Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Een verkennend kwalitatief onderzoek naar de inrichting en het rendement van maatschappelijke stage door en voor stagebiedende organisaties
Masterthesis Sociologie ‘Vraagstukken van Beleid en Organisatie’ Noortje Achterberg – 3453766
Begeleiders:
Leonard van ’t Hul (UU) Hanneke Mateman (MOVISIE) Margit van der Meulen (MOVISIE)
Universiteit Utrecht Juni 2011
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
4
Hoofdstuk 1 ~ Inleiding
5
Hoofdstuk 2 ~ Methode en data
7
2.1 Onderzoeksopzet
7
2.2 Onderzoeksmethode
8
2.3 Selectie respondenten
10
2.4 Vragenlijsten
10
2.5 Opbouw rapport
11
Hoofdstuk 3 ~ Theorie
12
3.1 Aanvang maatschappelijke stage
12
3.2 Aard van vrijwilligerswerk
13
3.3 Onderwijskundige inzichten
15
3.4 Motivatie
17
3.5 Veranderingsprocessen
19
Hoofdstuk 4 ~ Resultaten
22
4.1 Resultaten (1): Organiseren van maatschappelijke stage door stagebiedende organisaties
23
4.1.1 Bestandsdeel Veranderidee
23
4.1.2 Bestandsdeel Historie
25
4.1.3 Bestandsdeel Actoren
30
4.1.4 Bestandsdeel Fasen
39
4.1.5 Bestandsdeel Sturing
45
4.2 Resultaten (2): Effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en verklaring
50
Hoofdstuk 5 ~ Conclusie en discussie
62
Literatuurlijst
69
Appendix A: Semigestructureerde vragenlijst stagebieders
72
Appendix B: Semigestructureerde vragenlijst stagemakelaars
78
Appendix C: Respondentenoverzicht
81
-2-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Voorwoord Met deze thesis sluit ik mijn tweejarige studie aan de Universiteit Utrecht af en studeer ik voor de tweede keer af. Voorgaand heb ik de studie Personeel & Arbeid succesvol afgerond. De onderwerpen mens, arbeid en organisatie staan binnen Personeel & Arbeid centraal. Ik wilde mij graag verder in deze thema’s verdiepen door de (pre)master Vraagstukken van Beleid en Organisatie te volgen. Maatschappelijke vraagstukken hebben mijn interesse, omdat deze vraagstukken actueel en divers zijn. Logischerwijs hebben deze kwesties invloed op beleid en organisaties. De master Vraagstukken van Beleid en Organisatie bood mij handvatten om deze interessegebieden te onderzoeken en er advies over te kunnen (leren) geven. Ik wilde mijn kennis versterken op het gebied van maatschappelijke kwesties en beleidsprocessen binnen organisaties, omdat ik belangstelling heb voor de relatie tussen mens en organisatie. Mijn voorkeur ging en gaat nog steeds uit naar vakgebieden als sociale vraagstukken, beleidsadvisering en veranderingsmanagement, omdat dit vraagt om het inspelen op recente ontwikkelingen en toekomstige noodzaak.
Voor de tweede keer afstuderen was voor mij een geheel andere ervaring dan de eerste keer. Mijn rol binnen MOVISIE was anders qua invulling dan de adviserende en geïntegreerde rol bij mijn afstudeerstage tijdens Personeel & Arbeid. Een rol als onafhankelijk wetenschapper gecombineerd met mijn aard waarbij verdieping en continuïteit belangrijk zijn, zorgde soms voor persoonlijke verwarringen. Dat theorie en praktijk elkaar soms bijten kwam meer dan eens naar voren. Toch maakten juist deze aspecten mijn periode bij MOVISIE interessant. Het leidde voor mij tot een beter inzicht in het zelfstandig onderzoek doen en mijn persoonlijke werkwijze en eigenschappen.
De periode bij MOVISIE heb ik na een rommelig begin ervaren als een nuttige en leerzame tijd. Privéomstandigheden maakte mijn afstudeerperiode soms tot een moeilijk proces. Desalniettemin ben ik een interessante en positieve ervaring rijker en heb ik mij bezig gehouden met een belangstellingwekkend onderwerp. Graag wil ik dan ook mijn dankwoord uitspreken aan een aantal mensen die dat mogelijk hebben gemaakt. Allereerst wil ik Leonard van ’t Hul, werkzaam bij de Universiteit Utrecht, bedanken voor zijn deskundige en gewenste kritische begeleiding. Personen die mij hebben bijgestaan vanuit MOVISIE zijn Hanneke Mateman en Margit van der Meulen. Hanneke wil ik bedanken voor haar gevatte en inhoudelijke inzichten. Margit wil ik bedanken voor haar bemoedigende gesprekken, oplossingsgerichtheid en praktische aanvullingen. Verder wil ik alle stagebiedende organisaties en stagemakelaars die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bedanken voor hun tijd, enthousiasme en interessante ervaringen. Tot slot wil ik mijn vader, mijn klankbord, danken voor zijn begrip, scherpte en adviezen.
Ik wil mij gaan richten op de arbeidsmarkt op gebied van organisatie en advies. Ik ben nieuwsgierig en opgewonden over wat de toekomst mij zal brengen, ik wil hierbij een zelfsturende en actieve houding aannemen, zodat ik mijn (gecreëerde) kansen optimaal kan benutten.
-3-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Samenvatting Een vermindering van sociale cohesie en verandering (in besef) van bestaande normen en waarden leidde tot aandacht voor actief burgerschap. De politiek initieerde met deze reden de maatschappelijke stage. Een vorm van vrijwilligerswerk, waarbij leerlingen als verplicht onderdeel in het voortgezet onderwijs minstens dertig uur een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007). Met behoedzame overtuiging wijzen politici, beleidsmakers en wetenschappers op geboekte succes van maatschappelijk stage voor jongeren en het onderwijs. Hoewel organisaties een essentiële rol spelen bij maatschappelijke stage door stageplekken aan te bieden, is er weinig uitgebreid onderzoek verricht naar stagebieders (Alblas, 2006; Bekkers, 2010; Bisset, 2009; De Vliegende Brigade, 2007; Dijk & Mateman, 2008; Duvekot, 2009; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010). Middels achtenveertig semigestructureerde interviews is in deze studie onderzocht hoe stagebieders maatschappelijke stage organiseren, welke invloed maatschappelijke stage heeft op organisaties en hoe deze invloed verklaard kan worden. Voornamelijk uitvoerende beroepskrachten initiëren maatschappelijke stage vanuit het motief het vrijwilligersbestand te willen veranderen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Om in de gehele organisatie draagvlak te creëren communiceren initiatiefnemers met alle betrokkenen en is er ruimschoots aandacht voor succesverhalen. Het idee achter maatschappelijke stage wordt organisatiebreed gedragen, echter is in de uitvoering sprake van verzet onder betaalde beroepskrachten en vrijwilligers. Initiatiefnemers, coördinatoren en of begeleiders dragen zorg voor de interne en externe communicatie met betrokkenen, het ontvangen en begeleiden van maatschappelijke stagiaires. Veelal worden deze verschillende rollen door één of een groepje kartrekkers volbracht. Maatschappelijke stagiaires vinden hun weg naar stagebieders via stagemakelaars, waarna een (routinematig) introductieprogramma volgt. Het stageaanbod is maatwerk, waarbij zelfstandigheid en eigen initiatief worden gewaardeerd. Stageovereenkomsten worden vrijwel niet gehanteerd. Evaluatie vindt (niet structureel) intern met leerlingen, betrokken beroepkrachten en of vrijwilligers plaats en extern met stagemakelaars en of scholen. Stagebiedende organisaties vinden maatschappelijke stage een succes als leerlingen tevreden zijn, er enthousiasme is overgebracht en leerlingen terugkeren bij de stagebieder. Verandering in het vrijwilligersbestand en bijdragen aan de samenleving blijven onveranderde motieven na enige jaren ervaring met het aanbieden van maatschappelijke stage. De invloed van maatschappelijke stage op organisaties vertaald zich in een groeiend besef over het betrekken en de toegevoegde waarde van jongeren, een extern gerichte blik, zichtbaarheid van activiteiten en belangen, vernieuwende activiteiten, netwerk uitbreiding/intensiveren en wordt het vrijwilligersbestand aangevuld en verjongt. Effecten treden op door maatwerkstages voor leerlingen, een open en informele organisatiecultuur, evaluatie en inhoudelijk goede begeleiding van maatschappelijke stagiaires. Er is een grote mate van diversiteit tussen stagebieders gedurende het proces van initiatief tot uitkomst(en) van maatschappelijke stage. Deze verscheidenheid is niet toe te schrijven aan organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partijen. De toegevoegde waarde van maatschappelijke stage voor stagebieders kan vergroot worden door aandacht voor gestructureerde uitvoering, vraag- en aanbod afstemming, gerichte (gedocumenteerde) communicatie en een geringe financiële tegemoetkoming aan stagebieders. Desondanks kan er gesteld worden dat maatschappelijke stage meer oplevert dan verwacht, het enthousiasme voor aanbod en aandacht voor eigen rendement bij stagebieders groeit. Kortom, bekend maakt bemind!
-4-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
1. Inleiding Tegen de achtergrond van een afname van sociale cohesie en een verandering (in besef) van waarden en normen, wint de notie dat er gezocht moet worden naar een manier om betrokkenheid te vergroten en omgangsvormen te versterken aan populariteit (Ultee,Arts & Flap, 2006; Ministerie van Algemene Zaken, 2007; Felling, 2004). Met name jongeren zouden onvoldoende actief betrokken zijn bij de samenleving. Actief burgerschap vereist echter een groot aanbod van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties (Mateman & Van der Meulen, 2007). Volgens Paul de Beer (2007) kan er geconstateerd worden dat jongeren de minst solidaire bevolkingsgroep in Nederland zijn. De verwachting bestaat dat dit gegeven zich door zal zetten in de toekomst, waardoor de solidariteit verder zou kunnen afnemen. Maatschappelijke betrokkenheid en een vrijwillige bijdrage leveren aan de samenleving van en door jongeren zijn al jaren belangrijke aandachtspunten op de Nederlandse politieke agenda. In de jaren negentig zijn er verschillende ideeën geopperd om deze aandachtspunten vorm te geven (Boutellier, Broenink, & Steketee, 2004; Tan, Broenink & Gorter 2002). Zo werd er gesproken over de invoering van een sociale dienstplicht of een sociaal jaar. De nadruk ligt bij deze ideeën op een vrijwillige inzet. Echter, deze initiatieven hebben niet tot zichtbare resultaten geleid (Boutellier, Broenink, & Steketee, 2004; Tan, Broenink & Gorter 2002). In lijn met het regeerakkoord van Balkenende IV waar nadruk lag op normen en waarden, respect en verantwoordelijkheid, ontstond in 2003 het initiatief van een maatschappelijke stage. Om de sociale cohesie te versterken wilde het kabinet Balkenende IV zich nadrukkelijk richten op het onderwijs. De aanname daarbij was dat kwalitatief onderwijs bijdraagt aan een betere samenleving. Kwalitatief onderwijs is activerend en is gericht op interactie tussen leerlingen en hun omgeving (Bisset, 2009). Aangezien goed onderwijs, volgens de toenmalige regering, leerlingen voorbereid op hun rol en bijdrage in de samenleving. Vanuit dit kader zijn de plannen voor maatschappelijke stage ontstaan. Het maatschappelijke stage concept wordt door het ministerie van Onderijs, Cultuur en Wetenschap omschreven als ‘een vorm van leren binnen of buiten de school, waarbij leerlingen door middel van vrijwilligersactiviteiten kennis maken met allerlei aspecten en onderdelen van de samenleving’ (In: Gele Katern, 2005:24-27; Alblas, 2006: 18). Hoewel het huidige kabinet verschilde van mening over het invoeren en het nut van maatschappelijke stage, VVD tegen in tegenstelling tot CDA en PVV voor, is onlangs ingestemd met het wetsvoorstel maatschappelijke stage van minister van Bijsterveldt-Vliegenthart. Dat betekent dat alle leerlingen in het voorgezet onderwijs vanaf het schooljaar 2011/2012 verplicht zijn een maatschappelijke stage te doen.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat de ontwikkeling en implementatie van maatschappelijke stage vraagt om de bereidheid en inzet van leerlingen, scholen en maatschappelijke organisaties (In: Gele Katern, 2005: 24-27; Alblas, 2006: 18). Maatschappelijke stage vraagt dus om samenwerking tussen verschillende partijen. Juist de combinatie van deze verschillende partijen maakt de maatschappelijke stage tot een succes. Hoewel politici, beleidsmakers en wetenschappers het er voorzichtig over eens lijken te zijn dat maatschappelijke stage een succes is voor leerlingen en daarmee scholen, wordt in studies nauwelijks uitgebreid ingegaan op stagebiedende organisaties (Alblas, 2006; Bekkers, 2010; Bisset, 2009; De Vliegende Brigade, 2007; Dijk & Mateman, 2008; Duvekot, 2009; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010). Toch is het aannemelijk dat de rol van een stagebiedende organisatie essentieel is. Zonder stagebieders zijn er immers geen maatschappelijke stageplekken.
-5-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
In dit onderzoek staan maatschappelijke stagebiedende organisaties centraal. Er zal geanalyseerd worden hoe organisaties zich inrichten op het aanbieden van maatschappelijke stage. Daarbij wordt ingegaan op het proces waarin maatschappelijke stage zich tot op dit moment binnen stagebieders heeft ontwikkeld. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre en op welke manier stagebieders maatschappelijke stage als een succes ervaren. Het doel van het onderzoek is kort gezegd de verankering van maatschappelijke stage en de successen voor stagebiedende organisaties verkennen er daarmee ondersteunen. Daarbij is het allerminst de intentie om te komen tot een pasklaar ontwerp wat het succes van maatschappelijke stage voor elke stagebieder garandeert. Het onderzoek zal een beeld schetsen, waarbij analyses kunnen fungeren als leidraad voor het succesvol in- en uitvoeren van maatschappelijke stage in een stagebiedende organisatie. Dit onderzoek is als volgt opgebouwd. Allereerst zal er aandacht worden besteed aan de rol van MOVISIE in dit onderzoek en wordt er toelichting op en verantwoording gegeven over de onderzoeksopzet. Vervolgens wordt er ingegaan op wat maatschappelijke stage is. Daarbij wordt ingegaan op het politieke besluit, wat belangrijke voorwaarden zijn voor succes, het karakter van vrijwillige inzet en de effecten van maatschappelijke stage op leerlingen. In dit theoretisch kader wordt verder ingegaan op hoe het effect van maatschappelijke stage te verklaren is, om van daaruit een koppeling te maken naar hoe stagebieders maatschappelijke stages organiseren aan de hand van veranderingsprocessen. In de resultaten wordt gekeken naar hoe stagebieders maatschappelijke stage intern organiseren en wordt er ingegaan op eventuele effecten van maatschappelijke stage op stagebieders en hoe deze verklaard kunnen worden. Uit deze bevindingen volgt een conclusie en een discussie waarbij aanbevelingen worden gegeven voor toekomstig beleid.
-6-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
2. Methode en data 2.1 Onderzoeksopzet MOVISIE biedt “adviezen, trainingen en cursussen, publicaties en methodieken bij sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid” (MOVISIE, 2010). Dit kennis en advies bureau richt zich op maatschappelijk (betrokken) organisaties, overheden en burgerinitiatieven zonder winstoogmerk. De organisatie is al geruime tijd betrokken bij het opzetten en implementeren van de maatschappelijke stage. MOVISIE verstrekt kennis over de maatschappelijke stage voor alle betrokken partijen door middel van trainingen en het internet. Om inzicht te krijgen in hoe stages georganiseerd worden en wat de mogelijke effecten van de maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties zijn, is het project ‘Verzilvering Maatschappelijke Stage’ in het leven geroepen. Het doel van dit project is het vergroten en optimaal benutten van de effecten van de maatschappelijke stages op maatschappelijke organisaties. Van hieruit kan MOVISIE maatschappelijke organisaties adviseren over hoe organisaties profijt kunnen hebben van het aanbieden van maatschappelijke stage aan leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek is onderdeel van het project ‘Verzilvering Maatschappelijke Stage’. Gezien het bovenliggende doel van het project heeft dit onderzoek als doel een verkenning te bieden over hoe stagebieders zich inrichten op maatschappelijke stage en of er mogelijk effecten zichtbaar zijn van het aanbieden van maatschappelijke stage (Boeije, ’t Hart en Hox, 2009; Clarke & Dawson, 1999). De centrale vraagstelling in dit onderzoek luidt: Op welke manier beïnvloedt maatschappelijke stage een stagebiedende organisatie, en hoe kan deze invloed worden verklaard? Daaruit voortvloeiende deelvragen zijn:
•
Wat is de maatschappelijke stage?
•
Hoe organiseren stagebiedende organisaties maatschappelijke stage?
•
Wat zijn de effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard?
De explorerende aard van het onderzoek maakt dat de wetenschappelijke relevantie kennis aanvullend is (Boeije et al., 2009). Het onderzoek biedt een aanvulling op het huidige onderzoek dat ingaat op maatschappelijke stage op lokaal niveau, burgerschapswaarden en de ervaringen van leerlingen tot nu toe (Alblas, 2006; Bekkers, 2010; Bisset, 2009; De Vliegende Brigade, 2007; Dijk & Mateman, 2008; Duvekot, 2009; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010). Maatschappelijke stage kan aan de hand van dit onderzoek beter georganiseerd worden wat de maatschappelijke relevantie duidelijk maakt (Boeije et al., 2009).
MOVISIE zal het onderzoek gebruiken als basis voor het ontwikkelen van een assessment-tool voor het meten van de effecten van de maatschappelijke stage. Daarnaast vormt het onderzoek voor MOVISIE een leidraad voor het uitzetten van adviestrajecten ter ondersteuning van stagebiedende organisaties. Het biedt stagebieders inzicht in hoe maatschappelijke stage georganiseerd wordt bij andere stagebieders, hierdoor kunnen stagebieders leren hoe de eigen inrichting mogelijk verbeterd of opgezet kan worden. Verder kan het onderzoek stagemakelaars inzicht verschaffen in hoe hun rol binnen de betrokken partijen bij de maatschappelijke stage het meest effectief zou kunnen zijn.
-7-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Het onderzoek is onderdeel van het project ‘Verzilvering Maatschappelijke Stage’ uitgevoerd door MOVISIE, in opdracht van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan dit onderzoek uiteindelijk tot beleidsmatige en of uitvoerende inzichten leiden. Het onderzoek kan tot concrete handvatten leiden bij de centrale overheid voor het verankeren van maatschappelijke stage. Een goede organisatie van de maatschappelijke stage kan als geheel voor de samenleving leiden tot betrokken en participerende jongeren bij en in de maatschappij (Bekkers, 2010; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010).
2.2 Onderzoeksmethode Er is weinig bekend over hoe stagebieders maatschappelijke stage inrichten en of er voor stagebieders een toegevoegde waarde van maatschappelijke stage is (Alblas, 2006; Bekkers, 2010; Bisset, 2009; De Vliegende Brigade, 2007; Dijk & Mateman, 2008; Duvekot, 2009; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010). Dit maakt het noodzakelijk te exploreren hoe het veld van stagebieders eruit ziet. Onbekendheid over hoe data eruit zullen zien vraagt om een open en verkennende houding. Kwalitatieve onderzoeksmethoden lenen zich daar beter voor dan toetsende kwantitatieve onderzoeksmethoden (Boeije et al., 2009; Clarke & Dawson, 1999). Statische methoden behorend bij kwantitatief onderzoek werken in dit geval begrenzend. Bij kwantitatief onderzoek worden immers vooraf vastgestelde ideeën geanalyseerd (Boeije et al., 2009). Het verkennende karaker van het onderzoek heeft bewust tot de keuze geleid geen hypothesen te formuleren. Een open benadering zorgt voor concreet inzicht in de belevingswereld en ervaringen van maatschappelijke stagebiedende organisaties, waar de aandacht binnen dit onderzoek op gevestigd is (Boeije et al., 2009). De inrichting en effecten van maatschappelijke stage staan centraal, dit vraagt om inzicht in wat er leeft en waarom binnen de stagebiedende organisaties. Een kwalitatieve insteek maakt het mogelijk om dieper in te gaan op hetgeen naar voren komt in de semigestructureerde diepte interviews, daar waar nodig kan er tijdens de dataverzameling worden bijgestuurd. Bijvoorbeeld als er terugkerende onderwerpen naar voren komen in interviews die niet vooraf opgenomen zijn in de semigestructureerde vragenlijsten. Kwalitatieve onderzoeksmethoden stellen de onderzoeker in staat ‘dichter’ bij betrokken personen van maatschappelijke stage te komen. De keuze voor kwalitatief onderzoek is tevens gebaseerd op het belang van inzicht in de context waarin organisaties al dan niet te besluiten maatschappelijke stages aan te bieden.
De dataverzameling vindt plaats middels documentanalyse en semigestructureerde interviews. Om een adequaat beeld te vormen over de huidige stand van zaken van maatschappelijke stage zijn diverse onderzoeken en rapporten bestudeerd. Documentanalyse geeft inzicht in de context van maatschappelijke stage (Boeije et al., 2009). Met de context wordt in dit geval (soortgelijke) ideeën omtrent wetsvoorstellen van maatschappelijke stage, buitenlandse vergelijkbare instrumenten en onderwerpen als jongerenparticipatie, motivatievormen, vrijwilligerswerk en organisatieverandering bedoeld. Ook is relevant onderzoek en beleid wat tot nu toe geschreven is omtrent maatschappelijke stage meegenomen in de context. Ook dient documentanalyse als basis voor het opstellen van een doelgerichte semigestructureerde vragenlijst. Zo werd onder andere duidelijk dat vragen met betrekking tot motivatie, stage-inhoud, communicatie, begeleiding, verdelingen van rollen en verantwoordelijkheden inzicht geven in het organiseren en effecten van maatschappelijke stage. Op deze manier vond er een juiste voorbereiding plaats op de semigestructureerde interviews en werd er een kader gevormd voor de gehouden interviews.
-8-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Om een actueel beeld te krijgen van maatschappelijke stagebiedende organisaties zijn er interviews afgenomen bij stagebieders, intentieverklarende partijen en stagemakelaars. Intentieverklarende partijen zijn organisaties die bij aanvang van de plannen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afspraken hebben gemaakt omtrent de intentie om maatschappelijke stageplekken aan te bieden. Stagemakelaars zorgen voor een juiste afstemming tussen vraag en aanbod, goede communicatie tussen betrokken partijen en zijn daarmee de spin in het web van de maatschappelijke stages (Vermeulen, Boss & Mateman, 2008). Naast vooraf vastgestelde vragen biedt een semigestructureerde vragenlijst de mogelijkheid om interviewers sensitiever te laten zijn om onderwerpen op te nemen die respondenten aandragen tijdens interviews. Respondenten worden op deze manier niet gestuurd richting een bepaald antwoord (Boeije et al., 2009). Er is ruimte voor eigen inbreng en onderwerpen kunnen waar nodig verder worden uitgediept. Alle interviews hebben een gespreksduur van één tot anderhalf uur en vonden plaats op locatie bij de stagebieders en stagemakelaars.
De externe validiteit van het onderzoek wordt gewaarborgd door een groot aantal geïnterviewden te betrekken uit verschillende sectoren (Boeije et al., 2009). Alle respondenten zijn professionals of ervaren vrijwilligers en hebben geruime tijd ervaring met het aanbieden van maatschappelijke stage, waaruit verwacht mag worden dat respondenten een goed beeld hebben van de organisatorische aspecten en effecten van maatschappelijke stage.
Daarnaast zorgen het theoretisch kader, een interview instructielijst en veelvuldig overleg tussen interviewers voor een solide basis van de semigestructureerde interviews. Deze aspecten zorgen voor een degelijke interne validiteit (Boeije et al., 2009). Het open en flexibele karakter van de interviews heeft echter het nadelige effect dat sociaal wenselijke antwoorden niet geheel kunnen worden uitgesloten.
In het onderzoek zijn er verschillende interviewers actief geweest. Drie medewerkers van MOVISIE hebben onder leiding van de auteur dezes achtenveertig interviews gehouden. Deze vorm van onderzoekertriangulatie leidt tot betrouwbaardere resultaten (Boeije et al., 2009). Op die manier is het mogelijk om te komen tot 'intersubjectiviteit' bij het interpreteren van de gegevens. Dit levert een meerwaarde op, in die zin dat de kwaliteit van de verzamelde data in belangrijke mate wordt verhoogd. Tevens zijn de interviews opgenomen middels een voicerecorder, wat resulteerde in een gesprekverslag van elk interview.
Precieze reconstructie, middels woordelijk transcriberen, van de interviews leidt tot een verhoogde betrouwbaarheid van het onderzoek (Boeije et al., 2009). Om orde te scheppen in de ruime verzameling van data is MaxQDA gehanteerd. Met behulp van dit kwalitatieve analyseprogramma zijn de data gecodeerd en vervolgens geanalyseerd. Doordat de analyse van de data slechts door één persoon is uitgevoerd zwakt de betrouwbaarheid van het onderzoek enigszins af. De codes zijn gebaseerd op de theorie die in het volgend hoofdstuk volgt, de semigestructureerde vragenlijst(en), overleg tussen de interviewers en overleg met het gehele projectteam. Codering van achtenveertig getranscribeerde interviews zorgt voor een systematische analyse.
-9-
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
2.3 Selectie respondenten Om stagebiedende organisaties te bereiken werden twee verschillende selectieprocedures gehanteerd. Er werden zowel via e-mail als postbrief twaalf landelijke intentie verklarende partijen aangeschreven. Daarnaast werden er vijfenvijftig stagemakelaars aangeschreven met de vraag stagebiedende organisaties aan te leveren die minimaal twee jaar ervaring hebben met het uitvoeren van maatschappelijke stage. Deze grens werd door het projectteam ‘Verzilvering Maatschappelijke Stage’ aannemelijk geacht om als voldoende ervaring te gelden. Daarnaast konden hierdoor zowel stagebieders betrokken worden die meegedaan hebben aan de pilots, als stagebieders die niet hebben meegedaan. De respondenten zijn geselecteerd op sector, organisatieomvang, organisatieniveau en intentie verklaringen. Met het niveau in de organisatie wordt bedoeld uitvoerend of managementbeleidsniveau. Uitvoerend zijn de respondenten die in de dagelijkse praktijk van maatschappelijke stage leerlingen begeleiden, die zelf leerlingen ‘over de vloer hebben’. Management- beleidsniveau zijn respondenten die zich bezig houden met maatschappelijke stage in de organisatie in de vorm van beleid of aansturing van lidorganisaties en of medewerkers. Om respondenten op management- beleidsniveau te betrekken zijn intentie verklarende partijen benaderd. Daarnaast zijn er stagemakelaars gevraagd naar hun best practices om een overkoepelend beeld te schetsen als achtergrondinformatie. Een best practice is in dit geval een stagebieder waar maatschappelijke stage een succes is voor de leerling en de organisatie. Deze benadering heeft geresulteerd in de medewerking van drieënveertig stagebieders, waarvan zeventien intentieverklarende partijen en vijf stagemakelaars. In totaal hebben er in deze studie achtenveertig interviews plaatsgevonden. Een overzicht van de respondenten in dit onderzoek is opgenomen in Appendix C.
2.4 Vragenlijsten De vragenlijsten zijn zelfstandig door de onderzoekster samengesteld en geïnstrueerd aan de drie interviewers van MOVISIE. De interviews met alle respondenten zijn opgebouwd in een algemene aanvang waarbij kort wordt ingegaan op de aanleiding en het doel van het onderzoek, uitleg over het interview en een algemene uitleg over de organisatie waar de respondent werkzaam is. Vervolgens zijn er vragen gesteld over de context waarin maatschappelijke stage wordt aangeboden, zo werd er onder andere gevraagd naar de organisatiesector, de personeels/vrijwilligerssamenstelling en het gemiddeld aantal maatschappelijke stagiaires per jaar. De context schets een beeld over het kader waarin stagebiedende organisaties maatschappelijke stagiaires ontvangen. Vervolgens wordt er ingegaan op het proces van voorbereiding door stagebieders op maatschappelijke stagiaires. Hierbij worden vragen gesteld die ingaan op de motivatie van organisaties om maatschappelijke stage aan te bieden, het creëren van draagvlak en hoe er informatie is ingewonnen over maatschappelijke stage. Na de voorbereiding wordt er aandacht besteed aan de invoering van maatschappelijke stage binnen organisaties, daarbij komen vragen aan de orde met onderwerpen als coördinatie van en capaciteit voor maatschappelijk stage. De volledige semigestructureerde vragenlijsten voor stagebieders en stagemakelaars zijn te vinden in appendix A en B.
- 10 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
2.5 Opbouw rapport Om antwoord te kunnen geven op de eerste deelvraag ‘Wat is maatschappelijke stage?’, wordt er allereerst een beeld geschetst van het politieke besluit omtrent maatschappelijke stage. Daarbij wordt ingegaan op de ervaringen die uit de pilots naar voren kwamen, die volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gelden als belangrijke voorwaarden voor succes. Vervolgens wordt er beschreven welke effecten er tot nu toe gemeten zijn van maatschappelijke stage op leerlingen en het karakter van het vrijwilligerswerk wat tijdens maatschappelijke stage verricht wordt. Om inzicht te krijgen in hoe de effecten tot stand zijn gekomen worden er verklaringen gezocht over hoe men leert vanuit onderwijskundige inzichten. Daarbij wordt een verdieping gemaakt naar service learning, de Amerikaanse variant van maatschappelijke stage. Om verder aansluiting te vinden bij de aard van vrijwilligerswerk wordt stilgestaan bij de verschillende motivatievormen van jongeren in het algemeen en in relatie tot vrijwillige inzet. Deelvraag één is gebaseerd op documentanalyse van relevante wetenschappelijke onderzoeken. Onderwijskundige inzichten, de aard van vrijwilligerswerk en motivatie kunnen bepalend zijn voor hoe organisaties maatschappelijke stage aan kunnen bieden, wat gevolgen kan hebben voor hoe de stages worden georganiseerd. Vanuit dit kader wordt er koppeling gemaakt met de manier waarop organisaties zich kunnen inrichten op een dergelijke verandering als maatschappelijke stage. Daarbij wordt een algemeen proces van initiatief tot uitvoering geschetst. Dit proces vormt de leidraad voor de tweede deelvraag waarbij wordt beschreven hoe organisaties maatschappelijke stage organiseren. Binnen deze deelvraag wordt een wisselwerking gecreëerd met theorie die onder andere ingaat op maatschappelijk ondernemen, vergrijzing van vrijwilligersbestand en het ‘productiseren’ van vrijwilligerswerk oftewel ‘het aanbod van vrijwilligersactiviteiten aanpassen door toenemende vraag naar kort of eenmalig vrijwilligerswerk’ (Hoogeboom, Knijn, & Saber, 2010). Dit zijn ontwikkelingen die aangeven waarom organisaties geïnteresseerd zijn in maatschappelijke stage. Nadat duidelijk is hoe stagebieders maatschappelijke stage organiseren wordt beschreven wat de meerwaarde voor organisaties is. De meerwaarde oftewel de effecten zijn de laatste fase in de veranderingsmethode, namelijk de fase uitkomsten. Dit komt aan de orde in de derde deelvraag ‘Wat zijn de mogelijke effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard? Zowel deelvraag twee als drie is gebaseerd op documentanalyse en data uit de achtenveertig interviews. Tezamen leiden de eerste, tweede en derde deelvraag tot een overkoepelend beeld van waaruit concluderend adviezen worden gegeven. Tot slot worden in de conclusie de hoofdlijnen samengevat en worden aanbevelingen gedaan voor het optimaliseren van maatschappelijke stage bij stagebieders.
- 11 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
3. Theorie De eerste deelvraag en tevens het theoretisch kader beginnen met een korte schets over de aanvang van maatschappelijke stage aan de hand van het politieke besluit. Vervolgens wordt er ingegaan op de aard van vrijwilligerswerk, oftewel vrijwillige inzet tijdens maatschappelijke stage, en op welke manier maatschappelijke stage effect kan hebben. Deze effecten worden verklaard aan de hand van onderwijskundige inzichten. Ook wordt er aandacht besteed aan de motieven die spelen bij het doen van vrijwilligerswerk. Van hieruit wordt gekeken hoe stagebieders een maatschappelijke stage kunnen organiseren. Daarbij wordt gekeken naar (geslaagde) veranderingsprocessen middels de methode van geplande verandering van De Caluwé en Vermaak (2002). Hiermee wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag “Wat is maatschappelijke stage?”
3.1 Aanvang maatschappelijke stage Het beleidsprogramma ‘Samen werken, samen leven’ van kabinet Balkenende IV was opgedeeld in zes pijlers (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007; Ministerie van Algemene Zaken, 2007). Een belangrijke pijler van het beleidsprogramma van Balkenende IV is sociale samenhang. Om dit te versterken wilde het kabinet Balkende IV zich nadrukkelijk richten op het onderwijs. De aanname daarbij was dat goed onderwijs bijdraagt aan een betere samenleving, omdat goed onderwijs leerlingen voorbereid op hun rol en bijdrage aan de samenleving. In het beleidsprogramma staat onder andere: “De kracht en kwaliteit van de samenleving worden bepaald door onderlinge betrokkenheid. Betrokkenheid begint met meedoen.” De samenleving wil en heeft meer sociale samenhang nodig, dit blijkt volgens het kabinet Balkenende IV uit de discussies in de samenleving over hoe (of juist niet) mensen met elkaar omgaan in het dagelijks leven. Vanuit dit besef zijn de plannen voor de maatschappelijke stage ontstaan met het bijbehorende motto: “Samen leven kun je leren”. Naast sociale samenhang heeft de maatschappelijke stage ook invloed op een andere belangrijke pijler in het beleidsprogramma van Balkende IV, namelijk veiligheid, stabiliteit en respect. De redenering hierachter is “door bekendheid met andere groepen mensen in de samenleving neemt het begrip voor elkaar toe. Dat versterkt de maatschappelijke samenhang en zorgt voor meer wederzijds respect” (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007).
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kwam in 2007 met concrete plannen voor het invoeren van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Vanaf het schooljaar 2011/2012 is de maatschappelijke stage wettelijk verplicht. Feitelijk komt het erop neer dat er per jaar 195.000 leerlingen hun steentje bij gaan dragen aan de maatschappij, door vrijwilligerswerk te doen bij maatschappelijke non-profit organisaties tijdens hun middelbare school periode (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007). De afgelopen jaren zijn er verscheidene pilots door het gehele land in het voortgezet onderwijs geweest op verschillende onderwijsniveaus. Naast het starten van pilots heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gekozen voor een gefaseerde invoering. De inmiddels van kracht zijnde wet kent zes concrete uitgangspunten, namelijk (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007):
1.
Initiatief bij leerling, regie bij school
2.
Vrijheid, geen vrijblijvendheid
3.
Begeleiding op maat
4.
Geen nieuwe bureaucratie of zware verantwoordingslast
5.
Betrokkenheid van alle maatschappelijke sectoren
6.
Draagvlak in het veld
- 12 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Het doel van de maatschappelijke stage is dat leerlingen ervaring opdoen bij het uitvoeren van vrijwilligerswerk ten dienste van de samenleving. Het is daarbij de bedoeling dat leerlingen zich bewust worden van hun rol in de samenleving en hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007). De maatschappelijke stage is er voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen, het kennismaken met vrijwilligerswerk, beeldvorming over het functioneren van non-profitorganisaties en verantwoordelijkheid dragen voor taken in het kader van het maatschappelijk belang. Deze doelen zijn gericht op de zelfontplooiing en participatie van leerlingen. Niet alleen voor de leerlingen dient de maatschappelijke stage een toegevoegde waarde op te leveren, dit geldt ook voor scholen, de stagebiedende organisaties en daarmee de samenleving als geheel.
De pilots dienden als kweekvijver, voordat landelijke verplichting van maatschappelijk stage werd ingevoerd. Er waren volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belangrijke bevindingen tijdens de pilotfase. Ten eerste dat er afdoende plekken door organisaties aangeboden worden en er per stage gekeken wordt naar hoe de begeleiding van de leerling(en) eruit ziet. Ten tweede dat leerlingen zelf actie kunnen ondernemen bij het zoeken naar een interessante stageplek en zelf mee kunnen bepalen over de invulling van de stage. Tot slot dat er adequate bemiddeling is tussen leerling, school en stagebiedende organisatie en dat de rollen en daarbij behorende verantwoordelijkheden voor iedere betrokken partij duidelijk zijn (Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2007; Alblas, 2007; De Vliegende Brigade, 2007).
3.2 Aard van vrijwilligerswerk Het lange termijn doel van maatschappelijke stage voor de samenleving is het positief bijdragen aan de maatschappelijke betrokkenheid. Door het vormen van een sterker waarden en normen besef wat aanzet tot actief burgerschap en of structurele betrokkenheid bij doelgroep(en), waarmee leerlingen in aanraking komen tijdens maatschappelijke stage. Het onderzoek van Bekkers et al. (2010) kijkt naar hoe sterk het burgerschap onder Nederlandse middelbare scholieren is. Of maatschappelijke stage tot een hoger niveau van burgerschap leidt. Hoe burgerschap zich ontwikkelt in de loop van de schoolperiode en welke invloed de school heeft op het burgerschap van leerlingen. Burgerschap wordt in het onderzoek van Bekkers et al. (2010) opgedeeld in waarden, vaardigheden en gedrag. Uit het onderzoek van Bekkers et al. (2010) blijkt dat leerlingen een redelijk hoog niveau van burgerschap hebben. Het niveau neemt nog meer toe wanneer leerlingen een maatschappelijke stage gedaan hebben, al is dit wel in beperkte mate. Vrijwilligerswerk wordt voor leerlingen die een maatschappelijke stage hebben gedaan vanzelfsprekender en leerlingen zetten zich vaker dan voorheen in bij vrijwilligersprojecten. Ook wordt door het onderzoek van Bekkers et al. (2010) duidelijk dat de doelen van de maatschappelijke stage, kennismaken met de samenleving door vrijwillige inzet en positieve bijdrage aan maatschappelijke betrokkenheid behaald worden door de maatschappelijke stage. Meijs (2010) wijst op het belang van duidelijke communicatie op scholen en daarmee de betrokken docenten, leerlingen en ouders om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren. Ouders kunnen volgens Meijs (2010) een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van de leerlingen op de maatschappelijke stage en kan het netwerk van ouders leiden tot toename van het aantal stageplekken. Verder gaat Meijs (2010) in op de effecten van maatschappelijke stage op de samenleving. Zo lijkt het erop dat de maatschappelijke stage positief van invloed is op omgangsvormen met de medemens en in hoeverre jongeren bereid zijn iets voor een ander te doen.
