¶ VAN DE REDACTIE
E
en aantal van u hebben bezwaar aangetekend tegen het lettertype van het vorige nummer. De letter (Burin) was te mager, want schreefloos en daardoor slecht leesbaar. Ook de papiersoort ontmoette bezwaren, want te glimmend. Ik denk aan deze bezwaren tegemoet te zijn gekomen door in overleg met een groepje lezers de letter Cambria en een mattere papiersoort te kiezen.
Digitaal abonnement Wellicht zijn er onder u die belangstelling hebben voor een digitaal abonnement op Erfgoed. Het voordeel daarvan is is een lagere abonnementsprijs omdat drukkosten en porto vervallen. Profeten uit de tijdschriftenwereld beweren dat het papieren tijdschrift zijn langste tijd heeft gehad en dat de toekomst aan het digitale tijdschrift is. De tijd zal het leren. De toekomstige online uitgave op de website www.erfgoedinfo.com kunt u binnenkort bekijken. Het aardige is dat het doorbladerbare versie is: u hoeft maar op een hoekje te klikken en de volgende pagina’s worden zichtbaar.
BRONBEEK Op 26 juli a.s. zal er op Bronbeek in Arnhem weer de gebruikelijke KNIL herdenking plaatsvinden. Het bijzondere is dat er dit jaar ook aandacht zal worden gegeven aan het feit dat het in juli 100 jaar geleden is dat er in Atjeh een dramatisch verlopen militaire patrouille plaatsvond die bekend is geworden onder de naam Hongertocht. Mocht u deze herdenking(en) willen bijwonen, dan kunt u zich nu al opgeven bij Bronbeek (tel.: 026-376 35 55 of via e-mail:
[email protected]) In de jaren 1930 werd het patrouillerapport gebruikt door Manon Székely-Lulofs voor haar roman De Hongertocht (1936). Andere bekende romans van haar waren: Koelie (1931), Rubber (1932), De andere wereld (1934) en Tjoet Nja Din (1948). Voor uw redacteur was het lezen De Hongertocht, inmiddels al weer 30 jaar geleden, aanleiding contact te zoeken met de zoon van de patrouille-cdt. Ik wilde wel eens weten of het verhaal op ware gebeurtenissen was gebaseerd. Gesprekken met hem en enig archiefonderzoek, o.a. in Bronbeek, waar een kopie van het patrouillerapport was terecht gekomen, gaven uitsluitsel. Inderdaad, in grote lijnen volgt het boek de werkelijke gebeurtenissen op de voet. In de volgende aflevering hoop ik in samenwerking met de zoon, die inmiddels ook al weer 90 jaar jong is, enige aandacht aan zijn vader Pieter Nutters te geven. CD Ons (Genealogisch Erfgoed Deze CD met alle 17(!) jaargangen is nu verkrijgbaar bij de heer Lups. Prijs € 32.50. Bestellen kunt u als volgt: tel.: 015-214 69 63 of e-mail:
[email protected] maart & april 201 1
pagina 1
¶ BEROEPEN VAN VROEGER (solliciteur-spekslachter) H.M.Lups
Solliciteur 1. Pleitbezorger (voor kleine rechtszaken) ‘Welcken appoinctements achtervolgende hadden partien ... eyntlick de zaeke in rechte geconcludeert ...., by heuren Procureurs ende Solliciteurs in onzen voorsz. Grooten Rade (Hand. V. Amst. 315b (Ao. 1562); De voorsz Inwoonderen ende Ingesetenen der Vereenighde Nederlanden (sullen) alomme onder het gebiedt van hare Hoogheden hen mogen doen dienen by sukcke Advocaten, Procureurs, Notarissen, Solliciteurs ende Executeurs, als hun goet duncken sal. Groot Placaatboek 1, 73 (ao 1609). 2. Persoon bevoegd tot het opstellen en indienen van verzoekschriften. 3. Persoon die bij een of meer legerafdelingen tegen zekere renten voorschotten verstrekte op soldijen en bepaalde uitgaven. (Meestal in de verbinding solliciteur militair). Solpherpriemmaecker, solferpriemmaker, solferstekmaker Zwavelstokmaker. De zwavelstok was de voorloper van de lucifer. Zwavelstokjes werden vervaardigd door stokjes of stukjes hennepstengel (de ronde, waartoe de niet geroot maar geschild wordende, op maat gesneden stukken) aan een of beide kanten in zwavel te dopen. Ze werden met behulp van een tondeldoos tot ontbranding gebracht. Men kende ook Lutherse zwavelstokken, een fijner soort, voorheen te Kampen niet uit hennepstelen maar met dunne houten staafjes vervaardigd. Soutstoter, zie ook zoutzieder (soutsieder) Zout werd oorspronkelijk in de kustplaatsen van Holland en Zeeland gewonnen door derrie, een met klei vermengde veenlaag, te drogen en daarna te verbranden. De as die dan overbleef was de grondstof voor de zoutzieders (soutsieders). Omdat deze vorm van zoutwinning de veiligheid van de dijken aantastte werd dit verboden. Daarna werd het ruwe zout geïmporteerd uit Frankrijk, Portugal en Spanje. In zoutziederijen werd het geraffineerd en zo geschikt gemaakt voor consumptie. Het ruwe zout werd eerst opgelost in schoon zeewater tot dat dit een verzadigingspunt had bereikt. Hierin bleef de oplossing staan tot alle ongerechtigheden waren bezonken. De gereinigde pekel werd dan in de kookketels gepompt waar het aan de kook werd gebracht terwijl wat melk toegevoegd werd waardoor nog aanwezige ongerechtigheden als schuim naar de oppervlakte kwamen en konden worden verwijderd. Door het koken verdampte het water. Het uitgekristalisseerde zout werd geregeld uit de zoutpannen verwijderd. Het natte zout werd in maart & april 201 1
pagina 2
manden geschept en in een drooghok gedroogd. Spaakhouder Werkman die bij het heien van palen met behulp van een handspaak de heipaal in de goede stand houdt. Spakenmaker Vervaardiger van spaken. Spaken werden voor diverse doeleinden gebruikt. Men onderscheidt al naar het gebruik de bok-, draai-, geschut-, hand-, kor-, rad-, richt- en rolspaak. Spangenmaker De spangenmaker vervaardigde spangen, d.w.z. metalen banden (haarbanden), armbanden als niet gesloten ring of spiraal, spelden van edelmetaal. Ook wel dopjes of ander beslag op gordels of paardentuig. Speelkaartenmaker Speelkaarten werden zoals de illustratie laat zien oorspronkelijk vervaardigd door eerst vormen voor de verschillende kaarten en kleuren te vervaardigen. Deze werden op dun karton gelegd waarna men de uitsparingen met de betreffende kleur bestreek. Voor de gewone kaarten volstond een kleur, voor de popkaarten waren meerdere ‘vormen’ nodig, waarbij deze sluitend met de juiste kleuren ingekleurd werden. (Afbeeelding ontleend aan de Encyclopédie van Diderot & D’Alembert, 1762-1777). Speelman Musicus op bruiloften en andere feesten, iemand die een instrument bespeelde. Spekkoning De spekkoning op een wasvisvaarder was de uitsnijder van het spek van de walvissen. ‘Waarop de Spek-Koning, een der onervaarenste Matroozen, die als van ’t hoofdt tot de voeten van traan druipt, dubbel rantsoen heeft (Zorgdrager, Groenl. Visscherij pag. 353). Spekko(o)per, Spekman, Spekslager, Spekslachter Koopman in spek, slachter van varkens. ‘Dat de Spekkoopers binnen deselve Stad …..geene Varkens van particuliere Luyden binnen of voor hare Huysen sullen moghen slagten of steken (Hand. v. Amsterd. 213 a (1679). Tegenwoordig wordt de term spekkoper gebruikt voor iemand die op de een of andere manier goede zaken heeft gedaan (bofkont). --------------------Bronnen: Voornamelijk het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) maart & april 201 1
pagina 3
¶ CLOUD-COMPUTING en GENEALOGIE J.W. Koten
A
ls men het tegenwoordig over genealogische software heeft of over sociale genealogische netwerken dan valt al snel het ‘buzzword’ cloud-computing. In essentie is cloud-computing gebruikmaken van software die op een server staat. Je eigen computer is dan een soort terminal geworden van waaruit je de software van de server gebruikt. Cloud-computing bestaat eigenlijk al heel lang. Maar deze vorm van werken had toen nog geen specifieke naam zoals nu. Het onderliggende concept van cloud-computing werd al gelanceerd in 1960 door John McCarthy die voorspelde dat computergebruik op dezelfde manier georganiseerd zou kunnen worden als een telefoondienst of iedere andere publieke dienstverlening. Een eenvoudig toestel thuis, en de machinerie gecentraliseerd op een andere locatie. De toegankelijkheid van deze dienstverlening zou zodanig moeten zijn dat men zelfs met geringe kennis toch van deze diensten gebruik zou kunnen maken. Cloud computing een nieuwe hype? Rond het jaar 2000 is men begonnen aan deze nieuwe manier van computergebruik vorm te geven. Dit werd pas goed mogelijk door het beschikbaar komen van supersnelle internetverbindingen, maar ook door de ontwikkeling van geschikte software en de Web-2.0 mogelijkheden. Sinds 2008 gaan deze ontwikkelingen in de VS nu razend snel. Ik twijfel er niet aan dat Europa en Nederland spoedig zullen volgen.
Wat is een cloud? Het woord cloud (wolk) houdt verband met het gedachtenwolkje dat in veel striptekeningen is te vinden. Het staat symbool voor het denken, maar ook voor netwerken in de hersenen die geïntegreerd een bepaalde taak vervullen. Bij computers denkt men bij het begrip cloud-computing vooral aan computernetwerken, gekoppelde diensten (denk aan toegang tot gekoppelde databestanden) maar ook aan software die door een centrale provider al of niet tegen betaling na inloggen kan worden gebruikt. De architectuur van een cloud De architectuur van een cloud bestaat uit gelaagde (gestapelde) functies die geïntegreerd zijn. Het technische woord hiervoor is virtualisatie. Voor de gebruiker betekent dit dat hij een deel van zijn computerfuncties door een andere (netwerk) computer laat uitvoeren, waarbij men gebruik maakt van de daar geplaatste software. Dit is de eerste laag.
maart & april 201 1
pagina 4
De tweede laag is die van de noodzakelijke infrastructuur (IaaS); men bedoelt hiermee dat men binnen een netwerk zijn computermogelijkheden moet kunnen aan-
bieden aan de gebruikers. De derde laag is die van het platform (PaaS). Hiermee bedoelt men de toegankelijkheid voor de gebruiker om tot de andere computer toegang te krijgen. De vierde laag behelst de aangeboden service (SaaS): de mogelijkheid om gebruik te maken van de aangeboden specifieke software door de gebruiker. De vijfde laag is die van de specifieke applicaties zelf. De zesde laag ten slotte is de mogelijkheid de verwerkte gegevens te kunnen opslaan. Voor de uitvoering van deze functies, LaaS, SaaS, en PaaS, is voor iedere laag gespecialiseerde software nodig, die hier niet verder wordt besproken. De kunst bij cloud-computing is om al deze functies in een geïntegreerd netwerk te laten samenwerken. Nieuwe marktkansen duiken op Het is duidelijk dat hier een markt ontstaat waarop zich al veel spelers aandienen, ten dele gratis, ten dele op huurbasis, om al de genoemde applicaties te materialiseren en aan te bieden. Google met name wil hier een grote speler worden. Door Google worden al veel softwarediensten gratis aangeboden; bovendien heeft de software een open karakter. Het is te verwachten dat zij ook genealogische diensten gaan aanbieden maar ook verwante diensten zoals die van wie-is-wie. Huidige applicaties met cloud kenmerken Er is al een groot aantal dagelijkse cloudapplicaties beschikbaar. Cloudapplicaties hebben het voordeel dat zij geen moeilijke installatieprocedure op de eigen computer nodig hebben, evenmin veel geheugen ruimte vragen en bovenal geen softwareonderhoud noodzakelijk maken. Vanaf de eigen computer wordt via internet rechtstreeks de software bij de server geadresseerd. Een bekend voorbeeld van een een dergelijke webapplicatie is facebook. Softwareapplicaties worden geleverd o.a. door Google Apps, SAP, Salesforce en Microsoft online services. Ook Skype behoort tot deze categorie.
Geen eigen software meer nodig
maart & april 201 1
pagina 5
De computergebruiker van de toekomst zal dus nog maar weinig eigen software nodig hebben omdat hij de benodigde software van de provider kan gebruiken. U moet daarbij o.m. denken aan tekstverwerkers- of spreadsheetsoftware. Verder kan hij op deze server zijn gegevens opslaan. Eigenlijk heeft men dan als computeraar nog maar een bescheiden en goedkope computer nodig, met een bescheiden geheugen, zoiets als een notebook. De eigen computer heeft dan min of meer de vormgeving en uitrusting van een terminal die is aangesloten op een netwerk. Men heeft dus uitsluitend nog software nodig die het mogelijk maakt de centrale server te bereiken en daarmee te werken. Zulke cloudgerichte computers noemt men wel netbook, een woordsamenstelling van internet en notebook.
Netbook een nieuwe term In de VS zijn al enkele netbooks in de markt die voor een schappelijke prijs de mogelijkheden voor cloud-computing waarborgen en die zeer draagbaar zijn door omvang, gewicht en prijs. (€ 200 tot € 250) Meestal beschikken netbooks over een bescheiden geheugen (25 gigabyte), een toetsenbord en muis, een beeldscherm, een wifi-mogelijkheid, een geringe hoeveelheid software om de server te bereiken en supersnelle hardware. Kortom cloud-computing zou wel eens een sterke verbreiding van het computergebruik kunnen veroorzaken, met een grote kans op globalisering van het computergebruik. Veel mobiele telefoons gebruiken al op cloud gelijkende services. Andere voordelen van Cloud-computing (1) Allereerst kan men op het mainframe de eigen data plaatsen die je dan altijd beschikbaar hebt, en bovendien op iedere computer kunt oproepen. Verder ijn daar deze data veilig, waarschijnlijk veiliger dan op de eigen computer. Iedere computeraar weet dat veel voetangels en klemmen hem bedreigen in de vorm van virussen, Trojaanse paarden( 1), ‘key loggers( 2)’, wormen( 3) en wat niet meer.
