pensioenregeling is in beider belang. De werknemer is bij arbeidsongeschiktheid/pensionering verzekerd van een redelijk inkomen. De werkgever is gebaat bij een goede regeling zonder een te hoge bijdrage en/of boeteclausule. Dit houdt de kosten laag 24
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): • Vakbonden hebben meer professionele deskundigheid in huis dan de OR. • Vakbonden beschikken over de machtsbron aantallen leden in tegenstelling tot de OR. • Vakbonden kunnen een massale actiebereidheid beter inzetten als pressiemiddel / hebben het stakingswapen. • Een OR heeft geen stakingskas. • Het is voor OR-leden moeilijk om zich onafhankelijk van de werkgever op te stellen; zij hebben een geringe afstand tot de directie en zijn voor hun inkomen afhankelijk van het bedrijf. • OR-leden zijn afhankelijk van een goede verhouding met hun werkgever in de relationele sfeer, met oog op loopbaanvooruitzichten en dergelijke. • Bedrijven met minder dan 50 werknemers hoeven geen OR te hebben en vallen dan ook niet onder een bedrijfstakgewijze belangenbehartiging. per juist antwoord
25
1
1
Maximumscore 2 twee van de volgende: • Het huidige economische klimaat: de positie van werknemersorganisaties is zwakker in tijden van economische neergang en werkloosheid dan in tijden van economische opgang, omdat er minder economische ruimte is om eisen in te willigen. • Het politieke klimaat: in augustus 2002 (kabinet-Balkenende I) zit er geen grote linkse partij / zit de PvdA niet in de regering als ‘bondgenoot’ van de vakbeweging. • De machtsbasis van de vakbonden zelf: in tekst 5 is sprake van “nog maar 24 procent van de werknemers is lid van een vakbond” (regels 6-8), “de vergrijzing van de vakbeweging” (regels 37-38) en de “interne problemen” (regel 38) per juist antwoord
26
400014-1-36c
1
Maximumscore 2 De sociaal-economische benaderingswijze, omdat het gaat om vragen als (één van de volgende): Welke belangen hebben de betrokken actoren? / Welke belangen zijn gemeenschappelijk of zijn tegengesteld? of omdat het in de teksten 4 en 5 gaat om belangen van werklozen, werknemers en werkgevers.
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 265
Antwoorden
Deelscores
Opgave 3 VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP: Democratie en ontwikkeling 27
Maximumscore 4 Andere doelstellingen van de VN zijn (twee van de volgende): • handhaven van de internationale vrede en veiligheid • stimuleren van vriendschappelijke relaties tussen de volkeren • bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden per juiste doelstelling
1
uitleg (twee van de volgende): • Door het terugdringen van onderontwikkeling worden oorzaken van instabiliteit
(migrantenstromen enz.) voorkomen en wordt de internationale vrede en veiligheid bevorderd. • Door multilaterale samenwerking worden de vriendschappelijke betrekkingen tussen de volkeren bevorderd. • Het bevorderen van sociale vooruitgang en betere levensomstandigheden betekent ook het bevorderen van respect voor mensenrechten (en fundamentele vrijheden). / Het feit dat het UNDP een rapport uitgeeft over democratie en ontwikkeling betekent een concrete bijdrage aan de doelstelling van het bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden. per juiste uitleg 28
1
Maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden van goede antwoorden: • bureaucratie van de VN: de VN is een grote en complex-bureaucratische organisatie (met een centraal apparaat en tal van VN-organisaties) • moeite om intern overeenstemming te bereiken tengevolge van de tegenstellingen tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ • de beschikbare machtsmiddelen: onvoldoende invloed op bijvoorbeeld de wereldhandel / bij handhaving van de rechtsorde / bij het optreden van gewapende conflicten • onvoldoende financiële middelen: sommige lidstaten betalen niet (op tijd) of te weinig contributie; het uitvoeren van diverse taken komt dan in gevaar per juist voorbeeld
29
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Een voordeel is dat bij multilaterale hulp de politieke en economische belangen van donorlanden (EU en VS) een minder belangrijke rol spelen. - kanttekening: In de praktijk spelen deze belangen wel degelijk een rol doordat bijvoorbeeld rijke landen een beïnvloedingsmogelijkheid hebben door te dreigen met terugtrekken van donatiegelden. • Een voordeel is dat ontwikkelingslanden op enigszins gelijkwaardige basis participeren in de multilaterale organisaties. - kanttekening: In de praktijk echter hebben de rijke industrielanden het voor het zeggen in een belangrijk multilaterale organisatie als de Wereldbank. • Een voordeel is dat (gespecialiseerde) multilaterale organisaties als de FAO meer en beter technisch kader uit de derdewereldlanden kunnen organiseren en bundelen. - kanttekening: Bij deze organisaties spelen politieke benoemingen een grote rol. • per juist voordeel • per juiste kanttekening
400014-1-36c
1 1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 266
Antwoorden
30
31
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: • A Onjuist: volgens figuur 3 bevinden zich bijvoorbeeld vrij arme landen (Costa Rica/India) in de categorie landen met een (positief) 'democratische score'. En volgens figuur 3 tref je landen met een minder 'democratische score' aan die rijk zijn (Bahrein) • B Onjuist: Volgens figuur 4 blijkt er niet steeds verband te bestaan tussen democratie-score en inkomensverdeling in het algemeen en volgens figuur 2 neemt de ongelijkheid in jonge (Oost-Europese) democratieën juist toe • C Juist: volgens figuur 1 is het aantal democratische regimes sterk toegenomen, het aantal autoritaire regimes sterk afgenomen en is ook dat deel van de wereldbevolking dat leeft onder een democratisch bewind, sterk toegenomen Maximumscore 4 In het antwoord moet zitten: • een kenmerk van een democratie • een meetbare indicator van het begrip democratie, dan wel is aangegeven hoe de variabele/indicator aangetoond kan worden / meetbaar is
1
1
1
1 1
Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • het bestaan van vrije verkiezingen waaraan twee of meer partijen mogen meedoen:
bijvoorbeeld aan de hand van rapporten van internationale waarnemers van de VN bij verkiezingen • het bestaan van persvrijheid/afwezigheid van overheidscensuur: bijvoorbeeld aan de hand van rapporten van Amnesty International / Internationale Vereniging van Journalisten / Internationale Schrijversbond (PEN) • het bestaan van vrije vakbonden: bijvoorbeeld vrije toegang tot lidmaatschap en percentage lidmaatschap / afwezigheid gevangenschap vakbondsleiders (aan de hand van Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV)) • het bestaan van scheiding van machten: bijvoorbeeld studie Grondwet en situatie in de praktijk (Internationale Commissie van Juristen (ICJ)) • het door de overheid erkennen van mensenrechten/burgervrijheden: bijvoorbeeld rapporten van Amnesty International / ICJ • het bestaan van civil society: participatie / percentages lidmaatschappen van nietgouvernementele maatschappelijke organisaties: aan de hand van statistieken en situatie in de praktijk • het bestaan van goed functionerende politieke partijen: bijvoorbeeld analyse van percentage burgers dat lid is van een politieke partij / de mate waarin lidmaatschap openstaat voor iedereen • percentage zetels, ingenomen door vrouwen/minderheden: aan de hand van analyse parlementsleden • periodieke verantwoording van politieke elite: welk jaar laatste verkiezingen gehouden? • vrijheid: geen invloed leger / geen inzet van leger bij demonstraties / geen generaals als ministers zoals waargenomen door onafhankelijke (internationale) pers • gelijkheid: algemeen kiesrecht / gelijkheid mannen en vrouwen, zichtbaar in statistieken door gelijk loon, gelijke kansen in het onderwijs, gelijke kans bij sollicitaties 32
Maximumscore 4 twee van de volgende dimensies met voorbeeld: • de ecologische dimensie: bijvoorbeeld de mate van milieuvernietiging, -vervuiling in een land. • De etnisch-culturele dimensie: bijvoorbeeld de mate waarin de identiteit van minderheden wordt gerespecteerd • De politieke dimensie: bijvoorbeeld de mate waarin mensenrechten worden gerespecteerd per juiste dimensie met voorbeeld
400014-1-36c
2
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 267
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 33 • Eén van de criteria op basis waarvan Nederland ontwikkelingshulp geeft, is onder meer de
kwaliteit van het bestuur. Dit houdt in het kijken naar de aan-/afwezigheid van corruptie, mensenrechten en democratisch bestuur • De nadruk van het UNDP-rapport op de betekenis van democratie is een bevestiging van de voorwaarden die Nederland stelt aan ontwikkelingslanden. Democratisch bestuur kan ervoor zorgen dat de hulp goed besteed wordt 34
1
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van voorwaarden zijn (twee van de volgende): • lokale ontwikkelingswerkers in dienst nemen • kennis en ervaring van de lokale bevolking gebruiken • lokale organisaties en instellingen zelf verantwoordelijk laten zijn voor de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s per voorwaarde
1
Maximumscore 4 35 • per juist gekozen argument of gegeven
1 1
• voor consistent betoog Kandidaten kunnen ook een enerzijds-anderzijds betoog geven. Voorbeelden van juist gekozen argumenten of gegevens: argumenten voor de stelling: • Democratie helpt hongersnoden te voorkomen: uit vrees voor kiezers komen gekozen politici sneller in actie. (zie tekst 7) • Democratie blijkt een sterkere waarborg te zijn voor politieke stabiliteit. (zie tekst 7) • Democratie geeft mensen zeggenschap over hun eigen lot / overal ter wereld willen mensen vrij zijn hun mening te geven, deelgenoot zijn in de samenleving waarin zij leven, vrij zijn om beslissingen te kunnen nemen. Democratie zelf is een maatstaf voor ontwikkeling. (zie tekst 6) • Oorlogen tussen democratieën komen bijna niet voor. (zie tekst 6) argumenten tegen de stelling: • Democratie vergroot de verwachtingen van de bevolking; bij mislukking, zoals in Pakistan,
voedt dit de gevoelens van wantrouwen, cynisme bij de bevolking. (zie tekst 7) • De democratische factor is niet altijd relevant: er blijkt geen automatisch causaal verband
tussen democratie en ontwikkeling, (omdat ook de internationale omgevingsfactoren belangrijk zijn (zoals de zeer geringe zeggenschap van arme landen bij belangrijke internationale organisaties als de Wereldbank, de tariefmuren van China, de VS en de EU)). (zie figuur 5) • Het gevaar bestaat dat bij democratische verkiezingen fundamentalisten aan de macht komen. (zie tekst 7)
Einde
400014-1-36c
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 268
maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
04
Tijdvak 2
inzenden scores Voor dit examen hoeft u geen afnamegegevens aan de Citogroep te verstrekken.
400035-2-36c
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 269
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Een beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
400035-2-36c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 270
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Voor deze toets kunnen maximaal 96 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. 3 Vakspecifieke regels Voor het vak maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl) VWO zijn geen vakspecifieke regels vastgesteld.
400035-2-36c
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 271
4 Beoordelingsmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Politieke besluitvorming: De illusie van democratie Politicologen over de onmacht van de kiezer 1
Maximumscore 2 Niet goed vervuld worden de volgende functies (twee van de volgende): • Participatiefunctie: het bevorderen dat staatsburgers deelnemen aan de politiek. Uit het feit dat “Alle partijen er dagwerk aan [hebben] om leden uit te schrijven, terwijl …” (regels 38-40) blijkt dat de politieke partijen er niet meer in slagen de burgers via de politieke partij te doen participeren in de politiek. • Integratiefunctie: de partij is niet meer de intermediair die op grond van in de maatschappij levende wensen en de eigen ideologische uitgangspunten een politiek programma opstelt en dit in beleid probeert om te zetten. “Ook ziet niemand de partij meer als de verwoorder van een ideologie, de middelaar tussen een breed aangehangen levensovertuiging en het landsbestuur.” (regels 44-48) • Communicatiefunctie: de politieke partij is onvoldoende een intermediair tussen kiezers en gekozenen. “Niemand kan in ernst volhouden dat de politieke partij nog altijd uit naam van een massaaanhang spreekt.” (regels 36-38) / “Op de aanhang van … zweeft het kiezersvolk heftig, … .” (regels 53-56) per juiste functie met citaat
1
Maximumscore 1 de rekrutering- en selectiefunctie: het voordragen van kandidaten voor politieke functies: “Wat blijft er dan van de partijen over? … een uitzendbureau voor leden die een hoge bestuurlijke functie ambiëren.” (regels 56-59) / “een headhunterbedrijf voor het openbaar bestuur.” (regels 61-62)
2
Maximumscore 2 3 • De taak van de Raad van State is het uitbrengen van advies aan de regering over alle
wetsvoorstellen (en Algemene Maatregelen van Bestuur en voorstellen tot goedkeuring van verdragen) • Niet de politieke opvatting van een lid van de Raad van State is van belang, maar vooral zijn of haar deskundigheid en vroegere ervaring (als bestuurder, politicus, belangrijke functie in de samenleving)
1
1
Maximumscore 2 4 • Socialisatie is het overdragen van cultuur/normen, waarden, houdingen en opvattingen. In
de tekst gaat het om regels/normen, waarden, houdingen die functionarissen in politieke en ambtelijke functies / actieve leden van een politieke partij zich hebben eigen gemaakt. / In een politieke en ambtelijke functie / in een politieke partij worden kennelijk deze kenmerken, eigenschappen en gedragingen voldoende ‘aangeleerd’ • Bij politieke cultuur gaat het om opvattingen, normen en waarden die bestaan over politiek. Hier: om de omgangsregels van actoren die in het politieke systeem/in het politieke proces een rol spelen, zoals: “Ze moeten kunnen draaien, ze moeten compromissen kunnen sluiten, ze moeten hun mond kunnen houden … Je moet binnen de code passen…” (regels 29-34)
400035-2-36c
4
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 272
Antwoorden
5
Deelscores
Maximumscore 2 - elitetheorie één van de volgende toelichtingen met tekstgedeelte: • Er is een elite, die sleutelposities inneemt op politiek en bestuurlijk terrein: hier een gesloten politieke elite: een ‘regentenstand’, bestaande uit enerzijds “hoge ambtenaren … die zonder uitzondering lid zijn van een (aantal) politieke partij(en)” (regels 19-21), anderzijds “politici en ex-politici die in de satellietorganen hoge ambtelijke en semiambtelijke functies bekleden” (regels 22-24). De bestaande politieke partijen spelen elkaar blijkbaar de bal toe, niet-leden komen er niet tussen. • Er is een elite, die sleutelposities inneemt op politiek en bestuurlijk terrein: hier een gesloten politieke elite: een ‘regentenstand’; tegen deze concentratie van macht: “de onontwarbare kluwen tussen politiek en bestuur” (regels 24-26), is het parlement kennelijk niet opgewassen: “de vertegenwoordigende en controlerende democratie is voor een groot deel opgeofferd.” (regels 26-28) Opmerking Alleen twee punten als ‘elitetheorie’ is genoemd met goede toelichting en passage uit de tekst.
6
Maximumscore 4 twee van de volgende knelpunten: • Een deel van de burgers voelt zich niet vertegenwoordigd door de politieke partijen en volksvertegenwoordigers. / Standpunten en beleid van de volksvertegenwoordigers komen niet geheel overeen met de ideeën en wensen van de kiezers. citaat: “Alsof de politieke partijen nog vertegenwoordigers zijn van … houdt Den Haag vast aan het denkbeeld dat de verschillen zoals die in het parlement tot uiting komen, synoniem zijn met de maatschappelijke tegenstellingen zoals die buiten het parlement beleefd worden.” (regels 36-44) • De herkenbaarheid van politici en bestuurders als vertegenwoordigers van groepen burgers. citaat: “Ze kenden … geen enkel raads- of Statenlid dat bijvoorbeeld WAO’er was of stratenmaker of sigarenwinkelier.” (regels 47-50) • Partijen vertegenwoordigen niet op alle beleidspunten de ideeën van hun electoraat. / Partijen denken nog sterk in ideologische termen; in een onderlinge logische samenhang van strijdpunten en problemen: “Een beetje Nederlander van nu houdt er wel honderd meningen op na. In elk partijprogramma vindt hij er wel een paar terug. ….” (regels 58-69) per juist antwoord
2
Maximumscore 2 7 • Politieke partijen houden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel. Zij
wegen daarbij relevante belangen tegen elkaar af en zullen dus niet één belang in zijn geheel dienen. Een belangenorganisatie komt op voor een deelbelang • De tegenwoordige kiezer volgt volgens de tekst niet meer de alomvattende afwegingen van een partij, maar kiest tussen de verschillende deelstandpunten van verschillende politieke partijen. De “Nederlander wendt zich liever tot een belangenorganisatie waar je volledig achter kan staan” (regels 73-75).
400035-2-36c
5
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 273
Antwoorden
8
9
Deelscores
Maximumscore 2 twee kenmerken met voorbeeld: • Het onpersoonlijk karakter van de overheidsorganisatie: Ambtenaren werken volgens neutrale, vaste regels en procedures. “Niet langer worden de departementen, … bevolkt met Weberiaanse pennenlikkers die van negen tot vijf neutraal toekijken of iedereen zich wel aan de regeltjes houdt.” (regels 2-7) • Het is een (hiërarchisch geordend) apparaat waarbinnen mensen besluiten voorbereiden en uitvoeren (onder verantwoordelijkheid van de politieke ambtsdragers). / Het is een ambtenarenkorps met deskundigheid op speciale terreinen (in een hiërarchische gezagsstructuur). “De ambtelijke diensten van nu zijn beleidsfabrieken … dan in kringen van de Tweede Kamer.” (regels 7-16)
1
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede besluitvormingsregels zijn (drie van de volgende): • algemeen kiesrecht waarbij ieder lid 1 stem kan uitbrengen op kandidaat-bestuursleden • verantwoording van bestuur aan de leden • vrije en geheime verkiezingen voor het bestuur • besluitvorming bij meerderheid van stemmen • in principe gelijke toegang tot bestuursfuncties voor alle leden • vrijheid om je mening te uiten in de vereniging per juiste regel
10
1
Maximumscore 3 Het eenvoudige model van politieke besluitvorming ziet er als volgt uit: • De regering komt met een wetsvoorstel (voorbereid en uitgewerkt door de ambtenaren) • het parlement neemt een wetsvoorstel al of niet aan • de ambtenaren voeren de wet en haar bepalingen onder verantwoordelijkheid van de regering (loyaal) uit of Het eenvoudige model van politieke besluitvorming gaat uit van het gegeven dat de kernbeslissingen genomen worden door regering en parlement, ondersteund en uitgevoerd door ambtenaren, maar het model gaat voorbij aan het gegeven dat een deel van deze beslissingen buiten het Haagse Binnenhof plaatsvinden.
1 1 1
Maximumscore 2 11 • internationale factoren / de relaties van Nederland met andere staten of internationale
organisaties, zoals de Europese Centrale Bank (Frankfurt, regel 33) of de Europese Unie (Brussel, regel 32) • sociale (en economische) ontwikkelingen / actoren op sociaal en economisch terrein binnen Nederland, zoals (adviezen van) de Sociaal-Economische Raad (regels 33-34) of (beslissingen van) de Nederlandse Mededingingsautoriteit (regels 34-35) of (de invloed van) maatschappelijke organisaties (regels 37-38) 12
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Nederland heeft een kiesstelsel gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging. Het aantal zetels van een partij wordt berekend naar evenredigheid van het op de kandidatenlijst van een partij uitgebrachte aantal stemmen • De kiezer stemt meestal op de lijsttrekker. De lijsttrekker sleept als het ware een aantal andere kandidaten mee. Die zijn veelal onbekend voor de kiezers. / De personen van de kandidatenlijst komen, afhankelijk van het aantal behaalde stemmen, in volgorde van de plaats op de kandidatenlijst van de partij in de Tweede Kamer. Het aantal kandidaten dat met voorkeurstemmen direct wordt gekozen, is in de praktijk zeer beperkt. Er is niet een directe band tussen kiezer en gekozene
400035-2-36c
6
1
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 274
Antwoorden
Deelscores
Opgave 2 Aan het werk 13
Maximumscore 2 In het antwoord moeten de volgende elementen staan: • In de verzorgingsstaat biedt de overheid haar burgers bescherming (middels een uitgebreid geheel van sociale zekerheid) tegen de gevolgen van bestaansrisico’s (als ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ouderdom) • Middels de WAO en de bijstand biedt de overheid een financiële waarborg tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid / te weinig of geen inkomen
1 1
Maximumscore 2 14 • De WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) wordt gerekend tot de sociale
verzekeringen, omdat het gaat om een verzekering tegen een risico waarvoor werknemers en werkgevers premie betalen • De bijstand wordt gerekend tot de sociale voorzieningen, omdat het gaat om een door de overheid verleende uitkering, betaald uit de algemene middelen. / De bijstand als sociale voorziening voorziet in een ‘vangnet’ voor diegenen die geen aanspraak (meer) kunnen doen gelden op een sociale verzekering 15
1
1
Maximumscore 4 twee van de volgende knelpunten met uitleg: • de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat / hoge uitgaven: Door de stijging van het aantal WAO’ers stijgen ook de premies; wat weer leidt tot hogere arbeidskosten, (die weer nadelig zijn voor de Nederlandse concurrentiepositie.) Een groot aantal bijstandsgerechtigden doet een beroep op de schatkist (hoge overheidsuitgaven). • het grote aantal inactieven / het grote aantal mensen zonder betaald werk / het probleem van de afhankelijkheid van veel burgers van een uitkering: In de discussie over de verzorgingsstaat worden deze knelpunten genoemd: het aanduiden van een groot aantal WAO’ers en mensen in de bijstand als maatschappelijke vraagstukken is daarvan een illustratie. • uitvoeringsproblemen: Het aantal uitvoeringsvoorschriften wordt door gemeenten en uitvoeringsinstanties als te veel en te ingewikkeld ervaren. / De administratieve lasten voor de uitvoering van deze sociale wetten worden als te hoog ervaren. / De bestaande organisatie van uitvoeringsinstanties slaagt er onvoldoende in het aantal WAO’ers terug te dringen en het aantal mensen uit de bijstand te verlagen. • misbruik of oneigenlijk gebruik van sociale uitkeringen: Het valt de overheid moeilijk een onderscheid te maken tussen degenen die ‘terecht’ (zoals bedoeld) en ‘ten onrechte’ (zoals niet bedoeld) een beroep doen op de WAO en de bijstand. • draagvlak bij de actieve beroepsbevolking/onder de burgers: Door het grote aantal mensen dat een beroep doet op de sociale zekerheid en de kosten die dit met zich meebrengt, vinden steeds meer mensen dat de verzorgingsstaat hervormd moet worden. • zwart werken: Om de hoge premies voor de sociale zekerheid te ontlopen, neemt een aantal werkenden zijn toevlucht tot zwart werken. per juist knelpunt met uitleg
400035-2-36c
2
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 275
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 3 16 • De overheid als initiator van wetgeving/beleid.
voorbeeld van een zinsnede uit de tekst: “Minder regels en minder bureaucratie” (regel 23) • De overheid als overlegpartner van de sociale partners. voorbeeld van een zinsnede uit de tekst: “Deze beleidsagenda vraagt een gezamenlijke aanpak van overheid, sociale partners en samenleving.” (regels 49-51) • De overheid als producent van een stelsel van sociale zekerheid / als producent van (collectieve) goederen en diensten. voorbeeld van een zinsnede uit de tekst: “Het aantal WAO’ers … bijstand,” (regels 7-9) / “Alleen zo kan ... een robuust sociaal stelsel worden gewaarborgd.” (regels 62-64) per juiste rol en passende zinsnede 17
1
Maximumscore 6 - CDA-opvattingen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De overheid moet in een zorgzame samenleving een aanvullende rol spelen op maatschappelijke organisaties. • Nadruk moet liggen op eigen verantwoordelijkheid en decentrale organisatie. • Nadruk ligt op onderlinge hulp en op eigen gezins- en familiale verantwoordelijkheid per juiste CDA-opvatting
1
voorbeelden uit de tekst (één van de volgende):
1
• “… ruimte voor het gezin en het kunnen combineren van werken, zorgen en leren
gedurende de gehele levensloop.” (regels 37-40) • Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de bijstand. (regels 34-
37) • “… ruimte voor eigen verantwoordelijkheid en maatwerk, sociaal voor wie niet kan en
streng voor wie niet wil.” (regels 45-48) • “Niet de Rijksoverheid en de regels dienen voorop te staan, maar de verantwoordelijkheid
van burgers, bedrijven, gemeenten en sociale partners.” (regels 52-56) - VVD-opvattingen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Er is te veel overheidsinmenging en bureaucratisering. Deze ondermijnen het particulier initiatief. • meer eigen verantwoordelijkheid / nadruk moet liggen op eigen initiatief • Te veel mensen zijn afhankelijk van een uitkering. • Het sociaal stelsel kost te veel. / Het sociaal stelsel dreigt onbetaalbaar te worden. per juiste VVD-opvatting
1
voorbeelden uit de tekst (één van de volgende):
1
• “… aan het werk, met minder regels.” (regels 17-18) • “Minder regels en minder bureaucratie geven ruimte voor eigen verantwoordelijkheid”
(regels 23-24) • “Niet de Rijksoverheid en de regels dienen voorop te staan, maar de verantwoordelijkheid
van burgers, bedrijven, gemeenten en sociale partners.” (regels 52-56) • “Door … minder regels en minder bureaucratie wil het kabinet de voorwaarden scheppen
voor … samenleving.” (regels 56-61)
400035-2-36c
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 276
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 18 • materiële functie: werk is de basis voor inkomensvooruitgang (regel 22)
1
• immateriële functie: werk is de motor achter (integratie en) persoonlijke ontwikkeling
(regels 20-21)
1
Opgave 3 Modernisering van CAO’s Maximumscore 2 19 • De economische conjunctuur: als het slechter gaat met de economie (regel 4) verzwakt dat
de positie van een vakbond
1
• Het politieke klimaat: door de veranderde politieke verhoudingen zal een centrumrechts
kabinet minder openstaan voor de vakbeweging dan een centrumlinks kabinet. (regels 4-13)
1
Maximumscore 2 20 • de Sociaal-Economische Raad/de SER
1 1
• de Stichting van de Arbeid
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: De FNV ziet overlegsituaties met werkgevers(organisaties) als middel om haar eigen beleidsdoelstellingen te realiseren. / De FNV wil met werkgevers(organisaties) tot gezamenlijke afspraken komen op centraal niveau. Hierdoor wordt recht gedaan aan het kenmerk van harmoniemodel om via overleg tot gezamenlijke oplossingen te komen voor verschilpunten en belangentegenstellingen.
21
22
Maximumscore 2 - belangrijk voor de vakbeweging Voorbeelden van een goede uitleg zijn (één van de volgende): • Het totstandkomen van een CAO is het middel van de vakbeweging om tot verbetering van de arbeidsvoorwaarden zoals inkomen en rechtspositie te komen voor de (alle) werknemers in een bepaalde bedrijfstak • Door de totstandkoming van CAO's, die bovendien vrijwel altijd algemeen verbindend worden verklaard, hebben de werknemersorganisaties grote invloed op de loonontwikkeling.
1
- belangrijk voor de werkgeversorganisaties Voorbeelden van een goede uitleg zijn (één van de volgende): • Door het CAO-overleg worden de looneisen afgestemd op de gemiddelde mogelijkheden van de bedrijven, hetgeen in het algemeen matigend werkt, omdat het verhindert dat sterk winstgevende bedrijven met hoge lonen de toon zetten. • In het CAO-overleg kunnen de werkgevers proberen de looneisen te matigen in ruil voor andere arbeidsvoorwaarden. • Door de totstandkoming van CAO’s, die bovendien vrijwel altijd algemeen verbindend worden verklaard, wordt de loonconcurrentie tussen werkgevers tegengegaan, dat wil zeggen dat wordt voorkomen dat ze tegen elkaar opbieden om personeel te krijgen. • Een CAO-akkoord schept arbeidsrust voor een bepaalde periode. • Door de totstandkoming van CAO's, die bovendien vrijwel altijd algemeen verbindend worden verklaard, hebben de werkgeversorganisaties grote invloed op de loonontwikkeling. 23
400035-2-36c
1
Maximumscore 1 Instemmingsrecht: de OR heeft dit recht in zaken die direct de werknemers betreffen. En dit geldt vooral voor de uitwerking van de arbeidsvoorwaarden op bedrijfsniveau.
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 277
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 24 • De functionalistische opvatting over sociale ongelijkheid is dat er verschillen zijn in de
sociale waardering van posities / dat mensen elkaars positie waarderen in termen van hoger en lager, ze hanteren een rangorde in posities die in de cultuur van de samenleving verankerd ligt. Deze verschillen in sociale waardering hebben in een samenleving een functie, namelijk de ordening en bestendiging van de samenleving
2
voorbeeld van een argument: • Verschillen in beloning/inkomen leveren de motivatie op om belangrijke taken in de
samenleving te vervullen en zijn daardoor van belang voor het voortbestaan van de samenleving. / Sommige kwaliteiten zijn schaarser dan andere en worden daarom beloond met een hogere positie in de sociale rangorde dan andere. (De Jager en De Mok, Grondbeginselen der Sociologie, 1999)
2
Opgave 4 Frans - Duits voorstel voor bestuurlijke hervormingen in de Europese Unie Maximumscore 2 Onderdeel 1: De verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie direct door het Europees Parlement is een versterking van het democratisch gehalte van de Europese Unie. Burgers kunnen dan via het Europees Parlement invloed uitoefenen op de keuze van de voorzitter van de Europese Commissie. In de huidige situatie bekrachtigt het Europees Parlement de door de Raad van Ministers voorgedragen voorzitter van de Commissie.
25
26
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Tot nu toe komt Nederland eens in de zoveel tijd voor een half jaar aan bod als voorzitter van de Europese Unie. (Nederland is voor de tweede helft van 2004 weer voorzitter van de Europese Unie.) Dit voorzitterschap houdt in voorzitter van de Raad van Ministers en van de Europese Raad. Als voorzitter van de Europese Unie kan een land een zeker stempel drukken op de agenda van de Europese Unie. • Het is niet te verwachten dat een klein land de voorzitter zal leveren. Nederland en andere kleine landen verliezen aan macht. Maximumscore 3
27 • De Raad van Ministers heeft de besluitvormende/wetgevende bevoegdheid. Het is het
hoogste besluitvormende orgaan van de EU
1
• De Europese Commissie neemt het initiatief tot Europese regel- en wetgeving. Zij bereidt
de besluiten van de Raad van Ministers voor
1 1
• De Europese Commissie voert de besluiten van de Raad van Ministers uit
Opgave 5 Ontwikkelingssamenwerking 28
400035-2-36c
Maximumscore 2 Bij ontwikkelingshulp gaat het om het geven van concrete hulp (geld, goederen of diensten) aan ontwikkelingslanden ten behoeve van de economische en / of sociale ontwikkeling van deze landen. Bij beide projecten is dat het geval: Nederland financierde het project in Kenia en zou het project in Lesotho financieren, eveneens een deskundige beschikbaar stellen. Beide projecten zijn gericht op economische en sociale ontwikkeling.