- 13 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Volgens Alblas (2006) is de belangstelling binnen het onderwijs voor de maatschappelijke stage zeer groot. De gefaseerde invoering van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap streefde naar een participatie van 25% van de scholen in het schooljaar 2006-2007. Het aanbod was in het betreffende schooljaar echter maar liefst 51%. Zelfs 16% hield zich bezig met het ontwikkelen en inrichten van de maatschappelijke stage, aldus Alblas (2006). Scholen bieden ondersteunende begeleiding tijdens de maatschappelijke stage en leggen de stage als verplicht onderdeel vast in het onderwijsaanbod en wordt er aandacht besteed aan de reflectie (De Vliegende Brigade, 2007). Het belang van reflectie wordt door Meijs (2010) benadrukt. Ook voorbereiding komt ten goede aan de kwaliteit van maatschappelijke stage. Echter verschilt de aandacht voor voorbereiding en reflectie per school. Uit het rapport van Meijs (2010) blijkt dat scholen tot op zekere hoogte geslaagd zijn in het verankeren van de maatschappelijke stage in het onderwijscurriculum. Het effect op scholen is volgens Meijs (2010) nog te weinig in kaart gebracht. Wel heeft de maatschappelijke stage een positieve invloed op het imago van de onderwijsinstelling, met name wanneer de maatschappelijke stage verankerd is in het gedachtegoed van de school.
De bereidheid van jongeren om altruïstisch gedrag te vertonen is echter enigszins paradoxaal aan het onvrijwillige karakter. Onderwijsinstellingen zijn immers vanaf het schooljaar 2011/2012 verplicht om maatschappelijke stage op te nemen in het onderwijscurriculum. Maatschappelijke stage wordt omschreven als het doen van vrijwilligerswerk voor de samenleving (Bijsterveldt-Viegenthart, 2007). Het karakter is echter niet vrijwillig of vrijblijvend wat tegenstrijdig is aan de aard van vrijwilligerswerk. Hustinx, Meijs en Hoorn (2007) noemen dit een vorm van ‘verplicht geleid vrijwilligerswerk’. Verschil daarbij is dat bij dit type vrijwilligerswerk individuen niet zelf kiezen voor deelname en ook niet zelf bepalen wat de inhoud van het vrijwilligerswerk is. Maatschappelijke stage kan naar inhoud zelf worden ingevuld door leerlingen, maar is door de overheid opgelegd aan onderwijsinstellingen, die het weer opleggen aan hun leerlingen (Hustinx et al., 2007).
Maatschappelijke stage kan een mogelijke bijdrage leveren aan de latere vrijwillige inzet van leerlingen. Zo geven Mateman en van der Meulen (2007) aan dat onderzoeksresultaten in Nederland en de Verenigde Staten uitwijzen dat het doen van vrijwilligerswerk aantrekkelijker is voor jongeren, nadat zij een maatschappelijke stage hebben uitgevoerd. De reden hiervoor is een verandering in beeldvorming van jongeren ten overstaan van vrijwilligerswerk. Maatschappelijke stage zorgt voor een andere kijk op hoe een individu zich in kan zetten voor de maatschappij en wat het belang daarvan is. Dit heeft alles te maken met de mate waarin individuen vrijwilligerswerk willen verrichten, de beschikbare tijd en de bekwaamheid. De wil, tijd en bekwaamheid worden door Meijs, Ten Hoorn en Brudney (2007) aangeduid als ‘volunteerability’. Volgens hen bepalen deze drie elementen de grootte van het vrijwilligerspotentieel. Het vrijwillig inzetten voor de samenleving middels maatschappelijke stage, levert een gevoel van nut en blijvend enthousiasme voor vrijwilligerswerk op, ondanks het verplichte karakter (De Gruijter & Dekker, 2006; Metz & Youniss, 2005). Tegenstrijdig aan deze bevindingen is de opvatting dat externe controle, dwang of extrinsieke beloning niet ten goede komen aan vrijwilligerswerk en daarmee een belangenloze inzet tijdens maatschappelijke stage in de weg staat. Juist doordat motivatie van buitenaf strijdig is met intrinsieke motivatie die inherent is aan een vrijwillige inzet (Vinke, 2004; Clary, Snyder & Stukas, 1998; Bridges-Karr, 2006; Meijs & Karr in De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Wel kunnen positieve ervaringen van jongeren tijdens maatschappelijke stage, de op voorhand aanwezige extrinsieke motivatie door het verplichte karakter, ombuigen naar intrinsieke motivatie (De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Oftewel, de mate van vrijwillige inzet wordt bepaald door de wil, tijd en bekwaamheid van individuen. De wil om altruïstisch gedrag te vertonen kan beïnvloed worden door maatschappelijke stage.
- 14 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Nu de effecten op leerlingen, scholen, de samenleving en de daarbij behorende aard van maatschappelijke stage zichtbaar zijn, is het van belang om aan de hand van onderwijskundige inzichten de effecten te verklaren. Daarmee wordt duidelijk hoe individuen leren. Dit maakt het des te belangrijker om te kijken hoe maatschappelijke stage verankerd kan worden in stagebiedende organisaties. Voor stagebieders is het immers van belang om de begeleiding en stage-inhoud zo in te richten dat rendement voor de leerlingen en stagebieders wordt behaald. Daarbij is het aannemelijk dat motivatie en manier van leren van invloed zijn op de vormgeving van maatschappelijke stage. 3.3 Onderwijskundige inzichten De belangstelling naar en de wil om vormgeving van maatschappelijke stage op een goede manier door te voeren in de interne organisatie van onderwijsinstellingen kan worden gerelateerd aan het inzicht in het belang van onderwijs buiten de gevestigde schoolbanken. Hoe individuen leren is van invloed op het effect van maatschappelijke stage.
Aan de ideeën rondom de invoer van de maatschappelijke stage liggen verschillende visies over de invulling van onderwijs ten grondslag. Leren beperkt zich volgens La Belle (1982) niet tot een bepaalde levensfase of statische omgeving als een onderwijsinstelling. Wijzer worden gebeurt gedurende het hele leven in diverse contexten, leren is geen statisch gegeven of proces (Commission of the European communities, 2006). La Belle (1982) onderscheid dan ook verschillende vormen van onderwijs, namelijk formeel, non-formeel en informeel. Volgens La Belle (1982) worden optimale leerervaringen gecreëerd door kenmerken van de verschillende onderwijstypen te combineren voor bepaalde onderwijsactiviteiten. Welke kenmerken worden meegenomen is afhankelijk van het doel van de beoogde leerervaring. “In dit kader ziet La Belle de school als een verlengde van het gezin en de gemeenschap, waar vaak de mogelijkheid ontbreekt om binnen de school opgedane kennis toe te passen buiten school en vice versa” (Bisset, 2009). Onderwijsinstellingen en de samenleving dienen leerervaringen zo in te kleden dat doceren en kennis opdoen voortdurende leerprocessen zijn. Volgens La Belle (1982) leidt dit tot een optimaal leerklimaat. Maatschappelijke stage is hiermee een zeer geschikt instrument, dit is immers een vorm van non-formeel onderwijs, waarbij onderwijsinstellingen en de samenleving betrokken zijn. Formeel onderwijs wordt gecombineerd met non-formeel onderwijs buiten onderwijsinstelling, wat zorgt voor wederzijdse stimulans en daarmee en optimale leerervaring.
Het leren in andere contexten buiten een onderwijsinstelling en de meerwaarde daarvan op concrete leerervaringen binnen school wordt door John Dewey (In: Miettinen, 2010) bestempeld als ‘experiential learning’. Hij veronderstelt dat leren een interactieve handeling is, waarbij onderwijsinstellingen, door opgelegde regulatie, tijdrekkend en beperkend kunnen werken. Interactie tussen samenleving en onderwijsinstelling staan voorop in zijn ideeën. Instituten geven leerlingen echte en gestructureerde ervaringen die het vermogen van leerlingen om bij te dragen aan de gemeenschap ondersteunen. Het erkennen van verschillende leerstijlen werd door Carl Jung als eerste onderkend. De voorkeur voor een bepaalde leerstijl wordt bepaald door de manier waarop een individu geneigd is naar de wereld te kijken (In: Kolb, Boyatzis & Mainemelis, 1999). Volgens Kurt Lewin (In: Miettinen, 2010) wordt leren het beste gefaciliteerd in een omgeving waarbij een leerervaring direct gekoppeld is aan een onmiddellijke en concrete handeling. Overeenkomstig veronderstelt Jean Piaget (In: Kolb, 1984) dat intelligentie gevormd wordt door ervaring. Intelligentie is geen aangeboren kenmerk maar is een product van de interactie tussen individu en omgeving.
- 15 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Het gedachtegoed van Dewey, Jung, Lewin en Piaget zijn de uitgangspunten van de interpretatie van David Kolb (1984) op experiential learning. Kolb (1984) heeft een cyclisch model ontwikkeld waarin onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende dimensies van leren. Binnen het model van Kolb (1984) wordt leren als een proces gezien wat gebaseerd is op concrete ervaringen. Ervaringen worden gereflecteerd, vervolgens komen er begripsbepalingen of concepten tot stand met als gevolg dat er geëxperimenteerd kan worden met volgende ervaringen. Hierdoor ontstaat er een doorgaand proces van leerervaringen. Concrete ervaringen en de interpretatie daarvan leiden tot bekwaamheid. Wanneer Kolb’s leercyclus gekoppeld wordt aan maatschappelijke stage is er een uitstekende match zichtbaar. Maatschappelijke stage biedt leerlingen concrete ervaringen, waarop intern met de onderwijsinstelling en extern met de stagebiedende organisatie gereflecteerd kan worden. De stageervaringen kunnen overkoepeld worden door een overkoepeld onderwijsonderwerp, wat gezamenlijk zorgt voor nieuwe begripsbepalingen. De leercyclus kan binnen elke willekeurige dimensie van start gaan.
Service learning is de Amerikaanse variant van de Nederlandse maatschappelijke stage en gebaseerd op dezelfde principes van het buitenschoolse leren die hiervoor beschreven zijn. In Amerika is er langer ervaring met service learning. Onderzoek naar service learning bevestigt de ideeën en leermethoden van Dewey, Jung, Lewin, Piaget en Kolb. De leereffecten van service-learning treden inderdaad op indien er interactie is tussen medestudenten en docenten, er mogelijkheid is tot discussie, er een leercyclus wordt gehanteerd en de service-learning activiteiten gestructureerd zijn (Ammon et al., 2002; Billig et al., 2005). Daarnaast zijn andere factoren van belang die betrekking hebben op de rol van de docent. Indien leraren leerdoelen en activiteiten koppelen, vaardigheden behorend bij leerdoel koppelen aan activiteiten, duidelijke leerdoelen hanteren en deze herhaaldelijk vertellen, bescheiden leerdoelen opstellen en naderhand reflectie toepassen, treedt er een leereffect op en is het leereffect groter dan wanneer hier geen aandacht aan wordt besteed (Ammon et al., 2002; Billig et al., 2005).
Indien service learning deze elementen bevat treedt het feitelijke leereffect op, wat zichtbaar is in onderwijsresultaten. Wanneer leerlingen/studenten service-learning activiteiten ondernemen verbetert hun cijfergemiddelde, schrijfvaardigheid, kritisch denkvermogen, leergedrag en de prestaties bij exacte vakken (Astin et al., 2002; Ammon et al., 2002; Melchior, 1998). Hoewel service learning in Amerika een rijkere historie en verankering in onderwijsmethoden kent, is het gezien de vergelijkbare aard aannemelijk dat maatschappelijke stage op lange termijn vergelijkbare effecten kan bewerkstelligen. Onderzoek laat een voorzichtige impressie zien; “Buitenschools leren heeft een duidelijke meerwaarde als het gaat om het versterken van het ‘binnensschoolse’ leren” (Duvekot et al., 2009: 31).
Maatschappelijke stage biedt dus een uitstekende mogelijkheid om onderwijs ook buiten de grenzen van de school vorm te geven en daarmee het onderwijsaanbod te verrijken. Hierdoor sluit maatschappelijke stage naadloos aan op actuele onderwijsconcepten als ‘Het nieuwe leren’, waarbij competentiegericht leren en verschillende vormen van kennisoverdracht centraal staan (Mateman & Van der Meulen, 2007). De rol die de school heeft met betrekking tot begeleiding van maatschappelijke stage is essentieel, mentoren zorgen voor reflectiemogelijkheden, coördinatoren voor randvoorwaarden (Heijnen, Te Poel & Brouns, 2009). Coördinatoren ervaren echter dat er te weinig tijd beschikbaar is voor een juiste voorbereiding van maatschappelijke stage. Vanuit onderwijsinstellingen wordt gekeken hoe de taken van coördinatoren verlicht kunnen worden (Heijnen et al., 2009). Taakverdeling en rollen van betrokken partijen zijn van belang voor het structureel koppelen van jongeren aan vrijwilligersorganisaties.
- 16 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
De tot nog toe positieve ervaringen van leerlingen, de bereidheid van scholen voor medewerking en de koppeling tussen uitgangspunten maatschappelijke stage en visie onderwijsinstelling zijn uitstekende uitgangspunten voor het organisatorisch implementeren van maatschappelijk stage. Het standpunt van de school over of maatschappelijke stage al dan niet een buitenschoolse aangelegenheid is, bepaalt de wijze van implementatie. Een goede samenwerking tussen betrokken partijen komt volgens Heijnen et al. (2009) tot stand door een algemeen (nog te ontwikkelen) handboek. Concluderend, stellen Heijen et al. (2009) dat maatschappelijke stage onderwijsinstellingen nieuwe samenwerkingsvormen met vrijwilligersorganisaties oplevert en daarmee nieuwe contacten op verschillende organisatorische niveaus, ervaring met andere werkculturen en werkwijzen. 3.4 Motivatie Maatschappelijke stage als vorm van buitenschools leren is effectief, doordat leerlingen kennis kunnen toepassen in praktijk. Concrete praktijkervaringen leiden tot concrete leerervaringen. Zoals bleek wordt het opdoen van leerervaringen gestuurd door het verplichtende karakter wat strijdig is met de vrijwillige stageactiviteiten. Voor organisaties is het van belang om inzicht te hebben in de motivatie van vrijwilligers, oftewel maatschappelijke stagiaires. Door te weten wat vrijwilligers motiveert kan er ingespeeld worden op het soort en inhoud van vrijwilligersactiviteiten. Dit is belangrijk om vrijwilligers te binden aan een organisatie (De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Verdergaand wordt daarom ingegaan op het belang van motivatie van leerlingen en hoe hier rekening mee kan worden gehouden tijdens stageactiviteiten.
Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs is het vanaf het schooljaar 2011/2012 verplicht om maatschappelijke stage te lopen, maar hoe er invulling aan wordt gegeven is aan de leerling zelf. Leerlingen zijn gemotiveerder als zij zelf een stage kunnen kiezen die aansluit bij hun interesses en leefwereld (De Vliegende Brigade, 2007). Veel leerlingen hebben keuzevrijheid bij het kiezen van een maatschappelijke stage, wat volgens Meijs (2010) leidt tot tevredenheid onder de leerlingen. Keuzevrijheid moet echter niet leiden tot vrijblijvendheid, maatschappelijke stage is immers verplicht. Dat keuzevrijheid gekoppeld is aan de mate van motivatie laten verscheidene onderzoekers zien.
Een van de meest bekende motivatietheorieën is de behoeftepiramide van Maslow (1943). De verschillende behoefteniveaus van Maslow (In: De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009) laten zien dat individuen diverse gradaties hebben in hun streven. Individuen willen allereerst hun behoeften bevredigen op de lagere niveaus van de behoeftepiramide, alvorens zij hogere behoeften ambiëren. De primaire behoeften, te weten fysieke behoeften als eten, drinken, kleding en onderdak vormen de eerste gradatie. Daarop volgen de behoefte aan veiligheid, de sociale behoeften en de behoefte aan eigenwaarde. De behoefte aan zelfontplooiing is volgens Maslow (1943) het hoogste streven. De beoogde persoonlijke ontwikkeling van leerlingen door maatschappelijke stage is daarmee het hoogst haalbare. Bridges-Karr (2009) koppelt de behoefteniveaus van Maslow (1943) aan vrijwilligerswerk. Meijs en Bridges-Karr (2004) halen daarbij de sociologische framingtheorie van Lindenberg (2001) aan. Zoals eerder aangegeven is het verlangen van altruïstisch gedrag van leerlingen strijdig aan het verplichte karakter van maatschappelijke stage, extrinsieke motivatie leidt niet automatisch tot intrinsieke motivatie. Dat intrinsieke en extrinsieke motivatie niet statisch zijn laat Lindenberg(2001) zien door het beschrijven van een hedonistisch, instrumenteel en normatief frame. Een frame is binnen deze theorie het referentiekader van een individu. “Binnen het hedonistische frame kiest men voor bepaald gedrag met als doel zich goed te voelen. Hedonistische drijfveren zijn gericht op de onmiddellijke bevrediging van een gevoelde wens. Binnen het instrumentele frame wordt gedrag gedreven door het streven naar de maximalisering van tastbare middelen.
- 17 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Binnen het normatieve frame is men voornamelijk gericht op handelingen die juist zijn, volgens de voor hen geldende normen en waarden” (Meijs & Karr in De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009: 67). Deze verschillende referentiekaders maken duidelijk dat er diverse motieven zijn die vragen om specifieke invulling van vrijwillige activiteiten. Meijs en Karr (2004) benadrukken dat inzicht in motivatie belangrijk is voor het binden van vrijwilligers aan organisaties (In: De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Immers, wanneer er tegemoetgekomen wordt in de motivatie en de beloning van vrijwilligers is de kans dat vrijwilligers zich langdurig willen inzetten groter. Ook is het waarschijnlijk dat organisaties die een breed aanbod aan maatschappelijke activiteiten of taakinhoud aanbieden gemakkelijker in staat zijn in te spelen op veranderlijke motivatieframes van leerlingen.
Bridges-Karr onderscheid op basis van Kuperus (2005) twee dimensies voor organisaties om inzicht te geven in hoe met verschillende vrijwilligers om te gaan; namelijk ervaringen en bevestiging (In: De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Van hieruit maakt Bridges-Karr (2009) een typologie van vrijwilligers. Ondernemers zijn instrumenteel en hedonistisch gemotiveerd, zoeken bevestiging bij zichzelf, vrijwilligersactiviteiten zijn gericht op zelfontplooiing en uitdaging, wat resulteert in proactief gedrag. Stimulatoren hebben behoefte aan acceptatie van de omgeving, maar zijn tevens continu opzoek naar mogelijkheden en prikkels, handelen vanuit een hedonistisch en normatief perspectief. Voor regelaars zijn vormen van veiligheid belangrijk bij de vrijwillige inzet voor een organisatie. Beheersing over activiteiten en aansprakelijkheid spreekt regelaars aan, waardoor het instrumentele en normatieve frame op de achtergrond speelt. Dienstverleners zijn gedreven door normatieve en hedonistische motieven, duidelijkheid over doel(en), verantwoordelijkheid en een duidelijke rol zijn van belang voor dit type vrijwilliger. Acceptatie van de omgeving, toewijding aan derden en zekerheid zijn de basis voor het uitvoeren van vrijwilligerswerk voor dienstverleners.
Een ander onderscheid in vrijwilligers kan gemaakt worden naar vrijwilligersmotivatie. De functionele categorieën voor vrijwilligersmotivatie zijn onder te verdelen in de volgende functies: social, enhancement, understanding, career, value, en protective (Clary et al., 1998; Meijs & Roza, 2009). Individuen kunnen verschillende waarden terugzien in vrijwilligerswerk, niet alleen door één functie, maar ook door een combinatie van functies. Bij het uitvoeren van maatschappelijke stage spelen deze functies voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs een rol. Het is aannemelijk dat deze functionele motivatie ook voor stagebiedende organisaties geldt. Dat motivatievormen van belang zijn voor organisaties laten Marta, Pozzi & Marzana (2010) zien door te beargumenteren dat jongeren zich na maatschappelijke stage inzetten indien er een hoge mate van tevredenheidgevoelens heerst. Niet alleen over de maatschappelijke stageactiviteit, tevens voor de tevredenheid van self-effiency. In de periode van maatschappelijke stage gaan jongeren relaties aan. De kwantiteit en kwaliteit van deze relaties bepalen de integratie in de organisatie. Jonge vrijwilligers hebben naarmate de tevredenheid over stageactiviteiten, opgedane relaties en opname in de organisatie een grotere intentie om zich te blijven inzetten (Omoto & Snyder, 1995 in Marta, Pozzi & Marzana, 2010). Op middellange termijn speelt de factor verbondenheid met een organisatie een rol om al dan niet actief te blijven. De beleving van de jongeren en daarmee de identiteit van een vrijwilliger zijn doorslaggevend voor de vrijwillige inzet van leerlingen op lange termijn. Meijs (2010) onderzocht het effect van maatschappelijke stage op leerlingen. Hij geeft aan dat activiteiten die leerlingen ondernemen er echt toe doen en dat er waardering is, met als gevolg dat leerlingen stages als leuk en gezellig ervaren. Dit impliceert dat jonge vrijwilligers, oftewel leerlingen die maatschappelijke stage doen of hebben gedaan de vrijwilligers van nu en de toekomst kunnen worden.
- 18 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Maatschappelijke stage levert nieuwe vrijwilligers op, maar 72% van de leerlingen wordt niet gevraagd door stagebiedende organisatie om vrijwilligerswerk te blijven doen (Bekkers et al., 2009). Een belangrijke factor bij het doorgaan met vrijwilligerswerk is dat leerlingen de organisatie voor aanvang van maatschappelijke stage de organisatie al kennen, wellicht door het gevoel van betrokkenheid. Om jongeren ook na maatschappelijke stage betrokken te houden bij vrijwilligerswerk zijn PR acties lonend, aldus Heijnen et al. (2009).
Onderwijskundige inzichten, de aard van vrijwilligerswerk en motivatie kunnen bepalend zijn voor hoe organisaties maatschappelijke stage aanbieden, wat gevolgen kan hebben voor hoe de stages worden georganiseerd. Vanuit dit kader wordt er koppeling gemaakt met de manier waarop organisaties zich kunnen inrichten op een dergelijke verandering als maatschappelijke stage.
3.5 Veranderingsprocessen Ondanks dat maatschappelijke stage vanaf het schooljaar 2011/2012 verplicht wordt ingevoerd en er enkele jaren middels pilots is toewerkt naar deze invoering is het een relatief nieuw begrip. Maatschappelijke stage vraagt daarom om verandering binnen stagebiedende organisaties. Om inzicht te krijgen in hoe veranderingsprocessen verlopen en daarmee dus georganiseerd worden, wordt er aandacht besteed aan hoe maatschappelijke stage bij stagebieders ingericht kan worden.
De Caluwé en Vermaak (2002) beschrijven een methode met een zestal bestanddelen die aan de orde komen bij (geslaagde) veranderingsprocessen. Deze methode heet de methode van geplande verandering. Met gepland wordt bedoeld dat het gaat om een verandering waarbij de toekomst niet aan het lot wordt overgelaten, maar er (een bepaalde mate van sturing) plaatsvindt. De methode onderscheid de volgende zes complementaire bestanddelen: veranderidee/uitkomsten, historie, actoren, fasen, communicatie en sturing (De Caluwé en Vermaak, 2002: 72).
Maatschappelijke stage kan worden ingezet als verandering om bepaalde al dan niet beoogde uitkomsten te realiseren. Het bestandsdeel veranderidee gaat dan ook in op wie er binnen organisaties initiatiefnemers zijn en welke resultaten er nagestreefd worden. Het resultaat, oftewel de uitkomsten zijn het resultaat van alle bestandsdelen tezamen.
De historie vertoont als bestandsdeel enige overlap met het bestandsdeel veranderidee/uitkomsten, doordat hierbij wordt gekeken naar de aanleiding voor verandering. Met andere woorden, wat is het motief om maatschappelijke stage aan te willen bieden. Een aanleiding of motief wordt door De Caluwé en Vermaak (2002) bestempeld als een emotioneel kernmerk dat ten grondslag ligt aan een veranderidee, dus het aanbieden van maatschappelijke stage. Logischerwijs zijn er ook feitelijke aanleidingen die gevormd worden door de context van de organisatie. Dit zijn kenmerken van de sector, organisatieomgeving en de organisatie zelf. Vertaald naar maatschappelijke stage is de context bijvoorbeeld de sector waar de stagebieder zich in bevindt, de grootte van de organisatie, het soort organisatie en het (vrijwillige) personeel.
Actoren zijn in veranderingsprocessen de betrokken personen die invloed op elkaar uitoefenen. Een verandering zoals de maatschappelijke stage begint met een initiatiefnemer die het idee op de agenda zet. Volgens Caluwé en Vermaak (2002) gaat een initiatiefnemer vervolgens op zoek naar medestanders. Daarbij kan er volgens hen twee richtingen uitgeslagen worden. Of er worden sponsoren van het idee om maatschappelijke stage op te pakken gevonden of er wordt op zoek gegaan naar een zogenaamde regisseur. Dit is een persoon die zowel van binnen als van buiten de stagebieder kan komen.
- 19 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Een regisseur zet de verandering (in dit geval maatschappelijke stage) op, stimuleert de uitvoering en monitort de voortgang (De Caluwé & Vermaak, 2002: 82).
Naarmate de aanpak van maatschappelijke stage duidelijker omschreven wordt, komen de trekkers in beeld die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding en coördinatie. Initiatiefnemers en of regisseurs betrekken samen met de trekkers de uitvoerders die de maatschappelijke stage realiseren ‘op de werkvloer’. Deze typologie van actoren bij verandering, in dit geval het invoeren van maatschappelijke stage, hebben een bepaalde volgorde. Gaandeweg groeit het aantal actoren bij het aanbieden van maatschappelijke stage binnen de organisatie. Daarbij benadrukken De Caluwé en Vermaak (2002) het belang van draagvlak.
De weg tussen de bestanddelen historie naar uitkomst, wordt dus onder andere bepaald door actoren. Maar ook door inhoudelijke activiteiten, die het volgende bestandsdeel ‘fasen’ vormen. In deze stap tijdens het veranderingsproces gaat het om de interventie, oftewel de daadwerkelijke uitvoering. Dit bestandsdeel wordt fasen genoemd,omdat er volgens De Caluwé en Vermaak (2002) verschillende fasen te onderscheiden in een veranderingstraject. Te weten; diagnose, veranderingsstrategie, interventieplan en interventies. De eerste drie fasen komen overeen met de voorgaande bestanddelen. Toch worden deze onderdelen extra genoemd in de methode van geplande verandering, omdat deze wel te onderscheiden zijn in grote meerjarige veranderingstrajecten. Bij maatschappelijke stage gaat het om het concrete aanbod en gang van zaken in de dagelijkse praktijk, wanneer leerlingen daadwerkelijk hun activiteiten uitvoeren. Een derde belangrijke stroom op de weg van historie naar uitkomst naast actoren en fasen, is communicatie. Bij een verandering als maatschappelijke stage in- en uitvoeren in een organisatie wordt de dialoog tussen betrokkenen als essentieel gezien (De Caluwé & Vermaak, 2002). Communicatie wordt niet als een op zichzelf staand middel genoemd, maar loopt door het gehele veranderingsproces heen. Communicatie vindt op verschillende manieren plaats, niet alleen mondeling maar ook schriftelijk. Voor initiatiefnemers is het belangrijk om via communicatie verandering aan te kondigen en de noodzaak daarvan duidelijk te maken. Op deze manier kan er draagvlak binnen organisaties ontstaan en wordt het aantal betrokkenen groter. Wanneer verandering door regisseurs, trekkers en uitvoerders vorm wordt gegeven is het volgens De Caluwé en Vermaak (2002) van belang om te blijven informeren, te brainstormen, elders te kijken en terugkoppeling te genereren.
Zoals de naam van de methode aangeeft kan verandering gepland plaatsvinden. Er kan dus bewust voor gekozen worden om maatschappelijke stage aan te bieden. Volgens De Caluwé en Vermaak (2002) is het belangrijk om de voortgang in de gaten te houden en daar waar nodig bij te sturen in veranderingsprocessen. Zonder sturing is verandering of in dit geval maatschappelijke stage volgens hen een runaway train. Sturing verbindt alle voorgaande bestandsdelen met elkaar. Hier ligt de essentie, sturing maakt het mogelijk of laat maatschappelijke stage werken.
Al deze bestandsdelen leiden uiteindelijk tot bepaalde uitkomsten die al dan niet overeen komen met het veranderidee dat vooraf bedacht is. Zoals blijkt lopen bestandsdelen in elkaar over en is er nooit een duidelijke scheidslijn. De Caluwé en Vermaak (2002) benadrukken daarom de aanvullende functie van de bestandsdelen naar elkaar toe in het proces.
- 20 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Samenvattend is nu globaal duidelijk welke stappen verandering kent en hoe verandering vorm gegeven kan worden. Is er een kader gemaakt waarbinnen maatschappelijke stage bij stagebieders vorm georganiseerd kan worden. De bestandsdelen in de methode van geplande verandering zullen gehanteerd worden om de resultaten verdergaand te bespreken. Alvorens over te gaan op het bespreken van de resultaten volgt er een kort resumé. Zoals gebleken is maatschappelijke stage ingevoerd om de participatie van jongeren te vergroten en bij te dragen aan de samenleving door gerichte onbetaalde activiteiten. Om een persoonlijke ontwikkeling te creëren die niet alleen binnen school wordt aangeleerd, maar doorgaat buiten de grenzen van de school. Jongeren raken door maatschappelijke stage geïnteresseerder in vrijwilligerswerk en breiden hun burgerschapsvaardigheden uit. Dit komt doordat leren in andere contexten effectief is, individuen leren door ervaring. Maatschappelijke stage blijkt een uitstekend middel om deze gedachte vorm te geven. De vrijwillige inzet die maatschappelijke stage vraagt is echter strijdig aan het verplichte karakter. Leerlingen moeten immers doordat het in de wet is vastgelegd een maatschappelijke stage tijdens het voortgezet onderwijs volbrengen. Deze extrinsieke motivatie hoeft echter niet belemmerend te werken. Stagebieders kunnen juist inspelen op het verschil in motivatie door hun maatschappelijke stageaanbod hierop af te stemmen. Het aan willen bieden van maatschappelijke stage vraagt een bepaalde visie en inzet van een stagebieder. Hoe stagebieders een verandering als maatschappelijke stage kunnen organiseren is globaal duidelijk gemaakt aan de hand van de methode van geplande verandering. Deze methode biedt handvatten om het proces van invoering te stroomlijnen en te realiseren. Hiermee wordt dan ook de sectie resultaten ingeluid, die antwoord zal geven op de vraag ‘Hoe organiseren stagebieders maatschappelijke stage? Zoals gebleken kent elk veranderidee bepaalde uitkomsten, dit zal aan de orde komen in de derde deelvraag die ingaat op de effecten van maatschappelijke stage. Namelijk; wat zijn de effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard?
- 21 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
4. Resultaten In dit hoofdstuk staan deelvraag twee en drie centraal. De tweede deelvraag “Hoe organiseren stagebiedende organisaties maatschappelijke stage?”, wordt beantwoord door de zes bestandsdelen van de methode van geplande verandering te doorlopen. Dit is een methode wat bepaalde elementen van (geslaagde) veranderingsprocessen beschrijft en daarmee als kapstok dient voor de inrichting van de resultatensectie (De Caluwé & Vermaak, 2002).
Allereerst wordt er ingegaan op het veranderidee door te beschrijven wie er binnen een stagebiedende organisatie het initiatief genomen heeft om maatschappelijke stage te introduceren. Vervolgens zal het bestandsdeel historie ingaan op de organisatiecontext waarin maatschappelijke stage door leerlingen wordt uitgevoerd. Binnen de organisatiecontext wordt een toelichting gegeven van de sectoren, soort organisatie, de omvang van de organisatie, gemiddelde leeftijd in de organisatie, percentage jongeren in de organisatie, gemiddeld aantal maatschappelijke stagiaires per jaar en een beschrijving van algemene activiteiten die de leerlingen uitvoeren. Ook wordt er binnen de historie ingegaan op het motief van een stagebieder om maatschappelijke stage aan te gaan bieden. Daarna komt in het bestandsdeel actoren aan de orde in hoeverre stagebieders uitleg hebben gehad over maatschappelijke stage, het creëren van draagvlak voor het aanbieden van maatschappelijke stage, welke voorbereidingen er getroffen zijn, de instroom van stagiaires, coördinator(en) van en betrokkenen bij maatschappelijke stage, beschikbare tijd en capaciteit voor het aanbieden van maatschappelijke stage en samenwerkingsafspraken. In het bestandsdeel fasen wordt aandacht besteed aan de vorm van maatschappelijke stage, de voorbereiding van leerlingen, ontvangst en introductie van stagiaires, de begeleiding, de invloed en zelfstandigheid van leerlingen op maatschappelijk stage, de verwachtingen, de leerruimte van maatschappelijke stagiaires en een stageovereenkomst. Communicatie loopt als bestandsdeel als rode draad door de andere bestandsdelen heen. Het is een bind- en verduidelijkingsmiddel tussen en in de verschillende bestandsdelen van de methode van geplande verandering. Zo kan communicatie doelen op het informeren van betrokkenen, het adresseren van weerstand en het creëren van binding, waarmee communicatie bijvoorbeeld door de bestandsdelen veranderidee, actoren en fasen heenloopt. Met deze reden wordt communicatie bij verschillende bestandsdelen toegelicht en niet als apart bestandsdeel uiteengezet. Het bestandsdeel sturing gaat in op de evaluatie van maatschappelijke stage, het vrijwilligerswerk vervolgen, de aandacht voor waardering en een aandenken, terugkoppeling van ervaringen naar stagemakelaars en of scholen, monitoring en het contact met oud stagiaires. Zoals eerder aangegeven zijn de bestandsdelen van de methode van geplande verandering niet statisch en vertonen met deze reden enige overlap. Deelvraag twee gaat derhalve in op hoe maatschappelijke stage georganiseerd binnen stagebiedende organisaties en vormt het eerste resultatensectie deel ‘Resultaten(1): Organiseren van maatschappelijke stage door stagebiedende organisaties’.
De bestandsdelen veranderidee, historie, actoren, fasen, communicatie en sturing leiden tezamen tot bepaalde uitkomsten. De uitkomsten vormen de derde deelvraag in dit onderzoek, namelijk “Wat zijn de effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard?”. Deze deelvraag gaat in op het succes van maatschappelijke stage en de ontbrekende activiteiten die succes in de weg staan. Verandering in de stagebiedende organisatie, effect op de organisatie, verandering van motivatie om maatschappelijke stage aan te bieden en het belang van het effect op stagebiedende organisaties. Daarbij wordt tevens ingegaan op hoe stagebieders zorgen voor effecten van maatschappelijke organisatie en wat de belangrijkste voorwaarden zijn voor succes. Zodoende laat deelvraag drie zien of en hoe stagebieders maatschappelijke stage succesvol organiseren. De derde deelvraag komt aan bod in de tweede resultatensectie ‘Resultaten(2): Effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en verklaring’.
- 22 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
4.1 Resultaten (1): Organiseren van maatschappelijke stage door stagebiedende organisaties Het eerste deel van de resultatensectie gaat in op de bestandsdelen veranderidee tot en met sturing. De methode van geplande verandering van De Caluwé en Vermaak (2002) vormt daarbij de kapstok van de resultaatbeschrijving. Elk bestandsdeel beschrijft een aantal aspecten, waarbij een algemeen beeld, opvallendheden en specificaties naar organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen wordt geschetst. Citaten hebben een illustrerende rol bij de resultaten die worden beschreven. De resultaten vangen aan met het eerste bestandsdeel, namelijk het veranderidee.
4.1.1. Bestandsdeel Veranderidee Het veranderidee is de notie om maatschappelijke stage als organisatie aan te gaan bieden. Een veranderidee ontstaat bij een initiatiefnemer binnen of buiten de stagebiedende organisatie. Het bestandsdeel veranderidee gaat in deze studie dan ook in op wie er intern of extern besloten heeft het aanbod van maatschappelijke stage mogelijk te maken. Tabel 1 geeft een overzicht van wie maatschappelijke stage geïnitieerd heeft bij de stagebieders in dit onderzoek. Tabel 1: Initiatiefnemer Initiatiefnemer aanbieden maatschappelijke stage Beroepskracht Directie Vrijwilliger Stagemakelaar Anders Totaal
Aantal1 17 8 4 8 22 59
Een ruim aantal van de stagebiedende organisaties geeft aan dat het initiatief intern is ontstaan door een beroepskracht. De beroepskrachten vervullen voornamelijk uitvoerende functies binnen de organisatie, zoals vrijwilligerscoördinator of opleidingscoördinator. Opvallend daarbij is dat er een aantal keer door vrijwilligerscoördinator is aangeven dat maatschappelijke stage in eerste instantie niet onder hun taken viel, maar bij de interne afdeling opleidingen. “De naam maatschappelijke stage is zo fout gekozen. Maatschappelijke stage wordt direct gelinkt aan beroepsopleiding. Ik heb er heel hard voor gevochten om maatschappelijke stage onder mij als vrijwilligerscoördinator te laten vallen, omdat er hier anders nog geen maatschappelijke stagiair was geweest, omdat het teveel werk is om te organiseren” (272/Zorg&Welzijn). “Ik ben als vrijwilligerscoördinator degene geweest die het initiatief nam. Hier is het ook nog best wel een heikel punt, want vroeger hoorde het bij opleidingen. Eigenlijk hoort het nog bij opleidingen. Maar de dames van de opleidingen zien het niet zo zitten, het is ook een discussie, want op mijn locatie laten ze me gaan, maar officieel is het niet bij mij” (28/Zorg&Welzijn). “Wanneer het woord stage valt verwacht men gelijk dat het een stage is […] iets om te leren, zoals een beroepsstage. Ik heb keihard moeten knokken om ze binnen te laten, eerst illegaal. En op het moment waren er een aantal jongeren, dat maatschappelijke stage wilde doen, dat contact had met de afdeling scholing, is direct weer weggestuurd, onder het mom van “aapjes kijken” (22/Zorg&Welzijn).
Naar verhouding zijn er weinig initiatieven voor maatschappelijke stage ontstaan op directieniveau. In kleine organisaties fungeert de directe ook als uitvoerde van maatschappelijke stage. Voornamelijk intentieverklarende partijen geven aan dat de directie, op aanvraag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gekomen is met het aanbieden van maatschappelijke stage. De directie van intentieverklarende partijen komt met het veranderingidee en voert maatschappelijk stage direct door naar een lager niveau in de organisatie. “In eerste instantie is dat begonnen vanuit het verenigingskantoor in Den Haag […] zijn er projectleiders echt decentraal aan de slag gegaan om het te promoten. Indien er niet door de afdelingen zelf aan de slag mee werd gegaan, dus zelf projecten opzetten, werd dat door de projectleden ondervangen. Dus het is wel echt door het beroepsapparaat in eerste instantie opgezet” (26/Zorg&Welzijn).
1 2
Totaalscore is 59 in plaats van 48 doordat er verschillende combinaties zijn van initiatiefnemers per organisatie. Zie Appendix C respondentenoverzicht. Respondentnummer. Zie Appendix C respondentenoverzicht.