( 1) Een Trojaans paard is in de computerwereld een functie die verborgen zit in een programma dat door de gebruiker wordt geïnstalleerd. Deze functie kan toegang tot de geïnfecteerde computer verschaffen aan kwaadwillenden en zo schade toebrengen aan de computergegevens of de privacy van de gebruiker. In het jargon gebruikt men ook wel het Engelse Trojan horse of kortweg trojan. Een Trojaans paard is dus niet een programma dat zelfstandig beschadigingen aan de geïnfecteerde computer veroorzaakt, zoals een computervirus. Een Trojaans paard moet bovendien door de gebruiker worden gekopieerd en kopieert niet zichzelf naar andere computers, zoals een worm. Trojaanse paarden worden vaak verstuurd als bijlage bij e-mail. ( 2) Een keylogger is een programma of een stuk hardware waarmee men de toetsaanslagen tot zelfs de muisbewegingen van een computergebruiker kan registreren. ( 3) Een computerworm (of kortweg worm) is een replicerend computerprogramma. Via een netwerk worden kopieën van deze worm doorgestuurd zonder een tussenkomst van een
maart & april 201 1
pagina 6
Het goed verdedigen van je eigen computer wordt een steeds groter probleem. Het is dan plezierig dat, wanneer de eigen computer crasht, men op de cloud computer een back-up heeft die los staat van de eigen computer. Natuurlijk zal men als regel ook op de eigen computer deze eigen kostbare gegevens willen bewaren. (2) Men kan een netwerk bij de cloud opzetten waar men de toegang tot de gegevens ook voor anderen kan openstellen. Denk bijvoorbeeld aan een netwerkje van een groep mensen die bijvoorbeeld bezig zijn gezamenlijk een familie te uit te zoeken, waarbij ieder van de groep het databestand verder kan bijwerken. (3) Cloud-computing kan ook prettig zijn voor mensen die diverse computers gebruiken; het kan van voordeel zijn voor mensen zonder vast woonadres, of voor hen die wegens beroepsverplichtingen vaak buitenshuis zijn. (4) Cloud-computing kan een uitkomst zijn voor ouderen die geen zin hebben in ingewikkelde zaken op de eigen computer. Hun voorkeur gaat uit naar het op een eenvoudige manier inloggen om zo snel mogelijk aan de slag te kunnen gaan. In de VS gaan steeds meer gebruikers over om van cloud-diensten gebruik te maken. Een bekende provider is Icloud (zie http://www.icloud.com). (Nederlandstalig!) Men vindt daar de klassiek benodigde software zoals een database, spreadsheet en een tekstverwerker, maar ook een kalender en de opslagmogelijkheid van adresbestanden. Ook een emailprogramma is aanwezig. Men kan dus met het netbook alles doen wat al gewoon was. Icloud versies Nu beschikbaar Beschikbaar Verkocht bij Prijs Opslagruimte Reservekopie WebDAV Advertenties Upload Limit
Standaard Ja Overal icloud.com Gratis 3 GB 3 GB Ja Ja 150MB/Bestand
Super Drive Ja Overal Binnenin $39.99 / jaar 3+100 GB 3+100 GB Ja Nee 150MB/Bestand
Van de hier genoemde website van icloud Cloud-computing en genealogie Ook in de genealogie zal cloud-computing zijn invloed doen gelden. Hier staat nog veel in de kinderschoenen, maar dat kan snel veranderen. Ongetwijfeld kan cloud-computing veel voor de genealogie betekenen; maar of de genealogen er massaal op gaan inhaken acht ik op dit moment toch nog twijfelachtig. Niettemin heeft cloud-computing ook voor de genealoog die iets minder computerexpert is toch wel voordelen: Voordelen (1) In plaats van zelf software te kopen en deze te installeren, maakt men nu gebruik
tussengebruiker. Een worm is geen computervirus want hij heeft geen computerprogramma nodig om zich aan vast te hechten. Men kan stellen dat een worm schade toebrengt aan een netwerk, waar een virus een gerichte aanval op een computer doet.
maart & april 201 1
pagina 7
van software bij de genealogische server. Veel problemen zijn dan voorbij omdat men geen zorgen meer heeft over updates en technische problemen. Bovendien kan men snel hulp vragen als er iets mis zou gaan. Als er gratis programma’s via internet beschikbaar komen (denk aan Linux) dan is men zeker met cloud-computing goedkoper uit. (2) Cloud-computing biedt de mogelijkheid om in een netwerk-gemeenschap aan een bepaald genealogisch project gezamenlijk te werken, waarbij men de gegevens met elkaar deelt. Met een toegangscode kan men dan vreemde binnendringers tegenhouden. Zulk een systeem is welhaast ideaal voor een familievereniging omdat men gezamenlijk met dezelfde werkwijze het databestand kan uitbreiden. (3) De meeste providers bieden ook de mogelijkheid om na invoering van de nieuwe gegevens een reeks van back-ups te maken die op de server van de genealogische provider worden opgeslagen, waardoor men geen zorgen meer heeft over het verlies van gegevens en de digitale duurzaamheid is gewaarborgd, mits de provider voldoende levensduur heeft. (4) Deze back-ups kunnen voor een deel of geheel beschikbaar gesteld worden aan derden. Veel van deze gegevens kunnen dan in een ‘meesterbestand’ worden opgenomen, waarbij op den duur de burgerlijke-stand-gegevens van bijvoorbeeld een stad of een regio aan elkaar gekoppeld zijn. (5) Ook transcriptieproblemen zullen minder groot zijn. Het ligt voor de hand dat de genealogische server een importprogramma heeft dat genealogische data in een groot aantal formats aankan, en op de juiste wijze naar het door de genealogische server gebruikte format kan omzetten. Mogelijk kan een dergelijke computer automatisch het format van de ingestuurde data herkennen zodat men minimale instelproblemen heeft. GEDCOM heeft zijn langste tijd gehad. Het is duidelijk dat men specifieke software moet gaan ontwikkelen die gegevens van het ene genealogische programma acceptabel maakt voor het nieuwe andere programma. (6) Het grootste voordeel is natuurlijk dat men op iedere werkplek met een computer over de volledige eigen gegevens kan beschikken en deze kan bijwerken. Mogelijk kan men delen van een bestand afsplitsen voor gegevensuitwisseling. Dit zal soepel kunnen lopen als anderen ook gebruik maken van dezelfde genealogische server. (7) Ten slotte heeft men niet meer de problemen van storingen in de eigen software. Ook virussen zullen minder kansen krijgen omdat in de computer weinig uitvoerende programma’s meer zijn opgenomen, en de softwareprovider wellicht voldoende beveiligingen heeft geïnstalleerd. Verder kan een computercrash minder schade toebrengen omdat deze kostbare gegevens ook elders zijn gearchiveerd. Bezwaren Ondanks de vele voordelen zijn er ook nog nadelen en onbeantwoorde vragen. (1) Verlies van zelfstandigheid: men is met handen en voeten gebonden aan de software-provider. Nog erger is, dat wanneer stroom of internetverbinding uitvallen, men niet meer verder kan. Heeft men zelf de software dan is men minder kwetsbaar wanneer verbindingen wegvallen of mogelijk de provider is gecrasht. (2) De vraagt knaagt: zijn de gegevens veilig tegen hackers e.d. beschermd en kan een ongewenste binnendringer niet met de gegevens gaan rommelen. (3) Is de privacy wel gewaarborgd? Men schrijft soms brieven of stuurt andere private zaken naar derden; een handige kraker zal zulke gegevens boven water kunnen krijgen. Ook belastingdiensten struinen het internet af! Bovendien moeten providers veel zaken een geruime tijd gaan bewaren; dus zelfs achteraf kan men bij private zaken komen. Er is een goede stelregel. Wat men op internet zet is nooit veilig en is in feite een publieke zaak. (4) Is de duurzaamheid wel gegarandeerd? Wat gebeurt er met de gegevens als de betrokken provider-onderneming wordt opgekocht of failliet gaat? maart & april 201 1
pagina 8
(5) Kan de provider niet via een achterdeur moeizaam verkregen gegevens aan derden verkopen? (6) Verder voorzie ik toch ook allerlei juridische problemen, zeker bij uitwisseling van de gegevens buiten de grenzen. Denk aan licentierechten, auteursrechten e.d. Zolang er geen duidelijke antwoorden op deze vragen komen, is voorzichtigheid geboden.
Conclusie Uw auteur denkt dat de gemiddelde genealoog nog niet zo ver is dat hij al zijn gegevens uit handen durft te geven. In ieder geval zal hij zeker, in welke vorm dan ook, zijn kostbare genealogische gegevens in eigen beheer willen houden, en daarbij diverse back-ups van deze gegevens op uiteenlopende plekken willen bewaren. Een van die plekken kan natuurlijk dan de software-provider zijn. Op den duur zullen toch veel mensen overgaan op cloud-computing, ook in de genealogie. Dat gebeurt thans al op grote schaal in de VS waar software- ontwikkelaars deze service al in ruime mate aanbieden. Er zou wel eens een andere genealogische softwaremarkt kunnen ontstaan, waarbij men niet de softwarepakketten zelf meer aanschaft en op de eigen computer installeert, maar meer en meer huurcontracten afsluit met een softwareprovider zoals nu al gebeurt met de KPN of een andere kabelexploitant voor het telefoon- of internetgebruik. Al zie ik de hype (nog) niet zover gaan dat software ontwikkelaars brodeloos worden. Tijdens het schrijven van deze bijdrage vernam ik dat men ook in Nederland op bescheiden schaal begonnen is met genealogische cloud-computing. (Zie stamboomnederland.nl) Hoewel de mogelijkheden nog beperkt zijn is de eerste stap in Nederland nu gezet en ik schat in dat het niet lang zal duren tot ook andere providers zullen volgen. Het is goed dat ook de eenvoudige computeraar deze ontwikkelingen volgt, want dit kan op den duur toch interessant worden.
Het antwoord op de in de aanhef van dit artikel gestelde vraag is dus Ja, maar voorzichtigheid blijft geboden! In het voorgaande stelde ik dat cloud-computing de toekomst heeft in de genealogie, maar dat er nog talrijke problemen zijn op te lossen, zowel van technischeals van juridische aard. In soortgelijke bewoordingen heeft ook Eurocommissaris mevrouw N. Kroes zich onlangs over cloud-computing uitgelaten. De huidige regelgeving rondom cloud-computing is volgens mevrouw Kroes onvoldoende. Vooral de regels betreffende privacy en het recht op bescherming van persoonlijke data moeten veel beter worden gewaarborgd. Ook riskeert men data die op commerciële servers staan te verliezen, waarvoor talrijke redenen kunnen worden aangedragen. Kroes pleit dan ook voor veiligheidsmaatregelen en verscherpt toezicht ook op Europees niveau. Cloud-computing heeft de toekomst maar een cloud zonder goede beveiliging is niet gewenst. Er is hier veel onduidelijk en onzeker. Duidelijke wettelijke regels moeten aangeven wat toegestaan is en/of niet door de beugel kan. Daarbij is afstemming van de Europese regelgeving door de lidstaten een eerste vereiste. • maart & april 201 1
pagina 9
¶ HIJ KWAM BINNEN, ZONDER KLOPPEN
De worsteling van pater Jacobus de Vos met zijn geestelijke dochters Dr. Paul H.A.M. Abels
B
ij afwezigheid van kloosters die onder druk van de Reformatie op het eind van de zestiende eeuw alle waren gesloten, afgebroken of voor wereldse doeleinden bestemd, ontwikkelde zich in de Noordelijke Nederlanden een alternatief systeem dat voorzag in de behoefte van vooral vrouwen die hun leven geheel in dienst wilden stellen van God en de kerk. Dergelijke vrouwen, die in de volksmond kloppen, geestelijke maagden of geestelijke dochters werden genoemd, plaatsten zich onder de bescherming van een biechtvader (een pater of een werelds priester). Zij verrichtten tal van taken die van belang waren voor de instandhouding van een katholiek kerkelijk leven in een situatie waarin de openbare uitoefening van deze godsdienst formeel was verboden, maar door plaatselijke overheden oogluikend werd toegestaan. In alle steden in de Noordelijke Nederlanden omringden de katholieke geestelijken zich elk met een dergelijke eigen vrouwelijke ‘hofhouding’, die in de praktijk van onschatbare waarde bleek voor het functioneren van de verschillende staties (parochies).
Het verschijnsel van de ‘klopjes’ is in de geschiedschrijving vanouds omgeven door een welhaast mystieke waas van geheimzinnigheid. Alleen al de merkwaardige aanduiding van deze groep vrouwen gaf voeding aan de fantasie. Een vaak aangehaald misverstand is dat deze vrouwen ‘kloppen’ genoemd werden, omdat zij in tijden van vervolging door de overheid bij nacht en ontij langs de huizen zouden zijn getrokken om de katholieke medegelovigen met een klop op de deur te attenderen op plaats en tijdstip van de volgende clandestiene misviering. Pas recent is overtuigend aangetoond dat het woord ‘kloppen’ in werkelijkheid teruggaat op het veelvuldig door deze geestelijke dochters gebruikte beeld dat Christus heeft geklopt op de deur van hun hart.( 1) Dit beeld komt ook prominent naar voren in enkele veelgelezen ‘kloppenboeken’, waarin enkele van deze vrouwen hun medezusters gedetailleerd voorhielden aan welk ideaalbeeld zij in materiële en spirituele zin moesten voldoen.( 2) Tegenover dit ideaalbeeld stond een alledaagse werkelijkheid die er soms toch wat anders uitzag dan de geestelijke dochters en de kerkelijke gezagsdragers wilden doen geloven. Het is echter niet eenvoudig om hier zicht op te krijgen. De voorgeschreven orde is doorgaans goed te destilleren uit een overvloed aan bronnen, maar de geleefde praktijk heeft in veel mindere mate haar weerslag gevonden in geschriften. Dankzij een ( 1) E.M.F. Verheggen, Beelden voor passie & hartstocht. Bid- en devotieprenten in de Noordelijke Nederlanden, 17de en 18de eeuw (Zutphen 2006) 95-100. ( 2) M. Monteiro, Geestelijke maagden. Leven tussen klooster en wereld in Noord-Nederland gedurende de zeventiende eeuw (Hilversum 1996) passim.
maart & april 201 1
pagina 10
opmerkelijke affaire die zich in de jaren tachtig van de zeventiende eeuw afspeelde rond de jezuïetenpater Jacobus de Vos, is het mogelijk een meer aards beeld te krijgen van het kloppenbestaan dat op sommige punten nogal schril afsteekt bij het verheven beeld en zelfbeeld dat in veel kerkelijke bronnen van deze geestelijke dochters wordt geschetst. Daarbij is het voor de objectiviteit van belang dat we voor dit artikel over de gebeurtenissen rond De Vos hebben kunnen putten uit zowel de gekleurde informatie van deze missiepater zelf als van de al even partijdige oordelen van zijn tegenstanders.
