Hoge Boeschoterweg I Maart 2010, Nr. 1048
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk1
5 INLEIDING
5
Hoofdstuk2 BESTAANDESITUATIE 2.1 Begrenzing plangebied 2.2 Geldende bestemmingen 2.3 Ontstaansgeschiedenis 2.4 Ruimtelijke structuur
6 6 6 7 8
Hoofdstuk3 PLANBESCHRIJVING 3.1 Functies 3.2 Ontwikkelingen
9 9 9
Hoofdstuk4 BELEIDSKADER 4.1 Rijk 4.2 Provincie 4.3 Gemeente
10 10 10 13
Hoofdstuk5 RANDVOORWAARDEN 5.1 Archeologie 5.2 Bodem 5.3 Cultuurhistorie 5.4 Ecologie 5.5 Externe veiligheid 5.6 Geluid 5.7 Geur 5.8 Leidingen 5.9 Luchtkwaliteit 5.10 Milieuzonering 5.11 Natuur en landschap 5.12 Water
17 17 18 18 18 20 24 25 25 25 26 26 27
Hoofdstuk6 JURIDISCHEASPECTEN 6.1 Juridische aspecten 6.2 Handhaving
29 29 32
Hoofdstuk7 ECONOMISCHEUITVOERBAARHEID 7.1 Grondexploitatie
33 33
Hoofdstuk8 OVERLEG 8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
34 34
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Bodemonderzoek Bijlage 2 Flora- en Faunaonderzoek Bijlage 3 Archeologisch onderzoek Bijlage 4 Reacties vooroverleg Bijlage 5 Ontwerp-besluit
35 37 55 83 141 159
Regels
163
Hoofdstuk1 Artikel 1 Artikel 2 2
INLEIDENDEREGELS Begrippen Wijze van meten
164 164 168 bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
BESTEMMINGSREGELS Bos Recreatie Waarde - Archeologie 2
169 169 171 173
Hoofdstuk3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
ALGEMENEREGELS Anti-dubbeltelregel Algemene ontheffingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
175 175 176 177 178
Hoofdstuk4 Artikel 10 Artikel 11
OVERGANGS-EN SLOTREGELS Overgangsrecht Slotbepaling
179 179 180
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 3
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
4
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Toelichting Hoofdstuk 1
INLEIDING
Camping "De Zanderij" aan Hoge Boeschoterweg 96 in Voorthuizen (gemeente Barneveld) heeft een plan ontwikkeld voor innovatieve toeristische verblijfsaccommodatie op het perceel kadastraal bekend gemeente Voorthuizen, sectie E, nummer 1803. Dit perceel ligt tussen het terrein van de bestaande camping en vakantiepark "De Eendracht". Het plan kreeg van de initiatiefnemer de titel "Het Verborgen Bosch", Het is de bedoeling dat het plan de samenhang tussen het bosperceel en de recreatieve belevingswaarde versterkt. Middels realisatie van het plan wordt gestreefd om de verblijfsrecreatie op de Veluwe te voorzien van nieuwe impulsen. Het plan voorziet in de realisering van bos-lodges, die zowel grondgebonden (grond-lodges) zijn als in of rondom de bomen worden gesitueerd (boom-lodges). Het betreft ecologisch getinte verblijfsaccommodaties. Het concept omvat een combinatie van lodges, enkele kampeerplaatsen, met speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen. Ook bij de opzet en vormgeving van 'Het Verborgen Bosch' wordt het natuurlijke aspect tot uitdrukking gebracht, onder andere door het gescheiden afvoeren van afval tot aan het gebruik van natuurlijke en milieuvriendelijke producten en materialen. Zowel de terreinopzet als de aard van de verblijfsaccommodaties zorgen voor een onderscheidend concept en een toegevoegde waarde voor de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld. Een dergelijk project is uniek voor de gemeente Barneveld. Het gaat om 100% toeristisch gebruik. Het plan past niet binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000". Om deze ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken dient een postzegelplan opgesteld te worden. Het nieuwe bestemmingsplan dient dergelijke recreatiewoningen mogelijk te maken. Overigens rustte tot 1984 de bestemming 'Kampeercentrum' op de bewuste gronden.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 5
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 2 2.1
BESTAANDE SITUATIE
Begrenzing plangebied
Het plangebied betreft een perceel aan de Hoge Boeschoterweg. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Zevenbergjesweg en aan de oostzijde door de Hoge Boeschoterweg. Aan de overzijde van de Zevenbergjesweg is Minicamping en Natuurcamping 't Zevenbosch gelegen. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door het reeds bestaande recreatieterrein van Camping en Recreatiecentrum "De Zanderij". Ten noorden wordt het plangebied door het vakantiepark "De Eendracht" begrensd. Het perceel kenmerkt zich daarmee als een bosperceel dat gelegen is tussen meerdere recreatieterreinen. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorthuizen, sectie E, nummer 1803. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 3 hectare.
2.2
Geldende bestemmingen
Het perceel ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Buitengebied 2000", dat is vastgesteld op 30 oktober 2001 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 11 juni 2002. Aan de gronden zijn de bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" (artikel 9) en gedeeltelijk de bestemming "Zomerhuis" (artikel 18) toegekend. 6
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Op basis van dit bestemmingsplan is de realisatie van recreatiewoningen niet mogelijk. De volgende wijziging in het plan dient te worden aangebracht: a. De bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" (artikel 9) zal moeten worden gewijzigd in de bestemming "Recreatie" en "Bos". Deze wijziging zal plaats moeten vinden door middel van een postzegelplan.
2.3
Ontstaansgeschiedenis
De kern Voorthuizen is ontstaan bij een kruispunt van routes en heeft in de periode 1850 - 1940 een verdere lintvormige bebouwing gekregen langs de Hoofdstraat en Kerkstraat. Middenstandswoningen werden gebouwd aan de Rubensstraat en Molenweg. Gemengde bebouwing met villa's en middenstandswoningen aan de Baron van Nagelstraat, de Bakkersteeg, de Schoolstraat, de Koninginnelaan en aan het Smidsplein.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 7
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Het grondgebruik in de periode 1850-1940 heeft in Voorthuizen voornamelijk betrekking op het dekzandgebied. Door werkzaamheden zijn met name de lager gelegen dekzandgebieden veranderd van natte heidevelden in graslanden. De ruggen in dit gebied van beekdalen waren vanouds als bouwland in gebruik. Kleine escomplexen in de omgeving van Voorthuizen zijn op de vlakkere en hoger gelegen dekzandgebieden ontstaan. Na 1940 heeft Voorthuizen een sterke groei ondergaan, deze vond voornamelijk plaats als planmatige opvulling tussen de radialen. Verspreid over de gemeente is een groot aantal kampeer- en recreatieterreinen aangelegd, waarvan de directe omgeving van onderhavig plangebied één van de belangrijkste is.
2.4
Ruimtelijke structuur
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit bos. Zowel jonge als oude loof- en naaldbomen komen in dit bos voor. Aan de uiterste westzijde van het plangebied komt één zomerhuisje voor. Het plangebied wordt omgeven door een concentratie van verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen.
8
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 3 3.1
PLANBESCHRIJVING
Functies
Het plan beoogt de herinrichting van de percelen met een drietal nieuwe functies. Dit zijn: a. 24 boslodges: Een lodge is een ecologisch getinte verblijfsaccomodatie, zonder vaste fundering. De lodges hebben een oppervlakte tot 75 m2 en een inhoud van 250 m3. Er wordt een onderscheid gemaakt in grondlodges (10 grondgebonden lodges, waarvan 2 voor minder validen) en boomlodges (14 lodges inen rondom bomen). De grondlodges en mindervalidenlodges hebben een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4 meter. De boomlodges hebben een goothoogte van maximaal 5,5 m en een bouwhoogte van maximaal 8 meter. b. Een beperkt aantal eenvoudige kampeerplaatsen. Deze vorm van kamperen is het meest te vergelijken met natuurkampeerterreinen. c. Een ontmoetingsruimte: op de plaats waar nu reeds een als zodanig bestemd zomerhuisje aanwezig is, is een ontmoetingsruimte van maximaal (circa) 92 m2 toegestaan. Dit is een multifunctionele ruimte ten dienste van de recreanten. De overige oppervlakte van het perceel wordt ingericht met groenelementen en verhardingen ten behoeve van de ontsluiting en parkeervoorzieningen.
3.2
Ontwikkelingen
Het plan maakt twee ontsluitingswegen mogelijk. De ontsluiting van het plan wordt mogelijk gemaakt via de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg.
Nabij de entree worden 50 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Het terrein is zelf autovrij, om de natuurlijke entourage te benadrukken. Er wordt voldoende planologische ruimte geboden aan het realiseren van 50 parkeervoorzieningen in het plangebied.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 9
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 4 4.1
BELEIDSKADER
Rijk
De 'Nota Ruimte' (23 maart 2005 door 2e kamer vastgesteld) geeft de visie van het kabinet weer op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen: Naar versterking van de concurrentiepositie van Nederland; Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; Borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, met tegen de achtergrond de algemene wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is in de ogen van het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt.
Met het beleid legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Doorwerking in plangebied Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. Het economische draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging. Het plangebied is een uitwerking van het uitgangspunt om nieuwbouw in het buitengebied mogelijk te maken, met handhaving van het bestaande boskarakter. Er wordt ingezet op een extensieve inrichting, met aandacht voor de natuurlijke waarden in het gebied.
4.2
Provincie
De (omgeving van) de Gelderse Vallei, herbergt grootschalige en intensieve dagrecreatieve concentraties van Burgers Zoo, Openluchtmuseum, Kröller-Müller en vrijkomende gebouwen en – terreinen van defensie en zorginstellingen alsmede het Nationaal park Hoge Veluwe. Tevens bestaan er 10
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I revitaliseringsplannen voor het sportcentrum Papendal. Het Nationaal Park, Papendal en Kröller-Müller liggen in het groenblauwe raamwerk, dit in tegenstelling tot Burgers Zoo en het Openluchtmuseum. Vanwege de te verwachten impact van deze ontwikkelingen op de waarden van het groenblauwe raamwerk is een samenhangende ruimtelijke beoordeling noodzakelijk. De provincie wil samen met de betrokken regio’s Vallei en KAN en het Rijk de mogelijkheden van de EHS-gebiedssaldering na gaan en de uitkomsten daarvan in een samenhangende ruimtelijke uitwerking van de Nota Ruimte in dit streekplan vast leggen. Dat gebeurt binnen de streekplanuitwerking voor de begrenzing van het Nationaal landschap Veluwe uiterlijk in 2006. Voor de zuidflank moet worden nagegaan in hoeverre de gebiedssaldering een significante invloed zal hebben op de waarden in de omgeving die op grond van de VHR-richtlijn worden beschermd en welke passende mitigatie- en compensatiemaatregelen mogelijk noodzakelijk zijn. Conform de plansystematiek van het streekplan is het perceel aangemerkt als "Extensivering intensieve veehouderij". In de reconstructieplannen zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden bepaald.
In het reconstructiegebied "Vallei" zijn geen aanvullende beleidslijnen uitgezet voor "extensivering intensieve veehouderij".
Doorwerking in plangebied Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van de EHS-natuur of EHS-verweving. Direct ten noorden en westen van het plangebied ligt EHS-verweving. EHS-verweving omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Op korte afstand in noordelijke en oostelijke richting is EHS-natuur gelegen. EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Het plangebied is gelegen in het reconstructieplan Gelderse Vallei in extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Binnen deze zone is de realisatie van een recreatief terrein mogelijk, zoals in onderhavig bestemmingsplan wordt voorgestaan.
Streekplanherziening "Groei en krimp" De Veluwe is het grootste aaneengesloten natuurgebied en één van de belangrijkste toeristische gebieden van Nederland. Dat wil de provincie Gelderland graag zo houden. Het programma Groei en Krimp (2002) moet dat bewerkstelligen. Het project Groei en Krimp recreatieterreinen Veluwe wil twee dingen: a. Natuur terugwinnen op recreatiebedrijven. b. Recreatiebedrijven de ruimte geven uit te breiden op plaatsen waar dat goed kan. bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 11
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Recreatiebedrijven op voor de natuur kwetsbare locaties in het Centraal Veluws Natuurmassief (CVN) worden op vrijwillige basis gesaneerd of uitgeplaatst. Dit heet krimp. Krimplocaties worden teruggegeven aan de natuur. Groeien moeten de recreatiebedrijven aan de rand van de Veluwe. De hectares die de provincie door krimp heeft gewonnen, krijgen de recreatiebedrijven terug op minder kwetsbare plekken. De bedrijven worden bovendien geconcentreerd in clusters. Deze recreatieclusters, dertien in totaal, liggen doorgaans meer aan de randen van het Centraal Veluws Natuurmassief Het plangebied is gelegen binnen het (groei- en) krimpgebied (GK-gebied) van de Streekplanherziening "groei en krimp". De Streekplanherziening moet ervoor zorgen dat de doelen van het project groei en krimp in de uitvoeringsfase daadwerkelijk kunnen worden bereikt en bewaakt. De twee doelen hierbinnen zijn: c. Bereiken en bewaken Veluwebrede kwaliteit; d. Transparantie en zorgvuldige procesgang. In de procedure voor uitgifte van groeiruimte kunnen recreatiebedrijven alleen meedoen mits zij gelegen zijn in een zoekgebied recreatiecluster. Dit is voor onderhavig plangebied niet het geval. Het plangebied is gelegen binnen groei- en krimpgrens van het Reconstructieplan maar is volgens de Provincie Gelderland echter ten onrechte als zodanig gekwalificeerd. Het bestaande terrein is gelegen buiten de GK-grens, maar de beoogde ontwikkeling in het plangebied ligt binnen de grens van het krimpgebied. Dit zou betekenen dat uitbreiding niet mogelijk is. Bij de procedure Reconstructieplan is op grond van bezwaren toegezegd, dat het bedrijf inclusief de beoogde uitbreiding, buiten de GK-grens zou vallen. De provincie heeft erkend dat het plangebied buiten het groei- en krimpbeleid hoort en heeft ingestemd met het initiatief. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor het mogelijk maken van onderhavig plan.
Doorwerking in plangebied Het plangebied is niet gelegen in EHS-gebied maar in een zone "extensivering intensieve veehouderij". Binnen deze zone is de realisatie van een recreatief terrein mogelijk. De provincie heeft ingestemd met het initiatief. Mede door het feit dat het plan recreatie met een extensieve bebouwing (circa 24 lodges van 75 m2 op circa 3 hectare) mogelijk maakt zijn er geen bezwaren vanuit het provinciaal beleid voor het mogelijk maken van het plan.
Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten In het streekplan is aangegeven dat samenwerkende gemeenten een regionale beleidsinvulling voor functieverandering kunnen opstellen. In de regio De Vallei is de Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten opgesteld. De gemeenteraad van Barneveld heeft dit stuk in april 2008 vastgesteld. De overleggen voor het onderhavig plan dateren van mei 2007 tot en met november 2008 en moeten worden gezien als een maatwerk invulling.
Beleidsplan Veluwe 2010 De provincie Gelderland heeft in het beleidsplan Veluwe 2010 het initiatief genomen om zogenaamde ecologische poorten actief te beschermen en waar nodig te herstellen.De Veluwe is verbonden met aangrenzende grote natuurgebieden door acht ecologische poorten. Voorthuizen behoort door haar bijzondere ligging aan de randen van de Veluwe tot één van de acht ecologische poorten. De omgeving heeft landschappelijk en ecologisch bijzondere potenties. Het vormgeven en realiseren van de acht ecologische poorten is een belangrijk onderdeel van het plan Veluwe 2010 van de provincie Gelderland. Doorwerking in plangebied Met het mogelijk maken van het plan wordt een impuls gegeven aan verblijfsrecreatie op de Veluwe en voor de gemeente Barneveld. Het plan, dat qua maatvoering, opzet en materiaalkeuze wordt gekenmerkt door een ecologisch verantwoorde methodiek, past binnen een ecologische poort en daarmee binnen 12
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I het Beleidsplan Veluwe 2010.
Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012:groeten uit Gelderland De provincie wil meer toeristen en dagjesmensen verleiden tot een verblijf in Gelderland. Doel is het vergroten van de inkomsten uit toerisme en recreatie. In het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie staat hoe de provincie dit wil bereiken. Gelderland is onder Nederlanders de belangrijkste binnenlandse vakantiebestemming. Het is een echte wandel- en fietsprovincie. Toch zijn er ook punten van zorg. Bijvoorbeeld de moeilijke positie van veel campings en de zwakke Gelderse positie op de buitenlandse markt. Het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012 ('Groeten uit Gelderland') is een uitwerking van het Sociaal Economisch Beleidsplan 2007-2011 ('Maak het in Gelderland'). Het programma heeft de volgende doelstellingen: a. behoud en waar mogelijk versterking van het Gelderse marktaandeel op de binnenlandse vakantiemarkt, de dagrecreatieve en de zakelijke markt; b. een bovengemiddelde toename van het aantal buitenlandse vakantiegangers; c. een bovengemiddelde groei van de werkgelegenheid en bestedingen in de vrijetijdseconomie. Doorwerking in plangebied Het innovatieve concept komt tegemoet aan de wens om het Gelderse marktaandeel op de binnenlandse vakantiemarkt te versterken. Daarnaast zal het initiatief bijdragen aan een beperkte groei in de werkgelegenheid in de vrijetijdseconomie. Daarmee is het plan conform de uitgangspunten van het Uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie 2009-2012.
4.3
Gemeente
Landschapsontwikkelingsplan Het landschapsontwikkelingsplan verwerkt de brede verzameling beleidsdocumenten tot een integrale visie voor de ontwikkeling van het landschap in het buitengebied. Het landschapsontwikkelingsplan is opgesteld door de gemeente Amerongen, Barneveld, Leersum, Leusden, Maarn, Renswoude, Scherpenzeel en Woudenberg. In de visie van het landschapsontwikkelingsplan is het essentieel dat er ruimte is voor economische activiteiten. Zij vormen immers de basis van het cultuurlandschap. Voor het gebied gelden de volgende doelstellingen voor het landschap. Deze doelstellingen vormen een uitwerking van de Reconstructiedoelstellingen ten aanzien van landschap: Versterking van de regionale identiteit van het landschap; Nieuwe ruimtelijk ingrepen aangrijpen om de landschaps- en beeldkwaliteit te verhogen; Ruimtelijk, ecologisch, hydrologisch en recreatief versterken van de beken; Ontwikkelen van een landschapsstructuur, welke ruimte biedt voor (de versterking van) de economische structuur waar nodig en tevens een kwalitatief volwaardig landschap oplevert; Waarborging en versterking van karakteristieke aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische patronen en waarden; Ontwikkeling van ecologische potenties op diverse niveaus; twee bosgebieden van nationaal belang, een robuuste ecologische corridor, een dynamisch natuurlandschap langs de Lek, diverse verbindingszones en diverse lokale natuurwaarden. Verbeteren kwaliteit bestaande verblijfsrecreatie en verbeteren recreatief netwerk; Stimuleren van de betrokkenheid van de burger bij het landschap en stimuleren van regionale en lokale initiatieven. Ten behoeve van het verwevingsgebied in het deelgebied Vallei, waar onderhavig plangebied deel van bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 13
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I uitmaakt, worden de voor het plangebied volgende relevante uitgangspunten gesteld: Behouden en versterken van waardevolle kampen-, slagen- en jonge broek- en heideontginningenlandschappen; Behouden van cultuurhistorische bebouwing; Ruimte bieden aan niet-agrarische bedrijvigheid (als drager) binnen landschappelijke kaders. Doorwerking in plangebied Het plan is conform het landschapsontwikkelingsplan omdat met het plan de bestaande verblijfsrecreatie wordt verbeterd. Met het mogelijk maken van lodges wordt een impuls gegeven aan verblijfsrecreatie op de Veluwe en voor de gemeente Barneveld. Het betreft een innovatief concept met aandacht voor handhaving van het bestaande boskarakter zonder dat het ecologische potenties belemmert.
Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld (2008) De gemeente Barneveld heeft in 2008 een toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld opgesteld. Het plan dient als basis voor de verdere ontwikkeling van toerisme en recreatie. Het ontwikkelingsplan stelt de volgende ambities voor Barneveld: Een imago dat breder is dan alleen rust en ruimte; Een kwaliteit die actief uitnodigt om terug te komen; Een veelzijdig aanbod voor jong en oud; Verknopen van verschillende kwaliteiten in verrassende arrangementen binnen het gebied; Ketensamenwerking tussen de verschillende typen toeristische bedrijven; Gedeelde voorzieningen; Marketing van de Veluwe met een verbijzondering voor het gebied Barneveld e.o; Slimme communicatie die elkaar versterkt en een compleet verrassend beeld geeft; Daadkracht in innovatie. Deze ambities laten zich samenvatten in drie pijlers als basis voor de visie: Verbindingen leggen: de verschillende groepen ondernemers, overheid en intermediairs en het verschillende aanbod kunnen samen tot meer en betere producten leiden; De toeristen boeien: Toeristisch recreatief Barneveld moet de eigen identiteit beter benutten, klantgericht werken en maatwerk leveren voor specifieke klantgroepen. Daarbij voortdurend blijven vernieuwen waardoor de klant verrast wordt. De toeristen bereiken d.m.v goede communicatie en marketing. Doorwerking in plangebied Het mogelijk maken van onderhavig concept draagt bij aan het veelzijdig aanbod voor jong en oud. Het plan maakt een recreatieterrein met speelplekken, loopbruggen e.d. voor kinderen mogelijk. Daarnaast is het plan van een kwaliteit en onderscheidendheid die uitnodigt om terug te komen en bijdraagt aan het imago van de omgeving. Ten slotte is het plan een uitwerking van daadkracht in innovatie. Daarmee voldoet het plan aan meerdere ambities van het toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld en is het conform de pijler: toeristen boeien.
