Maatschappelijke context
2
Overheden, bedrijven en huishoudens hebben allemaal een verantwoordelijkheid als het gaat om de zorg voor een goed milieu. Voor een deel zijn de aard, omvang en ook de ontwikkeling van de druk op het milieu afhankelijk van economische activiteiten en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio. In dit hoofdstuk zetten we de indicatoren bij elkaar die een beeld schetsen van met name die activiteiten en ontwikkelingen. Deze indicatoren moeten min of meer als gegeven worden beschouwd, omdat zij op regionaal niveau zeer lastig te beïnvloeden zijn.
Bevolking
Milieu en economie
De ongeveer 1,2 miljoen inwoners van de regio zorgen voor een behoorlijke milieubelasting: ze leggen autokilometers af, produceren (rest)afval en verbruiken elektriciteit en gas (informatie over deze onderwerpen is te vinden in de hoofdstukken 8 en 9).
Het milieubeleid is erop gericht de economische groei en de milieubelasting te ontkoppelen. Daarvan is sprake als de economische groei samengaat met een daling van de milieudruk (absolute ontkoppeling) of als de economische groei sneller stijgt dan de milieudruk (relatieve ontkoppeling). We kunnen de mate van ontkoppeling in beeld brengen door de index voor de milieudruk te delen door de index van de economische ontwikkeling. De resultante hiervan noemen we de milieu-intensiteit. Hoe sterker deze lijn daalt, hoe hoger de mate van bereikte ontkoppeling is. Bij een stijgende lijn is juist sprake van gekoppelde groei.
Hoe denken bewoners zelf over het milieu in de regio? Meldingen, klachten en belevingsonderzoeken vormen een goed meetinstrument om dit te achterhalen. Bewoners kunnen klachten, meldingen en vragen over milieuzaken kwijt bij een groot aantal gemeentelijke, regionale en landelijke instanties. In dit rapport behandelen we de meldingen en klachten die zijn binnengekomen bij de gezamenlijke GGD’en in de regio, de politie en de meld-
Milieu en gezondheid
kamer van de DCMR. Ook schenken we aandacht aan klachten
De GGD onderzoekt samen met de DCMR de mogelijkheden om informatie over gezondheidseffecten van milieuaspecten voor de Rotterdammers in beeld te brengen. Door het Aarhus-verdrag te ondertekenen, heeft ook Nederland zich immers verplicht milieuinformatie beschikbaar te stellen. Deze informatie wordt voor de Rotterdammers een stuk duidelijker wanneer ook de gevolgen van het milieu voor de gezondheid in beeld komen. In Rijnmond is naar schatting 5% van de ziektelast en het gezondheidsverlies bij de bevolking toe te schrijven aan milieufactoren. De belangrijkste oorzaken voor gezondheidsverlies door milieufactoren zijn de verRQWUHLQLJLQJYDQGHEXLWHQOXFKWPHW¿MQVWRIHUQVWLJHJHOXLGVKLQGHU door verkeer en verontreiniging van het binnenmilieu. Q
die binnenkomen bij de beheerders van de binnenwateren; deze informatie staat in hoofdstuk 7. Daarnaast voert de provincie Zuid-Holland eens per twee jaar een milieubelevingsonderzoek uit, waarbij zij bewoners vraagt naar hun ervaringen op het gebied van milieuhinder. In de loop van 2008 verschijnt de volgende rapportage hierover. Informatie uit voorgaande jaren is te vinden op de internetsite van MSR.
Verkeer en vervoer Het wegverkeer is een diffuse bron van verontreiniging en daardoor moeilijk aan te pakken; ook de maatschappelijke weerstand vormt hierbij een complicerende factor. Het regionale beleid, zoals beschreven in het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan 2003-2020 (RVVP), is erop gericht ketenmobiliteit te bevorderen. Dit betekent dat het beleid focust op een betere verkeerscirculatie. In dit kader zijn de indicatoren voor het openbaar vervoer en de P+R-terreinen te plaatsen. Hoofdstuk 4 bevat indicatoren over de uitstoot van het wegverkeer en in hoofdstuk 5 en het themarapport besteden we aandacht aan de geluidsbelasting.