- 23 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Enkele vrijwilligers hebben het initiatief genomen maatschappelijke stage op te pakken, zowel bij grote als kleine stagebiedende organisaties. Bij een aantal grote intentieverklarende partijen hebben vrijwilligers op lokaal niveau maatschappelijke stage geïnitieerd en kwam later pas op een hoger niveau of landelijk niveau in de organisatie ondersteuning. Of er ontstond een simultaan initiatief op management- beleidsniveau vanuit directie en beroepskrachten en op lokaal niveau door vrijwilligers. “Vrijwilligers zeggen, “ja daar willen we wat mee”. Natuurlijk is er landelijk op een gegeven moment de Groene Coalitie geweest. Daar is toen binnen de organisatie3 een pilot geweest op een plek in noord Nederland. Voor de organisatie heeft de Groene Coalitie niet zoveel uitgemaakt, dat heeft weinig invloed gehad op de rest van organisatie. Toen hebben wij nog niet als beroepsorganisatie heel erg veel gedaan aan het stimuleren daarvan. Daar ben ik eigenlijk pas vorig jaar mee begonnen. Daar zijn we toen pas een aantal workshops voor aan het organiseren gegaan, om die lokale initiatiefnemers te ondersteunen. Initiatief is pas later gekomen, omdat we er eerder nog niet aan dachten”(12/Natuur&Milieu). “Het aanbieden van maatschappelijke stages binnen de organisatie is ook spontaan ontstaan. Deels centraal, deels decentraal”(7/Natuur&Milieu). “Dat is eigenlijk van twee kanten. Het ministerie van LNV, Gerda Verburg […] was erg voor jeugd betrekken. Alle partijen bij elkaar gaan zitten, we slaan de handen ineen. Toen hebben we de pilot betrokken bij buiten. De organisatie is woordvoerder geworden, maar we doen het samen. Lokaal worden er ook contacten gelegd als het past binnen de planning. Het ontstaat spontaan. Vanuit de organisatie en vanuit het ministerie” (9/Natuur&Milieu). “Initiatief en start van pilot gingen gelijk op. De organisatie was al betrokken bij de Vliegende Brigade, dus we hadden al ervaringen met groepen. Het ging eigenlijk automatisch doordat we te maken hebben met jeugdleden die via school maatschappelijke stage moeten doen” (41/Sport&Beweging).
Er zijn naar verhouding weinig stagebiedende organisaties die extern benaderd zijn door stagemakelaars. Stagemakelaars zoeken samenwerking met (mogelijke) stagebieders. Het contact wordt voornamelijk gelegd met vrijwilligerscoördinatoren of opleidingsfunctionarissen. Binnen deze samenwerking wordt uitleg gegeven over maatschappelijke stage, maar het initiatief ligt bij de organisatie zelf. Andere manieren waarop maatschappelijke stage onder de aandacht is gekomen van stagebieders zijn door een directe benadering van leerlingen en scholen. Intentieverklarende partijen op management- beleidsniveau en uitvoerend niveau geven aan door het landelijk beleid in aanraking te zijn gekomen met maatschappelijke stage. Ook komt een samenwerking van school en stagemakelaar voor die tezamen stagebieders benaderd hebben, van waaruit het initiatief ontstond. Opvallend in de manier waarop het veranderingsidee ontstaan is dat een aantal organisaties al soortgelijke activiteiten aanboden en samenwerkten met scholen voordat de term maatschappelijke stage een geïntroduceerd werd. “Voordat de maatschappelijke stage überhaupt als begrip geïntroduceerd werd, werkte wij al met een site voor jongeren. En hadden wij die samenwerking met die scholen al. Maar toen was het anders, bijvoorbeeld een docent Engels die voor de zwemvereniging een programmaboekje liet vertalen van het Nederlands naar het Engels voor de uitwisseling met de Engelse zwemvereniging ook daadwerkelijk een Engels programmaboekje kon krijgen. Toen ging het eigenlijk op vakgebied en dat is nu wel veranderd door maatschappelijke stage, maar de relaties hadden wij al en het netwerk ook al” (47/Stagemakelaar). “In het begin hebben wij het project ingediend, toen wij echt gingen pionieren, bij de provincie Brabant. Dat was het jaar van het vrijwilligerswerk, daar hebben wij toen een bedrag van gekregen, zodat dat wij twee jaar konden pionieren, toen hebben wij alles kunnen uittesten en doen. Na die twee jaar zou de gemeente Tilburg het over moeten nemen, maar die hadden geen geld, toen hield het op. En toen heb ik ook meteen gezegd, er is een basis gelegd, de scholen zijn enthousiast, dus als jullie scholen het echt belangrijk vinden, kom maar op!” (45/Stagemakelaar). “Bij mijn zoon op school is het heel makkelijk gegaan, omdat ik natuurlijk goed contact had. Dus de voorloper van maatschappelijke stage die ik met hem heb uitgezet was via direct contact[…]initiatief in samenspraak” (28/Zorg&Welzijn).
In alle sectoren komen de verschillende manieren van initiëren van maatschappelijke stage voor, wel zijn er neigingen naar één bepaalde vorm. In de sectoren Zorg&Welzijn en Kunst&Cultuur worden stagebieders meer benadert door leerlingen en scholen om maatschappelijke stage mogelijk te maken. Het initiatief ligt dan bij een beroepskracht om wel of niet in te gaan op de vraag. In de sector Natuur&Milieu is er een sterke neiging naar een overkoepelende organisatie die maatschappelijke stage introduceert. Stagebieders behorende tot Sport&Beweging worden veelal benaderd door eigen leden.
3
In dit onderzoek zijn respondenten anoniem, in citaten wordt daar waar de eigen organisatienaam genoemd is tijdens interviews beschreven in de algemene term organisatie.
- 24 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Opvallend is dat twee organisaties spreken over initiatiefvorming vanuit beleid. De een namelijk doordat vanuit landelijk beleid bepaald werd mee te werken aan maatschappelijke stage. De ander vanuit vrijwilligersbeleid waarbij een doelstelling gold om jong en oud bij elkaar te brengen, waarbij maatschappelijke stage als middel werd gezien.
Het bestandsdeel veranderidee is in deze studie ingegaan op het initiëren van maatschappelijke stage. Over het algemeen kan er gesteld worden dat het initiatief voor maatschappelijke zowel vanuit het management als vanuit de uitvoering in de organisatie wordt gebracht. Toch zijn het voornamelijk uitvoerende beroepskrachten die maatschappelijke stage in organisaties introduceren. Nu duidelijk is wie initieert, wordt er beschreven in welke context en met welke reden(en). 4.1.2. Bestandsdeel Historie Het bestandsdeel historie van de methode van geplande verandering gaat in op de context waarin het initiatief voor maatschappelijke stage ontstaat en welke motieven hieraan ten grondslag liggen (De Caluwé & Vermaak, 2002). De kenmerken van de context die in deze studie zijn meegenomen zijn; sector, organisatievorm, organisatieomvang, percentage jongeren in de organisatie, gemiddelde leeftijd in de organisatie, startmoment maatschappelijke stageaanbod, gemiddeld aantal maatschappelijke stagiaires per jaar en algemene beschrijving van stageactiviteiten per sector. Na het schetsen van de context wordt er ingegaan op de motieven van stagebieders. De motieven geven aan met welke reden(en) een initiatiefnemer bij aanvang maatschappelijke stage bij de organisatie mogelijk wil maken. 4
In dit onderzoek is de context van stagebieders zeer uiteenlopend . De organisaties die maatschappelijke stage aanbieden zijn onder te verdelen in vier sectoren. Namelijk, Kunst&Cultuur, Natuur&Milieu, Zorg&Welzijn en Sport&Beweging. De meest voorkomende organisatievorm is non-profit met deels beroepskrachten en deels vrijwilligers. De organisatieomvang loopt uiteen van geen betaalde beroepskrachten tot vijfduizend en geen vrijwilligers tot vijfendertigduizend. Het percentage jongeren in de deelnemende organisaties is divers van nul tot tachtig procent. Ook de gemiddelde leeftijd laat deze grote bandbreedte zien van midden twintig tot vijftig plus. Het startmoment van het aanbieden van maatschappelijke stagebieders varieert van twee tot zes jaar terug. Hiernaast varieert ook het gemiddeld aantal maatschappelijke stagiaires per jaar van vijf leerlingen tot zesduizend leerlingen. Het stageaanbod binnen sectoren laat een uiteenlopend beeld zien. Stages in de sector Kunst&Cultuur zijn in dit onderzoek gericht op het doen van promotiewerk, ondersteunen van debatavonden, filmpjes maken over cultureel onderwerp, voorleesmiddagen organiseren en boeken sorteren in een bibliotheek. De sector Natuur&Milieu biedt stages aan waarbij leerlingen gevraagd wordt mee te denken over landschapsinrichting, kindergroepen educatief aansturen en het doen van terreinwerk. Zorg&Welzijn varieert in stageaanbod van assisteren bij dagactiviteiten, maaltijden serveren, winkelwerkzaamheden, entertainment en voorkomende werkzaamheden op kinderboerderij. Stages in de sector Sport&Beweging richten zich op het ondersteunen en coachen van sport- en spelactiviteiten en evenementen. Zoals nu beknopt blijkt, is de context van maatschappelijke stages divers, maar waarom een initiatiefnemer de eerste stap om maatschappelijke stage aan te bieden is hiermee niet duidelijk. Daarom wordt verdergaand ingegaan op de motivatie bij aanvang van maatschappelijke stage. Het initiatief voor een veranderingsidee, oftewel het aanbieden van maatschappelijke stage, kent verschillende motieven in de organisatiecontext, die zorgen voor het opperen een verandering (De Caluwé & Vermaak, 2002). Tabel 2 biedt een overzicht van motieven die hebben geleid tot het aanbieden van maatschappelijke stage.
4
Variatie door zowel kleine lokale als grote landelijke stagebieders.
- 25 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? Tabel 2: Motief Motief aanbieden maatschappelijke stage Vrijwilligersbestand veranderen Organisatienetwerk/Samenwerkingspartners uitbreiden Organisatie intern veranderen Imago veranderen Dienstverlening veranderen Bijdragen aan de samenleving Anders Totaal
Aantal5 26 1 2 19 7 26 38 119
Een groot aantal stagebieders geeft aan het vrijwilligersbestand te willen veranderen door middel van maatschappelijke stage. Daarbij wordt niet alleen direct op de leerlingen gezinspeeld, maar ook de ouders van de maatschappelijke stagiaires. Dit indiceert dat er op twee manieren naar het vrijwilligersbestand wordt gekeken, namelijk verjonging en continuïteit. Ander onderzoek geeft ook aan maatschappelijke stage wordt aangeboden vanuit de motivatie leerlingen te werven als (toekomstige) vrijwilligers (De Vliegende Brigade, 2007; De Gruijter & Braam, 2007; Duvekot et al., 2009). “Door jongeren op jonge leeftijd kennis te laten maken met de organisatie […] zij op latere leeftijd vijfenveertig vijftig weer actief zouden willen worden voor de organisatie. Door je open te stellen voor maatschappelijke stage raken ook ouders op de hoogte de organisatie als vrijwilligers of donateurs” (16/Zorg&Welzijn). “Er was een terugloop van scheidsrechters. Dat wilden we oplossen via de maatschappelijke stage. We hopen er scheidsrechters mee te krijgen. We proberen de meiden enthousiast te krijgen voor het fluiten” (38/Sport&Beweging). “(We) hopen ook dat maatschappelijke stagiaires de vrijwilligers van de toekomst worden” (40/Sport&Beweging). “We hopen er natuurlijk vrijwilligers aan over te houden. Veel sportverenigingen hebben natuurlijk een vrijwilligersprobleem. En maatschappelijke stage kan een oplossing zijn” (37/Sport&Beweging). “Ik denk dat wij ze in de toekomst knetterhard nodig hebben, de doelgroep ouderen die nu vrijwilligerswerk doen zijn al meer dan 25 jaar vrijwilliger. Maar de toekomst vrijwilliger is dat niet meer. Er is een onwijze doorgang gaande van vrijwilligers, mensen die het een paar jaar doen en dan weer verder gaan, werk krijgen, mensen die werkloos zijn of tijdelijk hier zijn” (28/Zorg&Welzijn). “We merken ook wel dat veel mensen veel langer blijven werken, dat er minder tijd is voor vrijwilligerswerk, we zijn afhankelijk van vrijwilligers, dus als je jonge mensen kan activeren om vrijwilligerswerk te doen dan helpt dat natuurlijk alleen maar de organisatie versterken. Zo laten we jongeren zien wat vrijwilligerswerk is, dat ze het eens moeten proberen” (32/Zorg&Welzijn). “(We willen) ouders trekken voor vrijwilligerswerk door enthousiaste verhalen van leerlingen” (30/Zorg&Welzijn).
Maatschappelijke stage gebruiken als middel om het vrijwilligersbestand te veranderen sluit aan op de trends in vrijwillige inzet. Non-profit organisaties hebben over het algemeen een groot aantal vrijwilligers aan zich verbonden.
De trends in vrijwillige inzet laten een ontwikkeling zien die ambigu van aard is. Aan de ene kant laten longitudinale studies van het Sociaal Cultureel Planbureau een stabiele ontwikkeling zien met een vrijwillige participatiegraad van veertig procent. Aan de ander kant laten enquêtes van dezelfde instelling in dezelfde periode een afname van de vrijwillige participatiegraad zien, namelijk dertig procent (Van den Broek, De Haan & De Hart, 2007; Van Herten, 2009). Daarnaast is er sprake van vergrijzing onder vrijwilligers (Vader, De Blaeij, Van der Elst & Van Dijk, 2008; Dekker, 1994; Blauw, Boss & Alblas, 2011). “Bijna de helft, 47%, van het vrijwilligerswerk wordt op dit moment gedaan door mensen tussen 55 en 80 jaar” (Engelen, Wilbrink & Scholten, 2006).
Slechts enkele organisaties denken door het aanbieden van maatschappelijke stage het organisatienetwerk uit te breiden of de organisatie intern te veranderen. Daarbij wordt gedoeld op het ‘open zetten van deuren’; zowel intern tussen afdelingen als extern tussen betrokkenen bij maatschappelijke stage. Bridges-Karr (2009) benoemt netwerkuitbreiding wel als een motief voor organisaties om met vrijwilligers, oftewel maatschappelijke stagiaires te werken.
5
Totaalscore 119 in plaats van 48 door combinaties van meerdere motieven per organisatie. Zie Appendix C respondentenoverzicht.
- 26 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Zij stelt dat de omgeving van organisaties rijker wordt qua relationele verbindingen door vrijwilligers, wat tot kennisvermeerdering en of informatietoename leidt (In: De Gast, Hetem & Wilbrink, 2009). Uitspraken die dit bevestigen zijn echter niet onder de stagebieders in dit onderzoek gedaan. Imago verandering is een redelijk veel gehoord motief bij de respondenten. Ook hier is het motief meerledig. Er wordt geïnsinueerd dat maatschappelijke stage bij kan dragen aan het imago van vrijwilligerswerk an sich, van de organisatie en van de sector. “ ‘In de kijkert’ zetten van de organisatie en bekend maken bij de jeugd. Hopen dat er mensen de zorg in gaan, ze laten zien hoe is de zorg bij( ons) is. Heel veel mensen durven hier niet naar binnen te gaan, want verpleeghuizen zijn angstig. Gaat men liever niet naar binnen […] laatste plekje” (27/Zorg&Welzijn). “Het is belangrijk om op maatschappelijke stage in te haken, gewoon omdat het een goed initiatief is, maar ook omdat we het belangrijk vinden om jongeren te laten zien wat voor vrijwilligerswerk er is binnen onze organisatie […] daarnaast heeft het ook met het imago te maken, vaak zijn jongeren best wel negatief, zo van ‘oh die geiten wollen sokken’, jongeren hebben er vaak geen idee bij, omdat ze er zelf niet zo snel mee in aanraking komen. Dus daarom […] kom maar eens kijken, misschien dat dan de gedachte ontstaat, ‘goh het is toch best wel leuk wat die lui doen’” (12/Natuur&Milieu). “Dat kinderen enthousiast worden voor de zorg. En dat ze wellicht later kiezen voor een opleiding en werk in de zorg” (17/Zorg&Welzijn).
Uit onderzoek blijkt dat het beeld van vrijwilligerswerk op zijn allerminst rooskleurig en of aantrekkelijk is. Onderzoek laat zien dat vrijwilligerswerk vaak wordt gezien als duf en saai (Hankison et al., 2007). Deze percepties lijken vooral afkomstig van jongeren. Dit lijkt enigszins paradoxaal, aangezien ander onderzoek laat zien dat de houding van jongeren ten opzichte van vrijwilligerswerk overwegend positief is (Ferrier, Roos & Long, 2003). Ook blijkt dat maatschappelijke organisaties vaak ten onrechte van mening zijn, dat jongeren niet gemotiveerd zijn voor het doen van vrijwilligerswerk (Bridges-Karr & Kamerbeek, 2006). Het beeld van maatschappelijke organisaties dient daarom veranderd te worden als het gaat om het aantrekken van jonge vrijwilligers. Dit geeft aan waarom organisaties bezig zijn met hun imago.
Deze bevindingen sluiten aan bij de motieven van stagebieders om door middel van maatschappelijke stage het imago te veranderen. Het imago van vrijwilligerswerk, de vermindering van het aantal vrijwilligers en de vergrijzing onder vrijwilligers leidde in de afgelopen jaren tot meer aandacht voor een integrale marketing aanpak van non-profit organisaties en vrijwilligersorganisatie om de bestaande en potentiële bronnen van vrijwilligers uit te breiden en te vormen (Hankison, Rochester, Bridges Karr en Van Steekelenburg, 2007). Door het toepassen van bepaalde marketingelementen kan de vrijwillige participatiegraad omhoog geschroefd worden (Van Steekelenburg, Oor, Postma en Den Hartog, 2008; Van Steekelenburg, 2009). ‘Branding’ oftewel het beeld of identiteit van een non-profit of vrijwilligersorganisaties maakt het onderscheid tussen het al dan niet succesvol aantrekken van (jonge) vrijwilligers. ‘Branding’ bepaalt de mate waarin vrijwilligers zich kunnen identificeren en of binden met een organisatie. De diensten en producten zorgen samen met de visie voor het heersende beeld over een organisatie. Willen non-profit organisaties zich richten op jonge vrijwilligers, oftewel maatschappelijke stagiaires, dan is een kritische blik op het eigen ‘brand’ van belang. Maatschappelijke stages bieden jongeren een kans om organisaties te ervaren waardoor zichtbaar wordt wat vrijwilligerswerk is, met als gevolg dat reputaties van organisaties wellicht positief beïnvloed worden. Het veranderen van de dienstverlening wordt ook een aantal malen genoemd als motief. Dit motief wordt alleen genoemd in de sector Zorg&Welzijn. Daarbij wordt er vooral gesproken over de interactie tussen jong en oud en de verfrissende en of creatieve ideeën die leerlingen zouden kunnen hebben. “En aan de aan de andere kant […] je hebt in de zorg vrijwilligers te over en die komen allemaal heel traditioneel binnen, die doen een taak en dertig jaar later doen ze die taak nog. Heel weinig in te verschuiven, die mensen zitten helemaal vast in hun gebeuren. Door jongeren binnen te halen, via maatschappelijke stage die in de afgelopen jaren 60-70 uur stage liepen, krijg je nieuwe ideeën, je krijgt een andere sfeer in je instelling door nieuwe ideeën, een andere aanpak, andere manier van omgaan met de cliënten/bewoners. Vaak een stukje ongeremder, verfrissende ideeën. Daardoor zijn er veel meer activiteiten ontstaan die eerst ondenkbaar waren maar die nu door jongeren geïntroduceerd zijn en die nu een plaats hebben in het activiteitenprogramma”(45/Stagemakelaar).
- 27 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Ook geven organisaties aan bij te willen dragen aan de samenleving door maatschappelijke stage aan te bieden. De trend naar het toenemende inzicht van organisaties over hun rol en verantwoordelijkheid in de samenleving sluit aan bij dit motief. De Gruijter en Braam (2007) geven aan dat organisaties maatschappelijke stages aanbieden vanuit ideologisch perspectief. Organisaties willen bijdragen aan de maatschappij door kennis te delen, deze invalshoeken zijn gekoppeld aan gedachten over maatschappelijk verantwoord ondernemen oftewel corporate responsibility. Dit gedachtegoed heeft twee componenten, sociaal en ecologisch. De sociale component vertaalt zich in maatschappelijk verantwoord ondernemen. Corporate responsibility hangt nauw samen met duurzaamheid, wat in toenemende mate de aandacht heeft op managementniveau, in politieke discussies, onder academici en in de media is. Recent wordt duurzaamheid geassocieerd met een breder scala aan onderwerpen met sociale, economische en milieuelementen. (Albers Mohrman & Worley, 2010; Egri & Ralston, 2008; Cramer, Van der Heijden & Jonker, 2004; Sociaal Economische Raad, 2000). Het ‘betrokken ondernemen’ of het ‘sociaal ondernemen’ richt zich met name op de samenleving (Van Dam, Marcus & Perdeck, 2005). Het aanbieden van maatschappelijke stages is een uitstekende vorm van maatschappelijk verantwoord en betrokken ondernemen. Op deze manier kunnen organisaties inspelen op de toenemende trend en aandacht voor de organisatieomgeving. Dit wordt beaamd door één stagebieder en stagemakelaar die deelnemen aan het onderzoek. Respondenten benoemen voornamelijk het bijdragen aan de samenleving vanuit ideologisch perspectief. Ook sluit maatschappelijke stage, als vorm van maatschappelijke verantwoord ondernemen, aan op organisatiedoelstellingen. “Ik vind het idee erachter hartstikke goed, om jongeren kennis te laten met vrijwilligers, wat je non-profit doet. Het is gewoon heel erg belangrijk. Een deel van de jongeren denkt dat alles maar gewoon betaald moet worden, maar het is goed dat er ook een andere kant zichtbaar wordt” (19/Zorg&Welzijn). “Wij vinden onszelf maatschappelijk gericht en wat een ondernemer daar in doet […]vooroordelen waar we tegenaan lopen[…]we zijn bezig met drugsverslaafden, klopt, we hebben te maken met mensen uit justitie, klopt, we hebben temaken met allemaal verschillende achtergronden, maar het komt er gewoon op neer dat het allemaal mensen zijn. Ga daar maar naar kijken, ga niet naar de context kijken maar naar de persoon op dat moment. Het is heel makkelijk om dingen te roepen, als ze daar iets van meekregen is het mooi meegenomen” (34/Zorg&Welzijn). “Onze organisatie is een maatschappelijke organisatie, en als je kijkt naar de doelstelling van maatschappelijke stage dan is het evident om als landelijke maatschappelijke organisatie hierin te participeren” (16/Zorg&Welzijn).
Indien organisaties daadwerkelijk aandacht willen geven aan de maatschappij, dient sociaal ondernemen vorm te krijgen in de organisatie op het gebied van strategie en inrichting. Door bijvoorbeeld opname in het organisatiebeleid. (Weerawardena, McDonald en Sullivan Mort, 2010; Chalker-Scott en Tinnemore, 2009). Daardoor is het noodzakelijk en te verwachten dat maatschappelijke stage als onderdeel van sociaal ondernemen ook wordt verankerd in de organisatie. Stagebieders geven echter niet aan dit motief aan te dragen vanuit organisatiebeleid wat gericht is op maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar vanuit een morele plicht als maatschappelijke organisatie. Naast het veranderen van het vrijwilligersbestand, het opgang brengen van interne verandering, bijdragen aan de samenleving, imago en dienstverlening verandering, benoemen stagebieders ook andere beweegredenen om maatschappelijke stage aan te bieden. Stagebieders benoemen dat ze jongeren willen laten kennis maken met hun vak. Vaak speelt daarbij de doelgroep van een organisatie een rol. Stagebieders willen de beeldvorming over hun doelgroep veranderen onder jongeren. Daarbij vermelden stagebieders expliciet dat het niet gaat om het imago van de organisatie zelf. Stagebieders willen inspelen op de maatschappelijke vraag naar stages. Het betrekken van jongeren is ook een frequent motief. Daarbij gaat het zowel om het betrekken bij de doelen en idealen van de eigen organisatie, als de sector. Enkele organisaties benoemen dit zelfs als een plicht als maatschappelijke organisatie zijnde. Het betrekken van jongeren wordt gezien als een moeilijke opgave. Maatschappelijke stage kan volgens stagebieders een middel zijn om jongeren als lastige doelgroep te betrekken en ervaring op te doen met deze doelgroep. Deze bevindingen sluiten aan op wat de Gruijter en Braam (2007) stellen, namelijk dat organisaties verwachten een grotere bekendheid onder jongeren te verkrijgen en ervaring op te doen met methoden in het bereiken van jongeren.
- 28 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Enkele stagebieders noemen jongeren verfrissend en willen de eigen organisaties middels maatschappelijke stage daarvan gebruik laten maken. Een paar stagebieders benoemen maatschappelijke stage aan te willen bieden om jongeren vaardigheden in het algemeen bij te kunnen brengen of middels stagiaires extra werk te kunnen verrichten. Stagemakelaars geven vanuit hun best practices aan dat organisaties maatschappelijke stage aanbieden om verandering aan te brengen in het vrijwilligersbestand en bij te dragen aan de samenleving. Stagebieders in de sectoren Kunst&Cultuur, Natuur&Milieu en Zorg&Welzijn geven voornamelijk aan maatschappelijke stage aan te willen bieden om bij te dragen aan de samenleving en het vrijwilligersbestand te veranderen. Kunst&Cultuur zet daarnaast met name in op de beeldvorming van jongeren, waar volgens stagebieders te weinig zicht is op wat organisaties doen. Stagebieders in de Natuur&Milieu sector willen jongeren betrekken bij de natuur en van hieruit draagvlak te creëren voor het belang van natuur in Nederland. Zorg&Welzijn is naast genoemde motieven gericht op de interactie tussen jongeren en de doelgroep, bijvoorbeeld ouderen. Zorgstellingen hebben daarnaast een specifiek motief, omdat stagebieders vertellen interesse te willen wekken voor een toekomstige opleiding of beroep in de zorg. Zorginstellingen zien in maatschappelijke stage een mogelijkheid om voldoende personeel in de toekomst te genereren. Karakteristiek voor de sector Sport&Beweging is dat zij tegemoet willen komen aan de vraag van eigen leden door maatschappelijke stage aan te bieden. Stagebieders in deze sector hopen op een (nog) betere binding met de vereniging. Tegemoet komen aan de vraag en binding met de vereniging via maatschappelijke stage heeft als einddoel het vrijwilligersbestand in de sector Sport&Beweging aan te vullen. “Een ander motief want het belang van de leerling, want dat zijn clubleden. We komen de leden er mee tegemoet. Dan vragen we onszelf af ‘wil ik jou daar bij helpen?’ De andere kant is, de leerlingen kunnen zo zien wat gebeurt er binnen de club. We hopen wel dat ze blijven. Dat we daardoor nieuwe vrijwilligers krijgen […] Positief uitdragen van de club” (42/Sport&Beweging). “De sportverenigingen gaat het vooral om de extra handen […] en de binding met de club, om dat te versterken. Ze hopen er natuurlijk vrijwilligers aan over te houden. Op die motivaties spelen wij in, zeg maar. Veel sportverenigingen hebben natuurlijk een vrijwilligersprobleem. En maatschappelijke stage kan een oplossing zijn” (37/Sport&Beweging). “Jongeren meer betrekken bij de bibliotheek […] is een moeilijke doelgroep” (2/Kunst&Cultuur). “Vanuit onze organisatie willen we mensen betrekken bij natuur en milieu. En dat is dus ook heel mooi van maatschappelijke stage, van deze mogelijkheid, je betrekt dus een groep die je anders helemaal niet trekt” (12/Natuur&Milieu). “Invulling geven aan maatschappelijke vraag en aan beleid. En vanuit onszelf een manier om draagvlak te creëren bij doelgroep. Jongeren zijn moeilijk te bereiken, door de stage is er een ingang om hun te bereiken. Proberen om het vrijwilligersbestand uit te breiden en het imago te verbeteren. De jongeren van nu zijn de beslissers van de toekomst, als zij nooit met natuur te maken hebben gehad zullen ze daar later ook nooit voor gaan stemmen, dus moeten zij daar nu al kennis van hebben […] Draagvlak voor de natuur en bijdragen aan de samenleving” (9/Natuur&Milieu). “Kinderen enthousiast worden voor de zorg. En dat ze wellicht later kiezen voor een opleiding en werk in de zorg” (17/Zorg&Welzijn). “Leerlingen zijn mogelijk toekomstig personeel” (20/Zorg&Welzijn). “Om voldoende personeel te hebben in de toekomst” (25/Zorg&Welzijn).
Zowel kleine als grote, uitvoerend of managent- beleidniveau hebben als voornaamste motief om maatschappelijke stage aan te bieden het veranderen van het vrijwilligersbestand en een bijdrage te leveren aan de samenleving.
Het bestandsdeel historie heeft in dit onderzoek betrekking op de context waarin maatschappelijke stage plaatsvindt en vanuit welk motief of motieven stagebieders maatschappelijke stage mogelijk willen maken. Over het algemeen kan er gesteld worden dat stagebieders maatschappelijke stage voornamelijk willen aanbieden vanuit twee hoofdmotieven, namelijk het veranderen van het vrijwilligersbestand en een bijdrage leveren aan de samenleving. Nu duidelijk is wie er met welke redenen en in welke context besluit maatschappelijke stage aan te willen bieden wordt verder gekeken naar wie er betrokken zijn binnen stagebieders. Daarnaast hoe betrokkenen worden geïnformeerd en welke voorbereidingen er onder andere worden getroffen op het gebied van coördinatie, samenwerkingsafspraken en financiering.
- 29 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
4.1.3. Bestandsdeel Actoren De betrokken personen bij maatschappelijke stage in de stagebiedende organisatie vormen het bestandsdeel actoren (De Caluwé & Vermaak, 2002). Actoren beïnvloeden elkaar en dragen zorg voor de voorbereiding van verandering. Voordat er overgaan kan worden op het daadwerkelijk uitvoeren van verandering, in dit geval maatschappelijke stage aanbieden, is voorbereiding van belang. Het accent ligt daarbij op het creëren van draagvlak onder actoren en randvoorwaarden scheppen om tot uitvoering over te kunnen gaan. Het bestandsdeel actoren gaat in dit onderzoek dan ook in op draagvlak en randvoorwaarden van maatschappelijke stage bij stagebiedende organisaties. Randvoorwaarden hebben in deze studie betrekking op het bekend maken met maatschappelijke stage, rollen en verantwoordelijkheden (toewijzen), tijd en capaciteit bepalen, facilitaire voorzieningen en financiering. Voorbereiding kan vormgegeven worden door het actoren uitleg te geven over wat maatschappelijke stage inhoudt. De meeste uitvoerende stagebieders geven aan door de stagemakelaar of vrijwilligerscentrale uitleg gehad te hebben over maatschappelijke stage in de vorm van workshops, persoonlijke gesprekken of brieven. Betrokken actoren op managementbeleidsniveau hebben inhoudelijk meegekregen wat maatschappelijke stage inhoudt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of MOVISIE door middel van workshops en of informatie bijeenkomsten. Zelfonderzoek door het lezen van informatie op websites en publicaties heeft volgens de meeste stagebieders tot meer achtergrondkennis. Slechts enkelen stagebieders hebben geen uitleg gehad voordat er met maatschappelijke stage is begonnen. De stagebieders die dit aangeven zijn voornamelijk organisaties die al voordat maatschappelijke stage geïntroduceerd werd een soortgelijke voorloper aanboden. Uitleg via stagemakelaars, overkoepelende organisaties, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zich direct gericht op de betrokken of verantwoordelijke persoon/personen in de organisatie. Opvallend is dat een behoorlijk aantal stagebieders aangeeft dat tijdens de uitleg, niet of weinig concreet werd ingegaan op de omgang met jongeren. Daarbij valt echter één intentieverklarende partij op door studiemiddagen te organiseren voor lidorganisaties betreffende communicatie over jongeren en het opzetten van beleid. Bij de uitleg over maatschappelijke stage wordt het bestandsdeel communicatie duidelijk zichtbaar. Allerlei communicatiemiddelen worden ingezet om maatschappelijke stage onder de aandacht te brengen en duidelijkheid te verschaffen. Communicatie over wat maatschappelijke stage inhoudt is volgens De Caluwé & Vermaak (2002) een smalle zienswijze op communicatie, omdat het over het veranderingsproces gaat. Doordat duidelijk wordt wat maatschappelijke inhoudt, zorgt communicatie op dit aspect voor het aanreiken van begrip voor verandering, in de zin van het aanbieden van maatschappelijke stage (Kotter in De Caluwé & Vermaak, 2002). Zoals De Caluwé en Vermaak (2002) beschrijven gaan initiatiefnemers opzoek naar medestanders om draagvlak te creëren voor het aanbieden van maatschappelijke stage. Dit kan onder andere door informatie te delen over wat maatschappelijke stage inhoudt, zoals voorgaand beschreven. Ook kan door uitgebreid te communiceren via verschillende kanalen en betrokkenen draagvlak gecreëerd worden binnen de organisatie. Tabel 3 geeft een overzicht van hoe stagebieders intern draagvlak gecreëerd hebben.
- 30 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? Tabel 3: Intern draagvlak Intern draagvlak creëren Uitgebreide communicatie met medewerkers/vrijwilligers Opgelegd vanuit de leidinggevende met inspraak Opgelegd vanuit leidinggevende Geen aandacht aan besteed Anders Totaal
Aantal6 40 2 1 1 15 59
Mondelinge en schriftelijke communicatie naar alle betrokkenen op alle niveaus in de organisatie, wordt door het overgrote deel van de stagebieders gezien als de manier om draagvlak te creëren. Er zit hierbij geen verschil in welke sector, hoe groot de stagebiedende organisatie is, welk organisatieniveau of wel of niet tot een intentie verklarende partij behoort. Alle stagebieders in het onderzoek informeren het management, beroepskrachten, vrijwilligers en cliënten/klanten/bezoekers voor zover dit van toepassing is. “Overlegd in MT en daarna uitgebreid geïnformeerd en gecommuniceerd naar medewerkers en vrijwilligers” (2/Kunst&Cultuur). “Hoe het bij een sportvereniging gaat is dat de consulent van de provinciale sportraad regelmatig bijeenkomsten met de lokale sportverenigingen heeft. En dan wordt maatschappelijke stage als een van de agendapunten benoemd. En dan is het toch zaak om binnen het bestuur voldoende draagvlak te krijgen om met maatschappelijke stage aan de slag te gaan. Dus zij besteden daar aardig wat aandacht aan door middel van gesprekken en bellen[…] bellen wel eens terug en ze hebben flyers om het onder de aandacht te brengen. En dan hoop je dus dat er binnen de vereniging iemand wordt aangewezen die maatschappelijke stage gaat trekken, dus die als aanspreekpunt gaat fungeren. En dat hoeft niet iemand van het bestuur te zijn maar dat kan wel. Of een vrijwilligerscoördinator of een verenigingsmanager” (37/Sport&Beweging). “Nieuwsbrieven, artikels personeelsblad, digitaal netwerk, voorlichting, nieuwsberichten intranet” (13/Natuur&Milieu) “Natuurlijk gecommuniceerd in de teamleideroverleg, op drie locaties. Ook aangeven wat de doelstelling daarvan is, en wat wij als doelstelling daarvan opgeven. Dat vinden wij heel belangrijk. En proberen dat iedereen het nut van de maatschappelijke stage inziet […]en aldoor in nieuwsbrieven van de huizen. Aandacht aan besteden dat we weer een maatschappelijke stagiaire in huis hebben, wat ze doen, wat ze komen doen, blijven uitleggen” (30/Zorg&Welzijn).
Of het creëren van draagvlak geslaagd is, zijn niet alle stagebieders van overtuigd. Een kleine meerderheid geeft aan dat er draagvlak is voor het idee achter maatschappelijke stage, maar dat er in de concrete uitvoering nog weerstand is. De overige stagebieders geven aan dat het creëren van draagvlak onder betrokkenen juist gelukt is doordat een kartrekker continue aandacht besteed aan succesvoorbeelden en in gesprek blijft met de betrokken actoren. Daar waar draagvlak vrijwel direct aanwezig was, is het doel van maatschappelijke stage direct verbonden met doelstellingen van de organisatie. “Maatschappelijke stage sluit naadloos aan omdat de visie van ons is learning by doing. Leren door te doen, niet door schoolboeken of wat dan ook. Vanuit de peergroup, vanuit je eigen organisatie met eigen leeftijdsgenoten leren door te doen, dat is maatschappelijke stage” (41/Sport&Beweging).
Stagemakelaars vertellen vanuit hun best practices dat het voortdurend blijven communiceren en voorlichten leidt tot draagvlak bij medewerkers. Het creëren van draagvlak heeft volgens het overgrote deel van de stagebieders een lange adem nodig. Stagebieders die dit benadrukken zien verschil op diverse afdelingen in de organisatie. “We blijven in gesprek, we blijven laten zien wat de kansen zijn als we dit doen. Het is sterk afhankelijk van of ze profijt hebben gehad van de maatschappelijke stagiaire”(30/Zorg&Welzijn). “Is in ontwikkeling. De ene afdeling is buitengewoon enthousiast, maakt er gebruik van en ziet ook die kansen. De andere afdeling ziet alleen beren op de weg”(29/Zorg&Welzijn)
Om draagvlak te vergroten wordt het belang van beleid en het succes in de uitvoering genoemd. Kartrekkers moeten volgens het overgrote deel van de stagebieders blijven volhouden en de motieven van de organisatie blijven benadrukken.
6
Totaal 59 in plaats van 48 door combinaties van creëren van intern draagvlak per organisatie. Zie Appendix C respondentenoverzicht. .
- 31 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Er zijn verschillende ideeën om meer draagvlak te krijgen, bijvoorbeeld door maatschappelijke stage vast te laten leggen in beleid en het op deze manier ook een taak te maken van het lijnmanagement” (17/Zorg&Welzijn). “Het is nog steeds moeilijk, maar op een verplicht karakter te krijgen gaan we beleid maken” (28/Zorg&Welzijn). “De succesverhalen gaan de andere afdelingen vanzelf enthousiast maken” (27/Zorg&Welzijn). “We proberen eigenlijk om een succesproject nog een keer uit te voeren op een andere locatie waar een collega minder enthousiast is […]waar het al uitgeschreven is wat er moet gebeuren en waar de leerling zich mee kan bemoeien. En zodra het uitgevoerd is merk je dat de coördinator dan wel enthousiast wordt” (36/Zorg&Welzijn)
Stagebieders waarbij maatschappelijke stage nog niet in de gehele organisatie gedragen wordt geven afhankelijkheid van één kartrekker, prioriteit, houding van betrokkenen intern en tijd als vertragende factoren aan. “Er is geen onwil, maar de tijdsfactor is een belangrijk element waardoor je kan zeggen dat het nog niet breed wordt gedragen” (13/Natuur&Milieu) “Het is een beetje dubbel. Op zich is het draagvlak er wel. Het is meer dat we met beperkte middelen een van de dingen die we ook nog moeten doen. Dat iedereen het iets heel goeds vindt wil nog niet zeggen dat je het ook allemaal kunt doen” (9/Natuur&Milieu).
Het blijkt dat draagvlak voor maatschappelijke stage verschillend is op afzonderlijke niveaus in stagebiedende organisaties. Het management of de directie is overwegend positief, ongeacht de sector, organisatieomvang of intentieverklarende partij. “De beroepskrachten en het management zien meer het groter belang” (12/Natuur&Milieu). “Dit moeten wij aanbieden, dit is echt iets wat bij ons hoort en waar wij een rol in moeten gaan spelen, dat is de houding van directie en management” (32/Zorg&Welzijn).