Structuurvisie 2009 Voor het buitengebied beschikt de gemeente Barneveld over een separate visie. Deze is vastgesteld in de ontwikkelingsschets voor het buitengebied en is concreet vertaald in het bestemmingsplan "Buitengebied 2000" en in het in 2006 vastgestelde reparatieplan.
14
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
In de Structuurvisie van de gemeente wordt als doel gesteld dat de inwoners in 2019 op een prettige manier moeten kunnen wonen, werken en recreëren.
Aandachtspunten van de gemeente zijn: Bevorderen duurzame stedelijke ontwikkeling. Behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefbaarheid in de dorpen. Verbeteren van het gevoel van veiligheid, bijvoorbeeld door verbetering van verkeersge-vaarlijke punten. Behoud van de kwaliteitskenmerken van de diverse dorpen, waarmee gedoeld wordt op het behoud van de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke kernkwaliteiten teneinde recht te doen aan het belang van de verscheidenheid van de afzonderlijke kernen. Het ruimtelijk beleid richt zich op handhaving en versterking van het functioneren van de bestaande verblijfsrecreatieve sector. Handhaving en versterking moet primair plaatsvinden door verbetering van de kwaliteit van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, op kwaliteitsversterking gerichte schaalvergroting daaronder begrepen.
In het gebied Barneveld-Voorthuizen-Harselaar zal de komende periode een verdere stevige druk op voorzieningen op het terrein van onderwijs, cultuur, sport en recreatie komen. Dit komt niet alleen voort uit de verwachte groei van de bevolking, maar wordt ook aangedreven door een zich sterk wijzigend behoeftepatroon onder de bevolking aan voorzieningen op genoemde terreinen. Dit kwalitatieve aspect veroorzaakt nieuwe behoeften.
Doorwerking plangebied Met het plan wordt een innovatieve toeristische verblijfsaccommodatie mogelijk gemaakt. Het betreft ecologisch getinte verblijfsaccommodaties met enkele kampeerplaatsen, speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen, welke zorgen voor een versterking van de samenhang tussen het bosperceel en de recreatieve belevingswaarde. Het plan levert door zowel de terreinopzet als de aard van de verblijfsaccommodatie een onderscheidend concept binnen de gemeente Barneveld en vormt een toegevoegde waarde voor het aanbod van verblijfsrecreatie op de Veluwe.
OntwikkelingsschetsBuitengebied (1998) De Ontwikkelingsschets Buitengebied bevat de visie van de gemeente op de ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied. De visie richt zich op de komende 15 tot 20 jaar. Het doel van deze schets is te beschikken over een geïntegreerde gebiedsgerichte visie voor het hele buitengebied. In de ontwikkelingsvisie die onderdeel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen van het "Bestemmingsplan Buitengebied 2000" is onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden. Het plangebied aan de Hoge Boeschoterweg valt binnen het deelgebied 3 "Groen gebieden".
Om binnen het gemeentelijk buitengebied een ecologische hoofstructuur te ontwikkelen dienen zoveel mogelijk de meest waardevolle bestaande natuurelementen in samenhang met elkaar gebracht te worden. Zo ontstaat er een gebied waarvan de omvang van de afzonderlijke delen voldoende groot is om een duurzame ecologische ontwikkeling in stand te houden. Het plangebied valt niet binnen de bestaande natuurgebieden die deel uit maken van deze ecologische hoofdstructuur.
Het accent ligt op behoud en handhaving en waar mogelijk versterking van natuur en landschap door bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 15
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I middel van versterking van de ecologische (infra)structuur.
De recreatieve functie wordt aangemerkt als een ondergeschikte functie aan de natuur. In de groene gebieden biedt de gemeente ruimte voor kleinschalige verblijfsrecreatie. Deze mogelijkheden biedt de gemeente uitsluitend aan agrariërs in het kader van het creëren van mogelijkheden tot nevenactiviteiten of functieveranderingen. Het kleinschalig kamperen is in de groene gebieden niet toegestaan.
Er liggen in dit gebied wel kansen in andere vormen van kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals eenvoudige logies met ontbijt, een pension, een groepsaccommodatie of een organisatie die in het leven wordt geroepen die meerdere boerderijen of boerderijappartementen centraal verhuurt. Daarnaast biedt de gemeente ook ruimte aan vormen van dagrecreatie, zoals kanoverhuurbedrijf, een speelplaats, een kinderboerderij enz. De voorwaarden waar rekening mee gehouden dient te worden zijn: acceptabel uit het oogpunt van het woonmilieu in de directe omgeving; acceptabel uit oogpunt van bereikbaarheid en ontsluiting uitgaande van de bestaande wegenstructuur; voldoende relatie met recreatiegebieden of kernen. Doorwerking in plangebied Met het plan worden tussen het terrein van de bestaande camping "De Zanderij" en vakantiepark "De Eendracht" binnen de gemeente Barneveld ecologisch getinte verblijfsaccommodaties met enkele kampeerplaatsen, speelplekken in het bos, platforms en loopbruggen mogelijk gemaakt. De verblijfsaccommodaties bestaan uit 24 boslodges, die op een ecologisch verantwoorde wijze zijn opgebouwd zonder vaste fundering. De beperkt aantal eenvoudige kampeerplaatsen zijn te vergelijken met natuurkampeerterreinen. De ontmoetingsruimte zal mogelijk gemaakt worden op de plaats waar nu reeds een als zodanig bestemd zomerhuisje is gesitueerd en zal dienen als multifunctionele ruimte voor recreanten. Deze functies worden niet als zodanig in het hierboven genoemde beleid genoemd als recreatieve mogelijkheden binnen de zogenaamde "Groene gebieden", maar zijn wel qua impact enigszins vergelijkbaar met de andere functies die genoemd worden (zoals kleinschalige verblijfs verblijfsrecreatieve voorzieningen als een pension of groepsaccommodatie). De verschillende activiteiten worden in de bestaande natuur ingepast met groenelementen binnen een gebied met een overwegend recreatieve functie. Het plan levert een positieve impuls op voor het aanbod van verblijfsrecreatie in de Veluwe en omgeving. Daarnaast is het plan goed te bereiken door middel van twee ontsluitingswegen en zijn de parkeervoorzieningen aan de randen van het terrein voorzien, zodat het terrein zelf autovrij is om de natuurlijke omgeving te benadrukken. Hiermee wordt voldaan aan de drie voorwaarden die in het hierbovengenoemde beleid zijn gesteld. Verder hebben de verblijfsaccommodaties geen storend effect op het aangrenzende natuurgebied de Veluwe en worden mitigerende maatregelen getroffen om de effecten van de realisatie van de lodges zoveel mogelijk te beperken (zoals laten plaatsvinden van werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli), het tot een minimum beperken van noodzakelijke verlichting, het gebruiken van afgeschermde lantaarns). Kortom, door de verantwoorde inpassing van de ecologisch getinte verblijfsaccommodaties en het treffen van mitigerende maatregelen bij realisatie is het plan verenigbaar en passend binnen het gebied met een overwegend recreatieve functie.
16
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 5
RANDVOORWAARDEN
5.1
Archeologie
5.1.1
Archeologie middelmatige of hoge verwachting
Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. De gemeente Barneveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld voor de gehele gemeente. Deze kaart kan gezien worden als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor het plangebied een middelmatige of hoge archeologische verwachting geldt. Dit betekent dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is in de vorm van een gedetailleerd bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek.
Een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Er geldt een specifiek hoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laat-neolithicum tot en met de vroege bronstijd (complextype: grafveld, nederzetting). De hoogte in het centraal noordwestelijke deel van het plangebied kan op basis van de aanwezigheid van omringende reeds bekende grafheuvels, de cirkelachtige vorm en de bodemkundige opbouw (plaggendek, gelaagde afzettingen) met grote waarschijnlijkheid als een grafheuvel worden geduid. Op basis van de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van een vindplaats uit het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen (complextype: grafheuvel, nederzetting, akkers) vanaf 20 tot 45 cm –mv en de verwachte verstoringsdiepte bestaat er een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische resten verstoord zullen worden door de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Derhalve adviseert BAAC bv een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven om zodoende eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en vervolgens te waarderen. De vermoedelijke grafheuvel zal nader moeten worden geïdentificeerd door middel van een zeer gering kijkgat (smalle sleuf). Het proefsleuvenonderzoek zal in het kader van de bouwvergunningsprocedure worden uitgevoerd. Voorafgaand aan verlening van de bouwvergunning moet een proefsleuvenonderzoek zijn uitgevoerd. In onderhavig bestemmingsplan is hiervoor een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 17
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RACM) verplicht.
5.2
Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd. Er heeft in 1999 een verkennend bodemonderzoek (NVN 5740) plaatsgevonden. Het complete verkennend bodemonderzoek is separaat bijgevoegd.
Conclusie In het onderzoek zijn geen belemmeringen voor de afgifte van een bouwvergunning gebleken. Voor een bodemonderzoek wordt als stelregel een houdbaarheidstermijn van vijf jaar aangehouden. Daarna dient een actualisatie plaats te vinden in overleg met de gemeente. Onderhavig plangebied betreft een bosperceel dat door middel van een hek en omheining is afgesloten. Sinds het bodemonderzoek van 1999 zijn er op de locatie geen veranderingen geweest en hebben er geen bodembelastende activiteiten plaatsgevonden. Er is geen reden om te veronderstellen dat de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem afwijkt van de situatie in 1999. Het is daarom niet noodzakelijk om voor de bestemmingsplanwijziging een actualiserend bodemonderzoek uit te voeren.
5.3
Cultuurhistorie
Het bosgebied behoort tot het landgoed Boeschoten. Dit landgoed behoorde in groter verband tot de jachtgebieden op de Veluwe. Boeschoten kenmerkt zich door de afwisseling tussen oude cultuurgronden, bos- en heidegebieden. In het bosgebied is een planmatige wegenstructuur aangelegd om de verschillende gebieden en dorpen met elkaar te verbinden. Het plangebied ligt tussen de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg, beide doorgaande verbindingswegen.
Met het initiatief worden lodges in het bosgebied toegevoegd. Om de lodges te ontsluiten wordt een route aangelegd die met de Zevenbergjesweg en de Hoge Boeschoterweg in verbinding staat. De bouw van de lodges en de onsluitingsroute tasten de karakteristiek van het gebied niet aan. Het bosgebied blijft grotendeels intact en er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige karakteristiek.
5.4
Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
18
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
5.4.1
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
5.4.2
Flora- en Faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet.
Conclusie natuurtoets Uit de quick scan blijkt dat het plangebied niet is gelegen in maar wel nabij gebieden met bijzondere gebiedsbescherming, namelijk Natura 2000, de Veluwe. De relevante natuurbeschermingswetgeving is daarmee de Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet, als het gaat om soortbescherming. Het plan betekent dat het bosterrein aangepast dient te worden. Hiervoor zullen bomen en struiken worden gerooid. Er zal een verharding moeten worden aangelegd en er zal moeten worden gebouwd. Omdat het plangebied op circa 50 meter gelegen is van Natura 2000 gebied, is niet uit te sluiten dat het plan een verhoging van de recreatiedruk op het gebied heeft. Een flora- en faunaonderzoek is daarom uitgevoerd.1 Het complete onderzoek is separaat bij dit bestemmingsplan gevoegd. De belangrijkste resultaten zijn: 1. In het onderzoeksgebied komt de gewone dwergvleermuis voor. Een klein deel van het plangebied wordt door de gewone dwergvleermuis als jachtgebied gebruikt. Het overige deel van het jachtgebied bevindt zich buiten het plangebied. De functionaliteit van het gehele jachtgebied van de gewone dwergvleermuis wordt niet aangetast. Een ontheffing van artikel 75 van de Flora- en faunawet in het kader van de soortenbescherming is daarom niet vereist. 2. De bouw van de 25 boslodges heeft geen storend effect op het aangrenzende concept Natura 2000-gebied Veluwe. Er behoeft daarom geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd. 3. Om de effecten van de bouw van de boomlodges zoveel mogelijk te beperken worden de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld: 4. Om verstoring te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) plaats te vinden, tenzij onderzocht en duidelijk is dat er geen broedgevallen aanwezig zijn. 5. De noodzakelijke verlichting wordt tot een minimum beperkt 6. De verlichting langs de toegangsweg zal bestaan uit afgeschermde lantaarns waarbij geen licht naar boven uitstraalt. Als voldaan wordt aan bovenstaande eisen zijn er geen belemmeringen voor het mogelijk maken van boslodges in het plangebied vanuit de Flora- en faunawet.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 19
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
5.5
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen en het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, buisleiding etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. 20
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
(Beperkt) kwetsbare objecten Er moet getoetst worden aan het Bevi, de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen en het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.
Risicovolle activiteiten In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
Risicovolle bedrijven Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" van de provincie Gelderland uit 2006 kan worden geconcludeerd dat er in de omgeving van het perceel aan de Hoge Boeschoterweg 96 een drietal risicovolle bedrijven zijn gevestigd. Deze bedrijven zijn gevestigd aan de: 1. Hoge Boeschoterweg 96. Op camping de Zanderij is een propaantank (5.000 liter) aanwezig met een plaatsgebonden risicocontour van 25 meter. De dichtstbijzijnde recreatiewoning ligt op circa 120 meter van deze propaantank. Daarmee ligt het gehele terrein buiten de plaatsgebonden risicocontour. Gezien het extensieve karakter van de ontwikkeling (24 eenheden) en de lage dichtheid van de bebouwing aan de oostzijde van de Hoge Boeschoterweg, is het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. Omdat het plangebied tot dit recreatieterrein behoort en een uitbreiding betreft, behoeft bovendien deze inrichting niet in ogenschouw genomen te worden vanuit het kader van externe veiligheid en kan deze dus onmogelijk beperkingen opleggen. 2. Hoge Boeschoterweg 88. Ook in bungalowpark de Eendracht is een propaantank (8.000 liter) aanwezig met een plaatsgebonden risicocontour van 25 meter. Vanaf deze tank bedraagt de afstand tot de dichtstbijzijnde recreatiewoning eveneens 120 meter. Daarmee ligt het gehele terrein buiten de plaatsgebonden risicocontour. Gezien het extensieve karakter van de ontwikkeling (24 eenheden) en de lage dichtheid van de bebouwing aan de oostzijde van de Hoge Boeschoterweg, is het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. 3. Zevenbergjesweg 27. Op dit recreatieterrein ligt een propaantank (20.000 liter) met een plaatsgebonden risicocontour van 30 meter. Het plangebied ligt op ten minste 270 meter afstand van deze propaantank. Gezien deze afstand en het extensieve karakter van de ontwikkeling is het bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 21
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. Zodoende zijn er geen risico's aanwezig in het kader van de externe veiligheid waar bij dit verzoek rekening mee gehouden moet worden.
Transportroutes Op circa 470 meter afstand van het plangebied is Apeldoornsestraat (N344) gelegen. Deze weg geldt als een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Op basis van de transportaantallen van de N344 blijkt uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen en de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen dat langs de N344 ter hoogte van Voorthuizen geen sprake is van een Plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). In onderstaande tabel wordt een indicatie gegeven van het aantal gevaarlijke transporten. In de handreiking externe veiligheid wordt als richtlijn voor een plaatsgebonden risicocontour voor een autoweg buiten de bebouwde kom een aantal LPG-tankwagens van 2.300 gegeven of een totaal aantal van 7.500 voor de externe veiligheid relevante tankwagens. Beide richtlijnen worden niet overschreden, wat betekent dat er geen sprake is van een Plaatsgebonden risicocontour. Tevens is, gezien deze hoeveelheden, het niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt.
Tabel: Aantal tankwagens per jaar: N344 Stofcategorie
Intensiteit
LF1
131
LF2
99
GF3 (LPG)
230
Totaal EV
460
Totaal
476
Transportleidingen Nabij het plangebied is geen sprake van leidingen met gevaarlijke stoffen.
Advies lokale en regionale brandweer
De regionale brandweer heeft een advies uitgebracht over het over het voorontwerpbestemmingsplan Hoge Boeschoterweg. De regionale brandweer adviseert het volgende: 1. in overleg met de lokale brandweer na te gaan of er mogelijkheden zijn voor optimalisatie van de bluswatervoorziening in de omgeving van het plangebied en de mogelijkheden voor een ontruimingsplan voor de recreatieterreinen na te gaan c.q. voor te schrijven aan de eigenaar; 2. om de kans op slachtoffers te verminderen heeft het de voorkeur om de bevoorrading van de propaantanks zoveel mogelijk plaats te laten vinden op momenten dat zo min mogelijk recreanten aanwezig zijn op het recreatieterrein, bijvoorbeeld buiten het hoog(seizoen); 3. als algemeen breed toepasbare maatregel kan aandacht worden besteed aan risicocommunicatie zodat mensen op de hoogte zijn van wat men moet doen in geval van een ongeval.
Ad 1 22
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Er ligt een advies van de lokale brandweer, hier zal later in deze paragraaf op ingegaan worden; zie onderstaand.
Ad 2 Dit advies moet meegenomen worden in het overleg met de eigenaars van de propaantanks en via de Wet milieubeheervergunning geregeld worden, dit is niet ruimtelijke relevant en kan niet via het bestemmingsplan geregeld worden.
Ad 3 Dit advies moet meegenomen worden in het overleg met de eigenaars, dit is niet ruimtelijke relevant en kan niet via het bestemmingsplan geregeld worden.
De lokale brandweer is om advies gevraagd. De lokale brandweer adviseert dat: 1. er bij de aanleg van verhardingen rekening gehouden moet worden met de specifieke afmetingen van de brandweervoertuigen, waarbij het uitgangspunt is dat de boslodges tot 40 meter benaderd moeten kunnen worden; 2. wegen en verhardingen een onbelemmerende doorgang bieden aan de brandweer; 3. de bereikbaarheid is goed, vanaf twee onafhankelijke zijde, slagbomen komen de bereikbaarheid niet ten goede. De lokale brandweer adviseert om mogelijkheden van een sleutelkluis met hen contact op te nemen; 4. er een aanvullende bluswatervoorziening noodzakelijk is, dit kan door een geboorde put op het terrein aan te leggen met een minimale capaciteit van 60 m3 per uur (levertijd van 4 uur onafgebroken water te leveren); 5. de compartimenten (kampeervelden) niet groter mogen zijn dan 1.000 m3; 6. afstand tussen de compartimenten (kampeervelden) moet minimaal 5 meter zijn; 7. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen (lodges) moet minimaal 3 meter zijn; 8. er een ontruimingsplan door de eigenaar opgesteld moet worden; 9. er advies wordt gevraagd aan de regionale brandweer i.v.m. het van toepassing zijn van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 10. het de lokale brandweer niet lukt in acht minuten ter plaatse te zijn. Het plangebied ligt net niet binnen het dekkingsgebied van de brandweer Voorthuizen. De brandweer is in 8.03 minuten op de plaats van het plangebied. Dit betekent een overschrijding van de norm. Alleen de punten 4, 5, 6 en 7 zijn ruimtelijke relevant. De overige punten zijn met name inrichtingsvraagstukken.
Ad 4 In de regels van het bestemmingsplan is voor het college de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen ter waarborging van brandveiligheid en rampenbestrijding. Deze nadere eisen zijn voldoende ter borging van de plaats en de afmetingen van de bluswatervoorziening.
Ad 5, 6 en 7 Aan de drie genoemde voorwaarden wordt voldaan aangezien er geen sprake is van een kampeerveld en er geen open land gereserveerd is voor tenten. Slechts een aantal eenvoudige kampeerplaatsen voor bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 23
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I tenten behoren tot de mogelijkheid, deze plaatsen zijn zogenoemde natuurkampeerplaatsen. De afstand tussen de kampeermiddelen (i.c.) tenten dient minimaal 3 meter te bedragen vanwege de brandveiligheid, een en ander conform Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen. In deze handreiking wordt gesteld dat tenten enige afstand van elkaar borgen door hun wijze van opzetten (scheerlijnen).
Ad 9 Er is advies gevraagd aan de regionale brandweer, zie eerder in deze paragraaf.