Afbeelding uit het kloppenboek van de Roermondse klop Johanna van Randenraedt. Het devote beeld dat de kloppen wilden presenteren, contrasteerde soms met de dagelijkse realiteit.fbeelding uit het klsoms e dagelijkse realiliteit. Groningse perikelen Jacobus de Vos was afkomstig uit Brugge en deed op 19-jarige leeftijd zijn intrede in het jezuïetenklooster te Mechelen. Na de gebruikelijke reeks van lagere wijdingen werd hij in 1671 tot priester gewijd.( 3) Hij was aanvankelijk werkzaam in de Zuidelijke Nederlanden, tot hij in 1678 – naar eigen zeggen tegen zijn zin – door zijn orde naar het noorden werd gestuurd om in de zogeheten Hollandse Missie aan de slag te gaan.( 4) De jezuïeten stelden zich op het standpunt dat de kerkelijke hiërarchie in de Noordelijke Nederlanden met de Reformatie en het ontslag van de bisschoppen had opgehouden te bestaan. Het gebied van de Republiek der Nederlanden was volgens hen daarmee missiegebied geworden waar de paters vrij spel hadden om de bevolking (terug) te winnen voor het katholicisme. Zij botsten daarbij op de achtergebleven seculiere geestelijkheid die deze concurrentie op het geestelijk erf maar matig kon waarderen. Dat weerhield de jezuïeten er echter niet van in diverse steden staties (parochies) te stichten waar grote groepen gelovigen zich rond één of meer missiepaters verzamelden. Een andere religieuze orde, de minderbroeders of franciscanen, deed hetzelfde.
Pater De Vos kreeg het niet gemakkelijk, want hij werd als zuiderling naar het hoge noorden gestuurd om in de stad Groningen de jezuïetenstatie aan de Hoge der Aa te bedienen die was vrijgekomen door het overlijden van pater Joannes Pathuys.( 5) Als nieuweling in de missie kreeg hij daarmee meteen een zeer omvangrijke kudde van ( 3)W. Audenaert, Prosopographia iesuitica Belgica antiqua (PIBA). A biographical dictionary of the jesuits in the Low Countries 1542-1773 (Heverlee 2000) Vol.2, 414. ( 4) Verdedig-Schrift voor Jacobus de Vos, tegens sommige jesuiten (z.pl., z.j [1686]) [Knuttel 12553], 4. ( 5) H. Oldenhof, ‘Katholieken door de eeuwen heen’, in: T.T. de Jong, G. Bary (eds.), Katholiek leven in Noord-Nederland 1956-2006 (Hilversum 2006) 37.
maart & april 201 1
pagina 11
zeker twaalfhonderd zielen onder zijn hoede die qua taal en volksaard nogal afweek van wat hij in het zuiden gewend was. Toch slaagde hij erin het vertrouwen te winnen van het grootste deel van zijn parochianen, zoals blijkt uit een door 150 personen ondertekend getuigschrift uit 1682, waarin hoog werd opgegeven over zijn levenswandel en zijn geslaagde pogingen om diverse Groningers te bekeren to t het katholicisme. Zelfs zijn concurrenten, de wereldse priesters in de stad, gaven aan de hoogste kerkelijke gezagsdrager in de Republiek, apostolisch vicaris Joannes van Neercassel, een positief oordeel over zijn geestelijke arbeid. Tot de ondertekenaars van het getuigschrift behoorden enkele Groningers die in hoog aanzien stonden, en ook een twintigtal klopjes.( 6) Johannes Baptista van Neercassel (1625-1686)
Toch waren er ook enkele klopjes die minder ingenomen waren met pater De Vos en hem al vanaf zijn aantreden irriteerden en dwars zaten. Zo kon hij zijn ergernis niet verbergen over hun omgang met zijn assistent, de landjezuïet ‘oom Christiaen’, die nogal stotterde. Enkele van de vrouwen huppelden achter deze pater aan in het huis, trokken grimassen achter diens rug en sloegen daarbij kruistekens. Ook gingen ze soms op een gematte stoel staan en ‘sijn preken en spreken al stammerende na-apen’. De Vos kon maar niet begrijpen dat de ‘huiskloppen, bedaagde dochters met een geestelijk kleed’, zich zo konden gedragen. Zijn verhouding tot deze klopjes verslechterde steeds verder, volgens hem vooral omdat zij vervuld waren van nijd en afgunst over zijn goede verhouding met zijn huishoudster, Willemtje Aldershof.( 7) Maar ook zijn relatie met enkele medepaters was stroef en verslechterde door uiteenlopende kleine strubbelingen. Uiteindelijk liepen de emoties zo hoog op dat een groepje Groningse tegenstanders van De Vos in april 1681 zijn beklag over hem deed bij zijn ordesuperieur, overste Joannes de Brier.( 8) In de reeks beschuldigingen die De Vos te horen kreeg, nam zijn omgang met de kloppen een prominente plaats in. Zo zou hij veelvuldig ‘gegast en gebrast’ hebben met enkele geestelijke dochters, met hen uit rijden zijn geweest en buitenshuis onder één dak hebben overnacht. Ook zou hij aan tafel soms een veel te vrijpostige omgang hebben gehad met sommige klopjes door hen tekenen van bijzondere genegenheid te geven, bijvoorbeeld ‘door haar tot aan de mond toe op te dragen eenige lekkere beetjes’.( 9) De pater ontkende dergelijke beschuldigingen met klem en liet weten slechts twee of drie keer een ‘vriende-mael’ georganiseerd te hebben voor twee mannen en vijf à zes klop( 6) Verdedig-Schrift, 7: getuigenis ten gunste van Jacobus de Vos, gedateerd Groningen 23-91682. ( 7) Verdedig-Schrift, 6. ( 8) Joannes de Brier was afkomstig uit Duinkerken. Hij trad in 1638 toe tot de jezuïetenorde. Van 1678 tot 1683 was hij overste van de Hollandse missie. P. van Hoeck, Schets van de geschiedenis der jezuïeten in Nederland (Nijmegen 1940) 405 en 407; PIBA, vol. 1, 185. ( 9) Verdedig-Schrift, 14.
maart & april 201 1
pagina 12
jes, louter uit dankbaarheid voor het catecheseonderricht dat zij aan de jeugd hadden gegeven, en het bekostigen van de gebruikelijke aanmoedigingsprijsjes die ze daarbij hadden uitgereikt. De weinige keren dat hij uit spelevaren was geweest met geestelijke dochters en daarbij elders had overnacht, was hij altijd in gezelschap geweest van enkele aanzienlijke mannen en bloedverwanten van de vrouwen. Volgens De Vos waren dergelijke beschuldigingen steevast afkomstig van drie klopjes die ook zijn buren waren. De vrouwen zorgden volgens hem voor meer problemen dan alle kloppen samen, en hielden precies bij wie er bij hem op bezoek kwam en hoe lang. De problemen met de klopjes brachten De Vos tot de verzuchting dat dergelijke geestelijke dochters, als ze deugdzaam waren, veel goeds konden doen tot stichting van Gods kerk, maar de kerk echter zeer veel schade konden berokkenen als ze ‘ondeugdig’ waren.( 10)
De beschuldigingen aan het adres van De Vos deden de ordeleiding er in juli 1681 toe besluiten hem weg te halen uit Groningen. De omstreden pater kreeg de belofte dat men hem ter compensatie een ‘heerlijke statie’ zou bezorgen, omdat uit niets zou mogen blijken dat zijn overplaatsing oneerbaar zou zijn.( 11) Hij tekende protest aan, maar nog voordat hij zijn standpunt aan de ordeleiding kenbaar had kunnen maken,arriveerde zijn opvolger in het Groningse, en bleef hem niets anders over dan zijn biezen te pakken. Zijn tegenstanders vierden zijn vertrek als een overwinning en strooiden het bericht rond dat hij was weggeroepen ‘om sijn al te groote gemeenzaamheid met vrouwpersoonen’. Pater De Vos reisde via Kampen naar Amsterdam waar overste De Brier verbleef. Voor hem brak nu een lange periode van onzekerheid aan in afwachting van wat de leiding van zijn orde zou beslissen. De overste ontving hem koel, en van een belofte dat hij een andere statie zou krijgen wilde hij niets weten. In plaats daarvan kreeg De Vos opdracht terug te keren naar Brabant. Hiertegen verzette hij zich met hand en tand, bevreesd als hij was dat hij daar ernstig bestraft zou worden door zijn orde. De pater herinnerde zich maar al te goed diverse voorbeelden van medebroeders die met zoete woorden naar daar waren gelokt, om vervolgens van hun vrijheid te worden beroofd. Vandaar dat hij ervoor koos geen gehoor te geven aan dit bevel en zijn strijd tot herstel in zijn functie vanuit Friesland voortzette, waar hij bij vrienden onderdak vond.( 12) Eerherstel in Gouda Pas in 1684, na personele wijzigingen in de ordeleiding van de jezuïeten, gloorde er nieuwe hoop voor pater De Vos. De nieuwe overste, Henricus van der Beets( 13), bleek bereid de oude belofte tot eerherstel na te komen, maar alleen als hij zich eerst voor korte tijd in Brabant zou melden. Toen De Vos aan deze eis voldaan had, stond niets de toewijzing van een statie meer in de weg. Zijn nieuwe werkplek werd Gouda, waar de ( 10) Verdedig-Schrift, 11-12. ( 11) Verdedig-Schrift, 16: Zendingsgeschrift van overste De Brier van juli 1681. ( 12) Verdedig-Schrift, 18-20. ( 13) Henricus van der Beets was afkomstig uit Den Haag en was in 1645 te Rome ingetreden in de jezuïetenorde. Van 1683-1683 was hij overste van de Hollandse Missie. Van Hoeck, Schets, p. 407; PIBA, vol. 1, 88.
maart & april 201 1
pagina 13
pater vol goede moed naar toe trok, met het vaste voornemen er tenminste een paar jaar te blijven. Maar hij zou ook daar al snel weer van een koude kermis thuiskomen. Achteraf beklaagde hij zich erover dat men hem kon wijsmaken dat Gouda een voortreffelijke statie was, omdat hij geheel onbekend was met de situatie ter plaatse. Als hij vooraf had geweten hoe de jezuïetenpaters Le Roy, Possenier, Hertogveld en Fierlinx in deze stad sinds jaar en dag met elkaar en met de klopjes overhoop hadden gelegen, had hij zich wel drie keer bedacht. Ook schrok hij weer van het gedrag van de kloppen: ‘hoedanig daar was de grootsten hoop van de dogters, hoe los- en lichtveerdig van herssenen, hoe ongebreidelt van tonge, hoe wangunstig aan malkanderen!’.( 14) Waarom, zo vroeg hij zich af, had de overste mij hier niet voor gewaarschuwd? En had deze zich niet kunnen bedenken dat het wegroepen van pater Bernardus Michiels( 15), die plaats moest maken voor De Vos, slecht zou vallen bij de parochianen?
Ook in Gouda waren het vooral weer enkele kloppen die De Vos het leven van meet af aan zuur maakten.( 16) De felste oppositie kwam van juffrouw Agatha Verschoor en juffrouw Emerentia Verrijs, die volgens de pater getekend werden door jarenlang ingevreten ijverzucht en afgunst. Meer welwillendheid bespeurde hij bij een andere klop, juffrouw Maria Buijs. Zij was net als de anderen zeer teleurgesteld over het vertrek van pater Michiels, die naar Delft zou zijn overgeplaatst omdat hij slecht tegen de vochtige lucht in Gouda kon.( 17) Maria Buijs was hem achterna gereisd naar Amsterdam. Daar besprak zij met hem alle mogelijkheden om terug te keren naar Gouda, maar toen dit onmogelijk bleek, had zij zich geschikt in haar lot, en accepteerde zij de beslissing van de ordeleiding, en daarmee ook pater De Vos als haar biechtvader. Bij de twee andere klopjes veroorzaakte dit ‘scheele oogen en leet-klagende tongen’. Zij leken dan ook vast van plan de nieuwe pater zoveel mogelijk dwars te zitten. De spanning kwam tot ontlading na een ogenschijnlijk onbelangrijke ingreep van pater De Vos in de gang van zaken in het kerkgebouw. Op basis van zijn verantwoordelijkheid en zorg voor de eucharistievieringen zag hij zich genoodzaakt het slot van de zogeheten muziekkast te vervangen, nadat hij had geconstateerd dat deze kast door onbevoegden was geopend, en dat er muziekstukken uit waren verdwenen. Bij het tumult dat hierover ontstond, bleek dat zijn medebroeder, pater Thomas Fierlinx( 18)
( 14) Verdedig-Schrift, 44-45. ( 15) Bernardus Michiels, 1645-1691; uit Brugge; 1662 intrede jezuïetenorde Mechelen; 1676 priesterwijding; 1680 priester ’s Gravenhage; 1682 Gouda; 1684 Delft; overleden aldaar. PIBA, vol.2, 132. ( 16) Onderstaande bijzonderheden zijn ontleend aan Verdedig-Schrift, 44-52. ( 17) De achtergronden van het vertrek van pater Michiels blijken niet uit de geschriften van De Vos, maar worden door I. Walvis vermeld in zijn Goudsche en andre daartoe dienende katolijke kerk-zaaken, sinds kort berustend in het archief van de Oud-Katholieke Parochie van Johannes de Doper in het SAHM. Aldaar fol. 101v. ( 18) Thomas Fierlinx, 1633-1693; uit Bergen op Zoom; 1652 intrede jezuïetenorde Mechelen; 1665 priesterwijding; 1667 priester Langbroek. In 1671 werd hij gevangen genomen en na enkele maanden vrijgekocht. Fierlinx zette nog in 1671 zijn werk voort in Haastrecht
maart & april 201 1
pagina 14
de sleutel van de kast heimelijk en tegen alle regels had toevertrouwd aan juffrouw Catharina Berkhorn. Dit klopje, dat de favoriet van Fierlinx was en door dik en dun door hem werd gesteund, werd door De Vos smalend aangeduid als zijn allerliefste Catje: ‘soo lief is hem dat zoete dier en daer kon geen ruste wesen, of Catje moest het al-bestier hebben op het choor’. Met de slotenverandering van de muziekkast had De Vos overduidelijk de precaire verhoudingen tussen de verschillende klopjes in en om de jezuïetenstatie verstoord.