Maatschappelijke stagiaires draaien mee met activiteiten in de uitvoering, dus ‘op de werkvloer’. Met name in de zorg is het voor beroepskrachten soms hinderlijk of teveel gevraagd om maatschappelijke stagiaires onder hun hoede te nemen. “En betaalde beroepskrachten […]sommige zien de maatschappelijke stagiaires gewoon vier weken niet en dan is het ineens weer oh we hebben een maatschappelijke stagiaires. Die wisselende diensten maken het lastig om het overzicht te houden. Dat maakt de begeleiding ook lastiger, want dan is Jantje er, dan is Marietje er en dan is Claudia er“ (27/Zorg&Welzijn). “De beroepskrachten hebben soms reserves ten aanzien van de jonge leeftijdsgroep voor de informele zorg, lidorganisaties zien dit als weer iets extra’s moeten doen, ze moeten meer begeleiding leveren” (23/Zorg&Welzijn). “Beroepskrachten zijn negatiever die zien het als extra taak en tijd binnen tijd die als schaars is, ze moeten investeren en daarvan zeggen ze dat er op dat moment gewoon geen tijd voor is” (28/Zorg&Welzijn).
Ook onder vrijwilligers is het beeld gevarieerd. Sommige vrijwilligers zijn direct enthousiast over het aanbieden en meewerken aan maatschappelijke stages, anderen zien juist geen voordeel voor de organisatie of voor zichzelf. “Er is nog verschil tussen vrijwilligers en de anderen, omdat we een heel breed scala hebben aan vrijwilligers. De ideële vrijwilligers die staan er honderd procent achter, maar we hebben ook mensen die sociaal minder bewogen zijn, die hebben er wat meer moeite mee. Die hebben toch zoiets van ‘ik ben hier de vrijwilliger en je neemt werk uit mijn handen’, die kijken er iets anders tegenaan. Dat wil niet zeggen dat ze het niet leuk vinden maar ze hebben toch wel iets meer zoiets van ‘kom niet aan mijn werk’ ”(19/Zorg&Welzijn). “Terwijl vrijwilligers juist met het hele concrete bezig zijn en er eerder tegen aanhikken. Dat is natuurlijk ook hun goed recht, want zij moeten het doen. Wat dat betekent voor hun eigen vrijwilligerswerk, ze doen het natuurlijk ook omdat ze het leuk vinden. Je moet wel vrijwilligers hebben die het op een of andere manier enthousiast worden en het niet als een opgave zien maar als iets wat leuk is […] doordat veel vrijwilligers ouder zijn, is dat toch wel vaak een drempel”(12/Natuur&Milieu) “Bij vrijwilligers zit veel verschil, de een is direct van het begin positief en valt het in de praktijk tegen terwijl het bij de ander juist omgekeerd is. Het is ook heel erg afhankelijk van de stagiaires, als ze binnenkomen met een lang gezicht, want ze moeten iets waar ze eigenlijk niet achter staan en een vrijwilliger is daar gevoelig voor dan werkt het averechts” (32/Zorg&Welzijn).
- 32 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Draagvlak onder de doelgroep wordt verhoudingsgewijs veel genoemd in de sector Zorg&Welzijn. “Cliënten die vinden het leuk, ik kan niet anders zeggen. Als ik ’s ochtend het ontbijt verzorg met drie leerlingen dan was het ‘komt u in de huiskamer eten want we hebben vandaag weer de drie dames van school ‘oh dan kom ik!’ dat was heel positief, want leerlingen hebben wat te vertellen” (28/Zorg&Welzijn). “De bezoekers vinden het alleen maar leuk, ze zijn natuurlijk ouderen gewend en nu met de jongeren erbij komt er ineens een frisse wind doorheen waaien met alle leuke gevolgen van dien” (32/Zorg&Welzijn).
Opvallend is dat er in grote en kleine organisaties, uitvoerend of overkoepelend, ongeacht in welke sector, er één of een klein groepje kartrekker(s) zijn die maatschappelijke stage onder de aandacht blijven brengen en ‘strijden’ om aanbod mogelijk te maken. De best practices van stagemakelaars laten tevens dit beeld zien. “Het is vaak ook helemaal niet zo dat een hele lokale groep daar enthousiast over is, maar dat er vaak net een paar mensen zijn die het op willen pakken” (12/Natuur&Milieu). “De drie vrijwilligerscoördinatoren hebben zich er keihard voor gemaakt. Het wordt wel steeds meer geaccepteerd dat ze er zijn” (22/Zorg&Welzijn). “Er is wel draagvlak maar ze laten het graag aan mij over” (10/Natuur&Milieu) “Als er maar een aantal enthousiast vrijwilligers zijn om maatschappelijke stage te begeleiden dan doen zij dat. Op die manier proberen ze meer draagvlak te creëren bij de andere vrijwilligers” (48/Stagemakelaar).
Opvallend is dat een vijftal stagebieders spreekt over het belang van beleid bij het creëren van draagvlak, juist doordat beleid ervoor kan zorgen dat maatschappelijke stage in de gehele organisatie gedragen wordt. Beleid maakt maatschappelijke stage volgens deze stagebieders minder vrijblijvend, maar verplicht betrokkenen om er aandacht aan te besteden. Ook bij het creëren van draagvlak komt het bestandsdeel communicatie tot uiting. Stagebieders noemen communicatie naar alle betrokkenen, het continue benadrukken van het belang en onder de aandacht blijven brengen als de manier waarop draagvlak wordt gecreëerd. Ook hier worden verschillende manieren van communicatie ingezet. De inzet van communicatie zorgt er in dit geval voor dat duidelijk wordt gemaakt dat maatschappelijke stage aangeboden wordt en waarom. Om te kunnen anticiperen op reacties vanuit de organisatie. Volgens Beckhard en Pritchard (1992) is dit communicatie over verandering en daarmee een smalle zienswijze op communicatie (In: De Caluwé & Vermaak, 2002).
Naast het creëren van draagvlak zorgen actoren voor de randvoorwaarden waarin het veranderidee, oftewel het in- en uitvoeren van maatschappelijke stage mogelijk kan worden gemaakt (De Caluwé & Vermaak, 2002). Daarbij kan onder andere gedacht worden aan hoe maatschappelijke stagiaires bij stagebieders terecht komen, wie maatschappelijke stages coördineert met daarbij behorende taken, wie er betrokken zijn bij maatschappelijke stage in de organisatie, hoeveel tijd en capaciteit er is voor het aanbod, welke samenwerkingsafspraken er zijn, facilitaire voorzieningen en financiering. Maatschappelijke stagiaires stromen bij het grootste gedeelte van de stagebiedende organisaties in via een stagemakelaar. Stagebieders vertellen dat een stagemakelaar een voorportaal is, die ervoor zorgt dat de organisatie niet overladen wordt met stageaanvragen. Naast instroom via stagemakelaars, hebben enkele stagebieders direct contact met scholen die maatschappelijke stagiaires bij de stagebieders plaatsen. Enkele organisaties werven ook zelfstandig via de eigen website. Vooral in de sector Sport&Bewegen melden eigen leden zich voor maatschappelijke stage direct bij een contactpersoon, zonder tussenkomst van stagemakelaars. Ook in de sector Natuur&Milieu is een soortgelijke instroom zichtbaar. Hier melden maatschappelijke stagiaires zich aan via ouders die lid zijn. Stagemakelaars constateren dat er langzamerhand een kanteling plaatsvindt in welke partij benaderd wordt voor aanbod van maatschappelijke stage. Enkele jaren terug contacteerden stagemakelaars stagebieders om vraag en aanbod van maatschappelijke stages bij elkaar te brengen. Tegenwoordig geven organisaties steeds vaker zelf aan vacante stageplekken te hebben.
- 33 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Vrijwel alle stagebieders hebben intern een coördinator aangewezen voor maatschappelijke stage. De coördinator is dezelfde persoon die intern het initiatief heeft genomen of extern door derden is benaderd om maatschappelijke stage op te pakken. Slechts één stagebieder vertelt extern een coördinator voor maatschappelijke stage aangetrokken te hebben. Aangewezen coördinatoren hebben maatschappelijke stage opgenomen naast de bestaande taken behorende tot hun functie. Best practices van stagemakelaars beamen dit. In kleine organisaties wordt de coördinatie van maatschappelijke stage opgenomen door personen met een leidinggevende- of (onbetaalde) bestuursfunctie. Deze coördinatoren nemen de gehele uitvoering op zich. Ze onderhouden contact met stagemakelaars en of scholen, ontvangen en begeleiden maatschappelijke stages tijdens de uitvoering van de stage. “Is niet aangewezen, doe alles zelf, omdat onze organisatie overzichtelijk genoeg is” (6/Kunst&Cultuur).
Grote uitvoerende stagebieders hebben een coördinator met een betaalde functie als vrijwilligerscoördinator, afdelingsmanager, sociaal cultureel werker of medewerker van de afdeling opleidingen. Toch is het in de meeste gevallen zo dat de vrijwilligerscoördinator maatschappelijke stage op zich neemt in grote uitvoerende organisaties. Deze coördinatoren regelen dat maatschappelijke stage per afdeling opgepakt wordt, zorgen voor de randvoorwaarden en onderlinge communicatie tussen betrokkenen. “Er is een contact persoon, die doet algehele stage bij de locatie of stichting. Die doet de jaarplanning, en die zet het vervolgens uit binnen zijn locatie, bij een contactpersoon die de stage begeleidt. En die verzorgt de opvang van de leerling, houdt een introductie, geeft kledingadvies, doorspreken praktische zaken” (45/Stagemakelaar).
Stagebieders op management- beleidsniveau en intentieverklarende partijen zijn uitgebreider gecoördineerd op verschillende organisatieniveaus. De meest voorkomende vorm is één tot een kleine groep personen die op landelijk managementniveau maatschappelijke stage in hoofdlijnen weergeeft. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om het faciliteren en voorlichten van medewerkers op lagere niveaus. Naast landelijke coördinatoren zijn er personen aangesteld in de provincie of voor gedeelten van Nederland. Deze coördinatoren zitten dichter op de uitvoering en bieden ondersteuning aan de regionale (vrijwillige) besturen waar maatschappelijke stagiaires daadwerkelijk hun stage volbrengen. Op lokaal niveau wordt er vaak binnen het bestuur iemand verantwoordelijk gemaakt voor het directe contact tussen de leerlingen en de leden van de organisatie. “Bij grote sportverenigingen die een verenigingsmanager hebben dan is dat degene waar het onder gaat vallen en anders er is altijd iemand die er verantwoordelijk voor gesteld wordt, die aanspreekpunt is. Dat kan een vrijwilligerscoördinator zijn, maar het kan ook gewoon iemand zijn die affiniteit heeft met jongeren” (37/Sport&Beweging). “Bestuurslid vrijwilligersmanagement en een uitvoerend coördinator maatschappelijke stage binnen een lokaal bestuur”(26/Zorg&Welzijn)
Een aantal stagebieders benadrukken het belang van achtervang van coördinatoren, vooral omdat het vaak enkele enthousiastelingen zijn die maatschappelijke stage willen aanbieden. “Liefst twee coördinatoren, zeker bij eerste opstart gaat er veel tijd in zitten, is leuker om met zijn tweeën te doen en er is een vangnet op het moment dat iemand wegvalt” (26/Zorg&Welzijn). “Advies dat het er niet één coördinator moet zijn, maar twee moeten zijn. Want als er eentje op pad is, wordt zo’n leerling aan zijn lot over gelaten” (5/Kunst&Cultuur). “Er moet altijd achtervang zijn voor eventuele opvang” (45/Stagemakelaar).
Toch slagen de initiatiefnemers, ondanks hun geringe aantal, erin om een groot aantal personen intern te betrekken bij maatschappelijke stage. Kleine uitvoerende organisaties betrekken iedereen binnen de eigen organisatie. Bij grotere uitvoerende stagebieders betrekt de initiatiefnemer de afdelingshoofden en de betaalde beroepskrachten of vrijwilligers in de uitvoering, die de maatschappelijke stagiaires direct bijstaan tijdens de stage.
- 34 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Stagebieders op management- beleidsniveau laten een nog uitgebreider beeld zien van wie er betrokken zijn in de organisatie. Naast landelijke betrokkenen, zetten (vrijwillige) functionarissen zich in op provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor maatschappelijke stage. Afdelingen als communicatie, marketing en of educatie zijn ook betrokken binnen deze landelijk opererende stagebieders. Verder onderscheid qua sector of behorend tot een intentieverklarende partij is niet zichtbaar. Opvallend zijn een tweetal organisaties die bij het spreken over coördinatie en betrokkenen ingaan op beleid. Bij één van deze organisaties is namelijk de beleidsmedewerker vrijwilligerszorg aangesteld als coördinator van maatschappelijke stage. Daarnaast is er in een andere organisatie beleidsvoorbereidend werk verricht door de maatschappelijke stage coördinator. Zowel in hoe stagiaires instromen bij een stagebieder als in het coördineren van maatschappelijke stage komt het bestandsdeel communicatie naar voren. Communicatie in een vacaturetekst en in afstemming met interne en externe betrokkenen.
Organisaties die maatschappelijke stage aanbieden spelen in op de vraag van leerlingen als het gaat om hoeveel uren er beschikbaar zijn voor stageactiviteiten. Het aantal uren wat leerlingen stage lopen is tevens de maat voor de tijd hoeveel uren verschillende betrokken intern aan maatschappelijke stage besteden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de tijd die coördinatoren en of betrokkenen kwijt zijn met voorbereiding, begeleiding of andere bijkomende bezigheden. Met name kleine uitvoerende organisaties geven aan ‘te doen wat nodig is’, zonder hier een urenmaat aan te verbinden. Intentieverklarende partijen kunnen concreter aangeven hoeveel uur er intern voor betrokken organisatieleden beschikbaar is voor het aanbieden van maatschappelijke stage. Toch spelen ook deze landelijke partijen in op de vraag van leerlingen. Organisaties in de sector Sport&Beweging koppelen het aantal uren aan trainingen en of wedstrijden, waardoor deelnemers uit deze sector ook specifieker aan kunnen geven hoeveel er besteed wordt aan maatschappelijke stage. Desondanks zijn het aantal beschikbare uren zeer uiteenlopend. Wel spreekt het merendeel van de stagebieders uit dat wanneer er eenmaal een basis is van waaruit gewerkt wordt er minder tijd besteed wordt aan voorbereiding en of andere bijkomende werkzaamheden. Enkele benadrukken hierbij de rol van stagemakelaars die een jaarplanning hanteren waarop stagebieders aan kunnen geven wanneer er stageplekken beschikbaar zijn. Het inspelen op de vraag van leerlingen en het niet vastleggen van interne uren voor betrokken organisatieleden, vertaald zich ook in het bepalen van de capaciteit van het aantal stageplekken in de beginperiode van het maatschappelijke stage aanbod. De capaciteit wordt bepaald naar de mogelijkheden van degene(n) die de begeleiding van maatschappelijke stagiaires op zich nemen. Door opgedane ervaringen en overleg met interne betrokkenen zijn stagebieders er gaandeweg achtergekomen aan hoeveel leerlingen een plek kan worden geboden en het aantal beschikbare uren. “Zoveel mogelijk proberen, worden geen getallen aan gekoppeld, per wijkcentrum verschillend en afhankelijk van hoe vrijwilligers reageren en wat je kan aanbieden. Het is ook per jaar verschillend, afhankelijk van het aanbod”(32/Zorg&Welzijn). “Is niet bepaald. Één stagiaire per groep per dag. Moet geen belasting zijn voor de overige stagiaires. Waar mogelijkheden zijn worden ze neergezet. Gaat allemaal in overleg” (25/Zorg&Welzijn). “Je bepaalt zelf de tijd, geen planning vooraf, afhankelijk van werkzaamheden” (10/Natuur&Milieu). “Afhankelijk van de MBO stagiaires die ik heb en we willen er maximaal twee, omdat meerdere werkt gewoon niet. Daar is het een beetje afhankelijk van. Meestal worden ze per twee aangeboden eigenlijk, als je alleen bent is dat net goed te handelen en als je met stagiaires bent, dan kunnen ze opgesplitst worden, heb je net een mooi aantal […] Zelf bepaald, omdat het goed werkt”(18/Zorg&Welzijn).
Enkele stagebieders in de sectoren Zorg&Welzijn en Sport&Beweging spreken over een frictie tussen wat er vanuit school gevraagd wordt en wat er aangeboden kan worden qua stagetijden. Zo kan er in de sector Zorg&Welzijn het grootste stageaanbod gecreëerd worden in de reguliere werkuren, terwijl scholen leerlingen verplichten buiten schooltijd of in het weekend maatschappelijke stage te vervullen.
- 35 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Het omgekeerde is het geval bij stagebieders in de sector Sport&Beweging, waar leerlingen stageactiviteiten verrichten tijdens doordeweekse trainingsuren of weekenden. Hier roosteren scholen leerlingen juist vrij op reguliere werktijden om stage te lopen.
Om verder in te gaan op betrokkenen bij maatschappelijke stage, wordt gekeken naar samenwerkingsafspraken. Er is een grote verscheidenheid in samenwerkingsafspraken tussen partijen die zich bezig houden met zijn maatschappelijke stage. Het overgrote deel van de stagebieders heeft mondelinge samenwerkingsafspraken met stagemakelaars. In vergelijking met samenwerking van stagebieders met stagemakelaars of vrijwilligerscentrales, vindt directe samenwerking met scholen weinig plaats. Een groot deel van de stagebiedende organisaties mist de samenwerking met scholen in het kader van maatschappelijke stage. Enerzijds geven stagebieders aan geen intensieve verstandhouding te willen hebben met scholen, maar wel een bepaalde mate van achtervang en interesse. “Er is ook geen school die belt, sommige mailen nog wel eens. Één school komt wel even langs om te praten met mij en even met de leerling. Er is geen actief contact. Ik vind het wel belangrijk en ook wel charmant van de school, als ze contact opnemen en onderhouden” (6/Kunst&Cultuur). “Heel jammer dat er geen contact is met de school zelf” (2/Kunst&Cultuur). “School is buiten beeld. Ik ben aangesloten bij een platform, omdat ik wilde laten zien dat er ook een organisatie achter die van ons zit. Daarmee wilde ik invloed. Ik wilde met name de scholen laten weten, pas op het is niet zomaar even iets. Dat heeft meer te maken met veiligheid, weet waar je leerlingen zijn en houd binding met ze. Zeker voor jongeren is dat belangrijk. Juist stukje structuur is belangrijk” (34/Zorg&Welzijn).
Deze stagebieders benadrukken de wenselijke rol van stagemakelaars als tussenpersoon, maar willen tegelijkertijd geen volledige ontbinding met scholen. Anderzijds zijn er stagebieders die aangeven dat een intermediair, zoals een stagemakelaar of vrijwilligerscentrale, belemmerd werkt. “Er zijn afdelingen die mondelinge afspraken hebben met scholen. Wij hebben altijd geadviseerd om contact op te nemen met de leraar, met één klas als uitgangspunt […] En maak afspraken met de mentor. Daarnaast zijn er voorbeelden dat we met goede stagemakelaars van vrijwilligersorganisaties samenwerken, jammer genoeg hebben we meer voorbeelden dat het waardeloos was. Dat nemen we de stagemakelaars niet kwalijk. De vrijwilligerscentrales zijn vaak onderbezet, het hangt aan één persoon. En dat maakt het heel kwetsbaar. Wij waren helemaal niet gecharmeerd van de nieuwe betaalde bureaus, de commerciële stagemakelaars. We hebben van meet af aan gezegd ‘ga rechtstreeks naar de scholen’. Het is een onhandige schakel” (16/Zorg&Welzijn). “Het verloopt niet soepel. Over het algemeen is de rol van de stagemakelaar op papier heel goed […] Onmisbaar op papier om als centrale rol binnen een gemeente te fungeren op het gebied van maatschappelijke stage. Maar in praktijk is het dus zo dat wij niet direct met een school behoren te schakelen, dat is gewoon een beetje een soort gentlemans agreement, dat snap ik ook, alleen we maken het echt heel vaak mee dat op het moment dat je dus afspraken wil maken, dat dat dan een week of twee weken duurt voordat je antwoord krijgt, omdat er nog een extra schakel tussen zit. Op het moment dat ik zelf bel met een school en aangeef wat mogelijk is of een afspraak maken, dan heb je bij wijze van spreken binnen een dag antwoord. Dat gebeurt heel vaak, door het hele werkgebied en dat frustreert” (26/Zorg&Welzijn).
Met name intentieverklarende partijen leggen samenwerkingsafspraken intern vast. Ook is er bijvoorbeeld in de sector Natuur&Milieu een ‘Groene Coalitie” gevormd. Hierin hebben vijftal ‘groene’ organisaties samenwerkingsafspraken gemaakt. Intentieverklarende partijen adviseren naar hun lokale uitvoerende beroepskrachten en of vrijwilligers direct contact op te nemen met scholen en goed te kijken wat het bestaande netwerk inzake maatschappelijke in de regio is. Opvallend is één organisatie die benoemt dat een stagemakelaar bezig is met het vastleggen van samenwerkingsafspraken in beleid. Een aantal stagemakelaars en stagebieders wijzen op lokale en regionale convenanten, platforms en of stuurgroepen. De benamingen zijn verschillend, maar de opzet van samenwerking komt overeen. Er is een structurele samenwerking tussen alle scholen, stagemakelaar(s), stagebieders en eventueel gemeenten op lokaal niveau. Zo is er in Tilburg is een stuurgroep opgericht met directeuren van alle scholen die maatschappelijke stage aan willen bieden en de stagemakelaar die optreed als belangenbehartiger voor stagebiedende organisaties. De stuurgroep heeft afspraken vastgelegd in een convenant, waarin bijvoorbeeld staat dat scholen niet onderling mogen concurreren en een jaarplanning maken zodat in alle stages kan worden voorzien. Onderliggend aan directeuren, maakt de stagemakelaar praktische afspraken met coördinatoren, decanen en of mentoren voor het gehele schooljaar. Zoals bijvoorbeeld wanneer de stagemakelaar gastlessen komt geven, wanneer leerlingen stage lopen en welke stagevorm.
- 36 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Vervolgens worden de voorstel afspraken besproken met een afvaardiging van initiatiefnemers, coördinatoren en begeleiders vanuit de stagebiedende organisaties. Jaarlijks wordt het convenant aangepast en geëvalueerd. In Haarlem is er een platform in het leven geroepen die bestaat uit een vertegenwoordiging van organisaties, scholen en de vrijwilligerscentrale, die tevens de rol van stagemakelaar heeft. Verslagen van platformbijeenkomsten zijn vrij toegankelijk. In Haarlem geldt een convenant tussen de gemeente Haarlem, scholen en de vrijwilligerscentrale, waarbij met name in wordt gegaan op de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. De vrijwilligerscentrale is vertegenwoordiger van de stagebiedende organisaties. In Weert is er een stuur- en een werkgroep samengesteld. De stuurgroep bestaat uit de directies van de scholen, de directeur van een regionaal overkoepelend zorgorgaan, de ambtenaar van de gemeente en de 7
stagemakelaar van het overkoepelend zorgorgaan . De werkgroep bestaat uit twee coördinatoren van elke school, die de verantwoordelijkheid hebben voor maatschappelijke stage en de stagemakelaar van het overkoepelend zorgorgaan. De stagemakelaar is hierdoor de link tussen de stuur- en werkgroep. Wederom blijkt het bestandsdeel communicatie duidelijk zichtbaar bij samenwerkingsafspraken. Hoe er gecommuniceerd wordt ligt al dan niet vast in samenwerkingsafspraken.
Om verder te kijken naar hoe actoren randvoorwaarden creëren wordt er ingegaan op facilitaire voorzieningen, financiering en andere voorbereidende activiteiten op de uitvoering. Er worden door stagebieders geen extra facilitaire voorzieningen getroffen. Maatschappelijke stagiaires kunnen gebruik maken van hetgeen er voorhanden is en wat de activiteit vraagt. Zoals bijvoorbeeld een werkplek, werkkleding of presentatieruimte. Leerlingen zijn verzekerd door school, wel zijn er algemene vrijwilligersverzekeringen bij stagebieders waar de stagiaires automatisch onder vallen. Alleen stagebieders in de sector Natuur&Milieu stellen extra materiaal beschikbaar voor maatschappelijke stagiaires, in de vorm van gereedschap wat nodig is voor het uitvoeren van de stageactiviteiten.
Organisaties ontvangen over het algemeen geen financiële bijdrage voor het aanbieden van maatschappelijke stage. Intentieverklarende partijen krijgen wel budget vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de pilotfase of maken eigen budget vrij. Dit beschikbare budget wordt echter (bijna) niet besteed aan de (vrijwillige) locaties waar de daadwerkelijke uitvoering van maatschappelijke stage plaatsvindt, maar wordt bedeeld aan het beroepsapparaat. Het wordt bijvoorbeeld besteed aan informatievoorziening, onderzoek of het maken van gadgets voor leerlingen. Stagebieders ervaren over het algemeen het ontbreken van een (kleine) financiële bijdrage als een gemis. Niet alleen voor de inzet en arbeidsuren van beroepskrachten, maar ook naar leerlingen toe is er geen budget beschikbaar om iets extra te organiseren. De ‘Groene Coalitie’ heeft hierdoor als interne afspraak bepaald een aandeel van het beschikbare budget van scholen te vragen per leerling. “In principe is er binnen de Groene Coalitie bepaald dat er tien euro per leerling per dag betaald wordt. Daar zijn lang niet alle scholen het mee eens. Voor de beroepslocaties is het een cruciaal punt dat er financiering is, voor de vrijwilligersorganisaties niet, want het kost gewoon tijd. Je kunt niet gewoon even zeggen van we doen het er even bij. Want er zit toch best wel tijd en geld in. Zeker als je met gereedschap aan de slag gaat” (12/Natuur&Milieu). “De financiën zijn bij maatschappelijke stage niet goed doordacht. De vrijwilligersorganisaties die klussen bieden trekken aan het kortste eind” (8/Natuur&Milieu). “Vooral bij de inzet van mensen en de begeleiding daarvan. We kijken of wij vrijwilligers klaar kunnen stomen om een deel van de werkzaamheden op zich te laten nemen. Maar dat kost geld, we moeten ze werven, opleiden, begeleiden. Het zit hem vooral in de personele kosten. De activiteiten kosten zijn heel beperkt” (13/Natuur&Milieu).
7
Stichting in Weert en omstreken voor jeugd- en jongerenwerk, welzijn ouderen, wijk- en dorpswerk, vrijwilligerswerk, informatie en advies.
- 37 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Op de vraag welke verdere voorbereidende activiteiten getroffen zijn voor uitvoer van maatschappelijke stage spreken stagebieders over het scheppen van een werkkader. De acties van initiatiefnemers zijn vooral gericht op het bedenken van het stageaanbod, informatievoorziening naar betrokkenen middels folders, workshops en trainingen en het plannen en daarover afstemmen van de komst van stagiaires. Communicatie komt hier als bestandsdeel naar voren in de verschillende manieren waarop organisaties zich voorbereiden op maatschappelijke stage. Opvallend is dat grote organisaties, op management- beleid niveau en intentieverklarende partijen duidelijk hebben nagedacht over het stageaanbod, informatievoorziening en communicatie. Deze organisaties kunnen specifiek aangeven welke handelingen voorafgaand zijn verricht. In tegenstelling tot kleine organisaties die weliswaar nadenken over de stageactiviteiten, maar de verdere stage meer op zijn beloop laten. Er is hierbij geen onderscheid in sectoren. Ook spreken een viertal stagebieders bij voorbereidende activiteiten over het opnemen van maatschappelijke stage in organisatiebeleid. De reden hiervoor is duidelijkheid scheppen over wat maatschappelijke stage is, wie er betrokken en verantwoordelijk zijn en hoe het stageaanbod eruit ziet. Uitzonderlijk is één initiatiefnemer moest eerst beleid schrijven, alvorens het managementteam toestemming gaf maatschappelijke stage aan te bieden.
Afsluitend zijn er in het bestandsdeel actoren de volgende aspecten naar voren gekomen, te weten; voorlichting over maatschappelijke stage, draagvlak, instroom van stagiaires, coördinator(en), betrokken organisatieleden, beschikbare tijd, capaciteit, samenwerkingsafspraken, facilitaire voorzieningen en financiering. Van hieruit kan een algemeen beeld geschetst worden betreffende het bestandsdeel actoren. Namelijk dat wat betreft het voorlichten van stagebieders, initiatiefnemers voornamelijk door stagemakelaars en of vrijwilligerscentrales mondeling en schriftelijk worden ingelicht over maatschappelijke stage. Hierbij wordt nauwelijks aandacht besteed aan de omgang met jongeren. Er bij de meeste stagebieders steun is voor de doelen van maatschappelijke stage, dus dat het nut ervan wordt ingezien. Desondanks is er in de uitvoering, dus wanneer maatschappelijke stage daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht, weerstand bij een deel van de beroepskrachten en of vrijwilligers. Initiatiefnemers proberen organisatiebrede steun te krijgen door succesverhalen te verspreiden en continue maatschappelijke stage onder de aandacht te brengen in overleg of intern nieuws. Ook zijn het de initiatiefnemers die de rol van coördinator en begeleider op zich nemen. Vaak is er geen scheiding van personen tussen deze rollen. De taken rondom maatschappelijke stage worden naast bestaande taken behorende tot de functie van de initiatiefnemer, coördinator en of begeleider gedaan. De beschikbare tijd en capaciteit voor het aantal stageplekken wordt bepaald aan de hand van de vraag vanuit leerlingen. Maatschappelijke stagiaires komen via stagemakelaars bij stagebieders binnen. Hoe er wordt samengewerkt tussen de betrokken partijen wordt voornamelijk mondeling afgestemd. Het meest voorkomende samenwerkingsverband is tussen stagebieder en stagemakelaar. Scholen worden gemist in dit verband. Verder zijn benodigde facilitaire voorzieningen voor maatschappelijke stagiaires reeds aanwezig en wordt er voor het aanbieden van maatschappelijke stage geen financiële bijdrage ontvangen. Een geringe toelage is echter wel gewenst door de respondenten. Nu duidelijk is wie er met welke reden en in welke context besluit maatschappelijke stage aan te bieden en welke kaders of voorbereidingen er getroffen zijn om aanbod uit te kunnen voeren, wordt er in het bestandsdeel fasen gekeken naar hoe het organiseren van maatschappelijke stage in de uitvoering verloopt.
- 38 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
4.1.4. Bestandsdeel Fasen Het bestandsdeel fasen is het uitvoerende onderdeel binnen de methode van geplande verandering van De Caluwé en Vermaak (2002). Het gaat hierbij om de uitvoering van maatschappelijke stage in de praktijk, dus van idee en randvoorwaarden naar toepassing. In deze studie wordt er binnen het bestandsdeel fasen aandacht besteedt aan de volgende aspecten; type maatschappelijke stage aanbod, voorbereiding van leerlingen op stages, aanvang maatschappelijke stage, begeleiding, invloed/zelfstandigheid van leerlingen, verwachtingen en stageovereenkomsten. Allereerst zal er worden ingegaan op de vorm waarin maatschappelijke stage bij de organisaties in dit onderzoek worden aangeboden. Tabel 4: Type maatschappelijke stage Type maatschappelijke stage Actiedag Blokstage Estafette Anders Totaal
Aantal8 19 28 15 27 89
Uit de tabel blijkt het overgrote deel van de stagebieders blokstages of een andere vorm van maatschappelijke stage aan te bieden. Onder een andere vorm verstaan zesentwintig stagebieders een lintstage, waarbij leerlingen gedurende een aantal weken een vast dagdeel meedraaien. Slechts één stagebieder benoemt een carrouselstage, waarbij een activiteit wordt bedacht en voorbereid, maar op verschillende locaties wordt uitgevoerd. Opvallend is dat kleine organisaties bijna allemaal kiezen voor een blokstage. Grote organisaties en intentieverklarende partijen laten weinig verschil zien qua typen maatschappelijke stage, alle genoemde vormen zijn mogelijk. Met name in de sector Natuur&Milieu is er een voorkeur voor actiedagen. Respondenten in deze sector benoemen daarnaast dat groepsstages gewild zijn. Zorg&Welzijn en Kunst&Cultuur kenmerken zich juist door blokstages aan te bieden. Organisaties in de sector Sport&Beweging zoeken aansluiting met de trainingstijden door middel van het aanbieden van lint- of estafettestages. Nu duidelijk is welk type stages aangeboden worden, wordt er verder in gegaan op de voorbereiding van leerlingen op stages. Tabel 5: Voorbereiding van leerlingen op maatschappelijke stage Voorbereiding van leerlingen op maatschappelijke stage Door school Door organisatie Geen voorbereiding Anders Totaal
Aantal9 18 17 3 15 53
Het blijkt dat de manieren van voorbereiding op maatschappelijke stage door leerlingen dicht bij elkaar liggen qua frequentie. Het merendeel van de organisaties in dit onderzoek geeft aan dat leerlingen zich voorbereiden op maatschappelijke stage door de aandacht die er vanuit school wordt besteed aan maatschappelijke stage. De voorbereiding op school is volgens stagebieders uiteenlopend van aard. Of vrij algemeen over wat maatschappelijke stage inhoud tot het verzorgen van voorlichting(en) van stagemakelaars die informatie verschaffen over vrijwilligerswerk en maatschappelijke stage. De stagemakelaars van Punt Welzijn in Weert gaan een stap verder. De stagemakelaars geven een aantal gastlessen die breder worden ondersteund door een speciaal ontwikkelde lessenreeks die door docent(en) wordt gegeven. Stagebieders lichten hun stagiaires voor door uitgebreide informatie in de vacature te zetten. Enkele organisaties geven aan een intake of kennismakingsgesprek te hebben voorafgaand aan de eerste stagedag. Sommige stagebieders geven de voorkeur aan voorlichting over de eigen organisatie op school of via een stagemarkt.
8
Totaal 89 in plaats van 48 doordat er meerdere stagetypen per organisatie worden aangeboden. Zie Appendix C respondentenoverzicht. Totaal 53 in plaats van 48 doordat er meerdere voorbereidingen op maatschappelijke stage van leerlingen per organisatie worden aangeboden. Zie Appendix C respondentenoverzicht. 9
- 39 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Opvallend is dat enkele organisaties die zelf voorlichting willen geven over de organisatie, de doelgroep, de activiteiten en waarom een organisatie zich hier op richt, juist de voorbereiding van de stage van belang achten. Deze organisaties stuiten op geringe medewerking van scholen. “Maar ik zou het ook heel graag om willen draaien […] Ik zou heel graag naar de scholen toe willen. Eerst praten over wat een verpleeg verzorgingshuis inhoudt, wat ze kunnen verwachten, welke vacatures er zijn. Dit wordt geschrapt door tijdsbestek bij scholen. Dat ik van te voren mijn aanbod bepaal en daarover vertel, zodat er ingeschreven kan worden, in samenspel met de docent. Juist ook om de motivatie te wekken of te versterken” (28/Zorg&Welzijn). “Ik geef wel altijd aan dat we graag een presentatie doen, maar dan wordt er vaak gezegd,’ja maar dan wil iedereen dat’. Dan moet dat in het rooster ingepast worden, dan zijn er eigenlijk allerlei beperkingen. Die begrijp ik wel, alleen willen wij juist onszelf zichtbaar maken als organisatie en dus niet via derde waar een vacature dan op een site staat die wel of niet aangeklikt wordt. Want dan heb je weer die natuurlijke associatie, dan zie je onze organisatie, dan denk je ‘oh ga ik dan naar Libië of zo’. Dan moet je in vier zinnetjes duidelijk maken dat wij ook sociale hulp doen, dat werkt niet” (26/Zorg&Welzijn).
Onder de categorie ‘andere manieren van voorbereiding door leerlingen’ verstaan respondenten het informatie verschaffen op internet of het niet goed aan kunnen geven van hoe leerlingen worden voorbereid op maatschappelijke stage. Kleine organisaties laten de voorbereiding over aan school, al dan niet in samenwerking met een stagemakelaar. Bij aanvang van de stage wordt er uitleg over werkzaamheden en de organisatie gegeven. Ook bij grote organisaties vindt voorbereiding en uitleg plaats op de eerste stagedag. Eerst uitleg, daarna aan de slag met de stageactiviteiten. Qua sectoren is er geen verschil in hoe leerlingen worden voorbereid op maatschappelijke stage. Opvallend is de uitgebreide voorbereiding van respondent 14/Natuur&Milieu, waar maatschappelijke stagiaires op school een voorgesprek hebben, huiswerk via email krijgen toegestuurd en op de eerste stagedag wordt een inwerkuur gepland. Ook hier dient het bestandsdeel communicatie als informatievoorziening en het verschaffen van duidelijkheid ter voorbereiding van leerlingen op maatschappelijke stage.
Over het algemeen worden maatschappelijke stagiaires ontvangen door degene die de begeleiding tijdens de stage op zich neemt. Dit kan zowel door een betaalde beroepskracht, als door een vrijwilliger zijn. Bij kleine organisaties worden leerlingen ontvangen door beroepskrachten, die tevens coördinator en initiatiefnemer zijn. Ook in grote organisaties ontvangen de beroepskrachten de stagiaires, over het algemeen door de coördinator van maatschappelijke stage. Enkele grote organisaties in de sector Zorg&Welzijn kiezen bewust voor ontvangst door een beroepskracht in plaats van een vrijwilliger. “Vrijwilligerscoördinator doet de ontvangst. Ik vind het sowieso belangrijk dat ik een gesprek met ze heb. Of dat als ze ’s avonds komen, vraag ik of ze voor die tijd komen om even kennis te maken. Zodat we beiden weten met wie we praten en als de stagiair dan begint en ik heb de vrijwilligers ingeseind dan maak ik de afspraak met vrijwilliger en stagiair hoe laat en waar de stagiair kan beginnen. Maar ik wil er wel altijd een gezicht bij hebben” (28/Zorg&Welzijn). “Altijd een betaalde kracht, nooit een vrijwilliger. Ze willen graag dat een betaalde kracht de maatschappelijk stagiaires ontvangt met het oog op de informatie die ze krijgen richting vrijwilligers, dus wie de bewoners zijn en hoe daar mee om te gaan. Sommige vrijwilligers kunnen dit ook, maar niet allemaal, daarom is dat ingeperkt” (27/Zorg&Welzijn).
Andere grote organisaties zetten juist in op de ontvangst van jongeren door vrijwilligers, aangezien de coördinatie van maatschappelijke stage in deze organisaties voornamelijk door vrijwilligers wordt gedaan. Qua sectoren zijn er geen verdere opmerkelijke verschillen. Wel wordt bij intentieverklarende partijen de ontvangst merendeels verzorgd door vrijwilligers, met daar waar nodig ondersteuning door het beroepsapparaat.
Wanneer leerlingen binnenkomen wordt er over het algemeen een introductie georganiseerd, waarbij kort uitleg wordt gegeven over de organisatie en een rondleiding. Enkele organisaties geven aan dit gedeelte van de stage los te koppelen en apart te bespreken in een kennismakingsgesprek, intake of inschrijfuur. Stagemakelaars vertellen vanuit hun best practices dat er altijd een introductie plaats vindt. Hoe uitgebreid deze is hangt af van de stageactiviteiten, stageduur en leeftijd van de stagiaires. De woorden ‘spontaan’ en ‘ad hoc’ zijn typerend voor kleine organisaties. Hier vindt een korte introductieplaats, wordt er direct uitleg gegeven over de activiteiten en wordt er meegedraaid.