Ad 10 Dit is een aspect in het kader van de verantwoording van het groepsrisico. We gaan er nu vanuit dat het groepsrisico niet significant toeneemt en er dus geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Conclusie Er is in de directe nabijheid van het plangebied sprake van een drietal risicovolle inrichtingen. Deze inrichtingen betreffen allemaal recreatieterreinen met een propaantank. Deze tanks hebben een plaatsgebonden risicocontour van 25 of 30 meter. Het plangebied ligt buiten deze plaatsgebonden risicocontouren. Het is aannemelijk dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, gezien het extensieve karakter van het plangebied en de oostelijke zijde van de Hoge Boeschoterweg. De N344, gelegen op 470 meter afstand van het plangebied, heeft geen plaatsgebonden risicocontour en het is redelijkerwijs niet aannemelijk dat het groepsrisico significant toeneemt. Daarmee zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor het mogelijk maken van het plan.
5.6
Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent, onder meer, dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.
Conclusie Recreatiewoningen zijn geen geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder, mits zij niet permanent bewoond worden. Van permanente bewoning is in onderhavig bestemmingsplan geen sprake. Daarom behoeft geen akoestisch onderzoek verricht te worden. Vanuit de Wet geluidhinder zijn daarom geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
24
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
5.7
Geur
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de Wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad een geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Conclusie Voor het gebied geldt een geurnorm van 8 odeur eenheden per kubieke meter. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen. Daarom kan verondersteld worden dat voldaan kan worden aan de gestelde geurnorm.
5.8
Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden die beperkingen stellen aan de bouwhoogten. Volgens de digitale kaart "Mijn Leefomgeving" van de provincie Gelderland ligt het plangebied wel in een laagvlieggebied voor militaire luchtvaart. Militaire vliegtuigen in dit gebied vliegen overdag op een minimumhoogte van 75 meter. Een boomlodge heeft een maximale bouwhoogte van 5 meter en vormt hierdoor geen belemmering voor het vliegverkeer.
5.9
Luchtkwaliteit
Sinds 2001 stelt de Europese regelgeving strengere regels aan de luchtkwaliteit. In de Nederlandse regelgeving zijn daarvoor in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer eisen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Deze normen zijn vastgesteld op basis van onderzoek van de World Health Organization. Ze zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen neergelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 25
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Conclusie De nieuwe activiteit in het plangebied genereert op basis van gegevens van het CROW 2 een verkeersaantrekkende werking van 56 motorvoertuigbewegingen per weekdag. Dit is een dusdanig gering aantal verkeersbewegingen dat er geen sprake is van een waarneembare toename in de ter plaatse heersende concentraties van stikstof (NO2) en fijn stof. (PM10) Op grond van het Besluit Niet In Betekenende Mate is het plan vrijgesteld van de onderzoeksplicht voor luchtkwaliteit. Er zal daarom geen substantiële verslechtering optreden van de luchtkwaliteit.
5.10
Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, uitgave juni 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
Conclusie In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd, waarmee wat betreft de hinder op de omgeving rekening moet worden gehouden. In het plangebied worden recreatiewoningen gerealiseerd. Dit is een passende ontwikkeling in de omgeving, die gekenmerkt wordt door recreatieterreinen. Het leefklimaat van de recreatiewoningen wordt daarmee niet beperkt, noch wordt het economisch functioneren van aanwezige bedrijven beperkt door het mogelijk maken van recreatiewoningen in het plangebied.
5.11
Natuur en landschap
Het bos bestaat uit zowel jonge als oude loof- en naaldbomen en verkeert in acceptabele staat. Het is aan te merken als een waardevol element wat betreft natuur- en landschapswaarden. De gemeente Barneveld vindt het noodzakelijk om het plan dusdanig in te richten dat de geparkeerde voertuigen vanaf de Zevenbergjesweg uit het zicht worden onttrokken. Tevens dient voldoende gebruiksgroen in de buurt te zijn. De gemeente heeft een beplantingsplan niet noodzakelijk geacht, mits er maximaal één ontsluitingsweg op het perceel wordt gerealiseerd. Aan deze voorwaarde wordt in onderhavig plan voldaan (zie 5.1). Conclusie Het plan maakt boomlodges en grondlodges mogelijk. De lodges komen qua uitvoering, materiaalkeuze en kleurstelling overeen met de entourage van het bosperceel. Om het natuurlijke karakter van het Verborgen Bosch te benadrukken, zullen de lodges een bij de omgeving passende kleur krijgen. De voorkeur gaat uit naar natuurlijke materialen en een uitvoering in rondstambalken of potdekselplanken. Er worden daarnaast geen verharde wegen en paden aangelegd, met uitzondering van de centrale parkeerplaats en er worden geen auto's toegelaten. Aan de zijde van de Eendracht wordt ruimte vrijgemaakt voor een groenbuffer van circa 30 meter en ook naar de Zanderij wordt een groenruimte in acht genomen. Ten slotte wordt gekozen voor een extensief karakter inzake het aantal boslodges.
Ten aanzien van de boscompensatie is in dit bestemmingsplan de bestemming "Recreatie" zo klein mogelijk gehouden. De oppervlakte van de bestemming recreatie bedraagt 13.763 m2. Bovendien is er een bouwvlak gedefinieerd dat gelijk loopt met de werkelijke bouwgrenzen van de lodges. Het bos dat 26
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I door deze ontwikkeling alsnog zal gaan verdwijnen, zal elders volledig gecompenseerd gaan worden. Deze compensatie zal plaatsvinden op eigen terrein van de camping en moet in dit geval 120% van het ontrrokken perceel groot zijn. Voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan zal de boscompensatie geregeld zijn conform de eisen die gesteld zijn door de provincie Gelderland middels de brief van 16 februari 2010 (zie vooroverlegreacties). De gemeente is momenteel bezig met het opstellen van een privaatrechtelijke overeenkomst en beplantingsplan in overleg met de initiatiefnemer.
5.12
Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden hieronder verwoord.
Conclusie
Omgaan met regenwater Het waterschap Vallei & Eem hecht belang aan een adequate afvoer van regenwater. Bij het afvoeren van regenwater ligt de nadruk op infiltratie in de bodem of lozing op het oppervlaktewater. Het huidige terrein bestaat uit bos. In het plan worden 24 boslodges en paden toegevoegd. In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het regenwater afkomstig van de lodges en de verharding (ten behoeve van paden) zal binnen de perceelsgrenzen worden opgevangen en geborgen. De voorkeur gaat er naar uit dat water in de directe omgeving kan infiltreren, zodat er geen toename van verdroging plaatsvindt. In het plan wordt dan ook een kleine greppel of wadi opgenomen.
Het afgekoppelde hemelwater dient aan de kwaliteitseisen te voldoen. Om verontreinigen te voorkomen mogen geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden.
Omgaan met huishoudelijk afvalwater Het hemelwater en vuilwater dienen in ieder geval gescheiden ingezameld en aangeleverd te worden. In de huidige situatie zit er geen aansluiting voor riolering in de directe omgeving. Het huishoudelijke afvalwater afkomstig van de boslodges zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Er is reeds een riolering aangelegd op de grens Zanderij/Verborgen Bosch.
Omgaan met bluswater Aan de Zevenbergjesweg is een bluskraan aanwezig. Deze bluskraan is niet voldoende voor de bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 27
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I uitbreiding van de camping. De camping zal voor de ontwikkeling van meerdere bluskranen worden voorzien. In de regels van het bestemmingsplan is voor het college de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen ter waarborging van brandveiligheid en rampenbestrijding (zie eerder paragraaf 5.5 Externe veiligheid).
28
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 6 6.1
JURIDISCHE ASPECTEN
Juridische aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een plankaart met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De plankaart heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De plankaart vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Inleidende regels Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Bos' Algemeen Voor deze bestemming is aangesloten bij het gemeentelijk handboek.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 29
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Gebruik Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. Ter plaaste van de nadere aanduidingen zijn een weg en parkeerterrein toegestaan.
Bouwen De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn minimaal.
Bestemming 'Recreatie' Algemeen Voor deze bestemming is aangesloten bij bestemmingsplan "Buitengebied 2000". Om de ecologische natuurbeleving na te streven zijn de gebruiksregels en de toegestane bouwwerken strikt omschreven.
Gebruik De gronden bestemd als Recreatie zijn ter plaate van de nadere aanduidingen bestemd voor recreatief verblijf in maximaal 2 mindervalide lodges, 12 boomlodges en 8 grondlodges. Daarnaast is recreatief verblijf in tenten toegestaan. Ten behoeve van dit recreatieve verblijf is een ontmoetingsruimte ter plaaste van de nadere aanduiding toegestaan. Ter plaatse van de daarmee corresponderende functieaanduidingen zijn een weg, slagboom en parkeerterrein toegestaan.
Bouwen De lodges en ontmoetingsruimte mogen enkel opgericht worden in de daartoe aangegeven bouwvlakken. De bebouwingsmogelijkheden in bouwhoogte zijn beperkt door het opnemen van goot- en bouwhoogten op de verbeelding.
Bestemming 'Waarde - Archeologie 2' Algemeen De gronden binnen het plangebied hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor deze bestemming is aangesloten bij het gemeentelijk handboek.
Gebruik De gronden Waarde - Archeologie 2 zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
Bouwen Op of in de gronden Waarde - Archeologie 2 mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemming is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels indien een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld. Voor werkzaamheden dieper dan 0,4 m is een aanlegvergunning benodigd. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming laten vervallen ndien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of 30
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone, veiligheidszone en archeologische waarden. Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Algemene ontheffingsregels Er is een algemene ontheffingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze ontheffingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Algemene procedureregels Voor het verlenen van een ontheffing, het wijzigen van het plan en het stellen van een nadere eis zijn procedureregels aangegeven. In afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ligt het voornemen om ontheffing te verlenen met bijbehorende stukken twee weken ter inzage.
Overgangs- en slotregels Overgangsregels Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 31
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2
Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn: de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving; handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren; niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving. Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavings-instrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, verlening van vrijstellingen en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom. In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving). Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door: de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels; het ontheffingenbeleid. In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
32
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 7 7.1
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Grondexploitatie
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen wat onder een bouwplan valt. Dit plan maakt de bouw van één of meer hoofdgebouwen mogelijk. Volgens artikel 6.2.1 onder sub a van het Bro wordt een bouwplan voor een of meer woningen aangewezen als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wro. In artikel 6.12 tweede lid onder sub a staat dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Doordat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, stelt de gemeenteraad geen exploitatieplan vast. De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) en kosten voor aanleg van voorzieningen in het plangebied is een afzonderlijke overeenkomst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 33
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 8
OVERLEG
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Onderstaande instanties hebben een reactie op het voorontwerp van bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" gegeven: Provincie Gelderland; Waterschap Veluwe; Hulpverlening Gelderland Midden, Brandweer regionaal; Brandweer lokaal; Vrouwen Advies Commissie Barneveld;
34
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlagen bij toelichting
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 35
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
36
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlage 1 Bodemonderzoek
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 37
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
38
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlage 2 Flora- en Faunaonderzoek
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 55
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
56
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
EFFECTEN VAN 25 LODGES OP CAMPING DE ZANDERIJ
In opdracht van: Van Gent Van der Reest
EFFECTEN VAN 25 LODGES OP CAMPING DE ZANDERIJ
Mei 2009
Th. de Jong J. van Gooswilligen
In opdracht van: Van Gent Van der Reest
Bureau Viridis B.V. Godfried Bomansstraat 7 4103 WR Culemborg Tel: 0345 544679 Fax : 0345 544661 Email:
[email protected] Www.bureau-viridis.nl BTW-nummer: NL83222315.BO1 KvK-nummer: 11055787
Colofon © Bureau Viridis, Culemborg
Tekst en samenstelling:
Th. de Jong & J. van Gooswilligen
Foto’s: Foto omslag: Inzet omslag:
J. van Gooswilligen Het onderzoeksgebied Kleine watersalamander in landfase (Th. de Jong)
In opdracht van:
Van Gent Van der Reest
Projectnummer:
2009-15
Rapportnummer:
2009-20
Wijze van citeren:
Th. de Jong & M.H. van den Brink, 2009. effecten van 25 lodges op camping de zanderij. Bureau Viridis, Culemborg.
Dit rapport is vervaardigd op eigendom. Niets uit dit rapport van scanning, druk, internet, opdrachtgever, noch mag het waarvoor het vervaardigd is.
verzoek van de opdrachtgever zoals hierboven aangegeven en is zijn mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt worden door middel fotokopie of andere wijze zonder schriftelijke toestemming van de zonder deze toestemming voor een ander doel gebruikt worden dan
Bureau Viridis is niet aansprakelijk voor vervolgschade, alsmede schade die voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van de werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Viridis. De opdrachtgever vrijwaart Bureau Viridis voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Bureau Viridis is lid van het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging.
INHOUD SAMENVATTING
3
1
INLEIDING
3
2
DOEL
4
3
WETTELIJK KADER 3-1 Natuurbeschermingswet 3-2 Natuurbeschermingswet 3-3 Natura 2000-gebied 3-4 Ecologische Hoofdstructuur 3-5 Rode Lijsten
5 6 6 6 6 7
4
CAMPING DE ZANDERIJ 4-1 Gebiedsbeschrijving
8 8
5
ONDERZOEKSOPZET 5-1 Bronnenonderzoek 5-2 Veldonderzoek
10 10 10
6
RESULTATEN 6-1 Flora 6-2 Zoogdieren 6-3 Vogels 6-4 Amfibieën 6-5 Libellen 6-6 Dagvlinders
12 12 12 13 13 14 14
7
ONTHEFFINGSAANVRAAG FLORA- EN FAUNAWET 7-1 Aanwezigheid beschermde soorten 7-2 Effecten op beschermde soorten 7-3 Conclusie
15 15 15 16
8
MITIGERENDE MAATREGELEN
17
8
TOETSING CONCEPT NATURA2000-GEBIED VELUWE 9-1 Concept Natura2000-gebied Veluwe 9-2 Effecten van plaatsing Lodges 9-3 Toetsingskader 9-4 Oriëntatiefase 9-5 Conclusie
17 18 19 20 21 22
9
LITERATUUR
23
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Samenvatting Op het terrein van de Camping Zanderij worden 25 lodges gebouwd. Voor de bouw is mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. De camping De Zanderij grenst aan het Natura2000-gebied Veluwe. Mogelijk heeft de bouw en de exploitatie van de lodges een nadelig effect op het Natura2000-gebied. Bureau Viridis heeft onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten op het terrein waar de lodges worden gebouwd (onderszoeksgebied) en de invloed op het Natura2000-gebied. Met uitzondering van de gewone dwergvleermuis zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Een klein deel van het onderzoeksgebied wordt door de gewone dwergvleermuis als jachtgebied gebruikt. Het overige deel van het jachtgebied bevindt zich buiten het onderzoeksgebied. De functionaliteit van het gehele jachtgebied van de gewone dwergvleermuis wordt niet aangetast. Om deze behoeft geen ontheffing van art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
Op basis van ecologische eisen en kenmerken van de habitats en de soorten, verspreidingsatlassen en expert judgement is het aannemelijk dat de volgende soorten en habitats binnen een afstand van 1000 meter van de uitbreiding van camping De Zanderij voorkomen: Wespendief Zwarte specht Beuken-eikenbos Eiken-haagbeukenbos Oud eikenbos De mogelijke optredende externe effecten van de lodges op de hierboven genoemde soorten en habitats zijn: Toename autoverkeer Toename recreatieve druk op omgeving, Toename geluidsbelasting Lichtverstoring in de nacht Onderzoek naar de invloed van deze factoren op het Natura2000-gebied wijst uit: De bouw van 25 lodges heeft geen storend effect op het aangrenzende concept Natura200-gebied Veluwe. Er hoeft geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.
2
Bureau Viridis
Camping Zanderij
1
INLEIDING
De camping De Zanderij te Voorthuizen wil, direct noordelijk van en in aansluiting op de camping een drie ha groot terrein inrichten met circa 25 grond- en boomlodges. De huidige bestemming van het terrein zal hiertoe gewijzigd dienen te worden van ‘multifunctioneel bos’ in ‘verblijfsrecreatie’. De gemeente Barneveld wil aan de ontwikkeling van het terrein haar medewerking verlenen. De camping De Zanderij en het te ontwikkelen terrein liggen naast het concept Natura2000-gebied Veluwe. Voor de ontwikkeling van het terrein is mogelijk een ontheffing van artikel 75 van de Flora- en faunawet (FF-wet) noodzakelijk. Bovendien is wellicht een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. In opdracht van Van Gent Van der Reest heeft Bureau Viridis onderzoek verricht naar de natuurwaarden en onderzocht in hoeverre een ontheffing cq. vergunning noodzakelijk is.
3
Bureau Viridis
2
Camping Zanderij
DOEL Door de ontwikkeling van circa 25 lodges wordt de capaciteit van de camping vergroot en kan De Zanderij zich ten opzicht van andere in de regio gelegen campings sterker profileren. Hierdoor kan De Zanderij beter met andere aanbieders concurreren en op deze wijze het voortbestaan van de camping in de toekomst zeker stellen. De ontwikkeling van het terrein heeft mogelijk gevolgen voor de aanwezige (beschermde) flora en fauna. Mogelijk worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet (FF-wet) overtreden. Indien dit het geval is dient een ontheffing van artikel 75 van de FF-wet te worden aangevraagd. Op korte afstand van De Zanderij en dus ook van het te ontwikkelen terrein ligt het concept Natura2000-gebied Veluwe. Mogelijk heeft de ontwikkeling van het terrein negatieve externe effecten op dit Natura2000-gebied en is, naast een ontheffing van de Flora- en faunawet, mogelijk een vergunning van art. 19 de van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging dienen de effecten van de ontwikkeling op de natuurkwaliteiten middels een Natuurtoets in beeld gebracht te worden. Onderhavig rapport is de weergave van dat onderzoek.
4
Bureau Viridis
3
Camping Zanderij
WETTELIJK KADER 3-1
Flora- en faunawet De Flora en faunawet is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op de in de wet aangewezen beschermde soorten. Dit zijn alle van nature in Nederland voorkomende zoogdiersoorten (met uitzondering van bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle soorten amfibieën en reptielen, bepaalde soorten vissen (met uitzondering van soorten van de Visserijwet 1963) en alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten. Bovendien zijn een aantal planten- en diersoorten aangewezen als zijnde beschermde soorten. De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat de in het wild levende soorten zoveel mogelijk ‘met rust gelaten’ worden. Op 21 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet van kracht geworden. Hierbij is onderscheid tussen de soorten aangebracht, waarbij de volgende tabellen worden onderscheiden: Tabel 1 ‘Algemene soorten’ Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling wordt verleend. Er behoeft geen ontheffing van Art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Wel is op de ingrepen de zorgplicht van toepassing. De zorgplichtbepaling houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende planten en dieren, evenals voor hun directe leefomgeving. Tabel 2 ‘Overige soorten’ Voor deze soorten geldt dat bij ruimtelijke activiteiten geen ontheffing Art. 75 van de Flora- en faunawet behoeft te worden aangevraagd, mits de activiteiten worden uitgevoerd volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Zolang een dergelijke gedragscode nog niet is geformuleerd zijn ruimtelijke activiteiten met betrekking tot deze soorten wel ontheffingsplichtig. Tabel 3 ‘Bijzondere soorten’ Dit zijn soorten die vermeld staan in bijlagen van de Habitatrichtlijn, alle vogelsoorten en enkele op de Rode Lijsten vermelde soorten. Hiertoe behoren ook de nestplaats en de vaste rust en verblijfplaatsen van vogels als kerkuil, torenvalk, boerenzwaluw en steenuil. Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen een ontheffing aangevraagd moet worden van Art. 75 van de Florawet. Deze ontheffing zal getoetst worden aan drie criteria: Is er sprake van een in bij de wet genoemd belang Is er een alternatief, zo ja, dan geldt dat het alternatief uitgevoerd dient te worden. Zo nee, dan wordt de ingreep aan de wet getoetst. De geplande ingreep doet geen afbreuk aan de duurzame staat van instandhouding van de soort. 5
Bureau Viridis
Camping Zanderij
3-2
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland, waaronder natuurmonumenten en Natura2000-gebieden. Ontwikkelingen en gebruiksvormen die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Om te voldoen aan de verplichting om het toetsings- en afwegingskader van de habitatrichtlijn in de nationale regel om te zetten, is de Natuurbeschermingswet 1988 gewijzigd. Deze gewijzigde Natuurbeschermingswet is per 1 oktober 2005 in werking getreden. Dit betekent dat alle gebieden die zijn aangewezen als Vogel- of Habitatrichtlijngebied moeten worden getoetst op basis van de Natuurbeschermingswet. Het toetsing- en afwegingskader van de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet zijn gelijk zodat er voor de wijze waarop de feitelijke toetsing wordt uitgevoerd geen gevolgen zijn. Plannen en projecten die effecten kunnen hebben voor een vogelrichtlijngebied moeten worden getoetst aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Tegelijk verplicht deze richtlijn de Europese beschermingsregels op te nemen in het Nationaal recht van de lidstaat.