Titelpagina van een pamflet waarmee pater Jacobus de Vos zich verdedigde tegen de beschuldigingen van onder meer een te losse omgang met zijn kloppen. Exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag.
Vanaf dit moment waren Fierlinx en De Vos gezworen vijanden en hielden zij elkaar en elkaars omgang met de geestelijke dochters scherp in de gaten. De Vos registreerde haarscherp hoe Margrietje de Jager en ‘Catje’ Berkhorn hun pater wisten ‘te vleibekken’, ‘na de mond te fluijten’ en ‘zyn conkefuysjes met hem uyt te werken’, of hem opwachtten aan zijn kamerdeur. Maria Buijs kreeg het zwaar te verduren van haar medekloppen. Zij verdachten haar ervan pater De Vos op het idee gebracht te hebben van de sleutelwijziging. Ook strooiden zij geruchten door de stad dat deze pater was betrapt toen hij met zijn favoriete klop aan het spelevaren was in een stoelkar of chaise. Ook zou hij haar rond middernacht naar huis hebben vergezeld. Het duurde dan ook niet lang of De Vos moest zich opnieuw tegenover zijn superieuren verantwoorden over deze en andere berichten over een te losse omgang met het andere geslacht. Zo werd hem een beschuldiging voorgehouden dat hij in het huis van Maria Buijs had gedanst en dat hij daar eens met negentien schotels ‘bijster kostelijk’ was onthaald. Anderen beweerden dat zij beiden hand in hand hadden zien wandelen langs de rivier de Lek. Overste Van der Beets nam deze berichten serieus, en kwam op verzoek van Fierlinx in februari 1685 zelfs persoonlijk naar Gouda om een onderzoek in te stellen. Alle eerdergenoemde klopjes werden door hem over handel en wandel van pater De Vos ondervraagd. Ook de pater zelf werd aan de tand gevoeld. Maar hoezeer De Vos de beschuldigingen ook ontkende of nuanceerde door erop te wijzen dat ook Fierlinx en zelfs Van der Beets soms uitstapjes of schaatstochtjes met de kloppen maakten, de overste bleef onvriendelijk tegenover hem. Slechts het veranderen van de muziekkast keurde hij goed. Een dag later klopte de overste weer bij De Vos aan, en eiste van hem dat hij een overzicht van inkomsten en uitgaven zou overleggen. De pater zag dit als een blijk van en vanaf 1673 in Gouda tot zijn overlijden aldaar op 8-4-1693. PIBA, vol.1, 344; Van Hoeck, Schets, 77; J. Hallebeek, M. Parmentier (eds.), Ignatius Walvis’ Het Goudsche Aarts priesterdom 1712 (Delft 1999) 188 en 192.
maart & april 201 1
pagina 15
wantrouwen aangezien hij pas een half jaar in dienst was, en het gebruikelijk was om een dergelijke rekening pas na een jaar op te stellen. Zijn financiële situatie was veel minder rooskleurig dan die van pater Fierlinx, die volgens De Vos drie of vier klopjes onder zijn bestier had van wie binnen niet al te lange termijn grote sommen geld te verwachten waren. Waarschijnlijk doelde De Vos hierbij ook op eerdergenoemde Agatha Verschoor en Emerentia Verrijn, die beiden als kapitaalkrachtig te boek stonden.( 19) Ook zouden nog 10.000 gulden door juffrouw Letmaet aan Fierlinx zijn nagelaten. ‘Op mijn schaepjens lag de wolle niet dik’, aldus De Vos. Alle geruchten en het wantrouwen tegenover zijn persoon dat bleek uit het optreden van de overste in Gouda, leidden ertoe dat het pater De Vos zwaar te moede werd. Hij zocht zijn superieur op en barste bij hem aan tafel in huilen uit. Deze bleef echter stoïcijns en toonde geen greintje medelijden. Daarmee werd de situatie voor de gekwelde pater zo ondraaglijk, dat hij tot de slotsom kwam dat hij de stad maar het best voor enkele dagen kon verlaten. Hij trok opnieuw naar het logeeradres van de overste om hiervoor toestemming te vragen, maar van de dienstbode kreeg hij te horen dat pater superieur op visitatiereis was vertrokken naar Haastrecht of Oudewater. Toen hij vervolgens naar zijn kamer terugkeerde om wat spullen voor zijn vertrek in te pakken, trof hij daar Maria Buijs, die onmiddellijk besloot hem op zijn reis te vergezellen. Het stel pakte op Valentijnsdag, 14 februari 1685, de laatste wagen naar Rotterdam, waar zij elk een eigen onderkomen zochten. De Vos vond onderdak in herberg de Twee Sleutels, waar hij zich direct achter de schrijftafel zette om zijn overste per brief op de hoogte te brengen van zijn vertrek uit Gouda. Paul H.A.M. Abels (1956) is kerkhistoricus. Website: www.paulabels.nl Email:
[email protected] (Dit artikel verscheen eerder in het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, juli 2010) [WORD VERVOLGD] (advertentie)
Alle Heeren, Liefhebbers en Dames wert bekent gemaeckt, dat de aldernieuste Opera en ander nieu Musicq, op een nieu geinventeerde manier gedruckt; mitsgaders allerhande Musicq Papier, is te bekomen t’ Amsterdam by Johannes Stichter, in de Kalverstraet, omtrent de Kapel, als mede by den Autheur. (OHC van 1 juni 1686)
( 19) SAHM, Kohier zout-, zeep-, heren en redemptiegeld 1680, inv.nr. 2296, fol. 72v.; Aangifte successierechten, inv.nr. 3859, 1679-1696, fol. 248 en inv.nr. 3863, 1721-1729, fol. 207v.
maart & april 201 1
pagina 16
¶ VALKUILEN BIJ GENEALOGISCH ONDERZOEK Mr. A.H.G. Verouden
M
et regelmaat trappen we er bij ons genealogisch onderzoek in. U kent dat wel: Je bent al jaren lekker bezig met je familieonderzoek en bijt je vast in het zoeken naar de naam van je familie. Zo deed ook onze voormalige Nederlands kampioen gewichtsheffen en kogelstoten Piet van der Kruk. Zijn voorgeslacht had hij tot ca. 1650 weten op te sporen in het Westland. Toen hij vastliep richtte hij zijn blik (terecht) op allerlei varianten van zijn familienaam. Ik vond zijn familie erg interessant, en omdat wij elkaar uit een vroegere erkrelatie kenden, bood ik hem aan samen het probleem op te lossen. Piet van der Kruk, vroeger en nu
Allereerst moest worden afgerekend met de tunnelvisie dat uitsluitend gezocht moest worden op allerlei varianten van de naam ‘Van der Kruk’. Daarom stelde ik de vraag: ‘Wat deed die oudste Van der Kruk nu eigenlijk voor de kost?’’ Lenaert Anthonisz. van der Cruck bleek watermolenaar te zijn geweest in Kwintsheul. De watermolen waarop Lenaert werkte, lag precies op de grens van de heerlijkheden Wateringen en Monster. Zo kon het gebeuren dat hij in Wateringen ‘Van der Cruck’ werd genoemd, in Monster noemde men hem echter doodleuk ‘Molenaer’. Er was geen twijfel mogelijk want zijn vrouw werd in zowel Wateringen als Monster met ‘Jobgen Dirxdr.’ aangeduid. Een poldermolen (ook wel watermolen genoemd; die naam kan verwarring geven!) is een windmolen die water van een lager niveau naar een hoger niveau verzet. Dit type molen komt vooral voor in de poldergebieden van Midden- en West-Nederland. Een echte watermolen wordt aangedreven door waterkracht. Het sluitend bewijs werd gevonden via een publicatie van het Westlands Centrum voor Streekhistorie. Het betrof de bewerking van inventarisnummer 2059 van het oud archief van de voormalige gemeente Monster. Hierin werd de bedeling van laken, brood en turf onder de armen van Monster beschreven. Door deze vondst hadden we het bewijs van de afstamming van de familie Van der Kruk teruggebracht van ca. 1650 tot ca. 1610. De valkuil van de dubbele naam hadden we hiermee omzeild. Maar hoe nu verder? maart & april 201 1
pagina 17
Illustratie uit het Kaartboek van het Leprooshuis van Delft uit 1646 waar al een molen is afgebeeld op de plaats van de huidige molen Windlust.
Het zoeken naar het voorgeslacht van Lenaert Anthonisz. zou buitengewoon moeilijk worden. Vermoedelijk kwam hij uit de Zuidelijke Nederlanden. Maar er is geen enkele aanwijzing waar precies vandaan. De latere generaties van het geslacht Van der Kruk voeren typische voornamen uit de Noordelijke Nederlanden zoals Leendert en Teunis. In dit soort gevallen houd ik mij maar aan het gezegde: ‘Cherchez la femme!
Jobgen Dirxdr. bood gelukkig meer mogelijkheden omdat de naam Jobgen zeldzaam is, zeker in Delft en het Westland. En tot mijn niet geringe verbazing vond ik haar in een ondertrouwregister van de stad Delft. Maar ook hier dreigden we in een grote valkuil te stappen. Want wat was er aan de hand? Op de website Digitale Stamboom van het gemeentearchief van Delft kwamen we Jobgen als volgt tegen (letterlijke overname): Bruidegom Aelbrecht Dirckxzn, jongeman wonend: Quynsheul attestatie van Wateringen Bostelvoerder Bruid Jobgen Dirxdr jongedochter attestatie van Wateringen Plaats Delft Ondertrouw 08-05-1605
Door de afschrijver van het ondertrouwregister werd gesuggereerd dat het bruidspaar uit Wateringen afkomstig was. Maar in ieder geval hebben we hier te maken met het 1e huwelijk van Jobgen. maart & april 201 1
pagina 18
Gelukkig wordt op de website ook een scan beschikbaar gesteld en dat is maar goed ook! Want uit de primaire bron blijkt dat de afschrijver er een rommeltje van heeft gemaakt. De letterlijke tekst in het ondertrouwregister luidt als volgt: 13. Albrecht Dirxsen bostelvoerder nu woonende an Quynsheul j[ong] g[esel] Jobgen Dirxen j.d. dienstmaecht, int oude manhuis alhier. Attestatie op Wateringen gegeven. P. Alberts
Dit is heel andere koek! Albrecht (dus geen Aelbrecht) woonde nù in Kwintsheul (kennelijk kwam hij uit Delft). Jobgen was dienstmaagd in het oude mannenhuis in Delft (dat vroeg nader onderzoek) Er is GEEN attestatie VAN Wateringen. In tegendeel. Er is attestatie OP Wateringen. Als je in zoals dit geval niet de moeite neemt om het origineel te bestuderen, kun je nog heel lang blijven zoeken. De interpretatie van het origineel is een geheel andere dan die van de afschrijving welke op de digitale stamboom is geplaatst. Bierbostel werd en wordt vooral gebruikt door melkveehouders die het eiwitgehalte in het voederrantsoen willen verhogen. Ook bevordert het de penswerking van de koe waardoor het voer beter verteerd kan worden.
Bierbostel Albrecht was bostelvoerder en vervoerde de bostel van de bierbrouwerijen uit Delft per schip naar de boeren in het Westland. Hij woonde ten tijde van de ondertrouw inmiddels in Kwintsheul. Jobgen was dienstmeisje in het oude mannenhuis in Delft en woonde ook in Delft. Aan beiden werd een attestatie gegeven om in Wateringen te mogen trouwen. Helaas beginnen de huwelijksinschrijvingen in
Wateringen pas in 1681. Het huwelijk zal dus niet meer te vinden zijn.
Maar in elk geval is het onderzoek nu tot 1605 gekomen!
maart & april 201 1
pagina 19
¶ HET GESLACHT MET DE NAAMDRAGERS BAERTMAN, OVERSLOOT EN PENDREGT UIT CHARLOIS K.J. Slijkerman
Inleiding edert de eerste decennia der zeventiende eeuw is in de buurtschap Smitshoek onder de jurisdictie van Charlois een familie Baertman traceerbaar die aanvangt met de naar schatting omstreeks 1580 geboren boer Frans Leendertz. en zijn vrouw Sijtge Gijsbrechtsdr. Aan de oudste generaties van deze familie is aandacht besteed in de monografie ‘de geslachten Cranendonck in Holland’( 1) en wel om reden dat een telg van deze familie Baertman zich ging tooien met de naam Cranendonck, welke afkomstig was van diens grootmoeder van moederszijde. Tezelfdertijd als het voornoemde paar woonde in Smitshoek de boer Pieter Gerrit(sz.) Heijnen, die eveneens met de naam Baertman vermeld is gevonden. Een onderlinge verwantschap werd voor mogelijk gehouden en om deze reden én omdat Pieter tevens een voorvader van mij is, werd een onderzoek naar deze familiegroep ingesteld. Daaruit is geen gemeenschappelijke afstamming tussen de naamdragers Baertman gebleken, al geraakten beide families door huwelijken wel geparenteerd. De naam Baertman heeft zich onder de nakomelingen van Pieter Gerrit(sz.) Heijnen niet voortgezet -Baertman zal dan kennelijk uitsluitend een bijnaam van hem zijn geweest- en zijn nageslacht ging vervolgens enige generaties lang onder patroniem door het leven of gebruikte somtijds het versteende patroniem ‘Heijnen’. Pas bij achterkleinzoon Hendrick Gijsbertsz. (zie generatie IV) werd éénmaal met de naam ‘Oversloot’ aangetroffen. Diens dochter Maijken en zoon Gijsbert (gen. V) gingen zich evenwel rond 1700 ‘Pendregt’ (Pendrecht, Pijndregt, van Pindrecht) noemen; een naam die was ontleend aan hun domicilie in de polder Oud-Pendrecht. Genoemde Gijsbert kwam uiteindelijk in Rhoon terecht waar hij omstreeks 1800 als laatste mannelijk telg van zijn geslacht zal zijn gestorven. Desondanks hebben dochters uit dit geslacht een talrijk en tot in onze tijd levend nakomelingschap, zodat menig vorser op de hier te behandelen familie zal stuiten. In de achttiende-eeuwse secundaire bronnen is door mij geen uitputtend onderzoek meer verricht. Het gebruik van een familiewapen werd in de hier te behandelen familie niet vastgesteld. Met dank aan dr. M.S.F Kemp te ’s-Gravenhage voor zijn notities uit de archieven van het Hof van Holland.