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 278
Antwoorden
29
Deelscores
Maximumscore 4 drie van de volgende voorwaarden: • Het hulpontvangende land moet een goed sociaal-economisch beleid voeren. / Het sociaaleconomisch beleid moet ten goede komen aan grote delen van de bevolking / aan de armste bevolkingsgroepen / aan bepaalde bevolkingsgroepen zoals bijvoorbeeld vrouwen. • Er moet sprake zijn van goed (democratisch) bestuur / geen corruptie / naleving mensenrechten / democratisering. • De mate van armoede is een criterium. Alleen landen met een laag bnp krijgen hulp. • Er moet duidelijk behoefte zijn aan hulp. per juiste voorwaarde
1
garantie tegen het mislukken van projecten (één van de volgende):
1
• een goed/democratisch bestuur of naleving van de mensenrechten. Zonder democratisch
bestuur is er onvoldoende zicht en controle op de overheidsuitgaven / is er kans op corruptie/zijn er geen of onvoldoende mogelijkheden van de bevolking om zich te organiseren. • een goed sociaal-economisch beleid. Zonder zo’n beleid is er een grote kans dat de hulp niet terecht komt bij de allerarmsten of dat er te weinig aandacht geschonken wordt aan de positie van vrouwen. 30
Maximumscore 2 Voorbeelden van veranderingen in het ontwikkelingsbeleid vanaf 1990 zijn (twee van de volgende): • Er is meer aandacht voor kwaliteit en effect van de hulp. Vanaf begin jaren negentig vinden er evaluaties van de hulpprogramma’s plaats. Zogeheten monitorstudies: meten van effectiviteit van de hulp. • Versnippering van de hulp wordt tegengegaan: concentratie op een beperkt aantal landen. • Hulp in de vorm van langlopende programma’s in plaats van losse en tijdelijke projecten. • Medefinancieringsinstellingen krijgen een grotere rol / ontvangen meer geld. • Er is meer aandacht voor de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. • De binding van hulp aan het Nederlandse bedrijfsleven wordt teruggedrongen. / het terugdringen van gebonden hulp / Andere rol voor het Nederlands bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, namelijk stimuleren dat ze investeringen doen in die landen. per juiste verandering
1
Maximumscore 2 31 • hulp via particuliere/maatschappelijke organisaties / via (één van) de
medefinancieringsorganisaties • Voorbeelden van deze organisaties zijn (twee van de volgende):
1 1
NOVIB, Icco, Cordaid, Hivos, Plan Nederland (voorheen Foster Parents Plan), Terre des Hommes, Artsen Zonder Grenzen Opmerking Alleen voor twee juiste voorbeelden één punt toekennen. Maximumscore 2 32 • via het multilaterale kanaal / internationale organisaties
• Voorbeelden van deze organisaties zijn (twee van de volgende):
1 1
het ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP), andere VN-organisaties als FAO, WHO, UNICEF, de Wereldbank, IMF Opmerking Alleen voor twee juiste voorbeelden één punt toekennen.
400035-2-36c
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 279
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 3 33 • Het model van duurzame armoedevermindering / structurele armoedebestrijding / het
scheppen van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling
1
uitleg: • Het project is duurzaam in ecologische betekenis: het voorkomt erosie van de berghellingen • Het project is duurzaam / structureel omdat het de vrouwen de middelen verschaft om zelf
de armoede te bestrijden en zelfstandig / op eigen kracht in hun onderhoud te voorzien. / omdat het de economische ontwikkeling bevordert: het zorgt voor afzetgebied via coöperaties
1
Maximumscore 5 A De Nederlandse regering voelt zich op ethische en humanitaire gronden verplicht om zich wereldwijd in te zetten voor bestrijding van armoede en voor het naleven van sociale en politieke mensenrechten B Onder de Nederlandse bevolking en maatschappelijke organisaties bestaat een groot draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking C Geen enkele politieke partij in de Tweede Kamer wil sterk korten op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. / Elke politieke partij (ook de VVD en LPF) gaat ervan uit dat minimaal 0,7 % van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking wordt besteed
34
1
1 1
1
D internationale afspraken en verplichtingen (twee van de volgende): • de VN-norm om ten minste 0,7% van het bnp te besteden aan uitgaven voor
ontwikkelingssamenwerking • de verplichting tot contributie/bijdrage aan talrijke VN-organisaties • als lid van de Wereldbank bijdragen aan internationale samenwerking • inspanningsverplichting om wereldwijd sociale grondrechten te realiseren op grond van de
ondertekening en ratificatie van het VN-mensenrechtenverdrag • Millennium Doelen, zoals aangenomen door de Verenigde Naties in 2000, zijn richtsnoer
voor het ontwikkelingsbeleid. (beleid kabinet-Balkenende II) (In de Millennium Doelen is geformuleerd wat de wereldgemeenschap in 2015 wil hebben bereikt zoals halvering van de extreme armoede en dat alle kinderen basisonderwijs krijgen.) • als lid van de EU verplicht aan de Europese begroting bij te dragen • bestrijding van ziektes als aids per juiste afspraak of verplichting 35
36
400035-2-36c
1
Maximumscore 1 Er kan een negatieve beeldvorming over ontwikkelingslanden ontstaan, bijvoorbeeld het beeld dat in ontwikkelingslanden vooral ellende en corruptie heerst, dan wel bevestiging van dit negatieve beeld. Maximumscore 1 Voorbeeld van een goed antwoord is: Eenzijdige of negatieve beeldvorming over ontwikkelingslanden en nieuws over het mislukken van ontwikkelingshulp kunnen het draagvlak onder de bevolking voor ontwikkelingssamenwerking doen verminderen. Steun van het publiek, maatschappelijke organisaties en politieke partijen voor ontwikkelingssamenwerking en financiële hulp kunnen afnemen.
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 280
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 37 • De boeren in de EU-landen krijgen flinke subsidies voor landbouwproducten vanuit
Brussel. / De boeren krijgen gegarandeerde prijzen voor tal van landbouwproducten
1
• Hierdoor wordt de concurrentiepositie van de ontwikkelingslanden geschaad. De arme
landen hebben minder mogelijkheden om hun landbouwproducten naar de EU-landen te exporteren of op de wereldmarkt te brengen. Subsidies drukken de wereldmarktprijzen. De economische ontwikkeling van de arme landen wordt daardoor zeer geschaad. Omdat boeren uit arme landen geen subsidies krijgen, hebben zij minder mogelijkheden. / Vaak ook worden lokale markten in ontwikkelingslanden ondermijnd doordat de EU overtollig graan, vlees en melkproducten dumpt in die landen Maximumscore 2 Voorbeeld van een goede uitleg is: Het dilemma is niet meer van toepassing op het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. In het Nederlandse beleid overheerst de laatste jaren het humanitaire motief. De hoofddoelstelling is duurzame armoedebestrijding. De punten van Herfkens verwijzen naar deze doelstelling. Primaire economische belangen worden niet gediend. Het bedrijfsleven wordt zelf aangesproken om een bijdrage te leveren aan de aids-bestrijding en om mee te doen aan ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’.
38
Maximumscore 2 Door het kopen van koffie met het Max Havelaar-keurmerk steunt de consument indirect de koffieboeren en hun organisaties in ontwikkelingslanden. Die aangesloten koffieboeren ontvangen een vaste prijs voor hun koffie, die veel hoger ligt dan die op de wereldmarkt. Een aanvaardbaar inkomen van de boeren wordt daarmee gegarandeerd.
39
40
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van argumenten zijn (twee van de volgende): • Een goede marktwerking veronderstelt een zekere gelijkwaardigheid tussen landen. Ontwikkelingslanden verkeren niet in een gelijkwaardige positie met de rijke landen. Waar gelijkwaardigheid tussen partijen/landen ontbreekt, werkt de markt ten nadele van de armsten. Ontwikkelingshulp blijft nodig. • Alleen liberalisering is niet voldoende. Vrijhandel en economische groei leiden niet automatisch tot armoedebestrijding. Ontwikkelingshulp blijft nodig om bijvoorbeeld de publieke sector te versterken, basisvoorzieningen te creëren, om overheden in de hulpontvangende landen te ondersteunen met goed sociaal-economisch beleid, om schulden af te lossen etc. • Of ontwikkelingslanden kunnen profiteren van de wereldhandel hangt onder andere af van het sociaal-economisch beleid van de overheden van die landen: gericht op ondersteuning van marktwerking, gericht op eerlijke verdeling van de groei, gericht op het scheppen van investeringen in onderwijs, infrastructuur etc. per juist argument
1
Einde
400035-2-36c
13
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 281
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
03
Tijdvak 1
Inzenden scores Vul de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in op de optisch leesbare formulieren of verwerk de scores in het programma Wolf. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar de Citogroep.
300010 CV35
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 282
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerst gegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
300010 CV35
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 283
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 93 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 De nieuwe euthanasiewetgeving van 2001 1
Maximumscore 2 De NVVE is te beschouwen als een belangenorganisatie, omdat • de NVVE een permanent karakter heeft: de tekst spreekt van belangenbehartiging die al meer dan 25 jaar duurt • de NVVE een professionele, bureaucratische organisatie heeft met een serviceverlenende functie naar de leden: de tekst spreekt onder meer van juridische steun en verstrekking van informatie en geven van wilsverklaringen. / Er wordt aangegeven hoe de leden of belangstellenden in contact kunnen treden met de organisatie
1
1
Opmerking Alleen één scorepunt toekennen, indien kenmerk en gegevens uit de tekst zijn genoemd.
300010 CV35
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 284
Antwoorden
2
Deelscores
Maximumscore 6 De jaren tachtig • In de jaren tachtig ontstond een maatschappelijke behoefte aan een meer liberale euthanasieregeling. / Een groeiend percentage van de bevolking wilde zelfbeslissingsrecht voor mensen over de wijze waarop men wil sterven. / Artsen wilden duidelijkheid van de politiek. / De wetgeving liep achter bij wat in de samenleving leefde en gebeurde. Je kunt deze wensen beschouwen als invoer van het Nederlandse politieke systeem • De politiek had in de jaren tachtig grote moeite om het met elkaar eens te worden over een euthanasiewetsvoorstel. (regels 26-27) Het onderwerp stond dus wel op de politieke agenda. of De confessionelen, met name het CDA, konden een echte regeling aanvankelijk tegenhouden. Zij fungeerden als het ware als poortwachters (tussen subfasen politieke agenda en conversie) (regels 26-34)
1
1
De wet van 1992 • De totstandkoming van de euthanasiewet van 1992 kun je beschouwen als de output van het
politieke systeem (regels 34-40)
1
• Er kwamen reacties op deze wet van 1992 van degenen die de wet niet ver genoeg vonden
gaan. Deze feedback heeft in november 2000 geleid tot een nieuwe wet in de Tweede Kamer (regels 49-54)
1
Aanvaarding nieuwe wet in 2000 • Het besluit van de Tweede Kamer in november 2000 valt in de conversiefase
(beleidsbepaling). (Het is geen uitvoer, omdat het wetgevingstraject nog niet is voltooid.)
1
• Ook dit besluit van de Tweede Kamer roept nieuwe feedback op, in de vorm van protesten,
3
300010 CV35
ditmaal van de kant van de christelijke groeperingen (regels 66-74) (en in de vorm van kritiek vanuit het buitenland). (regels 75-81) of Kritiek vanuit het buitenland kan gezien worden als feedback uit de politieke omgeving van het systeem. (regels 75-81)
1
Maximumscore 2 A voorbeeld van een goed antwoord: In het barrièremodel ligt meer dan in het systeemmodel het accent op conflict / strijd tussen groeperingen met tegengestelde belangen en opvattingen. of Diegenen die de zaken willen laten zoals ze zijn, hebben het eenvoudiger dan diegenen die willen veranderen. Er hoeft immers slechts in één fase van het politieke proces een ‘overwinning’ te worden behaald om te voorkomen dat er iets verandert
1
B voorbeeld van een goed antwoord: Bij de totstandkoming van de nieuwe euthanasiewet is er sprake van een conflict tussen partijen die wetgeving willen en christelijke partijen die deze nieuwe euthanasieregels afwijzen
1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 285
Antwoorden
4
Deelscores
Maximumscore 2 In tekst 2 staan de volgende normen/regels (twee van de volgende): • Er moet sprake zijn van een ondraaglijk en uitzichtloos lijden. (regels 41-43) (waarvoor geen behandeling meer mogelijk is.) • Er moet sprake zijn van een vrijwillig (weloverwogen) verzoek van de patiënt. (regels 43-45) • De arts moet altijd een andere arts raadplegen. (regels 45-46) • De arts moet euthanasie melden bij een speciale toetsingscommissie. (regels 56-58) • De arts is strafbaar indien hij/zij zich niet aan de regels houdt. (regels 58-60) per juist antwoord
5
1
Maximumscore 2 Doel van de Raad van Europa is (één van de volgende): • beschermen van de rechten van de mens (In 1950 is in dit verband het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gesloten.) • de bevordering van de Europese culturele waarden, met name de democratische waarden / bevordering van samenwerking tussen Europese landen op cultureel, juridisch en sociaal terrein
1
• Het wetsvoorstel over euthanasie heeft te maken met de rechten van de mens en de
culturele waarden 6
1
Maximumscore 2 In het antwoord moeten de volgende elementen genoemd worden: • Overeenkomstig artikel 2 van het EVRM-verdrag moeten de lidstaten zich onthouden van het gebruik van willekeurige executies en excessief geweld. (regels 21-23) / Op grond van het EVRM-verdrag dient de staat zich te onthouden van een inbreuk op uw have en goed. (regels 39-42) • In een rechtsstaat dient de overheid zich te houden aan wet en recht. / In een rechtsstaat dienen burgers beschermd te zijn tegen mogelijke willekeur van de overheid of • Volgens het EVRM dient de overheid de burger ook te beschermen tegen onheil. (regels 41-42) • Kenmerk van een rechtsstaat is tevens dat de overheid de rechtsorde dient te handhaven (met de middelen die de wet de overheid geeft met inachtneming van de rechten van de burger.)
1 1
1
1
Maximumscore 1 Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (en de fundamentele vrijheden) is bevoegd om bindende uitspraken te doen over schendingen van de mensenrechten door een lidstaat. (Ook een tweederde meerderheid van de Raad van Ministers is bevoegd om uitspraken te doen over schendingen van mensenrechten door een lidstaat.)
7
Maximumscore 4 8 • Het Europees Parlement heeft de bevoegdheid om een advies uit te brengen over
verordeningen (van de Europese Commissie), afhankelijk van het onderwerp, / amendementen in te dienen of zich tegen de verordeningen uit te spreken • Nederland is als lid van de EU verplicht de Europese verordeningen en beschikkingen (die uiteindelijk zijn goedgekeurd door de Raad van Ministers) uit te voeren of zich te houden aan Europese verordeningen en beschikkingen • Het Europees Parlement heeft de bevoegdheid om de begroting van de EU (met uitzondering van de landbouwuitgaven) goed te keuren • Nederland is als lid van de EU verplicht het contributiebedrag te betalen. / Nederland profiteert ook van gelden uit Europese fondsen of van subsidies
300010 CV35
5
1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 286
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 9 • De Eerste Kamer / Senaat heeft geen recht van initiatief / mag zelf geen wetsvoorstel
indienen (Tweede Kamer heeft wel het recht van initiatief)
1
• De Eerste Kamer heeft geen recht van amendement / mag geen wetswijzigingen aanbrengen
(Tweede Kamer heeft wel het recht van amendement) of In de praktijk heeft de Eerste Kamer soms een verkapt recht van amendement. De Eerste Kamer vraagt de regering toezeggingen te doen om een enkel onderdeel van het wetsontwerp te wijzigen als voorwaarde voor aanvaarding van het wetsvoorstel. De regering dient dan een wijzigingsvoorstel in bij de Tweede Kamer (een zogeheten novelle) 10
1
Maximumscore 2 eigen machtsmiddelen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • groot aantal leden (ruim 100.000) • deskundigheid op het terrein van euthanasie • professionele lobby Opmerking Alleen één scorepunt toekennen indien twee juiste machtsmiddelen zijn genoemd. de politieke omgeving / verhoudingen Door de paarse kabinetten ontstonden andere politieke machtsverhoudingen: ruimere opvattingen over euthanasie werden gedeeld door een meerderheid van de niet-christelijke fracties in het parlement / christelijke partijen waren in de minderheid
11
Maximumscore 3 voorbeelden van goede antwoorden (drie van de volgende): • informatiefunctie: tekst 2 geeft een overzicht van de inhoud van de wet / de totstandkoming van de euthanasiewet / tekst 6 geeft informatie over de beslissing in de Eerste Kamer. • agendafunctie: tekst 1 bevat politieke wensen van de pressiegroep NVVE. De groep geeft op deze manier wensen en eisen uit de samenleving door aan de politiek. • opiniefunctie: in tekst 4 geeft de jurist Lawson zijn mening over de niet-strijdigheid met het Europese Verdrag en draagt aldus bij aan de meningsvorming. • commentaarfunctie/controlefunctie: in tekst 5 geeft Trouw kritiek/commentaar op de houding van premier Kok en op het weigeren van minister van Volksgezondheid, mevrouw Borst, te verschijnen bij een hoorzitting van het Europees Parlement. per juist antwoord
12
1
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van een goede antwoorden zijn: • De politiek-juridische benaderingswijze vraagt onder meer: welk beleid c.q. regelgeving is/wordt door de overheid ontwikkeld • Tekst 2 geeft een overzicht van de nieuwe regelgeving • De sociaal-culturele benaderingswijze stelt onder meer de analysevraag: welke normatieve uitgangspunten / waarden hebben de betrokken groeperingen In onder meer tekst 1 en 2 komen verschillende (conflicterende) waarden naar voren (waardig sterven versus recht op leven)
300010 CV35
6
1 1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 287
Antwoorden
Deelscores
Opgave 2 De keerzijde van de verzorgingsstaat: het WAO-dossier Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: In de verzorgingsstaat biedt de overheid haar burgers bescherming (middels een uitgebreid geheel van sociale voorzieningen) tegen de gevolgen van bestaansrisico’s als ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom, en dergelijke. Middels de WAO biedt de overheid een waarborg tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid.
13
Maximumscore 2 14 • De WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering) wordt gerekend tot de sociale
verzekeringen, omdat het gaat om een verzekering tegen een risico waarvoor werknemers en werkgevers premie hebben betaald • Bij sociale voorzieningen gaat het daarentegen om een door de overheid verleend recht, grotendeels betaald uit de belastingpot 15
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De betaalbaarheid van de verzorgingsstaat / hoge uitgaven. - In de tekst wordt (regels 1-5) gesteld dat de lasten relatief dalen, maar dat de WAO nog steeds een financieel probleem is. De huidige WAO-lasten bedragen 28 miljard gulden per jaar. (regel 6) • Het grote aantal inactieven / aantal mensen zonder betaald werk / zorgen over werkgelegenheid of functioneren van de arbeidsmarkt. (één van de volgende citaten) - Er zijn inmiddels 949.300 WAO’ers (regel 4) / Het aantal stijgt elk jaar fors. (regels 2-3) - “De WAO is in toenemende mate een verzamelplaats geworden van marginale werknemers, van mensen die vaardigheden missen om zich …plaatsen.” (regels 17-23) • uitvoeringsproblemen: de bestaande regels en het functioneren van de uitvoeringsinstanties maken het moeilijk het aantal WAO’ers terug te dringen en/of de toegang tot de WAO te bemoeilijken. - Zie de voorstellen van de commissie-Donner over de aanpak van de WAO-problematiek bijvoorbeeld: de uitvoeringsinstellingen bepalen in de toekomst of werkgever en de zieke werknemer zich voldoende hebben ingespannen voor gepast werk of herstel. (regels 37-65) per juist antwoord
16
1
2
Maximumscore 3 Arbeid is een plicht. / Mensen moeten werken voor de kost. / Arbeid is een middel om in eigen levensonderhoud te voorzien. / Arbeid is een middel om doelen te verwezenlijk zoals welvaart en vrije tijd / “Wie niet werkt, zal niet eten.” twee van de volgende: • “Stilzitten geeft geen rechten meer ,…”. (regel 36) • “De zieke werknemer moet ook actief werken aan zijn herstel. Hij is verplicht een redelijk aanbod voor ander werk te aanvaarden,… “. (regels 49-51) • “Doet een werknemer te weinig, … . Hij kan dan geen aanspraak meer maken op een WWuitkering.” (regels 56-60) per juist antwoord
300010 CV35
1
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 288
Antwoorden
17
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): • het opdoen van sociale/collegiale contacten op het werk • het verkrijgen van sociale status • het verkrijgen van zelfrespect • zelfontplooiing • levensvervulling • het bieden van structuur in het leven Indien drie antwoorden juist Indien twee antwoorden juist Indien minder dan twee antwoorden juist
2 1 0
Maximumscore 2 18 • Het conflictmodel en het model van het harmoniedenken / poldermodel
Indien één model dan
1 0
• In tekst 8 is herkenbaar het model van het harmoniedenken / poldermodel op grond van het
volgende kenmerk: Dit model gaat uit van de gedachte om in harmonie / in onderling overleg naar oplossingen te zoeken. In de tekst staat dat: “De drie bonden hebben een gezamenlijk standpunt ingenomen voor onderhandelingen met de werkgevers en kroonleden in de SociaalEconomische Raad.” (regels 13-18)
1
Maximumscore 3 19 • Bedoeld is de Stichting van de Arbeid
1
Verschil in taak • De SER is een (publiekrechtelijk) adviesorgaan voor de regering voor belangrijke sociaaleconomische zaken • In de Stichting van de Arbeid (een privaatrechtelijk orgaan) sluiten centrale organisaties van werkgevers en werknemers centrale sociale akkoorden / maken afspraken over arbeidsvoorwaarden in de ruimste zin 20
Maximumscore 3 A Voorbeeld van een goed antwoord is: • Binnen een CAO kunnen afspraken gemaakt zijn over een aanvulling van de WAOuitkering
1
1
1
B • De ondernemingsraad heeft een instemmingsrecht over zaken die direct de werknemers
betreffen
1
• Voorbeeld van een afspraak: flexibilisering van de werktijden waardoor de werkdruk van
werknemers beter opgevangen kan worden en werknemers minder snel arbeidsongeschikt raken
300010 CV35
8
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 289
Antwoorden
21
Deelscores
Maximumscore 3 voorbeelden van goede antwoorden per gebied: • Arbeidsinhoud: Zorg dat de taken uit de functieomschrijving voldoende aansluiten bij de capaciteiten, interesses, ambities van de werknemer. / Zorg dat de werkzaamheden voldoende afwisseling, mogelijkheden tot ontplooiing, sociale contacten, afwisseling, en dergelijke bieden. • Arbeidsverhoudingen: Regel dat de werknemer voldoende gevoel van controle heeft over zijn werk. / voldoende zeggenschap in de werkverhoudingen. • Arbeidsomstandigheden: Vermijd dat er gevaarlijke / onveilige / onhygiënische / milieuonvriendelijke / welzijnsbelastende omstandigheden zijn, die de werkbeleving negatief beïnvloeden. / Zorg dat de werktijden niet als belastend ervaren worden. / Zorg dat er voldoende pauzes, vrije dagen zijn. per goed antwoord
22
1
Maximumscore 6 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: • Het CDA zal het kunnen waarderen dat werkgevers en werknemers samen de verantwoordelijkheid krijgen om bij gedeeltelijke of tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot herstel en werkhervatting te komen. Ook goed: de werkgever krijgt een ‘zorgplicht’ en de werknemer een aanvaardingsplicht; in aanvulling hierop eventueel recht op uitkering: de overheid stelt dus de randvoorwaarden voor het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheden
1
• Het argument van het CDA is een uitwerking van het uitgangspunt soevereiniteit in eigen
kring / het harmoniedenken
1
• De PvdA zal waarderen dat het stelsel blijft voorzien in steun aan de volledig
arbeidsongeschikten, (zelfs een verhoging van de uitkeringen). / Dat de inkomens en bestaanszekerheid van gedeeltelijk arbeidsongeschikten gegarandeerd worden doordat alles op alles gezet wordt om hen aan het werk te houden
1
• Uitgangspunten (één van de volgende):
1
- streven naar vermindering sociale ongelijkheid - beschermen en verbeteren van de positie van ‘zwakke’ groepen • De VVD zal de beperking van het aantal uitkeringsgerechtigde arbeidsongeschikten positief
beoordelen: de partij staat positief tegenover het introduceren van een prikkel om tot werkhervatting te komen / staat positief tegenover een vermindering van het aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering
1
• Uitgangspunten van de VVD die genoemd kunnen worden (één van de volgende):
terugdringen rol overheid, meer eigen verantwoordelijkheid, terugdringen overheidsuitgaven, meer marktwerking, eigen verantwoordelijkheid bij de sociale zekerheid
300010 CV35
9
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 290
Antwoorden
23
Deelscores
Maximumscore 3 A voorbeeld van een hypothese: Rokers hebben een hogere kans in de WAO te belanden dan niet-rokers
1
B Er dient een aselecte / representatieve steekproef te worden genomen dat wil zeggen dat alle personen uit de populatie een gelijke kans hebben om in de steekproef te worden opgenomen / dat wil zeggen deze groep is een dwarsdoorsnede van de totale onderzoekspopulatie c.q. het totaal aantal werkenden en arbeidsongeschikten/WAO’ers
2
Opgave 3 Discussie over ontwikkelingshulp Maximumscore 4 Nee, Marres pleit alleen voor het afschaffen van ontwikkelingshulp
24
0
A • Bij ontwikkelingshulp gaat het om het geven van concrete hulp (geld, goederen of diensten)
aan ontwikkelingslanden (ten behoeve van de economische en/of sociale ontwikkeling van deze landen). (Marres wil deze vorm van hulp afschaffen) • Bij ontwikkelingssamenwerking gaat het om activiteiten van rijke landen en van ontwikkelingslanden om samen onderontwikkeling / armoede terug te dringen. / Ontwikkelingssamenwerking is meer dan alleen het geven van hulp van de rijke landen aan de ontwikkelingslanden. Ontwikkelingssamenwerking omvat naast het geven van hulp het nemen van maatregelen binnen de ontwikkelingslanden, binnen de rijke landen en in de betrekkingen tussen ontwikkelingslanden en de rijke landen. / Ontwikkelingssamenwerking betekent dat rijke landen en ontwikkelingslanden samen verantwoordelijk zijn voor het nemen van maatregelen om armoede tegen te gaan
1
1
B Marres stelt dat bij de ontwikkeling van het eigen land internationaal overleg kan plaats vinden op basis van gelijkwaardigheid en economische belangen. (regels 65-69) Ontwikkelingslanden moeten maatregelen nemen om te zorgen dat westerse bedrijven willen investeren en de westerse markten moeten worden opengesteld. (regels 70-74) Deze voorbeelden komen overeen met de kenmerken van ontwikkelingssamenwerking: samen onderontwikkeling terugdringen / onderontwikkeling terugdringen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid / maatregelen nemen in ontwikkelingslanden en in de betrekkingen tussen landen.
2
Maximumscore 4 25 • Naar de armste landen gaat geen of heel weinig particulier kapitaal. Deze landen profiteren
weinig of niet van de wereldhandel, trekken geen investeerders aan, etc. Zonder deze hulp zouden deze landen het niet bolwerken
2
• Particuliere bedrijven investeren niet in basisvoorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg,
woningbouw. Om basisvoorzieningen te kunnen realiseren, hebben de armste landen ontwikkelingshulp nodig van de rijke landen. Door bevordering van de handel of aantrekken van investeerders alleen komen deze landen er niet
300010 CV35
10
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 291
Antwoorden
26
Deelscores
Maximumscore 2 twee van de volgende: • Economisch belang van het donorland: de eigen economie / export van het donorland wordt bevorderd door goederen of diensten aan het ontwikkelingsland te leveren of investeringen van het eigen bedrijfsleven te bevorderen. • Militair-strategisch belang van het donorland: landen krijgen steun als ze bijvoorbeeld een land (de VS) toestaan een militaire basis aan te leggen of ter wille van politieke stabiliteit (bijvoorbeeld in de strijd tegen het terrorisme). • Cultureel belang van het donorland: landen krijgen steun van een donorland (voorbeeld Frankrijk) als deze bereid zijn taal en cultuur van het hulpgevende land te steunen. per juist antwoord
1
Maximumscore 3 27 • Eén van de doelstellingen van het EU-ontwikkelingsbeleid is integratie van
ontwikkelingslanden in de wereldeconomie / armoedebestrijding
1
• In de praktijk staat het handelsbeleid / landbouwbeleid van de EU daarmee op gespannen
voet: door producten uit ontwikkelingslanden te weren of door subsidiëring van de landbouwproducten in de EU-landen krijgen de ontwikkelingslanden geen eerlijke kans op de wereldmarkt 28
2
Maximumscore 2 Liberalen zullen het eens zijn met de volgende opvattingen van Marres (twee van de volgende): • Ontwikkelingslanden moeten hun investeringsklimaat aanpassen. (regels 70-72) • Het afschaffen van hulp geeft mensen hun waardigheid terug. (regels 1-3, 58-60) / (ontwikkelingslanden zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling) • Ontwikkelingslanden zijn zelf in staat om hun eigen ontwikkeling vorm te geven. (regels 74-90) • De westerse markten moeten worden opengesteld / de vrije wereldhandel moet worden bevorderd. (regels 70-73) • Ontwikkelingshulp is maar een gering deel van hun nationaal inkomen (regels 28-31) / (ontwikkelingshulp levert maar een geringe bijdrage aan ontwikkeling van ontwikkelingslanden.) per juist antwoord
1
Maximumscore 2 29 • (op basis van) de christelijke naastenliefde en solidariteit (CDA)
• (op basis van) de ideeën over internationale solidariteit (GroenLinks)
1 1
Maximumscore 3 30 • Cultureel universalisme
1
• Het cultureel universalisme gaat ervan uit dat er waarden zijn die voor iedere wereldburger
gelden
1
• Citaat: “Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is bijvoorbeeld gericht op het versterken van
de positie van vrouwen. Niet elk (islamitisch) land denkt daarover hetzelfde als minister Herfkens, maar zal toch de gulle geefster naar de mond praten.” (regels 18-23) Blijkbaar is de Nederlandse regering van mening dat de positie van vrouwen overal gelijkwaardig moet zijn aan die van de man
300010 CV35
11
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 292
Antwoorden
31
Deelscores
Maximumscore 4 Beoordeling: • twee argumenten voor of tegen bilaterale hulp • samenhang/kwaliteit van de ingezonden brief
2 2
Voorbeeld Ik ben het eens met de opvatting van de Volkskrant dat bilaterale hulp kan leiden tot paternalisme. De hulpontvangende landen worden te afhankelijk gemaakt van de donorlanden. Hun (economische en politieke) belangen domineren vaak (argument 1) en de ontwikkelingslanden worden te weinig gestimuleerd om verantwoordelijk te zijn voor hun eigen ontwikkeling (argument 2). of Ik ben het niet eens met de kritiek van de Volkskrant op bilaterale hulp. Men stelt de multilaterale vorm van hulp iets te rooskleurig voor. Multilaterale hulp is meestal erg bureaucratisch en weinig efficiënt. De bureaucratie in internationale organisaties zal altijd groter blijven dan bij bilaterale hulp (argument 1). Bilaterale hulp is effectiever als Nederland zelf de regie in handen houdt en de voorwaarden stelt met welke landen en op welke wijze het deze hulp wil geven. Om er voor te zorgen dat de hulp goed wordt besteed, is naar mijn menig een zekere vorm van paternalisme niet te vermijden (argument 2). Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Enerzijds wil Nederland de zelfstandigheid/onafhankelijkheid van de hulpontvangende landen bevorderen (geen paternalisme), maar anderzijds worden aan het geven van hulp voorwaarden gesteld aan ontvangende landen om er voor te zorgen dat de financiën goed worden besteed.