3-3
Natura2000-gebied Natura 2000 is het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie, die worden beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten moeten worden beschermd. De lidstaten wijzen daarvoor speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudings maatregelen nemen om deze gebieden te beschermen. Het doel is behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie. Het Rijk wil dit doen door bedreigde en waardevolle habitattypen en soorten in stand houden en zo nodig herstellen. De Natura 2000-gebieden zijn hiervoor geselecteerd. Met de Nederlandse bijdrage aan Natura 2000 wordt voorkomen dat de natuur verder achteruitgaat. Het concept Natura2000-gebied 57, De Veluwe, waar het onderzoeksgebied bijna aan grenst, omvat vrijwel de gehele Veluwe. In het gebied liggen de beschermde natuurgebieden ‘Leemputten van Staverden’ en het Mosterdveen.
3-4
Ecologische hoofdstructuur De ecologische hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het Nederlandse natuurbeleid. Het is de basis van een beleidsplan dat tot doel heeft de natuurwaarden in Nederland te stabiliseren. In 1950 waren er 1400 soorten hogere planten. Sindsdien zijn er bijna 500 achteruit gegaan en zijn er meer dan zeventig uitgestorven. Het aantal broedvogels is in dezelfde periode met
6
Bureau Viridis
Camping Zanderij
een derde afgenomen. De achteruitgang van de natuur is vooral zo ernstig omdat het tempo waarin dit gebeurt niet afneemt. De ecologische hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Kerngebieden zijn natuurterreinen, landgoederen, bossen, grote wateren en waardevolle agrarische cultuurlandschappen die minimaal 250 hectare groot zijn. Natuurontwikkelingsgebieden zijn gebieden met goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van natuurwaarden, van nationale en/of internationale betekenis. Verbindingszones zijn gebieden die kern- en natuurontwikkelingsgebieden als het ware aan elkaar knopen. Het doel is ook om deze structuur te laten aansluiten op ecologische verbindingszones in het buitenland.
3-5
Rode Lijsten Voor een aantal soortengroepen zijn door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit landelijke Rode Lijsten van bedreigde en kwetsbaren soorten opgesteld. Deze ‘Rode Lijsten worden gepubliceerd in de Staatscourant en geven op een objectieve manier aan hoe goed of slecht het gaat met een bepaalde soortgroep in Nederland. Aan de op deze lijsten voorkomende soorten moet bijzondere aandacht voor instandhouding worden besteed. De volgende Rode Lijsten zijn verschenen (Ministerie van LNV, 2004): zoogdieren vogels amfibieën en reptielen vissen mossen kokerjuffers en haften libellen vlinders sprinkhanen en krekels bijen vaatplanten land en zoetwaterweekdier steenvliegen en platwormen korstmossen en paddestoelen
7
Bureau Viridis
4
Camping Zanderij
CAMPING DE ZANDERIJ 4-1
Gebiedsbeschrijving Camping De Zanderij ligt circa 3 km ten noordoosten van Voorthuizen. In de directe omgeving van De Zanderij zijn meerdere camping gelegen. De regio is sterk toeristisch gericht. Camping Zanderij is ingericht met veel staanplaatsen voor stacaravans. Het terrein waar de circa 25 lodges gebouwd worden bestaat uit een jong gemengd naald en loofbos bos met soorten als Amerikaanse eik, zomereik, lijsterbes, grove den, ruwe berk en douglassparren. De bomen hebben een gemiddelde stamdiameter op borsthoogte van 30 tot 40 cm. Enkele douglassparren hebben een stamdiameter van 100 cm. Het perceel is in gebruikt geweest als productiebos. De ondergroei is slechts spaarzaam aanwezig en bestaat vooral uit braam en brede stekelvaren. Op een enkele plaats groeit lelietje-vandalen. Op meerdere plaatsen is opslag van Amerikaanse vogelkers aanwezig. Het terrein is vanuit het westen toegankelijk. Ten tijde van het onderzoek was het terrein afgesloten. Nabij de ingang staat een soort tuinhuisje dat tijdelijke bewoond wordt. Ook is er zeer recent een nieuwe schuur gebouwd. In de omgeving ervan liggen meerdere grondhopen, opgetast hout en boomstobben. Figuur 1 geeft en overzicht van het onderzoeksgebied en de omgeving ervan.
Figuur 1:
overzicht van het onderzoeksgebied en omgeving. Grens van het onderzoeksgebied
8
Bureau Viridis
Camping Zanderij
De foto’s geven een impressie van het gebied.
Ingang van het bos met hek
grondhopen in het bos
Boomstobben op een hoop
bouwvallig schuurtje
Tuinhuisje met tijdelijke bewoning
Bos met zeer weinig ondergroei
9
Bureau Viridis
5
Camping Zanderij
ONDERZOEKSOPZET Voor het in beeld brengen van de huidige natuurwaarden van het onderzoeksgebied bij campings De Zanderij is gebruik gemaakt van literatuurgegevens verzameld tijdens het bronnenonderzoek en veldgegevens die tijdens het veldonderzoek zijn verzameld.
5-1
Bronnenonderzoek Voor het bronnenonderzoek is gebruik gemaakt van: literatuurgegevens gegevens verkregen via het Natuurloket gegevens van de website waarneming.nl.
5-2
Veldonderzoek Het veldonderzoek is verricht op twee dagen in de maanden mei. Tijdens de bezoeken zijn alle aanwezige beschermde soorten en soorten van de Rode Lijst genoteerd. Naast deze soorten zijn aantekeningen gemaakt over het voorkomen van algemene soorten in het onderzoeksgebied. De aanwezigheid van deze soorten geeft inzicht in de potenties van het terrein en aan de hand van deze soorten kunnen vegetaties benoemd worden. De vegetaties en biotopen zijn ook onderzocht op hun geschiktheid voor beschermde soorten en soorten van de Rode Lijst. Hieronder wordt de werkwijze in het veld per soortengroep beschreven. Flora Tijdens de onderzoeksrondes zijn alle kansrijke locaties onderzocht. Hierbij is de aanwezigheid van alle beschermde soorten, soorten van de Rode Lijst, algemeen voorkomende soorten en indicatieve soorten genoteerd. De abundantie is genoteerd met behulp van de negendelige schaal van Tansley. Er is tevens een beschrijving gemaakt van de bosvegetatie. Zoogdieren Alle waarnemingen van zoogdieren zijn genoteerd aan de hand van sporen (prenten, graaf en krabsporen, mestputjes, keutels, prooiresten, burchten e.d.). Het onderzoek naar vleermuizen heeft zich gericht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden. Hierbij is gebruik gemaakt van een batdetector. Vleermuizen maken gebruik van echolocatie om hun weg in het donker te kunnen vinden. Hierbij worden ultrasone geluiden uitgestoten. Met behulp van een batdetector worden deze omgezet in voor de mens hoorbare geluiden. De diverse vleermuissoorten zijn aan het voortgebrachte geluid goed te herkennen. Daarnaast zijn de grotere bomen onderzocht op de aanwezigheid van holtes die mogelijk geschikt zijn als vleermuisverblijfplaats. Ook beide bouwwerken zijn op hun geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen onderzocht.
10
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Vogels Er is een globaal onderzoek naar broedvogels uitgevoerd. Tijdens alle bezoeken zijn alle aanwezige mogelijke broedvogels genoteerd aan de hand van nestindicatief gedrag en territoriumgedrag. Er is één vroege ochtend bezoek aan het gebied gebracht. Het gebied is daarnaast onderzocht op de aanwezigheid van vogelsoorten die vermeld staan op de zogenaamde Vogellijst van DLG. Dit is een lijst van vogels die niet is staat zijn zelfstandig een nest te bouwen, gedurende lange tijd van een nest gebruik maken of jaarlijks terugkeren op hetzelfde nest. Voorbeelden zijn steenuil, ooievaar, gierzwaluw, roofvogels etc. De aanwezige bomen zijn onderzocht op de aanwezigheid van nesten van vogelsoorten die vermeld staan op de Vogellijst. Reptielen Alle voor reptielen geschikte locaties zijn onderzocht. Deze zouden mogelijk aan de rand aanwezig kunnen zijn. Bij nader onderzoek bleek het onderzoeksgebied totaal ongeschikt te zijn als leefgebied voor reptielen. Amfibieën Het onderzoek naar amfibieën heeft zich beperkt tot de inventarisatie van de landbiotoop. Hiertoe zijn in het gebied liggend planken, stobben, stammen, stenen en dergelijke omgedraaid om de zich eronder verschuilende amfibieën op te sporen. In het gebied ontbreken voor amfibieën geschikte voortplantingswateren. Libellen Tijdens alle bezoeken zijn de aanwezige libellen genoteerd. De libellen zijn visueel gedetermineerd. Bij twijfel is het individu gevangenen na determinatie weer los gelaten Dagvlinders Tijdens alle bezoeken zijn de aanwezige dagvlinders genoteerd. De libellen zijn visueel gedetermineerd. Bij twijfel is het individu gevangenen na determinatie weer los gelaten.
11
Bureau Viridis
6
Camping Zanderij
RESULTATEN Hieronder worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Bij de beschrijving van de resultaten zijn ook de via het bronnenonderzoek verkregen recente gegevens verwerkt. De via het natuurloket verkregen gegevens zijn afkomstig van onderzoek per kilometerhok. Het onderzoeksgebied is gelegen in kilometerhok 173 – 468. Het onderzoeksgebied maakt minder dan 5% van dit kilometerhok uit. Uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat in het bewuste kilometerhok slechts floraonderzoek en onderzoek naar mossoorten is verricht.
6-1
Flora Volgens het Natuurloket is de flora in het kilometerhok waarbinnen het onderzoekgelegen is matig onderzocht. Er zijn daarbij geen beschermde planten of soorten van de Rode Lijst aangetroffen. In het bos is nauwelijks ondergroei aanwezig. Hier en daar groeien brede stekelvarens en bramen. Op een enkele plaats komt vingerhoedskruid voor. Op één plaats groeit lelietje-van-dalen.
Brede stekelvaren
In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde plantensoorten of Rode Lijst soorten aangetroffen. Geschikte biotopen voor beschermde plantensoorten ontbreken.
6-2
Zoogdieren Volgens het Natuurloket is er geen zoogdieronderzoek in kilometerhok 173 – 468 verricht. Ook de website Waarneming.nl heeft geen informatie over de aanwezigheid van zoogdieren. Tijdens het veldonderzoek zijn drie zoogdiersoorten aangetroffen, waarvan één beschermde soort uit tabel 3 van de FF-wet.
12
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Op het pad bij de ingang is één keer een haas gezien. In het bos zijn meerdere konijnen waargenomen. Tijdens het onderzoek naar vleermuizen is twee keer een gewone dwergvleermuis gehoord, het betrof een foeragerend bij het pad bij de ingang. Mogelijk betreft het beide keren hetzelfde dier. De gewone dwergvleermuis staat vermeld in tabel 3 van de FF-wet. Het is de meest algemene vleermuissoort van Nederland. De gewone dwergvleermuis komt veel in en nabij bebouwing voor. De kolonies bevinden zich vrijwel steeds in bebouwing. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Alle daarvoor in aanmerking komende bomen (stamdiameter > 25 cm) zijn onderzocht op de aanwezigheid van voor vleermuizen geschikte holtes. Deze zijn niet aangetroffen. In het onderzoeksgebied is één beschermde zoogdiersoorten die vermeld staat in de tabel 3 van de FF-wet aangetroffen: gewone dwergvleermuis. Geschikte biotopen voor andere zoogdiersoorten die vermeld staan in de tabellen 2 of 3 van de FF-wet ontbreken geheel.
6-3
Vogels Volgens de gegevens van het Natuurloket is er in het kilometerhok 173 – 468 geen broedvogelonderzoek verricht. De website waarneming.nl bevat evenmin vogelgegevens uit het bewuste kilometerhok. Tijdens het veldonderzoek is slechts een beperkt vogelonderzoek verricht. Hierbij zijn een aantal algemeen voorkomende broedvogels zoals houtduif, winterkoning, merel en winterkoning aangetroffen. De aangetroffen broedvogels zijn alle algemeen in Nederland voorkomende broedvogels. De soorten stellen geringe eisen aan hun leefgebied. Er is speciale aandacht geschonken aan de op de zogenaamde vogellijst van de Dienst Landelijk Gebied voorkomende soorten. Dit is een lijst van vogels die niet in staat zijn zelf een nest te bouwen, die ook buiten de broedtijd van het nest gebruik maken, het nest elk jaar weer gebruiken of sterk van menselijk handelen afhankelijk zijn. Op de lijst staan onder andere roofvogels, uilen, ooievaar, gierzwaluw e.d. Er zijn in het onderzoeksgebied geen nesten of verblijfplaatsen van deze soorten aangetroffen. In het onderzoeksgebied is het broeden van minimaal 4 vogelsoorten vastgesteld. Alle broedvogelsoorten zijn strikt beschermd. Er zijn geen soorten die vermeld staan op de Rode Lijst vastgesteld. In het onderzoeksgebied zijn geen vogelsoorten aangetroffen die vermeld staan op de zogenaamde vogellijst.
6-4
Amfibieën Het natuurloket geeft aan dat in het kilometerhok 173 – 468 geen onderzoek naar amfibieën heeft plaats gevonden. Ook het overige bronnenonderzoek leverde geen gegevens van amfibieën op.
13
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Tijdens het veldonderzoek is, verscholen onder een stronk, één kleine watersalamander aangetroffen. De kleine watersalamander staat vermeld in tabel 1 van de FF-wet. Bij ingrepen hoeft voor soorten uit tabel 1 geen ontheffing te worden aangevraagd. In het onderzoeksgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Om deze reden zijn er ook geen voortplantingsplaatsen van amfibieën aanwezig. Er is slechts marginaal landbiotoop aanwezig dat ongeschikt is voor amfibieën uit de tabellen 2 en 3 van de Flora- en faunawet. In het onderzoeksgebied komen geen beschermde amfibieën die vermeld staan in tabel 2 of 3 voor. Geschikte biotopen voor amfibieën die vermeld staan in de tabellen 2 of 3 van de FF-wet ontbreken geheel.
6-5
Libellen Het bronnen onderzoek leverde geen gegevens over het voorkomen van libellen op. Tijdens het veldonderzoek zijn geen libellen in het onderzoeksgebied aangetroffen. Het ontbreken van oppervlakte water is hier debet aan. In het onderzoeksgebied komen geen beschermde libellen voor. Geschikte biotopen voor beschermde libellen ontbreken.
6-6
Dagvlinders Volgens het Natuurloket is in het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied gelegen is geen onderzoek naar dagvlinders uitgevoerd. Ook het verdere bronnenonderzoek leverde geen waarnemingen van dagvlinders in het onderzoeksgebeid op. Tijdens het veldonderzoek zijn geen beschermde vlinders aangetroffen. In het onderzoeksgebied komen geen beschermde dagvlinders voor. Geschikte biotopen voor beschermde dagvlinders ontbreken.
14
Bureau Viridis
7
Camping Zanderij
ONTHEFFINGSAANVRAAG FLORA- EN FAUNAWET 7-1
Aanwezigheid beschermde soorten In het onderzoeksgebied komt de gewone dwergvleermuis voor. De gewone dwergvleermuis staat vermeld in tabel 3 van de FF-wet en in bijlage IV van de habitatrichtlijn. Hierdoor geniet de soort strikte bescherming.
7-2
Effecten op beschermde soorten De toegangsweg naar de lodges zal een deel van de nacht verlicht zijn. In het algemeen vermijden vleermuizen sterk verlichte plaatsen. De gevoeligheid voor verlichting verschilt van soort tot soort. De gewone dwergvleermuis is een voorbeeld van een vleermuissoort die bij haar verblijfplaats en op de vliegroute in de avond gevoelig is voor verstoring door licht. Later op de avond en 's nachts kiest ze echter ook lampen als jachtgebied. Dit levert een geconcentreerd insectenaanbod en daarmee mogelijk een voordeel voor de soort. De in het onderzoeksgebied aangetroffen gewone dwergvleermuizen zijn foeragerend aangetroffen. Er zijn geen soorten op vliegroute gehoord. In het onderzoeksgebeid komen geen vaste verblijfplaatsen voor. De verlichting heeft negatieve en even grote positieve effecten ten aanzien van de kwaliteit van het onderzoeksgebied als jachtgebied voor de gewone dwergvleermuis. Door de bouw van de lodges neemt wellicht het areaal jachtgebied af (kappen van bomen, oppervlakteverlies). Echter, het is zeer aannemelijk dat door de bouw van de lodges de variatie in het onderzoeksgebied toeneemt, met name de afwisseling van open plaatsen en bos, waardoor de kwaliteit als jachtgebied vergroot wordt. De kwaliteit van het onderzoekgebied als jachtgebied neemt waarschijnlijk toe. De omgeving van het onderzoeksgebied is zeer gevarieerd met grote aaneengesloten bossen, kleinere bosgebieden, geïsoleerde bosjes, houtwallen gras- en akkerland, golfbanen mat vijvers, grote - en kleine bebouwingkernen en losse bebouwing. Veel van deze onderdelen zijn door lijnvormige elementen (wegen, houtwallen, lanen, slootkanten e.d. met elkaar verbonden. Deze grote variatie in landschap en de onderlinge samenhang ervan garandeert de aanwezigheid van veel geschikt jachtgebied voor de gewone dwergvleermuis. Door de aanwezigheid van veel geschikt jachtgebied voor de gewone dwergvleermuis wordt de functionaliteit van het samenhangende jachtgebied niet aangetast. De gewone dwergvleermuis behoort tot de meest algemeen voorkomende vleermuissoorten in Europa. In België en Nederland is het de meest voorkomende soort met de ruimste verspreiding.
15
Bureau Viridis
Camping Zanderij
90% van alle waargenomen vleermuizen betreft de gewone dwergvleermuis. De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwerg vleermuis wordt door de bouw van de lodges niet aangetast.
7-3
Conclusie In het onderzoeksgebied komt de gewone dwergvleermuis voor. Deze staat vermeld in tabel 3 van de FF-wet. Voor het uitvoeren van werkzaamheden op locaties met beschermde soorten is in beginsel een ontheffing van artikel 75 van de Flora- en faunawet vereist. Echter, de gewone dwergvleermuis gebruikt het onderzoeksgebied als jachtgebied. Het onderzoeksgebied maakt van het jachtgebied van de gewone dwergvleermuis maar een klein gedeelte uit. Het overige deel van het jachtgebied bevindt zich buiten het onderzoeksgebied en wordt dan ook niet aangetast. Het is dan ook gerechtvaardigd te concluderen dat de functionaliteit van het samenhangende jachtgebied van de gewone dwergvleermuis niet afneemt door de bouw van de lodges. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat: Voor de bouw van de lodges geen ontheffing aangevraagd behoeft te worden van art. 75 van de Flora- en faunawet.
16
Bureau Viridis
8
Camping Zanderij
MITIGERENDE MAATREGELEN Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis behoort tot de meest algemeen voorkomende vleermuissoorten in Europa. In België en Nederland is het de meest voorkomende soort met de ruimste verspreiding. 90% van alle waargenomen vleermuizen betreft de gewone dwergvleermuis. De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwerg vleermuis in Nederland, in de regio en in de directe omgeving, wordt door de bouw van de lodges niet aangetast Om de effecten van de bouw van de lodges zoveel mogelijk te beperken, ook voor niet in tabel 2 of 3 vermelde soorten worden de volgende mitigerende maatregelen voorgesteld: Bouw- sloop- en rooiwerkzaamheden geschieden buiten de broedtijd van vogels (15 maart - 15 juli) tenzij door een ter zake kundig persoon is onderzocht en vastgesteld dat geen broedgevallen aanwezig zijn. De noodzakelijke verlichting wordt tot een minimum beperkt De verlichting langs de toegangsweg zal bestaan uit afgeschermde lantaarns waarbij geen licht naar boven uitstraalt.
17
Bureau Viridis
9
Camping Zanderij
TOETSING CONCEPT NATURA2000-GEBIED VELUWE 9-1
Concept Natura2000-gebied Veluwe Camping De Zanderij is gelegen op korte afstand van het concept Natura2000-gebied Veluwe. Figuur 2 geeft een overzicht.