S
Genealogie I. PIETER GERRITSZ. alias PIETER GERRIT(SZ.) HEIJNEN alias BAERTMAN, geb.
( 1) Ir. C. Sigmond en K.J. Slijkerman, De geslachten Cranendonck in Holland, Rotterdam (1992), blz. 159-162.
maart & april 201 1
pagina 20
naar schatting ca. 1550, boer aan ‘Sheerendijck’ in het Abtsblok te Smitshoek onder Charlois, overl. tussen 1623 en 3 juni 1628. Hij huwde (laatstelijk?) met Elysabeth (Lijsken) Tomasdr., overl. na 3 juni 1628. In een zaak voor het Hof van Holland van 5 september 1577 is sprake van een groep personen die door de schout en schepenen van Charlois gedaagd werden, waaronder een Pieter Gerritsz.( 2). Op 8 februari 1591 zijn de Charloissenaren Pieter Gerritsz. en Pieter Nanninckx genoemd als borgen voor hun dorpsgenoot Meeuws Egbertsz.( 3). Of deze Pieter identiek was Pieter Gerrit Heijnen is niet duidelijk. Meer voor de hand lijkt te liggen dat onze Pieter identiek was met de Pieter Gerritsz., in 1587( 4), op 1 september 1593( 5) en 26 oktober 1602( 6) genoemd als schepen van Pendrecht. In een akte van 23 januari 1594 is ongetwijfeld dezelfde Pieter Gerritsz. genoemd als belender in Oud-Pendrecht( 7) en blijkens een van dezelfde dag gedateerde akte verkocht Pieter Gerritsz. te Charlois aan Pieter Pietersz. van der Burch een losrente van 21 Carolus gulden 10 stuivers welke hij verzekerde op 1½ mr. in Oud-Pendrecht, zuidelijk belend door ‘den Pendrechsen dijck’ en noordelijk door ‘den Droge Dijck van Charloes’ (zal zijn: ‘Sheerendijck’, later bekend als ‘de Charloisse Lagendijk’), alsmede op een pas door hem gekocht perceel van 4 hont 47 roeden; op dezelfde wijze door beide voornoemde dijken belend( 8). Pieter Gerritsz. te Charlois had in 1602 2 morgen 80 roeden in Nieuw-Pendrecht in huur van de Schiedamse burgemeester Arent Danckertsz. van Smalevelt( 9). De polders Oud- en Nieuw-Pendrecht -die een aparte heerlijkheid en jurisdictie vormden- grensden aan de onder Charlois behorende buurtschap Smitshoek. Pieter Gerrit Heijnen alias Baertman woonde aan ‘Sheerendijck’ te Smitshoek, waarmee de ‘Droge Dijck van Charlois’, later genaamd de ‘Charloisse Lagendijck’, be( 2) Nationaal Archief (hierna: NA), Hof van Holland inv. nr. 547, nr. 38. ( 3) NA, Hof van Holland inv. nr.1696, akte d.d. 8 februari 1591. ( 4) A. Hoynck van Papendrecht, Regenten in Rhoon en Pendrecht, in: De Nederlandsche Leeuw jrg.XLVIII (1930), kolom 13-14. ( 5) C. Hoek, Akten in het Rijksarchief te Mons, in: Ons Voorgeslacht jrg. 42 (1987), blz. 93. ( 6) Als noot 5, blz. 81. ( 7) Als noot 5, blz. 79. ( 8) Als noot 5, blz. 80. ( 9) C. Hoek, Acten in het familie-archief De Clerque Wissocq de Sousberghe in het Rijksarchief te Mons in Henegouwen, in: Ons Voorgeslacht jrg. 32 (1977), blz. 369.
maart & april 201 1
pagina 21
doeld zal zijn. Aan de overzijde van die dijk lagen de polders Oud- en Nieuw-Pendrecht, dus op een steenworp verwijderd van zijn woning. Gezien de belendingen was onze Pieter absoluut identiek met de gelijknamige belender van land in het Abtsblock (in Smitshoek), dat op 6 december 1612 in het bezit kwam van de Rotterdamse poorter en beenhakker Cornelis Tomasz.( 10). Pieter is daar ook als belender genoemd in een akte van 10 mei 1611( 11). In het kohier van het Hoofdgeld van Charlois van 1623 is Pieter Geerit Heijnen geboekt voor drie hoofden. Gezien de plaats in het kohier woonde hij in Smitshoek( 12). Symon Ghijsbrechtsz., nu ter tijd wonende in Sint Anthoniepolder, voor hem zelf voor een derde part, en procuratie hebbende van Elysabeth Tomas, weduwe en boedelhoudster van Pieter Gerritsz. Baertman -volgens akte van procuratie voor schepenen van Sint Anthoniepolder van 16 mei 1628 (N.B welke akte niet bewaard is gebleven)- voor de overige twee derde parten, transporteerde op 3 juni 1628 aan (haar kleinzoon dan wel stief-kleinzoon) Gijsbert Gerrit Heynen, inwoner van Charlois, een huis met erf, ‘berch’ en beplanting aan ‘Sheerendijck’ met 2½ morgen in het ‘Aptsblock’, ten oosten belend door de erfgenamen van genoemde Pieter Gerritsz. Baertman( 13). Het is niet duidelijk geworden of Elysabeth Tomasdr. de moeder van de beide nagenoemde kinderen was. In ieder geval is van die kinderen geen dochter met de naam Elisabeth of Lijsbeth bekend. Wel noemde Gijsbert Gerrit Heijnen (zie gen. III), een kleinzoon van Pieter Gerrit Heijnen, zijn oudste zoon Thomas, hetgeen doet vermoeden dat hij een nazaat van Elysabeth was. Kinderen: 1. GERRIT PIETERSZ. HEIJNEN alias GERRIT HEIJNEN, volgt II. 2. WIJWITTIE (WIJVENTIE, WIJVENTGEN) PIETERSDR., overl. na 18 november 1639. Zij huwde naar schatting ca. 1605 met Sijmon Gijsbrechtsz. (Gijsbertsz.), geb. naar schatting ca. 1585, woonde te Charlois, diaken te Charlois (1616, 1617, 1618), vestigde zich vóór 22 juni 1622 te Sint Anthoniepolder, schepen van Sint Anthoniepolder (1628-1629)( 14), overl. Sint Anthoniepolder tussen 1638 en 18 november 1639, zoon van Ghijsbert Sijmonsz. Smit, inwoner van Smitshoek onder Charlois, en Ariaentgen Lenaertsdr. (alias Gijsberts alias Smits)( 15). Bij akte van 22 juni 1622 stelde de onder de jurisdictie van Sint Anthoniepolder wonende Sijmon Gijsbrechtz. zich voor het gerecht te Maasdam met zijn persoon en roerende- en onroerende goederen als borg voor de overdracht door Pieter Jansz. jongen
( 10) Gemeentearchief Rotterdam (hierna: GAR), Recht. Arch. Charlois inv. nr. 12, fol. 7 e.v. ( 11) GAR, Recht. Archief Charlois inv. nr. 12, fol. 309. ( 12) GAR, Recht. Archief Charlois inv. nr. 41; zie ook: A. Gordijn, Schatting van verschuldigde belasting van de inwoners van Charlois in 1623, in: Ons Voorgeslacht jrg. 49 (1994), blz. 462. ( 13) GAR, Recht. Archief Charlois inv. nr. 14, fol. 3. ( 14) Ds. L.H. Oosten en J.C.J Versteeg, Sint Anthoniepolder – een kerk in de Hoeksche Waard, uitg. Sint Anthoniepolder 2007, blz. 112. ( 15) B. de Keijzer, Vermeulen, in: ons Voorgeslacht jrg. 42 (1987), blz. 367-368, en Drs. A.B. den Haan, K.J. Slijkerman, Kwartierstaat van Roon, in: Ons Voorgeslacht jrg. 60 (2005), blz. 223225.
maart & april 201 1
pagina 22
Ruijter van een hoeve met bijbehorende bruiklanden te Maasdam( 16). In de 1000e penning van 1626 over Sint Anthoniepolder is Sijmon Ghijsbertsse aangeslagen voor een gegoedheid van 1000 pond of gulden( 17). Adriaentghen Ghijsberts, weduwe wonende in Charlois, geassisteerd met haar oudste zoon en gekoren voogd Sijmon Ghijsbertsz., transporteerde op 3 juni 1627 aan Jan Leendertsz. Pors, mede wonende in Charlois, 2 morgen 300 roeden in het Oudeland van Carnis, noordelijk belend aan ‘den Saerloeisschen dijck’( 18). De vroegere kerk van Charlois, nog met twee torens
Op een op 12 augustus 1635 aangelegde lidmatenlijst van de gemeente Sint Anthoniepolder zijn Simon Gijsberts en zijn huisvrouw Wijvittie Pieters vermeld( 19). In de 200e penning van 1638 over Sint Anthoniepolder is Sijmon eveneens voor een 1000 pond of gulden aangeslagen( 20). Gezien het hierna genoemde testament uit 1639 was zijn bezit aan onroerend goed bescheiden maar moet hij zeker over meer kontante en eventueel uitstaande gelden hebben beschikt. Op 18 november 1639 namelijk maakte de in Sint Anthoniepolder wonende Wijventgen Pietersdr., weduwe van Simon Ghijsbrechtsz., voor een Dordtse notaris haar testament. Zij pre-legateerde aan haar ongehuwde dochter Neeltgen Simons, indien bij haar overlijden nog ongehuwd zijnde, vanwege haar vaderlijke goederen 600 Carolus gulden, alsmede nog 100 Carolus gulden voor haar ‘wtsettingen ende cleedinge’ en dat vanwege de uitreikingen gedaan aan haar getrouwde kinderen. Tot haar universele erfgenamen benoemde zij haar kinderen Roocxken Simons, Bastiaentgen Simons, Gijsbert Simons en de voornoemde Neeltgen Simons ofwel bij hun vooroverlijden hun descedenten, alsmede ook de gezamenlijke kinderen die hij dan heeft of nog zou verkrijgen van haar zoon Adriaen Simonsz. en dat elk voor een vijfde part. Uit de portie van de kinderen van zoon Adriaen Simonsz. diende eerst 300 Carolus gulden betaald te worden aan haar dochter Roocxken of haar man Damas Arijensen, alsmede aan haar ( 16) Stadsarchief Dordrecht (hierna: SAD), Recht. Arch. Maasdam inv. nr. 3, akte d.d. 22 juni 1622. ( 17) SAD, Stadsarchief Dordrecht 1572-1795, inv. nr. 3975. ( 18) GAR, Recht. Arch. West-Barendrecht en Carnisse inv. nr. 1, fol. 94 e.v. ( 19) Arch. Ned. Hervormde gemeente Sint Anthoniepolder, lidmatenlijst jaar 1635. ( 20) SAD, Stadsarchief Dordrecht 1572-1795, inv. nr. 3978.
maart & april 201 1
pagina 23
dochter Bastiaentgen of haar man Cornelis Schelfen 200 Carolus gulden, welke 500 gulden aan Adriaen Simonsz. waren geleend. Van de aan Adriaen’s kinderen nagelaten resterende goederen zou hij levenslang het vruchtgebruik hebben tot zijn onderhoud en dat in plaats van zijn legitieme portie en zonder dat zijn crediteuren daar aanspraak op zouden kunnen maken. Tot voogden en administrateurs over de minderjarigen, alsmede tot administrateurs over de ’tochte’ van haar zoon Adriaen Simonsz., stelde Wijventgen haar zoon Ghijsbert Simonsz. en haar swager (hier in de betekenis van schoonzoon) Cornelis Schelffen. Zij sloot bemoeienis van de schout en gerechten van Sint Anthoniepolder uit en plaatste haar handmerkje( 21). [WORD VERVOLGD]
¶ TEKSTPUZZEL
De tekstpuzzel in de vorige aflevering is gewonnen door mevrouw B.C. Ouweneel te Alblasserdam. De beloofde boekenbon is naar haar verzonden. De transcriptie van de satirische tekst luidt als volgt:
Eene esel die wert eens gestelt op eenen stall daer heerlijcke peerden waeren in groot getal die alle schoon en fris, als oock van qualiteyt aldaer waeren vergaert met groot authoriteyt dien esel siend’opt lest men hem begon te achten heeft hem in sijn gemoet, als oock in sijne gedachten wat groots hem ingebeelt dat hij soo veel als sij behoort te sijn geacht, en wert daer oock soo vrij gelijck oock hij daer was, soo veel als d’andere paerden, daer onder hij begon, veel giften te aenvaerden van die in desen stal wat hadden te versoecken, alsoo hij griffier was [en/of] bewaerder van de boeken.
In de volgende aflevering hoop ik opnieuw een tekstpuzzel te plaatsen.
( 21) SAD, Not. Arch. Dordrecht inv. nr. 59, fol. 1039. met dank aan drs. H.M. Kuypers te Voorschoten voor het kontroleren van deze akte.
maart & april 201 1
pagina 24
¶ NAAMSWIJZIGING D. Kranen
N
aar aanleiding van een artikel in een dagblad( 1) over naamswijziging volgt hieronder enige informatie over dit onderwerp. Er wordt gebruik gemaakt van enkele opmerkingen in het artikel en van de regelgeving van het Ministerie van Veiligheid & Justitie, zoals deze van toepassing is sinds januari 1998.