- 40 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Alleen respondent 1/Kunst&Cultuur wijkt hier als kleine organisatie van af, doordat er een handleiding is geschreven met daarin de doelstellingen, planning en activiteiten van maatschappelijke stage. Bij kleine organisaties is er over het algemeen geen vaststaand introductie of inwerkprogramma. Toch geven stagebieders aan inmiddels een bepaalde routine te hebben in hetgeen wat leerlingen bij aanvang van de stage wordt verteld. De informatie die wordt gegeven is vooral praktisch. Grote organisaties zijn in dit geval vergelijkbaar met kleine organisaties. Toch benoemen grote organisaties concreter wat er gedaan wordt bij aanvang van de stages en ligt er meer vast qua informatievoorziening. Zo specificeren grote organisaties aandacht voor huisregels, informatie over de doelgroep en welke verwachtingen er zijn. Zoals bijvoorbeeld dementerende ouderen in een verzorg- of verpleeghuis. De sector Zorg&Welzijn valt op door in introducties dieper in te gaan op informatie rond de doelgroep. Ook de sector Natuur&Milieu op gebiedsinformatie plus het omgaan met gereedschap. Hiernaast geven enkele intentieverklarende partijen aan ondersteunende activiteiten voor coördinatoren en of begeleiders van maatschappelijke stage aan te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van workshops. Ook vertellen intentieverklarende partijen dat er verschil zit in hoe lokale afdelingen/besturen maatschappelijke stagiaires introduceren en inwerken. Communicatie is de manier waarop introductie plaatsvindt middels een rondleiding, uitleg over activiteiten en de organisatie. Bij enkele stagebieders is de communicatie hierover standaard geworden.
De begeleiding van de stagiaires wordt volgens de stagebieders zowel door beroepskrachten als vrijwilligers verricht. Daarbij kan geen onderscheid gemaakt worden tussen grote en kleine organisaties. Ook hier geldt net als voor de coördinatie en ontvangst dat de begeleiding een bijkomende taak is naast bestaande activiteiten, behorende tot takenpakket van een beroepskracht of vrijwilliger. Dit algemene beeld komt ook in de best practices van stagemakelaars naar voren. Wel wordt er in kleine organisaties flexibeler omgegaan met de verantwoordelijkheid over de begeleiding, doordat dit afhangt van wie er aanwezig zijn en welke werkzaamheden door leerlingen worden verricht. Opvallend is dat enkele stagebieders in de sector Zorg&Welzijn leerlingen tijdens stageactiviteiten koppelen aan een vrijwilliger, waarbij achtervang is van beroepskrachten. Koppelen aan vrijwilligers wordt bewust gedaan, om enthousiasme over te brengen bij vrijwilligerswerk, tijdswinst voor beroepkrachten en extra aandacht die aan stagiaires gegeven kan worden. “Leerlingen, in duo’s, krijgen altijd een vaste vrijwilliger die begeleidt. Geen aparte begeleiderfunctie voor gemaakt. Vinden de vrijwilligers geweldig. Trots op hun werk en dat willen ze de leerlingen meegeven” (16/Zorg&Welzijn). “De vrijwilliger neemt de leerling mee in het doen van activiteiten. Ik heb tussendoor contact met de vrijwilliger en vraag hoe het gaat, meer hoeft ook niet” (28/Zorg&Welzijn). “Ik ben als coördinator van het wijkcentrum in principe niet aangesteld om de begeleiding van de stagiaires op me te nemen. Wel een beetje, maar ze moeten ook gewoon meelopen met de vrijwilligers” (32/Zorg&Welzijn).
Een ander opvallend aspect in de sector Zorg&Welzijn is de roulatie van begeleiders tijdens stages door wisselende diensten in de zorg. Daarnaast wordt er een aantal keer gesproken over het inzetten van beroepsstagiaires tijdens de begeleiding maatschappelijke stagiaires, zodat jongeren op eenzelfde niveau kunnen spreken. Verder kunnen er op het gebied van sectoren, intentieverklarende partijen en uitvoerend of management- beleidsniveau geen specificaties worden toegekend. Opmerkelijk is één organisatie waar praktijkbegeleiders van groepen tevens fungeren als begeleiders van maatschappelijke stagiaires. Praktijkbegeleiders hebben competentiegericht training gehad in het kader van het opleidingsbeleid, waarbij ook beknopt aandacht wordt besteed aan maatschappelijke stage.
De concrete begeleiding door beroepskrachten en of vrijwilligers vertaald zich in het ontvangen, instructies geven over activiteiten van en aan stagiaires, verzorgen van achtervang en bij een aantal organisaties het evalueren van de stage. Wederom zijn hier verschillende vormen van communicatie als bestandsdeel zichtbaar.
- 41 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Opvallend is dat een ruim aantal organisaties aangeeft specifiek te kijken naar wat leerlingen nodig hebben. Zo wordt er bijvoorbeeld nadrukkelijk aandacht besteed aan het duidelijk formuleren van stageactiviteiten met een bepaald tijdsbestek en tussentijdse aansturing. Er wordt specifiek per stagiair gekeken hoeveel sturing er nodig is voor het uitvoeren van de stageactiviteiten. Ook wordt er rekening gehouden met waar interesses liggen van leerlingen, zodat activiteiten daar waar mogelijk op afgestemd kunnen worden. Als belangrijkste punt in de begeleiding noemen bijna alle stagebieders het bieden van een vast aanspreekpunt, al dan niet de directe begeleider van stagiaires is. Ook hier is geen onderscheid in organisatieomvang, sector, organisatieniveau en of intentieverklarende partijen.
Vanuit de begeleiding wordt er gekeken naar de mate van zelfstandigheid van leerlingen tijdens het uitvoeren van maatschappelijke stageactiviteiten. Het niveau van zelfstandigheid loopt zeer uiteen, van geen zelfstandigheid tot volledige zelfstandigheid van leerlingen. Toch verteld het merendeel van de stagebieders dat leerlingen bij aanvang van de stage meer begeleid worden en gedurende de voortgang vordering maken in de mate van zelfstandigheid. Begeleiders geven vaak niet geheel de activiteiten uit handen, er is over het algemeen een bepaalde mate van toezicht. Stagebieders geven aan dat zelfstandigheid samenhangt met werkzaamheden, leeftijd en opleidingsniveau. Ook komen termen als ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ en ‘zelfvertrouwen’ van leerlingen naar voren bij de vraag aan stagebieders in hoeverre leerlingen zelfstandig zijn tijdens maatschappelijke stage. “Hangt af van doelgroep of die veel begeleiding nodig heeft, dan kunnen stagiaires minder zelfstandig werken”(20/Zorg&Welzijn). “Dat kan niet. Ze zijn veel te jong, we laten ze niet zelfstandig met een cliënt dingen doen. Bij een dagcentrum hadden ze bijvoorbeeld een puzzeltocht georganiseerd in Wijk bij Duurstede. Dat verzinnen ze dan helemaal zelf en dan gaan ze zelf foto’s maken en uitnodigingen. Dat soort dingen kunnen we natuurlijk zelf, maar ze gaan echt niet zelfstandig met cliënten door de stad rijden. Daar is altijd iemand bij, dat kan niet anders” (17/Zorg&Welzijn).
De mate van zelfstandigheid en de zojuist genoemde factoren die daar invloed op hebben, komen zowel naar voren in gesprekken met kleine als grote organisaties, uitvoerend- managementbeleidsniveau en intentieverklarende partijen. Hoewel de sectoren Kunst&Cultuur en Sport&Beweging overeenkomen met het algemene beeld, is de mate van zelfstandigheid wel verschillend in de sectoren Zorg&Welzijn en Natuur&Milieu. Zo wijken de sectoren Zorg&Welzijn en Natuur&Milieu af van het algemene beeld, doordat stagebieders in deze sectoren aangeven dat er altijd toezicht is van een betaalde kracht of vrijwilliger. Wel is er ook hier sprake van een vordering in zelfstandigheid. Enkele zorginstellingen geven aan beperkter te zijn in de mate van zelfstandigheid door de doelgroep waar zij zich op richten. Een drietal organisaties zet juist in op de zelfstandigheid van leerlingen. Zo heeft respondent 14/Natuur&Milieu maatschappelijke stages waarbij stagiaires zelfstandig educatie geven aan basisschoolleerlingen in de natuur. Ook respondenten 26/Zorg&Welzijn en 16/Zorg&Welzijn willen, in overleg met de klant of de personen waar de stageactiviteiten voor bedoeld zijn, dat leerlingen uiteindelijk zelfstandig projecten uitvoeren. Nadat er eerst door vrijwilligers ondersteuning is geboden.
Zelfstandigheid staat in verband met de mate waarin invloed uitgeoefend kan worden op stageactiviteiten door leerlingen. Stagebieders laten ongeacht organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen zijn een consistent beeld zien over de eigen inbreng van leerlingen. De invloed die leerlingen uit kunnen oefenen op de stageactiviteiten is zeer groot. In eerste instantie reageren leerlingen op de vacaturetekst van de maatschappelijke stage die aangeboden wordt. Hierin ligt de activiteit vast. Stagebieders hebben zelf een bepaald aanbod van stageactiviteiten, maar maatschappelijke stagiaires mogen eigen ideeën en creativiteit aandragen. Naar zelfbedachte ideeën wordt door stagebieders gekeken of het mogelijk is binnen de organisatie en het tijdsbestek van maatschappelijke stage.
- 42 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Bijna alle stagebieders geven aan dat eigen initiatief zeer wordt gewaardeerd. Over het algemeen worden derhalve kaders geschetst, waarbij leerlingen zelf invulling mogen geven. “Via de planontwikkeling. In hoogste mate eigen inbreng, en daarin willen we ook niet te veel sturen omdat je dan een stuk creativiteit verliest. Wij formuleren een algemene doelstelling voor een bepaald terreingedeelte. Wij proberen ook voor zover mogelijk de wettelijke kaders te schetsen en daarbinnen hebben ze volledig de vrije hand” (13/Natuur&Milieu). “Juist heel graag, liefst jongeren met initiatief” (41/Sport&Beweging). “De inhoud staat vast maar tijdens de activiteit mogen ze hun eigen invulling geven aan de uitvoering. Leuke ideeën zijn altijd welkom” (35/Zorg&Welzijn). “Ze mogen kiezen wat ze willen doen. Wat ze het minst leuk vinden blijft over en dat doe ik zelf” (18/Zorg&Welzijn). “Met Kerst kwam een jongen bij me en die speelt trompet. Hij wilde graag tijdens Kerst voor de ouderen trompet spelen, samen met de leraar. Ook nog twee meisjes die balletvoorstelling wilden geven. Is toch geweldig? Super! Vind ik helemaal leuk dat mensen dat zelf aanbieden”(22/Zorg&Welzijn).
Alleen in de sector Natuur&Milieu vertellen enkele respondenten dat eigen inbreng mogelijk is, maar wordt beperkt door de werkzaamheden van de stages in de natuur, door de sturing die dit werk vraagt en groepsgewijze stages. “Bij onze organisatie is de invloed beperkt, vooral beperkt bij klassikale aanpak” (8/Natuur&Milieu).
Eigen inbreng, zelfstandigheid en een veelvoorkomend standpunt onder de respondenten dat maatschappelijke stagiaires fouten mogen maken, zorgen voor een omvangrijke leerruimte voor leerlingen. De begeleiding, zelfstandigheid, invloed op stageactiviteiten en leerruimte zijn elementen die aangeven wat organisaties willen bieden, oftewel wat leerlingen kunnen verwachten tijdens maatschappelijke stage. Over het algemeen willen stagebieders maatschappelijke stagiaires laten zien wat er in de organisatie gebeurd en waarom, inzicht geven in wat vrijwilligerswerk is. Contact maken met de doelgroep en enthousiasme overbrengen voor waar men als organisatie mee bezig is. Stagebieders geven aan dat leerlingen een warm welkom, gedegen begeleiding en ‘een gevoel onderdeel te zijn van’ kunnen verwachten tijdens maatschappelijke stage. Specificatie naar organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partij, is op het aspect verwachtingen niet zichtbaar. Het vastleggen van voorgaande onderwerpen en verdere afspraken over maatschappelijke stage in een stagecontract wordt door het overgrote deel van de stagebieders gedaan via een formulier wat vanuit scholen is opgesteld. Een stageovereenkomst is vorm van schriftelijke communicatie waarin informatie en afspraken worden vastgelegd. Niet alle scholen werken met een overeenkomst. Scholen die wel een overeenkomst hebben opgesteld voor hun leerlingen lopen uiteen qua onderwerpen die zijn opgenomen. De ene school uitgebreider dan de andere. Stagebieders noemen onderwerpen als; contactgegevens van school, leerlingen en organisatie, looptijd, werktijd, inhoud, begeleiding en verzekering. Opvallend zijn stagebieders die aangeven, naast deze algemene onderwerpen, thema’s op te nemen als geheimhouding en gevolgen als gemaakte afspraken niet nakomen. In enkele gevallen heeft de school een formulier of cahier opgesteld waarbij een overeenkomst tevens geld als beoordeling. Er is dan één formulier opgesteld waarin platte afspraken, staan zoals gegevens van betrokken partijen, looptijd en mogelijkheid tot invullen van stagebieder van feedback op leerlingen in werkhouding, zelfstandigheid en hoe leerlingen het over het algemeen gedaan hebben. Naast dat scholen al dan niet een overeenkomst opstellen geven sommige stagebieders aan dat er overeenkomsten zijn die stagemakelaars in samenspraak met scholen hebben opgesteld. Één stagemakelaar valt hierbij op door ondertekening te vragen van leerling, school, organisatie en ouders. Een andere stagemakelaar geeft aan bewust stageovereenkomsten weg te laten, omdat het vooral ‘leuk moet blijven’ en stagebieders niet belast moeten worden met onnodige administratie. Hier komt wel verandering in door de vernieuwde wetgeving, aldus de stagemakelaar. Over de behoefte aan en noodzaak van een overeenkomst zijn stagebieders niet eenduidig. Enerzijds geven stagebieders aan dit niet noodzakelijk te vinden.
- 43 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “We hebben niet zelf een stageovereenkomst, zou wel handig zijn om vrijwilligers dan zelf niet hoeven uit vinden. Maar misschien is het ook niet nodig omdat het al via school of stagemakelaar goed georganiseerd is” (12/Natuur&Milieu). “Het meeste initiatief komt uit de scholen. Die stimuleren hun leerlingen om een stageplaats te zoeken en die hebben ook wel een soort van overeenkomsten. Daar hoeven wij dan niet ook nog iets aan te doen” (37/Sport&Beweging). “De leerlingen brengen een formulier mee. Er is geen overeenkomst […] geen gemis, vanuit de organisatie geredeneerd” (42/Sport&Beweging). “Krijgen leerlingen van school wel mee. Bij sommige moet ik wel iets tekenen bij anderen helemaal niet. Als ik eerlijk ben vind ik het ook hun verantwoordelijkheid, dan kan ik alles wel overnemen” (28/Zorg&Welzijn). “Ik denk dat er geen behoefte aan is. Ook niet vanuit directie opdracht gekregen om dat wel te doen. De scholen hebben er ook niet op aangedrongen” (13/Natuur&Milieu). “We weten de afspraken over de maatschappelijke stage, dat is voldoende. Dit gaat puur om oriëntatie” (25/Zorg&Welzijn). “Voor ons is het ook niet van belang om dat zelf op papier te zetten, want het is voor de kinderen zelf. We willen hun daarin begeleiden, maar het is niet nodig om er een heel boekwerk op los te laten” (32/Zorg&Welzijn).
Anderzijds vinden andere stagebieders een overeenkomst juist wel van belang. “Ik wil een eigen overeenkomst opstellen, naast de overeenkomst die opgesteld is door school. Deze vul ik echt in voor de leerlingen, het is geen beroepsstage, het is vrijwilligerswerk. Waarom zou je dat niet goed kunnen doen?” (22/Zorg&Welzijn). “Ik vraag er elke keer om, ik ga het zelf niet opmaken omdat […] kijk als er geld voor staat dan kan je dat ook weer verwerken, maar dat is er niet. Sommige scholen doen het wel en dat vind ik erg fijn”(34/Zorg&Welzijn). “Hebben zelf vanuit onze organisatie een stageovereenkomst. In tweevoud, voor henzelf een voor mij. Dat doen we voorafgaand van de stage invullen, zodat het vast staat. Vanuit school krijg ik geen stageovereenkomst” (27/Zorg&Welzijn). “Zijn er wel, maar worden niet altijd gebruikt, omdat het niet altijd nodig is. Maar zouden we vaker moeten doen, je maakt het iets officiëler, je maakt het iets met meer lading, dus er is eigenlijk genoeg reden om het wel te doen. Vaak wordt de tijd echt gestoken in het hele praktische, het echt aan de slag gaan met zijn allen” (26/Zorg&Welzijn). “Vanuit school is er een overeenkomst, maar we zijn er mee bezig om dit ook vanuit ons zelf te doen […] Wanneer ze komen en waar ze zich aan moeten houden. Voor vrijwilligers hebben we een boekje waar allerlei informatie instaat, over wat wij verwachten en wat ze van ons verwachten. Dat zou ook als een soort bijlage bij de overeenkomst kunnen komen. We gaan ook bezig met voorschriften voor kleding en gebruik van mobiele telefoons, mensen met u aanspreken. Dus als leerlingen hun handtekening zetten, dan betekent dit dat ze het eens zijn met wat er in de folder staat”(17/Zorg&Welzijn). “Dan maak je het een beetje minder vrijblijvend” (30/Zorg&Welzijn).
Onderscheid tussen stagebieders wat betreft organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partij is niet zichtbaar bij het al dan niet opstellen van een stageovereenkomst voor maatschappelijke stage.
Ter afsluiting van het bestandsdeel fasen kan er een algemeen beeld worden geschetst. Stagebieders in dit onderzoek prefereren stagevormen als blok- en lintstages. Leerlingen worden zeer gevarieerd voorbereid op het verrichten van een maatschappelijke stage. Dit loopt uiteen van een beknopte bespreking voorafgaand aan de stage tot uitgebreide geïntegreerde aandacht voor vrijwilligerswerk en doelen van maatschappelijke stage in het lesaanbod. Vanuit stagebieders wordt er ter voorbereiding zoveel mogelijk informatie gegeven in vacatureteksten. Uitgebreidere aandacht van stagebieders ter voorbereiding vindt in enkele gevallen plaats middels kennismakingsgesprekken. Bij aanvang van maatschappelijke stage worden leerlingen ontvangen door de begeleider. Dit kan tevens de coördinator of initiatiefnemer zijn. Na ontvangst worden stagiaires routinematig geïntroduceerd bij de organisatie. Daarbij wordt vooral ingegaan op praktische informatie en instructies voor stageactiviteiten. De begeleiding bestaat verder uit het vragen het vormen van een vast aanspreekpunt, tussentijds vragen en controleren hoe stage verloopt en soms het evalueren van stages met de leerling. Net als het coördineren is begeleiding door organisatieleden een bijkomende taak. Tijdens de stageactiviteiten hebben leerlingen een mate van zelfstandigheid die de werkzaamheden toelaat. Eigen inbreng wordt gewaardeerd door stagebieders. Leerlingen kunnen inzicht in de belangen van een organisatie, inhoud van vrijwilligerswerk, contact met de doelgroep en enthousiasme over het vak verwachten wanneer zij stagelopen bij de organisaties in dit onderzoek. Stagebieders staan nadrukkelijk stil bij de stage-inhoud, zo wordt er gericht gekeken naar wat leerlingen zelf willen, hoeveel ondersteuning er nodig is en hoe er variatie aangebracht kan worden.
- 44 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Bij het uitvoeren wordt er alleen gebruik gemaakt van een stageovereenkomst indien scholen dit aan leerlingen meegeven. In deze studie is er tot nu toe een beeld geschetst over wie en waarom er in welke context maatschappelijke stage als organisatie mogelijk wil maken. Vervolgens is er gekeken naar hoe draagvlak en randvoorwaarden verkregen konden worden, waaruit uitvoering mogelijk is. In het volgende bestandsdeel sturing wordt daarom ingegaan op welke manier stagebieders er voor zorgen dat het organiseren van maatschappelijke stage in goede banen wordt geleid. 4.1.5. Bestandsdeel Sturing Het bestandsdeel sturing is een volgens De Caluwé en Vermaak (2002) het deel wat alle bestandsdelen van de methode van geplande verandering verbindt. Sturing zorgt voor het al dan niet slagen van een veranderingsidee. Sturing navigeert het veranderidee in het proces van idee naar uitkomst en kan inspringen op momenten wanneer afwijking van gewenste uitkomsten dreigt. Sturing maakt het mogelijk om aanpassingen te verrichten, zodat maatschappelijke stage naar wens van stagebieders verloopt. Daarom wordt hieronder ingegaan op hoe stagebieders omgaan met evaluatie, vrijwilligerswerkvervolgen, het tonen van waardering en aandenken, terugkoppeling van ervaringen, monitoring en het contact met oud maatschappelijke stagiaires.
Evaluatie over maatschappelijke stage laat een wisselend beeld zien. Stagebieders die nauwelijks of geen evaluatie doen met leerlingen geven aan hier geen specifieke reden toe te hebben. Of geen tijd en dat het afhankelijk is van of de school dat wil. “Dat ligt aan de school, leerlingen worden niet door de organisatie beoordeeld. Er is nog geen reden om te evalueren want het loopt altijd wel goed. Er was tot nu toe één school die mij gevraagd heeft een beoordelingsformulier in te vullen”(35/Zorg&Welzijn). “Nee, daar is echt geen tijd voor, gebeurt af en toe on the job” (25/Zorg&Welzijn). “Begeleiders misschien met leerlingen […] Het is niet een hoofdtaak voor de organisatie, daardoor verdringt het naar de achtergrond”(38/Sport&Beweging).
Ook niet alle stagebieders doen structureel of standaard een evaluatie met leerlingen. Toch geeft het overgrote gedeelte van de stagebieders aan maatschappelijke stage met leerlingen te evalueren. Hoe diepgaand de evaluatie met de leerlingen is, is zeer uiteenlopend. Er zijn stagebieders die alleen kort na afloop van de stageactiviteiten vragen hoe leerlingen het vonden. Tot stagebieders die uitgebreid, standaard vragen aan leerlingen stellen aan het eind van de stage en stageverslagen terugkrijgen. Een groot deel van de organisaties geeft aan een beoordelingsformulier in te vullen wat leerlingen meekrijgen vanuit school, daarbij wordt dan kort ingegaan op hoe de leerlingen maatschappelijke stage vonden. Stagebieders constateren veel verschil tussen scholen of er wel of geen beoordelingsformulier is en wat daarin aan bod komt. “De meeste moeten een boekje inleveren en dan moet ik schrijven wat ik van ze vond, dat is niet bij alle scholen zo, maar de meeste scholen wel”(18/Zorg&Welzijn). “Eindevaluatie via formulier van de school”(43/Sport&Beweging). “Evaluatie vindt plaats bij beoordeling met leerling. Wat aan bod komt is afhankelijk van school” (6/Kunst&Cultuur).
Beoordelingsformulieren gaan bijvoorbeeld in op hoe de stageactiviteiten zijn uitgevoerd, de werkhouding en de mate van zelfstandigheid van leerlingen. Enkele stagebieders hebben zelf een beoordelingsformulier samengesteld wat doorgenomen wordt met stagiaires. Naast dat er na afloop van de stageactiviteiten geëvalueerd wordt, benadrukken enkele stagebieders ook dat er tussendoor herhaaldelijk gevraagd wordt naar de ervaringen van de leerlingen. Opvallend zijn een aantal organisaties die specifiek vragen naar hoe leerlingen de stagebieder ervaren hebben.
- 45 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Er vindt altijd een moment plaats waarbij we ingaan op hoe vond je het, heb je iets gezien waarvan je denkt dat het anders moet van onze kant uit. Vind ik ook belangrijk om van hen terug te horen hoe we het doen. Als er dingen naar voren komen die anders kunnen dan gaan we daar achter aan” (19/Zorg&Welzijn). “Wat vond je van de stage, hoe heb je de ondersteuning in de organisatie ervaren, hoe was de samenwerking op de afdeling, wat vond je van de begeleiding. Dit is belangrijk om te kijken hoe we verder kunnen, je moet weten hoe het gaat. Als ze er niks aan vinden, dan stoppen we natuurlijk” (27/Zorg&Welzijn). “Vindt altijd plaats, face tot face in een groepsterugkoppeling. Heel erg belangrijk om te doen om te weten of het werkt. Of de intentie om het te doen die we vooraf hadden te kijken of die klopt”(26/Zorg&Welzijn). “Daar komt het verloop van het programma aan bod, eventuele bijstelling en het eindresultaat” (13/Natuur&Milieu). “Aan bod komt: Wat vinden ze van de stage? Hebben ze nog een ander idee? Zouden ze de stage aan een vriendje/vriendinnetje willen benadrukken? Wat vonden ze er niet leuk aan en wat vonden ze er juist heel leuk aan?” (36/Zorg&Welzijn).
Naast dat de inhoud van evaluatie van maatschappelijke stage uiteen loopt, geldt dit ook voor met wie er geëvalueerd wordt. Naast evalueren met maatschappelijke stagiaires vertellen enkele respondenten te evalueren met stagemakelaars en scholen. Daarnaast geeft een ruim aantal van de stagbieders aan intern te evalueren met betrokkenen over ervaringen, wat knelpunten en succesfactoren waren. Interne evaluatie vindt zowel tussendoor als jaarlijks plaats, de coördinator roept hier tot op. Ook blijken er een aantal stagebieders behoefte te hebben aan informatie-uitwisseling. Over hoe betrokkenen, met name stagebieders maatschappelijke stage ervaren. “En net zijn we met stagemakelaar uit Tilburg en Helmond en enkele stagebieders bij elkaar geweest voor iemand die een boekje wilde schrijven over maatschappelijke stage in Brabant. Dus dat geeft ook wel inzicht, je hoort verhalen van elkaar […] Ik denk dat dat een heel belangrijk iets is, omdat het belangrijk is om van elkaar te horen, hoe andere tegen dingen aankijken. Van die ervaringen leer je zelf ook. Ik denk dat de hele groep er omheen, dat dat effect heeft, dus de stagemakelaar, stagebieders en de scholen. En dat hoeft niet vaak, 1 keer per jaar, maar dat is goed om te doen” (19/Zorg&Welzijn). “Er is verder een klankbordgroep van lidorganisaties. Dat werkt wel […]worden ervaringen uitgewisseld”(23/Zorg&Welzijn).
Ook op de vraag naar evaluatie van maatschappelijke stage komt de rol van de school in maatschappelijke stage naar voren. “De school wordt soms wel betrokken bij de evaluatie. Er zijn scholen die heel laks in zijn” (16/Zorg&Welzijn). “Als ik mijn ideale situatie zou hebben, dan zou ik eigenlijk liever zelf het contact met de school hebben en daar de samenwerking mee doen” (28/Zorg&Welzijn). “Met leerkrachten om de tafel zitten, maar hangt af van enthousiasme van leerkracht” (10/Natuur&Milieu). “Ervaring leert dat de formulieren van school niet vanzelf terugkomen naar ons, die zie ik niet automatisch” (24/Zorg&Welzijn). “De makelaar is de tussenpersoon voor de scholen om te evalueren. Eens in de zoveel tijd. Zelf hebben we aangeven dat het fijn is als de scholen er ook bij zijn”(30/Zorg&Welzijn).
Uitzonderlijk zijn de organisaties die zowel intern met beroepskrachten/vrijwilligers en leerlingen evalueren. Als extern met stagemakelaars en scholen. Slechts één organisatie geeft aan stageverslagen van leerlingen terug te krijgen. Qua evaluatie is er geen onderscheid tussen organisatieomvang, sector of organisatieniveau. Alleen intentieverklarende partijen geven aan ook op landelijke niveau de evalueren middels inventarisatie door het land. Schriftelijke communicatie middels beoordelingsformulieren en woordelijke communicatie middels het uitwisselen van ervaringen tijdens evaluatie laten wederom de verwevenheid van het bestandsdeel communicatie zien. Naast evaluatie vinden stagebieders het van belang om waardering over maatschappelijke stagiaires uit te spreken. Middels een dankwoord wordt er aandacht besteed aan de appreciatie naar leerlingen. Een ruim aantal stagebiedende organisaties maakt daarbij ook gebruik van een certificaat. Het merendeel van de stagebieders heeft naast complimenten iets tastbaars voor stagiaires als aandenken van maatschappelijke stage. Daarbij gaat het om kleinigheden zoals iets lekkers, gadgets of een bidon. Opvallend is dat een deel van deze organisaties die aangeeft een aandenken te verzorgen dit niet structureel doet. Als reden hiervoor wordt door sommigen een gebrek aan budget aangeven. Echter worden er geen andere duidelijke aanwijsbare redenen genoemd. Stagebiedende organisaties benadrukken het belang van het uitspreken van waardering aan leerlingen.
- 46 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Een dankwoord en een handtekening voor hun uren. Dat is voor hen ook heel belangrijk. Positieve aandacht, met een positief gevoel weggaan” (42/Sport&Welzijn). “Ik vind het wel belangrijk dat ze gewaardeerd worden op basis van hun inzet” (36/Zorg &Welzijn). “We willen het juist extra benadrukken dat we blij zijn met ze en dat ze welkom zijn om terug te komen” (32/Zorg&Welzijn). “Wat ik heb geleerd het afgelopen jaar is dat als je de leerling echt iets meegeeft, een positief iets, dat de leerling daar echt wel energie van krijgt en ermee naar de leraar kunnen gaan. En dat ze daar anderen mee enthousiasmeren” (36/Zorg&Welzijn). “Leerlingen moeten gestimuleerd worden, ervaren hoe het is om gewaardeerd te worden. Dit is belangrijk voor jongeren” (46/Stagemakelaar).
Stagebieders die geen aandenken verzorgen geven aan hier geen speciale reden voor te hebben of willen juist de nadruk leggen op de vrijwillige inzet van de leerlingen, waar maatschappelijke stage voor bedoeld is. Wederom maakt organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partij zijnde geen verschil.
Of leerlingen na afloop van maatschappelijke stage gevraagd wordt vrijwilligers werk te vervolgen is wisselend onder de stagebieders. Toch geeft het merendeel van de stagebieders aan dit niet te doen, omdat er simpelweg nooit aan gedacht is deze vraag te stellen of leerlingen nog te jong zijn, het niet het eerste belang is van een organisatie of jongeren als niet geïnteresseerd genoeg in vrijwilligerswerk worden ervaren. Ook is er een deel van de stagebieders wat aangeeft niet structureel te vragen aan jongeren of zij al dan niet vrijwilligerswerk willen vervolgen bij de eigen of andere organisatie. Organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklaring zijn niet van invloed op of er door een stagebieder wel of niet gevraagd wordt vrijwilligerswerk te vervolgen. Tabel 6: Terugkoppeling aan stagemakelaars en of scholen door stagebieders Terugkoppeling aan stagemakelaar en of school Aantal10 Aan school 4 Aan stagemakelaar 15 Aan school en stagemakelaar 10 Niet 10 Anders 4 Totaal 43
Op de vraag of stagebieders ervaringen terugkoppelen aan stagemakelaars of scholen is een gevarieerd antwoord gegeven. Een meerderheid geeft aan ervaringen terug te koppelen aan stagemakelaars. Enkele stagebieders koppelen stagervaringen terug aan de school. Het merendeel hiervan is echter een stagebieder die een directe samenwerking heeft met een school. Een redelijk aantal organisaties geeft aan zowel met de stagemakelaar als de school terug te koppelen over maatschappelijke stage. Opmerkelijk is het verhoudingsgewijs grote aantal stagebieders die geen terugkoppeling geven van stage-ervaringen aan stagemakelaars en of scholen. Opvallend is het merendeel van de stagebieders, ongeacht aan wie ze terugkoppeling aangeven, dit niet structureel of frequent doet. Als redenen wordt gegeven dat er alleen contact noodzakelijk is tijdens stages als er calamiteiten zijn, het niet goed verloopt of dat jaarlijks overleg voldoende is. Stagebieders die antwoorden in de categorie ‘Anders” vertellen geen zicht te hebben op of er terugkoppeling plaats vindt. Dat zijn alleen overkoepelende organisaties die dit aangeven, dus op management- beleidniveau. Verder onderscheid is zichtbaar in de Sport&Beweging sector, waar organisaties geen stage-ervaringen terugkoppelen. Overkoepelende organisaties binnen deze sector geven aan dat er wel steeds meer ingezet gaat worden op het belang van een netwerk. “Maatschappelijke stage is in eerste instantie vanuit het onderwijs natuurlijk gestart. En dat is prima, maar als je het netwerk van de sport wilt bereiken is zo’n vertegenwoordiger vanuit de sportservicepunt een hele waardevolle. Of ambtenaar of consulent. Wij hadden wel heel snel door je moet niet een aparte organisatie rondom sport gaan opzetten, maar sluit aan bij de structuur, organisatiestructuur en de netwerken die er al liggen. We stimuleren ook dat ze gaan samenwerken met vrijwilligerscentrales in plaats van dat ze zelf van alles gaan doen”(37/Sport&Beweging).
10
Totaal 43 in plaats van 48 aangezien deze vraag niet aan stagemakelaars gesteld is.
- 47 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Nu sportverenigingen ook zelf initiatief tonen […] rechtstreeks scholen benaderen om stageplekken te creëren. Veel leerlingen kunnen de plek naar de sport zelf vinden aan. Sportvereniging meer voorlichter voor makelaars en scholen om aan te tonen dat bij sportverenigingen ook een goede stageplek mogelijk is” (40/Sport&Beweging).
Andere verschillen tussen organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklaring zijn niet zichtbaar. Terugkoppeling van ervaringen kan dienen voor het inzichtelijk maken hoe maatschappelijke stage bij een volgend aanbod beter georganiseerd kan worden. Monitoren is ook vorm om toekomstig aanbod te verbeteren. Evenveel stagebieders geven aan maatschappelijke stage te monitoren als stagebieders die aangeven dit niet te doen. Monitoring wordt echter niet strikt aangepakt door gegevens systematisch te verzamelen tijdens maatschappelijke stage en deze vast te leggen. Er is geen volgsysteem wat voortgang, resultaten en kwaliteit vastlegt. Daarentegen worden punten waarop aanpassing nodig is, door het overgrote deel van de respondenten bijgehouden in het hoofd en of tijdens evaluatiemomenten aan de orde gebracht. “Nee, verzamelen geen gegevens. We evalueren wel”(42/Sport&Welzijn). “Houd voor mijzelf in het proces bij, waar is het mogelijk, waar is het niet mogelijk, dan doe je dat gewoon niet meer. Maar dat is niet iets wat ik heel concreet volg of opsla op mijn computer”(28/Zorg&Welzijn). “Meer in het hoofd en hetgeen wat er uit de evaluatie komt. Er is geen volgsysteem of iets dergelijks” (26/Zorg&Welzijn). “We houden wat goed en fout gaat bij in ons hoofd en dat wordt ook echt meegenomen in het volgende aanbod” (32/Zorg&Welzijn).
Op basis daarvan vinden er veranderingen plaats en organiseren stagebieders die aangeven dat monitoring plaatsvindt, maatschappelijke stage momenteel anders dan bij aanvang. Stagebieders noemen aanpassingen in variatie van stageactiviteiten en de instroom van stagiaires middels een kennismakingsgesprek vooraf. Ook het bijhouden van welke school leerlingen komen en het onderwijsniveau, wordt genoemd als verandering met de start. Informatievoorziening aan leerlingen voorafgaand aan stage bijvoorbeeld betreffende de doelgroep, het aanstellen van uitvoerende coördinatoren en het vormen van een meer uniforme stageprocedure op het gebied van in-, door- en uitstroming, zijn ook genoemde veranderingspunten. “In het begin hadden we een standaard route, we hebben geleerd meer variatie te doen” (6/Kunst&Cultuur). “Verandering dat we eerst mensen gaan spreken, dus dat is wel wat meer monitoren van wat we nou eigenlijk binnen laten stromen. Wat voor school komen leerlingen vandaan” (34/Zorg&Welzijn). “Verandering zit in het inzetten van uitvoerende coördinatoren, omdat er opzoek werd gegaan naar hoe het beter kon en door interne reorganisatie”(26/Zorg&Welzijn). “Zo kijken we nu bijvoorbeeld veel gerichter naar de activiteiten, we laten ze niet alleen koffie of thee inschenken, maar zoals bij dat mobieltjesproject ziet de jongere de dankbaarheid van de oudere ook direct terug. De waardering levert hierdoor gelijk iets op, is gelijk merkbaar bij de leerling” (32/Zorg&Welzijn). “We hebben al stappen gemaakt op structuur […] homogene procedure van ontvangst tot afsluiting […] en de aankleding van de stages”(46/Stagemakelaar).
Opvallend is dat intentieverklarende partijen aangeven geen monitoring te verrichten, slechts incidenteel. Ook is het opvallend dat één organisatie noemt dat beleid monitoring gemakkelijker zou kunnen maken. Aangezien volgens deze stagebieder beleid duidelijk maakt welke doelen er gesteld worden, waardoor het gemakkelijker is om te zien of resultaten behaald worden. Verdere specificatie naar organisatieomvang, sector of organisatieniveau zijn qua monitoring niet zichtbaar.
Wanneer maatschappelijke stage ten einde is kunnen organisaties er voor kiezen om al dan niet contact te houden met oud-stagiaires. Het overgrote deel van de stagebieders houdt geen contact met maatschappelijke stagiaires na afloop van de stage. Slechts negen organisaties houden oud maatschappelijke stagiaires in zicht door inschrijving op het gastenboek, het attent maken op acties via een mailing, een nieuwsbrief of het versturen van een kerstkaart.
- 48 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Enkele respondenten zien de oud-stagiaires nog in het betreffende dorp of in de eigen organisatie, doordat de organisatie een publieke functie heeft. Dit contact is echter niet gericht vanuit de stagebieders, maar komt toevallig tot stand. Ook zijn het merendeel van de organisaties die aangeven contact te houden met oud stagiaires afkomstig uit sportsector, waar stagiaires voornamelijk eigen leden zijn. Een zestal organisaties geeft aan dat zonder bewust contact, maar door enthousiasme tijdens maatschappelijke stage leerlingen zijn gebleven als vrijwilliger. Opvallend is dat deze zes organisaties alle afkomstig zijn uit de sector Zorg&Welzijn. Verder is er geen onderscheid in organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklaring zichtbaar. Wel valt één organisatie op door naar aanleiding van ervaringen tijdens maatschappelijke stage een administratief systeem uit te willen breiden voor flexvrijwilligers. Een andere uitschieter is een organisatie die sommige oud maatschappelijke stagiaires terug ziet komen naar de eigen organisatie voor beroepsstages.
Het bestandsdeel communicatie komt in alle andere fasen van de methode van geplande verandering naar voren, zowel expliciet als impliciet. Binnen het veranderingsproces waarbij maatschappelijke stage wordt geïntroduceerd en uiteindelijke wordt uitgevoerd in de organisatie vindt communicatie plaats tussen betrokkenen.