32
33
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Binnen de VN is afgesproken dat de rijke landen minimaal 0,7 % van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking besteden. Nederland voldoet aan die norm. • Verplichting tot contributie/bijdrage aan talrijke VN-organisaties. • Nederland is als lid van de Wereldbank een belangrijke donor. • Nederland heeft het VN-mensenrechtenverdrag ondertekend. Inspanningsverplichting om wereldwijd sociale grondrechten te realiseren. • Nederland is lid van de EU en is verplicht aan de Europese begroting bij te dragen. • Internationale afspraken op milieuterrein verplichten rijke landen tot bijdragen aan verschillende milieufondsen. • internationale afspraken over bijvoorbeeld bestrijding van ziektes (aids) per juist antwoord
1
Einde
300010 CV35
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 293
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift VWO
20
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
03
Tijdvak 2
.
300035 CV35
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 294
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
300035 CV35
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 295
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 93 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Armoede en werk Maximumscore 2 1 • Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-Kok
gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op een sociaal en cultureel onderwerp in onze samenleving • Het Sociaal en Cultureel Planbureau bestudeert ontwikkelingen op sociaal en cultureel terrein als bijvoorbeeld werk(gelegenheid) en sociale zekerheid. Met de uitkomsten levert het bouwstenen voor mogelijk beleid van het kabinet. Het onderwerp/de titel van dit proefschrift past binnen dit werkterrein
1
1
Maximumscore 2 2 • De beroepsbevolking is vooral werkzaam in de tertiaire en quartaire sector / in de
dienstensector, onderwijssector en zorgsector
1
• Het productieproces/Het werk van mensen wordt vooral bepaald door toepassing van de
informatietechnologie
300035 CV35
1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 296
Antwoorden
3
Deelscores
Maximumscore 4 materiële functies • verdienen van een inkomen • voorzien in je levensonderhoud/economische zelfstandigheid
1 1
immateriële functies Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • opdoen van sociale contacten • verkrijgen van een maatschappelijke positie • verkrijgen van maatschappelijk aanzien/sociale status • verkrijgen van zelfrespect • bieden van mogelijkheden tot zelfontplooiing • bieden van structuur aan het dagelijks leven per juiste immateriële functie
1
Maximumscore 2 4 • sociaal-democratische stroming (PvdA)/socialistische stroming (SP)
1
• Paul de Beer pleit voor het terugdringen van inkomensongelijkheid en armoede door een
sturende overheid, door middel van belastingheffing en sociale zekerheid. (regels 43-47) 5
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Technologische vernieuwing maakt de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten mogelijk. Dit leidt tot extra/nieuwe banen waarvoor een hoge opleiding vereist is. Veel van de uitkeringsgerechtigden zijn laaggeschoold en kunnen niet voldoen aan de eisen van de nieuwe banen. • Technologische vernieuwing leidt tot veranderingen in productieprocessen. Machines, computers en robots nemen steeds meer hand- en hoofdwerkzaamheden van mensen over. Hierdoor verdwijnt vooral laaggeschoold werk. De kansen op werk voor mensen met een lage opleiding nemen daardoor af. De uitkeringsgerechtigden zijn vaak laaggeschoold. (Maar er ontstaan ook nieuwe werkzaamheden zoals de bediening en het onderhoud van de betreffende apparaten; deze werkzaamheden vereisen niet direct een hoge opleiding.) • Technologische vernieuwing leidt tot verschuiving in de economische structuur van de industrie- naar de dienstensector. Dit gaat gepaard met een afname van de werkgelegenheid in de industrie en een toename van de werkgelegenheid in de dienstensector. Gevolg: minder werk voor laaggeschoolden. Veel van de uitkeringsgerechtigden zijn laaggeschoold en profiteren daardoor ook minder van de banengroei. Maximumscore 2 Door internationale concurrentie moeten bedrijven sluiten of verplaatsen bedrijven hun productie naar lagelonenlanden. Hierdoor verdwijnen banen in Nederland. / Laagopgeleide arbeidskrachten in Nederland ondervinden concurrentie van het grote aanbod van goedkope, laagopgeleide arbeidskrachten in landen in Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika.
6
Maximumscore 2 7 • In de Grondwet is een artikel opgenomen (artikel 19): bevordering van voldoende
werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid
1
• Het recht op werk/recht op bescherming tegen werkloosheid is opgenomen in het Europees
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. / In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat dat een ieder recht heeft op werk / recht op bescherming tegen werkloosheid
300035 CV35
4
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 297
Antwoorden
8
9
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Sociale ongelijkheid wordt bepaald door meerdere factoren zoals verschillen in opleiding, beroep, inkomen, sociale status, ‘cultureel kapitaal’/sociaal milieu (wel of geen intellectueel klimaat in gezinnen, opleiding ouders, leermotivatie etc.) • De uitkeringsgerechtigden hebben geen baan, een relatief laag inkomen, een geringe opleiding, lage sociale status. Dit zijn de factoren die volgens de theorie van Weber en zijn navolgers een rol spelen bij sociale ongelijkheid
2
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De overheid als regelgever wettelijk minimumloon (regels 88-90 in tekst 2) / sociale wetten (sociale wetgeving) (regels 29-33 in tekst 2) • De overheid als initiator van beleid
De auteur van het artikel (tekst 2) gaat in op de effectiviteit van het werkgelegenheidsbeleid van de twee kabinetten-Kok. • De overheid als producent van goederen en diensten
In de tekst komen voorbeelden van sociale voorzieningen aan bod. per juiste rol van de overheid en gegeven/citaat 10
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): - Arbeid geeft zin aan het leven. / Arbeid is een wezenlijke activiteit. citaat (bijvoorbeeld één van de volgende): • “het belang van betaald ….is gelegen in het feit dat het zo belangrijk wordt gevonden”. (regels 96-98 in tekst 2) • “Een baan is een prima remedie tegen sociale uitsluiting.” (regels 100-101 in tekst 2) - Arbeid draagt bij tot bestrijding van de armoede. / Arbeid draagt bij tot integratie in de samenleving. citaat (bijvoorbeeld één van de volgende): • “Maar de werkgelegenheidsgroei heeft ook veel uitkeringsgerechtigden aan een baan geholpen.” (regels 24-26 in tekst 2) • “Cijfers van 1998 …dat het aantal bijstandsgerechtigden …en dat het aantal WW’ers … is verminderd van 370 duizend naar 160 duizend.” (regels 28-33 in tekst 2) • “Ook uit andere studies blijkt het positieve verband tussen arbeidsparticipatie en vermindering van armoede.” (regels 90-92 in tekst 2) • “Een baan is een prima remedie tegen sociale uitsluiting.” (regels 100-101 in tekst 2) - Arbeid is een instrumenteel middel om welvaart te verwezenlijken. / Arbeid draagt bij tot het instandhouden van de verzorgingsstaat. citaat: “Het versterkt immers ook het draagvlak voor de financiering van de verzorgingsstaat.” (regels 103-105 in tekst 2) per juiste visie en citaat
300035 CV35
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 298
Antwoorden
11
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Het poldermodel staat voor geïnstitutionaliseerd overleg tussen werkgevers en werknemers (en het kabinet). In deze vorm van overleg is de gedachte om op grond van gemeenschappelijke belangen te komen tot werkbare afspraken • Om werkgelegenheid te scheppen, hebben de vakbonden hun looneisen gematigd en zijn de werkgevers akkoord gegaan met herverdeling van werk/deeltijdarbeid. (De overheid zorgde voor beheersing van de uitgaven in de sociale zekerheid en activerend arbeidsmarktbeleid.) • Er ontstond een periode van loonmatiging en deeltijdarbeid. (Akkoord van Wassenaar in 1982) Deze afspraken/factoren hebben (volgens velen) geleid tot een sterke groei van de werkgelegenheid
1
1
1
Maximumscore 2 12 • Iedereen die een uitkering heeft, leeft in armoede
1
• Een alleenverdiener met kinderen die minder verdient dan 130 procent van het
minimumloon, leeft in armoede 13
1
Maximumscore 4 Twee van de volgende benaderingswijzen met een goede onderzoeksvraag en verwijzing naar de tekst: • de politiek-juridische benaderingswijze • de sociaal-economische benaderingswijze • de sociaal-culturele benaderingswijze • de vergelijkende benaderingswijze - voorbeelden van vragen bij de politiek-juridische benaderingswijze (één van de volgende): • Wat is het beleid van de regering geweest om de werkloosheid/sociale ongelijkheid te
verminderen? • Welke maatregelen heeft de regering genomen om de werkloosheid te bestrijden? • Wat is de rol van de overheid om het armoedeprobleem aan te pakken?
- verwijzing naar de tekst (één van de volgende): • De belangrijkste doelstelling van de paarse kabinetten was ‘Werk, werk, werk’. (regel 9 in
tekst 1) • Er is sprake van een flinke banengroei. / De werkgelegenheid nam toe met 23 procent.
(regels 23-24 in tekst 1) - voorbeelden van vragen bij de sociaal-economische benaderingswijze (één van de volgende): • Welke groeperingen zijn betrokken bij dit vraagstuk en wat zijn hun belangen? - verwijzing naar de tekst “In eerste instantie hebben jongeren en hoogopgeleide vrouwen daarvan geprofiteerd.” (regels 22-23 in tekst 2) • Wat verstaan we in Nederland onder armoede? - verwijzing naar de tekst (één van de volgende): • De armoede is in Nederland nauwelijks teruggedrongen. (regels 3-4 in tekst 1) • De armoededefinitie verdient nuancering (regels 54-56 in tekst 2) - voorbeeld van een goede vraag bij de sociaal-culturele benaderingswijze: Wat is de betekenis van betaald werk voor het individu en de samenleving? - verwijzing naar de tekst (één van de volgende): • “Een baan is een prima remedie tegen sociale uitsluiting.” (regels 100-101 in tekst 2) • Betaald werk wordt in onze samenleving belangrijk gevonden. (regels 96-98 in tekst 2)
300035 CV35
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 299
Antwoorden
Deelscores
- voorbeelden van vragen bij de vergelijkende benaderingswijze (één van de volgende): • Hoe is in andere landen de werkloosheid aangepakt? • Leidt banengroei in andere landen tot vermindering van de armoede?
-verwijzing naar de tekst: “Een internationale vergelijking … laat zien dat in de Europese landen vergroting van de arbeidsparticipatie tot minder armoede leidt.” (regels 77-82 in tekst 2) per juiste benaderingswijze, vraag en verwijzing
2
Opgave 2 De politieke integratie van Europa Maximumscore 4 14 • Bij een staat is sprake van een soevereine macht, een groep mensen en een bepaald
grondgebied. In de EU is geen sprake van één soevereine macht Voorbeeld van een goede uitleg is (één van de volgende): • De hoogste macht in de EU berust bij de Raad van Ministers; dat wil zeggen: ministers van de nationale regeringen. • Het dagelijks bestuur van de EU (de Europese Commissie) bereidt de besluiten voor. De Raad van Ministers (die bestaat uit ministers van de nationale regeringen) besluit tot Europese wetgeving. De nationale regeringen van de lidstaten behouden grotendeels hun zeggenschap. • Het dagelijks bestuur van de EU (de Europese Commissie) is afhankelijk van de medewerking van de Raad van Ministers; dat wil zeggen: ministers van de nationale regeringen. 15
16
2 2
Maximumscore 2 één van de volgende kenmerken: • Er is sprake van politieke grondrechten: het actief en passief kiesrecht. (regels 43-44) • Er is sprake van een soort grondwet in de vorm van het ‘Handvest van de grondrechten van de EU’. (regels 39-40) Maximumscore 4 twee van de volgende: • verzet van nationale regeringen tegen het uit handen geven van (delen van) de nationale soevereiniteit. citaat: “… zorgde de Engelse premier John Major eigenhandig dat iedere verwijzing naar het woord federaal uit de verdragstekst werd verwijderd”. (regels 22-26 in tekst 3) • (emotionele) weerstanden tegen het opgeven van de nationale soevereiniteit / verzet van de bevolking tegen afstaan van nationale bevoegdheden citaten bij deze factor(en): “… dat de Europese elites een ‘crisis van de democratie’ riskeren wanneer zij op dit punt de afhoudende opstelling van de publieke opinie negeren”. (regels 45-49 in tekst 4) of “… zie hun wantrouwen jegens de euro als een ongevraagd en daarmee in wezen ondemocratisch project” (regels 36-38 in tekst 4) • gebrek aan vertrouwen tussen landen/landen geven vaak de voorkeur aan hun eigen belangen boven gemeenschappelijke langetermijnbelangen citaat: “het geruzie tussen lidstaten …”. (regels 61-62 in tekst 4) per juiste factor met citaat
300035 CV35
2
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 300
Antwoorden
17
Deelscores
Maximumscore 3 - De Europese parlementariërs en politici van nationale staten representeren/ vertegenwoordigen hun kiezers wel (zij vormen de representatie van de burgers), maar hun (beleids)opvattingen ten opzichte van verdere Europese integratie zijn niet in alle gevallen een afspiegeling van de meningen en opvattingen van de burgers in de Europese Unie - Ondersteuning met behulp van één van de volgende citaten: • “De euro-groepdeelnemers moeten bij die besprekingen op kousenvoeten lopen, … sneller te gaan dan hun achterban aankan.” (regels 8-12 in tekst 4) • “De auteur van ‘democracy in Europe’ meent dat de Europese elites een ‘crisis van de democratie’ riskeren wanneer zij op dit punt de afhoudende opstelling van de publieke opinie negeren.” (regels 44-49 in tekst 4) • Voorstel van Fischer gaat voorbij aan de beleving van de burgers. (regels 24-34 in tekst 4)
2 1
Opgave 3 De Nederlandse politiek op een tweesprong Maximumscore 2 18 • Het uitgangspunt van de individuele verantwoordelijkheid
• Citaat: “Men …vergeet dat mensen zelf veel kunnen…” (regels 9-11)
1 1
Maximumscore 3 19 • Het verschil dat politieke partijen (zich bezighouden met de inrichting van de samenleving
als geheel en daarom) verschillende belangen tegen elkaar moeten afwegen en dat belangengroepen opkomen voor deelbelangen en op grond hiervan de politieke besluitvorming/politieke partijen op dit punt willen beïnvloeden • Dijkstal vindt dat er wel naar de argumenten van belangengroepen geluisterd moet worden, maar dat politieke partijen niet klakkeloos wensen en eisen van belangengroepen moeten overnemen (regels 20-23 in tekst 5) 20
2
1
Maximumscore 2 voorbeelden van goede antwoorden (twee van de volgende): • (groeps)emancipatie “Die emancipatie van de burger … ontwikkelde zich vanaf de eerste dagen van de moderne democratische staat.” (regels 29-32 in tekst 5) of “Een proces waarin liberalisering, deregulering en privatisering de sleutelwoorden zijn, is het logisch gevolg van de maatschappelijke emancipatie. Met het overdragen van taken en verantwoordelijkheden van het publieke naar het private domein wordt de moderne, geëmancipeerde mens serieus genomen.” (regels 38-45 in tekst 5) • ontzuiling/secularisatie “Binnen dit proces is ook het afnemen van de betekenis van religie als zingevend beginsel (secularisatie) en als bindend organisatieprincipe (ontzuiling) waar te nemen;” (regels 4649 in tekst 5) • privatisering “Een proces van liberalisering, deregulering en privatisering…”. (regels 38-39 in tekst 5) per juist antwoord
1
Opmerking Voor een antwoord zonder ondersteuning met een tekstgedeelte geen punt toekennen.
300035 CV35
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 301
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 - Liberale visie: terughoudende en voorwaardenscheppende rol van de overheid om burgers de gelegenheid te geven in vrijheid en verantwoordelijkheid maatschappelijke problemen op te lossen
21
1
voorbeeld van een goede passage: • In tekst 5 regels 41-45: “Met het overdragen van taken en verantwoordelijkheden van het
publieke naar het private domein wordt de moderne, geëmancipeerde mens serieus genomen.”
1
- Sociaal-democratische visie: actieve rol van de overheid gericht op verbetering van de positie van zwakke groepen in de samenleving / gebaseerd op solidariteit
1
voorbeelden van goede passages (één van de volgende):
1
• In tekst 6 regels 32-33: “Zij kan dit doen door een hoogwaardige verzorgingsstaat te
creëren, …” • In tekst 6 regels 50-52: “… is gebaseerd op solidariteit: de overheid int de belastingen en
zorgt voor onontbeerlijke diensten voor ons allemaal.“ 22
Maximumscore 4 - De gewenste sociaal-economische ordening citaat (bijvoorbeeld één van de volgende): • “...bijdrage heeft geleverd aan de organisatie van het industriële kapitalisme en aan de verzoening van economische ontwikkeling met de normen van sociale rechtvaardigheid, ...” (regels 26-29 in tekst 6) • “ …door een hoogwaardige verzorgingsstaat te creëren, waarbinnen een verantwoord kapitalisme kan functioneren, …” (regels 32-35 in tekst 6) - Centrale idealen, beginselen en waarden voor de hele samenleving citaat (bijvoorbeeld één van de volgende): • “ …oude idealen van vrijheid en gelijkheid dichterbij te brengen”. (regels 5-6 in tekst 6) • “Gelijkheid veronderstelt de bereidheid om gemeenschappelijke voorzieningen te handhaven …” (regels 10-12 in tekst 6) • “ …waarbij de solidariteit weer in ere wordt hersteld…” (regels 15-16 in tekst 6) • “ …met de normen van sociale rechtvaardigheid, …” (regel 29)
1 1
1 1
Opgave 4 Ontwikkelingssamenwerking: globalisering 23
Maximumscore 2 twee van de volgende kenmerken: • Ze bestaat uit een geheel van verschillende ideële groepen en organisaties die een gemeenschappelijk doel nastreven. • De groepen en organisaties verschillen van elkaar qua strategie en organisatievorm. • Er is geen duidelijk hiërarchische verhouding tussen de verschillende groepen. per juist kenmerk
300035 CV35
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 302
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 24 • taak van het IMF:
Het IMF geeft kredieten en leningen aan landen met betalingsbalansproblemen
1
• uitleg:
Als voorwaarde voor het verstrekken van een krediet of lening moeten de landen voldoen aan een financieel-economisch aanpassingsprogramma: aan een programma dat de vrije markt/economische groei moet bevorderen. Zo’n programma met meer ruimte voor de markt past bij het geloof in de marktwerking dat ten grondslag ligt aan globalisering
1
• taak van de Wereldbank:
De Wereldbank financiert ontwikkelingsprojecten en aanpassingsprogramma’s
1
• uitleg:
De bank legt vooral nadruk op het bevorderen van de marktgerichtheid van ontwikkelingslanden. / Als voorwaarde voor het financieren van projecten stelt de Wereldbank dat ontwikkelingslanden hun markten openstellen of het principe van de vrije markt hanteren. Dit laatste ligt ten grondslag aan globalisering 25
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • Een ontwikkelingsland hoeft geen of minder rekening te houden met de belangen van het donorland. • In internationaal verband kan een onderlinge afstemming van de hulp van rijke landen plaatsvinden wat de efficiëntie van de hulp vergroot. • In internationaal verband kan een onderlinge afstemming van de hulp van rijke landen plaatsvinden wat de directe afhankelijkheid van de arme landen vermindert. • Verschillende problemen zijn grensoverschrijdend en vergen een wereldwijde aanpak. Zaken als milieubescherming, vrouwenemancipatie, voedselzekerheid, afremming van de bevolkingsgroei, aids-bestrijding en dergelijke, kunnen niet door één enkel donorland in een bepaald gebied worden aangepakt. Internationale organisaties zijn daartoe meer geschikte instrumenten. • Ontwikkelingslanden zijn vertegenwoordigd in internationale organisaties van de VN en kunnen dientengevolge meepraten. • Meer toegang van ontwikkelingslanden tot de wereldhandel / betere toegang van ontwikkelingslanden tot de westerse markten kan in internationaal verband effectief worden aangepakt. • Het Nederlandse apparaat is overbelast en heeft moeite om het ontwikkelingsgeld op verantwoorde wijze uit te geven. per juist antwoord
26
1
Maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Bij sectorhulp krijgen de overheden van de hulpontvangende landen een budget voor een bepaalde sector als bijvoorbeeld onderwijs, gezondheid, landbouw. / Bij sectorhulp draagt Nederland bij aan een deel van het budget van het betreffende land voor een bepaalde sector. Het gaat om de ontwikkeling van een gehele sector van de samenleving waarvoor de nationale overheid van het ontwikkelingsland zich verantwoordelijk heeft gesteld (om sectorhulp te krijgen moeten de hulpontvangende landen wel voldoen aan een aantal voorwaarden zoals een beleidsplan, strategie, sectorprogramma’s) • Bij projecthulp financiert en ontwikkelt Nederland zelf allerlei projecten als een brug bouwen, ziekenhuis opzetten, scholen bouwen. / Projecthulp is een activiteit waarvoor de middelen voor een beperkte looptijd worden ingezet voor specifieke doeleinden als het realiseren van voorzieningen voor drinkwater, gezondheid, onderwijs. Kenmerkend voor projecthulp is dat elke activiteit zich op een afzonderlijke plaats afspeelt en dat er vaak geen onderling verband is tussen de diverse projecten. / De hulpactiviteiten pasten niet altijd in een groter geheel en het ontbrak soms aan gemeenschappelijke planning en coördinatie
300035 CV35
10
2
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 303
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 27 • humanistisch motief/recht op menswaardig bestaan/gerechtigheid
citaat: zorg om arbeidsomstandigheden (regel 41 in tekst 7) / nadruk op de sociale kant van ontwikkeling (regels 42-43 in tekst 7) / “ ...de kloof tussen arm en rijk is ..., alleen maar groter geworden.” (regels 6-9 in tekst 8) • ecologisch motief citaat: “behoud van het ecologisch evenwicht” (regels 41-42 in tekst 7) 28
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste factoren zijn (twee van de volgende): • De rijke landen verstoren de wereldlandbouwmarkt met exportsubsidies aan hun boeren. Die boeren kunnen hun producten zo goedkoop aanbieden dat boeren van arme landen daar niet mee kunnen concurreren. • De rijke landen weren landbouwproducten van ontwikkelingslanden op hun markten door tarieven, quota en dergelijke. • Rijke landen dumpen vaak landbouwproducten in ontwikkelingslanden; zij bederven daardoor de marktwerking/de lokale productie. • Buitenlandse bedrijven investeren niet of nauwelijks in de arme landen. per juiste factor
29
1
Maximumscore 4 twee van de volgende: • sociale en politieke dimensie van ontwikkeling voorbeeld: goed bestuur/sociaal-economisch beleid van de overheid / waarborgen van sociale en politieke rechten. • culturele dimensie van ontwikkeling voorbeeld: overheid moet/instellingen moeten rekening houden met de culturele identiteit/de menselijke waardigheid • ecologische dimensie van ontwikkeling voorbeeld: geen aantasting van het milieu per juiste dimensie en voorbeeld
30
2
Maximumscore 4 voordelen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Het verschaft (veel) mensen werk. • Bedrijven betalen belasting aan de overheid in het betreffende land. • Buitenlandse bedrijven dragen kennis en vaardigheden over. • Buitenlandse bedrijven zorgen voor economische groei / algemene welvaartstoename. per juist voordeel
1
nadelen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Lokale bedrijven worden weggeconcurreerd. Dus mensen worden werkloos. (In Oeganda werden veel ambachtelijke vissers en handelaren werkloos.) • Winsten van internationale bedrijven vloeien weg naar de rijke landen. • Mogelijke aantasting van het milieu; er ontbreken in ontwikkelingslanden vaak milieuregels en controles daarop. per juist nadeel
300035 CV35
1
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 304
Antwoorden
31
Deelscores
Maximumscore 4 - kapitalistisch model: • “export is een … via belastinginkomsten.” (regels 24-31 in tekst 8) • “Het is belangrijk dat ontwikkelingslanden meer tijd krijgen om zich aan te passen aan de eisen van de vrije markt.” (regels 61-63 in tekst 8)
1 1
- basisbehoeftenmodel/model van duurzame armoedebestrijding: • “Mijn prioriteit is armoedebestrijding. Het allerbelangrijkste is dat er meer mensen boven
de armoedegrens uitstijgen en in staat zijn een fatsoenlijk leven te leiden.” (regels 35-38 in tekst 8) • “Vrijhandel en economische groei leiden echter niet automatisch tot armoedebestrijding” (regels 42-44 in tekst 8). Daarom zegt Herfkens: “De rol van de publieke sector in ontwikkelingslanden moet versterkt worden.” (regels 56-58 in tekst 8)
1
1
Maximumscore 4 beoordeling: per juist argument dat de stelling ondersteunt of tegenspreekt
32
2
voorbeelden van argumenten (twee van de volgende): • Als handelsbarrières wegvallen hebben ontwikkelingslanden meer mogelijkheden om te
exporteren. / Indien landen mee kunnen komen in de wereldmarkt dan gaan deze landen erop vooruit. (regels 17-20 in tekst 8) • In vergelijking met de kapitaalstroom op mondiaal niveau is de officiële ontwikkelingshulp zeer gering. • Een goede marktwerking veronderstelt een zekere gelijkwaardigheid tussen landen. Ontwikkelingslanden zijn niet in een gelijkwaardige positie met de rijke landen. Waar gelijkwaardigheid tussen partijen/landen ontbreekt, werkt de markt ten nadele van de armsten. Ontwikkelingshulp blijft nodig. • Alleen liberalisering is niet voldoende. “Vrijhandel en economische groei leiden echter niet automatisch tot armoedebestrijding.” (regels 42-44 in tekst 8) • Ontwikkelingshulp blijft nodig om bijvoorbeeld de publieke sector te versterken, basisvoorzieningen te creëren, om overheden in de hulpontvangende landen te ondersteunen met goed sociaal-economisch beleid, om schulden af te lossen etc. • Of ontwikkelingslanden kunnen profiteren van de wereldhandel hangt onder andere af van het sociaal-economisch beleid van de overheden van die landen: gericht op ondersteuning van marktwerking, gericht op eerlijke verdeling van de groei, gericht op het scheppen van investeringen in onderwijs, infrastructuur etc. Verschillende Aziatische landen (de Aziatische tijgers) hebben hun ontwikkeling vooral te danken aan particuliere kapitaalstromen en niet aan hulp. Einde
300035 CV35
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 305
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
02
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk op 29 mei de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar de Citogroep zenden.
200018 CV40
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 306
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94–427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord;
200018 CV40
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 307
3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 82 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Deelscores
Antwoorden
Opgave 1 Agressie in het openbaar vervoer 1
Maximumscore 2 Voor de directie Voorbeelden van goede antwoorden zijn, het tegengaan van (één van de volgende): • verlies van inkomsten doordat mensen niet meer willen reizen met de trein • aantasting goede imago van het bedrijf • directe schade door vernielingen/inkomstenderving door zwartrijden en dergelijke • ziekteverzuim onder het personeel • problemen met aantrekken van nieuw personeel • Het risico dat het bedrijf geen geldelijke steun van de minister krijgt, omdat er geen goede maatregelen zijn getroffen. • het risico dat mensen uitzien naar een andere baan Voor het personeel Voorbeelden van goede antwoorden zijn, het tegengaan van (één van de volgende): • gevoelens van angst en onveiligheid op het werk/slechte werksfeer • verlies aan vertrouwen in de organisatie van de NS • ziekte onder het personeel
200018 CV40
3
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 308
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 3 De rationele-keuzetheorie. Volgens deze theorie is criminaliteit het gevolg van een afweging van kosten en baten. Bij grotere controlemogelijkheden zal de pakkans toenemen en dus bij de afweging minder snel resulteren in het begaan van een delict.
2
Gedeeltelijk goed Volgens de sociale-controletheorie wordt crimineel gedrag verhinderd door de gevolgen van formele en informele sociale controle. Meer controlerend personeel en cameratoezicht versterken de formele sociale controle. (Maar de maatregelen van de NS hebben geen effect op de informele sociale controle op afwijkend gedrag in het gezin, de buurt en op school.)
2
Maximumscore 3 3 • graffiti: (politierechter van) arrondissementsrechtbank
1 1 1
• neersteken conducteur: (meervoudige kamer van) arrondissementsrechtbank • zwartrijden: kantonrechter
4
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De vraag is of in elk land dezelfde omschrijving van agressie wordt gehanteerd of agressie op dezelfde manier wordt beleefd. Bijvoorbeeld: wordt belediging in elk land op dezelfde manier als agressie opgevat of op dezelfde manier geïnterpreteerd? • De vraag is hoe de gegevens per land zijn verzameld. In Nederland is een laagdrempelige manier van rapporteren gebruikt, die heeft geleid tot een stijging van het aantal meldingen van agressie. In Nederland zijn de gegevens verzameld door de conducteurs (figuur 1). Hoe is dat in de andere landen gebeurd? • Van belang is het aantal reizigers per land, de achtergronden van de mensen die met de trein gaan, het doel van de reis van verschillende categorieën reizigers, de reisduur. Deze gegevens moet je in je onderzoek betrekken om gegevens met elkaar te kunnen vergelijken. • Is de meldingsbereidheid van het personeel van de spoorwegmaatschappijen in de verschillende landen wel vergelijkbaar (meer of minder emotionele drempels, zich meer of minder aangemoedigd weten door het beleid van de directie). per goed antwoord
5
2
Maximumscore 2 één van de volgende: • Fouilleren (of opsporingshandeling) mag in beginsel alleen worden verricht indien er een concrete verdenking bestaat. • Alleen een verdachte mag gefouilleerd worden; iemand is een verdachte indien er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat.
200018 CV40
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 309
Deelscores
Antwoorden
6
Maximumscore 4 de volgende benaderingswijzen met een goede analysevraag en verwijzing naar de tekst: • de politiek-juridische benaderingswijze • de sociaal-economische benaderingswijze
2 2
Voorbeelden van goede analysevragen bij de politiek-juridische benaderingswijze en verwijzing naar de tekst (één van de volgende): – Wat is het beleid van de (lokale en landelijke) overheid om het agressieprobleem aan te pakken? Verwijzing naar de tekst: • NS Reizigers wil samenwerken met de overheid, politie en justitie voor de bestrijding van de agressie en komt met een pakket voorstellen waarbij overheidssteun/-beleid nodig is (regels 39–60 in tekst 1). – Wat is de rol van de overheid om het agressieprobleem aan te pakken? Verwijzing naar de tekst: • De minister van Verkeer en Waterstaat wordt gevraagd om een financiële bijdrage aan de anti-agressiemaatregelen. De minister staat daar open voor (regels 57– 62 in tekst 1). – Welke groeperingen zijn betrokken bij de aanpak van het agressieprobleem? / Welke mogelijkheden hebben betrokken groeperingen om het beleid te beïnvloeden? Verwijzing naar de tekst: • Gemeente, politie en NS gaan nauw samenwerken (regels 52–54 in tekst 1). • Ook met consumentenorganisaties vindt geregeld overleg plaats ... (regels 55–56 in tekst 1). • NS Reizigers, vakbonden en de OR hebben de minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd om een financiële bijdrage aan de anti-agressiemaatregelen. (regels 57–62 in tekst 1). Voorbeeld van een goede analysevraag bij de sociaal-economische benaderingswijze en verwijzing naar de tekst: – Welke groeperingen zijn betrokken bij dit vraagstuk en wat zijn hun belangen? Verwijzing naar de tekst: • Directie, vakbonden en de ondernemingsraad zijn tot overeenstemming gekomen om het agressieprobleem aan te pakken (regels 1–5 in tekst 1). / Ook is er regelmatig overleg tussen NS Reizigers en consumentenorganisaties over de beheersing van geweld (regels 55–58 in tekst 1). Maximumscore 2 Rechtsregels maken duidelijk wat wel en niet mag. / Rechtsregels maken duidelijk waar iedereen zich aan moet houden (bij overtreding volgt sanctie).