Wijzigen van voornaam Het meest simpel is het wijzigen van een voornaam. Normaliter is het geven van een naam de taak van de ouder(s), maar als die het la(a)t(en) afweten, heeft de ambtenaar van de Burgerlijke Stand tot taak het kind van een voornaam te voorzien. Wie dan later niet tevreden is met de gemaakte keus van ouder(s) of ambtenaar, kan terecht bij de Rechtbank. Daarvoor moet men echter wel een advocaat in de arm nemen. Dat heeft tot gevolg dat er jaarlijks slechts enkele tientallen van dergelijke Antonius Maria luidden zijn verzoeken bij de rechtbanken binnenkomen in voornamen sinds zijn geboor- verband met de (hoge) te, typisch katholieke namen. kosten van die advocaat. Als de rechtbank het ver- Ooit was hij katholiek, maar zoek goedkeurt, wordt e.e.a. verwerkt in het re- sinds hij brak met het geloof gister van de Burgerlijke zat die naam hem wegens de Stand. Bij afwijzing is hoger be- associatie dwars. De rechter roep bij het Hof en daarna eventueel nog beroep in stelde hem in het gelijk: sinds- cassatie bij de Hoge Raad dien heet hij gewoon Ton! mogelijk.
Wijzigen van de achternaam Veel meer komt er kijken bij het wijzigen van een achternaam. In het algemeen wordt er vanuit gegaan dat wijziging van de achternaam geen nieuwe officiële familieband dus nieuwe rechten en plichten tot gevolg heeft. Mocht echter de achternaam van een meerderjarige wijzigen, dan wijzigt ook de achternaam van de kinderen waarover ouderlijk gezag wordt uitgeoefend. Indien het laatste niet het geval is, is de naamswijziging niet van toepassing op eventuele kinderen. In welke situaties kan er een verzoek tot naamswijziging worden gedaan? 1. Wanneer sprake is een ongepaste of bespottelijke naam. 2. De aanvrager wil dezelfde achternaam als zijn/haar andere ouder, pleegouder of verzorger. Voorwaarde is wel dat de ouders, partners of pleegouders het kind tijdens de minderjarigheid gedurende tenminste drie jaar aaneengesloten hebben verzorgd
( 1) N.D. van 24 dec. 2010, pag. 13: ‘Coby van Mierlo heeft een nieuwe naam: Noem mij maar Emanuella de Naamloze’
maart & april 201 1
pagina 25
en opgevoed. Als het meerderjarige kind de naam wil hebben van de partner-niet zijnde een ouder- of van een van de pleegouders, moet deze daarmee instemmen. 3. De aanvrager wil de achternaam die zijn/haar ouders hebben gegeven ongedaan maken. 4. De aanvrager wil zijn/haar buitenlandse achternaam wijzigen omdat deze moeilijk uit te spreken of in het Nederlands bespottelijk is. 5. De naam komt teveel voor. Bijvoorbeeld omdat u De Vries heet, schilder bent en veel andere schilders ook De Vries heten? Uw Want juist aan je naam ont- zoveel mogelijk nieuwe achternaam moet lijken op uw huidige ach- leen je een groot deel van je ternaam. Lukt dat identiteit. niet door bijvoorbeeld een paar letters te veranderen? Dan kunt u een volledig nieuwe (Prof. Paul Vlaardingerbroek) ternaam kiezen. Nederlands klinkende achDeze achternaam mag nog niet in Nederland voorkomen. U kunt ook kiezen voor de achternaam van de ouder van wie u nu niet de achternaam draagt. 6. De naam is verkeerd gespeld. Dan kan verzocht worden de naam te wijzigen in de juiste spelling zoals deze voorkwam in de akten van de Burgerlijke Stand. Is de naam bij de geboorteaangifte echter fout opgeschreven, dan kan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand deze correctie ambtshalve doorvoeren. Vervolgens kan de onjuiste geboorteaangifte volgens het Burgerlijk Wetboek op last van de Officier van Justitie worden hersteld. De Officier van Justitie moet daarvoor opdracht geven. 7. De aanvrager wil zijn/haar in het Nederlands gespelde Friese achternaam wijzigen in de officiële Friese spelling. 8. De naam veroorzaakt psychische schade. 9. De aanvrager wil een achternaam toevoegen. Dat is mogelijk als kan worden bewezen dat de naam deel uitmaakte van de familienaam op het moment dat de Burgerlijke Stand werd ingevoerd, en nadien ook werd gebruikt. 10. Aanvrager wil de achternaam van zijn/haar moeder toevoegen indien deze naam is uitgestorven of met uitsterven wordt bedreigd. Bij goedkeuring wordt de naam van de moeder vóór de eigen achternaam geplaatst. (Voorbeeld: Ten Bokkel-Huinink). 11. Na een scheiding wil de aanvrager zijn/haar oorspronkelijke naam terug hebben. Het indienen van een verzoek tot naamswijziging Volledigheidshalve volgt hieronder een opgave van de gegevens welke het verzoek dienen te vergezellen: a. Een kopie van de geboorteakte van de perso(o)n(en) wie de wijziging betreft, b. Een beschikking over het gezag over de minderjarigen, c. Een afschrift van de huwelijksakte. Dan is het afwachten of het verzoek wel of niet ontvankelijk is. Een ambtenaar die ressorteert onder de directie Bestuurszaken van het ministerie gaat na of uw verzoek wel of niet in aanmerking komt voor verdere behandeling. Zo neen, dan krijgt u bericht met redenen omkleed. Het kan zijn dat er nog informatie maart & april 201 1
pagina 26
ontbreekt of dat u uw redenen extra moet benadrukken. Als dat zo is, kunt u uw aangepaste verzoek opnieuw indienen, wat echter niet hoeft te betekenen dat uw verzoek nu wel voor inwilliging in aanmerking komt. Zo ja, dan krijgt u een bevestiging van uw verzoek met tevens een nota ter grootte van € 487.50 ten behoeve van de behandeling van uw verzoek. Na ontvangst van de betaling, wordt het verzoek voor verdere behandeling naar het gemeentebestuur van uw woonplaats gezonden.
Onderzoek De burgemeester van uw woonplaats laat nu een onderzoek instellen door een ambtenaar van de gemeente. Hij verifieert de in het verzoek vermelde gegevens en vult ze eventueel aan. Ook kan hij overgaan tot het horen van de betrokkenen. Als er kinderen van 12 jaar of ouder bij betrokken zijn, wordt ook hun mening gevraagd. Als alle betrokkenen zijn gehoord, stuurt de gemeente de (aangevulde) gegevens terug aan het ministerie. Pas dan zal het ministerie beoordelen of uw verzoek wel of niet ingewilligd kan worden. Er wordt gekeken of er belanghebbenden zijn die zwaarwegende bezwaren hebben tegen een eventuele naamswijziging. Deze bezwaren zijn uiteraard gemotiveerd. De partner, (niet) - ouder of pleegouder moet akkoord gaan met het verzoek, anders wordt het in ieder geval afgewezen.
Mocht het verzoek alleen meerderjarigen betreffen, dan spelen bezwaren van andere belanghebbenden, als aan de algemene voorwaarden is voldaan, geen rol van betekenis.
Bij verzoeken waar het (een) minderjarige(n) betreft en waar één van de ouders dwars ligt, wordt de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld voor advies. De Raad gaat na of de gevraagde naamswijziging in het belang is van het kind. Als het ministerie overweegt het verzoek tot naamswijziging in te willigen, maakt de Staatssecretaris van Justitie aan de belanghebbenden bekend het voornemen Hare Majesteit de Koningin te verzoeken een voordracht te doen voor het Koninklijk Besluit dat de naamswijziging officieel maakt. Tegen dit voornemen kan een belanghebbende nog bezwaar aantekenen. Komt er geen bezwaarschrift of er is geen beroep meer mogelijk? Dan stuurt het Ministerie van Justitie een ontwerp Koninklijk Besluit naar Hare Majesteit de Koningin ter ondertekening. Daarna vergt de administratieve verwerking van een en ander nog een paar weken tot de aanvrager een officieel uittreksel van het besluit ontvangt.
maart & april 201 1
pagina 27
Het ministerie informeert ambtshalve een aantal instanties, zoals de Burgerlijke Stand en de gemeentelijke basisadministratie van uw gemeente, terwijl de Burgerlijke Stand de naamswijziging als ‘latere vermelding’ zal toevoegen aan uw geboorteakte. Gevolgen voor andere documenten De gevolgen van de naamswijziging hebben uiteraard ook gevolgen voor de vervanging of aanpassing van de tenaamstelling op documenten als paspoort, rijbewijs, bankrekening, verzekeringen, noem maar op. Diploma’s kunnen niet worden gewijzigd of vervangen, maar het is in de praktijk natuurlijk wel mogelijk wanneer een diploma getoond moet worden er een kopie van de beschikking van de naamswijziging bij te tonen.
Van aanvraag tot beschikking Het gehele proces duurt ongeveer een halfjaar als er tenminste geen bezwaar wordt gemaakt door belanghebbenden. Zodra er sprake is van iets bijzonders, wordt de behandelingsduur langer. Worden er bijvoorbeeld bezwaren aangevoerd tegen een verzoek om naamswijziging van een minderjarige, dan neemt het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming al gauw enkele maanden in beslag. Wordt er na een bezwaarschriftprocedure nog beroep ingesteld, dan komen daar gauw nog zes maanden bij. Indien er hoger beroep wordt ingesteld, wordt de termijn nog langer. Tot slot Dit artikel geeft beknopt de gang van zaken weer. Als u het ‘naadje van de kous’ wilt weten, dan verwijs ik u naar de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en/of sites van juridische bemiddelingsbureaus. Bronnen - Ministerie van Veiligheid & Justitie - Wikipedia
maart & april 201 1
pagina 28
¶ DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN GIETHOORN Peter Hollander
D
e naam Giethoorn en het wapen met twee geitenhoorns verwijst naar de wilde geiten die hier ooit voorkwamen. Hoewel een andere naamsverklaring weer verwijst naar monniken (flagellanten of geselbroeders) die in opdracht van de bisschop van Utrecht een klooster stichtten (Het Klooster) in het huidige Giethoorn-Noord, en daar veel geitenhoorns vonden van geiten die door de stormvloed van 1170 omgekomen waren. Zij noemden de nederzetting dan ook Geytenhorn, later werd dat Geythorn, en dankzij het dialect is het Giethoorn geworden. Een derde verklaring is te vinden in een boekje waarin de naam Giethoorn wordt verklaard als afkomstig van ‘Gethorne, misschien een samenstelling van geit (wild vrouwelijk hert) en hoorn (hoek)’( 2). Op basis van overgeleverde mededelingen is het nu volgende verhaal samengesteld. Bedacht dient te worden dat niet alle overleveringen even betrouwbaar zijn. Giethoorn lag in een woeste en dun bevolkte landsteek met veel bos en hoogveen. In het jaar 944 schonk de Duitse keizer Otto de Grote aan zijn vriend Balderic, bisschop van Utrecht, jachtrechten in het Silva Fulnaho of wel het Woud der Vogelen( 3), een oerbos ter weerszijde van de moerasdelta. De jacht op wilde geiten was er verboden. Later verwierf de bisschop van Utrecht (Sticht) ook wereldlijke macht in Overijssel (Oversticht) als hem door de keizer goederen in leen of eigendom geschonken werden, bijvoorbeeld Vollenhove in 1042.
In een mededeling uit 1170 over de overstromingen in de streek ten gevolge van de stormvloed wordt voor het eerst melding gemaakt van de aanwezigheid van mensen. Gevolg van deze overstromingen waren zoals te verwachten armoede en hongersnood. Wellicht zijn er toen mensen naar Giethoorn getrokken. Sint Maartenslieden Volgens de overlevering heeft Wolter Snelle, kastelein (rentmeester) op het kasteel van Vollenhove en broer van de domdeken van Utrecht, uit medelijden land dat wil( 2) Gerald van Berkel/Kees Samplonius: Prisma Nederlandse plaatsnamen, (1995), 72. ( 3) Volgens hetzelfde boekje betekent Fulnaho echter veulenhoogte (zie pag. 245).
maart & april 201 1
pagina 29
dernis en veen was uit naam van de bisschop van Utrecht ter beschikking gesteld. Het behoorde oorspronkelijk aan het Sint Maartenshof te Brussel, later aan het bisdom Utrecht. Grote Kerk van Vollenhove
Deze eerste bewoners werden de Sint Maartensluiden, een soort lijfeigenen van de bisschop van Utrecht. De schutspatroon van het bisdom Utrecht was immers Sint Maarten, vandaar deze naam. Bisschop Johan van Syrck, die van 1288 tot 1296 in functie was, schrijft al in 1290 over ‘mijn luyden van Giethoorn’; zij waren bezitters van have en goed maar geen eigenaren. De Sint Maartensluiden hadden rechten en plichten. Zij verkeerden in een bevoorrechte positie ten opzichte van andere hofhorigen, en stelden daarom grote prijs op het lidmaatschap van de Sint Maartensluiden. Er is een protocol bewaard gebleven waarin de inning bij versterven en vererven van dit recht over de periode 1621-1641, bijgehouden door de landmeester van Vollenhove, werd genoteerd( 4). Het vererven is het nakomen van de verplichting van de leden van de samenwinning tegenover de heer als gevolg van het overlijden van één van hun medeleden. De heer had recht op 1/3 deel van de beesten. Onder het begrip ‘beesten’ vielen koeien, paarden en vaarzen. Dit recht kon ook worden afgekocht. Voor de afrekening van deze verplichting werd de waarde van een koe gesteld op 2 karolus gulden en 10 stuivers. Onder samenwinning moet worden verstaan de gemeenschap die tussen leden van een familie door huwelijk of erven is ontstaan. Wie er toe behoort wordt door de regels van het Sint Maartensrecht bepaald. In ieder geval maken alle ongetrouwde zonen en dochters van een Sint Maartensman of -vrouw deel uit van een samenwinning. Vrije lieden kunnen er geen deel van uitmaken. Als de echtgenote overlijdt, vererven haar man, haar kinderen en de bloedverwanten van haar man.