Figuur 2:
ligging van het Natura2000-gebied binnen het onderzoeksgebied Natura 2000-gebied Grens onderzoeksgebied
De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP. Tot 1900 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk ligt één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte (o.a. Leemputten bij Staverden) of droge (o.a. Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de
18
Bureau Viridis
Camping Zanderij
randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. Voor concept Natura2000-gebied gelden voor de volgende habitattypen instandhoudingsdoelstellingen: Kraaiheidebegroeiingen, zwak gebufferde vennen, beuken-eikenbossen met hulst en eiken-haagbeukenbossen. Voor de volgende habitattypen geldt een uitbreidingsdoelstelling stuifzandheide met struikheide, zandverstuivingen, zure vennen, beken en rivieren met waterplanten, vochtige heiden, droge heiden, jeneverbesstruwelen, heischrale graslanden, blauwgraslanden, actieve hoogvenen, pioniervegetaties met snavelbiezen, beekbegeleidende bossen en oude eikenbossen. Voor de meeste van deze habitats geldt ook een kwaliteitsverbeteringdoelstelling. Daarnaast geldt voor bijna alle volgende soorten een doelstelling om te komen tot verbetering van de kwaliteit en vergroting van het oppervlak van het leefgebied: Gevlekte witsnuitlibel, vliegend hert, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander, meervleermuis, drijvende waterweegbree, draaihals, nachtzwaluw, zwarte specht, boomleeuwerik, duinpieper, roodborsttapuit, tapuit, grauwe klauwier. Niet alle soorten en habitats komen in de omgeving van de uitbreiding van camping De Zanderij voor. Op basis van ecologische eisen en kenmerken van de habitats en de soorten, verspreidingsatlassen en expert judgement is het aannemelijk dat de volgende habitats en soorten binnen een afstand van 1000 meter van de uitbreiding van camping De Zanderij voorkomen (F. Bos et al., 2006; Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002; Smit, J.T. & R.F.M. Krekels 2008; SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002; A. M. Spitzen-van der Sluijs, et al. 2007; E.J., Weeda et al. 2005): Wespendief Zwarte specht Tabel 2:
9-2
Beuken-eikenbos Eiken-haagbeukenbos
Oud eikenbos
habitattypen en kenmerkende soorten die binnen een straal van 1 km van de uitbreiding van camping De Zanderij voorkomen in het concept Natura2000-gebied
Effecten van plaatsing Lodges De effecten van de bouw van de lodges op het Natura2000-gebied zijn onderzocht. De interne effecten zijn behandeld in hoofdstuk 8. Deze externe effecten die mogelijk optreden als gevolg van de bouw zijn: 1. Toename autoverkeer 2. Toename recreatieve druk op omgeving 3. Lichtverstoring in de nacht 4. Toename geluidsbelasting Ad 1: Er zal een lichte toename zijn van het aantal autobewegingen op de Zevenbergjesweg. Aan deze weg is echter ook de achteringang van camping De Zanderij en de ingang van het chaletpark Het Hunnenbos gelegen. De toename van het aantal 19
Bureau Viridis
Camping Zanderij
verkeersbewegingen zal ten opzichte van het bestaande aantal verwaarloosbaar zijn. De toename van het aantal autobewegingen zal geen effect hebben op het concept Natura2000-gebied Veluwe. Ad 2: De tijdelijke bewoners van de lodges zullen in de omgeving recreëren. Dit betekent een toename van het aantal bezoekers van bijvoorbeeld het concept Natura2000-gebied Veluwe. In de directe omgeving van het onderzoeksgebied liggen minimaal 10 campings met vele duizenden verblijfplaatsen. De toename van het aantal recreanten vanwege de ingebruikname van de 25 lodges is, ten opzichte van het grote aantal al aanwezige recreanten, verwaarloosbaar. De toename van het aantal recreanten zal geen effect hebben op het concept Natura2000-gebied Veluwe. Ad 3: De toegangsweg naar de lodges zal minimaal een deel van de nacht verlicht zijn. Ook in en bij de lodges zal verlichting aanwezig zijn. Deze verlichting kan verstorend zijn ten aanzien van vleermuizen. De verlichting zal echter, zeker na het treffen van mitigerende voorwaarden, niet tot aan het concept Natura2000- gebied Veluwe reiken. De toename van de verlichting zal geen effect hebben op het concept Natura2000-gebied Veluwe. Ad 4: Mogelijk zal, door het gebruik van de lodges, er een toename zijn van de geluidsbelasting. De lodges worden echter gebouwd voor rust- en natuurliefhebbers. Dat is ook de reden dat ze in het bos worden aangelegd. De toename van de geluidsbelasting zal niet zo groot zijn dat het tot in het concept Natura2000-gebied te horen zal zijn. De toename van de geluidsbelasting zal zo gering zijn dat het geen effect heeft op het concept Natura2000-gebied Veluwe.
9-3
Toetsingskader De bouw van een aantal lodges heeft mogelijk een externe werking op het concept Natura2000-gebied Veluwe. Indien dit het geval is zal voor de bouw een vergunning van in het kader van de Natuurbeschermingswet moeten worden aangevraagd. De Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (LNV 2005) onderscheidt in de toetsing een aantal stappen. Er wordt gestart met een oriëntatiefase waarin wordt onderzocht of het gebruik of toekomstig gebruik, gelet op de instandhoudings-doelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor het Natura2000-gebied. Indien dit het geval is wordt beoordeeld of deze gevolgen significant zijn. In een "Nadere uitleg van het begrip 'significante gevolgen' uit de Natuurbeschermingswet" van het Steunpunt Natura 2000 wordt de volgende definitie van het begrip ‘significante gevolgen’ gehanteerd:
20
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Van significante gevolgen (of een significant negatief effect) is sprake indien ten gevolge van menselijk handelen een instandhoudingsdoelstelling van een Natura 2000-gebied niet gehaald zal worden. De oriëntatiefase kan drie uitkomsten hebben: 1. Er zijn geen schadelijke gevolgen te verwachten. Er is geen vergunningaanvraag of goedkeuringsverzoek noodzakelijk. 2. Er zijn mogelijk schadelijke gevolgen, maar deze zijn niet significant. Er dient, na het uitvoeren van een verslechterings- en verstoringstoets, een vergunning of goedkeuring aangevraagd te worden. 3. Het optreden van significante negatieve effecten kan niet worden uitgesloten. Er dient, nadat een passende beoordeling is uitgevoerd, een vergunning of goedkeuring aangevraagd te worden.
Oriëntatiefase Om de mogelijke optredende externe gevolgen van de bouw van de lodges in beeld te brengen is, op basis van hoofdstukken 7-2 en 9-2 onderstaande kruistabel opgesteld. Hierin staan die storende factoren, die gepaard gaan met de bouw en in gebruik hebben van de lodges, afgezet tegen de binnen een straal van 1 km rondom De Zanderij voorkomende habitattypen en kenmerkende soorten zoals die in het aanwijzingsbesluit van het Natura2000-gebied vermeld staan. Op basis van de eisen die de soorten stellen aan hun leefomgeving, de kenmerken en eisen van de habitattypen en expert judgement is een afweging gemaakt in hoeverre de storende factoren van invloed zijn op de soorten en habitattypen. Bij de beoordeling moet bedacht worden dat de genoemde storende factoren slechts een zeer minimaal effect hebben op het Natura2000-gebied (zie 9-2).
Toename verlichting
Toename Geluidsbelasting
Storende factoren
Toename recreatie
Concept natura2000-gebied Veluwe
Toename autoverkeer
9-4
oude eikenbos NG NG NG NG eiken-haagbeukenbos NG NG NG NG beuken-eikenbos NG NG NG NG Zwarte specht NG NG NG NG wespendief NG NG NG NG Tabel 3: Storende effecten afgezet tegen de bestaande natuurwaarden. ZG: zeer gevoelig G: gevoelig NG: niet gevoelig ?: te weinig informatie NVT: niet van toepassing.
21
Bureau Viridis
Camping Zanderij
Uit tabel 3 en uit de hoofdstukken 7-2 en 9-2 blijkt dat de binnen een straal van 1 km rond het onderzoeksgebied voorkomende habitattypen en kenmerkende soorten zoals die in het aanwijzingsbesluit van het Natura2000-gebied vermeld staan, niet gevoelig zijn voor de mogelijke verstoringsbronnen. 9-5
Conclusie: De bouw van 25 lodges heeft geen storend effect op het aangrenzende concept Natura200-gebied Veluwe. Er hoeft geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.
22
Bureau Viridis
10
Camping Zanderij
LITERATUUR Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting 2006. De Dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papliionidea). Natuurhistorisch museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SAurvey-Nederland, Leiden. Jong, Th. de, in prep. Maatwerk voor het Maatweggebied. Toetsing aan het Nee Tenzij principe. Bureau Viridis, Culemborg. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Natuurhistorisch museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SAurvey-Nederland, Leiden. Ottburg, F., in: J.A.M. Janssen & J.H.J. Schaminée, 2004. Europese Natuur in Nederland. Soorten van de habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Smit, J.T. & R.F.M. Krekels 2008. Vliegend hert op de Veluwe, Beschermingsplan 2009-2013. EISNederland en Bureau Natuurbalans-Limes Divergens, Leiden – Nijmegen. SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002. Atlas van de Bederlandse broedvogels 1998 – 2000. Nederlandse Fauna 5. Natuurhistorisch museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SAurvey-Nederland, Leiden. SOVON & CBS 2005. Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Betreft gegevens t/m 2003-2004. Spitzen-van der Sluijs, A.M. G.W. Willinck, R. Creemers, F.G.W. Ottburg, R.J. de Boer, P.M.L. Pfaff, W.W. de Wild, D.J. Stronks, R.J.H. Schröder, M.T. de Vos, D.M. Soes, P. Frigge & R.P.J.H. Struijk, 2007. Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland. 1985 – 2005. Stichting RAVON, Nijmegen. Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée en L. van Duren, 2005. Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
23
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 83
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
84
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
GEMEENTE BARNEVELD PLANGEBIED HOGE BOESCHOTERWEG 96 TE VOORTHUIZEN Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) BAAC rapport V-09.0146
juni 2009
GEMEENTE BARNEVELD PLANGEBIED HOGE BOESCHOTERWEG 96 TE VOORTHUIZEN Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) BAAC rapport V-09.0146
juli 2009
Status definitief
Auteur(s) drs. C.C. Kalisvaart
ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Colofon
ISSN
1873-9350
Auteur(s)
drs. C.C. Kalisvaart
Redactie
dr. ir. L.A. Tebbens
Cartografie
ir. S. van Daalen drs. C.C. Kalisvaart
Copyright
Van Gent Van der Reest te Apeldoorn / BAAC bv te Deventer
Eindcontrole
dr. ir. L.A. Tebbens
29-06-2009
Autorisatie (senior archeoloog)
drs. A. ter Wal
30-06-2009
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Van Gent Van der Reest te Apeldoorn en/of BAAC bv te Deventer.
BAAC bv Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail:
[email protected]
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail:
[email protected]
2
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Administratieve gegevens Onderzoekgegevens Type onderzoek Datum opdracht Datum rapportage Uitvoerder
Projectleider BAAC-rapport Opdrachtgever
Bevoegde overheid Beheer documentatie Beheer vondstmateriaal
Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) 22 april 2009 Juni 2009 BAAC bv, vestiging Deventer Postbus 2015 7420 AA Deventer 0570-670055 drs. C.C. Kalisvaart
[email protected] V-09.0146 Van Gent Van der Reest N.A.van derReest Jean Monnetpark 35 7336 BA Apeldoorn Gemeente Barneveld BAAC bv te Den Bosch Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam Museum Kamstraat 45 6522 GB Nijmegen tel. 024-3608805
Locatiegegevens Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kadastrale gegevens Kaartblad Oppervlakte RD-coördinaten
Gegevens Archis
Gelderland Barneveld Voorthuizen Hoge Boeschoterweg 96 Gemeente Barneveld, Rv(hsz). nr. 61 32H 3 ha 173.037 / 468.509 173.030 / 468.616 173.435 / 468.433 173.391 / 469.352 Onderzoeksmeldingsnummer 35307 Onderzoeksnummer 26227 AMK-terrein nvt Waarnemingnummer(s) nvt Vondstmeldingsnummer(s) nvt Periode(s) Laat-paleolithicum - heden
3
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Inhoudsopgave Administratieve gegevens
3
Inhoudsopgave
4
1 1.1 1.2
Inleiding Onderzoekskader Ligging van het gebied
5 5 5
2 2.1 2.2
Bureauonderzoek Werkwijze Landschappelijke ontwikkeling
7 7 7
2.2.1 2.2.2
Geologie en geomorfologie Bodem
7 10
2.3
Bewoningsgeschiedenis
11
2.3.1 2.3.2 2.3.3
Inleiding Historie Archeologie
11 12 13
2.4
Archeologische verwachting
15
3 3.1 3.2 3.3
Inventariserend Veldonderzoek Werkwijze Veldwaarnemingen Verkennend booronderzoek
17 17 18 19
3.3.1 3.3.2 3.3.3
Lithologie en bodemopbouw Bodemopbouw mogelijke grafheuvel Archeologische indicatoren
19 20 21
3.4
Archeologische interpretatie
21
4 4.1 4.2
Conclusie en aanbevelingen Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen Aanbevelingen
23 23 24
Geraadpleegde bronnen
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
27
overzicht van geologische en archeologische tijdvakken indicatieve waarden met AMK-terreinen, waarnemingen en onderzoeken boorpuntenkaart boorbeschrijvingen begrippenlijst
4
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader In opdracht van adviesbureau Van Gent Van der Reest heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen, gemeente Barneveld. Aanleiding voor dit onderzoek is een bestemmingsplanwijziging voor een momenteel aanwezig bosperceel. Ter plekke van dit bosperceel is men voornemens een parkje en 25 boshutten te realiseren. De voorgenomen bodemverstoringen zullen circa 1 m –mv (beneden maaiveld) bedragen. Hierbij bestaat dus een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden. Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en om de intactheid van het bodemprofiel te bepalen. Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak (Emaus 2009) te worden beantwoord: Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied? Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied? Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? Is vervolgonderzoek nodig om de door het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek in beeld gebrachte gebieden met een archeologische verwachting en een intact bodemprofiel nader te onderzoeken en zo ja, in welke vorm? Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (SIKB 2006a), het vigerende gemeentelijke beleid en het onderzoeksspecifieke plan van aanpak (Emaus 2009).
1.2
Ligging van het gebied Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van Voorthuizen, gemeente Barneveld. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Zevenbergjesweg, aan de noordzijde door het uitgestrekte bosgebied ‘het Bouschoterbosch”, aan de oostzijde door de Hoge Boeschoterweg en aan de zuidzijde door de camping ‘de Zanderij’. Het oppervlak van het plangebied bedraagt circa ca. 3 ha. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
5
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (ANWB 2005).
Het plangebied is momenteel in gebruik als bosperceel. Men is voornemens binnen de contouren van het plangebied 25 boshutten en een klein park te realiseren.
6
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
2
Bureauonderzoek
2.1
Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), evenals de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS-II) gebruikt. De provinciale cultuurhistorische waardenkaart (CHW) is geraadpleegd (Gelderland 2009), evenals de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart (Oosterhout 2008). Met name voor de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen geraadpleegd. Literatuur over de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst. Voor een tabel met een overzicht van geologische en archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 1.
2.2
Landschappelijke ontwikkeling 2.2.1 Geologie en geomorfologie Algemeen Het plangebied ligt in het midden-Nederlandse zandgebied (Berendsen 2008a) op de overgang van de Veluwe, een groot stuwwalcomplex ten noordoosten van het plangebied en de lager gelegen Gelderse Vallei ten westen van het plangebied. Gedurende het Pleistoceen (2,6 milj. jaar tot 11.755 jaar BP1) zijn er verscheidene zeer koude perioden geweest (glacialen/ijstijden), afgewisseld met warmere perioden (interglacialen). In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (370.000 – 130.000 jaar BP; bijlage 1) was Nederland gedeeltelijk met een dik pakket landijs bedekt. In deze periode vond als gevolg van het zich verplaatsende landijs in verschillende stadia opstuwing van de in de ondergrond aanwezige (hoofdzakelijk rivier)afzettingen plaats (Berendsen 2008b), behorende tot de Formaties van Urk, Peize en Appelscha (De Mulder et al. 2003). Deze gestuwde afzettingen zijn in het landschap als hoog gelegen delen in het landschap te zien en worden stuwwallen genoemd. De Gelderse Vallei is tijdens het Saalien diep uitgesleten onder de druk van het overliggende ijs. In de daaropvolgende warmere periode, het Eemien (130.000 – 115.000 jaar BP), is er een dik pakket brakwaterklei afgezet. Dit kleipakket behoort tot de Eem Formatie (De Mulder et al. 2003). Bovenop deze kleiafzettingen is in het Weichselien (115.000 – 11.755 jaar BP, koude periode) dekzand afgezet (met name langs de flanken van de stuwwallen). Dekzand is door de wind afgezet en behoort tot
1
BP = aantal jaren voor 1950 AD 7
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
de Formatie van Boxtel (De Mulder et al. 2003). Dekzand is te herkennen aan de goede afronding, voelt zacht aan en heeft een mediaan van 105 tot 210 µm. Het dekzand is soms in een aantal verschillende fases onder te verdelen. Het betreft het “Oud dekzand”, afgezet in het Midden-Weichselien en het “Jong dekzand”, afgezet in het Laat Weichselien (15.700 – 11.755 jaar BP, Berendsen 2008b). Het “Jong dekzand” is weer onder te verdelen in twee fasen, “Jong dekzand I” en “Jong dekzand II”. Op de overgang tussen “Jong dekzand I” en “Jong dekzand II” is op bepaalde plaatsen een dunne bodem gevormd. Deze laag staat bekend als de Laag van Usselo en vertegenwoordigt een oude begroeiinghorizont die zich ontwikkeld heeft op een voormalig landoppervlak of als een veenlaag, daterend in het Allerød-interstadiaal (Berendsen 2008b). Het dekzandreliëf in Nederland bestaat voor het grootste gedeelte uit dekzandruggen en dekzandwelvingen. Als het dekzand in de luwte van een stuwwal is afgezet worden dit gordeldekzandruggen en/of -welvingen genoemd. De gordeldekzandruggen zijn vaak duidelijk te zien en kunnen meer dan 1,5 m boven hun omgeving uitsteken. Aan het oppervlak in het centrale deel van de Gelderse Vallei komen paraboolvormige dekzandruggen voor, die gevormd zijn voorafgaand aan het Allerød-interstadiaal door westelijke winden. Jonger gevormde dekzandruggen hebben een meer zuidwest tot noordoost gerichte oriëntatie. Deze zuidwest-noordoost georiënteerde dekzandruggen komen voornamelijk voor aan de ‘binnenzijde’ van de stuwwallen rond de Gelderse Vallei (Berendsen 2008a). Behalve deze reliëfrijke gebieden zijn er ook gebieden waar het dekzand in de vorm van vlakten is afgezet. Vanwege hun hoge en vrij vlakke ligging zijn deze terreinen als (gordel)dekzandvlakte aangemerkt. Op de hellingen van de stuwwallen komen vele (droge) sneeuw smeltwaterdalen voor, die gevormd zijn onder periglaciale condities in het Weichselien. Doordat de ondergrond destijds permanent bevroren was, moest het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afstromen. Daarbij vloeide het gedooide materiaal al over lage hellingen af over de bevroren ondergrond. In het Holoceen (vanaf 11.755 jaar BP) werd het dekzandreliëf door vegetatie vastgelegd. Als gevolg van de toegenomen neerslag, het stijgen van de grondwaterspiegel na het afsmelten van het landijs en de aanwezigheid van goed doorlatende stuwwalafzettingen en ondoorlatende afzettingen op geringe diepte zoals keileem en tertiaire kleien, trad in de flanken van de stuwwallen op diverse plaatsen kwel op (ter plekke van de omringende gordeldekzanden). Op deze wijze ontstonden aan de randen van de stuwwallen kleine beekjes, die deels de loop van de reeds aanwezige (droge) dalen volgden. De natuurlijke begroeiing van deze gordeldekzandvlakten was destijds een vochtig bos. In de loop van de geschiedenis maakte dit bos echter vrijwel overal plaats voor schrale vochtige heidevelden met vennetjes. Tijdens perioden van hoge afvoer van deze beken is het zand in de lagere delen van het dekzandlandschap in de Gelderse Vallei verspoeld geraakt. Verspoeld dekzand bestaat uit scherper aanvoelend fijn tot matig grof zand (mediaan 150 -420 µm), dat minder goed gesorteerd is. Het (verspoelde) dekzand is tijdens het Holoceen door de toenemende vegetatie (warmer worden van het klimaat) vastgelegd en geologisch is het landschap sindsdien weinig meer veranderd. 8
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Naast bovenvermelde afzettingen is er tijdens het Holoceen binnen het dekzandgebied ook stuifzand(complexen) ontstaan. Op het eerste gezicht onderscheiden deze stuifzanden zich van de pleistocene dekzanden doordat zij meer geaccidenteerd zijn. Daarnaast kan het stuifzand van het dekzand worden onderscheiden door de lossere stapeling van de zandkorrels, een geringer leemgehalte, het ontbreken van een volledig ontwikkeld bodemprofiel aan de bovenkant en de aanwezigheid van “vuile” en meer humusrijke lagen (verstoven bodems). De stuifzanden zijn ontstaan als gevolg van grootschalige ontbossing vanaf het Subboreaal (Berendsen 2008b). Deze periode komt overeen met het begin van kleinschalige akkerbouw gedurende het laat neolithicum / vroege bronstijd. Derhalve komen zandverstuivingen voornamelijk voor nabij voormalige (kleinschalige) akkercomplexen.