7
Maximumscore 3 8 • maatschappelijke instituties als (drie van de volgende): gezin, school, vereniging, kerk,
welzijnswerk, jeugdzorg
1
• omdat deze „traditionele disciplinerende instituties in vergaande mate zijn ontvoogd”
(regels 24–26 in tekst 2), vervullen zij minder dan voorheen hun socialiserende functie; dat wil zeggen: zij vervullen minder de functie van het overdragen van geldende normen en waarden (aan de volgende generaties) van de samenleving 9
Maximumscore 3 A De aanhangers van het abolitionisme willen een aanpak van criminaliteit/conflicten tussen burgers oplossen, buiten het strafrechtelijke optreden om B De afwijzing van het abolitionisme blijkt uit de zinnen: • „De brutaalsten onder hen dachten zelfs dat we het zonder konden stellen.” (regels 20–22 in tekst 2) • „Het utopische ideaal van de jaren ’70 … weg af te dwingen (…).” (regels 38–43 in tekst 2)
200018 CV40
5
2
1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 310
Deelscores
Antwoorden
10
Maximumscore 2 de functies van (twee van de volgende): • vergelding • bescherming • genoegdoening • afschrikking per juiste functie
1
Maximumscore 4 11 • VVD zal zich in het algemeen wat eerder bekennen tot een repressieve aanpak dan de PvdA
1 1
• PvdA stelt zich hierbij terughoudender op dan de VVD
Verklaringen Voor de VVD Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Liberalen gaan uit van het individu; als deze regels overtreedt, wordt hij daarvoor verantwoordelijk gesteld. • Liberalen zien meer in een rol van de overheid die rechtsregels handhaaft dan in een overheid die maatschappelijke structuren verandert.
1
Voor de PvdA Voorbeeld van een goed antwoord is: Meer kenmerkend voor de PvdA is de opvatting dat criminaliteit samenhangt met structurele ongelijkheden in de samenleving. / De PvdA gaat bij crimineel gedrag minder uit van de verantwoordelijkheid van het individu, maar ziet eerder maatschappelijke omstandigheden (achterstelling) als verklaring van crimineel gedrag. Deze partij zoekt de aanpak van criminaliteit eerder in de richting van het nemen van preventieve maatregelen.
1
Opgave 2 Politieke vernieuwing 12
Maximumscore 2 De antwoorden moeten voldoen aan de volgende definitie van een hypothese, namelijk een uitspraak over de sociale werkelijkheid die getoetst kan worden of een veronderstelling over de werkelijkheid. Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Kiezers die weinig weten over politieke zaken, zullen weinig belangstelling voor de politiek tonen. • Kiezers die het moeilijk vinden de politiek te begrijpen, zullen niet zoveel belangstelling voor de politiek tonen. • Kiezers die vinden dat de overheid toch niet naar hen luistert, zullen weinig belangstelling voor de politiek tonen (minder dan kiezers die denken dat de overheid wel naar hen zal luisteren). • Mensen die tevreden zijn met hun leven en omstandigheden, zullen niet zoveel belangstelling voor de politiek tonen. per juist antwoord
200018 CV40
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 311
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 13 • meer directe democratie door referenda
1
• Als de burgers zich direct kunnen uitspreken over belangrijke kwesties dan komen de
politieke beslissingen meer overeen met de wens van de bevolking/de volkswil. De representativiteit van de politieke besluitvorming wordt groter doordat de besluiten niet worden genomen door vertegenwoordigers
1
Maximumscore 2 14 • Voorbeeld van een goede toelichting bij een ’ja’-antwoord:
want door het instellen van referenda hebben de burgers direct invloed op beleidsbeslissingen. Het is democratischer als niet alleen de vertegenwoordigers, maar ook de burgers kunnen beslissen over beleidskeuzen/burgers beslissen rechtstreeks • Voorbeeld van een goede toelichting bij een ’nee’-antwoord: want Nederland is een parlementaire democratie dat wil zeggen dat de burgers worden vertegenwoordigd door afgevaardigden in het parlement. Deze afgevaardigden worden democratisch gekozen/rechtstreeks gekozen door de burgers in vrije en geheime verkiezingen. De burgers hebben in Nederland voldoende mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming
Indien twee antwoorden juist Indien minder dan twee antwoorden juist
1 0
Maximumscore 2 twee van de volgende: • verkokering van beleid tussen departementen/van beleidsgebieden: Elk departement voert zijn eigen beleid. / Er is een tekort aan samenhang, coördinatie en eenheid van beleid (regels 81–87/93–94 in tekst 3). • onvoldoende besluitvaardigheid van de betrokken ministeries (regels 87–92 in tekst 3) • te veel invloed van specialisten uit maatschappelijke organisaties/pressiegroepen, die onderling verschillen in aanpak (regels 93–99 in tekst 3) per juist antwoord
17
1
Maximumscore 2 drie van de volgende: D66, PvdA, GroenLinks, Socialistische Partij (SP), Leefbaar Nederland
15
16
1
1
Maximumscore 2 twee van de volgende: • ontwikkeling van de informatietechnologie om referenda mogelijk te maken (regels 21–26 in tekst 3) • de toename van het kennisniveau van de bevolking/de burgers (regels 26–31 in tekst 3) • invloed van de EU op de besluitvorming waardoor volgens Rutten er minder ministeries nodig zijn (regels 113–119 in tekst 3) per juist antwoord
18
200018 CV40
1
Maximumscore 2 Het Nederlands kiesstelsel is een stelsel van evenredige vertegenwoordiging zonder kiesdrempel. Dit betekent dat het aantal parlementsleden evenredig is aan de op een partij uitgebrachte stemmen. / Elke politieke stroming of partij kan vertegenwoordigd zijn in het parlement (mits voldoende stemmen om de kiesdeler te halen).
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 312
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 19 • invoering van een meerderheidsstelsel/districtenstelsel
1
• Parlementsleden worden dan per district gekozen, waarin zij een meerderheid van de
stemmen achter zich moeten hebben. Alleen de kandidaat met de meeste stemmen in een district krijgt een zetel in het parlement. Partijen met een gespreide aanhang over het land krijgen weinig zetels. Zodoende komen slechts enkele partijen in het parlement 20
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: • de VVD • De VVD streeft naar een beperkte/terughoudende rol van de overheid. Als taken van de overheid worden afgestoten en er minder regels nodig worden geacht, dan zijn er minder ambtenaren nodig
1
1
2
Ook goed: CDA, want deze partij kan zich op grond van het subsidiariteitsbeginsel vinden in het afslanken van de overheid of het CDA vindt dat een aantal maatschappelijke taken door maatschappelijke organisaties kan worden geregeld. Opgave 3 Ontwikkelingssamenwerking 21
22
Maximumscore 2 Politieke reden Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Als (klein) land heeft Nederland daarmee invloed op de internationale politiek. • Ontwikkelingssamenwerking kan een bijdrage leveren aan het bevorderen van ontspanning in de wereld of aan het bevorderen van democratische ontwikkelingen in veel landen. • Mondiale (milieu) problemen kunnen worden aangepakt. Economische reden Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Via ontwikkelingssamenwerking is het voor Nederland makkelijker om economische relaties aan te gaan met ontwikkelingslanden. / Het bevorderen van de export door het Nederlandse bedrijfsleven naar landen waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie heeft. • (Bilaterale) ontwikkelingshulp kwam vaak direct ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven, namelijk in de vorm van gebonden hulp / gebonden hulp levert ook werkgelegenheid op voor Nederland. Maximumscore 4 A Voorbeelden van goede antwoorden zijn: • goed sociaal-economisch beleid • goed (democratisch) bestuur/naleving van de mensenrechten B Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Zonder een goed sociaal-economisch beleid is er een grote kans dat de hulp niet terecht komt bij de allerarmsten of dat er geen geld wordt besteed aan goed en toegankelijk onderwijs of dat er onvoldoende gezorgd wordt voor werkgelegenheid voor alle lagen van de bevolking of dat er te weinig aandacht geschonken wordt aan de positie van vrouwen. • Zonder een goed (democratisch) bestuur of zonder naleving van de mensenrechten is er onvoldoende zicht en controle op de overheidsuitgaven / is er kans op corruptie / zijn er geen of onvoldoende mogelijkheden van de bevolking om zich te organiseren.
23
200018 CV40
1
1
1 1
2
Maximumscore 1 Elk van de organisaties was/is verbonden met een levensbeschouwelijke of politieke stroming. / Ze vertegenwoordigen verschillende levensbeschouwelijke stromingen. (Novib: algemeen/niet religieus, Icco: protestants-christelijk, Cordaid: rooms-katholiek en Hivos: humanistisch)
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 313
24
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Medefinancieringsorganisaties (MFO’s) / Particuliere ontwikkelingsorganisaties kunnen direct hulp verlenen aan groepen in bepaalde landen, ook als de overheid daar niet adequaat functioneert of als de Nederlandse overheid geen banden onderhoudt met de overheid van dat land. • MFO’s staan dichter bij de doelgroepen in ontwikkelingslanden en richten zich daar ook op. • Zij dragen bij aan de opbouw van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden (wordt gezien als een belangrijke voorwaarde van het ontwikkelingsproces). • Zij richten zich vaak meer dan de overheid op (duurzame) armoedebestrijding. • Zij steunen ook oppositionele groepen en mensenrechtenorganisaties en dragen zo bij aan democratisering.
25
26
per goed antwoord
1
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: A spanningsverhouding: De MFO’s willen financiële steun krijgen van de burgers voor armoedebestrijding zonder in de voorlichtings- en geldinzamelingscampagne een bijdrage te leveren aan negatieve beeldvorming van de Derde Wereld. / Het gevaar bestaat dat men via reclamespotjes en advertenties bijdraagt aan het idee dat er vooral mensen rondlopen in de Derde Wereld die zichzelf niet kunnen redden, terwijl de MFO’s juist willen bijdragen aan de onafhankelijkheid/zelfstandigheid van mensen in de Derde Wereld
2
B toelichting advertentie Novib De Novib roept mensen op om geld te geven voor noden van mensen in andere landen zonder deze mensen als zielig of als onzelfstandig weer te geven. Ze legt juist een relatie tussen de leefwereld van mensen in rijke landen en die van mensen in arme landen/ontwikkelingslanden. De advertentie vermijdt hiermee het gevaar van negatieve beeldvorming over ontwikkelingslanden
1
Maximumscore 2 De minister voor Ontwikkelingssamenwerking moet bij het maken van beleidskeuzes rekening houden met het beleid • van internationale organisaties zoals de EU en de WTO • van collega-ministers van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Landbouw (Natuurbeheer en Visserij)
1 1
Maximumscore 2 27 • 0,7% van het BNP dient een land te besteden aan ontwikkelingssamenwerking
• Binnen de VN is deze afspraak gemaakt (VN-norm)
28
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • het verlichten en kwijtschelden van de schulden van ontwikkelingslanden • het voorkomen van dumping van landbouwproducten door EU of rijke landen • De rijke landen moeten landbouwsubsidies aan eigen boeren beëindigen en exportsubsidies van eigen producten afschaffen. • het inschakelen van deskundigen uit ontwikkelingslanden bij het ontwikkelen en uitvoeren van ontwikkelingssamenwerking • het bevorderen van investeringen van particuliere bedrijven in ontwikkelingslanden per goed antwoord
200018 CV40
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 314
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 29 • streven naar economische groei via vrije markteconomie van industriële productie, vooral
op basis van export (kapitalistisch model)
1
• Volgens tekst 6 pleiten de WTO en andere organisaties voor economische groei en
globalisering; met andere woorden: voor een vrije handel op wereldschaal
1
Maximumscore 4 30 • Het IMF geeft begrotingssteun en verleent kredieten aan landen. Het stelt daarbij strenge
voorwaarden aan de begrotingsdiscipline. Dat leidt tot bezuinigingen en deze kunnen ten koste gaan van steun/voorzieningen aan de armen • De Wereldbank financiert/financieerde vooral projecten die passen binnen een vrije markteconomie of die gericht zijn op het bevorderen van marktgerichtheid van de derdewereldlanden en niet zozeer op basisbehoeftenstrategie. De projecten of activiteiten van de Wereldbank gaan vaak ten koste van de leefomstandigheden van de allerarmsten / bedreigen de natuurlijke leefomgeving (milieuschade) of bevorderen de ongelijkheid in de samenleving (door corruptie is veel geld terecht gekomen bij de machthebbers) 31
2
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Er kunnen waarden en normen veranderen. Bijvoorbeeld individualisering/minder nadruk op familieverbanden. • Consumptiepatronen kunnen veranderen. Bijvoorbeeld Coca Cola verspreidt zich overal over de wereld. / Westerse invloed op muziek, televisieprogramma’s, films, kleding • Man-vrouw verhouding verandert. Bijvoorbeeld emancipatie van vrouwen. • Lokale cultuuruitingen kunnen verdrongen worden door westerse. per goede verandering en voorbeeld
1
Opgave 4 Europese integratie 32
33
Maximumscore 1 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • De regeringen van de lidstaten hebben moeite om nationale bevoegdheden uit handen te geven. • Er bestaat onder de bevolking van de lidstaten (emotionele) weerstanden tegen de EU. • De regeringen van lidstaten laten het nationaal belang op korte termijn prevaleren boven het gemeenschappelijk belang op langere termijn. Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • het vergroten/garanderen van veiligheid/politieke stabiliteit in Europa • het bevorderen van welvaart en welzijn door economische samenwerking • het versterken van Europa als economisch en politiek blok in de wereld • het oplossen van problemen met een grensoverschrijdend karakter als milieuproblemen/immigratie per goed belang
200018 CV40
1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 315
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 A Het ’democratisch tekort’ of het ’democratisch gat’
34
B Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Het Europees Parlement keurt de hele EU-begroting goed. (Het EP heeft nu het recht zich uit te spreken over slechts een deel van de EU-begroting. Over de omvangrijke landbouwuitgaven heeft de Raad van Ministers het laatste woord.) • Het Europees Parlement kan individuele commissarissen ter verantwoording roepen/naar huis sturen. (Nu kan het alleen de hele Europese Commissie tot aftreden dwingen.) • Het Europees Parlement heeft op alle beleidsterreinen wetgevende bevoegdheden (nu niet op bijvoorbeeld het terrein van landbouw). • Het EP mag wetten indienen. (Het EP heeft het recht van amendement, niet van initiatief.)
1
1
Einde
200018 CV40
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 316
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
02
Tijdvak 2
200029 CV40
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 317
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Van overeenkomstige toepassing is ook de Regeling beoordeling centraal examen, CEVO 94–427, Uitleg Gele katern nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 1a De directeur kan een tweede corrector aanwijzen. In dat geval dient in dit correctievoorschrift voor „gecommitteerde” telkens te worden gelezen: „tweede corrector”. Indien de directeur geen tweede corrector aanwijst zijn de betreffende bepalingen niet van toepassing. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten, die geen gehele getallen zijn, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;
200029 CV40
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 318
3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 92 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Indien geen tweede corrector is aangewezen stelt de examinator de score vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer die de school heeft vastgesteld. De CEVO zal een waarde voor de normeringsterm N bekend maken, die zou hebben gegolden, als deze toets als centraal examen was afgenomen. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Ontwikkelingssamenwerking 1
Maximumscore 4 A • Bij ontwikkelingshulp gaat het om het geven van concrete hulp (geld, goederen of diensten) aan ontwikkelingslanden (ten behoeve van de economische en/of sociale ontwikkeling van deze landen) • Bij ontwikkelingssamenwerking gaat het om activiteiten van rijke landen en van ontwikkelingslanden om samen onderontwikkeling/armoede terug te dringen./ Ontwikkelingssamenwerking is meer dan alleen het geven van hulp van de rijke landen aan de ontwikkelingslanden. Ontwikkelingssamenwerking omvat naast het geven van hulp het nemen van maatregelen binnen de ontwikkelingslanden, binnen de rijke landen en in de betrekkingen tussen ontwikkelingslanden en de rijke landen./Ontwikkelingssamenwerking betekent dat rijke landen en ontwikkelingslanden samen verantwoordelijk zijn voor het nemen van maatregelen om armoede tegen te gaan
1
1
B Twee van de volgende citaten die passen binnen de definitie van ontwikkelingssamenwerking: • „Armoedebestrijding is niet alleen een kwestie van steun aan afzonderlijke landen of regio’s.” (regels 25–27) • „Ook in het wereldwijde economische verkeer zijn aanpassingen nodig…” (regels 27–29) • „…om ervoor te zorgen dat rijke en arme landen op voet van gelijkheid kunnen meedoen aan de wereldeconomie.” (regels 40–42) per juist citaat
200029 CV40
1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 319
Deelscores
Antwoorden
2
Maximumscore 4 Duurzame armoedebestrijding komt overeen met het kenmerk van (twee van de volgende): • de basisbehoeftenstrategie, namelijk de vervulling van de basisbehoeften als voedsel, onderdak, gezondheidszorg, onderwijs. Dit betekent ook concreet het bestrijden van armoede. • de strategie van self-reliance, namelijk landen willen/moeten zich zoveel mogelijk op eigen kracht ontwikkelen. Kenmerk van duurzame armoedebestrijding is dat regeringen en burgers zelf verantwoordelijk zijn voor hun ontwikkeling. • de kapitalistische strategie/model, namelijk het scheppen van een vrije markteconomie mits gebonden aan regels over sociale rechten, milieu, is een voorwaarde voor groei van de economie/verhoging van de productie. Het model van duurzame armoedebestrijding kan de negatieve kanten van het kapitalistisch model met alleen economische groei verminderen of teniet doen. • de socialistische strategie, namelijk aandacht voor verdeling van de economische groei onder de bevolking. Het model van duurzame armoedebestrijding stelt eisen aan een goed sociaal-economisch beleid, dat wil zeggen dat groei/financiële middelen ten goede komt/komen aan de allerarmsten. per juist antwoord
3
2
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): • het verlichten en kwijtschelden van de schulden van ontwikkelingslanden • het voorkomen van dumping van landbouwproducten door EU of rijke landen • De rijke landen moeten landbouwsubsidies aan eigen boeren beëindigen. • De westerse landen moeten stoppen met het subsidiëren van de export van agrarische producten. • het bevorderen van investeringen van particuliere bedrijven in ontwikkelingslanden • het opheffen van handelsbelemmering/protectionisme van rijke landen • Ontwikkelingslanden het recht geven medicijnen (bijvoorbeeld tegen aids, malaria en tbc) goedkoop te produceren of in te voeren (doorbreken van patentrechten van de westerse farmaceutische industrie). per juist antwoord
1
Maximumscore 3 4 • de mate van armoede
Reden: de schaarse middelen wil Nederland zo effectief mogelijk inzetten. Daarom voorrang verlenen aan de armste landen met de grootste behoefte aan hulp • goed sociaal-economisch beleid Reden: zonder goed sociaal-economisch beleid kan er geen sprake zijn van armoedebestrijding. Zo’n beleid moet onder andere zorgen voor het scheppen van werkgelegenheid, voor toegankelijk onderwijs/voor plattelandsontwikkeling/voor het verkleinen van sociale ongelijkheid • goed bestuur Reden: om hulp effectief te maken, moet er in het land een goed en democratisch bestuur zijn. Dan is er een garantie dat er geen al te grote corruptie is, dat er openheid is over en controle op de overheidsuitgaven en het beleid./Dan is er garantie dat burgers invloed hebben op de ontwikkeling van het eigen land en zich ook verantwoordelijk kunnen voelen voor de eigen ontwikkeling./Dan is er garantie dat mensenrechten en menselijke waardigheid worden gerespecteerd; dit zijn belangrijke doelen van ontwikkeling in een land
200029 CV40
4
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 320
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Nederland heeft daardoor meer gezag om invloed uit te oefenen in het internationale verkeer of op het beleid van internationale organisaties of op de samenstelling van internationale organisaties. (Nederland kreeg in 1998 veel steun van ontwikkelingslanden voor een zetel in de Veiligheidsraad. De minister van Buitenlandse Zaken gebruikte toen als argument de grote bijdrage van Nederland aan ontwikkelingssamenwerking.)
5
Maximumscore 6 6 • humanitaire/ethische motieven
Voorbeeld van een goed antwoord is: Naastenliefde, solidariteit met de armsten in de wereld of sociale rechtvaardigheid zijn de belangrijkste drijfveren voor het Nederlandse beleid. In het beleid ligt dan ook het accent op armoedebestrijding, naleven mensenrechten./Er wordt door Nederland relatief veel geld besteed aan ontwikkelingssamenwerking/Nederland geeft prioriteit aan het scheppen van basisvoorzieningen (20% van het budget). • economische motieven Voorbeeld van een goed antwoord is: Deze motieven spelen onder het tweede paarse kabinet (1998–2002) nauwelijks of geen rol als het erom gaat de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven te dienen./Er is geen gebonden hulp meer waarbij dit motief sterk gold./Je kunt wel van een commercieel motief spreken als je uitgaat van het belang van werk/inkomsten van de talrijke hulporganisaties en consultancy bureaus. Deze organisaties hebben voor hun voortbestaan belang bij een hoog bedrag voor ontwikkelingssamenwerking. • ecologische motieven Voorbeeld van een goed antwoord is: Deze motieven spelen de laatste jaren een steeds grotere rol. Aandacht voor en behoud van de natuurlijke omgeving zit in de doelstelling ’duurzame armoedebestrijding’ (zie regels 23–24 in tekst 1)./Milieubehoud is een apart thema en krijgt prioriteit in het beleid./Internationale ontwikkelingsorganisaties besteden expliciet aandacht aan ecologische vraagstukken (UNEP: VN-organisatie voor milieu, VN-verdragen over klimaat). per juist antwoord 7
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Een ontwikkelingsland hoeft geen of minder rekening te houden met de belangen van het donorland. • In internationaal verband kan een onderlinge afstemming van de hulp van rijke landen plaatsvinden wat de efficiëntie van de hulp vergroot. • In internationaal verband kan een onderlinge afstemming van de hulp van rijke landen plaatsvinden wat de directe afhankelijkheid van de arme landen vermindert. • Verschillende problemen zijn grensoverschrijdend en vergen een wereldwijde aanpak. Problemen als milieubescherming, vrouwenemancipatie, voedselzekerheid, afremming van de bevolkingsgroei, aidsbestrijding en dergelijke, kunnen niet door één enkel donorland in een bepaald gebied worden aangepakt. Internationale organisaties zijn daartoe meer geschikte instrumenten. • Ontwikkelingslanden zijn vertegenwoordigd in de internationale organisaties van de VN en kunnen dientengevolge meepraten. • Meer toegang van ontwikkelingslanden tot de wereldhandel/betere toegang van ontwikkelingslanden tot de westerse markten kan in internationaal verband effectief worden aangepakt. per juist antwoord
200029 CV40
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 321
Deelscores
Antwoorden
8
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: • MFO’s steunen activiteiten die vooral gericht zijn op verbetering van de positie van de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden (zoals bijvoorbeeld de totstandbrenging van scholen, gezondheidszorg, kredietverlening, plattelandsontwikkeling). Dit is ook een doelstelling van duurzame armoedebestrijding • Zij werken direct met particuliere organisaties in die landen (buiten regeringen om). Deze particuliere organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor de projecten; participatie van de bevolking wordt bevorderd. Participatie en eigen verantwoordelijkheid van de bevolking worden gezien als een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling
1
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: Door het kopen van koffie met het Max Havelaar-keurmerk steun je indirect de koffieboeren en hun organisaties in ontwikkelingslanden. Die aangesloten koffieboeren ontvangen een vaste prijs voor hun koffie, die veel hoger ligt dan die op de wereldmarkt. Een aanvaardbaar inkomen van de boeren wordt daarmee gegarandeerd.
9
10
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • De EU heeft met een groot aantal ontwikkelingslanden in onder andere Afrika, het Verdrag van Lomé (nu Verdrag van Cotonou) gesloten • In dit verdrag wordt onder andere aan deze landen toegang van hun producten op de Europese markt geboden/deze landen hebben speciale handelsvoordelen met de EU
1 1
Opgave 2 Discussie over de monarchie Maximumscore 4 A barrière 1: (h)erkenning van een probleem als een politiek probleem barrière 2: afweging van problemen/toekennen van prioriteit aan het probleem barrière 3: beslissen over problemen barrière 4: besluiten uitvoeren
11
2
Opmerking Alleen 2 punten toekennen indien alle barrières goed zijn en in de juiste volgorde staan. B Het voorstel van De Graaf zal barrière 2 – afweging van problemen/wensen – niet passeren. De wens van De Graaf is erkend als een politieke wens of probleem (barrière 1 is gepasseerd), maar krijgt in de volgende fase geen prioriteit. De tegenstand tegen zijn voorstel is groot (tekst 4) en ook premier Kok zegt niet van plan te zijn de staatsrechtelijke positie van de koningin te veranderen (tekst 3) 12
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De koningin zal geen deel meer uitmaken van de regering. • De koningin speelt geen rol meer bij de formatie van een nieuw kabinet./De koningin benoemt niet meer de informateur en de formateur. • De koningin ondertekent geen wetten meer. per juist antwoord
200029 CV40
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 322
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 13 • taak van de Raad van State in het proces van wetgeving:
adviseren over wetsvoorstellen (en bestuur) aan de regering en parlement
1
• taak van de Raad van State in de bestuursrechtspraak:
uitspraak doen over geschillen van het bestuur (het geschil betreft een beslissing van een bestuur) 14
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • kennis en deskundigheid (die bijvoorbeeld worden ingebracht bij de wekelijkse gesprekken met de minister-president) • charisma/persoonlijkheid • een lange ervaring per juist antwoord
15
1
1
Maximumscore 3 de constitutionele monarchie twee van de volgende: • De koning(in) is gebonden aan de regels van de grondwet. • De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de daden van de koning(in). • De publieke rol van de koning(in) is hoofdzakelijk ceremonieel/symbolisch.
16
per juist antwoord
1
Maximumscore 3 A Politieke cultuur is het geheel van opvattingen, waarden en normen, houdingen en verwachtingen die er in de samenleving bestaan over politiek
2
B Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Het was tot nu toe de norm om over de monarchie geen politieke discussie te houden. • De opvattingen over de politieke rol van de koning(in) veranderen. • Waarden en normen in de politiek zijn in het geding, bijvoorbeeld de nieuwe norm dat het staatshoofd gekozen moet worden door burgers, de volksvertegenwoordiging of de ministers. 17
200029 CV40
1
1
Maximumscore 2 Juist D66 pleit voor staatsrechtelijke vernieuwing en voor democratische besluitvorming/het op een democratische wijze kiezen van personen in politieke functies. Het past in deze visie dat een erfelijk koningschap geen daadwerkelijke bevoegdheden heeft.
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 323
Deelscores
Antwoorden
18
Maximumscore 4 Voorbeelden van kenmerkende verschillen (twee van de volgende): Verschil 1 Nederlands stelsel: • Ministers moeten het vertrouwen/de steun van het parlement hebben en kunnen door het parlement ter verantwoording worden geroepen/naar huis worden gezonden Presidentieel stelsel: • Ministers worden door de president benoemd/ontslagen (goedkeurende stem van de Senaat bij benoeming) en zijn alleen aan hem verantwoording schuldig (wel hoorzittingen door de Senaat mogelijk) Verschil 2 Nederlands stelsel: • Het parlement kan het kabinet naar huis sturen Presidentieel stelsel: • Het congres kan de president niet zomaar afzetten./Het congres kan wel een impeachmentprocedure starten om de president uit zijn ambt te zetten (alleen wanneer de president de Constitutie heeft geschonden) Verschil 3 Nederlands stelsel: • Er is een onderscheid tussen de rol van het staatshoofd (de koningin) en de regeringsleider (minister-president) Presidentieel stelsel: • President is hoofd van de regering en is staatshoofd Verschil 4 Nederlands stelsel: • De regering kan het parlement bij een conflict ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven (art. 64 uit de Grondwet; inmiddels zeer uitzonderlijk) Presidentieel stelsel: • De president kan het congres niet ontbinden en geen nieuwe verkiezingen uitschrijven
1
1
1
1
1 1
1 1
Opgave 3 Criminaliteit in Nederland 19
Maximumscore 4 A Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Er is onvoldoende bewijs om de verdachte door de rechter veroordeeld te krijgen. • De schade die verdachten ondervinden van een rechtszaak en veroordeling wegen niet op tegen de noodzaak tot straffen. • Er zijn capaciteitsproblemen, opsporing en vervolging van andere zaken worden van groter belang geacht. per juist antwoord
1
B • (Het Wetboek van Strafvordering kent) het opportuniteitsbeginsel • Dit houdt in dat bij de vervolging van strafzaken het OM zelfstandig beslist welke
200029 CV40
1
gepleegde strafbare feiten het zal vervolgen en welke beter onvervolgd kunnen blijven./Het OM heeft een zekere speelruimte om al dan niet tot vervolging over te gaan
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 324
Deelscores
Antwoorden
20
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Criminaliteit is cultuurbepaald. Wat in Italië crimineel gedrag is, hoeft dat in Nederland niet te zijn en andersom. Dat heeft te maken met wat overheid en samenleving als strafwaardig zien. De strafwetten verschillen per land. • Opsporingsbereidheid van politie en politiesterkte kunnen per land verschillen. • Niet alle strafbare feiten komen ter kennis van de politie vanwege lage aangiftebereidheid van de burgers, omdat ze niet ontdekt worden etc. De aangiftebereidheid van bepaalde delicten door personen kan per land verschillend zijn. per juist antwoord
21
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • de bindingstheorie: Er is sprake van vermindering van de informele controle en sociale bindingen in de samenleving./Allerlei maatschappelijke banden zijn losser en minder geworden./ Maatschappelijke betrokkenheid en gemeenschapszin zijn verminderd./verminderde invloed van kerk en levensbeschouwing en daarmee samenhangend afgenomen waarden- en normenpatroon • de theorie dat maatschappelijke afkomst en omgeving van invloed zijn op crimineel gedrag: Bepaalde groepen in de samenleving bevinden zich in een lage economische positie. Met name geldt dit voor etnische minderheden./Marginalisering van bepaalde groepen (allochtonen) in onze samenleving. • de anomietheorie: Veel burgers in onze samenleving en met name mensen uit etnische groepen bevinden zich in een achterstandspositie. Als mensen niet in staat zijn of geen gelegenheid hebben op een legale manier de maatschappelijk begerenswaardige doelen te bereiken, zullen ze geneigd zijn om via criminele activiteiten hun doel te bereiken. per juiste theorie en uitleg
22
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Bij sommige soorten criminaliteit zijn allochtonen ondervertegenwoordigd (witteboordencriminaliteit), in andere oververtegenwoordigd. Bij deze stelling wordt daar geen onderscheid tussen gemaakt. • Er wordt niet gekeken naar bepaalde etnische groepen, maar alle etnische minderheden worden over één kam geschoren. • Verschillen binnen de etnische groepen, aan de hand van variabelen als leeftijd, opleidingsniveau en sociaal-economische klasse, komen niet in het diagram naar voren. per juist antwoord
23
24
25
200029 CV40
1
Maximumscore 2 Uit diagram 4 blijkt dat de meerderheid (80%) vindt dat er klassenjustitie is. Volgens de meerderheid treedt er geen gelijke behandeling op./Het beginsel van rechtsgelijkheid wordt geschonden, vindt de meerderheid. Maximumscore 1 opsporen van strafbare feiten/ophelderen van delicten Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: Bij vormen van zware criminaliteit. Personen die zich hieraan schuldig maken, zullen zich waarschijnlijk minder laten afschrikken door preventie in de vorm van voorlichting, onderwijs over waarden en normen en het vergroten van sociale controle. Om deze vormen van criminaliteit te kunnen bestrijden, zal (mede) een repressieve aanpak nodig zijn zoals betere opsporingsmethoden, meer politie, meer cellen.