De Sint Maartensmannen mochten niet met een vrije vrouw trouwen aangezien bij de kinderen alleen de staat van de moeder volgens het Sint Maartensrecht bepaalde of men als vrije of horige geboren werd. Een vrije man die trouwde met een Sint Maartensvrouw verloor zijn vrijheid. Je moest Sint Maartensman zijn om van een andere Sint Maartensman te kunnen erven. ( 4) Rijksarchief Overijssel te Zwolle, Collectie Hofarchivalia (toegangsnummer 87), hoofdstuk D, Hofgericht van de St. Maartenslieden te Giethoorn, Inv.nr. 17 (Register van versterf en erfwinning, 1621-1641).
maart & april 201 1
pagina 30
Voor het erfrecht van de heer golden beperkingen. Ouders, ooms en tantes behoefden niet te vererven. Deze dienstbaarheid is rond 1634 afgeschaft.
Kerk Giethoorn had oorspronkelijk geen eigen kerk maar werd bediend door de monniken van het Sint-Jansklooster. Overigens wordt ergens gemeld dat het convent van Sint Jan in 1399 werd gesticht door Johannes van Ommen, een volgeling van Geert Grote. Bewoners waren geen monniken maar een lekenorde die zich wel hielden aan regels van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Zij behoorden later tot de Tertiarissen (de derde orde van Franciscus). Ook zouden er Flagellanten (geselbroeders) hebben gewoond, met name Franciscanen die gevlucht waren voor de pest in Zuid-Europa in 1248 en volgende jaren. Een andere auteur denkt weer dat het ging om mensen die uit Gelre gevlucht waren toen de uiting van zelfkastijding zich in de 14e eeuw herhaalde in heel Europa. Ook historicus B.H. Slicher van Bath betwijfelt de overlevering betreffende de geselaars, en denkt veeleer aan kolonisten uit Holland en het Nedersticht die zich na 1100 in Noordwest-Overijssel hebben gevestigd. Sint Nicolaas, de waterheilige, was de patroon van de Hollandse zeelieden evenals van Hollandse polderwerkers. De oude hervormde kerk staat in Giethoorn-Noord, en is een eeuwenoud monument (1646). De kerk heeft ca. 200 zitplaatsen. Achter de kerk staat een houten klokkenstoel.
Hij leidt dit af van de vele aan Sint Nicolaas gewijde kerken in deze streek. Plaatsen als Zalk, Kampen, Kamperveen, Genemuiden, Staphorst, Vollenhove, Scherwolde, Blankenham, Kuinre en Oldemarkt kunnen in dit verband genoemd worden. Ook in Duitsland worden aan Sint Nicolaas gewijde kerken in verband gebracht met Hollandse kolonisten in de Middeleeuwen. De Reformatie bracht in 1551 doopsgezinden naar Giethoorn. Op 23 mei 1598 werd de Hervormde Gemeente ingedeeld bij de classis Steenwijk; deze melding is de oudste over de Hervormde Kerk. De oude Roomse Kerk was in hervormde handen overgegaan, maar was zo vervallen dat nieuwbouw rond 1644 goedkoper was dan restauratie.
Op 26 maart1644 werd bij Resolutie van de Ridderschap en Steden van Overijssel 300 maart & april 201 1
pagina 31
gulden toegekend voor de bouw van een nieuwe kerk. Het is een zaalkerk geworden met een apart staande klokkenstoel met een klok uit 1633. De zachte bodem liet niet toe dat er een kerktoren werd gebouwd. De consistoriekamer, portaal en barenhuisje zijn later aangebouwd.
De eerste hervormde dominee was actief circa 1615. Vanaf 1658, toen hij kwam als kandidaat, tot zijn overlijden in 1686 was dominee Thimotheus Heyo predikant. Zijn opvolger dominee Johannes ab Utrecht kwam pas op 13 juni 1687. Hij was daarvoor werkzaam in de gemeente Peperga, een plaats tussen Wolvega en Steenwijk, en bleef tot zijn emeritaat op 5 mei 1729. Wellicht houden de hiaten in de doop- en trouwboeken verband met het zoekraken van gegevens in de tijdspanne tussen het overlijden van dominee Heyo en de komst van zijn opvolger. De doopgegevens van Giethoorn beginnen in 1626. Er is een hiaat voor de periode 4 oktober 1687 tot 11 oktober 1687, terwijl voor de periode 1658-1668 slechts enkele dopen zijn ingeschreven. In de trouwgegevens is een hiaat voor de periode 16721686. Giethoorn, de eerste veenkolonie in ons land De Hollanders en de Friezen hadden in hun moerassige broeklanden een systeem van ontwatering ontworpen door het graven van evenwijdige sloten op regelmatige afstand.
Volgens een legende heeft een monnik het maken van turf uitgevonden. De turfwinning begon begin 14e eeuw bij het later gestichte Franciscaner klooster. Het klooster schakelde de Sint Maartenslieden in bij landontginning en veenderij. De naam van het buurtschap ‘t Klooster herinnert nog aan hun aanwezigheid Er is sprake van de zogenaamde natte vervening; het was meer turfwinning dan turfgraverij. De bovenlaag werd weggegraven tot om en nabij het grondwaterniveau, en vervolgens werd met een baggerbeugel de natte veenspecie uit het water getrokken. Omdat deze veelal uit bonken bestond werd ze eerst in bakken fijngestampt en daarna op de akker gelegd om te drogen. Bovenste laag: lange turf, onderste laag: bagger of sponsturf. Er is geen stuk Nederland waar de natte vervening zozeer een stempel op het landschap heeft gedrukt als Noordwest-Overijssel. maart & april 201 1
pagina 32
Het schoutambt Giethoorn was circa 1500 verdeeld in vier kluften, te weten de Noorder-, de Zuider-, de Damzater- en de Zwarte kluft. Een ‘kluft’ was in bepaalde streken in Nederland de benaming van een onderverdeling van een kerspel. Verschil met het kerspel was dat de kluft geen eigen kerk had. Het was de kleinste onderverdeling met name in steden, hoewel het begrip ook op het platteland wel voorkwam; zie bijvoorbeeld Juursemakluft. Deze indeling was o.a. in verband met de inning van de verpondingsgelden, een vroege vorm van grondbelasting. Zoals blijkt uit het verpondingregister 1601/1602 was er toen geen akkerbouw. In de 17e eeuw vond turfwinning plaats vooral met het oogmerk om landbouwgrond te ontginnen. De rechten van het bisdom Utrecht zijn in 1528 overgegaan op de Staten van Overijssel.
Toen de bovenste laag afgegraven was zijn na circa 1774 vele bewoners naar de Groningse en Friese veenkoloniën verhuisd. In de tweede helft van de 18e eeuw was er een verschuiving van de turfproductie in NW-Overijssel van Zuid naar Noord.: Van Wanneperveen, Giethoorn en Schoutambt Vollenhove naar Kalenberg, Wetering, IJsselham en Paaslo.
Evenals goudzoeken brengt turfwinning slechts tijdelijke welvaart. De legakkers waren te smal en sloegen weg. Alleen het Giethoornse Meer bestond al. Wat overbleef was het door mensenhanden gemaakte Giethoorn als waterland. Giethoorn heeft een bochtige dorpsgracht waarlangs aan weerzijden de zogenaamde huuspollen waarop een woning of boerderij staat; de kavelstroken staan haaks op de dorpsgracht. In een dergelijk waterland was slechts voor een beperkt aantal mensen emplooi als rietwerker of visser. Literatuur
- Artikel over de Maartenslieden in de vriendenbundel voor Professor Johan Huizinga, Exuli amico Huizinga historico amici non historici. (1948), pagina 141-184 - J.M.H. Hekman, Historie, bevolking, folklore en antiquiteiten van Giethoorn (1926) - Op de website www.ruitersporen.nl is informatie te vinden over de natte vervening.
maart & april 201 1
pagina 33
¶ OVERZICHT PUBLICATIES (89) H. Klunder
G. Tolhuysen: Stamreeks van Garrit Bakhuis. [1735-1921] Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. I. van der Helden: Kwartierstaat van Wouter Bakker 1879-1925. [Snel, Van de Beek, Van de Broek] Veluwse Geslachten, feb. ‘11. A. Veldhuis: Kwartierstaat Biesterbos. [Van Putten, Eilers, Brouwer] Veluwse Geslachten, feb. ‘11. Mw. G.J. Hoogeboom: Aanvulling parenteel Werner ten Boomkamp. [1723-1933] Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. I. van Rijn-Broeders: Familie Bossers uit het dorp Raamsdonk - deel 2. [1530-1989] G.T.M.W.B.Bw., mrt. ‘11. A.J. Stasse: Bij de kwartierstaat van Jos Brink (1942-2007). [Verdonk, Kuster, Smits] Gens Nostra, jan. ‘11. L.J.P. Camps: Op zoek naar de voorouders van Henricus Camps (1686-1735). [Met ‘Stamreeks van Christianus (Christiaan) Camps (Lamers)’ (= gedeeltelijk kwartierstaat), 1648-1939] Gens Nostra, feb. ‘11. P. Sanders: De oudste generaties van het geslacht Van Clootwijck etc. De tak Capelle N. Brabant. Vervolg. [Div. aanvullingen] G.T.M.W.B.Bw., mrt. ‘11. B. Grootendorst-Doornekamp: Matriarchale stamreeks van Gijsberta Hendrika Doornekamp. [Vanaf 1720 punt] Veluwse Geslachten, feb. ‘11. A. Hoekstra: Bij de kwartierstaat van Nederlands oudste inwoonster, Geertruida Draaisma. [Schulte, Hubee, Ekas] Gens Nostra, feb. ‘11. K.J. Slijkerman: De oudere generaties van de familiegroepen Fonckert uit Rhoon (II) De nazaten van Adriaen Willemsz. Fonckert [1535-1674] Ons Voorgeslacht, jan. ‘11. G. van Veldhuisen: Stamreeks van Maria Carolina (Marie) Heij. [Matriarchaal, vanaf 18e eeuw] Veluwse Geslachten, feb. ‘11. G.H. Kloopman: Kwartierstaat Van ‘t Hof, geb. Elburg 1980 (deel 3). Veluwse Geslachten, feb. ‘11. A.J. Stasse: Bij de kwartierstaat van Jan Hondong (1893-1968), gezagvoerder. [Woeld(e) rik, Rutten, Bosman] Gens Nostra, feb. ‘11. Mw. J. Bakker: Kwartierstaat van Elsken Hulshorst (vervolg). Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. J.W.M. Lange: Genealogie van de familie Kamp te Raamsdonk(sveer) en Waspik vanaf ca. 1550 - Vervolg. [1887-2009; 2 bijlagen: ‘Voorgeslacht van Alit Martens Laureijssen’ (16e eeuw) en ‘Kwartierstaat Angela Cornelissen Mandemaeckers’ (geb. 1613)] G.T.M.W.B.Bw., mrt. ‘11. Mw. G.J. Hoogeboom: Parenteel van Lammert Kappert. [1775-1949] Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. J.F. Wendte: Kettingh te Den Haag en Oost-Indië en hun afkomst uit de Hoeksche Waard maart & april 201 1
pagina 34
(Strijen), ca. 1540-1700. Ons Voorgeslacht, feb. ‘11. K.J. Slijkerman: De familiegroep met de naamdragers (Van) Maesdam, Van der Maese, Vermaes en Verhouck uit Maasdam (3e en laatste deel). [16e eeuw-1682] Erfgoed, jan.-feb. ‘11. A.G.H. Groeneveld: Het geslacht Schoonman uit Bredevoort. [1685-2002] Oostgelders T.G.B., 4e kwart. ‘10. E.A.N. van der Kuip-Zilvold: Paepsche stoutigheden. [Van Silvoldt, 16e eeuw - 1714] Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. Mw. T. Slof: Verknocht aan het veen - De turfmakers van een Hollandse/Friese familie Slof. [1687-1856] Gens Nostra, jan. ‘11. A. Hoekstra: Bij de kwartierstaat van Rinus Spruit. [De Leeuw, Smallegange, De Broekert] Gens Nostra, dec. ‘10. R.de Clercq, L. Goeminne: De familie Tayart de Borms. [I.h.a. Tayart, 1280-2006] Vlaamse Stam, jan.-feb. ‘11. H. Thissen: Thissen in Limburg (deel 2). [Met ‘Parenteel van Christian, Jan Christan, Jan (Hubert) Christiaan Thissen’, 1818-1979] Limb. Tijdschr. v. Geneal., dec. ‘10. Mw. J.A. Bakker: Kwartierstaat Jan Hendriksen Tiesinck/Veltcamp. [Geb. 1672] Oostgelders T.G.B., 4e kwart. ‘10. H.J. Tiessink: De kwartierstaat Robert Tiessink (vervolg). Oostg. T.G.B., 3e kwart. ‘10. Idem, Oostgelders T.G.B., 4e kwart. ‘10. G. Goorman: Aanvulling kwartierstaat Tiessink … Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. Mw. J. Bakker: Verbetering kwartierstaat Tiessink. Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. T. van der Vorm: De voorouders van Paulus Pietersz. Tolhooft, schipper aan het Rhoonse veer. [Geb. ca.1665, kwartierstaat met o.a. De Veth/Vette, Bijlevelt, Graeff] Ons Voorgeslacht, nov. ‘10. E.H.P. Cordfunke: Een klein landjonkertje? Gerard van Velsen en zijn afstamming. [Met schema’s, 1162-14e eeuw] Ned. Leeuw, dec. ‘10. G.J. Stokreef-Braakman: Stamreeks van Gerrit Lamberts Veltcamp. [Barchum, 16701904] Oostgelders T.G.B., 4e kwart. ‘10. J. van den Bergh: Kwartierstaat van Petrus van der Ven uit Loon op Zand. [Geb. 1791, Geris, Kemmeren, Paijmans] G.T.M.W.B.Bw., mrt. ‘11. H. Koops van ‘t Jagt (†): Vierkant in Drenthe. [3 Families (2x in Ruinerwold en 1x in prov. Groningen en Hoogeveen), 1610-1883] Drents Geneal. Jaarboek 2010. R.J.J. Weetink: Kwartierstaat van Jenneken te Waarlo. [Geb. 1782, Lenderink, Venhorstink, Memelink] Oostgelders T.G.B., 1e kwart. ‘11. K.J. Slijkerman: De Hoogvlietse boeren Claes Jansz De Waert en Claes Jansz Coijer en hun families. [1460-1667, met oudere ‘Fragmenten’] Gens Nostra, jan. ‘11. J.H. de Bes: Stamreeks Wassink. [Aalten, ca.1700-2007] Oostgelders T.G.B., 4e kw. ‘10. Mw. P.J.C. Elema: Wenniger in Groningerland. [Vóór 1700-1892] Gruoninga 2007. Mw. A.A. van Heur: De familie Van Woelderen in Grave en het Land van Cuijk. [16151902] Gens Nostra, feb. ‘11. Mw. P.J.C. Elema: Genealogie Van Zee (Stad Groningen).[1600-1743] Gruoninga 2007. maart & april 201 1
pagina 35
¶ VELE HANDEN MAKEN LICHT WERK
Militieregisters gaan online dankzij crowdsourcing Dick Kranen i.s.m. het projectteam
D
onderdag 3 maart 2011 is voor het eerst het project van het Stadsarchief Amsterdam gepresenteerd aan de mensen voor wie het gedaan wordt: de in genealogie en er goed geïnteresseerde crowd. Op uitnodiging van de NGV Amersfoort e.o. spraken Ellen Fleurbaay (links) en Annemarie Lavèn, (rechts), beiden werkzaam bij het archief, over respectievelijk de militieregisters en crowdsourcing.