Figuur 2.1 Uitsnede van de geomorfologische kaart van Nederland (RGD / Stiboka 1975). Het plangebied is aangeduid met de rode contour. Het plangebied bevindt zich op dekzandruggen (code 3K14), nabij een plaats waar kwel afkomstig van de stuwwal optreedt, zichtbaar aan de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (code 2M9) en de aanwezigheid verder stroomopwaarts van een beekdal (code 2R2). Ten zuidoosten van het plangebied zijn duidelijke hoogtes in het landschap zichtbaar (donkerbruine kleur) in de vorm van noordoost-zuidwest georiënteerde dekzandruggen.
Plangebied Het plangebied bevindt zich volgens de geomorfologische kaart van Nederland (RGD / Stiboka 1975; code 3K14, Fig. 2.1) op een dekzandrug (al dan niet met een oud bouwlanddek). De noordwest-zuidoostelijke oriëntatie van de dekzandruggen (donkerbruin gekleurd in fig. 2.1) duidt op afzetting gedurende het Laat Glaciaal (Berendsen 2008a). Op het Actueel Hoogtebestand van Nederland zijn deze ruggen duidelijk als hoogtes in het landschap zichtbaar (AHN 2009; donkerrood tot geelrood gekleurd in Fig. 2.2). Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen op basis van de ouderdom van het dekzand maximaal uit het laat-paleolithicum dateren. Het plangebied bevindt zich nabij een plaats waar kwel optreedt, zichtbaar aan het 9
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
voorkomen van een vlakte van deels verspoelde dekzanden (grijs gekleurd, code 2M9), overgaand in een beekdal (droog dal, code 2R2). De ligging van het plangebied op de landbouwkundig gunstige flanken van een stuwwal, de relatief hoge ligging van het plangebied ten opzichte van de omgeving en de ligging nabij water en bosgebieden waren gunstige vestigingsomstandigheden voor rondtrekkende jagers en verzamelaars uit de steentijd alsmede ook voor permanente vestiging van boeren vanaf het laatneolithicum. Op de hoogtekaart is een laagte ten zuidoosten van het plangebied zichtbaar. Hier heeft in het verleden een afgraving plaatsgevonden, die ook op de geomorfologische kaart staat aangegeven (donkerblauw gekleurd). Ten zuidwesten is op de hoogtekaart een nat gebied met lagere greppels zichtbaar. Het betreft hier het reeds eerder vermelde gebied waar kwel optreedt.
Figuur 2.2
Uitsnede van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN 2009). Het plangebied is aangegeven met de rode contour. De geelrode delen bevinden zich op circa 18 – 19 m + NAP. De groen en blauw gekleurde delen bevinden zich op circa 15 – 16 m + NAP. De zuidwestnoordoost georiënteerde hoogtes in het landschap zijn dekzandruggen, die gedurende het Laat Glaciaal zijn gevormd.
2.2.2 Bodem Het plangebied is op de bodemkaart van Nederland aangegeven als een gebied waar voornamelijk haarpodzolgronden voorkomen (code Hd21; Fig. 2.3, Stiboka 1965). Het plangebied bevindt zich in een goed ontwaterd gebied met grondwatertrap VII. Dit houdt in dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich op meer dan 80 cm -mv bevindt. De haarpodzolgronden hebben in de regel duidelijk herkenbare bodemhorizonten. De onderkant van de B-horizont ligt meestal niet dieper dan 50 à 60 cm –mv. Bij de niet vergraven gronden bevindt zich onder de heideplag of de bosstrooisellaag (O-horizont) een 3 à 10 cm dikke, zwarte Ah-horizont en een zeer duidelijke grijze E-horizont van 8 10
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
à 25 cm dikte. Deze horizont gaat zeer scherp over in een opvallend diepzwarte Bhshorizont van 5 à 8 cm dik. In deze laag komen geen roestvlekken voor. Onder de Bhshorizont kan zich een zeer dun ijzerbandje bevinden. Hierop aansluitend volgen een Bs- en een BC- horizont. In deze horizonten is ijzer en humus ingespoeld. Veel humuspodzolgronden wijken af van het boven beschreven beeld. Waar de gronden voor bouwland of bij de aanleg van bos geploegd zijn, is het materiaal uit de Ah- en E-horizont vermengd, waarbij een loodzandrijke AEp-horizont is ontstaan. Haarpodzolgronden komen veelal voor op hoge voedselarme dekzandgronden, die enkele duizenden jaren als heidevelden in gebruik zijn geweest (zie ook Fig. 2.4).
Figuur 2.3 Uitsnede van de bodemkaart van Nederland (Stiboka 1965). Het plangebied is aangegeven met de rode contour. Ten (zuid)oosten van het plangebied bevindt zich een complex duinvaaggronden, die voorkomen op plekken waar heideplaggen zijn gestoken en bomen zijn gerooid, waardoor grote stuifzandcomplexen zijn ontstaan.
2.3
Bewoningsgeschiedenis 2.3.1 Inleiding Het gevarieerde landschap van de gemeente Barneveld met droge en natte gebieden bood de bewoners in het verleden een breed scala aan bestaans- en vestigingsmogelijkheden. De eerste mensen vestigden zich op de hogere delen in het landschap zoals op de stuwwallen en dekzandruggen, meestal in de buurt van een waterloop. Binnen de gemeente Barneveld zijn vondsten bekend vanaf het middenpaleolithicum (Oosterhout 2008). De vondsten uit de perioden midden-paleolithicum tot en met het mesolithicum duiden op tijdelijke kampementen die seizoensmatig werden bewoond, afhankelijk van het voedselaanbod. Vanaf het vroeg-neolithicum ging de mens zich steeds meer toeleggen op het verbouwen van voedsel en het houden van 11
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
vee. Hoger gelegen gebieden kenden een toenemende bevolkingsdichtheid, met uitzondering van de voedselarme en droge stuwwallen, en zijn vaak voortdurend bewoond geweest tot in de Romeinse tijd. De bevolkingsdichtheid nam aan het einde van de Romeinse tijd sterk af, en nam in de middeleeuwen weer toe. Door de toenemende bevolking in de middeleeuwen veranderde het landschap en werd het in cultuur gebracht. Bos werd gekapt en veen werd ontgonnen. Door begrazing met schapen kreeg het potentieel aan natuurlijke vegetatie geen groeikans meer en ontstonden heidevelden. Betere gronden werden gebruikt als landbouwgrond. Verspreid in het landschap werden kleine boerenbedrijven gevestigd op verhogingen in het landschap waarop landbouw werd bedreven. Bij uitputting van de bodem werd plaggenmest opgebracht en ontstonden de essen. In latere periodes vonden bij bevolkingsgroei buiten de essen nieuwe ontginningen plaats, de zogenaamde kampontginningen. Met de komst van kunstmest zijn tegen het eind van de 19e eeuw veel heidevelden ontgonnen, waardoor oude escomplexen en kampen niet verder werden uitgebreid. 2.3.2 Historie De naam Voorthuizen wordt aan het einde van de 10e eeuw voor het eerst vermeld als Voirthusen (Berkel en Samplonius 2006). Het woord duidt op een aantal huizen nabij een voorde (een doorwaadbare oversteekplaats bij een beek). Het plangebied zelf bevindt zich ver verwijderd van deze mogelijke doorwaadbare plaats.
Figuur 2.4 Uitsnede van een historische kaart uit omstreeks 1900 AD (Robas 1989). In het midden van het plangebied is nog een oude historische weg zichtbaar, die lijkt op te houden ter plekke van het plangebied. Het oostelijke deel van het plangebied lijkt iets hoger te liggen. Mogelijk betreft het hier een stuifduin. Ten westen van het plangebied ligt het Meeuwenveen, dat waarschijnlijk een soort ven is geweest. Het betreft hier de reeds eerder vermelde kwelplaats. 12
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Het plangebied bevindt circa 500 m ten noorden van de oude doorgaande weg van Amersfoort naar Apeldoorn. Op de eerste kadastrale kaart uit omstreeks 1830 is zichtbaar dat het plangebied destijds onbebouwd was en in gebruik was als heide (WatWasWaar 2009). Op een historische kaart uit omstreeks 1900 (Fig. 2.4; Robas 1989) is zichtbaar dat het plangebied nog steeds in gebruik is als heide. Wel is zichtbaar dat een groot deel van de Boeschoter heide reeds bebost is geraakt. Het plangebied is pas rond 1960 bebost geraakt (WatWasWaar 2009). Er zijn verder geen aanwijzingen dat de bodem binnen het plangebied in het verleden ontgrond is of door diepploegen tot grote diepte verstoord is geraakt. 2.3.3 Archeologie In figuur 2.5 is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Barneveld (Oosterhout 2008) opgenomen met daarop een weergave van de al dan niet aanwezige archeologische monumenten, de archeologische verwachting, bodemverstoringen, archeologische vindplaatsen en cultuurhistorische elementen. Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten, bekende archeologische vindplaatsen of cultuurhistorische elementen aanwezig. De archeologische verwachtingskaart geeft een hoge verwachting aan voor het plangebied (rood gekleurd). Deze hoge verwachting is voornamelijk gebaseerd op de aanwezigheid van hoge en relatief droge dekzandruggen, waarop voornamelijk ten noordwesten van het plangebied enkele waarnemingen en drie monumententerreinen bekend zijn (Bijlage 2 en fig. 2.5). Het plangebied is ook op de Indicatieve Kaart Archeologische waarden (IKAW; Bijlage 2) en de Cultuurhistorische Waardenkaart van Gelderland (Gelderland 2009) aangegeven als een gebied met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. De Cultuurhistorische Waardenkaart van Gelderland (Gelderland 2009) geeft verder geen bijzonderheden aan. Op de Archeologische Monumentenkaart staan terreinen vermeld die door de provincie en de RCE zijn geselecteerd vanwege hun archeologische waarde. In bijlage 2 zijn binnen een straal van 500 m geen monumententerreinen bekend. Binnen een straal van 1000 m zijn er echter drie monumententerreinen bekend, die landschappelijk gezien allen zijn gelegen in dezelfde context (dekzandrug) als het plangebied. Het betreft de volgende drie monumententerreinen: AMK-terrein 253: ligt op circa 550 m ten noordwesten van het plangebied. Het betreft een beschermd monumententerrein waarbinnen resten van grafheuvels zijn aangetroffen daterende uit het laat-neolithicum tot en met de bronstijd (2850 – 800 v. Chr.). Het betreft een onderdeel van de grafheuvelgroep “de Zevenbergjes” (zie ook fig. 2.4). Ook de AMK-terreinen 16209 en 3347 op circa 650 m ten noordwesten van het plangebied zijn onderdeel van deze grafheuvelgroep. Ter plekke van deze terreinen zijn in totaal drie grafheuvels aangetroffen. In één van de heuvels is een hamerbijl aangetroffen (waarnemingsnummer 41705) binnen een straal van 1000 m.
13
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Figuur 2.5 Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Barneveld (RAAP 2008). Het plangebied is aangegeven met de gele contour. Het plangebied bevindt zich in een gebied met een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Schaal 1:10.000.
AMK-terrein 3365: ligt op circa 700 m ten noorden van het plangebied. Het betreft een monument met de status ‘terrein van archeologische waarde’. Ter plekke van dit monumententerrein zijn nederzettingsresten uit het laat-neolithicum aangetroffen behorende tot de Klokbeker cultuur. Ter plekke van dit monumententerrein zijn diverse fragmenten aardewerk, enkele fragmenten vuursteen en een maalsteen aangetroffen (waarnemingsnummer 41763). Uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) blijkt dat er binnen een straal van 500 m geen waarnemingen bekend zijn. Binnen een straal van 1000 m zijn er twee waarnemingen bekend, die niet behoren tot de al eerder vermelde monumententerreinen. Het betreft de volgende twee waarnemingen: 14
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Waarnemingen 42132 en 42182: beide waarnemingen bevinden zich op circa 600 m ten westen van het plangebied. Tijdens een archeologische opgraving zijn hier de resten van een grafheuvel uit het laat-neolithicum B aangetroffen (2450-2000 v. Chr.). In deze grafheuvel zijn twee klokbekers aangetroffen, waarvan er één kan worden geïdentificeerd als een Veluwse klokbeker. Uit de omringende onderzoeken (zie Bijlage 2) is gebleken dat er sprake is van horizonten behorende bij een haarpodzolbodem. Deze zijn ter plekke van onderzoeksmelding 21467 grotendeels niet meer intact aanwezig. Uit de onderzoeksmeldingen bleek daarnaast dat er weinig tot geen vondsten en/of archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Opvallend is wel dat deze onderzoeksmeldingen zich bijna allen in de lager gelegen dekzandvlakten en ondiepe dalen bevinden. Op basis van de reeds bekende archeologische en historische gegevens worden er binnen het plangebied voornamelijk archeologische resten uit het laat neolithicum of de bronstijd verwacht (complextype: nederzetting, grafheuvel). De in het oostelijke deel van het plangebied zichtbare hoogte op historische kaarten zou mogelijk een aanwijzing kunnen zijn voor een grafheuvel. Het kan echter ook een postmiddeleeuwse zandverstuiving zijn.
2.4
Archeologische verwachting Het plangebied bevindt zich op een dekzandrug in de nabijheid van een dekzandvlakte waar water vanuit de stuwwal als kwel aan het oppervlak komt (het Meeuwenveen). In principe kunnen er op basis van de ouderdom van het dekzand archeologische resten worden aangetroffen vanaf het laat-paleolithicum tot en met het heden. De ligging van het plangebied op een hoge en droge dekzandrug gelegen aan de rand van een stuwwal vormde een relatief gunstige plek voor jagers en verzamelaars uit de steentijd vanwege de aanwezigheid van water (Het Meeuwenveen), bossen op de dekzandruggen en de stuwwal en relatief hoge en droge ligging van het plangebied. Er zijn echter in de directe omgeving van het plangebied geen waarnemingen uit deze periode bekend. Derhalve geldt vooralsnog een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laatpaleolithicum tot en met het mesolithicum. Uit de periode laat-paleolithicum – mesolithicum worden met name vondststrooiingen van vuurstenen artefacten, houtskoolpartikels of vondstconcentraties behorende tot tijdelijke kampementen van jagers-verzamelaars verwacht. In de perioden vanaf het vroeg-neolithicum gingen mensen op meer vaste plaatsen leven, voornamelijk op overgangszones van hoog naar laag, zoals langs de flanken van de hoge maar onvruchtbare stuwwal. Hier kunnen dus sporen van nederzettingsterreinen en individuele huis- of boerderijplaatsen met erven en aardewerkstrooiing worden verwacht. In de nabije omgeving van het plangebied zijn meerdere grafheuvels en een nederzetting uit het laat-neolithicum tot en met de bronstijd aangetroffen, behorende tot de Klokbeker cultuur. Alle monumententerreinen en waarnemingen bevinden zich op dezelfde geomorfologische eenheid (dekzandrug) als waarop het plangebied gelegen is. Derhalve geldt er een specifiek hoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laat-neolithicum tot en met de 15
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
bronstijd (complextype: grafveld, nederzetting). De in het oostelijke deel van het plangebied zichtbare hoogte op historische kaarten zou mogelijk een aanwijzing kunnen zijn voor een grafheuvel. Het kan echter ook een postmiddeleeuwse zandverstuiving zijn. Voor de overige perioden tot en met de vroege middeleeuwen geldt op basis van de gunstige landschappelijke ligging op een hoge dekzandrug, maar het ontbreken van bekende waarnemingen in de nabije omgeving vooralsnog een middelhoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten (complextype: nederzetting). Vanaf de volle middeleeuwen begint de mens met het in cultuur brengen van het landschap, waarbij grote stukken bos zijn gekapt waarna de gerooide percelen tot ver in de 19e of 20ste eeuw als heidegebied in gebruik waren. Het plangebied is tot de jaren zestig van de 20ste eeuw een heidegebied geweest, waarna er vervolgens bos is aangeplant. De akkers met eventueel aanwezige aangrenzende boerderijen zijn in de nabije omgeving van het plangebied niet zichtbaar op historische kaarten. Op basis van het vroegere landgebruik, het ontbreken van bebouwing en het ontbreken van bekende waarnemingen uit de nabije omgeving van het plangebied geldt voor het plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de volle middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Binnen het plangebied worden haarpodzolgronden verwacht. Archeologische resten kunnen in een haarpodzolgrond bij een intact bodemprofiel worden verwacht binnen 60 cm beneden maaiveld. Bewoningssporen kunnen worden verwacht vanaf de onderzijde van de Ah-horizont. Indien de gronden voor bouwland of bij de aanleg van bos geploegd zijn, is het materiaal van de Ah- en E-horizont vermengd, waarbij een loodzandrijke AEp-horizont is ontstaan. Bij diep verwerkte gronden kan ook materiaal uit de B- of C-horizont omhoog geploegd zijn.
16
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
3
Inventariserend Veldonderzoek
3.1
Werkwijze Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Allereerst hebben waarnemingen in het plangebied plaatsgehad om de aanwezigheid van archeologische resten te kunnen beoordelen. Gezien het feit dat het plangebied is begroeid, is de vondstzichtbaarheid ter plaatse zeer gering. Een oppervlaktekartering is derhalve niet uitgevoerd. Molshopen en slootkanten konden vanwege afwezigheid evenmin geïnspecteerd worden. Er is een verkennend booronderzoek in het plangebied uitgevoerd om informatie te krijgen over de intactheid en aard van het bodemprofiel. Een dergelijk onderzoek is niet geschikt om archeologische vindplaatsen op te sporen. Met deze methode worden gemiddeld 5 boringen per hectare verricht met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. In het plangebied zijn zo 15 boringen geplaatst. Het uiterst noordwestelijke deel van het tijdens het bureauonderzoek onderzochte gebied bleek uiteindelijk niet tot het plangebied te behoren. Op de boorpuntenkaart (Bijlage 3) staat het correcte plangebied aangegeven. Er is één boring (nr. 17; Bijlagen 3 en 4) extra geplaatst, vanwege de aanwezigheid van een mogelijke grafheuvel. De boringen zijn uitgevoerd tot een maximale diepte van 1,70 m –mv. Er is geboord in een 40 x 50 m verspringend boorgrid. De locaties van de boringen zijn ingemeten met GPS, waarbij de afwijking maximaal circa 2 meter bedraagt. De hoogteligging ten opzichte van NAP is uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 2009) gehaald. Hoewel het verkennende onderzoek niet specifiek is gericht op het opsporen van archeologische indicatoren is wel op de aanwezigheid van archeologische indicatoren gelet. De bodemlagen zijn met de hand en op het oog onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Archeologische indicatoren (bv. aardewerk, huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot) kunnen een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse of in de nabijheid van de boring met indicator. Eventuele vondsten die zijn aangetroffen, werden meegenomen, schoongemaakt en gedetermineerd. Om inzicht te krijgen in de bodemkundige en lithologische gesteldheid van de ondergrond, zijn de boringen lithologisch (volgens de NEN 5104) en bodemkundig beschreven (volgens De Bakker & Schelling 1989). Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is. Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een archeologische interpretatie. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (bijlage 3). De boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 4.
17
BAAC bv
3.2
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Veldwaarnemingen Door de aanwezige begroeiing en bosstrooisel laag waren aan het maaiveld vrijwel geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Wel is er in het centraal noordelijke deel van het plangebied een 13 bij 10 m grote en 2,5 m hoge, noordoost-zuidwest georiënteerde, ronde heuvel aangetroffen (zie Bijlage 3), gelegen in een vrijwel vlakke omgeving (Fig. 3.1a en b). Aan de noordzijde van de ronde heuvel bevinden zich enkele opgestapelde afgezaagde boomstammen. Deze zijn vermoedelijk in het subrecente verleden tegen deze heuvel aangelegd. De ronde (ellipsachtige) vorm en de hoogte van de heuvel, in combinatie met het feit dat in de nabijheid van het plangebied reeds grafheuvels bekend zijn, doet vermoeden dat het hier een grafheuvel betreft. De noordoostzuidwest oriëntatie doet vermoeden dat het hier mogelijk een grafheuvel betreft uit de vroege bronstijd (Klokbeker cultuur; Louwe Kooijmans et al. 2005).
Figuur 3.1 A (linkerfoto) en B (rechterfoto): Foto’s van een mogelijke grafheuvel gelegen in het centraal noordwestelijke deel van het plangebied (zie ook Bijlage 3). Figuur 3.1a kijkt in zuidoostelijke en figuur 3.1b in zuidwestelijke richting. De grafheuvel lijkt een noordoost-zuidwest oriëntatie te hebben. De mogelijke grafheuvel is gelegen in een relatief vlak landschap dat bedekt is door voornamelijk loofbos (foto’s gemaakt door drs. C.C. Kalisvaart, 29-05-2009). De aanwezigheid van loofbos sluit de aanwezigheid van stuifzand aan het oppervlak nagenoeg uit. Stuifzand is namelijk te arm aan nutriënten voor de ontwikkeling van loofbossen.
Het overgrote deel van het plangebied is relatief vlak, waarbij het hoogteverschil maximaal 1 m bedraagt. Met uitzondering van het uiterst (zuid)oostelijke deel bevindt het plangebied zich tussen 18 en 19 m + NAP. Het oppervlak is grotendeels begroeid met loofbomen. Het uiterst (zuid)oostelijke deel bevindt zich op een zuidwestnoordoost georiënteerde rug (Fig. 3.2), die vrijwel parallel loopt met de Hoge Boeschoterweg. De rug bevindt zich circa 1 tot 1,5 m hoger dan de rest van het plangebied.