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 325
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 7 A uitvoerende macht wetgevende macht rechterlijke macht
26
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen indien alle drie goed. B • Uitvoerende macht
Minister van Justitie is politiek verantwoordelijk voor gegeven aanwijzingen en ingrijpen in opsporingsonderzoek./De minister is verantwoordelijk voor het handelen van OM (regels 38–45 uit tekst 6). De minister moest bijvoorbeeld de opsporingsstrategieën (het ’doorlaten’ van drugs of het inzetten van een crimineel als infiltrant) goedkeuren • Wetgevende macht Het parlement en de regering maken wetten waarin wordt bepaald wat strafbaar is. Ook om vast te stellen welke opsporingsmethoden toegestaan zijn en welke niet (regels 14–24). (Als er nog geen wetgeving is, moet de minister de beslissing nemen en dient de rechter zo’n beslissing te toetsen. Als er nieuwe wetgeving is, verdwijnt deze rol van de minister.) • Rechterlijke macht De rechter beoordeelt onafhankelijk of verdachte zich al dan niet heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten./De rechter kan toetsen of de goedkeuring van de minister over het toelaten van bepaalde opsporingsmethoden terecht is genomen (regels 16–20 uit tekst 6) 27
2
2
2
Maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: • In een rechtsstaat dient sprake te zijn van rechtsgelijkheid/rechtsbescherming van de burger. Dat kan alleen als bevoegdheden van politie en justitie staan omschreven in de wet. Zolang dat niet het geval is, zouden politie en justitie de opsporingsstrategieën eigenlijk niet mogen gebruiken, omdat het de rechtsgelijkheid/rechtsbescherming van de burger aantast. (Bijvoorbeeld als er in een loods van een burger een inkijkoperatie wordt gedaan zonder huiszoekingsbevel.) • Afzien van deze opsporingsmethoden kan er toe leiden dat de rechtshandhaving in gevaar komt. Zolang er geen wetgeving is, kan de (georganiseerde) misdaad min of meer haar gang gaan. Om dat te voorkomen, moet er een manier gevonden worden die ervoor zorgt dat de (georganiseerde) criminaliteit kan worden aangepakt, terwijl de rechtsgelijkheid/rechtsbescherming van de burger ook in stand blijft. (zie de procedure die Sorgdrager beschrijft in regels 14–21 uit tekst 6)
200029 CV40
10
2
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 326
Deelscores
Antwoorden
28
Maximumscore 2 oneens met de opvatting van de vrienden van Daniël van Cotthem – gebruik van voor- of nadeel van hoge gevangenisstraf (één van de volgende): • 5 jaar gevangenisstraf (en tbs) voor mishandeling die de dood tengevolge heeft, voldoet aan de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. De daders hadden niet de bedoeling Daniël van Cotthem dood te slaan./5 jaar gevangenisstraf is een hoge straf die voldoet aan de gevoelens van vergelding en bescherming van de samenleving. • Hogere straffen dan 5 jaar hebben als nadeel dat er eerder sprake is van recidive./De mogelijkheden voor heropvoeding/resocialisatie worden kleiner naarmate de gevangene langer in een gevangenis moet blijven.
1
– voor- of nadeel tbs (één van de volgende):
1
• Een tbs-veroordeling biedt een extra beveiliging van de samenleving, want de dader krijgt
voor onbepaalde tijd een behandeling in een tbs–inrichting. • De dader krijgt een behandeling met het oog op resocialisatie. • Indien er geen verbetering optreedt in het gedrag dan kan de tbs worden verlengd
(bescherming van de samenleving). eens met de opvatting van de vrienden van Daniël van Cotthem – voor- of nadeel hoge gevangenisstraf (één van de volgende): • Een hogere gevangenisstraf heeft een sterker effect op de voorkoming van ernstige misdrijven (generale preventie en het handhaven van de rechtsorde en het voorkomen van eigenrichting) • Een hogere gevangenisstraf zal ook passen bij het rechtsgevoel van de meeste burgers. • Een hogere gevangenisstraf zal meer tegemoet komen aan de gevoelens van genoegdoening van (de familie van) het slachtoffer.
1
– voor- of nadeel tbs Bij tbs is er minder sprake van gevoelens van vergelding (subjectieve wens van slachtoffers en/of publiek)./Het rechtsgevoel is gekrenkt. 29
30
1
Maximumscore 1 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Er is een wettelijke regeling voor schadevergoeding./Rechters kunnen daders verplichten tot het betalen van een schadevergoeding. • het betuigen van spijt door de dader aan het slachtoffer • Het verhaal van het slachtoffer kan gehoord worden tijdens de rechtszitting. • Slachtoffers kunnen horen hoe de zaak uiteindelijk afgehandeld is. Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De steekproef moet aselect zijn. • De onderzoeksgroep moet representatief zijn voor de onderzoekspopulatie. • De respons moet groot genoeg zijn. • De gebruikte begrippen moeten goed geoperationaliseerd zijn. • De stellingen in de enquête moeten ondubbelzinnig/relevant zijn. per juist antwoord
200029 CV40
1
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 327
Antwoorden
Deelscores
Opgave 4 Europese Unie 31
Maximumscore 3 Ja, omdat er sprake is van • een soeverein gezag op bepaalde deelterreinen van de kant van de Europese Commissie. • een (vaste) groep mensen die woont op het grondgebied van de Unie. • een (duidelijk omlijnd) grondgebied van de Unie. per goed antwoord
1
Nee, (de EU is geen staat, maar een bijzondere internationale organisatie,) omdat • elke lidstaat zijn eigen soeverein gezag heeft. • sommige EU-regels of afspraken niet gelden voor burgers van alle lidstaten, bijvoorbeeld
niet alle lidstaten doen mee aan de euro. • de EU geen eigen leger, politie, gevangenis en dergelijke heeft.
per goed antwoord 32
1
Maximumscore 3 A Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Het Europees Parlement kan de Raad van Ministers of een minister niet ter verantwoording roepen. • De voorzitter van de Commissie en de andere Commissieleden worden voorgedragen door de regeringen van de lidstaten/worden niet benoemd door het EP. • Het EP kan geen individuele leden van de Commissie naar huis sturen (alleen de hele Commissie). • Het EP heeft niets te vertellen over bijna de helft van de begroting; het EP heeft niet alle formele controlemiddelen die een nationaal parlement wel heeft./Te weinig bevoegdheden van het EP/te weinig macht van het EP/ontbreken van verschillende wetgevende bevoegdheden en van vergaande controlefuncties van het EP. per goed antwoord
1
B De burgers van de lidstaten kiezen rechtstreeks de leden van het EP/vrije en geheime verkiezingen voor leden van het EP
1
Einde
200029 CV40
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 328
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
■■■■
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
01
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk 6 juni de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar de Citogroep zenden.
100015
CV47
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 329
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
100015
CV47
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 330
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Overvalcriminaliteit
1 ■ • • •
•
2 ■
Deelscores
• •
•
Maximumscore 1 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De burgers beschermen tegen willekeur van de overheid. waarborgen van de rechtszekerheid legaliteitsbeginsel/Je kunt alleen veroordeeld en bestraft worden voor gedrag dat in de wet strafbaar is gesteld. rechtsbescherming Maximumscore 3 Alle bestanddelen uit de delictsomschrijving moeten zijn bewezen Het gedrag moet wederrechtelijk zijn (de verdachte kan zich niet beroepen op een rechtvaardigingsgrond, bijvoorbeeld overmacht) Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn (hij kan geen beroep doen op schulduitsluitingsgronden zoals ontoerekenbaarheid)
1 1 1
Opmerking Antwoord ’menselijk gedrag’ is fout (In de stam wordt al gewezen naar een persoon.).
100015
CV47
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 331
Antwoorden
3 ■
–
–
• • •
– • • •
–
•
•
4 ■ • • •
Deelscores
Maximumscore 4 Een sociaal probleem: Het is een situatie die veel mensen onwenselijk vinden./De samenleving ondervindt veel schade en men vindt dat er actie moet worden ondernomen om die situatie te veranderen Verwijzing naar bronnenboekje Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het aantal overvallen neemt jaarlijks toe met zo’n 14% (regel 7 in tekst 2). Het bedrijfsleven en particulieren hebben veel schade ondervonden. Er zijn veel slachtoffers (zie tabel 1).
•
5 ■ • • •
100015
CV47
1
Een politiek probleem (één van de volgende): Bestrijding van criminaliteit staat op de politieke agenda. Het verschaffen van veiligheid behoort tot de basisfunctie van de staat. Veel mensen vinden dat de politiek of ’Den Haag’ actie moet ondernemen om overvalcriminaliteit te bestrijden.
1
Verwijzing naar bronnenboekje Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De overheid neemt het probleem serieus wat blijkt uit de oprichting van het Projectteam Overvalcriminaliteit (regel 27 – 33 in tekst 2). De overheid wenst het aantal overvallen terug te dringen (regel 37 – 39 in tekst 2).
1
Maximumscore 4 A Taken van politie Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): opsporing van strafbare feiten/strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde handhaving van de openbare orde hulpverlening per juiste taak
•
1
1
B Taak justitie Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Justitie draagt verantwoordelijkheid voor criminaliteitspreventie en rechtshandhaving. Minister van Justitie is verantwoordelijk voor het werk van het Openbaar Ministerie; het OM is belast met opsporing en vervolging van strafbaar gedrag.
2
Maximumscore 4 A Immateriële gevolgen Voorbeelden van gevolgen op het immateriële vlak zijn (twee van de volgende): bij werknemers en ondernemers: geestelijke en emotionele schade onveiligheidsgevoelens/angst bij het personeel en ondernemers verlies van vertrouwen in de organisatie bij het personeel per juist gevolg
1
B voorbeeld van een goede uitleg: Agressiviteits- en overvalstraining voor ondernemers en hun personeel; de deelnemers leren hoe zich te gedragen tijdens een overval/training vermindert de kans dat het slachtoffer tijdens een overval in paniek raakt of problemen krijgt/tijdens training leren ze omgaan met hun gevoelens van angst.
2
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 332
Antwoorden
6 ■ •
• • • •
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Het gaat hier om een zichtbare vorm van criminaliteit. Zichtbare vormen van criminaliteit komen vaak ter kennis van de politie. De aangiftebereidheid is hoog bij dit soort delicten (verzekering eist aangifte). Er is altijd een duidelijk slachtoffer. Dit type delicten heeft hoge prioriteit bij de politie. Door de jaren heen is er eenzelfde tendens. per juiste reden
7 ■ •
•
•
1
Maximumscore 6 Eerste interview Rationele keuzetheorie: overval is een gevolg van bewuste afweging tussen kosten en baten; Tweede interview Gelegenheidstheorie/theorie van Merton: er is geen/weinig gelegenheid om algemeen gewenste goederen op reguliere wijze te verkrijgen; Derde interview Bindingstheorie/theorie van Hirschi: relatie als binding die criminele impuls tegenhoudt. Indien alleen de naam van de theorie wordt genoemd
8 ■ •
• • •
•
•
10 ■
100015
CV47
2
0
1
Maximumscore 4 een voorbeeld van een goed antwoord: Enerzijds dienen in een rechtsstaat de grondrechten of vrijheidsrechten gewaarborgd te zijn/dienen de burgers beschermd te worden tegen de willekeur van de overheid; dat wil zeggen dat alleen op grond van het recht iemand veroordeeld kan worden (rechtsbescherming). In dit geval meent de advocaat dat er geen rechtsgrond is om zijn client te veroordelen (het staat niet in de wet dat je iemand kunt veroordelen op grond van een bewijs dat via een camera is verkregen) Anderzijds moet de overheid ook de veiligheid van de burgers garanderen./De overheid moet de openbare orde handhaven (rechtshandhaving). Het plaatsen van de camera’s is een middel om de veiligheid te vergroten Indien alleen genoemd rechtsbescherming versus rechtshandhaving
■■■■
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Er is een wettelijke regeling voor schadevergoeding/rechters kunnen daders verplichten tot het betalen van een schadevergoeding. het betuigen van spijt door de dader aan het slachtoffer Het verhaal van het slachtoffer kan gehoord worden tijdens de rechtszitting. Slachtoffers kunnen horen hoe de zaak uiteindelijk afgehandeld is. per juist voorbeeld
9 ■
2
2
2 2
Opgave 2 Politieke besluitvorming: dualisme en lokale democratie Maximumscore 2 De revolutiedreiging elders in Europa heeft invloed gehad op de acceptatie door de gevestigde macht om een democratisch gemeentebestel in te voeren (tekst 4, regel 9– 12).
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 333
Antwoorden
11 ■ •
•
•
Deelscores
Maximumscore 5 Antwoord vraag A elitetheorie: de macht is in handen van een elite, die sleutelposities inneemt op sociaaleconomisch en politiek terrein; geen tegenwicht van een breed electoraat of van maatschappelijke groepen klassieke democratietheorie of representatie-democratie: de macht is in handen van politieke functionarissen, die hun positie te danken hebben aan de uitslag van verkiezingen pluralismetheorie: De macht is verdeeld over verschillende groepen in de samenleving/verschillende belangengroepen hebben op verschillende terreinen een deel van de macht Indien alleen genoemd: de naam van de theorie
–
•
•
–
•
•
–
•
•
•
•
• •
100015
CV47
1 0
1
Antwoord vraag C de periode 1970 – 2000 Klassieke democratietheorie of representatie-democratie voorbeelden van goede citaten (één van de volgende): in tekst 5, regel 1 – 4: Volgens de Grondwet van 1848 wordt de gemeenteraad democratisch gekozen en is hoofd van de gemeente. (Juridisch geldt deze situatie ook in de periode 1970 – 2000.) in tekst 6, regel 39 – 43: „… wettelijk is er sinds Thorbecke nauwelijks iets veranderd …” of Pluralismetheorie voorbeelden van goede citaten (één van de volgende): in tekst 6, regel 19 – 23: „De overheid trekt zich terug … en gaat meer overlaten aan private partijen of organisaties uit het maatschappelijke middenveld”. in tekst 6, regel 23 – 29: „De burger op zijn beurt, (…), maar staat naast het gemeentebestuur. De gemeente gaat veel meer uit van de behoeften van de burgers ……”. in tekst 6, regel 29 – 32: „… de gemeente is een speler geworden binnen een netwerk van maatschappelijke organisaties en bedrijven”. in tekst 7, regel 17 – 27: participatiemogelijkheden van burgers toegenomen; inspraak burgers via directe wegen, zoals deelname aan dorpsbeheer, inspraak etc. voor een juiste theorie en citaat
12 ■
1
Antwoord vraag B de periode 1850 – 1900 elitetheorie voorbeelden van goede citaten (één van de volgende): tekst 4, regel 2 – 4: „Kiesrecht is gebonden aan census…” (Dit betekent dat slechts een kleine groep vermogenden politieke invloed heeft.) tekst 4, regel 22 – 30: „De groep notabelen zit in de gemeenteraad en maakt lokaal de dienst uit …” of klassieke democratietheorie of representatie-democratie (voorbeeld van een goed citaat): in tekst 5, regel 1 – 4: Volgens de Grondwet van 1848 wordt de gemeenteraad democratisch gekozen en is hoofd van de gemeente. voor een juiste theorie en citaat
–
1
1
Maximumscore 2 De burgers worden mondiger en zelfstandiger/emancipatie (regel 7 en 8 in tekst 6) Nederland ontzuilt (ontzuiling)/seculariseert/(secularisering)/individualiseert (individualisering) (regel 8 en 9 in tekst 6)
6
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 334
Antwoorden
13 ■ • • •
Deelscores
Maximumscore 2 Ja, want (voorbeelden van goede antwoorden zijn, twee van de volgende): gemeenteraad verliest legitimiteit/gezag besluiten zullen als minder representatief worden ervaren de gemeenteraad vertegenwoordigt niet meer de gehele bevolking/vertegenwoordigt alleen de mensen die stemmen Indien één argument juist
•
•
1
of Nee, want (voorbeelden van goede antwoorden zijn, twee van de volgende): niet stemmen is ook een keuze en kan beschouwd worden als een aanwijzing dat men tevreden is met het bestuur burgers kunnen ook op andere wijze deelnemen aan de politieke besluitvorming in de gemeente/komen op andere wijze op voor hun belangen Indien één argument juist
14 ■ •
•
•
•
•
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): selectiefunctie: steeds moeilijker om geschikte kandidaat-raadsleden te vinden (regel 27 – 29) articulatiefunctie: kennelijk hebben burgers meer vertrouwen in andere kanalen voor het naar voren brengen van hun eisen en wensen (regel 20 – 27) participatiefunctie: opkomst bij lokale verkiezingen is dalende/minder burgers actief in partijen (regel 11 – 15) integratiefunctie: formuleren van politieke programma’s door integratie van in de maatschappij levende wensen met eigen ideologische uitgangspunten spelen minder een rol bij lokale verkiezingen/dergelijke programma’s lijken minder aantrekkelijk vanwege concurrentie met de programma’s van meer persoonsgerichte lokale partijen, die zich richten op een beperkt aantal lokale kwesties (regel 29 – 34) communicatiefunctie: het bestaan van andere intermediairs zoals lokale partijen, ambtelijke diensten die samenwerken met wijkcomités (regel 20 – 27, 31 – 33) per functie en juiste toelichting
15 ■ • • •
2
Maximumscore 2 twee van de volgende: een meer dan gemiddelde opleiding hogere sociale klasse mannen per juist antwoord
16 ■ •
•
100015
CV47
1
Maximumscore 2 voorbeelden van goede antwoorden (één van de volgende): Door scheiding tussen de machten van bestuur (B&W) en controle (gemeenteraad) wordt de politiek herkenbaarder voor de burgers. De burgers zullen daardoor eerder op de hoogte zijn van wat er speelt in het gemeentebestuur. Door scheiding tussen de raad en het college krijg je meer debat tussen wethouders en de gemeenteraad en daardoor meer levendigheid.
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 335
Antwoorden
17 ■ •
•
•
•
18 ■
Deelscores
Maximumscore 3 voorbeeld van een goed antwoord Politiek is de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving (de overheid heeft de bevoegdheid om te beslissen over het verdelen van waarden)/Politiek gaat over de vraag wie krijgt wat, waar, wanneer en in welke vorm en over de vraag wie het recht heeft om daarover te beslissen De gemeenteraad en college van B&W bepalen wie wat krijgt, (wanneer en hoe) of Politiek is de wijze waarop het beleid van de overheid tot stand komt, (de effecten ervan) en de inhoud van het overheidsbeleid In de praktijk bepaalt het college van B&W het beleid en controleert de gemeenteraad dit beleid/stuurt het beleid bij/keurt het beleid goed
•
• •
•
CV47
1
1
Antwoord vraag B De situatie op basis van de Gemeentewet is monistisch, omdat de gemeenteraad formeel het hoofd is van de gemeente/in principe alle bevoegdheden heeft gekregen/bepaalt wie wethouder wordt
1
2
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Er is vaak sprake van een overwicht van het kabinet, vanwege bijvoorbeeld strakke afspraken binnen de coalitie in regeerakkoorden. Het kabinet heeft een informatievoorsprong mede dankzij zijn ambtenarenapparaat. Besluitvorming door middel van kader- of raamwetten vergroot de beslissingsruimte van de regering. Er is veel informeel overleg tussen ministers en de fractietop van de regeringspartijen. per goede reden
100015
2
Maximumscore 4 Antwoord vraag A Monisme is een bestel waarbij in de verhouding tussen bestuur (college van B&W of kabinet) en volksvertegenwoordiging één orgaan het machtigste is (ondergeschikt is)
Antwoord vraag C Voorbeeld van een goed antwoord is: Het college krijgt grotendeels de bestuurlijke taken en de raad heeft als volksvertegenwoordiger de rol van controleur van het door het college gevoerde beleid. Hierdoor wordt een duidelijke scheiding aangebracht tussen de taken en bevoegdheden van bestuur en volksvertegenwoordiging (nevengeschikt). Dit is een kenmerk van een dualistisch stelsel.
19 ■
2 1
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 336
Antwoorden
20 ■ • •
•
•
•
•
•
■■■■ 21 ■
Deelscores
Maximumscore 2 argument voor een gekozen burgemeester Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): democratisering/directe invloed van de burgers op het bestuur. Nederland is een uitzondering; in veel andere Europese landen wordt de burgemeester wel gekozen. argument tegen gekozen burgemeester Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De positie van de volksvertegenwoordiging/gemeenteraad wordt verzwakt; (een meerderheid van) de burgers voel(t)en zich vertegenwoordigd door de burgermeester en misschien minder door een fractie van de gemeenteraad. verzwakking van de positie van de wethouders; burgemeester krijgt overwicht in het college. ontstaan van conflicten doordat zowel gemeenteraad als burgemeester een democratische legitimatie heeft/onstaan van twee machtscentra De burgemeester in Nederland heeft bepaalde taken toebedeeld gekregen die zich niet lenen voor democratisering zoals op het gebied van openbare orde en veiligheid. Het huidig benoemingsbeleid van burgemeesters levert geschikte burgemeesters op.
1
1
Opgave 3 Discussie over de multiculturele samenleving
• •
Maximumscore 2 inter-generationele mobiliteit veel kinderen van allochtonen komen niet in een betere positie dan hun ouders, omdat ze mislukken in het onderwijs/gemiddeld hebben allochtone kinderen een aanmerkelijke achterstand in het onderwijs vergeleken met autochtone kinderen
1
1
Opmerking Het antwoord ’intra-mobiliteit’ is niet goed, omdat Scheffer niets zegt over de geringe kansen van de eerste generatie migranten.
22 ■ • • •
• • •
• • • •
23 ■ • •
100015
CV47
Maximumscore 3 A economische factor (één van de volgende): De allochtone groepen hebben grotendeels een laag inkomen. Zij doen overwegend ongeschoold werk. Zij hebben geen werk (uitkering).
1
B culturele factor (één van de volgende): etnische afkomst weinig scholing ’gering cultureel kapitaal’
1
C politieke factor (één van de volgende): Zij zijn weinig vertegenwoordigd in bestuur en volksvertegenwoordiging. Zij hebben geen sterke organisaties die hun belangen verdedigen. Zij hebben geringere mogelijkheden tot politieke participatie. Zij hebben geen stemrecht voor parlement en de provinciale staten.
1
Maximumscore 2 twee kenmerken: Het beleid was gericht op integratie behoud van eigen taal en cultuur/de culturele identiteit
9
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 337
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 A Allochtonen die worden gerekend tot de doelgroepen van het minderhedenbeleid verkeren langdurig in een maatschappelijke achterstandssituatie (en hebben minder toegang tot welvaart, welzijn, macht) (bijvoorbeeld Antillianen, Marokkanen, Surinamers en Turken)
24 ■
• • •
25 ■ •
•
•
B Voorbeelden van etnische groepen die niet tot de doelgroepen van het minderhedenbeleid behoren (één van de volgende): burgers uit EU-landen Chinezen Japanners
• • • • •
2
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): Mensen hebben recht op een menswaardig bestaan. Bestaande rechten in internationale verdragen moeten eerbiedigd worden. Zolang er elders armoede en oorlog is, moet je mensen opvangen. tegengaan van vergrijzing Er is behoefte aan (laaggeschoolde) werknemers in bepaalde sectoren. per goed antwoord
27 ■ • • •
• •
28 ■
100015
CV47
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): migratie als gevolg van de koloniale geschiedenis: de onafhankelijkheid van Indonesië en die van Suriname was aanleiding of oorzaak voor de komst van Indische Nederlanders, Molukkers en Surinamers of komst van Antillianen en mensen uit Aruba op grond van het Nederlanderschap. arbeidsmigratie: werkloosheid in landen van herkomst en vraag in Nederland naar goedkope laaggeschoolde arbeid veroorzaakten een trek van zogeheten ’gastarbeiders’ gezinshereniging of gezinsvorming: allochtonen/buitenlanders met een verblijfsvergunning hebben het recht om gezinsleden over te laten komen of huwelijkspartner over te laten komen. per goed antwoord
26 ■
1
1
Maximumscore 2 positietoewijzing Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): het ontstaan van zwarte en witte scholen (tekst 9, regel 24 – 25) onderwijs in eigen taal en cultuur (tekst 9, regel 32 – 34) de grondwettelijke vrijheid van onderwijs (tekst 9, regel 38 – 40) positieverwerving voorbeeld van een goed antwoord: de naleving van islamitische wetten kan belemmerend werken (tekst 11, regel 5 – 10) de gezinscultuur wijkt af van Nederlandse cultuur (tekst 11, regel 10– 17)
1
1
Maximumscore 2 In de normatieve betekenis: er blijven wel verschillende groepen in Nederland wonen (beschrijvende definitie), maar het instorten van het kaartenhuis slaat op het nietbereiken van een multiculturele samenleving waarin gelijke kansen van etnische groepen bestaan met tegelijkertijd behoud van eigen identiteit.
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 338
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 acculturatie
29 ■
Indien genoemd wordt ’assimilatie’
30 ■
•
•
0
Maximumscore 2 Samenlevingsmodel als melting pot: samenleving waarin verschillende etnische groepen cultureel en fysiek samensmelten. (Dat gebeurt niet volgens Schnabel, regel 1 – 8.) Samenlevingsmodel als assimilatie: samenleving waarbij de nieuwkomers ook de dominante cultuur van de samenleving overnemen. (Schnabel verwacht niet dat dit gebeurt, regel 4 – 8.) Indien samenlevingsmodel en toelichting goed zijn
31 ■
–
• • •
–
• • • •
32 ■
Maximumscore 4 ideële dimensie voorbeeld van ideële dimensie (één van de volgende): mens en maatschappijvisie godsdienstige ideeën waarden (als gelijkheid/vrijheid/rechtvaardigheid) normerende dimensie voorbeeld van normerende dimensie (één van de volgende): normen straffen wetten gewoontes
1
1 1
1 1
1 1
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: Er is sprake van discriminatie als je mensen verschillend behandelt op basis van niet relevante kenmerken, maar het is ook discriminatie als je mensen niet verschillend behandelt, terwijl er wel sprake is van relevante verschillen die een verschillende aanpak vereisen.
Einde
100015
CV47
11
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 339
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
■■■■
100019
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
01
Tijdvak 2
CV47
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 340
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
100019
CV47
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 341
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Multiculturele samenleving: ’witte’ en ’zwarte’ scholen Maximumscore 4 A Een voorbeeld van een goed antwoord is: Het vraagstuk dat veel etnische groepen een achtergestelde sociaal-economische of sociaal-culturele positie hebben./het vraagstuk van sociale ongelijkheid/het probleem van maatschappelijke integratie
1 ■
•
•
2 ■
100019
Deelscores
CV47
1
B minderhedenbeleid
1
C twee voorbeelden op het terrein van arbeid: Bedrijven zijn verplicht te melden hoeveel mensen van allochtone groepen ze in dienst hebben Het voeren van een voorrangsbeleid voor leden uit allochtone groepen/positieve actie
1 1
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Dit zou in strijd zijn met de vrijheid van onderwijs (artikel 23 van de Grondwet): ouders mogen zelf beslissen naar welke school ze hun kinderen sturen./Scholen van het bijzonder onderwijs zijn vrij om een eigen toelatingsbeleid te regelen.
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 342
Antwoorden
3 ■ •
•
•
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Het model van de multiculturele samenleving: in een gemengde school lijkt een uitgangspunt van de multiculturele samenleving het best te realiseren, namelijk gelijke kansen op een gelijkwaardige sociale positie voor de verschillende etnische groepen. assimilatiemodel: nieuwkomers nemen de cultuur van de samenleving volledig over; een gemengde school lijkt daarvoor een voorwaarde. Melting pot-model: de verschillende etnische groepen versmelten tot een nieuwe cultuur; om dit ideaal te bereiken, is het wenselijk dat scholen bestaan uit leerlingen van verschillende groeperingen. per goed samenlevingsmodel en goede uitleg
2
Maximumscore 4 A sociale categorisatie voorbeeld van een goed antwoord: De autochtone Nederlander heeft de neiging de allochtonen als een aparte categorie te zien die allen dezelfde kenmerken hebben en een oordeel te geven over hun gedrag in termen van die kenmerken (in dit geval gebrek aan leercapaciteit, ze kunnen minder goed leren en dergelijke.) B socialisatie voorbeeld van een goed antwoord: Het negatieve beeld is het gevolg van een leer- en opvoedingsproces bij autochtone bevolkingsgroepen/via anderen en de massamedia wordt dit beeld overgenomen
4 ■
2
2
Maximumscore 3 voorbeeld van een goed antwoord: Als je uitgaat van het beeld dat ’slimme leerlingen dommer worden op zwarte scholen’ dan zullen mensen zich naar dat beeld gedragen; met andere woorden: autochtone ouders verwachten dat hun kinderen minder goed zullen presteren op scholen met veel allochtone leerlingen. Ze sturen hun kinderen daarom niet naar die scholen waardoor de kans groot is dat het algemene onderwijspeil van deze scholen achter zal blijven bij die van andere scholen. Daarmee wordt het beeld bevestigd dat het onderwijs op ’zwarte’ scholen ’slecht’ is.
5 ■
■■■■
Opgave 2 Maatschappelijke positie van minderheden Maximumscore 3 A in de hoogste laag: autochtonen in de middelste laag: Surinamers en Antillianen in de onderste laag: Turken en Marokkanen
6 ■
1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen indien het antwoord volledig juist is.