Ellen vertelde over de wijze waarop de dienstplichtige jongemannen vanaf 1811 geadministreerd werden en over hoe de loting was georganiseerd. Om een voorbeeld te laten zien van het gemak van een online index, toonde ze vervolgens enkele voorbeelden van andere registers uit de Archiefbank van Stadsarchief Amsterdam. Zo snel en eenvoudig zal er straks ook in de Militieregisters gezocht kunnen worden. Hans Berende van het Gemeentearchief Ede had in de aangrenzende studiezaal enkele militieregisters klaargelegd die in de pauze met grote interesse werden bekeken. Uit de reacties van de aanwezigen bleek opnieuw dat de militieregisters een waardevolle bron vormen voor genealogen.
Het tweede deel van de presentatie stond in het teken van crowdsourcing en het project Vele Handen maken licht werk. Annemarie lichtte de term toe, en gaf aan wat crowdsourcing kan betekenen voor archieven. Aan de hand van buitenlandse voorbeelden als FamilySearch, Ancestry.com, Australian Newspaper en ReCaptcha werd duidelijk welke enorme resultaten bereikt kunnen worden wanneer gemotiveerde vrijwilligers de handen ineenslaan. Zowel de sprekers als de toehoorders hadden een aantal vragen. Ellen en Annemarie waren erg benieuwd naar de eerste indruk van het publiek. Gezien het feit dat direct na de bijeenkomst al diverse leden zich als vrijwilliger en/of als lid van het testpanel aanmeldden, kunnen we de conclusie trekken dat de presentatie goed is ontvangen. Interessant waren de vragen en opmerkingen vanuit het publiek over zaken als beloning, betalen voor scans en registratie. Al met al een boeiende avond; voor het projectteam, en hopelijk ook voor de NGV Amersfoort e.o.!
Wat zijn militieregisters? De benaming voor deze registers is bedoeld als overkoepelende term voor de administratie van alle dienstplichtige mannen. In Nederland werd in 1811 de dienstplicht (conscriptie) ingevoerd. Vóór de Franse overheersing bestond het leger uit vreemdelingen (huurlingen), landlopers en avonturiers. In 1814 werd bepaald dat op iedere 100 inwoners één militielid moest worden aangewezen. Op 27 februari 1815 werd maart & april 201 1
pagina 36
daartoe de eerste Militiewet van kracht en deze werd twee jaar later vervangen door de wet voor oprichting van de Nationale Militie.
Loting Omdat er met vrijwilligers alleen niet aan de norm werd voldaan, bestond de Nationale Militie vanaf toen, naast de vrijwilligers, uit ingelote dienstplichtigen. Voor de loting moest iedere mannelijke inwoner die dat jaar zijn negentiende levensjaar zou bereiken zich inschrijven in de woonplaats van zijn ouders. Een provincie werd daarvoor ingedeeld in militiedistricten van circa 100.000 inwoners, die vervolgens werden ingedeeld in ieder tien kantons. Er werd geloot per kanton. Vrijstelling Wie ingeloot werd, kon eerst proberen vrijstelling te krijgen. Redenen voor vrijstelling waren: De loteling was te klein (< 1,55 meter), De loteling had een lichamelijk gebrek, (zie voor een lijst met gebreken op de website: www.engelfriet.net/Alie/Hans/kielhalen.htm), Eén of meerdere broers waren al in dienst (van een gezin met een even aantal zoons moest de helft in dienst, van een oneven aantal het kleinere deel), Of hij studeerde theologie. In de meeste gevallen werd hij een jaar vrijgesteld en moest hij zich het volgende jaar opnieuw aanmelden. Dit tot een maximum van vijf tot zeven jaren, evenredig aan hoe lang de dienstplicht op dat moment duurde. Dit verklaart waarom een persoon soms in meerdere militieregisters van verschillende jaargangen te vinden is. Deze persoon moest dan op herhaling komen.
Vervanging Als er geen reden tot vrijstelling was, dan kon een vervanger worden aangesteld. Dit kon een remplaçant zijn (iemand die zich dat jaar niet hoefde aan te melden) of een nummerverwisselaar (iemand die dat jaar was uitgeloot – hij ruilde dan voor een lager lotnummer). Het inzetten van een plaatsvervanger was een kostbare aangelegenheid, maar toch werd er vaak gebruik van gemaakt. Omdat dit vervangingssysteem een grote invloed had op het aantal vrijwilligers – men verdiende namelijk beduidend meer door zich te laten inkopen als vervanger dan zich aan te melden als vrijwilliger - werd het remplaçantenstelsel in 1898 afgeschaft en vervangen door de persoonlijke dienstplicht. Dienstplichtwet In 1922 werd de Dienstplichtwet ingesteld en was de Nationale Militie als zodanig verleden tijd. De registratie van jongemannen voor de dienstplicht ging echter gewoon door, en er zijn dan ook militieregisters tot en met het jaar 1941 te vinden. Uit privacyoverwegingen worden niet alle scans van deze registers direct vrijgegeven. Als richtlijn voor openbaarmaking wordt honderd jaar na geboorte aangehouden. maart & april 201 1
pagina 37
Inschrijving en loting De loting voor de Nationale Militie verliep volgens een nauwgezet administratief systeem. In de meeste gevallen zijn er daarom meerdere registers terug te vinden: een inschrijvingsregister, twee alfabetische naamlijsten en twee lotingsregisters. Inschrijvingsregister Elke man die dat jaar zijn negentiende levensjaar zou ingaan, moest zich in januari inschrijven in de woongemeente van zijn ouders. De inschrijvingsregisters werden opgesteld op volgorde van binnenkomst. Alfabetische naamlijst Vervolgens werden de inschrijvingen op alfabetische volgorde gezet. De alfabetische lijsten werden in tweevoud gemaakt en gecontroleerd: één exemplaar ging na loting terug naar de gemeente, één ging naar de militiecommissaris (provincie).
Lotingsregister De militiecommissaris van een kanton zorgde voor een publiekelijke loting. Het lotingsregister werd in tweevoud opgesteld, op volgorde van lotnummer. Een hoog lotnummer betekende meer kans op vrijstelling. Na loting werd het lotnummer ingevuld in het inschrijvingsregister en op de alfabetische naamlijst. Vervolgens gingen de lotingsregisters naar de Militieraad, die redenen tot vrijstelling beoordeelde en gegevens in het register aanvulde. De militiecommissaris leverde alle registers (lotingsregister en alfabetische naamlijst) in bij de Commissaris van de Koningin; het tweede exemplaar van het lotingsregister ging retour naar de gemeente.
Wijze van loting Lotingsregisters verschillen soms van elkaar. Dat komt vooral door de wijze van loting. Bij elke loting werd het aantal nummers afgestemd op het aantal ingeschrevenen. In eerste instantie moest iedere loteling zelf een lotnummer trekken, en bepaalde hij zo zelf zijn lot. Dit was echter een tijdrovende methode waarbij ook fouten gemaakt konden worden. In 1928 werd een ander lotingsysteem ingevoerd, waarbij niet iedere ingeschrevene afzonderlijk een lot moest trekken, maar slechts één lotnummer werd getrokken. Dit nummer werd gekoppeld aan het nummer van het inschrijvingsregister. De overige lotingsnummers werden vervolgens op volgorde van inschrijving toegekend. Vindplaatsen Bij de provincies zijn lotingsregisters en alfabetische naamlijsten te vinden. Bij de gemeenten rusten ook inschrijvingsregisters. Bekende uitzonderingen zijn Gelderland en Zeeland waarvan geen provinciale militieregisters bewaard zijn gebleven. maart & april 201 1
pagina 38
Literatuur Wit u meer weten over de Nationale Militie en de militieregisters? Hieronder vindt u een lijst met relevante bronnen. • Anoniem (een voormalig officier), De nationale militie of het nationale dobbelspel, uitg. ten voordeele van het Fonds voor ’s lands vrijwillige Weerbaarheid, Rotterdam 1867 • Rob van Drie, ‘Opkomen voor je nummer. Nationale militie in de negentiende eeuw’, Genealogie. Tijdschrift voor familiegeschiedenis. Kwartaalblad van het Centraal Bureau voor Genealogie, jaargang 6, nummer 2, Den Haag 2000, pp. 36-41 • B. Koerhuis en W. van Mulken, ‘De militieregisters 1815-1922’ (PDF), Broncommentaren, 5, Den Haag 1986 • A. Kruseman, Over nationale militie en remplacement, Amsterdam 1853 • P.M. Netscher, Beschouwingen over ons militie-stelsel, naar aanleiding van het nieuw ontwerp van de wet op de nationale militie, Den Haag 1861 • H.M. van Pabst, Het leger, in verband met de nationale militie, de schutterij en den landstorm, Arnhem 1855 • F.J.G. ten Raa, Jan Hoynck van Papendrecht, Willem Constantijn Staring en J.P. de Veer, De uniformen van de Nederlandsche zee- en landmacht, hier te lande en in de koloniën, Den Haag 1900 • E.W.R. van Roon, ‘De recrutering voor de Nationale Militie in Zuid-Holland 1880-1900’, Historisch tijdschrift Holland, 26 (1994), pp. 151-170 • L.N. Schuurman, Wet van den 19den Augustus 1861, betrekkelijk de nationale militie, met aanteekeningen alsmede besluiten en voorschriften ter uitvoering dier wet, reglement op het Geneeskundig onderzoek en alphabetisch reg., Zwolle 1862
Vrijwilligers gezocht De eerste enthousiaste reacties zijn al binnen van vrijwilligers die informeren wanneer ze aan de slag kunnen met het indexeren van de registers. Zover is het nu nog niet, al zijn we natuurlijk bijzonder blij met deze reacties. In juni 2011 verwacht het Stadsarchief Amsterdam de eerste versie van de indexeringssoftware te kunnen gaan testen. Vervolgens wordt begonnen met de eerste grote campagne om vrijwilligers te attenderen op dit project, en na de zomer kan iedereen aan de slag. Het Stadsarchief Amsterdam hoopt op veel respons van historische- en genealogische verenigingen, maar ook van geïnteresseerde particulieren.
Heeft u een tip hoe wij zo veel mogelijk vrijwilligers kunnen interesseren? Laat het ons weten. Wilt u, of uw vereniging zelf aan de slag als vrijwilliger? Of hebt u nog vragen? U kunt terecht bij Annemarie Lavèn, de Projectsecretaris. Haar e-mailadres is:
[email protected] maart & april 201 1
pagina 39
¶ VROUWENLEXICON
R
uim 1000 levensbeschrijvingen van opmerkelijke vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis tot ca. 1900 zijn thans te raadplegen op de website van het Huygens ING.(www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN) Onder leiding van historica Els Kloek werd er op genoemd instituut meer dan vijf jaar gewerkt aan het opbouwen van een verzameling vrouwen die ofwel beroemd dan wel berucht waren, maar desondanks meestal in de vergetelheid waren geraakt. U komt in de verzameling kunstenaressen, nonnen, moordenaressen, prinsessen, oplichtsters, weldoensters, onderneemsters, avonturiersters, profetessen en nog vele anderen tegen. Opzet van de biografieën Iedere levensbeschrijving bevat overzichtelijke historische informatie van circa 250 tot maximaal 2500 woorden. De nadruk ligt steeds op die aspecten van het leven van de vrouw waardoor zij bekend is geworden. Elke levensbeschrijving begint met een gestandaardiseerd overzicht van de belangrijkste genealogische gegevens en wordt afgesloten met een lijst van relevante archivalia en literatuur, met eventueel een overzicht van publicaties en prestaties van de vrouw in kwestie. Tevens zal - indien beschikbaar - een portret van de betrokkene worden opgenomen. Hieronder ziet u een voorbeeld, bestaande uit het begin van de levensbeschrijving van Aagje Deken:
DEKEN, Agatha Pieters, vooral bekend als Aagje Deken (ged. Amstelveen 10-12-1741, gest. Den Haag 14-11-1804), romanschrijfster en dichteres. Dochter van Pieter Teunisz. Deken (1700-1745), veeboer, en Geertruy Bebber (gest. 1745). Agatha Deken bleef ongehuwd. Na de dood van haar beide ouders in 1745 werd de vierjarige Agatha Deken onder gebracht in het weeshuis van de collegianten, De Oranje Appel in Amsterdam. Andere familieleden zagen geen kans het weesje in huis te nemen maar wel kon (mede) uit de erfenis nog een behoorlijk entreegeld aan het weeshuis betaald worden. In deze vrijzinnig-protestantse omgeving kreeg zij een goede opvoeding waar ze later in de dubbel-autobiografie in romanvorm van haar en Elisabeth Wolff-Bekker, Geschrift eener bejaarde vrouw (1802), tevreden op terugziet: ‘De meisjes hebben het daar, voor hunne stand in de wereld, al te wel: men leert haar daar denken! [...] Zij kunnen niet zo willeloos zijn, als men van de dienstboden eist. [...] Zij zijn zedig beleefd, maar kunnen zich zo niet alles laten zeggen; zij denken niet, dat een geschenk alles weer goed maakt’. Etc.¶ maart & april 201 1
pagina 40