Hoofdstuk 2: Maatschappelijke context
De A15 tussen de Maasvlakte en het Vaanplein wordt verbreed vanaf 2010 om de toekomstige Tweede Maasvlakte, de mainport en het achterland bereikbaar te houden. Minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat, de stadsregio Rotterdam en een groot aantal regionale partijen hebben daarover een bestuursovereenkomst ondertekend. De betrokken partijen hebben de ambitie tijdens de werkzaamheden van de A15 de hoeveelheid verkeer met 20% terug te brengen. Zij willen dit doel bereiken door alternatieven te introduceren voor woon-werkverkeer en andere vormen van goederentransport. Om al deze initiatieven goed te managen, loopt er een experiment met de ‘verkeersonderneming’. Rijkswaterstaat, Havenbedrijf Rotterdam en stadsregio Rotterdam geven momenteel vorm aan deze verkeersonderneming, die naar verwachting medio 2008 formeel start.
15
!
Toelichting De meeste overheden op lokaal en regionaal niveau maken prognoses om te kunnen voorspellen in welke richting de bevolkingsomvang ]LFKRQWZLNNHOW]RGDW]LMKLHUPHHUHNHQLQJNXQQHQKRXGHQ,QGHJUD¿HNLVKHW inwoneraantal op 1 januari van dat jaar in de regio weergegeven en – vanaf 2000 – ook het aantal huishoudens. Naast het aantal inwoners is het aantal huishoudens van belang voor de milieubelasting doordat dit van directe invloed is op bijvoorbeeld het energiegebruik. Conclusie De bevolking neemt over de jaren langzaam in omvang toe. In 2007 is het aantal inwoners weer licht afgenomen. In afzonderlijke gemeenten kan de bevolking sterk toegenomen zijn door een grote woningbouwproductie, bijvoorbeeld vanwege een VINEX-taakstelling. De gemiddelde grootte per huishouden ligt sinds 2007 op 2,1 personen. 8016
""! """ #
"
!
Doel De gemeentelijke gezondheidsdiensten in Rijnmond, GGD RotterdamRijnmond en GGD Zuid-Hollandse Eilanden, ontvangen jaarlijks meldingen (vragen en klachten) van inwoners over gezondheid in relatie tot het milieu. Het doel is de meldingen zo goed mogelijk te behandelen door middel van informatieverstrekking, advies op maat of doorverwijzing, zodat gezondheidklachten worden voorkomen of verminderd. Toelichting'HJUD¿HNWRRQWKHWDDQWDOPHOGLQJHQGDWMDDUOLMNVLQEHKDQGHOLQJLV JHQRPHQ7RWHQPHWEHWUHIWGHJUD¿HNKHWDDQWDOPHOGLQJHQGDWSHUMDDULQ behandeling was (meldingen die niet binnen een kalenderjaar waren afgehandeld, WHOGHQKHWYROJHQGHMDDURRNPHH 9DQDIEHWUHIWGHJUD¿HNKHWDDQWDO meldingen dat per jaar is binnengekomen. Het grootste deel van de meldingen betreft het binnenmilieu. In 2007 heeft de GGD Rotterdam-Rijnmond veel aandacht besteed aan koolmonoxide in woningen en aan het binnenmilieu op scholen en kinderdagverblijven. Hierdoor is het aantal binnengekomen meldingen toegenomen. Conclusie Het aantal meldingen in 2007 is gestegen ten opzichte van voorgaande jaren door diverse projecten die de GGD heeft uitgevoerd. 7004