• •
• • •
B Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): De autochtonen hebben in 1998 gemiddeld de laagste werkloosheid (figuur 1: namelijk 4%). Bij allochtonen is de werkloosheid onder Turken en Marokkanen hoger dan onder die bij Surinamers en Antillianen. (figuur 1: 18 en 20% versus 10 en 13% in 1998). Autochtonen hebben gemiddeld de hoogste opleiding (figuur 2). Het percentage havo/vwo is het laagst bij Turken en Marokkanen (figuur 2). Onder schoolverlaters zonder diploma is het percentage Turken en Marokkanen het hoogst (figuur 3). per goed antwoord
100019
CV47
1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 343
Antwoorden
7 ■ •
•
8 ■
9 ■ •
•
•
•
•
10 ■ • •
• •
•
•
•
100019
CV47
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: De eerste generatie Marokkanen kwam naar Nederland om eenvoudig en laag betaald werk te verrichten (factor van migratie). Deze groep had een lage opleiding, sprak geen of slecht Nederlands, was niet vertrouwd met de Nederlandse cultuur. Deze kenmerken van de eerste generatie Marokkanen werkten belemmerend op de kansen op de arbeidsmarkt voor de tweede generatie Marokkanen Surinamers zijn vanuit de koloniale geschiedenis (factor van migratie) vertrouwd met de Nederlandse taal en cultuur. Zij hebben daardoor een betere startpositie op de arbeidsmarkt
2
2
Maximumscore 2 De theorie van Weber stelt dat ongelijkheid wordt bepaald door meerdere factoren zoals onder andere klasse, cultureel kapitaal en politieke macht/invloed
1
Deze factoren gelden ook voor de genoemde driedeling. Zo beschikken de mensen in de hoogste laag (de groep autochtonen) gemiddeld over een hoger inkomen, meer opleiding, betere banen en meer politieke macht/invloed
1
Maximumscore 2 Verwachting dat nieuwe generatie zal stijgen op maatschappelijke ladder Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De geschiedenis van migratie en integratie in Nederland en elders laat zien dat na verloop van tijd de nieuwe generaties stijgen op de maatschappelijke ladder. De jongste generatie is hoger opgeleid dan de ouders van die generatie. Verwachting dat de relatief slechte positie van veel allochtone groepen blijft Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Er is nog steeds sprake van reproductie van maatschappelijke verhoudingen/ maatschappelijke ongelijkheid/sociale stratificatie of afkomst bepaalt in grote mate iemands toekomstige positie. De kansen op hoger onderwijs (de betere banen) – sociale mobiliteit – blijken sterk samen te hangen met de maatschappelijke positie van de ouders. Het blijkt moeilijk te zijn voor jongeren met ouders uit lagere maatschappelijke positie om te klimmen op de maatschappelijke ladder. De nieuwe generatie kampt nog steeds met taalachterstand, discriminatie en dergelijke. Maximumscore 2 voorbeelden van positieverwerving (één van de volgende): taalproblemen of taalachterstand bij allochtonen weinig aandacht bij een deel van de ouders voor schoolprestaties/relatief weinig ’cultureel kapitaal’ in het ouderlijk milieu terughoudendheid van de ouders in hun contacten met de school onbekendheid van ouders met het onderwijs voorbeelden van positietoewijzing (één van de volgende): Er wordt in het onderwijs soms onvoldoende rekening gehouden met een mindere taalbeheersing van het Nederlands bij allochtonen. Stereotypen en vooroordelen bij een deel van leerkrachten maken dat zij minder van allochtone leerlingen verwachten. De leermiddelen en toetsen zijn onvoldoende of minder toegesneden op etnische minderheden.
5
1
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 344
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Allochtonen ervaren hun culturele positie als ondergeschikt aan die van de autochtone bevolking; door het stichten van eigen instellingen en scholen verwerven ze zelfrespect en zelfvertrouwen/hopen daarmee ook respect te krijgen van de overige bevolkingsgroepen voor het behoud van hun cultuur.
11 ■
■■■■
Opgave 3 Politieke besluitvorming over de gezondheidszorg Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Ter discussie staat de taak van de overheid om te zorgen voor een (adequate) gezondheidszorg die voor iedereen in gelijke mate toegankelijk moet zijn (ongeacht of iemand rijk is of niet). Hamel doet de suggestie om de strikte scheiding tussen publieke en commerciële gezondheidszorg los te laten om op die manier het probleem van de wachtlijsten op te lossen.
12 ■
13 ■ • • •
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): solidariteit tussen rijk en arm rol van de overheid om gelijke toegang tot zorginstellingen te garanderen sociale ongelijkheid verkleinen/opheffen per goed antwoord
14 ■ •
•
15 ■
– •
16 ■ • • • •
• • •
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goede uitleg is: In het pragmatisme gaat het om het zoeken naar rationele, haalbare oplossingen voor actuele politieke vraagstukken. Hamel komt met een praktische oplossing voor een actueel probleem, namelijk het probleem van de wachtlijsten Een tweede kenmerk van pragmatisme is dat men zich niet laat leiden door een bepaalde ideologie of een samenhangend geheel van normatieve uitspraken over mens en maatschappij. De oplossing van Hamel is niet primair gestoeld op een bepaald ideologisch uitgangspunt (bijvoorbeeld men wil principieel geen tweedeling in de gezondheidszorg, maar gelijke toegang/behandeling voor iedereen) Maximumscore 2 invoer In het pleidooi van Hamel gaat het om eisen of wensen die hij door de politiek gehonoreerd wil zien
CV47
1
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): toename van kosten in de gezondheidszorg (beperkte) financiële middelen van de overheid groei van het aantal rijke mensen/patiënten mogelijkheid om naar het buitenland te gaan om daar een medische handeling te ondergaan vergrijzing van de bevolking/groei van het aantal patiënten regelgeving in de EU om meer concurrentie te krijgen stichting van steeds meer commerciële instellingen in de gezondheidszorg per goed antwoord
100019
1
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 345
Antwoorden
17 ■ •
•
18 ■ • • • •
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het voorstel van Hamel is niet op de politieke agenda gekomen, omdat deze eis niet geheel langs de poortwachters is gekomen. Deze poortwachters zijn Kamerleden en de minister; zij hebben zich tegen de wens van Hamel uitgesproken. Het voorstel van Hamel is wel op de politieke agenda gekomen, omdat poortwachters als politici er over gesproken hebben./De pers als poortwachter heeft ruim aandacht besteed aan deze kwestie. Maximumscore 2 A Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): het aantal leden of donateurs deskundigheid financiële middelen een netwerk van relaties (in de politiek en andere belangenorganisaties) Indien één antwoord goed
• • •
0
B Voorbeelden van hoe de politieke besluitvorming beïnvloed kan worden (twee van de volgende): door lobbyen bij politici of ambtenaren door het voeren van acties de publieke opinie/de politici beïnvloeden via advertenties/publicaties in de media het standpunt van de pressiegroep naar voren brengen Indien één antwoord goed
20 ■ •
•
100019
CV47
1
0
Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Nederland heeft een politiek systeem waarin burgers vertegenwoordigers kiezen, die besturen en beleid ontwikkelen overeenkomstig de wensen van de kiezers. Dat heet representatie Er is sprake van representativiteit als de beleidsvoorkeuren van de Tweede Kamer overeenkomen met de voorkeuren van de bevolking. Dat is in deze situatie niet het geval. De burgers willen geen voorkeursbehandeling, maar de meerderheid van de Tweede Kamer lijkt toch akkoord te gaan met een vorm van voorrangszorg. De Tweede Kamer weerspiegelt dus niet de voorkeur van de burgers en is daarmee op dit punt niet representatief
19 ■
1
2
2
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een goed antwoord is: De verhouding is dualistisch, want de meerderheid van de Kamer (de regeringspartijen PvdA en D66 en de oppositiepartijen) steunt niet bij voorbaat de voorstellen van het kabinet/de ministers (zie tekst 6). of De verhouding is monistisch, want uiteindelijk heeft het kabinet de meerderheid van de Kamer kunnen overtuigen van zijn voorstellen.
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 346
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 4 Criminaliteit en rechtsstaat Maximumscore 3 A voorbeeld van een goede uitleg: Het OM kon de verdachten niet door de rechtbank laten veroordelen voor moord, omdat moord ook niet de bedoeling was van de verdachten/moord niet toe te rekenen was aan één persoon. De aanklacht was daarom eerst openlijke geweldpleging en later medeplegen van doodslag en zware mishandeling. Voor deze delicten gelden minder zware straffen dan voor het delict moord.
21 ■
B beginsel van de rechtsstaat: De overheid is gebonden aan de wet/legaliteitsbeginsel/waarborging van de rechtszekerheid
22 ■
• •
•
•
• •
• •
Ik ben het niet eens met de verontwaardiging van het publiek. Voorbeelden van goede argumenten zijn (drie van de volgende): De functie van straffen als vergelding is achterhaald/past niet in deze tijd. Lange gevangenisstraffen hebben voor samenleving en veroordeelden geen zin; de resocialisatiefunctie komt in het gedrang. Lange gevangenisstraffen hebben in feite weinig of geen afschrikwekkende functie. De familieleden en vrienden van het slachtoffer hebben weinig aan het lang opsluiten van de verdachten. Beter is om genoegdoening te krijgen; laat veroordeelden publiekelijk spijt/schuld uitspreken of zorg dat de slachtoffers een financiële schadevergoeding krijgen. 1
Maximumscore 1 Nee, want (in een rechtsstaat) is er sprake van machtenscheiding/de rechter is onafhankelijk.
23 ■
– •
–
•
• •
•
100019
1
Maximumscore 3 Ik ben het eens met de publieke verontwaardiging. Voorbeelden van goede argumenten zijn (drie van de volgende): De geëiste straf voldoet niet aan de functie van vergelding. aan de functie van generale preventie; door een voorbeeld te stellen, worden anderen afgeschrikt. aan de functie van genoegdoening aan het slachtoffer. De opgelegde straf geeft geen genoegdoening voor familieleden en vrienden van de overledene. aan de functie handhaving van de rechtsorde.
per goed argument
24 ■
2
CV47
Maximumscore 4 taak: het leiden van het opsporingsonderzoek citaat: „Brouwer moest als hoofdofficier waken over de integriteit van het justitieel onderzoek.” (regel 14 –16 in tekst 8) taak of rol: het vervolgen van strafbare feiten/dagvaarding/tenlastelegging voorbeeld van een citaat (één van de volgende): „Meteen nadat de officier van justitie zijn eis uitsprak tegen de eerste verdachten, knalde het.” (regel 24 – 26 in tekst 8) „Het OM legde beiden voor het hof … ten laste.” (regel 14 –17 in tekst 9) „Voor de rechtbank was de aanklacht nog openlijke geweldpleging …” (regel 18 –19 in tekst 9) „Gerechtshoven mogen toestaan dat justitie de tenlastelegging tegen een verdachte …” (regel 29 – 31 in tekst 9)
8
1 1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 347
Antwoorden
25 ■
Deelscores
Maximumscore 2 A Het recht om in hoger beroep te gaan
1
B Het laatste woord/het recht om getuigen of deskundigen te ondervragen
1
Maximumscore 2 Om een eerlijk en rechtvaardig proces te bevorderen/waarborgen.
26 ■
27 ■ • •
28 ■ •
•
•
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Arresten van de Hoge Raad vormen jurisprudentie voor lagere rechters. Rechters dienen in hun uitspraken rekening te houden met de interpretatie van de wet door de Hoge Raad. (De Hoge Raad is het hoogste rechtsorgaan). Maximumscore 2 Voorbeelden van verschillen (twee van de volgende): De omvang van de geweldscriminaliteit is volgens grafiek 2 veel groter dan de omvang volgens grafiek 1./Volgens grafiek 1 is er veel minder geweldscriminaliteit dan volgens grafiek 2. (In grafiek 1 is in 1980 de omvang van de geweldscriminaliteit ongeveer 25.000 en in grafiek 2 nadert deze de 650.000). Volgens de politiestatistieken is er vanaf 1980 sprake van een geleidelijke stijging van de geweldscriminaliteit. De gegevens op grond van slachtofferenquêtes (grafiek 2) laten een heel ander beeld zien: het beeld is veel grilliger: eerst flinke stijging, dan daling en geleidelijk afzwakking in aantal geweldsdelicten. Volgens grafiek 2 is de geweldscriminaliteit tussen 1980 en 1995 niet heel veel gestegen. (de omvang van criminaliteit is in 1980 bijna 650.000 en halverwege 1996 iets hoger), terwijl grafiek 1 een stijging laat zien van ongeveer 25.000 geweldsdelicten in 1980 tot 65.000 delicten in 1995. per goed antwoord
29 ■ •
•
•
•
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): De gegevens in grafiek 1 zijn verkregen door de aangiftebereidheid; niet iedereen of niet elke instantie meldt vormen van geweldscriminaliteit. De gegevens in grafiek 1 hangen ook af van de opsporingsbereidheid van de politie; door een actief beleid zal de politie meer delicten tegenkomen. Je kunt je afvragen wat de onderzoekers onder geweldscriminaliteit verstaan. Het is mogelijk dat in de politiestatistieken een andere definitie is gebruikt van geweldscriminaliteit dan in de slachtofferenquêtes of vanaf een bepaald jaar hebben de onderzoekers een ruimere definitie van geweldscriminaliteit gehanteerd. De gegevens van de grafieken moet je koppelen aan de groei en leeftijdsopbouw van de bevolking, want een toename van de bevolking en meer jeugd leiden al tot een toename van criminaliteit. per goed antwoord
100019
CV47
2
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 348
Antwoorden
30 ■
•
•
Deelscores
Maximumscore 4 de abolitionistische stroming Voorbeeld van een goed antwoord is: Aanhangers stellen dat het strafrecht de doelstellingen van criminaliteitsbestrijding en rechtsbescherming in de praktijk niet waarmaakt. Zij pleiten voor strafrechtshervorming en voor een aanpak van sociale problemen zonder het opleggen van straffen. de moderne stroming Voorbeeld van een goed antwoord is: Aanhangers van deze stroming stellen dat straffen van de daders alleen niet voldoende is, maar dat er veel aandacht besteed moet worden aan resocialisatie/zorgen voor scholing en werk.
1 1
Maximumscore 2 De functie van criminaliteitsbescherming/handhaving van de rechtsorde is belangrijker geworden dan de functie van rechtsbescherming van de burgers.
31 ■
■■■■
Opgave 5 Politieke besluitvorming: onderwijspolitiek
32 ■ • • •
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): democratisering emancipatie meer nadruk op directe belangenbehartiging per juist antwoord
1
Maximumscore 2 Pluralisme: macht verspreid over verschillende groepen in de samenleving. Verschillende belangengroepen (scholieren, vakbonden en scholen) oefenen invloed uit op het beleid van de staatssecretaris.
33 ■
34 ■
1 1
–
•
• •
–
• •
•
–
• •
35 ■
Maximumscore 3 belangrijke waarden en normen die voor de hele samenleving zouden moeten gelden Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): bestrijden van (sociale en etnische) ongelijkheid in onderwijskansen/streven naar gelijkheid van kansen in het onderwijs onderwijs als middel tot sociale mobiliteit/bestrijding van armoede extra onderwijs/middelen voor kinderen uit achterstandssituaties
1
de gewenste sociaal-economische orde van de samenleving Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): In een verzorgingsstaat zorgt de overheid voor onderwijs voor allen/recht op onderwijs. Door het streven naar gelijkheid van kansen worden meer rechtvaardige inkomensverhoudingen bevorderd. Streven naar een meer egalitaire samenleving vereist een actieve onderwijspolitiek ter bestrijding van onderwijsachterstanden.
1
de gewenste machtsverdeling in een samenleving Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): spreiding van kennis via onderwijs Door meer onderwijs krijgen mensen uit de lagere klassen meer mogelijkheden om invloed uit te oefenen.
1
Maximumscore 2 Uitgangspunt van CDA is subsidiariteit/soevereiniteit in eigen kring/belangrijke rol van maatschappelijke organisaties.
Einde
100019
CV47
10
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 349
myv001dfcrv.qxd
Maatschappijleer
■■■■
9-12-99
11:43
Pagina 1
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
00
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk 29 mei de scores van de alfabetisch eerste twintig kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar het Cito zenden.
000007
CV24
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 350
myv001dfcrv.qxd
■■■■
9-12-99
11:43
Pagina 2
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten, die geen gehele getallen zijn, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
000007
CV24
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 351
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 3
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Multiculturele samenleving
1 ■ •
•
•
•
2 ■
• •
000007
Deelscores
CV24
Maximumscore 4 – Marokkanen Motief: de mannen zijn in de jaren zestig en zeventig om economische redenen / vrouwen en kinderen in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen Toelatingsgrond: de mannen zijn door de Nederlandse regering als gastarbeiders geworven, later zijn vrouwen en kinderen in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen – Surinamers Motief: ze zijn vanwege studie naar Nederland gekomen. Vlak voor de onafhankelijkheid van Suriname hebben velen zich vanwege economische motieven in Nederland gevestigd / na de decembermoorden in 1982 hebben velen zich om politieke redenen in Nederland gevestigd Toelatingsgrond: toelating vanwege hun Nederlands paspoort / Na de staatsgreep in Suriname en de decembermoorden is toelating als vluchteling om politieke motieven mogelijk geweest Maximumscore 2 intergenerationele mobiliteit toelichting: de positie van de meisjes wordt vergeleken met de positie van hun moeders
3
1
1
1
1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 352
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 4
Antwoorden
3 ■ • •
•
•
4 ■ •
•
5 ■ •
•
•
• •
•
•
Deelscores
Maximumscore 2 – Positietoewijzing (één van de volgende): in regel 25 –27 is er sprake van discriminatie en negatieve beeldvorming door autochtonen in regel 18 – 19 is het antwoord van de leraar gericht op positietoewijzing – Positieverwerving (één van de volgende): in regel 2 – 7 is er sprake van dat meisjes door hun moeders gestimuleerd worden een opleiding te volgen en buitenshuis te werken in regel 24: aansluiting zoeken bij de Nederlandse samenleving Maximumscore 3 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Van discriminatie is sprake als personen verschillend behandeld worden op basis van kenmerken die in de betreffende situatie niet relevant zijn De leraar kan in dit geval best gelijk hebben als hij feitelijke informatie over de positie van Marokkaanse meisjes geeft door te stellen dat het voor hen moeilijker is dan voor autochtonen om advocaat te worden. Hij kan dan doelen op taalachterstand en de houding van thuis ten opzichte van studerende allochtone meisjes
•
•
7 ■
• •
•
000007
CV24
1
1
2
Maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden: inleiding: de opvoeding in Marokkaanse gezinnen wordt minder autoritair: heeft betrekking op de normerende dimensie Marokkaanse moeders nemen steeds meer taken over die traditioneel tot het domein van de man behoorden: heeft betrekking op de normerende/ideële dimensie regel 1 – 7: het belang van een goede schoolopleiding ook voor meisjes wordt steeds meer onderkend: heeft betrekking op de normerende dimensie. regel 8 – 10: spijt hebben van het uithuwelijken: heeft betrekking op de ideële dimensie regel 14 – 15: gemakkelijker de straat opgaan, een opleiding volgen en een baan zoeken: heeft betrekking op de normerende dimensie regel 24: aansluiting zoeken bij de Nederlandse samenleving: heeft betrekking op de normerende/ideële dimensie regel 28 – 29: zich identificeren met Nederlandse kinderen: heeft betrekking op de normerende/ideële dimensie per voorbeeld met een juiste classificatie van de culturele dimensie
6 ■
1
1
Maximumscore 3 Het zijn nog aparte culturen want zowel de Marokkaanse als de Surinaams-Creoolse moeders leggen de nadruk op verschillende eigen culturele kenmerken, normen en waarden In regel 22 – 24: Marokkanen benadrukken respect en eerbaarheid, Surinaams-Creolen beleefdheid
2 1
Maximumscore 3 De theorie van Weber en aanhangers Deze theorie benadrukt dat sociale stratificatie door meerdere factoren wordt bepaald (zoals status, sociaal aanzien door een opleiding en politieke macht) Een voorbeeld van een goede illustratie is: In regel 3 – 4: „Marokkaanse moeders hechten veel belang aan een goede schoolopleiding.”
4
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 353
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 5
Antwoorden
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden: Ik vind dat die ruimte er moet zijn Als iets al heel lang in de cultuur van een groep verankerd is, moet er ruimte worden gegeven om deze gebruiken in stand te houden. Deze opvatting past in het cultureel relativisme Daarom zou uithuwelijken (regel 8) moeten worden getolereerd of: Ik vind dat die ruimte er niet moet zijn Er zijn algemeen geldende normen en waarden waaraan ieder mens zich moet houden. Deze opvatting past bij het cultureel universalisme Daarom kan het uithuwelijken (regel 8), waarbij het recht op vrije keuze van een partner wordt geschonden, niet worden getolereerd
8 ■
9 ■ •
•
10 ■
• •
•
■■■■ 11 ■
•
• •
13 ■
• •
• •
000007
0
2 1 0 2 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van een goede uitleg zijn: Door politieke participatie kan de Marokkaanse minderheidsgroep bewerkstelligen dat haar belangen in de politieke besluitvorming beter behartigd worden bijvoorbeeld doordat de overheid meer banen reserveert voor mensen uit etnische minderheidsgroepen/de wetgeving om discriminatie tegen te gaan aangescherpt wordt/door subsidiëring van cultureel werk ten behoeve van etnische minderheden. Leden uit etnische minderheden die actief politiek participeren zoals bijvoorbeeld Mohamed Rabbae, krijgen door hun politieke werk (woordvoerderschap in de Kamer, deelname aan parlementaire enquêtes) veel aandacht in de media. Dit bevestigt het idee dat leden van etnische minderheden op een volwaardige en deskundige wijze in de Nederlandse samenleving kunnen leven en werken. Maximumscore 3 het samenlevingsmodel van de multiculturele samenleving In dit model hebben de verschillende etnische groepen gelijke toegang tot de sociale, economische en politieke posities De vrouw is bevreesd dat dit model door discriminatie en negatieve beeldvorming nog niet bereikt is, getuige haar opmerking dat veel zwarte kinderen later minder goed aan de bak komen dan Nederlandse kinderen
1 1
1
Opgave 2 Politieke besluitvorming
•
12 ■
Deelscores
CV24
Maximumscore 2 B toelichting: PvdA (45), D66 (14), GroenLinks (11) en SP (5) beschikken samen over 75 zetels, en dit is nog net geen meerderheid in de Tweede Kamer (76) Maximumscore 2 ontkerkelijking / ontzuiling / secularisering toelichting: het CDA heeft niet meer de vanzelfsprekende steun van haar traditionele (kerkelijke) achterban Maximumscore 2 ontideologisering / verzakelijking toelichting: oude ideologische tegenstellingen zijn niet meer zo belangrijk, tegenstellingen worden gemakkelijk overbrugd of: individualisering toelichting: minder hechting aan traditionele ideologische verbanden
5
1 1
1 1
1 1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 354
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 6
Antwoorden
14 ■ •
•
15 ■ •
•
16 ■ •
•
•
•
• • • •
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede interpretaties zijn: De geringe opkomst kan gezien worden als passieve steun / blijk van tevredenheid (er hoeft niet veel veranderd te worden). De geringe opkomst kan gezien worden als protest tegen het gevoerde politieke beleid van de regering. Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goede uitleg is: In een parlementaire democratie wordt de macht van de overheid ontleend aan/ gelegitimeerd doordat de regeerders gekozen zijn door de geregeerden via vrije verkiezingen en regeren namens de meerderheid van het volk. Bij een lage opkomst zullen de kiezers deze besluiten (de toedeling van waarden) niet meer beschouwen als genomen namens (de meerderheid van) het volk, maar slechts namens (de meerderheid van) een beperkt opgekomen electoraat. In die zin zullen de besluiten als minder representatief/terecht/gezaghebbend worden ervaren De klassieke democratievisie namelijk het idee dat de werkelijke macht ligt bij de gekozen functionarissen, en niet bijvoorbeeld bij een economische elite, of verspreid over meerdere machtscentra
CV24
2
Maximumscore 3 – Juiste verklaringen voor leeftijd zijn (één van de volgende voorbeelden): Oudere mensen gaan in het algemeen meer uit van een traditionele norm dat men zijn burgerplicht behoort te vervullen. Jongere mensen voelen zich eerder aangetrokken tot meer strijdbare vormen van participatie dan gaan stemmen. – Juiste verklaringen voor religie zijn (één van de volgende voorbeelden): In religies is de verantwoordelijkheid om de samenleving op een religieuze wijze vorm te geven een belangrijke norm en dus is een gelovige geroepen in die geest zijn stem uit te brengen. Naarmate de religie ’strenger’ is, is de plicht om een stem op de aan de religie verbonden partij ook sterker. – Juiste verklaringen voor inkomen zijn (één van de volgende voorbeelden): Meer (politiek) zelfvertrouwen bij hogere klassen Meer competentiegevoelens Meer zicht op belangenbehartiging Meer inkomen is dikwijls gerelateerd aan meer opleiding en dus aan meer kennis en interesse per verklaring
000007
2
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 355
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 7
Antwoorden
17 ■ •
•
• • •
Deelscores
Maximumscore 3 – Voorbeelden van goede argumentaties voor opkomstplicht zijn: De meningen en belangen van groepen die nu niet of minder opkomen en dus ondervertegenwoordigd zijn, zoals jongeren, lager opgeleiden, lagere inkomensklassen, allochtonen, zullen dan beter/meer naar evenredigheid vertegenwoordigd/behartigd worden. Een gekozen vertegenwoordiging is pas democratisch en een nauwkeurige afspiegeling van de voorkeuren van de bevolking bij een hoge opkomst die gegarandeerd wordt bij een opkomstplicht. – Voorbeelden van een waarde die een standpunt voor opkomstplicht ondersteunt (bijvoorbeeld één van de volgende): bevordering van maatschappelijke integratie (sociale cohesie) emancipatie van groepen bevordering van sociale gelijkheid voor de argumentatie voor de waarde
2 1
of:
• • •
– Een voorbeeld van een goede argumentatie voor stemrecht: Mensen die kennelijk niet betrokken zijn bij en geïnteresseerd zijn in de politiek, zullen hun stem niet echt zuiver en bewust uitbrengen. Omdat ze gedwongen worden op te komen, zullen ze zomaar iets stemmen, of uit protest bijvoorbeeld op een extremistische partij stemmen. In elk geval betekent het niet automatisch dat hun stemmen hun echte voorkeuren zullen uitdrukken en dus niet dat het parlement een betere afspiegeling van de voorkeuren van het volk zal zijn. – Voorbeelden van een waarde die een standpunt voor stemrecht ondersteunt (bijvoorbeeld één van de volgende): zelfbeschikkingsrecht zuiverheid van het politieke proces (handhaving van) de Nederlandse (tolerante/permissieve) cultuur voor de argumentatie voor de waarde
000007
CV24
2 1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 356
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 8
Antwoorden
18 ■
•
• • • • • • •
• •
• •
•
• •
19 ■ •
•
•
•
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een consequentie van invoering in Nederland is: Bij een kiesdrempel van 5% zouden (slechts) PvdA, VVD, CDA, D66 en GroenLinks worden vertegenwoordigd / RPF, SGP, GPV, SP komen dan niet in de Kamer. – Eén van de volgende voordelen: overzichtelijker/minder verwarrend voor kiezer minder versnippering Tweede Kamer werkt dan efficiënter en effectiever. Kleine partijen leveren nauwelijks nieuwe gezichtspunten. Extreme partijen worden gemakkelijker geweerd. Kleine partijen worden gedwongen samen te werken. Bij coalitievorming hebben kleine partijen die net op de wip zitten, geen onevenredig grote invloed. – Eén van de volgende nadelen: Het doet afbreuk aan representativiteit/ evenredigheidsprincipe. Het roept antidemocratische gevoelens op, omdat minder mensen zich vertegenwoordigd voelen. Het gaat ten koste van de pluriformiteit. Het is onnodig om extreme partijen te weren. Ook zonder kiesdrempel kwam de CD niet in het parlement. Kleine partijen zoals orthodox christelijk, en de SP zouden niet in het parlement vertegenwoordigd zijn. Proteststemmers zullen zich dan helemaal niet vertegenwoordigd voelen. Een verfrissende andere visie gaat dan verdwijnen.
•
•
000007
CV24
1
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede overwegingen of redenen zijn (bijvoorbeeld drie van de volgende): D66 kan een brugfunctie vervullen om de inhoudelijke tegenstellingen tussen VVD en PvdA te helpen overbruggen. PvdA vormt sámen met D66 een meerderheid tegenover VVD in progressieve kwesties, de VVD vormt sámen met D66 een meerderheid tegenover PvdA in kwesties als terugdringen financieringstekort e.d. De drie partijen hebben een onderlinge loyaliteit opgebouwd in de gedeelde regeringsperiode van Paars I zonder CDA. De drie partijen voelen verwantschap bij immateriële zaken (opvattingen over de inhoud van het overheidsbeleid). De drie partijen delen een gemeenschappelijke bereidheid om zonder de oude machtsfactor van het CDA te regeren (opvattingen over het politieke proces). De drie partijen delen een niet-confessionele identiteit (na een lange periode van een confessionele sleutelpositie in de regering bleek in de formatie een niet-confessionele coalitie wenselijk). VVD en PvdA zijn bang dat D66 in de oppositie kiezers van hen afsnoept. per overweging of reden
20 ■
1
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van een reden (één van de volgende): Er is sprake van een gedetailleerd regeerakkoord dat de standpunten van de coalitiepartijen de komende jaren dicteert: de regeringspartijen in het parlement worden geacht deze afspraken niet meer ter discussie te stellen, dat wil zeggen dat de macht tijdens de kabinetsformatie bij de (meerderheid van) de Tweede Kamer ligt en gedurende de zittingsperiode van het kabinet bij het kabinet. Door inschakeling van (slechts) enkele invloedrijke Kamerleden van de regeringsfracties zullen deze fracties zich nog meer gebonden voelen aan het kabinetsbeleid.
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 357
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 9
Antwoorden
21 ■ •
•
•
•
22 ■ • •
•
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeelden van een goede uitleg zijn: Het kabinet is verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging; door openbaarheid van bestuur kan hier inhoud aan worden gegeven. Door openbaarheid van alle informatie kunnen de burgers een optimale keuze maken bij volgende verkiezingen. Het kunnen volgen hoe het kabinet tot stand komt, verhoogt de legitimiteit, omdat beter bezien kan worden of bij de kabinetsvorming de verkiezingsuitslag gerespecteerd wordt. Het principe van de openbaarheid van bestuur is een kenmerk van de parlementaire democratie want hierdoor wordt controle op het bestuurlijk functioneren mogelijk. Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: de werkgeversorganisatie VNO/NCW Deze organisatie vertegenwoordigt de grote bedrijven en via contributie heeft deze organisatie ruime financiële middelen en een professioneel apparaat / beschikt over deskundigheid voorbeelden van hoe politici worden beïnvloed (één van de volgende): VNO/NCW is vertegenwoordigd in het georganiseerd overleg over arbeidsvoorwaarden: Stichting van de Arbeid en zit in de SER waar belangrijke politieke aanbevelingen worden geformuleerd Dankzij een professioneel apparaat kan de VNO/NCW heel goed lobbyen en goede (langdurige) relaties onderhouden met politici en ambtenaren Dankzij een professionele afdeling voorlichting heeft de organisatie goede ingang bij de massamedia aantal leden
1
1 1
Opmerking Vergelijkbare uitwerkingen voorMKB Nederland en de werknemersorganisatie FNV, CNV en MHP zijn ook goed. of:
• •
– Greenpeace – veel donateurs / de boodschap van Greenpeace heeft gezag; het is in het algemeen belang dat een organisatie opkomt voor milieubelangen / beschikt over deskundigheid – Voorbeelden van hoe politici beïnvloed worden: Greenpeace weet met spectaculaire acties de aandacht van de massamedia te krijgen Greenpeace heeft een internationale kleine professionele kern en zeer goed gemotiveerde vrijwilligers
1 1 1
of: • • •
000007
CV24
ANWB veel leden omdat lidmaatschap gekoppeld is aan wegenwacht / beschikt over deskundigheid voorbeeld van hoe de politici beïnvloed worden: Via publicaties in grote landelijke bladen wordt het standpunt van de ANWB bijvoorbeeld in zaken van het rekeningrijden verkondigd, de ANWB heeft voldoende geld om een professioneel lobbybureau in te schakelen om politici te beïnvloeden.