Bij het bestandsdeel sturing zijn aspecten aan de orde gekomen als; evaluatie, vrijwilligerswerkvervolgen, waardering, aandenken, terugkoppeling van ervaringen, monitoren en contact met oud maatschappelijke stagiaires. Afsluitend kan er gesteld worden dat er aan het eind van de stages inhoudelijk met stagiaires wordt geëvalueerd. Ook wordt er aandacht besteed aan inhoudelijke en organisatorische evaluatie met betrokken beroepskrachten, vrijwilligers, stagemakelaars en of scholen. Evaluatie van maatschappelijke stage vindt echter niet structureel plaats of met alle betrokken partijen tezamen. Regelmatigheid in evaluatie en contact met scholen zijn echter door de stagebieders in dit onderzoek wel gewenst. Wel worden stage-ervaringen teruggekoppeld aan de betreffende stagemakelaar. Er is geen sprake van systematische monitoring. Stagebieders vinden evaluatie voldoende en geven aan dat benodigde veranderingen voornamelijk in eigen gedachten worden bijgehouden. Door stagebieders wordt er nadrukkelijk stilgestaan bij het uitspreken van waardering over de inzet van maatschappelijke stagiaires. Vaak wordt er dan ook een aandenken verzorgd in de vorm van een certificaat of iets typerends voor de organisatie. Bij de evaluatie met leerlingen en het uitspreken van een dankwoord wordt er vaak niet stilgestaan bij de vraag of maatschappelijke stagiaires vrijwilligerswerk zouden willen vervolgen. Ook wordt er geen contact onderhouden met maatschappelijke stagiaires na afloop van de stageactiviteiten.
In deze studie zijn reeds de bestandsdelen veranderidee, historie, actoren, fasen, communicatie en sturing doorlopen. To nu toe zijn alle bestandsdelen van de methode van geplande verandering doorlopen die leiden tot al dan niet gewenste uitkomsten. In het volgende deel van de resultatensectie wordt aandacht besteed aan het bestandsdeel uitkomsten, oftewel de effecten van maatschappelijke stage. Daarbij wordt ook ingegaan hoe effecten van maatschappelijke stage te verklaren zijn.
- 49 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
4.2 Resultaten (2): Effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en verklaring Het tweede deel van de resultatensectie gaat in op het bestandsdeel uitkomsten. Dit bestandsdeel beschrijft een aantal aspecten, waarbij een algemeen beeld wordt geschetst, opvallendheden en specificaties naar organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen. Citaten hebben een illustrerende functie bij de resultaten die worden beschreven.
De bestandsdelen veranderidee, historie, actoren, fasen, communicatie en sturing leiden uiteindelijk tot bepaalde uitkomsten die al dan niet overeen kunnen komen met het veranderidee dat vooraf bedacht is. Het bestandsdeel uitkomsten gaat in op wanneer organisaties maatschappelijke stage als een succes ervaren, of de motivatie om maatschappelijke stage aan te bieden veranderd is, of er veranderingen in de organisatie zijn naar aanleiding van het aanbieden van maatschappelijke stage en of stagebieders effect zien van maatschappelijke stage. Deze aspecten worden verklaard door te kijken naar het belang van een effect van maatschappelijke stage op de organisatie, hoe organisaties effect(en) bewerkstelligen, wat volgens stagebieders voorwaarden zijn om maatschappelijke stage succesvol te maken en ontbrekende activiteiten in het proces en de uitvoering. Tezamen vormen deze aspecten antwoord op de derde deelvraag “Wat zijn de effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard?”. Doordat de uitkomsten, oftewel de effecten het gevolg zijn van alle bestandsdelen tezamen, zullen bepaalde elementen vanuit de eerste resultatensectie terug komen in deze dit tweede deel van de resultatensectie. Hoe maatschappelijke stage georganiseerd is vormt immers de basis van waaruit effecten optreden. Het tweede deel van de resultatensectie kan met deze reden gezien worden als een synthese. Allereerst wordt er ingegaan op wanneer stagebieders maatschappelijke stage als een succeservaring zien.
Wanneer stagebieders maatschappelijke stage succesvol vinden loopt uiteen. Er valt onderscheid te maken tussen wanneer organisaties maatschappelijke stage voor leerlingen geslaagd vinden en wanneer voor de organisatie zelf. Het is opvallend dat een groot aantal stagebieders op de vraag wanneer maatschappelijke stage een succes is, antwoord met wanneer de leerling te tevreden is. Tevreden uit zich in termen als; ‘leuk’, ‘een goed gevoel’ en het ‘jammer vinden om weg te gaan’. “Het is voor de organisatie een succes als de leerling na afloop zegt dat het leuk was” (2/Kunst&Cultuur). “Voor ons moet het vooral zo zijn dat ze met een goed gevoel weggaan, maar dat komt ook doordat het vanuit ons vrijblijvend is, voor school is het verplicht” (34(Zorg&Welzijn). “Als leerlingen met een tevreden gezicht weer naar huis gaan” (31/Zorg&Welzijn). “Het succesvolle vind ik dat ze binnenkomen, omdat ze gestuurd zijn en niet willen en dat ze dan weggaan met het idee we hebben het naar ons zin gehad” (28/Zorg&Welzijn). “Dat leerlingen het leuk vonden” (12/Natuur&Milieu).
Stagebieders vinden het voor de organisatie een succes als leerlingen terugkomen als vrijwilliger, enthousiasme voor een vak of passie ook door stagiaires uitgedragen wordt, interactie met de doelgroep plaatsvindt, er genoeg stagiaires binnengehaald worden voor een activiteit, stageactiviteiten geslaagd zijn, gedachten van leerlingen geprikkeld zijn en als medewerkers en of vrijwilligers het leuk vonden om met maatschappelijke stagiaires aan de slag te zijn. Het meest voorkomende antwoord op de vraag naar succes is als stagiaires uit zichzelf terug willen komen. Er is geen onderscheid in organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partij als het gaat om wanneer maatschappelijke stage als succes wordt ervaren.
- 50 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Voor ons is het een succes als de leerlingen regelmatig met de bezoekers staan te praten. Dat geven we ook aan dat ze daar de tijd voor hebben en dat ze die tijd ook moeten nemen. Op het moment dat dit gebeurt is het succesvol. Op het moment dat dit niet gebeurt is het niet succesvol, dan staan ze in een hoekje en zijn stil. Maar dat gebeurt maar heel zelden” (19/Zorg&Welzijn). “Nieuwsgierigheid naar doelgroep; na verloop van tijd beginnen ze het leuk te vinden” (43/Sport&Beweging). “Uitbreiding van het vrijwilligersbestand. We hopen dat ze na hun stage doorgaan met de werkzaamheden”(38/Sport&Welzijn). “Als stagiaires enthousiast vertellen hoe leuk het hier was over wat ze hier hebben meegemaakt. En hopen dus dat ze hier als vrijwilligers, medewerker of gerichte zorgopleiding gaan doen” (27/Zorg&Welzijn). “Het in contact brengen van wat vrijwilligers graag doen, waar hun hart ligt, met de stagiaires, als leerlingen dit dan ook zo ervaren hebben, dan is dat een winst” (12/Natuur&Milieu). “Om ze in de praktijk te laten zien hoe het is om wereldburger te zijn. Door dat ze zien wat hier allemaal samenwerkt. Doordat we debatten organiseren om mensen bewust te maken. Dat we ze daardoor prikkelen om na te denken en te laten zien dat de wereld groter is dan de school […] Dit geldt zowel voor de leerlingen als voor de ons als centrum als succes” (3/Kunst&Cultuur). “Als het gedachtepatroon van een leerling veranderd is, want er zijn bijvoorbeeld heel veel vooroordelen over ouderen waar we na afloop ook op terugkomen, en dat verandert vaak” (26/Zorg&Welzijn). “Voor ons zelf is het een succes als we steeds genoeg maatschappelijke stagiaires binnenkrijgen. Dat ze graag komen, ook vanuit de scholen dat ze ons benaderen” (32/Zorg&Welzijn).
Dat een groot aantal organisaties de tevredenheid van leerlingen en verandering in vrijwilligersbestand zien als maatstaven voor succes zien sluit aan bij de gebleken hoofdmotieven om maatschappelijke stage aan te bieden, namelijk verandering in het vrijwilligersbestand en bijdrage aan de samenleving. Wanneer stagebieders merken dat maatschappelijke stage een succes is voor de leerlingen en de organisatie kan dit van invloed zijn op de motivatie om maatschappelijke stage aan te bieden. Motivatie kan veranderen doordat vooraf bedachte uitkomsten van een veranderidee mogelijk verschillen van uiteindelijke uitkomsten. Het merendeel van de stagebieders geeft aan dat het motief om maatschappelijke stage aan te bieden niet veranderd is. Ook is de mate van enthousiasme om maatschappelijke stage aan te bieden is hetzelfde gebleven bij initiatiefnemers. De hoofdmotieven om het vrijwilligersbestand te veranderen en een bijdrage te leveren aan de samenleving blijven overeind, ook na enkele jaren ervaring met het aanbieden van maatschappelijke stage. Er komen geen nieuwe motieven bij voor het merendeel van de stagebieders. Een vaak gehoorde verandering in de antwoorden van de stagebieders is de mate van enthousiasme en motivatie binnen de organisatie. De initiatiefnemers geven aan eerst huiverige of verwerpende reacties te krijgen bij het introduceren van maatschappelijke stage. Medewerking van vrijwilligers of beroepkrachten in de uitvoering was niet vanzelfsprekend. Deze stagebieders verklaren dit door grotere bekendheid over wat maatschappelijke stage is en wat het voor een organisatie kan betekenen. Het bewustzijn hiervan groeit onder medewerkers wat volgens stagebieders leidt tot meer enthousiasme en een verandering in motivatie. Positieve ervaringen zijn volgens stagebieders doorslaggevend voor de bereidheid van de gehele organisatie om maatschappelijke stage aan te bieden. Daarbij worden in sommige gevallen over een sneeuwbaleffect gesproken. Afdelingen die eerst niet gemotiveerd waren of niet mee wilde werken met de initiatiefnemer van maatschappelijke stage zien geslaagde stages bij afdelingen die wel meewerkten. Dit kweekt volgends de initiatiefnemers enthousiasme bij andere afdelingen. Toenemend enthousiasme kan dus verklaard worden door bekendheid en succesverhalen. “Positiever geworden, meerdere mensen denken mee. Ze hebben gelukkig wel de ervaring dat het heel erg leuk gaat. In het begin was het ‘nee, doen we niet, het beleid nog niet klaar’. Maar nu denken de afdelinghoofden mee. De betrokkenheid wordt groter”(27/Zorg&Welzijn). “Het is enthousiaster geworden. In het begin had je alleen de voorlopers. Nu begint het steeds bekender te worden en zien mensen ook de effecten bij andere clubs en sportverenigingen. En dan denken ze, ‘hé, dat is leuk’. Hier gaan we ook mee aan de slag […] Wij zien zeker verandering. Want ook die sportbonden waren aanvankelijk helemaal niet zo happig op dit thema en NOC/NSF al helemaal niet. Maar nu beginnen die er ook van terug te komen” (37/Sport&Beweging). “Meer collega’s zijn er bij betrokken geraakt” (10/Natuur&Milieu). “Het wordt bekender. Ze zeggen onbekend maakt onbemind. En doordat het bekender wordt is er meer bereidwilligheid” (30/Zorg&Welzijn).
- 51 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Ook stagemakelaars beamen onveranderde motieven, maar tegelijkertijd een verandering in motivatie door succesverhalen en bekendheid over maatschappelijke stage. “Veel organisaties waren in de beginjaren wat afwachtend omtrent de inzet van scholieren binnen het reguliere vrijwilligerswerk. We merken een duidelijke verbetering ten opzichte van de beginjaren in 2004. Wij hebben hier veel tijd en energie ingestoken middels het organiseren van bijeenkomsten voor de stagebieders, de scholieren, de scholen en de vrijwilligerscentrale. Hier is de basis gelegd voor het convenant, welke in 2009 is afgesloten. De centrale geeft voorlichting op alle betrokken scholen in de gemeente, zodat elke leerling weet wat de routing is” (48/Stagemakelaar). “Eerst waren ze huiverig, alle vooroordelen over pubers kwamen langs. ‘Er staat hier altijd een groepje Marokkaanse jongens voor de deur, die sporen niet, en nu komen ze binnen’. Doordat die naar binnen zijn gekomen is er veel meer begrip en waardering ontstaan naar elkaar toe. De ouderen durven veel makkelijker langs zo’n groepje jongeren te lopen. En die jongeren weten van ‘die oudjes die zijn niet alleen maar chagrijnig’, en ze zijn zich meer bewust dat zo’n groepje bedreigend over kan komen. Het hele sociale gebeuren rondom het verzorgingstehuis is verbeterd en vergemakkelijkt. Dit zijn neveneffecten die heel positief werken. De startmotieven blijven staan”(45/Stagemakelaar).
Twee organisaties geven aan dat de motivatie in negatieve zin is veranderd. Dit heeft echter niet met slechte ervaringen of het concept van maatschappelijke stage te maken, maar met financiën. In de ene organisatie wordt door de directie een financiële bijdrage gemist. De andere organisatie maakt kosten door het gebruik van materiaal wat nodig is voor de stageactiviteiten, die vanuit de eigen organisatie betaald worden. Naast een verandering in motivatie kan er ook sprake zijn van veranderingen binnen de organisatie door het aanbieden van maatschappelijke stage. Opvallend is dat evenveel stagebieders een verandering binnen de organisatie constateren, door de komst van maatschappelijke stage, als stagebieders die geen verandering constateren. Verandering wordt met name geconstateerd in het besef over de toegevoegde waarde van jongeren in de organisatie. Dit besef vertaald zich in de geïntensiveerde aandacht die besteed wordt aan thema’s rondom jongeren, hoe jeugd tegenover de doelgroep, product en of dienst van een organisatie staat, hoe jongeren bereikt en binnengehaald kunnen worden. Stagebieders benoemen dat maatschappelijke stage ertoe geleidt heeft dat de blik van de organisatie meer naar buiten wordt gericht. “Ik denk dat die verjonging op deze manier ook meer wordt aangeboden vanuit de buitenwereld. De kans om jongeren binnen te halen wordt groter” (29/Zorg&Welzijn). “Het besef over maatschappelijke stage is er gekomen dat dit ook een manier is. Er is ook een besef dat deze stage een ingang kan zijn om de jongeren te bereiken” (9/Natuur&Milieu). “Mede door maatschappelijke stage is onze organisatie meer naar buiten gericht” (20/Zorg&Welzijn). “Meer collega’s zijn er van bewust geraakt dat het belangrijk is om jongeren bij groen te betrekken” (10/Natuur&Milieu).
Daarnaast wordt genoemd dat jongeren een onderdeel van de organisatie zijn geworden, maatschappelijke stagiaires worden gezien als een welkome aanvulling wat betreft het kunnen organiseren van extra activiteiten. Maatschappelijke stage geleid heeft tot uitbreiding en intensiveren van het netwerk. Het bewustzijn over wat vrijwilligers willen groeit en tekortkomingen in organisaties worden zichtbaar door jongeren. Stagebieders die aangeven dat er geen verandering binnen de organisatie plaatsvindt verklaren dat maatschappelijke stage nog te pril is. Of er te weinig stagiaires zijn om een verandering plaats te laten vinden of dat veranderingen niet plaats vinden, omdat leerlingen direct mee kunnen draaien in de organisatie. Opvallend is dat het vooral de grote stagebieders zijn die verandering zien binnen de organisatie. Kleine organisatie zien geen verandering door maatschappelijke stage. Ook tussen sectoren zijn verschillen zichtbaar. Zo benoemen stagebieders in de sectoren Kunst&Cultuur en Sport&Beweging geen veranderingen binnen de organisatie naar aanleiding van het aanbieden van maatschappelijk stage. Terwijl de sectoren Natuur&Milieu en Zorg&Welzijn juist wel spreken van interne organisatieveranderingen. Natuur&Milieu organisaties zien met name veranderingen in de bewustwording over hoe jongeren bij de organisatie betrokken kunnen worden. Maatschappelijke stage kan het belang van natuur bijbrengen.
- 52 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Stagebieders in de sector Zorg&Welzijn benoemen verandering in het naar buiten richten van de organisatie, de extra handen die maatschappelijke stage kan bieden, netwerkuitbreiding en zichtbaarheid van interne hiaten. Verder onderscheid in organisatieniveau of intentieverklarende partijen is niet zichtbaar. Verder kijkend naar veranderingen wordt nader ingegaan op effecten van maatschappelijke stage op stagebieders. Tabel 7 laat een overzicht zien van effecten die optreden in organisaties. Tabel 7: Effecten van maatschappelijke stage op stagebieders Effecten op Imago Dienstverlening Organisatienetwerk Vrijwilligersbestand Inhoudelijke activiteiten Anders Totaal
Aantal11 20 14 7 11 12 30 94
Maatschappelijke stage heeft verhoudingsgewijs volgens een ruim aantal stagebieders effect op het imago van de organisatie. Stagebieders hebben het met name over de bekendheid van de organisatie onder jongeren, ouders van maatschappelijke stagiaires en in de regio. Bekendheid wordt ook benoemd in het kader van inzichtelijkheid over wat een organisatie allemaal doet en met welke redeneren. “Meer bekendheid gekregen. Dat de leerlingen weten dat het er is. Het imago verbetert daardoor wel iets, verbeterd het misschien, iets minder geitenwollensokken […] Want dat imago hebben we wel, we zijn erg geitenwollesokkerig en erg links, we zijn een linkse hobby. Maar door maatschappelijke stage verbeterd het imago er wel wat van.” (3/Kunst&Cultuur). “Bekendheid binnen Oldenzaal omdat je meedoet aan maatschappelijke stage, naamsbekendheid van de club. Het hangt samen met hoe goed je jezelf profileert. Het kan ook positieve uitstraling hebben voor de club, eventueel. Ook voor de aanwas van nieuwe leden” (42/Sport&Beweging). “Bekendheid van onze organisatie neemt toe. Scholen en andere maatschappelijke organisaties zien dat wij als organisatie niet alleen internationaal actief zijn, maar ook landelijk bezig zijn” (29/Zorg&Welzijn). “Het beste effect is denk ik de bekendheid van onze organisatie onder jongeren en dan hoeft het nog niet eens te gaan om het actief lid worden. Het beeld wordt wel bijgesteld door maatschappelijke stage. De verwachting was dat het stijf was of militaristisch. Die kinderen die doen het hem, het gaat om de rol die je hebt met kinderen, dan vergeet je de uniformen et cetera” (41/Sport&Beweging). “Het imago bij ouders van onze kinderen fleurt op, want zij vinden het leuk om de leerlingen te zien” (35/Zorg&Welzijn). “Beeldvorming is heel belangrijk. Want iedereen kent onze organisatie, maar allemaal van internationaal. Dat heeft niet zozeer met het imago te maken, maar dat de dienstverlening niet duidelijk is. We hebben een heel positief imago, een heel sterk merk, dus dat zit allemaal wel goed. Maar wat heb je aan zo’n merknaam als je op lokaal niveau niet eens weet wat met doet. Zichtbaarheid van je activiteiten en mogelijkheden”(26/Zorg&Welzijn).
Het effect van maatschappelijke stage op imago is meerledig. Bekendheid van een organisatie neemt niet alleen toe, ook is er vanuit de organisatie een effect door een andere kijk op jongeren. Organisaties zien dat jongeren iets te bieden hebben en een doelgroep zijn die bij de organisatie betrokken kunnen worden, middels maatschappelijke stage. Stagebieders en stagemakelaars spreken in deze zin over een drempelverlaging van organisaties naar jongeren toe.
Daarnaast benoemen stagebieders effecten op de dienstverlening naar aanleiding van het aanbieden van maatschappelijke stage. Daarbij gaat het voornamelijk om de interactie met de doelgroep en het bedenken van nieuwe activiteiten of acties voor de doelgroep van de organisatie. “Je merkt het ook dat de bezoekers een elan geeft. Die vinden het leuk, het geeft gewoon een positieve stemming”(19/Zorg&Welzijn). “Je ziet de reacties van de bewoners, dat ze genieten dat ze er zijn […] Glunderende ogen. Of bijvoorbeeld met NL doet, dan worden er hele leuke activiteiten georganiseerd, dan zie je aan de bewoners dat ze genieten en opleven” (27/Zorg&Wezlijn). “Meerwaarde zit dan in de extra aandacht voor de cliënten. Dat is echt zichtbaar” (28/Zorg&Welzijn).
11
Totaal is 94 in plaats van 48 door combinaties van effecten.
- 53 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind? “Ook echt de bijdrage aan de hulpverlening, er zijn wel echt mensen heel goed geholpen door recreatieve activiteiten, maar ook door concrete hulpactiviteiten waar leerlingen een hele goede bijdrage aan leveren. Of met dat wij leerlingen leren om eerste hulp te kunnen toepassen, basisvaardigheden, maar een leerling die straks een leven redt. Dat is de core-business van ons, dus dat is zeker waardevol” (26/Zorg&Welzijn).
Een zevental stagebieders is van mening dat het aanbieden van maatschappelijke stage effect heeft op het organisatiewerk van de organisatie. Er ontstaan meerdere contacten op lokaal, regionaal en provinciaal niveau, doordat er met verschillende partijen samengewerkt wordt om maatschappelijke stage te organiseren. “Veel meer contacten met meer organisaties, intenser, beter contact. Meer samenwerkingspartners, onze organisatie staat in goed daglicht daardoor” (36/Zorg&Welzijn). “Netwerk breidt gering uit, het helpt wel. Heel concreet kan ik dat niet zeggen, maar het helpt wel” (3/Kunst&Cultuur). “En netwerken, goede samenwerkingspartners van doen krijgt. Goede contacten voor accommodatie delen voor sport” (40/Sport&Beweging). “Meer samenwerking op provinciaal niveau” (8/Natuur&Milieu). “Nieuwe samenwerking met scholen” (22/Zorg&Welzijn).
Dat slechts een klein aantal stagebieders aangeeft effect te zien door uitbreiden van het organisatienetwerk kan verklaard worden door de geringe samenwerkingsafspraken met externen. Zoals eerder aangegeven geldt voor het overgrote deel van de stagebieders dat er wat betreft maatschappelijke stage alleen contact is met een stagemakelaar. Scholen en of andere (vergelijkbare) stagebieders in de regio blijven buiten beeld. Het aanbieden van maatschappelijke stage heeft ook effect op het vrijwilligersbestand. Stagebieders geven namelijk aan dat het vrijwilligersbestand uitbreidt. Weliswaar zijn het geen grote aantallen van maatschappelijke stagiaires die zich na de stage vrijwillig blijven inzetten. Toch wordt het vrijwilligersbestand aangevuld en daarmee verjongt. Enkele stagebieders merken dat het enthousiasme van leerlingen overslaat op ouders die zich als vrijwilliger aanmelden bij de organisatie waar hun kinderen maatschappelijke stage hebben gelopen. Één organisatie geeft aan dat het vrijwilligersbestand is veranderd doordat er meer vrijwilligers door maatschappelijke stage met jongeren om kunnen gaan. “Wel zijn er bijvoorbeeld drie stagiaires blijven hangen na maatschappelijke stage die nog steeds vrijwilligerswerk doen, maar dat is meer een uitzondering op de regel. Maar ik heb hier ook een moeder zitten van een meisje die hier maatschappelijke stage had gedaan. Die is zo enthousiast geraakt dat uiteindelijk die moeder hier vrijwilliger is geworden. Ze komt er elke maandagavond, dus je kan nagaan dat het op die manier ook effect heeft gehad” (19/Zorg&Welzijn). “Uitbreiding van het vrijwilligersbestand. We hopen dat ze na hun stage doorgaan met de werkzaamheden. Van de tien blijven twee hangen. Dat is toch winst” (38/Sport&Beweging). “Het gebeurt best wel vaak dat leerlingen aangeven ‘ik wil de komende weken bij die mevrouw of meneer langsgaan, mag dat? Ja natuurlijk mag dat, graag!’ ” (26/Zorg&Welzijn). “Via jongeren komen ook veel oudere vrijwilligers binnen” (22/Zorg&Welzijn).
Dat het vrijwilligersbestand mondjesmaat uitbreidt kan verklaard worden, doordat bij het overgrote deel van de stagebieders geen contact onderhouden wordt met oud maatschappelijke stagiaires. Of de vraag naar het vervolgen van vrijwilligerswerk niet gesteld wordt.
Maatschappelijke stage heeft volgens stagebieders effect op inhoudelijke organisatieactiviteiten. Stagebieders spreken over het bewustzijn en nadenken over waarom handelingen op een bepaalde manier binnen de organisatie verlopen. Het enthousiasme en creativiteit van leerlingen leidt tot het doorbreken van vaste patronen.
- 54 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
“Jonge elan, dat heeft weerslag op de keuken. Ze stellen vragen die je aan het denken zetten, waarom doe je de dingen zoals je ze doet. Dat is het voordeel als er iemand vreemd binnen komt”(19/Zorg&Welzijn). “Leerlingen doorbreken onze vaste patronen” (44/Stagemakelaar). “Heel veel organisaties zaten echt vastgeroest in vast stramien. Heel veel vrijwilligers zaten aan regels vast. Doordat er jongeren, nieuwe mensen binnen komen, ontstaan er verfrissende ideeën. Zij gaan praten met bewoners, bijvoorbeeld over andere aanpak van bingo. En bewoners zeggen ‘hèhè eindelijk eens iets anders dan iedere dinsdag bingo’. […] Binnen een zorginstelling is gebleken dat de vaste activiteiten een beetje achterhaald zijn. Vroeger was het meer groepsverband en nu zijn het meer individuen, ook de ouderen, en die hebben dus hun eigen wensen” (45/Stagemakelaar).
Concrete veranderingen van organisatieactiviteiten binnen organisatie worden echter niet benoemd. Het gaat meer om het besef van eigen handelen. Alleen zorginstellingen in de sector Zorg&Welzijn geven aan het aanbod van activiteiten voor de doelgroep te veranderen door initiatieven van maatschappelijke stagiaires. Wel worden stageactiviteiten aangepast als uit respons van leerlingen blijkt dat bijvoorbeeld begeleiding of stage-inhoud anders vorm gegeven moet worden. Alhoewel er in weinig gevallen reflectieverslagen geretourneerd worden, wordt feedback van stagiaires gewaardeerd en gebruikt voor aanpassing in het stageaanbod. Daarnaast verandert maatschappelijke stage letterlijk de inhoudelijke organisatieactiviteiten, doordat er extra activiteiten speciaal toegespitst voor jongeren en of maatschappelijke stagiaires ontwikkeld worden. Effecten die door stagebieders worden genoemd onder de categorie ‘Anders’ zijn zeer uiteenlopend. Er wordt gesproken over het ontstaan van een nieuwe dynamiek in organisaties door wisselwerking tussen jongeren van buiten de organisatie en de vaste vrijwilligers en of beroepskrachten binnen de organisatie. Het enthousiasme wordt aan weerszijden aangewakkerd. Een frisse wind en creativiteit zijn veel gehoorde termen, die ten gunste komen aan de sfeer en de ideeën in de organisatie. Een tweetal organisaties geeft aan effect van maatschappelijke stage te zien door gedrevenheid over het vak te laten zien tijdens maatschappelijke stage, wat resulteert in oud maatschappelijke stagiaires die terugkomen voor een beroepsstage tijdens een vervolgopleiding. Een ander effect wat genoemd wordt is het beeld van stagebieders over jongeren, wat middels maatschappelijke stage ten positieve wordt bijgesteld. Ook wordt er gesproken over het belang van social media. Om jongeren te bereiken beseffen organisaties dat social media een belangrijk instrument is. Slechts een vijftal organisaties geeft aan geen effect te zien van maatschappelijke stage. Opvallend is dat geen van de stagebieders of stagemakelaars spreekt over negatieve effecten van maatschappelijke stage op organisaties. Er is geen verschil in organisatieomvang, zowel kleine als grote stagebieders benoemen voorgaande effecten van maatschappelijke stage. Er is daarbij geen verschil in wat vaker als effect benoemd wordt. Deze verscheidenheid in effecten is ook zichtbaar in de sectoren Kunst&Cultuur, Natuur&Milieu en Sport&Beweging. Alleen de sector Zorg&Welzijn onderscheid zich door meer effecten te benoemen op de dienstverlening en inhoudelijke organisatieactiviteiten. Dit zijn met name de zorginstellingen die aangeven dat maatschappelijke stage zorgt voor nieuwe of veranderde activiteiten voor de doelgroep. Ook de interactie met de doelgroep is een frequent naar voren komend effect van maatschappelijke stage in zorginstellingen. De combinatie tussen jong en oud is een wisselwerking die voor maatschappelijke stage zelden of niet voorkwam en ten goede komt aan de dienstverlening van zorginstellingen. Organisatieniveau of intentieverklaringen hebben geen invloed op de effecten die stagebieders benoemen. Ook bij deze organisaties worden diverse effecten genoemd, waarbij niet één bepaald effect meer naar voren komt dan een ander.
- 55 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Wanneer er een kleine vergelijking wordt gemaakt tussen de aanvankelijke motieven van initiatiefnemers om maatschappelijke stage aan te willen bieden en uiteindelijke effecten zijn er grote verschillen zichtbaar. Onderstaand geeft tabel 8 een vergelijking tussen motief en effect weer, waarbij alleen vergelijkbare categorieën zijn meegenomen. Tabel 8: Vergelijking motief met effect Vrijwilligersbestand veranderen Imago verandering Dienstverlening veranderen Organisatieverandering12 Organisatienetwerk
Motief 26 19 7 2 1
Effect 11 20 14 12 7
De vergelijking laat zien dat het aanvankelijke hoofdmotief, het veranderen van het vrijwilligersbestand, naast bijdragen aan de samenleving, een aanzienlijk minder effect is dan de overige categorieën. Terwijl andere categorieën juist een toename laten zien. De uiteindelijke effecten hebben naast de hoofdmotieven dus ook betrekking op het imago, dienstverlening, organisatieverandering en organisatienetwerk. Van hieruit kan gesteld worden dat maatschappelijke stage meer rendement biedt en invloed heeft dan vooraf door stagebieders is verwacht. In het eerste deel van derde deelvraag “Wat zijn de effecten van maatschappelijke stage op stagebiedende organisaties en hoe kunnen deze effecten worden verklaard?” bleek dat er verschillende veranderingen en effecten zichtbaar zijn naar aanleiding van het aanbieden van maatschappelijke stage. Om deze veranderingen en effecten te verklaren wordt er verdergaand ingegaan op het belang van het effect, hoe organisaties zorgen dat maatschappelijke stage een toegevoegde waarde is voor organisatie en de voorwaarden voor succes. Daarnaast wordt er ook gekeken naar wat er voor stagebieders momenteel nog ontbreekt om maatschappelijke stage succesvol te laten zijn voor de organisatie. Allereerst wordt er ingegaan op het belang.
Of stagebieders effecten of veranderingen op de organisaties ook daadwerkelijk van belang vinden blijkt uit onderstaande tabel. Tabel 9: Belang van effect of verandering Belang gericht op Leerling Organisatie Leerling en Organisatie Totaal
Aantal 14 0 34 48
Veruit het grootste deel van de stagebieders vindt het van belang dat maatschappelijke stage, zowel voor de leerling als voor de organisatie toegevoegde waarde is. Er moet sprake zijn van een win-win situatie. Als er voor organisaties niks in zou zitten, dan geven stagebieders aan dat organisaties geen maatschappelijke stage aan zouden bieden. Opvallend is dat vrijwel alle stagebieders die aangeven dat belang van een effect of verandering voor de leerling moet gelden, ook allemaal aangeven neveneffecten ten goede van de organisatie te zien. In eerste instantie wordt maatschappelijke stage bij deze stagebieders ingezet met het belang voor de leerling voorop. Voordelen voor de organisatie worden als ‘mooi meegenomen’ gezien. Tevens is er bij deze stagebieders een verschuiving zichtbaar. Aanvankelijk werd vooral het belang van de leerling benadrukt en voelde stagebieders zich vanuit een maatschappelijke plicht verantwoordelijk om mee te werken aan maatschappelijke stage.
12
Organisatieverandering is samengesteld uit de categorieën ‘organisatie intern veranderen’ in tabel twee en ‘inhoudelijke activiteiten in tabel zeven.
- 56 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Na enige tijd ervaring met het aanbieden van maatschappelijke stage blijkt de organisatie ook te profiteren en wordt dit belang gewichtiger. Zonder ten koste te gaan van wat maatschappelijke stage leerlingen op dient te leveren. De best practices van stagemakelaars geven ook aan dat er sprake is van een verschuiving. Het enthousiasme en inzicht wat maatschappelijke stage organisaties op kan leveren groeit. “Ontstaat verschuiving in. In eerste instantie was het meer vanuit belang voor leerlingen. Maar als je mooie projecten kan ontwikkelen ontstaat er een win-win situatie” (2/Kunst&Cultuur). “Voor ons als beroepsorganisatie is het succesvol als vijfentwintig procent van de afdelingen jaarlijks een aantal maatschappelijke stagiaires heeft en een goede vorm heeft gevonden en dat wederzijds iedereen gelukkig is. Hoeft niet eens dat het resultaat heeft gehad maar wel gewoon dat ze het zelf leuk vonden en dat leerlingen het leuk vonden. […] Het in contact brengen van wat vrijwilligers graag doen, waar hun hart ligt, met de stagiaires, als leerlingen dit dan ook zo ervaren hebben dan is dat een winst” (12/Natuur&Milieu). “Nee dat vind ik eigenlijk helemaal niet van belang. Het moet echt voor de jongeren, voor de maatschappelijke stagiaires iets opleveren. We hebben een positief bijkomend effect, dus de elan in het restaurant en onder de vrijwilligers, maar als dat niet zo zou zijn, als ze gewoon mee zouden draaien dan zouden we ook die maatschappelijke stage doen”(19/Zorg&Welzijn). “In eerste instantie staat het belang van leerling voorop, dat die iets leert. Dat de organisatie daar dan toevallig nog iets in meepikt, dat is dan mooi meegenomen. In ons geval is dat ook heel zichtbaar, dus we pakken absoluut wel wat van mee” (34/Zorg&Welzijn).
Ook wordt er een aantal malen benoemd dat juist doordat er belang voor de organisatie in zit om maatschappelijke stage aan te bieden en dit ook zichtbaar wordt, leidt tot meer openheid en minder weerstand van organisatieleden en of afdelingen die aanvankelijk niet enthousiast waren. Opvallend voor de sector Kunst&Cultuur is dat het belang van maatschappelijke stage voor de leerling verhoudingsgewijs vaker voorop staat, dan het belang voor de organisatie. Stagebieders in de overige sectoren spreken juist over een noodzakelijke wisselwerking van belangen. Verdere karakteristieken naar organisatieomvang, organisatieniveau en intentieverklarende partijen zijn niet zichtbaar. Op de vraag hoe stagebieders er voor zorgen dat maatschappelijke stage iets oplevert in termen van veranderingen en effecten, laat zich geen eenduidig antwoord gelden. Er is onderscheid zichtbaar in twee verschillende manieren waarop stagebieders zorgen voor rendement van maatschappelijke stage. De ene manier richt zich op stage-inhoud en de begeleiding daarvan. De andere manier op aspecten van de organisatie bij het aanbieden van maatschappelijke stage. De twee manieren sluiten elkaar niet uit, stagebieders creëren rendement door de twee manieren van elkaar in te zetten of te combineren. Effecten en veranderingen van maatschappelijke stage komen volgens stagebieders tot stand door de stageinhoud aan te passen aan stagiaires. Veel voorkomende besproken punten betreffende stage-inhoud zijn actualiteit, zelfstandigheid, afwisseling, overzichtelijkheid, duidelijkheid in verwachtingen en individuele aandacht. “Ik denk dat wij qua inhoud veel te bieden hebben. We raken hele wezenlijke maatschappelijke thema’s en daarnaast kunnen we kwalitatief goede begeleiding bieden. Dat staat of valt wel met de coördinator. We kijken naar een maatschappelijk probleem en gaan ook met de leerlingen kijken naar wat we daarmee kunnen doen. Dat kan dus op verschillende vlakken. […] Je hebt eenzaamheid en hoe kunnen wij nou als groep daar zoveel mogelijk mee doen zodat we een steuntje in de rug kunnen bieden, zodat ze ook aan het einde van hun stage zien wat hun bijdrage is. […] Evaluatie is daarbij heel erg belangrijk, het word altijd afgesloten met een groepsbijeenkomst. Dat we echt concreet laten weten dit is wat jullie hebben gedaan voor een ander. Dus inhoudelijk sterk, goede presentatiemiddelen en materialen plus terugkoppeling wat ze betekent hebben voor een ander” (26/Zorg&Welzijn). “Maar vooral ook om echt goed te luisteren naar de jongeren en zich er voor open te stellen” (45/Stagemakelaar). “Op de manier waarop we het doen, dus het koppelen aan iemand, laten meedraaien alsof het een van ons is. Als je ze echt een stempel geeft van jij bent stagiair, en je houdt allemaal uitzonderingen dan denk ik niet dat ze echt mee kunnen draaien. Als ze echt mee kunnen draaien alsof ze echt tot de groep horen dan voelen ze zich op hun plek en gewaardeerd” (19/Zorg&Welzijn). “En dat ze ook de huisregels krijgen en het telefoonnummer, dat het ook zinvol is en dat ze er echt bijhoren en dat er op ze gerekend wordt” (30/Zorg&Welzijn). “Ook naar de leerling zelf toe, niet iets opleggen, maar ook vragen wat wil jij, het vrije karakter” (32/Zorg&Welzijn). “Goede begeleiding, duidelijk overzichtelijke klussen aanbieden. Een doorkijkje achter de schermen is interessant voor jongeren en de stage is laagdrempelig. Binnen de organisatie zijn er korte lijnen”(8/Natuur&Milieu). “Ik denk doordat ze veel zelf mogen beslissen wat voor werkzaamheden ze willen doen, ik hoor ook dat ze vinden dat ze met veel respect en waarding begeleid worden. En dat je ze een beetje zelfstandig laat werken” (18/Zorg&Welzijn). “Afwisseling, kennismaken met werkomgeving en de individuele aandacht die leerlingen krijgen”(4/Kunst&Cultuur).
- 57 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Organisatiegericht zijn er culturele aspecten binnen de organisatie die volgens stagebieders zorgen voor effecten en veranderingen op en in de organisatie. Een informele open sfeer waarbij leerlingen welkom zijn zorgt volgens stagebieders voor een omgeving waarin leerlingen zich op hun plek kunnen voelen. Het gevolg daarvan is dat de kwaliteit van de stage en output omhoog gaat. Ook wordt er gesproken over het belang van evaluatie en overleg om maatschappelijke stages aan te kunnen blijven passen en middels succesverhalen uit de evaluatie meerdere organisatieleden enthousiast te maken. Daarnaast is het van te voren goed bedenken hoe het aanbod eruit ziet en wat een organisatie wil bereiken van invloed op of maatschappelijke stage (gewenste) effecten en veranderingen teweeg kan brengen in een organisatie. Dit concrete nadenken over de stageactiviteiten wordt niet door het merendeel van de stagebieders benoemd als iets wat vooraf gedaan is, maar juist gaandeweg. “Draagvlak creëren en bejegening. Wij zijn een kleine, informele, flexibele organisatie. Leerlingen worden warm onthaald en er wordt interesse getoond. Organisatiecultuur is open, dus jongeren krijgen waardering. Oog hebben voor de jongeren en wat ze meebrengen” (46/Stagemakelaar). “De positieve insteek. Het overbrengen van een goede sfeer en fouten mogen maken” (42/Sport&Beweging). “Laten zien van de goede en leuke voorbeelden en deze verspreiden” (16/Zorg&Welzijn). “Door goed te luisteren naar de adviezen die wij geven. Door aan te sluiten bij trainingen die wij geven. Goed beseffen wat komt er op ons af en hoe gaan we daarmee om” (45/Stagemakelaar). “Daarnaast vanuit de organisatie is tijdsfactor heel belangrijk. Je moet tijd krijgen, en heb ik ook persoonlijk gekregen om dingen te kunnen ontwikkelen. Een heldere ideeën rond programmering. We hebben gekozen voor een klassikale benadering. Een duidelijke visie op maatschappelijke stage hebben als organisatie” (13/Natuur&Milieu). “Vooral door het bij de lokale afdelingen te laten en hen autonomie te geven” (12/Natuur&Milieu). “Door de stages te evalueren binnen de commissie en dat terug te koppelen aan het bestuur” (42/Sport&Beweging). “Veelal via de branche en netwerk overleggen en door onze gesprekken,bezoeken en evaluaties merken we dat maatschappelijke stage bij veel organisaties een vaste plek krijgt binnen de organisatie” (48/Stagemakelaar).