18
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Figuur 3.2 Foto van de in het (zuid)oostelijke deel van het plangebied gelegen rug ter plekke van boring 3 (Bijlage 3). De foto is genomen vanuit het oostelijke deel van het plangebied kijkende in westelijke richting (drs. C.C. Kalisvaart, 29-05-2009). Deze rug in het landschap is begroeid met een gemengd loof- en naaldbos.
3.3
Verkennend booronderzoek 3.3.1 Lithologie en bodemopbouw Het sediment in het bosperceel bestaat met uitzondering van de boorlocaties 3 en 17 uit een 10 tot 20 cm dikke bosstrooisel laag waaronder zich een 10-35 cm dik pakket matig siltig, zwak humeus, donkergrijs tot (licht)blauwgrijs, matig fijn zand (150 – 210 µm) bevindt. Dit pakket gaat abrupt over in een 20 tot 40 cm dik pakket (licht)geelbruin tot (licht)bruingrijs (matgrijs), zwak tot matig siltig, zeer tot matig fijn zand (105-210 µm) dat goed gesorteerd is en zacht aanvoelt. Naar beneden toe komen er een aantal grindjes in het sediment voor. Vanaf 45 tot 70 cm –mv bestaat het sediment uit zwak siltig, zwak grindig, (donker)geel, zeer tot matig fijn zand (150-300 µm). Ook dit pakket heeft een goede sorteringsgraad. Het betreft hier relatief fijn dekzand (Formatie van Boxtel; De Mulder et al. 2003) dat niet door bodemvorming is veranderd (C-horizont) en als een dek aan de lijzijde van de Veluwe is afgezet (gordeldekzand). De grindjes zijn vermoedelijk het residu van natuurlijke hellingprocessen (erosie en/of massabewegingen), die zich gedurende het Weichselien op de flank van de oostelijk van het plangebied gelegen stuwwal hebben afgespeeld. Hierdoor is grof materiaal geërodeerd en vervolgens getransporteerd in de richting van het relatief vlakke dekzandgebied. Het dekzand is afgezet gedurende het Laat Glaciaal, waardoor er op basis van de ouderdom van het dekzand in principe archeologische resten kunnen worden verwacht vanaf het laat-paleolithicum. 19
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Ter plekke van boring 3 is het originele materiaal (1C-horizont) fijner (uiterst fijn, < 105 µm), donkerder van kleur en voelt scherper aan dan het dekzand in de rest van het plangebied. Dit pakket loopt door tot circa 100 cm –mv, waaronder middels een scherpe grens wederom een pakket zeer fijn, geel dekzand aanwezig is. De bovenste 100 cm betreft zeer waarschijnlijk een pakket stuifzand (Formatie van Boxtel, Kootwijk Laagpakket), dat ontstaan is als gevolg van grootschalige ontbossing ten behoeve van de aanleg van kleine akkers vanaf het Subboreaal (laat-neolithicum / vroege bronstijd; Berendsen 2008a). De kleine akkers zouden dan moeten hebben gelegen op of nabij de noordoost-zuidwest georiënteerde hoge en droge dekzandrug. De aanwezigheid van een relatief duidelijk ontwikkeld podzolprofiel in de top van het stuifzand geeft aan dat het gebied reeds in het verre verleden is ontbost en later weer is vastgelegd, waarna de bodem zich weer kon ontwikkelen. Het is vooralsnog onduidelijk wanneer deze herbebossing heeft plaatsgevonden. Bodemkundig kan worden vastgesteld dat bij nog intacte bodemprofielen de C-horizont in de dekzandafzettingen zich tussen circa 45 tot 70 cm –mv bevindt. In de top van de dekzandafzettingen heeft zich een podzolprofiel ontwikkeld (AE-, Bh-, Bhs-, Bs- en/of BC-horizont). In circa 80% van het gebied is het gehele podzolprofiel nog zichtbaar in de boringen (zie Bijlagen 4 en 5). Onder de bosstrooisel laag (O-horizont) bevindt zich een uitgeloogde AE-horizont of geheel uitgeloogde E-horizont. Onder deze horizonten bevindt zich in circa 50% van de boringen een donkerbruine Bh-(humus inspoelings)horizont, waaronder in vrijwel alle bodems zich een dunne oranjebruine tot bruine B(h)s-(ijzer inspoelings)horizont heeft ontwikkeld. Daaronder bevindt zich een (licht)bruingele tot (licht)geelbruine BC-horizont, die geleidelijk overgaat in het niet door bodemontwikkeling veranderde materiaal (C-horizont). Ter plekke van de boringen 4 en 10 is het oorspronkelijke podzolprofiel tot respectievelijk de BC- en tot de C-horizont recentelijk verstoord (zichtbaar aan het vlekkerige karakter van de bovenliggende horizonten en de scherpe overgang naar het onverstoorde bodemprofiel). Het betreft hier zeer waarschijnlijk plaatselijke verstoringen, die vermoedelijk het resultaat zijn van de bouw van een erf met huis nabij boring 4 en/of het rooien van bomen (ter plekke van boring 10). Bodemkundig kunnen de bodemprofielen ter plekke van het gehele plangebied worden geclassificeerd als haarpodzolgrond. Als gevolg van de goede waterdoorlaatbaarheid van het leemarme dek- en/of stuifzand en de relatief hoge ligging van het plangebied bevindt de gemiddeld laagste grondwaterstand zich op meer dan 1,20 m –mv. De gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt zich op circa 40 tot 60 cm –mv. Dit is te zien aan het voorkomen van oxidatie-reductie verschijnselen (gley-verschijnselen; invloed van grondwater waardoor er ijzer/roest aanwezig is in het bodemprofiel). In de hoger gelegen dekzandrug en de mogelijke grafheuvel zijn de roestvlekken pas vanaf respectievelijk 1,00 en 1,30 m –mv zichtbaar. Over het algemeen kan worden gesteld dat het plangebied goed tot zeer goed ontwaterd is. 3.3.2 Bodemopbouw mogelijke grafheuvel Boring 17 is geplaatst aan de oostzijde van de mogelijke grafheuvel. Het sediment in deze boring ziet er van boven naar beneden toe als volgt uit: de heuvel is aan het oppervlak tot 40 cm –mv afgedekt door een bosstrooisel laag, waaronder zich een 30 cm dik pakket zwak siltig, lichtgeel, matig fijn zand met een spoor plantenresten bevindt. Dit onderste pakket is lichtgrijs tot bruin gelaagd. Vanaf 70 cm –mv is een 60 20
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
cm dik plaggendek aanwezig (voornamelijk bosplaggen). Dit plaggendek kan worden onderverdeeld in twee pakketten. De bovenste 20 cm bestaat uit sterk humeus, matig siltig, groen(donker)rood, matig fijn zand met enkele plantenresten, terwijl de onderste 40 cm uit matig humeus, lichtdonker, sterk siltig zand bestaat. Vanaf 1,30 m –mv bevindt zich scherp begrensd onder het opgebrachte pakket plaggen en grond een nog vrijwel geheel intacte podzolbodem (Bs-, BC- en C-horizont). Boring 17 is geplaatst aan de rand van de mogelijke grafheuvel. De aanwezigheid van een (onverstoord) plaggendek, de relatief gelaagde afzettingen en de onderliggende vrijwel intacte podzolbodem sluiten een eventueel recente ophoging / verstoring uit. De vorm van de heuvel en de aanwezigheid van andere grafheuvels in de nabijheid van het plangebied maakt het zeer aannemelijk dat het hier om een grafheuvel gaat. 3.3.3 Archeologische indicatoren Er zijn met uitzondering van de mogelijke grafheuvel in het centraal noordoostelijke deel van het plangebied tijdens het archeologisch verkennend booronderzoek nog geen archeologische vondsten en/of indicatoren aangetroffen. Het verkennende onderzoek was daar overigens ook nog niet op gericht. Wel zijn er in boring 17 ter plekke van de mogelijke grafheuvel, diverse witte vlekjes aangetroffen in het opgebrachte plaggendek. Het betreft hier mogelijk crematieresten. Crematieheuvels komen ook reeds voor gedurende de Klokbekercultuur. Deze grafheuvel zou mogelijk een zogenaamd “brandskeletgraf” (Louwe Kooijmans et al. 2005) kunnen zijn. Dit zijn kuilen met de afmetingen van een inhumatiegraf van een volwassen persoon, waarin crematieresten uitgestrooid of als een bundeltje gedeponeerd zijn. Deze brandskeletgraven kwamen voor vanaf het laat-neolithicum, maar zijn meer verspreid vanaf de vroege bronstijd.
3.4
Archeologische interpretatie Het plangebied bevindt zich op een gordeldekzandrug/-vlakte aan de westzijde van de stuwwal van de Veluwe. In het oostelijke deel van het plangebied komt een noordoostzuidwest georiënteerde rug voor. De bovenste meter van deze rug bestaat uit verstoven gordeldekzand / stuifzand, waaronder zich geel dekzand bevindt. Bodemkundig komen er voornamelijk haarpodzolgronden voor. Het plangebied is goed ontwaterd. De bodem ter plekke van het plangebied is met uitzondering van een enkele plaatselijke (diepe) verstoring tot in de C-horizont (boring 10) nog vrijwel geheel intact aanwezig. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen worden verwacht direct onder de AE-horizont vanaf 20 tot 45 cm –mv. In het oostelijke deel van het plangebied heeft zich in de top van het stuifzand een nog steeds intact podzolprofiel ontwikkeld. De aanwezigheid van een podzolprofiel duidt op een langdurige bodemontwikkeling in de top van het stuifzand. De top van de noordoost-zuidwest georiënteerde dekzandrug is dan ook zeer waarschijnlijk reeds in het Subboreaal gedeeltelijk ontbost ten behoeve van de aanleg van kleine akkers voor de landbouwers uit het laat-neolithicum / vroege bronstijd. Op basis van bovenstaande gegevens kan de middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de steentijd worden gehandhaafd (complextype: jagers- en/of verzamelaarskampement). De middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het vroeg-neolithicum tot 21
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
en met de vroege middeleeuwen kan op basis van de intactheid van de bodem en de gunstige landschappelijke ligging ook worden gehandhaafd (complextype: nederzetting, grafveld, grafheuvel). Ook de lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de volle middeleeuwen kan worden gehandhaafd (Bijlage 3). In het centraal noordwestelijke deel van het plangebied is op basis van de aanwezigheid van omringende reeds bekende grafheuvels, de cirkelachtige vorm en de bodemkundige opbouw (plaggendek, gelaagde afzettingen) een grafheuvel aanwezig(nabij boring 17). Grafheuvels komen voor vanaf het midden-neolithicum tot en met de ijzertijd. Op basis van de omringende grafheuvels behorende tot de Klokbeker cultuur gelegen op dezelfde geomorfologische eenheid (dekzandrug) is het aannemelijk dat deze grafheuvel tot de Klokbeker cultuur behoort (laat-neolithicum (vroege bronstijd), 2850 – 1800 v. Chr.). De grafheuvel is qua vorm en qua bodemopbouw nog vrijwel intact aanwezig binnen het plangebied. Vanwege de aanwezigheid van de grafheuvel(s) kunnen er tevens sporen van een grafveld/urnenveld met eventueel aanwezige kringgreppels worden verwacht. Verder kunnen er sporen worden verwacht van de bij het grafveld horende nederzetting . Daarnaast worden er in het oostelijke deel gelegen op een noordoost-zuidwest georiënteerde dekzand- stuifzandrug akkertjes verwacht (nabij boring 3). Deze akkertjes dateren op basis van de goed ontwikkelde podzolbodem in de top van het stuifzand vermoedelijk in de periode laat-neolithicum tot en met de ijzertijd (2850 – 12 v. Chr.).
22
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
4
Conclusie en aanbevelingen
4.1
Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen De beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld in het Plan van Aanpak (? Emaus 2009): Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Er zijn binnen het plangebied nog geen archeologische waarden bekend. Nabij het plangebied zijn voornamelijk archeologische resten uit het de perioden laat-neolithicum en de bronstijd aangetroffen (complextype: nederzetting, grafheuvel). De in het oostelijke deel van het plangebied zichtbare hoogte op historische kaarten zou een aanwijzing kunnen zijn voor een grafheuvel. Het kan echter ook een postmiddeleeuwse zandverstuiving zijn. Later bleek dit een noordoost-zuidwest georiënteerde dekzandrug te zijn, waarop men in het verleden mogelijk kleine akkertjes heeft aangelegd. Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied? Volgens kaartblad 32-Oost van de Bodemkaart van Nederland (Stiboka 1965; Fig. 2.3) komt er ter plekke van het plangebied een haarpodzolgrond voor (code Hd21), die zich heeft ontwikkeld in zwak lemig zand met een grondwatertrap VII. Er zijn na bestudering van historisch kaartmateriaal geen aanwijzingen voor voormalige bebouwing in het plangebied aanwezig. Er zijn verder geen aanwijzingen dat de bodem binnen het plangebied in het verleden ontgrond is of door diepploegen tot grote diepte verstoord is geraakt. Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied? Er geldt voor het plangebied op basis van de ligging op een hoge dekzandrug nabij kwelwater een middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum in de top van de dekzandafzettingen (complextype: jacht- en/of verzamelaarskampement). In de top van de verstoven dekzandrug zullen geen archeologische resten uit deze periode meer “in situ” voorkomen. Er geldt een specifiek hoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laat-neolithicum tot en met de vroege bronstijd (complextype: grafveld, nederzetting). De hoogte in het centraal noordwestelijke deel van het plangebied kan op basis van de aanwezigheid van omringende reeds bekende grafheuvels, de cirkelachtige vorm en de bodemkundige opbouw (plaggendek, gelaagde afzettingen) met grote waarschijnlijkheid als een grafheuvel worden geduid. In de top van het stuifzand-/dekzandrug kunnen kleine akkertjes aanwezig zijn. Beiden dateren zeer waarschijnlijk uit dezelfde periode, tussen het laat-neolithicum en de vroege bronstijd. De akkertjes en de grafheuvel kunnen echter ook een jongere ouderdom hebben tot en met de ijzertijd. Voor de overige perioden tot en met de vroege middeleeuwen geldt op basis van de gunstige landschappelijke ligging op een hoge dekzandrug, maar het ontbreken van bekende waarnemingen in de nabije omgeving vooralsnog een middelhoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten (complextype: nederzetting). 23
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Op basis van het vroegere landgebruik, het ontbreken van bebouwing en het ontbreken van bekende waarnemingen uit de nabije omgeving van het plangebied geldt voor het plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de volle middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? Het plangebied bevindt zich op een gordeldekzandrug/-vlakte aan de westzijde van de stuwwal van de Veluwe. In het oostelijke deel van het plangebied komt een noordoostzuidwest georiënteerde rug voor. De bovenste meter van deze rug bestaat uit verstoven gordeldekzand / stuifzand, waaronder zich geel dekzand bevindt. Bodemkundig komen er voornamelijk intacte haarpodzolgronden voor. De bodem ter plekke van het plangebied is met uitzondering van een enkele plaatselijke (diepe) verstoring tot in de C-horizont (boring 10) nog intact aanwezig. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen worden aangetroffen direct onder de AE-horizont vanaf 20 tot 45 cm –mv. Is vervolgonderzoek nodig om de door het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek in beeld gebrachte gebieden met een archeologische verwachting en een intact bodemprofiel nader te onderzoeken en zo ja, in welke vorm? Op basis van de middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van een vindplaats uit het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen (complextype: grafheuvel, nederzetting, akkers) vanaf 20 tot 45 cm –mv en de verwachte verstoringsdiepte tot in het C-materiaal bestaat er een gerede kans dat eventueel aanwezige archeologische resten verstoord zullen worden door de voorgenomen bouwwerkzaamheden. Derhalve adviseert BAAC bv een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven om zodoende eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en vervolgens te waarderen. De vermoedelijke grafheuvel zal nader moeten worden geïdentificeerd door middel van een zeer gering kijkgat (smalle sleuf).
4.2
Aanbevelingen Aanbevolen wordt om de archeologische resten (met name de vermoedelijke grafheuvel) zoveel mogelijk te ontzien in de bouwplannen en om de bodem in het plangebied bij ontwikkeling niet dieper dan 30 cm beneden maaiveld te verstoren. Indien dit niet mogelijk is, dan adviseert BAAC bv om een archeologisch vervolgonderzoek uit voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (ca. 3 ha). Ter plekke van de vermoedelijke grafheuvel (ca. 65 m2) wordt aanbevolen om een klein kijkgat aan te leggen ter verificatie van de aard en opbouw van de grafheuvel. Indien het vermoeden van de aanwezigheid van de grafheuvel bevestigd wordt, dan dient deze zo veel mogelijk ‘in situ’ bewaard blijven. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid en leidt tot een selectiebesluit. Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen 24
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
25
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
26
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Geraadpleegde bronnen Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2008a, Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2008b. De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berkel van, G. en K. Samplonius, 2006. Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie. Prisma, Utrecht. Emaus, A., 2009. Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen. BAAC bv, Den Bosch. Louwe Kooijmans, L.P., P.W. Van den Broeke, H. Fokkens & A. Van Gijn, 2005. Nederland in de prehistorie. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam. Mulder,de. E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Houten. SIKB, 2006a. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda SIKB, 2006b. Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel karterend booronderzoek. SIKB, Gouda Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), 1965. Bodemkaart van Nederland 1:50.000, toelichting bij kaartblad 32 Oost Amersfoort. Stiboka, Wageningen.
Geraadpleegde kaarten ANWB, 2005. Topografische atlas Gelderland (1:25.000), ANWB, Den Haag Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) afkomstig van ARCHIS-II archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html. Geraadpleegd mei 2009. Oosterhout, F. van, 2008. Archeologische Monumentenzorg in de gemeente Barneveld, gemeente Barneveld. Archeologische beleidskaart 1:25.000. RAAP-rapport 1682, Weesp. Provincie Gelderland, 2009. Cultuurhistorische Atlas provincie Gelderland. Online geraadpleegd via geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw.
27
BAAC bv
Bureauonderzoek en IVO (verkennende fase). Plangebied Hoge Boeschoterweg 96 te Voorthuizen
Rijks Geologische Dienst (RGD) / Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), 1975. Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000; Blad 32 Amersfoort. Haarlem en Wageningen. Robas Producties, 1989. Grote Historische Atlas van Gelderland, 1:25 000. Den Ilp. Stiboka, 1965. Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000; 32 Oost Amersfoort. Wageningen. WatWasWaar, 2009. Eerste Kadastrale kaart uit de periode 1827-1832. Online geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.
Geraadpleegde websites AHN 2009. Actueel Hoogtebestand Nederland. Verkregen via www.ahn.nl. Kich, 2009. Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie. Verkregen via www.kich.nl.