9
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 358
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 10
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 3 Criminaliteit en rechtsstaat
23 ■ • • •
• • • • • •
Maximumscore 3 – één van de volgende: agressie intimidatie drugsdelicten – Voorbeelden van juiste immateriële gevolgen zijn (twee van de volgende): morele verontwaardiging angstgevoelens gevaar voor eigenrichting normvervaging aantasting rechtsgevoel verlies van vertrouwen
1
per gevolg
24 ■
• •
25 ■
•
•
1
Maximumscore 3 met politiestatistieken toelichting: aan ernstige delicten zal de politie veel aandacht besteden; ze hebben dus een grote kans om opgelost en bekend te raken en in de politiestatistieken te worden opgenomen
1
2
Maximumscore 4 Verklaring voor tendentie 1: de sociale controle- of bindingstheorie, want maatschappelijke bindingen werken als remfactoren op criminele impulsen. Met het ouder worden, verkrijgen de meeste jongeren meer bindingen, zoals werk, opleiding, relatie, gezin Verklaring voor tendentie 2: de anomie- of gelegenheidstheorie: jongeren blijven zich crimineel gedragen als ze er niet in slagen om op reguliere wijze maatschappelijk succes te bereiken
2
2
Opmerking Ook moet als verklaring voor tendentie 2 goed worden gerekend: de etiketteringstheorie: jongeren krijgen het etiket crimineel opgedrukt en vertonen de neiging zich volgens dit etiket te blijven gedragen (self-fullfilling prophecy).
26 ■ • • •
• • • •
Maximumscore 3 drie van de volgende: afname normen- en waardenbesef afname sociale controle afnemende invloed van traditionele gezagsverhoudingen / maatschappelijk middenveld (school, gezin, kerk, zuilen, e.d.) als gevolg van individualisering afnemend gezag overheid sterk toegenomen welvaart, waardoor meer gelegenheid / meer uitgaan toegenomen alcohol- en drugsgebruik drop-outs van school per ontwikkeling
27 ■
• •
000007
CV24
1
Maximumscore 2 Meisjes plegen minder zichtbare soorten delicten De politie heeft een selectieve perceptie: verwacht dat meisjes minder delicten plegen, hetgeen zich vertaalt in een selectieve opsporing/verbalisering. Jongens gedragen zich volgens het verwachtingspatroon van de politie en zijn dus zichtbaarder aanwezig
10
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 359
myv001dfcrv.qxd
9-12-99
11:43
Pagina 11
Antwoorden
28 ■ • •
29 ■
• •
30 ■
• •
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: sociaal-democraten/socialisten Bij deze stroming is het onderscheidend perspectief in het criminaliteitsbeleid de maatschappelijke context van crimineel gedrag Maximumscore 3 CDA zal in beginsel positief tegenover „zero tolerance” staan toelichting: Doordat het CDA politiek bedrijft vanuit een ideologisch kader waarin waarden en normen belangrijk worden geacht, zal het CDA ook voor een naleving van normen zijn Maximumscore 3 sociale leertheorie of aangeleerd-gedrag-theorie toelichting: volgens deze theorie kun je regels aanleren of afleren. Als de puntjes op de i worden gezet, zal er een negatieve associatie bij overtreden van de regels aangeleerd worden
1 2
1
2
1
2
of: • •
31 ■
• •
32 ■ •
•
•
rationele-keuze-theorie toelichting: volgens deze theorie worden de kosten en baten van crimineel gedrag afgewogen, „zero tolerance” verhoogt de pakkans en dus de kosten Maximumscore 2 voor 12 – 18 jarigen Voor „12-minners” zal het moeilijker aan te tonen zijn dat zij schuld hebben: om toerekenbaar te zijn, moeten verdachten een onderscheid kunnen maken tussen wat wel of niet toelaatbaar/strafbaar is Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Overheidsoptreden moet ter rechtsbescherming van de burger gebaseerd zijn op een wet (legaliteitsbeginsel) teneinde willekeurig overheidsoptreden tegen te gaan De politie mag een aantal welomschreven opsporingsbevoegdheden pas uitvoeren, als een burger op heterdaad betrapt wordt of als er ernstige redelijke vermoedens bestaan ten opzichte van die burger ten aanzien van reeds gepleegde delicten Het OM mag niet ter voorkoming van misdrijven mensen in hechtenis laten nemen / mag in het algemeen geen opdracht geven tot uitlokking, tot infiltratie
1 2
1
1
2
1 1
Einde
000007
CV24
11
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 360
Maatschappijleer
■■■■
000013
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
20
00
Tijdvak 2
CV24
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 361
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten, die geen gehele getallen zijn, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
000013
CV24
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 362
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■ 1 ■
2 ■
000013
CV24
Deelscores
Opgave 1 Multiculturele samenleving Maximumscore 4 Antillianen: Omdat vanaf de jaren zeventig de werkgelegenheid op de Antillen afnam (push) kwam men naar Nederland om werk te zoeken / door het ontbreken van mogelijkheden zijn veel jongeren naar Nederland gekomen om hun studie af te maken (push), vanwege de lage studiekosten (pull) /in de jaren negentig zijn er jongeren uit de lagere sociaal-economische klassen gekomen in de verwachting hier werk te kunnen vinden (pull) Marokkanen: Vooral in de jaren zestig zijn Marokkanen naar Nederland gehaald door de werkgevers vanwege het gebrek aan arbeidskrachten (pull), of vanwege de slechte economische omstandigheden in Marokko (push) / in de jaren zeventig zijn in het kader van de gezinshereniging veel vrouwen en kinderen naar Nederland gekomen (pull) nadat in de jaren zestig de Marokkanen hierheen waren gehaald door de werkgevers vanwege tekort aan arbeidskrachten
2
2
per groep Indien de beschrijving goed is Indien de factor juist als push- of pullfactor is benoemd
1 1
Maximumscore 2 Aan Marokkaanse jongeren is in het kader van gezinshereniging toelating verleend of ze zijn de kinderen van toenmalige gastarbeiders die zich in Nederland gevestigd hebben Antilliaanse jongeren worden toegelaten omdat ze een Nederlands paspoort bezitten
1 1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 363
Antwoorden
3 ■
•
•
Deelscores
Maximumscore 2 Culturele integratie: „De dwang om te integreren en de eigen roots op te geven …. “ (wordt bedoeld dat men zich grotendeels zou moeten gedragen volgens de Nederlandse cultuur) Sociaal-economische integratie: Eén van de volgende citaten: „Deze groepen zijn laag opgeleid, verlaten de school vroeg en hebben een zwakke positie op de arbeidsmarkt” „Toch krijg ik steeds problemen op de arbeidsmarkt” Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Nee, ik vindt dat volgens de tekst Nederland geen open samenleving kan worden genoemd want in een open samenleving is het ook voor mensen uit de lagere milieus mogelijk een hogere positie te verwerven en is er dus sprake van sociale mobiliteit Bepalend voor deze sociale mobiliteit is een met een diploma afgeronde opleiding en dat is nu juist het probleem voor veel van de allochtone jongeren
4 ■
Maximumscore 4 gering opleidingsniveau positieverwerving omdat men hier zelf, en/of met hulp van anderen, kan proberen verandering in aan te brengen discriminatie bij sollicitaties positietoewijzing omdat de samenleving de veroorzaker hiervan is en de jongere niet de mogelijkheid heeft dat te veranderen
5 ■
6 ■ •
• •
1
1 2
1 1 1 1
Maximumscore 2 voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Het stimuleren/ belonen van bedrijven bij het in dienst nemen van jongeren uit etnische minderheden. De overheid zou zelf meer jongeren uit de etnische minderheden in dienst kunnen nemen. De overheid zou meer tijd en geld kunnen besteden aan het om- en bijscholen van deze jongeren om ze een grotere kans op de arbeidsmarkt te geven. per maatregel
1
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste verklaring is: Men ging ervan uit dat de gastarbeiders uit Turkije en Marokko zouden terugkeren naar hun land van herkomst. Er was daarom toen nog geen sprake van gezinshereniging of -vorming, en er waren daarom nog geen islamitische kinderen. Er was toen ook nog geen sprake van een grote toestroom van islamitische asielzoekers.
7 ■
8 ■ •
•
000013
1
CV24
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Omdat kinderen op dezelfde school zitten raken ze via vriendschappen en kennissenkring (op grond van eigen ervaring) bekend met elkaars culturen (gewoonten, waarden en normen) Er ontstaan op deze manier niet zo snel vooroordelen omdat er genoeg feiten en ervaringen bij de hand zijn die laten zien dat mensen toch anders zijn dan sommige stereotyperingen ons zouden willen laten geloven
4
1
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 364
Antwoorden
9 ■
10 ■
Deelscores
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: Een van de gevolgen van discriminatie is dat het er tevens voor zorgt dat het beeld dat sommige mensen van allochtonen hebben weer bevestigd wordt. Daardoor blijven voor die mensen de redenen bestaan om te discrimineren. Als allochtonen bijvoorbeeld moeilijk werk kunnen vinden en dus vaker/ langer werkloos zijn, bevestigt deze werkloosheid weer het beeld van de „luie allochtoon”. Maximumscore 4 voorbeelden van juiste antwoorden zijn: Ik ben voor onderwijs op islamitische grondslag argument ’voor’: doordat kinderen opgevangen worden door leerkrachten van hun eigen cultuur en religie zullen zij zich beter begrepen voelen, de taal beter kunnen leren en zich beter kunnen ontwikkelen
0
2
Mijn afweging is: Ik vind het argument ’voor’ belangrijker omdat ik denk dat als deze kinderen zich beter ontwikkelen en zich beter kunnen redden in het onderwijs, hun kansen op sociaaleconomische integratie zullen toenemen. Onze samenleving zal meer gaan lijken op een multiculturele samenleving waarin verschillende etnische groepen gelijke kansen hebben op sociaal-economische en culturele posities en waarin ze hun eigen culturele identiteit niet hoeven op te geven. voor de afweging per correct in de afweging gebruikt samenlevingsmodel
1 1
of: Ik ben tegen onderwijs op islamitische grondslag argument ’tegen’: doordat deze kinderen te weinig met de Nederlandse cultuur in aanraking komen, zullen zij zich moeilijker kunnen aanpassen en meer kans lopen geïsoleerd te raken en het slachtoffer te worden van discriminatie
0
2
Mijn afweging is: Ik vind het argument ’tegen’ belangrijker omdat het voor allochtonen des te belangrijker is hun achterstand in kennis en ervaring met de dominante westerse cultuur in te halen. Mijn voorkeur gaat uit van het samenlevingsmodel van de ’meltingpot’/ assimilatiemodel; de ontwikkeling van een samenleving waarin verschillende etnische groepen zijn samengesmolten / assimilatiemodel, de ontwikkeling van een samenleving waarop zowel de autochtone als de allochtone inwoners zich oriënteren. voor de afweging per correct in de afweging gebruikt samenlevingsmodel
000013
CV24
5
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 365
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 2 Politieke besluitvorming Maximumscore 2 Tweede Kamer: steun van de uitslag van de verkiezingen; die bepaalt de zetelverdeling in de Kamer
11 ■
•
• •
Kabinet: één van de volgende: de deskundigheid en specialistische kennis van ambtenaren; zij hebben veel invloed bij de beleidsvoorbereiding het regeerakkoord; geeft de regering een sleutelpositie ten opzichte van het parlement. de meerderheid van de regeringspartijen in de Tweede Kamer; die meerderheid bepaalt het regeerakkoord en in grote lijnen het te voeren beleid. per bron van de regering met toelichting
12 ■
13 ■
14 ■
15 ■
1
Maximumscore 2 De kern van een juist verschil is: Bij gezag wordt de uitoefening van macht als juist geaccepteerd, bij macht hoeft dit niet het geval te zijn. Maximumscore 4 Een voorbeeld van een juist antwoord is: In de opmerking van Righart is de elite-theorie te herkennen toelichting: als ondernemers de politieke macht overnemen vormen zij een sociaaleconomische elite die ook op politiek terrein een sleutelpositie gaat innemen In de opmerking van Van Kemenade is de pluralisme-theorie te herkennen toelichting: in plaats van de belangrijkste te zijn, wordt de overheid slechts een van de deelnemers aan het politieke spel
17 ■
000013
CV24
1 1 1 1
Maximumscore 3 voorbeeld van een juist antwoord is: Als er een coalitiekabinet is; toelichting: omdat het voor de ene coalitiepartij aantrekkelijk kan zijn zaken boven tafel te krijgen die de andere coalitiepartij(en) onwelgevallig zijn / als er één partij aan de macht is, zal er niet zo snel een parlementaire enquête gehouden worden, omdat het voor die partij onvoordelig is de vuile was buiten te hangen / omdat die partij door een meerderheid het parlementair onderzoek kan tegenhouden. Maximumscore 3 In de fase van omzetting of conversie toelichting: het parlement probeert met behulp van de parlementaire enquête het uit te voeren beleid van het kabinet te veranderen ook goed: In de fase van de terugkoppeling toelichting: onder druk van groepen uit de samenleving vindt een parlementaire enquête plaats over het gevoerde beleid
16 ■
1
Maximumscore 2 aan de controlerende taak; toelichting: de Rekenkamer onderzoekt de uitgaven waardoor achteraf kan worden vastgesteld of een bepaald beleid succesvol was / of de uitgaven aan de beoogde zaken zijn uitgegeven aan de wetgevende taak; toelichting: uit de rapporten van de Rekenkamer kunnen lessen worden getrokken die van belang kunnen zijn bij toekomstig beleid
1 2 1 2
1 1
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: De representativiteit van het parlement wordt groter doordat de burgers tijdens de hoorzitting hun mening duidelijk maken aan het parlement. De parlementariërs raken zo beter geïnformeerd over wat er in de samenleving leeft.
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 366
Antwoorden
18 ■ •
•
19 ■ • •
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende antwoorden): In de VS kan de regering niet worden weggestuurd door het parlement. Daarom kan het voor het parlement van belang zijn door middel van hoorzittingen (en de media) druk uit te oefenen op de publieke opinie en daarmee op de regering. De ministers zijn in eerste instantie verantwoording schuldig aan de president en niet aan het parlement. Door middel van hoorzittingen (en het bijbehorende media-attentie) kan het parlement proberen zaken boven water te krijgen. Maximumscore 2 één van de volgende: onwetendheid en onbekendheid denken dat politiek nutteloos is
1
Een voorbeeld van een juiste toelichting is: Doordat de mensen via de media meer horen over de gang van allerlei zaken zullen de onwetendheid en onbekendheid af kunnen nemen. Dit zou kunnen leiden tot een grotere interesse / meer het idee geven dat politiek nuttig is.
20 ■ •
•
21 ■
•
•
■■■■ 22 ■
23 ■
000013
CV24
Maximumscore 3 D66 Voorbeelden van juiste toelichtingen zijn (één van de volgende): is voorstander van bestuurlijke vernieuwingen zoals verkiezing van burgemeester en minister-president. probeert haalbare oplossingen te zoeken voor politieke problemen (pragmatisme). Maximumscore 3 De auteurs pleiten voor meer dualisme Dit blijkt uit: één van de volgende illustraties: alinea 2: Zij vinden het parlement machteloos / niet bij machte het kabinet goed partij te bieden. alinea 6: de Tweede Kamer moet proberen deskundigheid buiten het parlement aan te boren om zodoende het kabinet beter tegenspel te kunnen geven.
1
1 2
1 2
Opgave 3 Criminaliteit en rechtsstaat Maximumscore 2 Uit figuur 1 blijkt dat in het meest recente leefsituatie-onderzoek dat ruim 40% van de burgers criminaliteit spontaan noemt als probleem in hun leefsituatie, dus een sociaal probleem vormt Ook blijkt dat het een politiek probleem is want tijdens twee kiezersonderzoekingen wordt criminaliteit als probleem genoemd en dat betekent dat de kiezer wil dat de politiek zich ermee bemoeit en beleid gaat maken Maximumscore 2 Het percentage zal dan waarschijnlijk hoger zijn dan 40% verklaring: In tabel 1 is te zien dat het aantal geweldsmisdrijven in de steden hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Dat kan betekenen dat mensen in de grote steden vaker met criminaliteit geconfronteerd worden, persoonlijk of via de lokale massamedia ervan horen, en het vaker een probleem vinden in hun eigen omgeving dan in andere gebieden.
7
1
1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 367
Antwoorden
24 ■ •
•
•
25 ■ • •
•
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste kanttekeningen zijn (één van de volgende): De gegevens zijn gebaseerd op politiestatistieken. In deze statistieken komt ook een selectief opsporingsbeleid tot uitdrukking. Het kan zijn dat de Amsterdamse politie in die periode juist meer aandacht aan geweldsdelicten is gaan besteden en het dus veiliger is geworden. De aangiftebereidheid kan gestegen zijn of het politieapparaat is veel efficiënter geworden en heeft veel strafbare feiten opgespoord. Maximumscore 2 twee van de volgende: vervagend normbesef vanwege minder sociale controle In de laatste decennia is door ontzuiling/ontkerkelijking/individualisering de betekenis van kerk, familie e.d. steeds verder weggevallen (en dit deed zich het sterkst voor in grote steden). In de grote steden is een concentratie van risicogroepen ontstaan / wonen grote groepen kansarme jongeren. per factor Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste uitleg is: In de massamedia wordt geweldscriminaliteit breed uitgemeten en in een gedeelte van de pers en/of bij sommige omroepen/zenders voorzien van breedvoerige achtergrondverhalen. Hierdoor kan het publiek de indruk krijgen dat dit soort criminaliteit heel veel voorkomt en gaat men zich een mening vormen op basis van relatief weinig voorkomende gevallen.
26 ■
27 ■ • •
•
28 ■ •
•
29 ■ • • •
• • • •
• • •
000013
1
CV24
Maximumscore 2 Eén van de volgende redenen voor slachtofferonderzoek: Bij sommige delicten zijn er geen (direct aanwijsbare) slachtoffers. Er kan een emotionele drempel bestaan om gegevens te vermelden. Een reden voor self-report onderzoek is: Geeft in principe (mits de steekproef voldoende groot) het meest volledige beeld omdat ook niet-aangegeven of onopgehelderde delicten gemeld worden. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Als het aantal jongeren dat delicten pleegt toeneemt, zou de overheid kunnen overwegen om meer aandacht te besteden aan een preventief beleid / over te gaan op snelle berechting Als het dezelfde groep is die steeds in herhaling valt bij het plegen van misdrijven dan zou de overheid eerder kunnen overwegen repressiever op te treden / speciaal-preventief beleid te voeren door meer begeleiding aan deze probleemjongeren te geven
1
1
Maximumscore 3 Juiste voorbeelden van maatschappelijke factoren (één van de volgende): hoge werkloosheid en geen vooruitzicht op werk slechte woonomgeving veel kansarme jongeren/ drop- outs geconcentreerd in bepaalde wijken van grote steden Juiste voorbeelden van strafrechterlijke factoren (één van de volgende): pakkans de hoogte van de straffen de aard van de straffen het beleid van het OM Juiste voorbeelden van politieke factoren (één van de volgende): strengheid van de gemaakte wetten (maximumstraffen) de hoeveelheid wetten welke partijen in het kabinet zitten / politieke samenstelling van het kabinet
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 368
Antwoorden
30 ■ • • •
• • • • •
• • •
31 ■ • • • • •
Deelscores
Maximumscore 3 Juiste maatregelen voor het preventiescenario (één van de volgende): voorlichting en subsidie tegen woninginbraken begeleiding van risicogroepen wijkpreventieprojecten Juiste maatregelen voor het politiescenario (één van de volgende): uitbreiding van politiepersoneel meer rechercheurs meer menskracht bij het OM beter materieel en toerusting van politie uitbreiding bevoegdheden van politie Juiste maatregelen voor het sanctiescenario (één van de volgende): strengere straffen mogelijk maken meer cellen lik-op-stuk-beleid
•
•
33 ■
• • • • • • • •
•
1
1
Maximumscore 2 voorbeelden van juiste organisaties zijn (twee van de volgende): de reclassering organisaties van slachtoffers bureaus Slachtofferhulp schadefonds geweldsmisdrijven Blijf-van-mijn-lijf-huizen per organisatie
32 ■
1
1
Maximumscore 4 voorbeelden van juiste antwoorden zijn: PvdA zou kiezen voor het preventiescenario omdat zij ervan uitgaat dat de maatschappelijke context bij het criminaliteitsvraagstuk een belangrijke rol speelt / (potentiële) daders moeten een alternatief hebben om in de maatschappij te kunnen participeren. Gelijkwaardigheid ligt hieraan ten grondslag VVD zou kiezen voor het sanctiescenario/politiescenario omdat een van de kerntaken van de overheid is om de door de democratie gekozen rechtsregels te handhaven en overtreders daarvan duidelijk te straffen Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goed antwoord is: – voor het preventiescenario – waarom: in het socialistische gedachtegoed staan maatschappelijke factoren als oorzaken van criminaliteit centraal twee van de volgende accenten: legalisering verbouw, handel en gebruik van softdrugs snelle berechting bij veel voorkomende criminaliteit (lik-op-stuk) verruiming alternatieve straffen actieve bestrijding vandalisme en racisme organisatoren van evenementen laten meebetalen aan politie-inzet strafwet ook toepassen op overheden en instellingen die overheidstaken uitvoeren verbetering positie van de sociale advocatuur alle opsporingsmethoden dienen een wettelijk kader te hebben zodat de rechter ze daaraan kan toetsen onderzoek naar nut en noodzaak van de Binnenlandse Veiligheid Dienst per juist accent
1
1 1 1
1 1
1
Einde
000013
CV24
9
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 369
Maatschappijleer
■■■■
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
19
99
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk 27 mei de scores van de alfabetisch eerste twintig kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar het Cito zenden.
900006
CV25
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 370
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord;
900006
CV25
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 371
3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 100 scorepunten worden behaald. Het aantal scorepunten is de som van: a. 10 scorepunten vooraf; b. het aantal voor de beantwoording toegekende scorepunten; c. de extra scorepunten die zijn toegekend op grond van een beslissing van de CEVO. 6 Het cijfer van het centraal examen wordt verkregen door het aantal scorepunten te delen door het getal 10.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Multiculturele samenleving
1 ■ •
•
• •
•
•
•
•
2 ■ •
•
900006
Deelscores
CV25
Maximumscore 2 Voorbeelden van groepen, waarbij wel sprake was van een weloverwogen, individuele keuze zijn (één van de volgende): arbeidsmigranten uit geïndustrialiseerde Europese landen (Duitsland, België en Engeland): een bewuste keuze uit economische motieven. arbeidsmigranten uit mediterrane landen: velen kozen welbewust voor een beter bestaan, daarbij uitgenodigd door een actieve werving vanuit het gastland. Surinamers: in de jaren vijftig en zestig voor studie en vanaf 1970 economische motieven. Indische Nederlanders: na de onafhankelijkheid stond men voor een echte keuze: sommigen kozen voor een onzekere toekomst in Indonesië, anderen emigreerden. Voorbeelden van immigratie, waarbij velen vonden dat ze geen keuze hadden (één van de volgende): Molukkers: Molukse mannen, in dienst van het KNIL, werden door de Indonesiërs gezien als collaborateurs. Door de Nederlandse overheid werd voor een „tijdelijke” oplossing gekozen. Asielzoekers en vluchtelingen (ook uit Suriname na de staatsgreep in 1980): de situatie in een land kan zo levensbedreigend zijn, dat men moeilijk kan spreken van een vrije keuze. Arbeidsmigranten: een deel voelde zich min of meer gedwongen te migreren door de moeilijke economische situatie, sociale druk. Indische Nederlanders: na de onafhankelijkheid vreesden sommigen een onzekere toekomst in Indonesië en voelden zich gedwongen te emigreren. per voorbeeld met toelichting
1
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een goede uitleg is: Artikel 1 van de grondwet stelt dat allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld Het recht op gelijke behandeling impliceert de verantwoordelijkheid of plicht dat iedereen zich ook aan die gelijke behandeling moet houden bijvoorbeeld de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw / leerplicht voor meisjes moet aanvaarden
1
3
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 372
Antwoorden
3 ■
• • •
•
•
•
4 ■ • • •
5 ■ • •
Deelscores
Maximumscore 4 voor de omschrijving van de multiculturele samenleving voor de beschrijving van het integratieproces volgens dit model voor de argumentatie van de conclusie
2 1 1
Een voorbeeld van een goed antwoord is: In het multiculturele samenlevingsmodel wordt ernaar gestreefd dat verschillende etnische groepen gelijke kansen hebben op sociale, economische en politieke posities zonder dat ze daarvoor hun eigen culturele identiteit hoeven op te geven Dit samenlevingsmodel veronderstelt een geleidelijk integratie/emancipatieproces waarbij de dominante cultuur de etnische subculturen respecteert en de migrant vanuit zijn gerespecteerde etnische identiteit integreert doordat hij/zij gebruik maakt van gelijke kansen op sociaal-economische en politieke posities (vergelijkbaar met christendemocratisch ideaal van integratie via emancipatie in eigen kring) In de uitspraak van Beerenhout wordt dit proces veronachtzaamd, de migrant wordt voor de dwingende keuze gesteld te veranderen óf de eigen cultuur te behouden. (een derde manier, integratie met behoud van eigen culturele identiteit wordt onmogelijk geacht)
2
1
1
Maximumscore 2 Twee van de volgende: erkende vluchtelingen vrouwen die in verband met gezinshereniging naar Nederland komen huwelijkspartners die in verband met gezinsvorming naar Nederland komen per categorie
1
Maximumscore 4 In een goed antwoord komen voor: de betekenisverlenende functie met een uitwerking de gedragsregulerende functie met een uitwerking
2 2
Een voorbeeld van een goed antwoord is: Hierdoor zouden nieuwkomers de betekenis van Nederlandse gebruiken en verschijnselen kunnen leren: bijvoorbeeld de begrafenisgewoonten, geboortekaartjes e.d. Kennismaken met de Nederlandse cultuur is ook kennisnemen van een gedragsregulerend kader: welk gedragspatroon wordt door Nederlanders verwacht in welke situatie (bijvoorbeeld na een verhuizing als nieuwe buurtbewoner)?
6 ■
•
•
7 ■
• •
900006
CV25
Maximumscore 2 Bij de monoculturele benadering past het segregatiemodel het best: gescheiden scholen, onderwijs binnen eigen cultuur Bij de interculturele benadering past het model van de melting pot het best: culturele versmelting door wederzijds overnemen van elementen van verschillende culturen Maximumscore 2 Niamut is te beschouwen als een (cultureel) universalist; voorstanders van het universalisme gaan uit van bepaalde algemene waarden die voor iedereen gelden. Ook Niamut spreekt van gemeenschappelijke normen en waarden
4
1 1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 373
Antwoorden
8 ■
• • • •
•
• •
•
•
9 ■ •
•
10 ■ • • •
• •
• •
900006
CV25
Deelscores
Maximumscore 3 het standpunt inhoudelijk voor het eerste criterium voor het tweede criterium voor een consistente toepassing in het voorbeeld
0 1 1 1
Als criteria/uitgangspunten die een rol spelen kunnen bijvoorbeeld genoemd worden: de vraag of bepaalde waarden algemene universele geldigheid hebben (het grondrecht van zelfbeschikking). aanpassing om te kunnen functioneren in de Nederlandse samenleving. het recht op het behoud van de eigen cultuur. Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Ik vind dat islamitische meisjes van school gehaald mogen worden door hun ouders, maar niet dat ouders een meisje mogen uithuwelijken. Voor mij ligt de grens van tolerantie in de waarde van de gelijkwaardigheid van de betrokkenen die bij uithuwelijking niet gerespecteerd wordt (eerste criterium) of waar de beginselen van de rechtsstaat (geen eigenrichting) met voeten worden getreden (tweede criterium). Ik vind dat de leerplichtwet juist voor meisjes met een islamitische achtergrond streng moet worden nageleefd, de vrijheid van beleving van eigen culturele identiteit dient op een vergelijkbare wijze benaderd te worden als bij orthodox-protestantse kerken die bij veel wettelijke bepalingen een beroep mogen doen op een uitzondering van gewetensbezwaarden. De grens van tolerantie ligt bij mij bij de eerbiediging van grondrechten zoals verwoord in de universele verklaring van de rechten van de mens, ieder heeft recht op leven, vrijheid (eerste criterium). Voorzover die rechten niet aangetast worden zal een migrant zich moeten integreren in de samenleving waarvoor hij gekozen heeft en onderdelen van zijn eigen culturele identiteit moeten opgeven (tweede criterium). Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden (één van de volgende): Vele allochtonen bevinden zich in een lage sociaal-economische positie / laag op de maatschappelijke ladder vanwege een slechte positie op de arbeidsmarkt en de woningmarkt, een relatief slechte inkomenspositie en relatief weinig opleiding / er is sprake van een vicieuze cirkel. Er blijken sterke verbanden te bestaan tussen de maatschappelijke positie van mensen en uiteenlopende zaken als cultuurdeelname, politieke participatie, schoolprestaties enz. De kansen op hoger onderwijs, en daarmee op sociale mobiliteit (dat wil zeggen de kans om te stijgen op de maatschappelijke ladder) blijken kleiner te zijn voor jongeren met ouders uit lagere maatschappelijke posities. Maximumscore 2 Eén van de volgende goede oorzaken wat betreft positietoewijzing: discriminatie op de arbeidsmarkt/woningmarkt vanwege vooroordelen onderwijs houdt onvoldoende rekening met de culturele achtergrond organisaties van autochtonen staan minder open voor etnische minderheden Eén van de volgende goede oorzaken wat betreft positieverwerving: houding van allochtonen ten aanzien van het Nederlandse onderwijs (meer positieve inzet) negatieve opvattingen over werkende allochtone vrouwen / grote omvang van gezinnen, waardoor minder gelegenheid tot werken buitenshuis van vrouwen de mate waarin allochtonen willen gaan participeren in organisaties van autochtonen de mate waarin de eigen allochtone organisaties ontwikkeld zijn
5
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 374
Antwoorden
11 ■ •
•
12 ■ •
•
• •
•
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Door het aan het woord laten van „geslaagde migranten” (het boek kan een bijdrage leveren aan een positievere beeldvorming over allochtonen). De geïnterviewden, die zich verdraagzaam opstellen en een wederkerig proces van rechten en verantwoordelijkheden benadrukken, kunnen een deel van de ’angst voor het onbekende’ bij autochtone lezers wegnemen. Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): individuele vrijheid en verantwoordelijkheid; het zijn volwassen mensen die weloverwogen hun beslissingen hebben genomen (tekst 2) / verbod op abortus als één van de normen waarover niet te marchanderen valt (inleiding vraag 8). belang van particulier initiatief / vrije markteconomie; de geïnterviewden zijn geslaagde immigranten, onder meer de heer Kabaktepe, die mede als ondernemer wordt aangeduid (inleiding opgave en inleiding tekst 8) / het primair stellen van de sociaal-economische factor bij de integratie (inleiding vraag 9). politieke grondrechten; rechten én verantwoordelijkheden (tekst 1). scheiding kerk-staat; het recht om islamitische scholen op te richten (inleiding op tekst 5 en tekst 5). rol overheid bij het onderwijs; invloed van niet in Nederland opgeleide Imams (inleiding op tekst 5). per uitgangspunt én verwijzing naar uitspraak
■■■■
1
Opgave 2 Criminaliteit en Rechtsstaat
13 ■ •
•
•
•
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): voor burgers/bedrijven/winkeliers geldt het materieel gevolg van doorberekening politiekosten in belastingen / schade aan bedrijven/winkels en het immaterieel gevolg van bedreiging van de rechtsorde / gevoelens van onveiligheid. voor voetballiefhebbers geldt het materieel gevolg dat de toegangskaart duurder wordt door invoering clubcard / fouilleren en het immaterieel gevolg van de bedreiging betrokken te raken bij gewelddadigheden / voetbalsport wordt geassocieerd met vandalisme. voor voetbalclubs geldt als materieel gevolg het treffen van ordemaatregelen / bouwkundige aanpassingen van stadions en als immaterieel gevolg dat het imago van de club verslechtert / de voortgang van de competitie gevaar loopt. voor de gemeente/regio waar de club gevestigd is, geldt het materieel gevolg dat de politieinzet gefinancierd moet worden en als immaterieel gevolg dat de naam van de stad negatief geassocieerd wordt met vandalen / de gemeente onmachtig is dit probleem op te lossen. per actor met een aannemelijke beschrijving van zowel een materieel als een immaterieel gevolg
14 ■ •
•
•
•
Maximumscore 3 Drie van de volgende: De poortwachters, (in dit geval vooral) de media / de politieke partijen, zijn bereid het probleem op de agenda te zetten. Het probleem komt steeds vaker voor en roept door het gewelddadige karakter nogal wat emoties op. De situatie wordt als veranderbaar beschouwd / de politiek kan een oplossing voor het probleem bieden. Er moet ruimte zijn op de politieke agenda. per factor
900006
CV25
1
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 375
Antwoorden
15 ■ • •
•
• •
• •
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Eén van de volgende instanties bij de wetgevende macht: Tweede Kamer: plaatst voetbalcriminaliteit op de politieke agenda en stelt de wetten vast Minister Sorgdrager: bereidt wetsvoorstellen voor Eén van de volgende instanties bij de uitvoerende macht: Minister Sorgdrager / Minister van Justitie: geeft opdracht aan het Openbaar Ministerie / is politiek verantwoordelijk voor het Openbaar Ministerie Voetbalofficier / Procureurs Generaal: doen opsporen, vervolgen en uitvoeren van straffen korpsbeheerder / burgemeester; geeft leiding aan de politie Eén van de volgende instanties bij de rechterlijke macht: rechters: vellen vonnissen, bepalen strafmaat Procureurs Generaal: vervolgen van strafbare feiten per onderdeel met een juiste instantie én taak Indien politie: spoort strafbare feiten op / handhaaft openbare orde
16 ■ •
•
•
•
17 ■ • • • •
18 ■ •
• •
900006
CV25
Maximumscore 2 Eén van de volgende politieke uitgangspunten van de VVD: De liberalen zijn overtuigd van het belang van rechtsregels ter waarborging van individuele vrijheidsrechten, waarbij de overheid moet toezien op de naleving. Het toezien op naleving van de wetten is een kerntaak van de staat. Eén van de volgende politieke uitgangspunten van het CDA: De christendemocraten benadrukken het belang van waarden en normen / een verantwoordelijke samenleving waarbij mensen respect opbrengen voor elkaar. (Bij voetbalvandalisme worden die waarden en normen geweld aangedaan.) De overheid vervult bij het opsporen, vervolgen en bestraffen van strafbare feiten rond voetbalcriminaliteit een taak die niet door andere maatschappelijke instellingen vervuld kan worden (het afdwingen van gedrag door het gezaghebbend opleggen van straffen).