Begeleiding is, zowel bij de stage inhoudelijke, als organisatiegerichte manier van groot belang om rendement te creëren volgens de stagebieders. Affiniteit met jongeren is essentieel voor de begeleiders van maatschappelijke stagiaires en de begeleider moet oog hebben voor de stage inhoudelijke aandachtspunten, zoals voorgaand vernoemd. “Mensen laten doen die een hart hebben voor jeugd. Die het leuk vinden om überhaupt met jeugd te werken” (13/Natuur&Milieu). “Het draagvlak bij de vrijwilligers, die het leuk vinden om jongelui hier aan het werk te hebben. En de bezoekers die heel erg enthousiast zijn. Die combinatie maakt het uiteindelijk dat het zo goed loopt” (19/Zorg&Welzijn). “Enthousiaste coördinator, die affiniteit heeft met jongeren.” (23/Zorg&Welzijn).
Hoe stagebieders effecten en of veranderingen verklaren in de organisatie middels maatschappelijke stage is niet gebonden aan organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partijen. De aandacht die uitgaat naar aspecten van de organisatie en eveneens naar stage-inhoud sluiten aan bij de visie van Van Steekelenburg (2009). Voor jongeren gaat het volgens haar niet alleen om de maatschappelijke stageactiviteit, maar om de gehele opgedane belevenis. Het is voor organisaties van belang om duidelijk te maken wat de stageactiviteit precies inhoudt, wat het nut ervan is en waarom dat zo is. Van Steekelenburg (2009) bestempelt dit als belevenismarketing, waarbij de motivatie van jongeren gekoppeld wordt aan marketing. Doordat er zowel naar de organisatie als naar de stage-inhoud gekeken wordt, wordt er niet alleen stilgestaan bij wat jongeren te bieden hebben, maar ook bij wat jongeren nodig hebben. Voor jongeren is een organisatie aantrekkelijk wanneer er concrete gevarieerde stageactiviteiten worden aangeboden, waarbij monitoring plaatsvindt. Bereikbaarheid via actuele kanalen zoals internet bevorderd de zichtbaarheid van de organisatie bij jongeren die een maatschappelijke stage willen lopen. Jongeren hebben behoefte aan een duidelijke taakinhoud en willen weten waarom deze taken relevant zijn. Jongeren vinden het belangrijk om initiatief te kunnen tonen, daarom zijn toegankelijkheid en bereikbaarheid noodzakelijk.
- 58 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Een vast contactpersoon die de introductie en de begeleiding vanuit de stagebiedende organisatie op zich neemt leiden tot waardering van jongeren en daarmee het beeld van de organisatie. Ontdekken en leren vraagt om de ruimte krijgen binnen de stagebiedende organisaties. Jongeren waarderen het als er na afloop van maatschappelijke stage wordt stilgestaan bij de manier waarop zij hebben bijgedragen aan de organisatie. (Den Bosch & Kamerbeek, 2009; Van Acker, Van Bree en Van Esch, 2010;Van Steekelenburg, 2009; Duvekot et al., 2009). Voorwaarden voor het succes en daarmee de invloed van maatschappelijke stage kenmerken zich door aspecten als tijd, afspraken, voorbereiding en de bereidwilligheid binnen de organisatie. Overleg en afstemming tussen betrokken partijen wordt veruit als belangrijkste voorwaarde genoemd om maatschappelijke stage voor de organisatie als een succes te laten gelden. Daarbij wordt vooral ingegaan op het afstemmen van de verwachtingen tussen scholen, stagemakelaar, stagebieder en leerlingen. De motivatie en bereidwilligheid van organisatieleden en vrijwilligers wordt als essentieel benoemd, om maatschappelijke stagiaires te enthousiasmeren, zodat de stage een toegevoegde waarde zijn voor stagebieder. Dit hangt samen met de begeleiding die stagebieders kunnen genereren. Organisatieleden of vrijwilligers die de begeleiding van leerlingen op zich nemen moeten dit ook daadwerkelijk leuk vinden en het nut inzien van maatschappelijke stage. Beschikbare tijd wordt als vierde voorwaarde het meest besproken. Intern moet er bij de stagebieder tijd en capaciteit zijn om maatschappelijke stage mogelijk te maken. Initiatiefnemers moeten het naast bestaande taken en activiteiten kunnen coördineren. Wederom wordt de rol van de scholen bij maatschappelijke stage benadrukt. Stagebieders ervaren dat de houding en de betrokkenheid van scholen van invloed is op de houding van de leerlingen en kwaliteit van de afspraken omtrent maatschappelijke stage. “Meer contact en afspraken maken en terugkoppeling met scholen […] inspelen op vraag vanuit school en met leerlingen” (2/Kunst&Cultuur). “Nu zijn er veel partijen die het als verplicht zien. Als zo’n school begint dan merkt de leerling al de weerstand bij de school. Daar begint het al mee. De leerlingen komen dan al veel slechter gemotiveerd naar de organisatie toe” (45/Stagemakelaar). “School is de grootste misser. School heeft een verantwoordelijkheid waarvan ik denk dat ze het niet zo voelen, dat het maar in het schoolsysteem moet passen. Het is verplicht, dus ze moeten zich er naar voegen. Die moeten zich er nog op inrichten”(34/Zorg&Welzijn). “School moet het als zinvol beschouwen”(10/Natuur&Milieu). “Wat we zelf heel fijn zouden vinden is als er een mentor van school zou bellen of langs zou komen. Het is wel belangrijk dat er even contact is met de mentor. Dat er duidelijkheid is. Het is belangrijk dat de leraar weet wat er speelt. De drempel is dan ook lager om contact te zoeken” (25/Zorg&Welzijn).
Verder benoemen stagebieders specifieke punten behorende tot de stage, daarbij gaat het zowel om de inhoud als de opzet van de stage. Voorwaarden voor succes qua inhoud van maatschappelijke stage zijn dat leerlingen zelf stages kiezen, afwisseling, duidelijkheid over taken, verwachtingen en afbakenen van activiteiten en stageactiviteiten moeten nuttig zijn. Op het gebied van de opzet van de maatschappelijke stage worden er voorwaarden genoemd betreffende het organiseren. Namelijk een coördinator, inzicht in waar stageplekken zijn, een selectie maken van aanbod en stroomlijnen van maatschappelijke stage door structuur en inbedding. Daarnaast wordt er gesproken over de houding van de scholier die van invloed is op het succes van maatschappelijke stage voor de organisatie. Andere voorwaarden die door een vijftal organisaties genoemd worden zijn een kleine financiële bijdrage en de noodzaak van een stagemakelaar. Voorwaarden voor succes verschillen niet bij stagebieders qua organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partijen. De belangrijkste voorwaarde is het interne overleg met betrokkenen en het extern afstemmen met stagemakelaars, scholen en leerlingen.
De belangrijkste voorwaarden, voor de invloed of het effect die maatschappelijke stage op stagebieders kan hebben, zijn communicatie, interne motivatie, begeleiding, betrokkenheid van de school en de beschikbare tijd voor het uitvoeren van maatschappelijke stage.
- 59 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Om te zien wat stagebieders nog in de weg staat om maatschappelijke stage voor de organisatie een succes te laten zijn, wordt er gekeken naar ontbrekende activiteiten. Het grootste gemis bij het merendeel van de stagebieders is terug te leiden naar structuur in beleid en uitvoering. Zoals eerder bleek zijn er naar verhouding weinig organisaties die maatschappelijke stage in beleid hebben vormgegeven. Aspecten van structuur en duidelijkheid worden als beperkende factoren genoemd in het succes van maatschappelijke stage voor organisaties. Stagebieders noemen het ontbreken van tijd, langdurige projecten, afgeperkte maatschappelijke stages, voldoende stagiaires, voldoende aandacht en begeleiding. Gebrek aan intern overleg en een beperkt draagvlak onder beroepskrachten en vrijwilligers wordt ook genoemd als belemmering. Een aantal organisaties spreekt de wens uit om vrijwilligers te werven speciaal voor maatschappelijke stage, om zo in continuïteit van bemensing en aandacht voor maatschappelijke stage te kunnen voorzien. Structuur en duidelijkheid komt ook terug bij een groot deel van de organisaties die aangeven concreter te willen gaan kijken naar wat er precies vanuit de organisatie aangeboden kan worden. Het stageaanbod dient volgens stagebieders beter afgestemd te worden aan de wensen vanuit de organisatie in plaats van wat er vanuit scholen verwacht wordt. Stagebieders missen concretisering in het aanbod qua perioden wanneer er door wie en wat er aangeboden kan worden. Wanneer er een vraag vanuit stagemakelaars of scholen komt, of stages mogelijk zijn wordt er ad hoc gehandeld. Stagebieders willen meer gaan anticiperen op de vraag, maar daarbij wel rekening houden met wat leerlingen interessant vinden. De wens om kritischer te kijken naar het aanbod, sluit aan bij het beeld van hedendaags vrijwilligerswerk waar flexibiliteit gewenst is. Het productiseren van vrijwilligerswerk en daarmee stageactiviteiten, is het maken van een fit tussen de behoeften van (potentiële) vrijwilligers en datgene wat organisatie kunnen bieden (Hoogeboom, Knijn & Saber, 2010). Verdergaand met de ontbrekende activiteiten die succes van maatschappelijke stage voor organisaties in weg staan is het punt financiën. Wederom komt als gemis bij een klein aantal organisaties naar voren dat er beperkte financiële middelen zijn voor de uitvoering van maatschappelijke stage. “Subsidie ontbreekt, er wordt veel geïnvesteerd. Dat willen we; een financiële bijdrage. De coördinator doet dat op vrijwillige basis, maar als je iemand moet aanstellen, kost dat tijd en dus geld. We investeren graag, maar een financiële bijdrage daarin is wel gewenst” (30/Zorg&Welzijn). “Daarnaast wordt ook de financiële ruimte een hele spannende wordt zeker voor ons. Tot op heden ging het nog wel maar in de toekomst is het de vraag of wij dit vol kunnen houden” (13/Natuur&Milieu).
Het gebrek aan in te zetten enthousiaste en beschikbare beroepskrachten of vrijwilligers wordt ook gezien als een missende factor die het succes van maatschappelijke stage voor organisaties in de weg staat. Achtervang van coördinatoren of begeleiders wordt ook gemist. De genoemde ontbrekende activiteiten gelden ongeacht organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen.
Het bestandsdeel uitkomsten is in deze studie ingegaan op succeservaring, verandering in motieven, verandering in organisatie, effecten van maatschappelijke stage, het belang van een effect, het bewerkstelligen van succes, voorwaarden en ontbrekende activiteiten voor succes. Van hieruit kan een algemeen beeld worden geschetst over de effecten en verklaring daarvan op maatschappelijke stagebiedende organisaties. Succes van maatschappelijke stage wordt door organisaties ervaren als er sprake is van tevredenheid bij de leerling, enthousiasme is overgebracht over het vak of doelen van de organisatie en als leerlingen na de stage terugkomen. Ook na jaren ervaring met maatschappelijke stage blijven hoofdmotieven als het vrijwilligersbestand veranderen en een bijdrage aan de samenleving leveren overeind. Effecten die optreden middels het aanbod van stages zijn een groeiend besef over het betrekken en de toegevoegde waarde van jongeren, een extern gerichte blik, zichtbaarheid van activiteiten en belangen, vernieuwde activiteiten, netwerk uitbreiding en intensivering en het vrijwilligersbestand verjongt en vult langzaamaan aan. Voor stagebieders is het van belang dat er effecten optreden.
- 60 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Respondenten geven aan dat er sprake moet zijn van een win-win situatie voor de leerlingen en de organisatie. Het optreden van de genoemde effecten kan verklaard worden door maatwerkstages voor leerlingen, een open en informele organisatiecultuur, evaluatie en inhoudelijke goede begeleiding van maatschappelijke stagiaires. De ontbrekende factoren, oftewel hetgeen van invloed is op het al dan niet optreden van effecten zijn een viertal aspecten. Namelijk de tijd die aan maatschappelijke stage besteedt wordt, kwaliteit van gemaakte afspraken, voorbereiding en de bereidwilligheid van organisatieleden.
De bestandsdelen veranderidee, historie, actoren, fasen, communicatie, sturing hebben geresulteerd in het bestandsdeel uitkomsten. Hiermee vormde de methode van geplande verandering (De Caluwé & Vermaak, 2002) de kapstok van de resultatensectie in deze studie. Het gehele proces van initiatief tot effect is doorlopen, waarbij een algemeen beeld, opvallendheden en specificaties zijn geschetst. Dit geheel leidt in het volgende hoofdstuk tot conclusies en aanbevelingen.
- 61 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
5. Conclusie en discussie Een vermindering van sociale cohesie en verandering (in besef) van heersende normen en waarden vormden voor de politiek aanleiding tot een zoektocht naar een vorm om actief burgerschap van jongeren te bewerkstelligen (Ultee,Arts & Flap, 2006; Ministerie van Algemene Zaken, 2007; Felling, 2004). Dit resulteerde in het initiatief van een maatschappelijke stage. Maatschappelijke betrokkenheid en een vrijwillige bijdrage aan de samenleving vormen dan ook de basis van maatschappelijke stage. Hoewel politici, beleidsmakers en wetenschappers het voorzichtig eens lijken te zijn over de toegevoegde waarde van maatschappelijke stage voor leerlingen en daarmee het onderwijs, is de aandacht voor stagebiedende organisaties gering (Alblas, 2006; Bekkers, 2010; Bisset, 2009; De Vliegende Brigade, 2007; Dijk & Mateman, 2008; Duvekot, 2009; Meijs, 2010, Van Bijsterveldt-Vliegenthart, 2010). In dit verkennende onderzoek staan maatschappelijke stagebiedende organisaties centraal en is er nagegaan hoe deze organisaties zich inrichten op het aanbod van maatschappelijke stage. Bovendien is onderzocht welke invloed maatschappelijke stage heeft op organisaties en hoe dit kan worden verklaard. De dataverzameling vond plaats middels achtenveertig semigestructureerde interviews. Deze vorm van interviews is zeer adequaat gezien de verkennende aard van deze studie. De geïnterviewden zijn ingedeeld naar organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen.
Het initiatief om maatschappelijke stage aan te bieden wordt zowel bottom-up als top-down genomen binnen een organisatie. Toch initiëren voornamelijk uitvoerende beroepkrachten het aanbod van maatschappelijke stage. Binnen stagebiedende organisaties is er één of een groepje enthousiasteling(en) die maatschappelijke stage mogelijk willen maken. De initiatiefnemer wil middels maatschappelijke stage een bijdrage leveren aan de samenleving en het vrijwilligersbestand verjongen en of continueren. Een bijdrage leveren aan de samenleving middels maatschappelijke stage komt voor het merendeel voort vanuit ideologisch perspectief en niet vanuit beleid wat gericht is op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook speelt het imago van de organisatie een rol bij het motief om maatschappelijke stage aan te willen bieden. Initiatiefnemers willen jongeren enthousiast maken voor de organisatie, het vak, dienst of product. Initiatiefnemers krijgen voor aanvang informatie over maatschappelijke stage middels workshops, persoonlijke gesprekken en brieven door stagemakelaars of vrijwilligerscentrales. Om intern draagvlak voor maatschappelijke stage te creëren wordt mondelinge en schriftelijke communicatie gebruikt. Over het algemeen is er draagvlak voor het idee achter maatschappelijke stage, maar stuiten initiatiefnemers op de werkvloer op verzet. Daar waar met succes draagvlak werd gecreëerd is voortdurend aandacht voor het communiceren met betrokkenen en het verspreiden van succesverhalen door initiatiefnemers. Cruciaal voor het slagen van organisatiebrede ondersteuning zijn meerdere kartrekkers, prioriteit geven aan maatschappelijke stage en een positieve houding van interne betrokkenen. Door noodzakelijke tijdsinvestering staan toch niet alle betaalde beroepskrachten direct te springen om maatschappelijke stagiaires. Ook vrijwilligers vinden maatschappelijke stage een goed initiatief, maar willen hier niet altijd aan meewerken door protectionisme over eigen vrijwilligersactiviteiten. Stagebieders geven aan dat behoefte aan meer draagvlak gewenst is. Alhoewel het aantal kartrekkers beperkt is binnen stagebieders, lijkt de strijd om aanbod te genereren en het enthousiasme van deze gemotiveerde organisatieleden tomeloos.
De meeste gangbare weg voor maatschappelijke stagiaires om in te stromen bij een stagebiedende organisatie is via een stagemakelaar. Respondenten geven aan dat de vraag geleidelijk verschuift vanuit stagemakelaars naar stagebieders. Organisaties geven steeds vaker zelf aan vacante stageplekken te hebben.
- 62 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Initiatiefnemers van maatschappelijke stage zijn eveneens de coördinatoren binnen de organisatie die zorg dragen voor interne en externe communicatie met betrokkenen, het ontvangen en begeleiden van maatschappelijke stagiaires. Deze taken worden verricht naast de bestaande taken behorende tot de functie van de initiërende coördinator. Ondanks het geringe aantal kartrekkers slagen initiatiefnemers in het betrekken van een ruim aantal personen binnen de organisatie. Organisaties spelen in op de vraag van leerlingen qua aanbod in stageuren. De capaciteit van het aantal stageplekken wordt bepaald door de mogelijkheden van degene(n) die de begeleiding van maatschappelijke stagiaires op zich nemen. De vraag naar stageplekken en het aanbod door stagebieders komen niet voortdurend overeen, wat soms leidt tot frictie. Respondenten geven aan meer behoefte te hebben aan samenspraak met scholen. Voorkeur van stagebieders voor stagevormen gaat uit naar blok- en lintstages.
Samenwerkingsafspraken zijn mondeling afgesproken tussen stagebieders en stagemakelaars. Directe samenwerking met het onderwijs vindt weinig plaats. Enige mate van interesse, structuur en achtervang wordt door stagebieders van belang geacht. Stagebieders spreken dan ook hun behoefte hiernaar uit. Verdere voorbereidingen op maatschappelijke stage worden niet getroffen. Stagebieders ontvangen over het algemeen geen financiële vergoedingen voor het creëren van aanbod, wat als een tekortkoming wordt gezien.
De voorbereiding van leerlingen op maatschappelijke stage wordt verzorgd door scholen en loopt uiteen van een korte bespreking tot ondersteunende lessenreeksen. Respondenten geven het gemis in presenteren van eigen aanbod en de uiteenlopendheid van scholen qua voorbereiding aan. Stagebieders bereiden stagiaires voor door uitgebreide informatie in vacatureteksten of een kennismakingsgesprek. Bij aanvang van de stage worden leerlingen ontvangen door de begeleidende beroepskracht of vrijwilliger. Door ervaring is er bij coördinatoren en of begeleiders sprake van routine bij het introduceren van leerlingen bij de organisatie en praktische uitleg over stageactiviteiten. Beroepskrachten en of vrijwilligers die maatschappelijke stagiaires begeleiden geven dit vorm door de ontvangst, instrueren, achtervang, vormen van aanspreekpunt en eventueel evalueren van de stages. Naast het bestaande takenpakket van beroepskrachten en vrijwilligers, is begeleiden een bijkomende taak. Stagebieders leveren maatwerk in het stageaanbod. Er wordt nadrukkelijk gekeken naar behoeften en interesses van maatschappelijke stagiaires.
Tijdens het uitvoeren van maatschappelijke stages zijn leerlingen zelfstandig, indien activiteiten dit toelaten en mogen leerlingen creativiteit gebruiken. Eigen initiatief wordt gewaardeerd door stagebieders. Leerlingen kunnen inzicht in de belangen van een organisatie, inhoud van vrijwilligerswerk, contact met de doelgroep en enthousiasme over het vak verwachten bij het uitvoeren van maatschappelijke stage.
Bij maatschappelijke stage wordt er bijna geen gebruik gemaakt van stageovereenkomsten. Stagebieders vullen, indien dit vanuit school is opgesteld, een formulier in met contactgegevens en eventueel een beoordeling. De diversiteit onder scholen wordt hierbij als lastig ervaren en stagebieders geven aan dat overeenkomsten duidelijkheid geven. Zelf beoordelen stagebieders de stages middels een evaluatie aan het eind van de stageperiode. Dit gebeurt echter niet altijd minutieus of structureel, de behoefte is er echter wel. Aan het eind van de stageperiode is er tevens aandacht voor een dankwoord en eventueel een tastbaar aandenken in de vorm van een certificaat of gadget. Daarbij wordt niet stilgestaan bij het al dan niet vervolgens van vrijwilligerswerk door leerlingen. Naast evaluatie met leerlingen vindt ook tussentijdse en of jaarlijkse evaluatie plaats met intern betrokkenen, stagemakelaars en of scholen.
- 63 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Stagervaringen worden door stagebieders teruggekoppeld aan stagemakelaars. Er vindt geen systematische structurele monitoring plaats ter aanvulling van intern en extern evalueren. Na afloop van de maatschappelijke stage periode wordt er geen contact onderhouden tussen stagebieders en maatschappelijke stagiaires.
Stagebieders ervaren maatschappelijke stage als een succes indien leerlingen naar tevredenheid de stageperiode afsluiten. Als er bij leerlingen enthousiasme is gekweekt voor de organisatie en leerlingen terugkeren naar de stagebieder als vrijwilliger of beroepsstagiair. De nadruk ligt bij het succes dus vooral op het profijt bij de leerling, daarbij wordt door de stagebieder niet concreet nagedacht over de theoretische manieren van leren, zoals in het theoretisch kader geschetst zijn. De ervaringen van stagebieders zorgen niet voor veranderingen in motieven om maatschappelijke stage mogelijk te maken. Verandering in vrijwilligersbestand en een bijdrage leveren aan de samenleving, blijven onveranderd de voornaamste motieven. Wel buigt de interne motivatie om van aanvankelijke afwijzing naar enthousiasme, door grotere bekendheid met maatschappelijke stage en een olievlekmechanisme van succesverhalen. In vergelijking met de periode voordat maatschappelijke stage werd aangeboden groeit het besef over de toegevoegde waarde van jongeren in een organisatie middels maatschappelijke stage. Dat deze notie populariteit wint leidt tot meer aandacht voor jongeren. Het zichtveld en de blik van een organisatie worden door maatschappelijke stage meer naar buiten gericht. Daarnaast heeft maatschappelijke stage effect op het imago van stagebieders, doordat maatschappelijke stage meer bekendheid geeft over wat een organisatie doet en waarom aan directe en indirecte betrokkenen van maatschappelijke stage. Niet alleen het beeld van buiten naar de organisatie toe verandert, ook stagebieders passen als gevolg van maatschappelijke stage het heersende interne beeld over jongeren aan. Maatschappelijke stage heeft effect op de dienstverlening van stagebieders door interactie met en activiteitenvernieuwing voor de doelgroep. Een klein effect is een uitbreiding van het organisatienetwerk van stagebieders door samenwerking met stagemakelaars, scholen, gemeenten en andere stagebieders. Inhoudelijke organisatieactiviteiten zijn veranderen niet concreet in vorm. Wel wordt er door maatschappelijke stage bewuster omgegaan met bestaande processen en patronen. Daarnaast is als gevolg van maatschappelijke stage het vrijwilligersbestand aan verandering onderhevig. Weliswaar is er geen grote aanvulling van het vrijwilligersbestand zichtbaar. Toch groeit het aantal jonge vrijwilligers door positieve stage-ervaringen. De geringe groei kan komen doordat er weinig tot geen aandacht wordt besteed aan het contact met oud stagiaires of de vraag naar het vervolgen van vrijwilligerswerk. Stagebieders benoemen geen negatieve effecten van maatschappelijke stage.
Voor stagebieders moet er een sprake zijn van een situatie waarin leerlingen en organisaties voordeel kunnen halen uit maatschappelijke stage. Succesfactoren die zorgen dat de besproken effecten van maatschappelijke stage ook daadwerkelijk optreden zijn het bieden van een maatwerkstage voor leerlingen, een open informele organisatiecultuur, evaluatie en inhoudelijk goede begeleiding van maatschappelijke stagiaires. Het succes en de invloed van maatschappelijke stage middels effecten op stagebieders is afhankelijk van de tijd die eraan besteed wordt, afspraken, voorbereiding en de bereidwilligheid binnen de organisatie.
Met name binnen sectoren is verschil te zien tussen stagebieders in het verloop van initiatief tot uikomst rondom maatschappelijke stage. Zo is er in de sector Zorg&Welzijn verhoudingsgewijs vaker sprake van benadering door leerlingen en of scholen om maatschappelijke stage aan te bieden, frictie tussen vraag aan aanbod, voorkeur voor blokstages, preferentie naar ontvangst door beroepskrachten met oog op informatievoorziening en diepgaandere informatie over de doelgroep tijdens introductie.
- 64 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Ook is er in de sector Zorg&Welzijn betrekkelijk meer wisselende begeleiding van maatschappelijke stagiaires door wisselende diensten, minder zelfstandigheid en worden leerlingen vaker aan vrijwilligers gekoppeld. Leerlingen blijven in deze sector redelijk vaak als vrijwilliger actief en zorgt maatschappelijke stage voor een naar buiten de organisatie gericht blik, extra handen, netwerkuitbreiding en vernieuwing van activiteiten ten positieve aan de dienstverlening. In de sector Natuur&Milieu is er relatief gezien vaker sprake van initiëren van maatschappelijke stage op directieniveau, stromen maatschappelijke stagiaires in via ouders die lid zijn van de organisatie, worden er extra facilitaire voorzieningen getroffen voor materiaalgebruik bestemt voor stageactiviteiten en gaat voorkeur uit naar actiedagen en groepsstages. Evenzeer wordt er in de sector Natuur&Milieu meer aandacht besteed aan voorlichting over materiaalgebruik tijdens de introductie en is er door materiaalgebruik meer toezicht op maatschappelijke stagiaires tijdens activiteiten. Als effect van maatschappelijke stage wordt er in de sector Natuur&Milieu verhoudingsgewijs meer gesproken over het bewustzijn van de toegevoegde waarde van jongeren en hoe jongeren betrokken kunnen worden bij de eigen organisatie. De sector Sport&Beweging initieerde maatschappelijke stage voornamelijk door vraag van eigen leden en zijn het voornamelijk eigen leden die maatschappelijke stage bij de organisatie vervullen. De tijd en capaciteit voor maatschappelijke stage wordt bepaald door train- en wedstrijduren, wat leidt tot voorkeur voor lintstages en frictie tussen aanbod van stagebieders en vraag vanuit scholen. Verhoudingsgewijs is er veel contact met oud stagiaires doordat dit eigen leden zijn. Wordt er geen terugkoppeling van stage-ervaringen gegeven en zijn er geen interne veranderingen binnen organisaties door aanbod van maatschappelijke stage. De sector Kunst&Cultuur prefereert blokstages, zien geen interne veranderingen in vergelijking met periode voordat maatschappelijke stage aangeboden werd en staat het belang van leerlingen voorop. Stagebieders van klein formaat laten de voorbereiding van maatschappelijke stage over aan scholen, introduceren leerlingen ad hoc aan de organisatie, betrekken een zeer groot aantal organisatieleden bij maatschappelijke stage en wisselen van begeleiders naar gelang aanwezigheid. Grote organisaties denken concreet na over het maatschappelijke stageaanbod, bereiden leerlingen uitgebreid voor, zetten juist in op vrijwilligers tijdens de begeleiding en zien interne veranderingen als effect van maatschappelijke stage. Voornamelijk intentieverklarende partijen hebben vaststaande interne en externe samenwerkingsafspraken met betrokken partijen rondom maatschappelijke stage en kregen financiering tijdens de pilotfase. Naar verhouding zijn bij grote, management- beleidsniveau en intentieverklarende stagebieders (logischerwijs) meer organisatieleden betrokken bij maatschappelijke stage op verschillende organisatieniveaus.
Deze studie heeft een uitgebreid beeld geschetst over hoe maatschappelijke stage organisaties beïnvloedt en hoe deze invloed kan worden verklaard. Er is gebleken dat er een grote mate van diversiteit is tussen stagebieders gedurende het gehele proces van initiatief tot uitkomst. De geconstateerde verscheidenheid kan echter onvoldoende verklaard worden uit verschillen in algemene organisatiekenmerken als organisatieomvang, sector, organisatieniveau of intentieverklarende partijen. Wel zijn er indicaties dat er een verband is, maar de omvang van onderzoeksgroep is te klein om daar harde conclusies uit te trekken. Hooguit kunnen er neigingen naar de genoemde organisatiekenmerken gesignaleerd worden. Hierop zijn dan ook de uitspraken in dit onderzoek gebaseerd, dat er sprake lijkt van verschil als gevolg van algemene organisatiekenmerken.
Om een nog grotere(e) invloed en effect van maatschappelijke stage op stagebieders mogelijk te maken zijn er nog verscheidene kansen te grijpen. Maatschappelijke stage zou een nog groter rendement kunnen hebben voor stagebieders mits er aandacht wordt besteed en nadruk wordt gelegd op een aantal verbeterpunten.
- 65 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
De speelruimte die er vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is gegeven voor de invulling van maatschappelijke stage lijkt bij de stagebieders in dit onderzoek te leiden tot onduidelijkheid en behoefte aan structuur. Uniformiteit in afspraken en processen lijkt hierbij het sleutelwoord. Om commitment en duidelijkheid te verkrijgen is het op regionaal niveau aan te bevelen om vertegenwoordigingsgroep(en) aan te stellen van betrokken partijen. Vertegenwoordiging kan bestaan uit directeuren en maatschappelijke stage coördinatoren vanuit onderwijsinstellingen, stagemakelaars die stagebieders vertegenwoordigen en eventueel ambtenaren op regionaal overheidsniveau. Met deze verschillende partijen kunnen afspraken gemaakt worden over de inrichting en planning van maatschappelijke stage. Een gezamenlijke visie en inzicht in gezamenlijk belang vormen uitgangspunten voor een convenant. Naast afspraken op overkoepelend niveau middels een convenant, is een model voor stageovereenkomsten tussen stagebieder, leerling en school raadzaam, die door de stuur en werkgroep naar behoefte kan worden vormgegeven. Daarnaast zou er een aparte groep voor stagebieders samengesteld kunnen worden, waarbij stagemakelaars fungeren als sleutel tussen beide groepen van vertegenwoordigers. Binnen de groep van stagebieders is het mogelijk om ervaringen met elkaar uit te wisselen om maatschappelijke stage te optimaliseren en het rendement te vergroten. Op deze manier ontstaat er helderheid op overkoepelend en uitvoerend niveau. Gezamenlijk is of zijn deze vertegenwoordigingsgroep(en) in staat om structureel te evalueren gedurende het schooljaar en kan er tussentijds worden bijgestuurd indien dit nodig wordt geacht. Deze groepen kunnen zorgen voor de gewenste structuur, zonder dat de huidige flexibiliteit verloren gaat. Op deze manier is er eenduidigheid, mogelijkheid tot overleg en overkoepeling van afspraken die mandaat geven voor de vormgeving van maatschappelijke stage. Het vormen van vertegenwoordigingsgroep(en) leidt tot een meer gestructureerde uitvoering, het op een lijn brengen van vraag en aanbod en communicatie/afstemming tussen interne en externe betrokkenen van maatschappelijke stage. Daarnaast komt uit dit onderzoek meer dan eens de (gebrekkige) rol van de school naar voren, wat wijst op de afwezigheid van breed gedragen visie op maatschappelijke door onderwijsinstelling. Dit resulteert in een ontoereikende uitvoering op punten als voorbereiding, samenwerking, stageafspraken en terugkoppeling. Overkoepelend kan de rol van de school ondervangen worden door de genoemde vertegenwoordigingsgroep(en). In de uitvoering lijkt echter samenwerking gewenst ter voorbereiding van leerlingen op maatschappelijke stage. Wanneer stagemakelaars en of stagebieders de kans krijgen om bij onderwijsinstellingen uitleg te geven over vrijwilligerswerk, de organisatie en mogelijkheden in het stageaanbod, wordt maatschappelijke stage breder gedragen. Dit draagvlak is nodig bij de onderwijsinstelling, de leerling en de stagebieder om motivatie te krijgen en behouden. Voorbereiding op school geeft stagebieders de kans om te laten zien wat de maatschappelijke stagemogelijkheden zijn. Voor leerlingen maakt dit direct inzichtelijk wat er van hen verwacht wordt en kunnen voorkeuren voor stage-inhoud gevormd worden. Voor stagebieders is er op deze manier een mogelijkheid om selectiever te zijn in welke leerlingen, er wanneer, voor welke stageactiviteiten instromen. Bovendien kan verdere uitleg over vrijwilligerswerk en het nut/doel van maatschappelijke stage door stagemakelaars of scholen aan leerlingen tijdens de voorbereiding leiden tot een betere integratie van maatschappelijke stage in het onderwijsaanbod. Aandacht voor de voorbereiding op scholen door scholen zelf, stagebieders en of stagemakelaars leidt tot een betere afstemming tussen vraag van leerlingen naar en aanbod van stagebieders betreffende maatschappelijke stage.
Binnen stagebiedende organisaties is het aan te bevelen om maatschappelijke stage op te nemen in vrijwilligersbeleid of eventueel opleidingsbeleid. Binnen een organisatie zorgt dit voor duidelijkheid over de visie, doel, stageaanbod, stageperiode, begeleiding, communicatie in het proces en evaluatie. Consensus over deze punten is gewenst door gebruik te maken van beleid of inhoudelijk geregeld overleg.
- 66 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Middels beleid en of inhoudelijk geregeld overleg worden rollen en verantwoordelijkheden binnen een organisatie duidelijk. Dit biedt tevens een uitkomst om maatschappelijke stage organisatiebreed te dragen in plaats van een of een groepje enthousiasteling(en) die de kar trekken. Beleid of inhoudelijk geregeld overleg kan intern zorgen voor (vergroten van) eenduidigheid en betrokkenheid. Het olievlekmechanisme waarover in deze studie gesproken wordt, kan hierdoor een nog snellere uitbreiding teweegbrengen. Beleid of inhoudelijk geregeld overleg bij stagebieders leidt tot een intern meer gestructureerde uitvoering en gerichte communicatie/afstemming tussen organisatieleden.
Verder is het wenselijk om geringe financiële steun voor stagebieders mogelijk te maken via gemeenten of onderwijsinstellingen, die reeds een bijdrage ontvangen. Hoewel maatschappelijke stage voornamelijk aangeboden wordt bij maatschappelijke organisaties zijn dit niet alleen vrijwilligersorganisaties, maar ook organisaties met een beroepsapparaat. Inzet van beroepskrachten zorgt automatisch voor tijd die besteed wordt aan maatschappelijke stage. Tijd betekent geld bij maatschappelijke organisaties met een beroepsapparaat. Uit deze studie blijkt dat er (ongewenste) keuzes gemaakt moeten worden in het aanbod en organiseren van maatschappelijke stage, doordat beroepskrachten de stages op zich nemen. Dit staat (ongewild) de inzet in taken van beroepskrachten rondom maatschappelijke in de weg. Een geringe financiële bijdrage kan niet alleen meer mogelijk maken binnen het beroepsapparaat, maar ook vanuit stagebieders naar leerlingen toe. Stagebieders kunnen iets extra’s organiseren ter aanvulling van de stage, een certificaat of een aandenken.
Deze studie schets een beeld over hoe stagebieders maatschappelijke stage organiseren en hoe en waarom rendement ontstaat voor stagebiedende organisaties. Het is voor toekomstig onderzoek van belang maatschappelijke stage te monitoren over een langere periode van bijvoorbeeld tien jaar. Monitoren geeft de mogelijkheid van het vaststellen van een nulpunt, waardoor voor en nametingen kunnen worden gedaan, wat ontbreekt in deze studie. Monitoren is om twee redenen van belang. Een langere periode geeft inzicht in de toegevoegde waarde van maatschappelijke stage voor stagebieders na een ruim aantal jaren ervaring. Wellicht worden de in dit onderzoek gevonden effecten versterkt, verzwakt of aangevuld. Daarnaast kan monitoren over een langere periode aanwijzingen geven om het proces en effect van maatschappelijke stage te kunnen blijven optimaliseren. Met het oog op de wettelijke verplichting voor scholen om leerlingen maatschappelijke stage te volbrengen kan er een nog grotere vraag naar stages worden verwacht. Derhalve is het voor stagebieders gewenst om inzicht te hebben in hoe maatschappelijke stage vormgegeven kan worden en wat het voor organisaties oplevert. De verplichting wijst op een aandachtspunt in deze studie, aangezien er stagebieders en stagemakelaars zijn benaderd die voor de wetverplichting vanuit eigen motivatie maatschappelijke stage hebben opgepakt. Als naar waarschijnlijkheid de vraag naar maatschappelijke stage gaat toenemen, zullen er mogelijk stagebieders meewerken vanuit plichtsbesef. Uiteraard is bereidheid tot meewerken een keuze van de organisatie, maar aandringen vanuit andere partijen kan van invloed zijn op deze keuze. Het is interessant om te bestuderen of er dan net als in deze studie sprake is van een olievlekwerking en onverwachte positieve uitkomsten van maatschappelijke stage voor stagebieders. Wederom wordt daardoor het belang van maatschappelijke stage inzichtelijk gemaakt.
- 67 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Ofschoon er algemene organisatorische succesfactoren naar voren komen in deze studie, is er ook gebleken dat de inhoud van maatschappelijke stage maatwerk is. Dit onderzoek maakt onderscheid tussen stagebieders wat betreft organisatieomvang, sector, organisatieniveau en intentieverklarende partijen blijkt het verschil in sectoren het meest zichtbaar. Met deze reden is het van belang om verder onderzoek toe te spitsen op sectoren, waar wellicht verscheidenheid is in algemene organisatorisch succesfactoren en maatwerkstages. Zo bleek bijvoorbeeld uit deze studie dat de sector Sport&Beweging voornamelijk eigen leden als maatschappelijke stagiaires heeft. Dit kan mogelijk voor een andere dynamiek zorgen, dan bij de overige sectoren waar stagiaires (onbekend) van buiten instromen.
Hoewel verbeteringen voor een groter rendement essentieel lijken, kan er over het algemeen gesteld worden dat maatschappelijke stage stagebieders meer oplevert dan van te voren was gedacht. Tevens groeit de aandacht voor het eigen rendement van maatschappelijke stage en groeit het enthousiasme voor het aanbod. Afsluitend kan er gesteld worden dat bekendheid met maatschappelijke stage bemind maakt!