Beleid/doel Het beleid van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond is erop gericht het aantal milieu-incidenten terug te dringen. Van belang hierbij is een adequate opvolging van milieu-incidenten. Dit gebeurt veelal in samenspraak met het bestuur en partners bij de milieuhandhaving. Toelichting 'HJUD¿HNWRRQWKHWDDQWDOPLOLHXLQFLGHQWHQZDDUELMGHSROLWLH betrokken is geweest. Deze inzet is onder andere het gevolg van meldingen YDQEXUJHUV,QGHJUD¿HNLVHHQRQGHUVFKHLGJHPDDNWLQGHNOHXUHQJULMVYHUontreiniging), groen (natuur en landschap) en rood (overige milieumisdrijven, onder andere geluidsoverlast). Conclusie Het totaal aantal milieu-incidenten in de regio daalde met bijna 5% van 5.275 in 2006 naar 5.019 in 2007. 7076
16
$ "
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
$ "
%%$ %%%
! " # &
Beleid/doel Het beleid is erop gericht knelpunten op te sporen door registratie en onderzoek van meldingen. Toelichting Het totaal aantal meldingen dat in 2007 is geregistreerd bij de meldkamer van de DCMR, bedraagt 22.443. Dit is een toename van 981 ten opzichte van 2006. Conclusie Het totaal aantal meldingen in 2007 laat een lichte stijging zien ten opzichte van 2006. Over stank werd minder geklaagd. De voornaamste bron van meldingen was lawaai. Rotterdam Airport blijft de belangrijkste bron van geluidshinder. 3085
,QGH]HJUD¿HNLVGHLQGH[YDQGHGUXNRSKHWPLOLHXGRRUKHWZHJYHUNHHUZHHUgegeven. Deze is samengesteld uit de volgende indicatoren: uitstoot naar de lucht van kooldioxide (CO2), stikstofoxiden (NOx), koolwaterstoffen, lood, stof en zwaveldioxide (SO2), hinder door stank en lawaai als maat voor de druk op de woonomgeving en het aantal op te heffen faunaknelpunten in de ecologische hoofdstructuur als maat voor de druk op de natuur. De waarden van de afzonGHUOLMNHLQGLFDWRUHQ]LMQDIJH]HWWHJHQGHGRHOVWHOOLQJHQYRRU'HJUD¿HN laat dus de afstand zien tot de doelstelling. 'HJUD¿HNODDWQDHHQOLFKWHGDOLQJWRWHQPHWHHQVWHUNHVWLMJLQJYDQGH milieudruk naar 2003 zien en vervolgens weer een daling naar 2006. De stijging is het gevolg van een sterke toename van de hinder door stank en lawaai, die in het milieubelevingsonderzoek is gerapporteerd. Ook tussen 2003 en 2006 is er een stijging van de hinder door wegverkeer, maar er is een sterke daling in de uitstoot van luchtverontreiniging. Er is een lichte daling in het aantal op te heffen faunaknelpunten, maar het totaal aantal blijft hoog. 9005
Beleid/doel Het beleid is erop gericht de groei van het aantal voertuigkilometers te beperken, maar er is geen kwantitatieve doelstelling meer geformuleerd. In het Regionale Verkeers- en Vervoersplan (RVVP) en in het Fileplan Regio Rotterdam zijn projecten en maatregelen geformuleerd om een beperking te bewerkstelligen. Toelichting Weergegeven is het aantal afgelegde voertuigkilometers in de regio. In 2006 zijn er iets meer dan 6,4 miljard autokilometers afgelegd in het Rijnmondgebied. In 2000 waren dat er 6,2 miljard. Cijfers over 2007 zijn nog niet beschikbaar. Conclusie Vanaf 2000 stijgt het aantal voertuigkilometers in de regio constant. De groei was in 2006 opgelopen tot 4% ten opzichte van 2000. 3028
!! !!