2 0
1
1
Maximumscore 2 Twee van de volgende: door het opleggen van een alternatieve straf door het overeenkomen van een transactie met de Officier van Justitie door voorwaardelijke gevangenisstraffen door geldboetes voor first offenders per verklaring
1
Maximumscore 3 In een goede uitleg komen de volgende kernen voor: Voetbalcriminaliteit is hoog op de politieke agenda gekomen; dit heeft tot gevolg dat aan de opsporing en vervolging prioriteit gegeven wordt / de politiebevoegdheden uitgebreid worden / dat de politie zich sterker inzet en dus er meer overtreders gearresteerd, (voorgeleid en berecht) worden en in de politiestatistieken zullen verschijnen
1 1 1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 376
Antwoorden
19 ■ •
•
20 ■ • • •
21 ■ •
•
•
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden: Ik ben voorstander van infiltratie door de politie. De voetbalcriminelen brengen zowel in materieel als in immaterieel opzicht zoveel schade aan de samenleving toe dat het gerechtvaardigd is dat de politie in hun kringen infiltreert. Natuurlijk moet worden geprobeerd de rechten van iedereen te eerbiedigen, maar in dit geval wegen de rechten van deze kleine groep niet op tegen de belangen van de samenleving. Ik ben tegenstander van infiltratie door de politie. Door de voetbalcriminelen wordt veel schade aan de samenleving toegebracht en tegen hen moet ook worden opgetreden. Alleen in hele zware gevallen mogen de rechten van de burgers geschonden worden (bijvoorbeeld telefoon afluisteren, brieven onderscheppen en openen). De handhaving van de rechten van de burgers is belangrijker dan het opsporen van voetbalcriminelen. Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De overheid dient de rechtsorde te beschermen. De overheid dient de openbare orde te handhaven. Het plegen van een geweldsmisdrijf is in strijd met de strafwet. Maximumscore 3 Drie van de volgende: werkloosheid onder jongeren (die aangewezen zijn op laaggeschoolde arbeid), toelichting: Daardoor vervelen die werkloze jongeren zich en zoeken zij een manier om status te verwerven en iets om handen te hebben. toegenomen alcohol- en druggebruik, toelichting: Het toegenomen gebruik van alcohol en drugs heeft tot gevolg dat remmingen wegvallen en mensen zich sneller gewelddadig gedragen. individualisering, toelichting: De mensen gaan steeds meer hun eigen weg, zonder zich de wet te laten voorschrijven door allerlei instellingen. Men wordt dus ook minder snel gecorrigeerd. afnemende sociale cohesie/ontzuiling, toelichting: Mensen voelen zich veel minder sterk met elkaar verbonden waardoor hun gedrag dan ook gemakkelijker kan ontsporen. verzwakte informele sociale controle, toelichting: De mensen letten veel minder op elkaar en corrigeren elkaar niet meer zoals vroeger. Bij het zien van plegen van geweld kijken veel mensen de andere kant op. grotere beschikbaarheid massacommunicatiemiddelen, toelichting: Voetbalsupporters laten zich inspireren door gewelddadig gedrag zoals getoond op televisie. per ontwikkeling met toelichting
22 ■ •
•
• • • •
900006
CV25
1
Maximumscore 6 Voorbeeld van een goed antwoord met een theorie die niet uitgaat van maatschappelijke ongelijkheid is: De biologische theorie (waarin criminaliteit in verband wordt gebracht met genetische eigenschappen) toelichting: bij één procent betreft het mensen die van nature gewelddadig zijn / die gewoon een kortsluiting in hun hoofd hebben (Nutters) Voorbeelden van goede antwoorden met theorieën die wel uitgaan van maatschappelijke ongelijkheid zijn: De aangeleerd-gedrag-theorie / de milieutheorie toelichting: in arbeidersmilieus leert men dat goed vechten een pré is De bindingstheorie / de anomietheorie / de gelegenheidstheorie toelichting: heersende normsystemen werken remmend op criminele impulsen, het gaat bij voetbalcriminelen vaak om jongens die lager opgeleid / hun school niet hebben afgemaakt / die zich moeilijk kunnen aanpassen aan het heersende normsysteem / geen gelegenheid hebben om op reguliere wijze doelen te bereiken
8
1 1
1 1 1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 377
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 3 Politieke besluitvorming
23 ■ •
•
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden: Volgens het systeemmodel verkeert de besluitvorming van de politieke leiders in de conversie- of de omzettingsfase De politieke leiders hebben verschillende wensen op de politieke agenda geplaatst (agendafase), politieke tegenstellingen, zoals de grotere nadruk op werkgelegenheid van Frankrijk, de eis van Duitsland dat een werkgelegenheidsprogramma niet meer mag kosten, Britse verlangens over de aanpak van werkgelegenheid, zijn overbrugd (compromissen zijn gesloten), en tenslotte zijn er beslissingen genomen (beleidsbepaling)
1
1
of:
•
•
24 ■ • • •
• • •
• • •
25 ■ •
•
•
Volgens het barrièremodel zijn de volgende barrières genomen: (barrière 2); vergelijken of afwegen van wensen en behoeften; de Europese leiders hebben, naast de kwestie van de begrotingsdiscipline, ook verschillende andere eisen, zoals die van Frankrijk (werkgelegenheid), die van Duitsland (werkgelegenheidsaanpak mag geen geld kosten) en die van Engeland (bepaalde werkgelegenheidsaanpak) met elkaar vergeleken en ook op de politieke agenda gezet (barrière 3); beslissen over problemen; er is een beslissing over deze onderwerpen genomen door een resolutie aan te nemen waarin de diverse standpunten gecombineerd zijn in een compromis
CV25
1
Maximumscore 3 In een goed antwoord komen de volgende kenmerken van een staat voor: een vaste groep mensen die op een bepaald grondgebied leven en geregeerd worden door een soevereine macht
1 1 1
Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Nee, weliswaar is er sprake van een vaste groep burgers (van de lidstaten) op een welomschreven grondgebied maar deze worden niet geregeerd door een soevereine macht: de bevoegdheden van de instellingen van de EU gaan niet verder dan dat ze overgedragen zijn door de lidstaten
1 1 1
Ja, er is sprake van een staat in wording, er is een vaste groep burgers (van de lidstaten) op een welomschreven grondgebied en er is een begin gemaakt met overdracht van bevoegdheden/soevereiniteit door de lidstaten (monetaire unie)
1 1
Indien alleen „nee” of „ja” is geantwoord
0
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): het legaliteitsbeginsel/„rule of law”, toelichting: de openbare ordehandhaving wordt ten onrechte gelegitimeerd door artikel 140 de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, toelichting: arrestanten maken een goede kans bij een kort geding in een democratie zijn politieke grondrechten gewaarborgd, toelichting: de gemeente houdt te weinig rekening met vrijheidsrechten en mensenrechten per kenmerk en een passende toelichting
900006
1
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 378
Antwoorden
26 ■
•
•
27 ■
•
•
28 ■ • • •
Maximumscore 2 Belangenorganisaties zullen door hun professionele organisatie en continuïteit goed kunnen lobbyen bij de EU Actiegroepen hebben door een losse, tijdelijke, minder professionele organisatievorm weinig kansen op succes om invloed uit te oefenen op de ’verre’/bureaucratische Europese instellingen
• •
•
31 ■ •
• •
•
•
•
•
1
Maximumscore 4 De taakstelling van de Europese Commissie is het beste te vergelijken met die van Nederlandse regering: wetsvoorstellen doen en verantwoordelijk zijn voor de uitvoering De taakstelling van de ministerraden is het beste te vergelijken met het Nederlandse parlement: besluitvorming over wetsvoorstellen
2 2
Maximumscore 2 Eén van de volgende: het recht van initiatief het recht van amendement instemmingsrecht voor alle zaken (het EP heeft geen instemmingsrecht voor alle zaken)
Maximumscore 3 VVD: versterking vrije markteconomie / kleine rol overheid / waarborg rechtsstaat CDA: gespreide verantwoordelijkheid, dat wil zeggen geen machtsconcentratie waar de verantwoordelijkheden op lager niveau gelegd kunnen worden PvdA: zal zo’n ontwikkeling slechts steunen wanneer ook binnen een sterkere EU de belangen van de sociaal zwakkeren voldoende beschermd worden
CV25
1 1 1
Maximumscore 3 Drie van de volgende: grotere onbekendheid met de politieke onderwerpen op Europees niveau, vanwege de schaalvergroting / De EU staat verder van de mensen af dan de Tweede Kamer gebrek aan politiek zelfvertrouwen (wat kan een stem van een burger van een klein landje) de inschatting van de beperkte competentie van het EP (het EP heeft voor deel slechts adviserende bevoegdheden) de niet altijd positieve beeldvorming (onterecht declareren van presentiegelden, riante pensioenverzekeringen) minder koppeling aan direct nut: (de perceptie van de gevolgen van politieke besluiten is voor de burger geringer) men is tevreden met de gang van zaken / men vindt het best dat Nederland opgaat in een groter verband bij deelname aan verkiezingen met geringe opkomst is er ook meer ’sociale controle’/afkeuring van directe omgeving („waar maak je je druk om”) per reden
900006
1
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Volgens de klassieke democratietheorie wordt de macht van gekozen vertegenwoordigingen gelegitimeerd door verkiezingen. Als gekozen politieke functionarissen van nationale staten macht afstaan aan EU-instellingen worden de beslissingen van die EU-instellingen niet meer of onvoldoende gelegitimeerd door directe verkiezingen.
29 ■
30 ■
Deelscores
1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 379
Antwoorden
32 ■ •
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede in de redenering gebruikte knelpunten zijn (twee van de volgende): Vanwege de verwevenheid van onze samenleving met de internationale politieke en economische verhoudingen worden de mogelijkheden voor het oplossen van grensoverschrijdende problemen beperkt. Een internationale aanpak van economische, ecologische, sociale en demografische vraagstukken is veel effectiever. Naarmate het Europees Parlement uitgroeit tot een echt parlement, zullen de burgers via verkiezingen meer invloed krijgen op een belangrijk machtscentrum dan in de huidige situatie, waarbij reeds veel macht is „weggelekt” / steeds meer zaken door de Europese Commissie en Raad van Ministers geregeld wordt, zonder dat daar een parlementaire controle tegenover staat. Een grotere centrale macht leidt tot een grotere centrale bureaucratie, bijgevolg een geringere invloed van de politiek op de ambtenarij. Afstaan van bevoegdheden aan supra-nationale instellingen leidt tot een toename van de afstand kiezers-gekozenen. per goed in de redenering gebruikt knelpunt Indien alleen een standpunt is gegeven
2 0
Einde
900006
CV25
11
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 380
Maatschappijleer
■■■■
900011
Correctievoorschrift VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
19
99
Tijdvak 2
CV25
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 381
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94- 427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord;
900011
CV25
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 382
3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 100 scorepunten worden behaald. Het aantal scorepunten is de som van: a. 10 scorepunten vooraf; b. het aantal voor de beantwoording toegekende scorepunten; c. de extra scorepunten die zijn toegekend op grond van een beslissing van de CEVO. 6 Het cijfer van het centraal examen wordt verkregen door het aantal scorepunten te delen door het getal 10.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 1 Criminaliteit en rechtsstaat
1 ■ • • • •
Maximumscore 2 Twee van de volgende: aantasting van het rechtsgevoel / verlies van vertrouwen in de rechtshandhaving gevoelens van onveiligheid / vrees om ’s avonds op sommige plaatsen de straat op te gaan verlies van vertrouwen in medemens en maatschappij de rechtsstaat wordt bedreigd: gevaar voor eigenrichting per gevolg
2 ■ •
•
• •
1
Maximumscore 3 Drie van de volgende: Niet duidelijk wordt, of de aangiftebereidheid in de loop der jaren toe- of afneemt (onder invloed van af- of toename van gevoeligheid voor geweldsvormen). Minder zichtbare vormen van straatgeweld (verbaal straatgeweld, intimidatie) komen minder gemakkelijk ter kennis van de politie. Selectief opsporingsbeleid (op vrijdagavond na cafésluitingstijd) beïnvloedt de cijfers. Cijfers moeten worden gekoppeld aan demografische gegevens als groei bevolking en leeftijdsopbouw. per reden
3 ■
• •
• •
900011
CV25
1
Maximumscore 4 De sociale leertheorie of aangeleerd-gedrag-theorie toelichting: bijvoorbeeld in gezin of de jeugdgroep worden inadequate reactiepatronen op standaardsituaties aangeleerd. (In ’reactie- en motivatie-opvoedingsprogramma’s’ moeten de jeugdigen geherprogrammeerd worden) De biologische-psychologische of socio - biologische theorieën toelichting: een gebrek aan sociaal-emotionele intelligentie zou dan aangeboren kunnen zijn
3
1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 383
Antwoorden
4 ■ • • • • •
•
Deelscores
Maximumscore 3 Drie van de volgende: sterk toegenomen welvaart meer vrije tijd toenemen van individualisering afnemen van het gezag van de overheid afnemen van de betekenis van maatschappelijke bindingen (gezin, school, kerk en dergelijke) afnemen van de (informele) sociale controle per ontwikkeling
5 ■ •
•
• •
Maximumscore 3 Goede antwoorden zijn (één van de volgende voorbeelden): Meer politie bevordert de pakkans en hiervan gaat een preventieve werking uit, aanbeveling: meer politie op straat tijdens sluitingsuren van cafés. Meer functioneel toezicht voorkomt ongewenst groepsgedrag, aanbeveling: de gemeente zal op grond hiervan convenanten met caféhouders moeten afsluiten over een actievere rol van kroegbazen. Anonimiteit bevordert straatgeweld, aanbeveling: camera’s in de binnenstad opstellen. Gebrek aan sociale controle bevordert straatgeweld, aanbeveling: aanpassing van de bebouwde omgeving ter bevordering van sociale veiligheid/zichtbaarheid. Maximumscore 3 De kern van een goed antwoord is: De criminaliteit die voorkomen wordt door een efficiënt preventief politieoptreden, komt per definitie niet in (ophelderings-)cijfers tot uitdrukking.
6 ■
7 ■ • • • • •
8 ■ •
•
9 ■
900011
1
CV25
Maximumscore 2 Twee van de volgende: de behoefte aan genoegdoening aan de slachtoffers/nabestaanden afschrikking naar anderen handhaving van de rechtsorde (het voorkomen van eigenrichting na uitzitten van de straf) beveiliging speciale preventie per doel van een straf
1
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord: Omwille van de rechtsbescherming (tegen willekeurig optreden van de overheid) zijn in de wet de rechten van de verdachte vastgelegd Eén van die rechten is bijvoorbeeld het recht van de verdachte om te zwijgen. Dit bemoeilijkt de rechtsgang en de waarheidsvinding en is dus in strijd met de belangen van het slachtoffer
1
2
Maximumscore 3 In het standpunt moet het spanningsveld tussen rechtshandhaving (een berechting van een strafbaar feit) versus rechtsbescherming (bescherming van verdachte burger tegen oneerlijk optreden van justitie) duidelijk gemaakt worden. Een voorbeeld van een goed antwoord is: het dilemma: stemt het meer met de rechtvaardigheid overeen (wegens gebrek aan bewijs) twee mensen van wie één, maar men weet niet wie, het gedaan heeft, daarvoor niet te straffen, dan twee mensen te straffen van wie het zeker is dat één, maar men weet niet wie, het niet gedaan heeft.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 384
Antwoorden
10 ■ •
•
11 ■ •
•
12 ■ •
•
•
•
■■■■
Deelscores
Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goede uitleg is: Enerzijds is de Minister van Justitie als hoofd van het Ministerie van Justitie (waarvan het OM onderdeel uitmaakt) politiek verantwoordelijk voor het werk van het OM (en kan aanwijzingen geven in strafzaken) Anderzijds behoren de openbare aanklagers tot de rechterlijke macht en delen in de onpartijdigheid/onafhankelijkheid die daar bij hoort; het OM is in dat opzicht een nietpolitiek orgaan
2
Maximumscore 3 Goede antwoorden zijn (één van de volgende voorbeelden): In de klassieke stroming over de rechtvaardiging van straffen wordt de mens verantwoordelijk geacht voor zijn eigen gedrag en gezien als een rationeel handelend wezen. Een mens is dus alleen verantwoordelijk te stellen voor zijn eigen daden en verdient geen (collectieve) straf voor de daad van een ander. Het meedoen met en zich ook vervolgens in de loop van het gevecht niet onttrekken aan het groepsgedrag, kun je ook opvatten als een rationele keuze: een besluit om de kicks (of andere voordelen) te doen prevaleren boven de vooraf bekende risico’s van een ongelukkige afloop met alle gevolgen van dien. De persoon verdient voor deze keuze straf, en de eventuele wetswijziging zal dan niet in strijd zijn met de klassieke theorie. Maximumscore 2 Eén van de volgende: Tijdens een rechtszitting zou in openbaarheid (door de onafhankelijke rechter) voor iedereen duidelijk gemaakt kunnen zijn, dat er onvoldoende bewijs was. Nu blijft, bij seponering, rond de vierde verdachte de mogelijkheid open dat hij misschien de dader was. Bij seponering vindt er geen nader onderzoek plaats, bij vrijspraak is er wel een nader onderzoek geweest Bij seponering is geen hoger beroep mogelijk, bij vrijspraak kan de Officier van Justitie in beroep gaan. Bij seponering wordt geen uitspraak over de schuldvraag gedaan, bij vrijspraak wel. Opgave 2 Multiculturele samenleving
13 ■ • • •
Maximumscore 2 Twee van de volgende: EU-burgers gezinsleden in het kader van gezinshereniging in het kader van gezinsvorming per categorie
900011
2
CV25
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 385
Antwoorden
14 ■ •
• •
• •
Deelscores
Maximumscore 4 Verschijnselen voor het niet goed verlopen van integratie zijn (twee van de volgende voorbeelden): De werkloosheid onder etnische achterstandsgroepen is veel hoger dan onder vergelijkbare Nederlandse groepen. In het onderwijs hebben etnische achterstandsgroepen nog steeds een achterstandspositie. De waardenstelsels en opvattingen van etnische achterstandsgroepen hebben slechts weinig toegang tot het openbare leven (media). De betrekkelijk grote criminaliteit onder leden van sommige etnische groepen. De slechte huisvesting in oude wijken van grote steden. per verschijnsel
•
•
• •
15 ■
•
•
16 ■ • •
17 ■
• •
1
Verschijnselen voor het wel goed verlopen van integratie zijn (twee van de volgende voorbeelden): Langzamerhand verschijnen op de arbeidsmarkt meer mensen uit een etnische groep met een goede opleiding. Leden van etnische groepen gaan meer deelnemen aan activiteiten van organisaties als politieke partijen. Leden van etnische groepen worden meer gewaardeerd bij culturele activiteiten. Meer leden van een etnische minderheid beginnen een eigen bedrijf. per verschijnsel
1
Maximumscore 4 Een scherper toelatingsbeleid: het VVD-standpunt dat de kosten van het asielbeleid de collectieve lastendruk verhogen Bestrijding van discriminatie: de VVD kent een groot belang toe aan de rechtsstaat/rol van de overheid met betrekking tot de openbare orde
2 2
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Het uitgangspunt gelijkwaardigheid want ieder mens heeft basisrechten. Het uitgangspunt opkomen voor de zwakkeren in de Nederlandse en mondiale samenleving. Maximumscore 3 Het assimilatiemodel toelichting: In het assimilatiemodel moeten nieuwkomers de cultuur van het vestigingsland zo veel mogelijk overnemen. De opstellers van de migratienota beargumenteren hun rem op de toelating met een beroep op het belang van een snelle integratie (die alleen maar bereikt kan worden als de toelating wordt beperkt)
1
2
of: • •
18 ■ • • •
Het model van de multiculturele samenleving toelichting: integratie van vreemdelingen in de Nederlandse samenleving en het tegengaan van discriminatie past ook binnen het model van de multiculturele samenleving
CV25
2
Maximumscore 2 Twee van de volgende voorbeelden: toename van aantallen asielzoekers vluchtelingenverdrag van Genève toelatingsbeleid van andere EU-landen per factor
900011
1
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 386
Antwoorden
19 ■ •
•
•
•
20 ■
• • •
■■■■
0
3
3
Een voorbeeld van een goede argumentatie dat het VVD-voorstel wel bijdraagt tot integratie is: Leden van etnische achterstandsgroepen worden nu niet meer als aparte groep behandeld en dat draagt ertoe bij dat ze sneller geaccepteerd worden door de autochtone bevolking. Het voeren van positieve actie (sociaal-economisch) en het geven van speciale lessen aan allochtonen (sociaal-cultureel), zou hen in een uitzonderingspositie plaatsen. Een voorbeeld van een goed antwoord dat het VVD-voorstel niet bijdraagt aan integratie is: Leden van etnische achterstandsgroepen hebben een dermate grote achterstandspositie dat zij op eigen kracht er nog heel lang over zullen doen om te integreren in onze samenleving. De overheid moet de werkloosheid onder allochtonen mede bestrijden met speciale wetten die de werkgevers dwingen allochtonen in dienst te nemen (sociaaleconomisch). Voor het verwerven van een goede startkwalificatie op de arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat de overheid extra geld ter beschikking stelt aan scholen waar veel allochtone leerlingen zitten (sociaal- cultureel). Maximumscore 3 A: wordt niet gesteund door het cijfermateriaal B: wordt wel gesteund door het cijfermateriaal uit grafiek 1 C: wordt wel gesteund door het cijfermateriaal uit grafiek 3
1 1 1
Opgave 3 Politieke besluitvorming
•
•
900011
Maximumscore 6 het standpunt verwerking van een maatregel op sociaal-economisch gebied zoals: bedrijven stimuleren meer leden van etnische minderheden in dienst te nemen / positieve actie verwerking van een maatregel op sociaal-cultureel gebied zoals onderwijsvoorrangsbeleid (toekennen van extra middelen) / opstapprojecten / schakelklassen / speciale taallessen / intercultureel onderwijs / grondrechten gelden ook voor buitenlanders (onder andere stemrecht op lokaal niveau)
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een goede argumentatie is: Er is geen sprake van één allochtone cultuur die de Nederlandse cultuur kan bedreigen, maar van veel verschillende allochtone culturen. De allochtonen zullen zich geleidelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur, zoals de geschiedenis al herhaaldelijk heeft laten zien. Bovendien is de „Nederlandse cultuur” steeds onderhevig aan buitenlandse invloeden. Hoewel veel mensen asiel aanvragen in Nederland, worden er veel afgewezen; het aantal asielzoekers dat is afgewezen is groter dan het aantal dat is toegelaten (grafiek 3).
21 ■
22 ■
Deelscores
CV25
Maximumscore 2 Een pressiegroep komt op voor deelbelangen / richt zich op een specifiek terrein; citaat: „overmatige subsidiëring zou ertoe kunnen leiden dat de overheid deelbelangen gaat bevorderen” / „Zo verzet men zich tegen de aanleg van de vijfde Schipholbaan” Een pressiegroep richt zich alleen op beïnvloeding van de politiek / streeft geen politieke verantwoordelijkheid na; citaat: „Belangengroepen zijn belangrijk voor het openbaar debat en houden de politiek wakker” / „keert Milieudefensie zich keer op keer tegen projecten die politieke steun hebben”
7
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 387
Antwoorden
23 ■
• •
24 ■ • •
25 ■ • •
Deelscores
Maximumscore 3 De pluralisme-theorie toelichting: in alinea 2 staat dat de milieu-arena aanzienlijk groter is dan de parlementaire vergaderzalen. Hiermee geeft de schrijver aan dat meer groepen in de samenleving, zoals Milieudefensie, invloed uitoefenen op het milieubeleid
• • •
Maximumscore 2 Machtsbronnen van de Tweede Kamer zijn: steun (kiezers) / legitimiteit de (grond)wet 1 0
Machtsbronnen van Milieudefensie (twee van de volgende): steun (achterban) deskundigheid gezag financiële middelen / geld Indien twee machtsbronnen zijn genoemd Indien één machtsbron is genoemd
26 ■
• •
1 0
Maximumscore 2 uitvoerfase toelichting: Hoogervorst maakt bezwaar tegen verzet van pressiegroepen tegen de uitvoering van besluiten die door de meerderheid van de Tweede Kamer zijn genomen
1 1
Maximumscore 3 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Burgers kunnen door middel van burgerlijke ongehoorzaamheid de juistheid van democratisch genomen besluiten ter discussie stellen. De uitvoer (het besluit) krijgt wellicht zoveel reacties (feedback) dat er een nieuwe invoer komt, die tot doel heeft het eerder genomen besluit te wijzigen.
27 ■
28 ■
2
Maximumscore 2 Eén van de volgende: de openbaarheid van bestuur (de minister moet volledige informatie leveren) tegengaan van willekeur door overheidsbesluiten
Indien twee machtsbronnen zijn genoemd Indien één machtsbron is genoemd
•
1
• •
Maximumscore 3 De gewenste machtsverdeling in de samenleving In de teksten gaat het over welke instelling uiteindelijk de beslissingen neemt. In tekst 10 ligt het primaat bij de volksvertegenwoordiging, in tekst 11 wordt een grote rol voor pressiegroepen bepleit
1
2
Opmerking Ook goed mag gerekend worden de gewenste sociaal-economische ordening: In tekst 11 wordt in die ordening expliciet rekening gehouden met het milieu, in tekst 10 niet.
29 ■
• •
900011
CV25
Maximumscore 3 Liberalen zijn voorstander van een geringe rol van de overheid Hoogervorst is ook van mening dat de overheid meer aan het particuliere initiatief moet overlaten/beklemtoont het belang van maatschappelijke organisaties
8
1 2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 388
Antwoorden
30 ■
• •
31 ■ • •
• •
Deelscores
Maximumscore 2 De term maatschappelijk middenveld wordt meestal door de christen-democraten gebruikt Deze term past bij het uitgangspunt van gespreide verantwoordelijkheid, waarbij eerst maatschappelijke organisaties (het maatschappelijk middenveld) hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Daarna volgt pas de overheid Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden: Ik ben het met de stelling eens In een parlementaire democratie is er voldoende gelegenheid voor organisaties om zich te laten horen. Het is echter niet juist dat particuliere instellingen geld, dat zij krijgen van de overheid, gebruiken om dezelfde overheid tegen te werken. Dat zou ten koste gaan van de efficiëntie van het politieke systeem (geen lange en ondoorzichtige procedures) Ik ben het met de stelling niet eens In onze parlementaire democratie neemt het parlement soms een besluit tegen de wil van de meerderheid van de bevolking. Dit tekort aan democratisch gehalte zou aangevuld kunnen worden door particuliere organisaties volledig in staat te stellen bezwaren die bij grote groepen in de bevolking leven onder de aandacht te brengen (besluitvorming weerspiegelt vaak niet wat er onder grote groepen in de samenleving gevoeld wordt). Liever een langere procedure met goede besluiten, dan een snellere/efficiëntere met resultaten waarmee veel burgers ongelukkig zijn
1
1
0
3 0
3
Einde
900011
CV25
9
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 389