- 68 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Literatuurlijst Acker, K. van, Bree, W. van & M. van Esch (2010). Uit vrije wil? Eindhoven: Fontys Hogeschool, 44 pp. Albers Mohrman, S. & C. Worley (2010). The organizational sustainability journey: Introduction to the special issue. In Organizational Dynamics vol. 39, p 289-294. Alblas, M. (2006). Maatschappelijke Stage: een MaSterlijke actie. Utrecht: CIVIQ, 115 pp. Ammon, M.S., Furco, A., B. Chi & E. Middaugh (2002). Service learning in California: a profile of the calserve. Service learning partnerships. University of California, Berkeley: Service-Learning Research & Development Center, pp 396. Astin, A.W., L.J. Vogelgesang, E.K. Ikeda & J.A. Yee (2000). How Service Learning Affects Students. University of California, Los Angeles: Higher Education Research Institute, pp 128. Beer, P. de & F. Koster (2007). Voor elkaar of uit elkaar? Amsterdam: Aksant/De Burcht Bekkers, R., Spenkelink, S., M. Ooms & T. Immerzeel. (2010). Maatschappelijke Stage en Burgerschap; Rapportage Schooljaar 2008-2009. Utrecht: Sociologie Universiteit Utrecht, 112 pp. Billig, S., S. Root & D. Jesse (2005). The Impact of Participation in Service-Learning on High School Students’ Civic Engagement. Denver: RMC Research Corporation, pp 59. Bisset, L. (2009). Maatschappelijke stage: samen leren samenleven. Utrecht: Universiteit Utrecht, pp 28. Blauw, W., E. Boss & M. Alblas (2011). Trendrapport 2011. Vrijwillige inzet 2.0. Utrecht: MOVISIE, 64 pp. Boeije, H., H. ’t Hart & J. Hox. (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 368 pp. Bosch, A. den & S. Kamerbeek (2009). Klaar voor jongeren, de sneltest voor vrijwilligersorganisaties. Utrecht: MOVISIE, 12 pp. Boutellier, prof. Dr. H. , Broenink, drs. Ing. N., Steketee, dr. M. (2004). Een sociaal jaar voor jongeren in Nederland. Utrecht, Verwey-Jonker instituut., 194 pp. Bridges-Karr, L. (2006). I’ll Do It Because I Want To, Not Because I Have To. An exploration of the Implications of Obligation for Volunteerability. Utrecht: CIVIQ . Bridges-Karr, L. & S. Kamerbeek (2010). Kijk eens in de spiegel hoe aantrekkelijk u bent. Het betrekken van jonge vrijwilligers,. In: Bestuur Redement, jaargang 9; nr. 11 2006, p 10-11. Broek, A. van den, J. de Haan & J. de Hart (2007). Social participation. In: The Social State of the Netherlands: 2007. Den Haag: SCP. pp. 189-212. Caluwé, L. de & H. Vermaak (2002). Leren veranderen, een handboek voor de veranderkundige. Deventer: Kluwer, p 69-138. Clarke, A. & R. Dawson (1999). Evaluation Research: An introduction to the principles, methods and practice. Sage publication: London, 224 pp. Clary, E.G., Snyder, M. & A.A. Strukas (1998). Service learning and psychology: lessons from the psychology of volunteers’ motivations. In: R.G. Bringel & D.K. Duffy (red.) With Service in Mind. Washington DC: American Association for higher Education. Commission of the European communities (2006). Communication from the commission. Adult learning: it is never too late to learn. Brussel: Commission of the European communities, 12 pp. Cramer, J., Heijden, A. van der & J. Jonker (2004). Het zoekproces naar de betekenis van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus Centre for Sustainability & Management, 34 pp. Dam, N. Van, Marcus, J. & L. Perdeck (2005). Een praktijkgerichte benadering van organisatie en management. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.
- 69 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
De Gast, W.J., Hetem, R. & I. Wilbrink (2009). Basisboek vrijwilligersmanagement, werven, sturen en motiveren. Bussum: Coutinho, 245 pp. Dekker, P. (1994). Civil Society. Verkenningen op een perspectief op vrijwilligerswerk. Civil Society en vrijwilligerswerk I. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. De Vliegende Brigade (2007). De Vliegende Brigade, twaalf verhalen over maatschappelijke stage. Utrecht: Zwaan Printmedia, 55 pp. Dijk, F. van & H. Mateman (2008). Maatschappelijke stage is Maatwerk! Utrecht: MOVISIE, 25 pp. Duvekot, R., Duvekot, R., Hanekamp, M. & L. Lebbink (2009). … daarom geef ik nog steeds training! De leereffecten van de maatschappelijke stage in Amsterdam voor leerling, docent en stagebieder in het schooljaar 2008-2009. Arnhem: Cofora, 61 pp. Egri, C.P. & D.A. Ralston (2008). Corporate responsibility: A review of international management research from 1998 to 2007. In: Journal of International Management vol. 14 p 319-339. Engelen, J., I. Wilbrink & C. Scholten (2006). Een nieuwe kijk op vergrijzing en vrijwilligerswerk. Amsterdam: Geron, 4 pp. Felling, A.J.A. (2004). Het proces van individualisering in Nederland: een kwarteeuw sociaal culturele ontwikkeling. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 60 pp. Ferrier, F., I. Roos and M. Long (2003). Passions, people, and appreciation: Making volunteering work for young people. National Youth Affairs Research Scheme. Canberra: National Capital Printing. Gruijter, M. & H. Braam (2006/2007). Monitor en evaluatie van het project Vliegende Brigade Maatschappelijke Stage. Deel 2 procesonderzoek. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 30 pp. Gruijter, M. de & F. Dekker (2006). Monitor en evaluatie van het project Vliegende Brigade Maatschappelijke Stage. Nulmeting. Utrecht: CIVIQ. Hankison, P., Rochester, C., Bridges Karr, L. & I. van Steekelenburg (2007). The application of marketing and branding within the context of volunteering: views from the United Kingdom and the Netherlands. In: Vrijwillige inzet onderzocht; jaargang 4, nr. 2 (2007) p. 36-45. Heijen, M., Te Poel, Y. & Y. Brouns (2009). De MaS opweg naar een succesvolle organisatie. Een onderzoek naar de organisatorisch succes- en faalfactoren. Eindhoven: Fontys Hogeschool afdeling Sociale Studies, 34 pp. Hustinx, L. Meijs, L.C.P.M. & E.M. ten Hoorn (2007). Geleid vrijwilligerswerk. Over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving in 2015. Den Haag: SCP. Hoogeboom, M., Knijn, T. & M. Saber (2010). Een warm nest of een geoliede machine; hoe het Buitenhof en de Zonnebloem vrijwilligers vinden en binden. Utrecht: Universiteit Utrecht, Departement Algemene Sociale Wetenschappen, p 7-30. Kolb, D. A., Boyatzis, R.E. & C. Mainemelis (1999). Experiential Learning Theory: Previous Research and New Directions. Cleveland: Department of Organizational Behavior Weatherhead School of Management Case Western Reserve University, 40 pp. Kolb, David A. (1984). Experiential learning : experience as the source of learning and development. New Jersey: PrenticeHall. Kolb, Alice Y. and Kolb, David A. (2009). The Learning Way: Meta-cognitive Aspects of Experiential Learning. Simulation Gaming 40, pp. 297- 327. La Belle, T.J. (1982). Formal, nonformal and informal education: a holistic perspective on lifelong learning. International Review of education, 29, 159-175. Marta, E., M. Pozzi & D. Marzana (2010). Volunteers and Ex-Volunteers: Paths to Civic Engagement Through Volunteerism. Milaan: PSYKHE, Vol. 19, nr. 2, 5-17.
- 70 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Mateman, H. & M. Van der Meulen (2007). Verplicht vrijwillig? Effecten van de maatschappelijke stage op de volunteerability van jongeren. Utrecht: Movisie, 10 pp. Meijs, L.C.P.M. (2010). De praktijk leert. Een uitgebreide tussenstand na 2 jaar invoering van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 99 pp. Meijs, L.C.P.M. & L. Roza (2009). Werven van vrijwilligers en het inspelen op hun verwachtingen:op weg naar nieuw vrijwilligersmanagement. Van nachtmerrie naar een zoete werkelijkheid? Rotterdam: Rotterdam School of Management, Erasmus University, 28 pp. Meijs, L.C.P.M., Ten Hoorn, E.M. & J.L. Brudney (2007). De effecten van werknemersvrijwilligerswerk op volunteerability. In: Vrijwillige Inzet Onderzocht. Utrecht: VIO Supplement, 111-121. Melchior, A. (1998). National evaluation of learn and serve America school and community based programs. Waltham Massachusetts: Brandeis University Center for human resources, pp 314. Metz, E.C. & J. Younis (2005). Longitudinal gains in civic development through school-based required service. Oxford: Blackwell Publishing Inc. Miettinen, R. (2010) The concept of experiential learning and John Dewey's theory of reflective thought and action. Londen: Routledge, 20 pp. Ministerie van Algemene Zaken (2007). Samen werken, samen leven. Beleidsprogramma Balkenende IV 2007-2011. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken, 44 pp. Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs 2005 en 2006. In: Gele Katern, nummer 7, 4 mei 2005, p. 24-27. Sociaal Economische Raad (2000). De winst van waarden. Advies over maatschappelijk ondernemen. Den Haag: Sociaal Economische Raad, p 13-14. Steekelenburg, I. van, Oor, F., Postma, J. & J. den Hartog (2008). Ivolunteer, marketing om jonge vrijwilligers te vinden en binden. Utrecht: CNV Jongeren en MOVISIE, 36 pp. Steekelenburg, I. van (2009). Een belevenis creëren. Utrecht: MOVISIE, 12 pp. Tan, S., Broenink, N. & Gorter, K. (2002). Gezocht leerling-vrijwilliger (M/V). Onderzoek naar vrijwilligerswerk door scholieren. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 77 pp. Vader, J., Blaeij, A. de, M. van der Elst & J. Van Dijk (2008). Een zorg(e)loze oude dag op het platteland. Vergrijzing en vrijwilligerswerk op het platteland. Den Haag: LEI, 70 pp. Van Bijsterveldt-Viegenthart, M. van (2007). Ministerie van onderwijs cultuur en wetenschap: Samen leven kun je leren: maatschappelijke stage. Den Haag: Koninklijke De Swart, 120 pp. Van Bijsterveldt-Vliegenthart, M. van (2010/2011). Nota naar aanleiding van het verslag maatschappelijke stage tweede kamer 11 februari 2011. Den Haag: Tweede Kamer. Nr. W3826.NAV, 44 pp. Van Herten, M. (2009). Vrijwillige inzet 2008/2009. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek Grafimedia, 10 pp. Vermeulen, F., Boss, E.M. & H. Mateman (2008). Van pionier tot erkend ondernemer, stagemakelaars en de coördinatie van maatschappelijke stage. Utrecht: MOVISIE, 28 pp. Vinke, R. (2004). Zoeken naar intrinsieke motivatie. Den Haag: Reed Business Information. Weerawardena, J., McDonald, R.E. en G. Sullivan Mort (2010). Sustainability of nonprofit organizations: An empirical investigation. In: Journal of World Business vol. 45, p 346-356.
- 71 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Appendix A ~ Semigestructureerde vragenlijst stagebieders In deze interviewinstructie wordt aangeven hoe vragen in het kader van het onderzoek naar stagebiedende organisatie gesteld dienen te worden. Op deze manier hanteren alle interviewers een gelijke manier van vraagstelling en doorvragen, wat ten goede komt aan de dataverzameling voor het onderzoek. Algemene instructies -
-
-
houdt de aanvang van het gesprek zo beknopt mogelijk vraag de geïnterviewde om zo gericht mogelijk te antwoorden vragen waarbij antwoordmogelijkheden staan open stellen alleen antwoordmogelijkheden suggereren , indien de geïnterviewde aangeeft geen antwoord te weten op de vraag bij vragen waar antwoordmogelijkheden worden gegeven aankruisen wat het meest van toepassing, nadat er uitgebreid antwoord is gegeven door geïnterviewde. Samenvatten voor de geïnterviewde, als check of het juist begrepen is bij interviews met stagemakelaars vragen naar hun ‘best practices’ en de algemene lijn die zij zien bij de organisaties die contact hebben met maatschappelijke stagebieders mochten er tijdens interviews nieuwe onderwerpen aan bod komen die niet in de semigestructureerde vragenlijst zijn opgenomen, dan interviewers op de hoogte houden zodat deze in alle verdere interviews meegenomen kan worden bij alle vragen is het van belang om goed door te vragen vergeet geen afspraken te maken over de terugkoppeling van het onderzoek en of het project “Verzilvering Maatschappelijke Stage”
Instructies bij specifieke vragen -
bij vraag 3, 4, 5 en 7 vragen naar een schatting, indien geïnterviewde niet weet exact weet om welke aantallen het gaat bij vraag 10 wordt genoemd, ‘bijdrage aan de samenleving’, hiermee wordt bedoeld of organisaties handelen vanuit de gedachten binnen maatschappelijk verantwoord/betrokken ondernemen bij vraag 12 is de categorie ‘cliënten/klanten/bezoekers’ opgenomen, hiermee wordt de doelgroep van de organisatie bedoeld vraag 24 en 25 alleen stellen als communicatie niet aan bod is geweest in vraag 11,12 of 13 waar in wordt gegaan op draagvlak creëren in vraag 29 wordt gesproken over ‘functie voor gemaakt’, hiermee wordt bedoeld of er een nieuwe functie in het leven is geroepen met taken die zich richten op de begeleiding van maatschappelijke stagiaires bij vraag 35 wordt met een blokstage bedoelt dat er een aantal weken en of dagdelen achter elkaar stage wordt gelopen. Een estafettestage is een stage waarbij leerlingen elkaar afwisselen maak bij vraag 49 een terugkoppeling naar vraag 10 over de motivatie bij aanvang en na afloop
Hartelijk bedankt voor jullie inzet en op naar een plezierig informatierijk gesprek!! Organisatie……………………………………………………………………………………………………………………………………….. Geïnterviewde……………………………............................................................................................................................................. Aanvang • •
voorstellen korte uitleg onderzoek MOVISIE (aanleiding + doel) MOVISIE is een kennisinstituut wat zich richt op onderwerpen als welzijn, zorg en sociale veiligheid. MOVISIE heeft van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar maatschappelijke stagebiedende organisaties. Het huidige Nederlandse onderzoek richt zich met name op leerlingen, scholen, de samenleving en burgerschap. Maar zonder stagebiedende organisaties kan maatschappelijke stage geen succes worden. Het doel van dit onderzoek is dan ook inzicht krijgen in wat organisaties ertoe heeft gezet stages aan te bieden, hoe organisaties zich inrichten bij het aanbieden van maatschappelijke stage en wat organisaties dit oplevert. Het onderzoek is onderdeel van het project “Verzilvering Maatschappelijke Stage”. Vanuit het onderzoek wordt er een toolkit ontwikkelt waarmee MOVISIE adviestrajecten voor organisaties gaat starten.
- 72 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
•
korte uitleg interview (onderwerpen van de vragen + opbouw + gespreksduur 1-1,5 uur) De onderwerpen die in dit interview aan bod komen zijn de motivatie van de organisatie om maatschappelijke stage aan te bieden. De voorbereiding op het aanbieden van de stages, de invoering en de uitvoering. Vervolgens wordt er ingegaan op de effecten van het aanbieden van maatschappelijke stage en de mogelijke verklaringen hiervoor. Het gesprek duurt één tot anderhalf uur en zal worden opgenomen, zodat er een gesprekverslag kan worden gemaakt. Het is de bedoeling dat er citaten worden opgenomen in het uiteindelijke rapport. Hierbij wordt wel de naam van de organisatie genoemd, maar niet de naam van de geïnterviewde zelf.
•
korte uitleg stagebiedende organisatie (wat doet organisatie over het algemeen)
Context 1. Sector
(aanvinken wat van toepassing is)
□ □ □ □
Goede doelen ICT en media Kunst en cultuur Natuur en milieu
2. Soort organisatie
□ □ □ □
□ □ □ □
Onderwijs en educatie Openbaar bestuur en politiek Recreatie Religie en levensbeschouwing
□ Sport en beweging □ Verenigingsleven □ Zorg en welzijn
Non-profit met betaalde beroepskrachten Non-profit met deels beroepskrachten en deels vrijwilligers Non-profit met alleen vrijwilligers Anders, namelijk ………………………………………………………
Aantal medewerkers …………………………………………….(schatting) Aantal vrijwilligers …………………………………………….(schatting) 4. Percentage jongeren (onder 25 jaar) …………………………………………….(schatting) 5. Gemiddelde leeftijd in organisatie …………………………………………….(schatting) 6. Startmoment aanbieden MaS ……………………………………………………… 7. Gemiddeld aantal MaS stagiaires per jaar ……………………………………….……(schatting) 8. Kunt u een algemene beschrijving geven van de activiteiten die maatschappelijke stagiaires doen? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………........................(steekwoorden)
3. Omvang organisatie
Voorbereiding op MaS 9. Wie heeft er binnen of buiten de organisatie het initiatief genomen om maatschappelijke stage aan te bieden? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Directie □ Vrijwilliger □ Beroepskracht □ Stagemakelaar □ Anders, namelijk....……………………………………………………………………….............................. 10. Welke motieven heeft uw organisatie om maatschappelijke stage aan te bieden? (aanvinken wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk)
□ □ □ □
Bijdrage aan de samenleving* □ Dienstverlening veranderen Imago verandering □ Organisatie intern veranderen Vrijwilligersbestand veranderen □ Organisatienetwerk/samenwerkingpartners uitbreiden Anders, namelijk……………………………………………………………………………………………..
* hiermee wordt bedoeld of organisaties handelen vanuit de gedachten binnen maatschappelijk verantwoord/betrokken ondernemen
11. Heeft uw organisatie intern draagvlak gecreëerd voor het aanbieden van maatschappelijke stage? (aanvinken wat van toepassing is)
□ □ □ □ □
Uitgebreide communicatie met alle betrokken medewerkers/vrijwilligers Opgelegd vanuit leidinggevende met inspraak betrokken medewerkers/vrijwilligers Opgelegd vanuit leidinggevende Nee Anders, namelijk…………………………………………………………………………………………….. 11.1 Zo ja, hoe?
- 73 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
12. Wilt u aangeven hoe groot het draagvlak is op de verschillende organisatieniveaus? (schatting)
klein Directie/management Betaalde (beroeps)krachten Vrijwilligers Cliënten/klanten/bezoekers*
1 1 1 1
------------------------------------ 2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
groot 5 5 5 5
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
* hiermee wordt de doelgroep van de organisatie bedoeld
13. Is het creëren van draagvlak gelukt? Waarom niet of wel? 14. Heeft uw organisatie uitleg of scholing gehad over maatschappelijke stage? 14.1 Zo ja, hoe? En van wie? 15. Heeft uw organisatie uitleg of scholing gehad over de omgang met jongeren? 15.1 Zo ja, hoe? En van wie? 16. Zijn er nog andere voorbereidingen getroffen voordat maatschappelijke stage werd aangeboden binnen uw organisatie? 16.1 Krijgt uw organisatie een financiële bijdrage van de onderwijsinstelling of op een andere manier financiële ondersteuning voor het aanbieden van maatschappelijke stage? Invoering 17. Hoe komen maatschappelijke stagiaires bij uw organisatie terecht? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Zelf geworven □ Via stagemakelaar □ Via school □ Anders, namelijk……………………………………………………………………………………………… 18. Is er voor maatschappelijke een coördinator binnen uw organisatie aangewezen? (aanvinken wat van toepassing is)
□ □ □ □ □
Intern aangewezen Extern aangetrokken speciaal voor maatschappelijke stage Extern uitbesteed Niet aanwezig Anders, namelijk…………………………………………………………………………………………….. 18.1 Ja er is een coördinator van maatschappelijke stage, welke taken heeft deze coördinator? 18.2 Zo niet, waarom niet?
19. Wie zijn er binnen uw organisatie betrokken bij maatschappelijke stage? (functies + afdelingen) 20. Hoeveel tijd is er beschikbaar voor het aanbieden van maatschappelijke stage? Aantal uren per student...……………………………………………………………………………….... 21. Hoe is de capaciteit van het aantal stageplekken bepaald? (aanvinken wat van toepassing is)
□ □ □ □ □
Uitgebreide communicatie met alle betrokken medewerkers/vrijwilligers Opgelegd vanuit leidinggevende met inspraak betrokken medewerkers/vrijwilligers Opgelegd vanuit leidinggevende Is niet bepaald Anders, namelijk………………………………………………………………………………………...……..
- 74 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
22. Zijn er samenwerkingsafspraken met scholen, stagemakelaars en of andere betrokkenen van maatschappelijke stage? 22.1 Zo ja, hoe zien die afspraken eruit? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Mondeling overeengekomen □ Vastgelegd in samenwerkingsovereenkomst □ Anders, namelijk……………..…………………………………………………………………. 22.2 Zo ja, kunnen de betrokken partijen elkaar aanspreken op de gemaakte afspraken? 22.3 Zo ja, wie hebben deze afspraken opgesteld? 22.4 Zo ja, heeft de organisatie behoefte aan invloed op de gemaakte afspraken? 22.5 Zo nee, waarom niet? 23. Welke facilitaire voorzieningen heeft uw organisatie getroffen voor maatschappelijke stagiaires? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Werkplek □ Reisvergoeding
□ Verzekering □ Anders, namelijk……………………………………………………………..
Vraag 24 en 25 alleen stellen als communicatie niet aan bod is geweest in vraag 11, 12, of 13 waar in wordt gegaan op draagvlak creëren 24. Hoe bent u op de hoogte gebracht over het aanbieden van maatschappelijke stage door uw organisatie? □ Via overleg □ Via mail
□ Via nieuwsbrief □ Anders, namelijk…………………………………………………………………………
25. Door wie bent u op de hoogte gebracht dat er binnen uw organisatie maatschappelijke stage wordt aangeboden? □ Directie
□ Collega □ Leidinggevende
□ Anders, namelijk……………………………………....
26. Wie zijn er op de hoogte gebracht over het aanbieden van een maatschappelijke stage? (aanvinken wat van toepassing is)
Directie/management Betaalde (beroeps)krachten Vrijwilligers Cliënten/klanten/bezoekers*
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
* hiermee wordt de doelgroep van de organisatie bedoeld
27. Worden er maatschappelijke stageovereenkomsten opgesteld met de leerlingen en of scholen? 27.1 Zo ja, wat staat er in een overeenkomst? (aanvinken wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk)
□ Contactgegevens organisatie, leerling, school □ Looptijd van de maatschappelijke stage □ Werktijden □ Inhoud maatschappelijke stage □ Begeleiding □ Verzekering □ Verder, namelijk……………………………………………………………………………………. 27.2 Zo niet, waarom niet? 28. Biedt uw organisatie ruimte om te leren voor maatschappelijke stagiaires? (mogen leerlingen fouten maken + eigen inbreng) Uitvoering 29. Is er een vaste begeleider aangesteld? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Functie voor gemaakt*, betaald □ Functie voor gemaakt*, onbetaald □ Extern aangetrokken
□ Bestaande functie, betaald □ Bestaande functie, onbetaald □Anders, namelijk…………………………………..………
* hiermee wordt bedoeld of er een nieuwe functie in het leven is geroepen met taken die zich richten op de begeleiding van maatschappelijke stagiaires
- 75 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
30. Door wie worden maatschappelijke stagiaires ontvangen? 31. Bestaat er een introductie of inwerkprogramma? 31.1 Zo ja, hoe ziet dit eruit? 31.2 Zo niet, waarom niet? 32. Worden leerlingen voorbereid op maatschappelijke stage bij uw organisatie? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Door school □ Geen voorbereiding
□ Door organisatie □ Anders, namelijk…………………………………..………
33. Wat kunnen maatschappelijke stagiaires verwachten in uw organisatie? 34. Hebben leerlingen invloed op de inhoud van de maatschappelijke stage? 34.1 Zo ja, hoe? 34.2 Zo nee, waarom is er gekozen voor vaststaande inhoud? 35. Welke type maatschappelijke stage biedt uw organisatie aan? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Actiedag □ Blokstage*
□ Estafettestage* □ Andere vorm, namelijk………………………………………………………………
* met een blokstage wordt bedoeld dat er een aantal weken en of dagdelen achter elkaar stage wordt gelopen. Een estafettestage is een stage waarbij leerlingen elkaar afwisselen
36. Hoe ziet de begeleiding van maatschappelijke stagiaires eruit? (kunnen stagiaires beroep op iemand doen) 37. Hoe zelfstandig kunnen leerlingen werkzaamheden uitvoeren? (en hangt dit samen met de werkzaamheden) 38. Wat maakt maatschappelijke stage die uw organisatie aanbiedt succesvol? 38.1 Wanneer is maatschappelijke stage voor uw organisatie succesvol? 39. Welke activiteiten ontbreken er volgens u nog in uw organisatie om maatschappelijke stage succesvol te maken? 40. Vindt er evaluatie van maatschappelijke stage plaats? 40.1 Zo ja, met wie en wat komt hierin aan bod? 40.2 Zo nee, waarom niet? 41. Vraagt de organisatie na afloop van maatschappelijke stage of leerlingen vrijwilligerswerk willen blijven doen? 41. 1 Waarom wel of niet? Wat vindt u daarvan? 42. Krijgen stagiaires na afloop een aandenken of op andere manier waardering? (certificaat + dankwoord) 42.1 Zo ja, hoe? Wat vindt u daarvan? 42.2 Zo nee, waarom niet? Wat vindt u daarvan? 43. Koppelt uw organisatie de stage-ervaringen terug aan stagemakelaars en of scholen? 44. Worden er tijdens de aangeboden maatschappelijke stage gegevens verzameld over de voortgang, resultaten en kwaliteit om toekomstige stages te verbeteren? 44.1 Hoe? Waarom is dit anders dan bij aanvang? 45. Onderhoud uw organisatie contact met oud maatschappelijke stagiaires? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
- 76 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Effecten 46. Is er door de komst van maatschappelijke stagiaires iets veranderd binnen uw organisatie? 47. Wat is het effect van maatschappelijke stage op uw organisatie? (aanvinken wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk)
□ Imago van organisatie □ Dienstverlening □ Organisatienetwerk/samenwerkingspartners
□ Verandering in vrijwilligersbestand □ Inhoudelijke activiteiten in organisatie □ Anders,namelijk……………………………………….
48. Ziet u zelf andere effecten van maatschappelijke stage op uw organisatie? 49. Is de motivatie om maatschappelijke stage aan te bieden binnen uw organisatie veranderd in vergelijking met de start?* 49.1 Zo ja, hoe? * maak bij vraag 49 een terugkoppeling naar vraag 10 over de motivatie bij aanvang en na afloop
50. Vindt u het belangrijk dat maatschappelijke stage niet alleen voor stagiaires iets oplevert maar ook voor uw organisatie? Waarom? Verklaring 51. Hoe zorgt uw organisatie ervoor dat er effecten optreden in de organisatie door het aanbieden van maatschappelijke stage? 52. Wat zijn de drie belangrijkste voorwaarden om te zorgen dat maatschappelijke stage voor uw organisatie succesvol is? Afspraken over terugkoppeling
(aanvinken wat van toepassing is)
• Wilt u de eindversie van dit onderzoek ontvangen? □ Ja, op mailadres:…………………………………………………………………………………………….. □ Ja, op postadres:…………………………………………………………………………………………..... □ Nee •
Vindt u het goed als er citaten uit dit gesprek worden overgenomen in het eindrapport? (hierbij wordt alleen de organisatie genoemd, niet de geïnterviewde)
□ Ja..………………………………………………………………………………………………………………. □ Nee……………………………………………………………………………………………………………… Mocht MOVISIE in de toekomst bijeenkomsten organiseren op dit onderwerp, bent u dan geïnteresseerd in deelname? □ Ja………………………………………………………………………………………………………………... □ Nee……………………………………………………………………………………………………………… •
Hartelijk bedankt voor uw tijd en informatie tijdens dit interview!!
- 77 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Appendix B ~ Semigestructureerde vragenlijst stagemakelaars Organisatie……………………………………………………………………………………………………………………………………….. Geïnterviewde……………………………............................................................................................................................................. In deze interviewinstructie wordt aangeven hoe vragen in het kader van het onderzoek naar stagebiedende organisatie gesteld dienen te worden. Op deze manier hanteren alle interviewers een gelijke manier van vraagstelling en doorvragen, wat ten goede komt aan de dataverzameling voor het onderzoek. Algemene instructies -
-
-
-
vraag naar de ‘best practices’ en de algemene lijn die zij zien bij de organisaties die contact hebben met maatschappelijke stagebieders vraag goed door naar bepaalde typen organisaties en tot welke sectoren organisaties behoren. Bij type organisatie gaat het om; non-profit met betaalde beroepskrachten, non-profit met deels beroepskrachten en deels vrijwilligers, non-profit met alleen vrijwilligers. Bij sectoren gaat het om; goede doelen, ICT/Media, Kunst/Cultuur, Natuur/Milieu, Onderwijs/Educatie, Openbaar bestuur/Politiek, Recreatie, Religie/Levensbeschouwing, Sport/Beweging, Verenigingsleven en Zorg/Welzijn houdt de aanvang van het gesprek zo beknopt mogelijk vraag de geïnterviewde om zo gericht mogelijk te antwoorden vragen waarbij antwoordmogelijkheden staan open stellen alleen antwoordmogelijkheden suggereren, indien de geïnterviewde aangeeft geen antwoord te weten op de vraag bij vragen waar antwoordmogelijkheden worden gegeven aankruisen wat het meest van toepassing, nadat er uitgebreid antwoord is gegeven door geïnterviewde. Samenvatten voor de geïnterviewde, als check of het juist begrepen is mochten er tijdens interviews nieuwe onderwerpen aan bod komen die niet in de semigestructureerde vragenlijst zijn opgenomen, dan interviewers op de hoogte houden zodat deze in alle verdere interviews meegenomen kan worden bij alle vragen is het van belang om goed door te vragen vergeet geen afspraken te maken over de terugkoppeling van het onderzoek en of het project “Verzilvering Maatschappelijke Stage”
Instructies bij specifieke vragen -
bij vraag 1 wordt genoemd, ‘bijdrage aan de samenleving’, hiermee wordt bedoeld of organisaties handelen vanuit de gedachten binnen maatschappelijk verantwoord/betrokken ondernemen maak bij vraag 10 een terugkoppeling naar vraag 1 over de motivatie bij aanvang en na afloop
Hartelijk bedankt voor jullie inzet en op naar een plezierig informatierijk gesprek!! Semigestructureerde vragenlijst stagemakelaars “Project Verzilvering Maatschappelijke Stage” Aanvang • •
voorstellen korte uitleg onderzoek MOVISIE (aanleiding + doel) MOVISIE is een kennisinstituut wat zich richt op onderwerpen als welzijn, zorg en sociale veiligheid. MOVISIE heeft van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar maatschappelijke stagebiedende organisaties. Het huidige Nederlandse onderzoek richt zich met name op leerlingen, scholen, de samenleving en burgerschap. Maar zonder stagebiedende organisaties kan maatschappelijke stage geen succes worden. Het doel van dit onderzoek is dan ook inzicht krijgen in wat organisaties ertoe heeft gezet stages aan te bieden, hoe organisaties zich inrichten bij het aanbieden van maatschappelijke stage en wat organisaties dit oplevert. Het onderzoek is onderdeel van het project “Verzilvering Maatschappelijke Stage”. Vanuit het onderzoek wordt er een toolkit ontwikkelt waarmee MOVISIE adviestrajecten voor organisaties gaat starten.
- 78 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
•
korte uitleg interview (onderwerpen van de vragen + opbouw + gespreksduur 1-1,5 uur) De onderwerpen die in dit interview aan bod komen zijn de motivatie van de organisatie om maatschappelijke stage aan te bieden. De voorbereiding op het aanbieden van de stages, de invoering en de uitvoering. Vervolgens wordt er ingegaan op de effecten van het aanbieden van maatschappelijke stage en de mogelijke verklaringen hiervoor. Het gesprek duurt één tot anderhalf uur en zal worden opgenomen, zodat er een gesprekverslag kan worden gemaakt. Het is de bedoeling dat er citaten worden opgenomen in het uiteindelijke rapport. Hierbij wordt wel de naam van de organisatie genoemd, maar niet de naam van de geïnterviewde zelf.
Motivatie 1. Wat is volgens u de belangrijkste reden waarom organisaties kiezen voor het aanbieden van maatschappelijke stage? (Aankruisen wat van toepassing is, meerdere antwoorden mogelijk)
□ □ □ □
Bijdrage aan de samenleving* □ Dienstverlening veranderen Imago verandering □ Organisatie intern veranderen Vrijwilligersbestand veranderen □ Organisatienetwerk/samenwerkingpartners uitbreiden Anders, namelijk……………………………………………………………………………..……………..
*hiermee wordt bedoeld of organisaties handelen vanuit de gedachten binnen maatschappelijk verantwoord/betrokken ondernemen
Implementatie 2. Wat komt vaker voor; u als stagemakelaar benadert organisaties om maatschappelijke stage aan te bieden of organisaties bieden zichzelf aan? □ stagemakelaar benadert □ organisatie biedt zichzelf aan 3. Hoe zorgen organisaties ervoor dat alle betrokkenen in een organisatie mee willen werken aan maatschappelijke stage? 4. Zijn er samenwerkingsafspraken met scholen, stagemakelaars en of andere betrokkenen van maatschappelijke stage? 4.1 Zo ja, hoe zien die afspraken eruit? (aanvinken wat van toepassing is) □ Mondeling overeengekomen □ Vastgelegd in samenwerkingsovereenkomst □ Anders, namelijk……………..…………………………………………………………………. 4.2 Zo ja, kunnen de betrokken partijen elkaar aanspreken op de gemaakte afspraken? 4.3 Zo ja, wie hebben deze afspraken opgesteld? 4.4 Zo ja, hebben de organisaties behoefte aan invloed op de gemaakte afspraken? 4.5 Zo nee, waarom niet? 5. Worden er maatschappelijke stageovereenkomsten opgesteld met de leerlingen en of scholen? 5.1 Zo ja, wat staat er in een overeenkomst? □ Contactgegevens organisatie, leerling, school □ Looptijd van de maatschappelijke stage □ Werktijden □ Inhoud maatschappelijke stage □ Begeleiding □ Verzekering □ Verder, namelijk……………………………………………………………………………………. 5.2 Zo niet, waarom niet? 6. Hoe wordt maatschappelijke stage in organisaties gecoördineerd? 7. Is er een introductieprogramma of inwerkprogramma bij maatschappelijke stagebiedende organisaties? Zo ja, hoe ziet dit eruit? Zo niet, waarom niet? 8. Hoe ziet de begeleiding van maatschappelijke stagiaires eruit? (kunnen stagiaires beroep op iemand doen)
- 79 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Effecten 9. Wat zijn volgens u de belangrijkste effecten van maatschappelijke stage op organisaties? (aanvinken wat van toepassing is)
□ Imago van organisatie □ Dienstverlening □ Organisatienetwerk/samenwerkingspartners
□ Verandering in vrijwilligersbestand □ Inhoudelijke activiteiten in organisatie □ Anders,namelijk……………………………………….
10. Ziet u dat de motivatie om maatschappelijke stage aan te bieden binnen organisaties veranderd in vergelijking met de start?* 10.1 Zo ja, hoe? * maak bij vraag 10 een terugkoppeling naar vraag 1 over de motivatie bij aanvang en na afloop
11. Ziet u dat organisaties het belangrijk vinden dat maatschappelijke stage niet alleen voor stagiaires iets oplevert maar ook voor hun organisatie? Waarom? Verklaring 12. Hoe ziet u organisaties ervoor zorgen dat er effecten optreden in de organisatie door het aanbieden van maatschappelijke stage? 13. Wat zijn volgens u de drie belangrijkste voorwaarden om te zorgen dat maatschappelijke stage voor organisaties succesvol is? Afronding 14. Wat is er volgens u van invloed op het succes voor en het effect op de organisatie van maatschappelijke stage, wat nog niet aan de orde is gekomen? Afspraken over terugkoppeling
(aanvinken wat van toepassing is)
• Wilt u de eindversie van dit onderzoek ontvangen? □ Ja, op mailadres:…………………………………………………………………………………………….. □ Ja, op postadres:…………………………………………………………………………………………..... □ Nee Vindt u het goed als er citaten uit dit gesprek worden overgenomen in het eindrapport? (hierbij wordt alleen de organisatie genoemd, niet de geïnterviewde) □ Ja..………………………………………………………………………………………………………………. □ Nee……………………………………………………………………………………………………………… •
Mocht MOVISIE in de toekomst bijeenkomsten organiseren op dit onderwerp, bent u dan geïnteresseerd in deelname? □ Ja………………………………………………………………………………………………………………... □ Nee……………………………………………………………………………………………………………… •
Hartelijk bedankt voor uw tijd en informatie tijdens dit interview!!
- 80 -
Maatschappelijke Stage: Maakt bekend bemind?
Appendix C ~ Respondentenoverzicht 13
Sector
Organisatie
Organisatieomvang
Kunst&Cultuur
Kunst &Cultuur 1 Kunst&Cultuur 2 Kunst&Cultuur 3 Kunst&Cultuur 4 Kunst&Cultuur 5 Kunst&Cultuur 6
Klein Klein Klein Klein 14 Groot (I) Klein
Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend
Natuur&Milieu
Nutuur&Milieu 7 Natuur&Milieu 8 Natuur&Milieu 9 Natuur&Milieu 10 Natuur&Milieu 11 Natuur&Milieu 12 Natuur&Milieu 13 Natuur&Milieu 14 Natuur&Milieu 15
Groot Groot Groot Klein Groot Groot Klein Klein Klein
(I) (I) (I) (I)
Management/Beleid/Overkoepelend Management/Beleid/Overkoepelend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend
Zorg&W elzijn16 Zorg&Welzijn 17 Zorg&Welzijn 18 Zorg&Welzijn 19 Zorg&Welzijn 20 Zorg&Welzijn 21 Zorg&Welzijn 22 Zorg&Welzijn 23 Zorg&Welzijn 24 Zorg&Welzijn 25 Zorg&Welzijn 26 Zorg&Welzijn 27 Zorg&Welzijn 28 Zorg&Welzijn 29 Zorg&Welzijn 30 Zorg&Welzijn 31 Zorg&W elzijn32 Zorg&Welzijn 33 Zorg&Welzijn 34 Zorg&Welzijn 35 Zorg&W elzijn36
Groot Groot Klein Klein Groot Groot Groot Groot Groot Groot Groot Groot Groot Groot Groot Klein Klein Klein Klein Groot Groot
(I)
Sport&Beweging
Sport&Beweging 37 Sport&Beweging 38 Sport&Beweging 39 Sport&Beweging 40 Sport&Beweging 41 Sport&Beweging 42 Sport&Beweging 43
Groot (I) Klein Groot Klein Groot (I) Klein Klein
Stagemakelaars
Stagemakelaar 44 Stagemakelaar 45 Stagemakelaar 46 Stagemakelaar 47 Stagemakelaar 48
Zorg&Welzijn
13 14
(I) (I) (I) (I)
(I) (I) (I)
(I) (I)
Omvanggrens van klein naar groot bij 200 vrijwilligers Intentieverklarende Partij
- 81 -
Organisatieniveau
Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend Uitvoerend Management/Beleid/Overkoepelend Uitvoerend Uitvoerend