!!! "
# # '.& ',& '*& # #
#!#'&&&"
'(&
## #
'&&
.&
# $
,& *& (& & /-%/. /.%// //%&& &&%&' &'%&( (&&( (&&) (&&* (&&+ (&&,
Beleid/doel De doelstelling van het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) is iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoer systeem geboden te bieden. De spoorwegen maken hiervan onderdeel uit. Toelichting Op basis van onder andere verkoopgegevens en metingen in de trein is via een rekenmodel het gemiddelde aantal instappers op een doordeweekse dag, inclusief alle feestdagen, bepaald. In 2002 is overgestapt op een registratie per kalenderjaar. Voor het overzicht is een onderscheid gemaakt naar de gemeenten in de regio en is bij Rotterdam een splitsing gemaakt tussen Rotterdam-Centraal en de overige stations. Conclusie Het aantal reizigers is toegenomen van ruim 150.000 per dag in het dienstregelingsjaar 1997/1998 tot rond de 170.000 per dag vanaf 1999. Station Rotterdam-Centraal wordt gebruikt door iets meer dan de helft van het aantal reizigers en de overige stations in Rotterdam door ongeveer een kwart. In 2006 is een lichte afname van het gebruik te zien ten opzichte van 2005. 4020
0#
"!! *!
(!
'!
&!
%! $! #! "! ! *) ** ** !! !! !" !" !# #!!# #!!$ #!!% #!!& #!!' +
Hoofdstuk 2: Maatschappelijke context
)!
Beleid/doel De doelstelling van het Nationaal verkeers- en vervoersplan is iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoersysteem geboden te bieden. Toelichting Op basis van metingen in de trein is met behulp van een rekenmodel het reisdoel op een doordeweekse dag, inclusief alle feestdagen, bepaald. De gepresenteerde periode bestreek telkens een dienstregelingsjaar dat liep van 1 juni tot en met 31 mei. Met ingang van 2002 zijn de NS (Nederlandse Spoorwegen) echter overgestapt op een registratie per kalenderjaar. Conclusie In de beschouwde periode is de verdeling van het reismotief voor de treinreizigers in Rijnmond zeer constant. Ongeveer 40% reist met de trein om naar en van het werk te komen, bijna 10% gebruikt de trein als vervoermiddel voor zakelijke doeleinden en 20% vanwege een opleiding. Winkelen is voor slechts 7% van de reizigers de reden om de trein te pakken. 4022
17
"
$
%%$ %%%
! " #
Beleid/doel Het beleid is erop gericht de groei van het aantal voertuigkilometers te beperken, maar er is geen kwantitatieve doelstelling meer geformuleerd. ,QKHW5HJLRQDOH9HUNHHUVHQ9HUYRHUVSODQ5993 HQLQKHW¿OHSODQUHJLR Rotterdam zijn projecten en maatregelen geformuleerd om een beperking te bewerkstelligen. Toelichting De bezetting van de P+R-terreinen wordt een aantal keren per MDDUJHwQYHQWDULVHHUG'HJUD¿HNODDW]LHQLQKRHYHUUHDXWRPRELOLVWHQJHEUXLN maken van de P+R-terreinen om zich daarna met het openbaar vervoer verder te verplaatsen. Conclusie De huidige P+R-plaatsen staan zo goed als vol. Het aantal beschikbare plaatsen is in 2007 met 4% gestegen (210 plaatsen). De bezettingsgraad in 2007 bedraagt 72%. Hieruit blijkt de behoefte aan P+R-terreinen. Om de (toekomstige) behoefte te kunnen vervullen, wil de stadsregio Rotterdam het aantal locaties uitbreiden. 4027
&
Bezet Onbezet
P+R-t erreinen beze ttingsgraad
Beleid/doel Het beleid is erop gericht de groei van het aantal voertuigkilometers te beperken, maar er is geen kwantitatieve doelstelling meer geformuleerd. In het Regionale Verkeers- en Vervoersplan (RVVP) en in het Fileplan Regio Rotterdam zijn projecten en maatregelen geformuleerd om een beperking te bewerkstelligen. Toelichting De kaart laat per gemeente zien in hoeverre de parkeerplaatsen op de P+R-terreinen gemiddeld bezet zijn. Soms is de bezettingsgraad hoger dan 100%, dat wil zeggen dat er auto’s buiten de daarvoor bestemde vakken staan geparkeerd. Conclusie In iedere gemeente, met uitzondering van Ridderkerk en Barendrecht, zijn de P+R-terreinen goed bezet. Een uitsplitsing per terrein is te vinden op de internetsite www.hetmilieuinderegiorotterdam.nl. 4028 Bron: MSR