28
Bijlage 1 Overzicht relevante geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 1: Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
Vegetatie
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
15.700
35.000
13.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2 IKAW-kaart
IKAW, AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen
26-05-2009
drs. C.C. Kalisvaart
Plangebied Hoge Boeschoterweg 96
174233 / 469305
16029
41763
Legenda
3347 41705
VONDSTMELDINGEN
253 41799 41801 41800
WAARNEMINGEN ONDERZOEKSMELDINGEN
MONUMENTEN archeologische betekenis archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
42132 42182
HUIZEN TOP10 ((c)TDN)
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans
21467
lage trefkans (water)
35307
middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PROVINCIES
41731
0
100 m
N
24035 172393 / 467802
Archis2
Bijlage 3 Boorpuntenkaart
45 1
25 5
30 2
25 6
468500
40 17 7 25
50 4 468500
468750
173250
468750
173000
20 9 25 11
20 8
35 18 90
10
28 13 35 12 25 14
468250
468250
30 3
0
25
50
75
173000
100
125 m
173250
Voorthuizen, Hoge Boeschoterweg 96, camping De Zanderij archeologische verwachting
boorpunten
(middel)hoog (laat paleolithicum - vroege middeleeuwen) met verstoringsdiepte (cm-mv) hoog (grafheuvel, laat neolithicum - ijzertijd)
(deels) intact
hoog (akkers, laat neolithicum - ijzertijd)
verstoord plangebied topografische ondergrond
Bijlage 4 Boorstaten
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-1 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.056, Y: 468.545, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,00, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,00 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
45 cm -Mv / 17,55 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, bruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bhs-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 17,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
55 cm -Mv / 17,45 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
70 cm -Mv / 17,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 100 cm -Mv / 17,00 m +NAP
boring: 09146-2 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.056, Y: 468.505, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,30 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,20 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
30 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwartbruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 17,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, bruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bhs-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
45 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 17,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
70 cm -Mv / 17,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 100 cm -Mv / 17,30 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-3 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.365, Y: 468.379, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 19,80, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 19,80 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 19,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
30 cm -Mv / 19,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
40 cm -Mv / 19,40 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: stuifzand Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
50 cm -Mv / 19,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, groengeellicht, uiterst fijn, kalkloos, interpretatie: stuifzand Bodemkundig: C-horizont, volledig geoxideerd Opmerking: scherp aanvoelend
100 cm -Mv / 18,80 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: 2C-horizont, oxidatie en reductie verschijnselen Opmerking: zacht aanvoelend
Einde boring op 160 cm -Mv / 18,20 m +NAP
boring: 09146-4 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.096, Y: 468.520, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,30, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtgrijsbruin, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoord Opmerking: vlekkerig
35 cm -Mv / 17,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, bruingeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: verploegd tot in B-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoord Opmerking: vlekkerig
50 cm -Mv / 17,80 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 17,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 85 cm -Mv / 17,45 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-5 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.136, Y: 468.545, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,10 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtoranjebruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
35 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
45 cm -Mv / 17,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 70 cm -Mv / 17,40 m +NAP
boring: 09146-6 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.136, Y: 468.495, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,10 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
30 cm -Mv / 17,80 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
40 cm -Mv / 17,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
55 cm -Mv / 17,55 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 80 cm -Mv / 17,30 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-7 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.176, Y: 468.520, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,40, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,40 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 18,15 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwartbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
30 cm -Mv / 18,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
40 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 75 cm -Mv / 17,65 m +NAP
boring: 09146-8 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.176, Y: 468.470, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,10 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
20 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, bruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bhs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
35 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 17,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 80 cm -Mv / 17,30 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-9 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.216, Y: 468.495, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,10 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
20 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, witgrijs, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: E-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, zwartbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
30 cm -Mv / 17,80 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
35 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
45 cm -Mv / 17,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 70 cm -Mv / 17,40 m +NAP
boring: 09146-10 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.216, Y: 468.445, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,00, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,00 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, zeer fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkerbruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: verploegd tot in B-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt
55 cm -Mv / 17,45 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: verploegd tot in B-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen, interpretatie: verstoord Opmerking: gevlekt
90 cm -Mv / 17,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, geel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 120 cm -Mv / 16,80 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-11 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.256, Y: 468.470, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,20, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,20 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 17,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 17,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
45 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
55 cm -Mv / 17,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 80 cm -Mv / 17,40 m +NAP
boring: 09146-12 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.256, Y: 468.420, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,10, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,10 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 17,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
40 cm -Mv / 17,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 17,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 17,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 85 cm -Mv / 17,25 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-13 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.296, Y: 468.445, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,60, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,60 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
28 cm -Mv / 18,32 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 18,25 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
38 cm -Mv / 18,22 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 18,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 75 cm -Mv / 17,85 m +NAP
boring: 09146-14 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.299, Y: 468.400, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 18,70, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,70 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
10 cm -Mv / 18,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
25 cm -Mv / 18,45 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwartbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bh-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 18,35 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, bruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bhs-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 18,20 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 18,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
80 cm -Mv / 17,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 100 cm -Mv / 17,70 m +NAP
Boorbeschrijvingen plangebied Hoge Boeschoterweg 96, Voorthuizen
boring: 09146-17 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.170, Y: 468.510, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 19,00, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 19,00 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
40 cm -Mv / 18,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn, spoor plantenresten, kalkloos Bodemkundig: Aa1-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: menglaag Opmerking: lichtgrijs en bruin gelaagd
70 cm -Mv / 18,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, groenrooddonker, matig fijn, veel plantenresten, kalkloos Bodemkundig: Aa2-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: loodzandkorrels ertussen?, bosstrooisel laag
90 cm -Mv / 18,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, lichtdonker, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: Aa3-horizont, volledig geoxideerd, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: lichte zandkorrels ertussen
130 cm -Mv / 17,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, zwak grindig, oranjegeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen Opmerking: top onderliggende podzol
135 cm -Mv / 17,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
145 cm -Mv / 17,55 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 170 cm -Mv / 17,30 m +NAP
boring: 09146-18 beschrijver: CK, datum: 29-5-2009, X: 173.338, Y: 468.429, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 32F, hoogte: 19,00, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik: bos, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Gelderland, gemeente: Barneveld, plaatsnaam: Voorthuizen, opdrachtgever: Van gent Van der Reest, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 19,00 m +NAP Lithologie: zand, sterk siltig, sterk humeus, bruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: strooisellaag, volledig geoxideerd Opmerking: bosstrooisel
20 cm -Mv / 18,80 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtblauwgrijs, matig fijn, weinig plantenresten, kalkloos Bodemkundig: AE-horizont, volledig geoxideerd
35 cm -Mv / 18,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruin, zeer fijn, kalkloos Bodemkundig: Bhs-horizont, volledig geoxideerd
40 cm -Mv / 18,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruin, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: Bs-horizont, veel Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
50 cm -Mv / 18,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, lichtbruingeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
60 cm -Mv / 18,40 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, donkergeel, zeer fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken, oxidatie en reductie verschijnselen
Einde boring op 85 cm -Mv / 18,15 m +NAP
Bijlage 5 Begrippenlijst
Begrippenlijst Afkortingen AMK ARCHIS BAAC CAA CMA IKAW IVO KNA NAP NEN PvE RCE -mv
archeologische monumentenkaart ARCHeologisch Informatie Systeem Bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie Centraal Archeologisch Archief Centraal Monumentenarchief Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Inventariserend veldonderzoek Kwaliteitsnorm Nederlands Archeologie Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm 5104: classificatie van onverharde grondmonsters Programma van Eisen Rijksdienst voor Cultuurhistorisch erfgoed beneden maaiveld
Verklarende woordenlijst A-horizont
AC profiel Afzetting Antropogeen Archeologie
B-horizont
Booronderzoek
BP
C-horizont
Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten,schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal (C-horizont). Neerslag of bezinking van materiaal. Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen gemaakt/veroorzaakt). Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden. Een minerale (soms moerige) horizont in een bodem, waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen: Inspoeling van kleimineralen, aluminium, ijzer of humus uit hoger liggende horizonten, al dan niet in combinatie (bijna) volledige homogenisatie met bovendien zodanige veranderingen dat: o Nieuwvorming van kleimineralen is opgetreden en/of o Aluminium en ijzer(hydro)oxiden zijn vrijgekomen, of o Een blokkige of prismatische structuur is ontstaan. karteringsmethode bij veldinventarisatie, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral gelet wordt op het voorkomen van archeologische indicaties zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties Before Present, gebruikt voor ouderdomsbepalingen op grond van het meten van de hoeveelheid radio-actieve koolstof in organisch materiaal (de C14- of14C-methode) worden gewoonlijk opgegeven in jaren voor heden (=1950); jaarringen-onderzoek heeft vastgesteld dat deze dateringen af kunnen wijken van de werkelijke ouderdom. Weinig (C1) of niet (C2) door bodemprocessen veranderd sediment of eventueel verweerd vast gesteente volgend op vast gesteente. Om te worden geclassificeerd als C-horizont dient het om soortgelijk materiaal te gaan als hetgeen waarin de A- en B-horizonten zijn ontwikkeld.
Dekzand
Eenmanses Enkeerdgronden
Erosie
Esdek
Formatie Gehomogeniseerd Holoceen Horizont Inventariserend Veldonderzoek
Veldpodzol
Nederzetting (-sterrein)
Pleistoceen
Podzol
Proefsleuvenonderzoek
Prospectie Sediment Stratigrafie Veen Vindplaats
Fijnzandige afzettingen die onder koude omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden uit de laatste ijstijd vormen in grote delen van Nederland een 'dek' Aanduiding voor een kleine es die slechts door één of enkele boeren wordt bewerkt; vaak ook aangeduid met de term kamp. Dikke eerdgrond (= laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd. Verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht. In geval van een es is de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik. De term es is gangbaar in Noord- en Oost-Nederland. In Midden-Nederland wordt gesproken van enk of eng en in Zuid-Nederland van akker of veld. Een sedimentpakket dat qua herkomst en lithologische samenstelling een eenheid vormt. Volledig opgenomen zijn in de teeltlaag of bouwvoor. jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar v. Chr. tot heden) Een qua kleur, textuur en wordingsgeschiedenis homogene bodemlaag met karakteristieke eigenschappen Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld Humuspodzolgronden met een humushoudende bovengrond dunner dan 30 cm. Dergelijke gronden worden hoofdzakelijk aangetroffen in jonge ontginningsgebieden. Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden. Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud. Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 v. Chr.) Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het gehele proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van humus en ijzer heet podzolering. opgraving van beperkte omvang op één of meerdere locaties binnen een vindplaats dan wel in de vorm van één of meerdere sleuven om nadere gegevens te verzamelen over aard, omvang, diepteligging, e.d. van grondsporen waarbij de grondsporen zo veel mogelijk intact worden gelaten. Proefonderzoek kan noodzakelijk zijn in het kader van een inventariserend veldonderzoek, maar dient met name ter voorbereiding van de opgraving systematische opsporing van archeologische waarden door middel van non-destructieve methoden en technieken Afzetting gevormd door accumulatie van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen. Opeenvolging van lagen in de ondergrond (niet alleen in de bodem) Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting. Een ruimtelijk begrensd gebied, waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlage 4 Reacties vooroverleg
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 141
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
142
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
Reactie vooroverleg Provincie Gelderland
Reactie vooroverleg Waterschap De Veluwe
Reactie vooroverleg regionale brandweer
Reactie vooroverleg lokale brandweer
Memo
Datum: 28 januari 2010 Onderwerp:
Ter attentie van:
Afzender:
Voorontwerp bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg Jolmer de Goeij (RBW) Mariska de Lange (BRW) Jolmer, De brandweer adviseert het volgende over het voorontwerp bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I. Bereikbaarheid § Brandweervoertuigen kennen specifieke afmetingen, waardoor wegen aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Een weg/verharding is alleen door de brandweer te gebruiken als de volgende voorwaarden worden gehanteerd: - Totaal gewicht tenminste 25 ton - Asbelasting tentminste 10 ton - Doorganghoogte 4,2 meter - Rijbaanbreedte 3,5 meter - Buitenbochtstraal 10 meter - Binnenbochtstraal 5,5 meter De brandweer moet de boslodges tot 40 meter kunnen benaderen. De aanleg van verhardingen moet dusdanig gebeuren dat wij er met onze brandweervoertuigen over kunnen. §
Wegen/verhardingen moeten een onbelemmerende doorgang bieden aan de brandweer. Snelheidsremmende maatregelen (bijv. plateaus, drempels, rotondes en versmallingen) zijn in tegenspraak met een onbelemmerende doorgang en moeten dus voorkomen zien te worden.
§
Het terrein is van twee onafhankelijk zijde bereikbaar (Hoge Boeschoterweg en Zevenbergjesweg) dit komt de bereikbaarheid ten goede. Afsluitingen van het terrein door middel van slagbomen komt de bereikbaarheid niet ten goede. De eigenaar moet hiervoor een sleutelkluis bevestigen bij de slagboom. Voor meer informatie hierover kan contact opgenomen worden met de lokale brandweer.
Bluswatervoorziening Pagina 27 geeft te kennen dat er op de Zevenbergjesweg een bluskraan aanwezig is, dit is correct maar die zit op een dusdanige afstand (ca. 72 meter en ca. 190 meter) dat dat niet voldoende is. Een bluskraan is een primaire bluswatervoorzienig en mag op maximaal 40 meter van de ingang van een object gevestigd zitten. Aanleg van een aanvullende bluswatervoorziening is noodzakelijk. Wij adviseren een geboorde put op het terrein aan te leggen die een minimale capaciteit van 3 minimaal 60m per uur gedurende een onafgebroken levertijd van 4 uur kan leveren. Brandveiligheidsvoorschriften In de Handreiking brandveiligheid kampeerterreinen zijn brandveiligheidsvoorschriften opgenomen. Voor het plangebied zijn de onderstaande voorschriften van belang: 2 Compartimenten (kampeervelden) mogen niet groter zijn dan 1000m . Afstand tussen compartimenten moet minimaal 5 meter zijn. De onderlinge afstand tussen kampeermiddelen moet minimaal 3 meter zijn. Er moet een ontruimingsplan door de eigenaar opgesteld worden. Externe veiligheid Op het voorontwerp bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I is het BEVI van toepassing. Dit betekent dat de regionale brandweer om advies gevraagd moet worden. Hierin wordt advies gegeven op de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid in het plangebied. Dekkingsplan De handleiding brandweerzorg stelt dat de brandweer in acht minuten ter plaatse moet zijn op recreatieterreinen en –woningen. Het voorontwerp bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I is zo gesitueerd dat het net niet binnen het dekkingsgebied van de brandweer Voorthuizen valt. De brandweer is in 8.03 minuten op de plaats van het plangebied. Dit betekent dat er overschrijding van de norm is hetzij minimaal maar dit dient wel aan het college kenbaar gemaakt te worden. Bronnen Handreiking Brandveiligheid kampeerterreinen Handleiding Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid Handleiding Brandweerzorg Care
Reactie vooroverleg Vrouwencommissie
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Bijlage 5 Ontwerp-besluit
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 159
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
160
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
Nr De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr
;
overwegende dat het wenselijk is dat een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor het perceel Hoge Boeschoterweg nabij 96, kadastraal bekend gemeente Voorthuizen, sectie E, nummer 1803 om daar de uitbreiding van camping “De Zanderij” planologisch mogelijk te maken; dat de ontwikkeling niet past binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2000” (raad 30-10-2001, gedeputeerde staten 11-06-2002); dat daartoe is ontworpen het bestemmingsplan “Hoge Boeschoterweg I” bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0203.1048-0002.GML met de bijbehorende bestanden; dat het bestand 1048-GbknKad-02oktober09.dwg als ondergrond is gebruikt; dat in de toelichting verslag wordt gedaan van het overleg dat is gevoerd op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening; dat het ontwerp van 26 maart tot en met 6 mei 2010 voor een ieder ter inzage heeft gelegen; dat deze terinzagelegging is bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant van 25 maart 2010, nr xx, Barneveld Vandaag van 25 maart 2010 en op elektronische wijze; dat over het ontwerp van het bestemmingsplan, zoals dat ter inzage heeft gelegen, wel/geen zienswijzen zijn ingediend. De samenvatting en beoordeling van de zienswijzen staan in de “Nota zienswijzen bestemmingsplan xx" welke is bijgevoegd bij het voorstel van burgemeester en wethouders; dat kan worden ingestemd met hetgeen burgemeester en wethouders ten aanzien van de zienswijzen hebben aangevoerd; dat tijdens de planprocedure is gebleken dat er aanleiding bestaat om ambtshalve wijzigingen in het plan aan te brengen, welke zijn vermeld in bijlage II bij het voorstel van burgemeester en wethouders; dat de raad op grond van artikel 6.12, tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen; dat de omstandigheden zoals genoemd in artikel 6.12, tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening zich hier voordoen; gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
besluit: 1. in te stemmen met de Nota Zienswijzen (bijlage I); 2. in te stemmen met de staat van wijzigingen van het ontwerp-bestemmingsplan (bijlage II); 3. het bestemmingsplan “Hoge Boeschoterweg I” met planidentificatie NL.IMRO.0203.1048-0003 gewijzigd vast te stellen, conform artikelen 1.2.1 tot en met 1.2.5 Bro in elektronische vorm; 4. gelijktijdig een volledige verbeelding op papier vast te stellen; 5. voor het bestemmingsplan “Hoge Boeschoterweg I” geen exploitatieplan ex artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 2010. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter,
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Regels deel uitmakende van Hoge Boeschoterweg I. Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Barneveld van nr Mij bekend, de griffier,
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 163
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
Aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.2
Algemene wet bestuursrecht
wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.3
Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.4
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.5
Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak dan wel bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.6
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1048-0002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.8
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9
Bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de hoofdbestemming, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
164
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
1.10
Boomlodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk;
1.11
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12
Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.13
Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.14
Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15
Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16
Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17
Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.18
Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.19
Grondlodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk, opgericht op maaiveld;
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 165
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
1.20
Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.21
Mindervaliden lodge
een ecologisch getinte verblijfsaccommodatie bestaande uit een eenvoudig bouwwerk, opricht op maaiveld waarbij de lodge ingericht is voor mindervaliden;
1.22
Intensieve natuurbeleving
natuurbeleving gericht op het beleven van de natuurwaarden doormiddel van informatieve, recreatieve of sportieve elementen;
1.23
Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.24
Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.25
Ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.26
Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.27
Plan
het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I' van de gemeente Barneveld;
1.28
Plankaart
a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I' bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.0203.1048-0001 en met legenda; b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I'; 1.29
Recreatief verblijf
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
166
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
1.30
Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31
Slagboom
boom die dwars over de weg kan worden neergelegd ter afsluiting;
1.32
Tent
een in hoofdzaak uit textiel of hiermee gelijk te stellen materiaal voor recreatief verblijf geschikt onderkomen, welke gemakkelijk verplaatsbaar is;
1.33
Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.34
Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.35
Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 167
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5
De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.7
De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.8
Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven: a. b. c. d.
168
voor lengten in meters (m); voor oppervlakten in vierkante meters (m²); voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); voor verhoudingen in procenten (%).
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Bos
Bestemmingsomschrijving
De voor ' Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bos; b. groenvoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g.
paden en wegen; waterlopen en waterpartijen; recreatief medegebruik; ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein; ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens voor een weg;
met de daarbij behorende: h. bouwwerken geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen. 3.3
Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden; b. de verkeersveiligheid; c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.3 van toepassing. 3.4
Ontheffing van de bouwregels
1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 3.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale goothoogte van 2,5 meter en met inachtneming van het volgende: a. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos; b. ontheffing kan slechts worden verleend indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer; c. ontheffing kan niet worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen. 2. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing. 3.5
Aanlegvergunning
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 169
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen, uitgezonderd de gronden gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'weg' en 'parkeerterrein'; b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen. 2. Het verbod uit artikel 3.5, sub 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; 3. De aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
170
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 4 4.1
Recreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - grondlodge' recreatief verblijf in maximaal 8 grondlodges; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boomlodge' recreatief verblijf in maximaal 14 boomlodges; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mindervalide lodge' recreatief verblijf in maximaal 2 mindervalidenlodges; d. recreatief verblijf in tenten; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ontmoetingsruimte' tevens voor een ontmoetingsruimte; f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren mindervaliden' tevens voor een parkeerterrein voor mindervaliden; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - slagboom' tevens voor een slagboom; i. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens voor een weg; met daarbij behorende: j. k. l. m. n.
wegen en paden; waterlopen en waterpartijen; groenvoorzieningen; speelplekken; loopbruggen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Lodges
Voor het bouwen van boomlodges, grondlodges en mindervalidenlodges gelden de volgende bepalingen: a. de boomlodges, grondlodges en mindervalidenlodges mogen uitsluitend binnen het bouwlak worden opgericht; b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven. 4.2.2
Ontmoetingsruimte
Voor het bouwen van een ontmoetingsruimte gelden de volgende bepalingen: a. binnen het plangebied mag maximaal één ontmoetingsruimte worden gebouwd; b. de ontmoetingsruimte mag uitsluitend binnen het bouwlak worden opgericht; c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 171
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
4.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter. 4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid; 4. ter waarborging van de sociale veiligheid; 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding. 4.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 1. seksinrichtingen; 2. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; 3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
172
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 5 5.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
5.2
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.
5.3
Ontheffing van de bouwregels
1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 5.1 en 5.2 ten behoeve van het (ondergronds) bouwen van bouwwerken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld; b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de ontheffing zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen op voorwaarde dat: technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of opgravingen worden verricht; en/of een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt. 2. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing. 5.4
Aanlegvergunning
1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken; c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld. 2. Het in artikel 5.4, eerste lid sub 1, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld. 3. De aanlegvergunning kan alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden van de gronden.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 173
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken. 2. Bij het wijzigen is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.2 van toepassing.
174
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 3 Artikel 6
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 175
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 7
Algemene ontheffingsregels
1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het plan: a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 10 m zijn; b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten. 2. Een ontheffing, als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen. 3. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid is de procedure van toepassing zoals weergegeven in artikel 9.1.
176
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 8
Algemene wijzigingsregels
1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad: a. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot; b. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot. 2. Bij het wijzigen is de procedure van toepassing zoals weergegeven in artikel 9.2.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 177
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 9 9.1
Algemene procedureregels
Procedure bij het verlenen van een ontheffing
Voor een besluit tot verlening van ontheffing geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede. 9.2
Procedure bij het wijzigen van het plan
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.6, vijfde lid van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.
9.3
Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure: 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
178
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Hoofdstuk 4 Artikel 10 10.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 9.1 van toepassing.
10.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 179
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Artikel 11
Slotbepaling
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hoge Boeschoterweg I' van de gemeente Barneveld. Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld d.d. tot vaststelling. Mij bekend, de griffier.
180
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp)
bestemmingsplan Hoge Boeschoterweg I
Eindnoten
1. Bureau Viridis, effecten van 25 boomlodges op camping de Zanderij, mei 2009 2. CROW publicatie 272, Verkeersgeneratie voorzieningen, december 2008
bestemmingsplan "Hoge Boeschoterweg I" (ontwerp) 181