watertaxi halte waterbushalte waternet ponton
Watertaxi haltes
Bron: MSR
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
Spoorwegstations Spoorwegen Metrostations Calandlijn (Metro) Erasmuslijn (Metro)
18
Hoogwaardig openbaar vervoer
Beleid/doel Het beleid is erop gericht het openbaar vervoer uit te breiden met vervoer over water, zoals de watertaxi en de snelle waterbus. Hiermee kunnen voorheen met het openbaar vervoer onbereikbare locaties snel en gemakkelijk bereikt worden. Toelichting De kaart geeft indicatief aan waar in de regio haltes zijn voor vormen van openbaar vervoer over water. De veren, zoals Maassluis - Rozenburg zijn op deze kaart niet aangegeven. De waterbus heeft drie routes: Rotterdam – Dordrecht, Zwijndrecht – Sliedrecht en Ridderkerk – Kinderdijk. Bij wijze van proef vaart van 18 februari tot en met 18 april 2008 een sneldienst tussen Dordrecht en Rotterdam. De sneldienst is opgezet als proef in het kader van het Fileproofproject van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het FileProof SURMHFW]HWGHDDQSDNYDQ¿OHVRSNRUWHWHUPLMQHQGHEHUHLNEDDUKHLGYDQ steden centraal. Conclusie De haltes van het vervoer over water zijn nu vooral geconcentreerd rondom het centrum van Rotterdam. 7101
Beleid/doel Het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan heeft als doel iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoersysteem te bieden. Toelichting Beleidsmakers kunnen de groei van de automobiliteit beperken door bij locatiekeuzes rekening te houden met de ligging ten opzichte van openbaarvervoerinfrastructuur. Het gaat hier bijvoorbeeld om woningbouwprojecten of de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen in de buurt van hoogwaardig openbaar vervoer. Onder hoogwaardig openbaar vervoer vallen alle soorten die een snelle doorstroming kennen, zoals Tramplus, Randstadrail, trein en metro. Op de kaart is de ligging van spoorlijnen en trein- en metrostations aangegeven. Informatie over tram, lightrail en bus is nog niet beschikbaar. De spoorlijn in het havengebied wordt uitsluitend gebruikt voor goederenvervoer. Conclusie In het stedelijk gebied zijn de trein- en metrovoorzieningen goed. In de overige gebieden is geen trein- of metroverbinding. 7066 Bron: MSR
'H]HJUD¿HNJHHIWGHLQGH[YRRUGHPLOLHXGUXNGRRUGHJURWHEHGULMYHQZHHU Als samenstellende indicatoren zijn gebruikt: de lozingen naar water van zware metalen, nutriënten, organische stoffen en olie en de uitstoot naar de lucht van verzurende stoffen, zware metalen, koolwaterstoffen, kankerverwekkende stoffen, stof en CO2. Verder is de ondervonden hinder door stank, stof en lawaai afkomstig van bedrijven meegenomen als maat voor de druk op de woonomgeving. De stijging van de milieudruk door de grote bedrijven is tot stilstand gekomen. De uitstoot naar de lucht door de grote bedrijven is in 2007 voor sommige componenten toegenomen en voor andere afgenomen (zie indicatoren in hoofdstuk Lucht). De lozingen naar water voor 2007 zijn geschat op basis van de cijfers over 2006. Alle doelen voor de lozingen naar water zijn al bereikt. De afstand tot de totale doelstelling voor 2010 wordt nog bepaald door de luchtemissies van verzurende stoffen, koolwaterstoffen en CO2, en door hinder (geluid, stank en stof). 9004
!
Hoofdstuk 2: Maatschappelijke context
19
Trendanalyse: Schone voertuigen Inleiding
! # " !
Uit analyses van de oorzaken van luchtvervuiling blijkt dat het gemotoriseerde wegverkeer de grootste bijdrage levert aan de concentraties NO2 en PM10 op leefniveau. Het Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit Rijnmond (RAP) omvat een heel pakket aan maatregelen om de luchtkwaliteit tot en met 2010 te verbeteren. Het RAP richt zich daarbij voor een groot deel op maatregelen die ingrijpen in het gemotoriseerde wegverkeer. Uit gezondheidsstudies blijkt immers juist de verkeersuitstoot het meest schadelijk is. Het focust op locaties waar de wettelijke QRUPHQYRRU¿MQVWRIHQ122 nu of in de (nabije) toekomst worden overschreden.
De maatregelen zijn gegroepeerd naar sector, waarvan schone
en duurzame voertuigen er één is. Aanpak bij de bron is veruit de
$
belangrijkste oplossingsrichting om de luchtkwaliteit te verbeteren. Europa stelt namelijk wel strengere eisen aan de uitstoot van voertuigen, maar dat gaat te traag en de eisen zijn niet streng genoeg. Om toch versneld schone en duurzame voertuigen te introduceren, neemt de stadsregio het initiatief zoveel mogelijk de wagenparken van regiogemeenten te verschonen. Een verdere uitbouw naar de private markt is in gang gezet. Voor het openbaar
Cijfers over de ontwikkeling van het particuliere wagenpark zijn waarschijnlijk vanaf medio 2008 beschikbaar via de (website van het) RDW. Een probleem daarbij vormt het grote aantal voertuigen dat in Rotterdam en Rijnmond geregistreerd staat. Hierdoor is het noodzakelijk deze eerst te aggregeren uit de beschikbare gegevens.
vervoer werkt de stadsregio met concessieverleningen. Een ander initiatief is het Rotterdam Climate Initiative, een ambitieus programma waarin de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam NV, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs samenwerken aan een beter Rotterdams klimaat in alle opzichten. Zo moet in 2025 de CO2-uitstoot op het Rotterdamse grondgebied met 50% zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Om deze ambitie te realiseren, moet ook het verkeer bijdragen. Rotterdam heeft daarom een voortrekkersrol op zich genomen bij de initiatieven om de wagenparken van regiogemeenten te verschonen.
Het milieu in de regio Rotterdam 2008
Analyse
20
Rotterdam heeft als doelstelling dat 75% van het gemeentelijke wagenpark eind 2010 schoon is. Daarnaast wil het samen met de stadsregio bevorderen dat 5% van alle private voertuigen schoon zijn in 2011. Vooralsnog heeft ‘schoon’ twee betekenissen: reductie van NOx¿MQVWRIHQHU]LMGV5$3 HQYDQ&22 anderzijds 5&, ,QGHJUD¿HNLVGHRQWZLNNHOLQJYDQKHWZDJHQSDUNLQ per kwartaal van de gemeente Rotterdam af te lezen. Vervoermiddelen van de RET voor de OV-dienstverlening zijn hierin, in tegenstelling tot onder andere de servicewagens, buiten beschouwing gelaten.
Bij de OV-concessieverlening wordt al aandacht besteed aan de milieuaspecten. Dit betekent niet dat de ontwikkeling dan stilstaat, integendeel: zo worden in het NEMS-project de komende vijf jaar op het RDM-terrein tientallen stadsbussen omgebouwd tot hybride bus, te beginnen bij vijf Rotterdamse stadsbussen in 2008. Voor ieder bus betekent dit een halvering van het brandstofgebruik en van de CO2XLWVWRRWPLQGHUXLWVWRRWYDQ¿MQVWRIHQ minder geluidsoverlast.
Conclusie 'HJUD¿HNODDW]LHQGDWGHRQWZLNNHOLQJQDDUHHQVFKRRQZDgenpark in Rotterdam snel gaat. In één jaar tijd zijn er circa 300 schone en duurzame voertuigen bijgekomen, zodat eind 2007 ongeveer één op de drie wagens schoon is. Bij een groot aantal Rotterdamse diensten zijn nu schone wagens en stijgt het aandeel schone wagens. Voor de verwerking van de gegevens van private voertuigen moet echter wel een oplossing gevonden worden om een compleet beeld te krijgen. Q