NAAM: ……………………………………………….. Thema: VRIEND en VIJAND Werkblad: AIRGUNNER Hallo, mijn naam is Jack. Ik was 18 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Maar wat is eigenlijk een wereldoorlog? Een wereldoorlog is een oorlog waarbij meerdere landen bezet worden en heel veel landen tegen elkaar vechten. De Tweede Wereldoorlog werd niet alleen in Europa, maar over de hele wereld uitgevochten. De Duitsers, Italianen en Japanners vochten tegen de rest van de wereld.
1. Hoelang is het geleden dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland uitbrak? Dat reken je uit door een aftreksom (eraf-som) te maken. Het is nu het jaar: Nederland werd in
door de Duitsers bezet
Antwoord: Het is
jaar geleden dat de oorlog uitbrak.
2. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vloog ik als airgunner op een Britse bommenwerper. In het Nederlands kennen jullie twee woorden voor airgunner. Welke zijn dat? Vul de letters van het alfabet in.
2
15
15
18
4
19
3
8
21
20
20
5
18
12
21
3
8
20 11
1
14
15
14
14
9
5
18
3. Waar denk je allemaal aan als je het woord airgunner hoort? Als je alle woorden die in je opkomen rondom het woord airgunner opschrijft maak je een woordveld.
Lees het verhaal hieronder aandachtig door. De airgunner Door: S.Dirven
Na de eerste wereldoorlog ontwikkelde de militaire luchtvaart zich in een rap tempo. De vliegtuigen werden groter. Naast jagers verschenen er bommenwerpers. Deze waren zo groot en zo log dat ze extra bewapening nodig hadden. In de neus van het vliegtuig nam een airgunner met een machinegeweer plaats. Daarnaast werden de bommenwerpers van geschuttorentjes voorzien. Ook de wapens maakten een verdere ontwikkeling door. Als de airgunner zijn werk goed wilde doen moest hij alles weten over het weer, de kogelbaan, de aanvangssnelheid, het bereik, de inslag en de kwetsbare plekken van vijandelijke toestellen, maar ook hoe de geschutstoren werkte.
Toen in de Tweede Wereldoorlog het aantal vier motorische bommenwerpers toenam, nam de vraag naar boordschutters toe. De taak van de airgunner was het verdedigen van zijn vliegtuig tegen vijandelijke aanvallen. Aangezien er ook ‘s nachts werd gevlogen mocht de airgunner niet aan nachtblindheid lijden. Verder moest hij over voldoende uithoudingsvermogen beschikken om vele uren in de geschutstoren te zitten en dat alles bij extreem koude temperaturen. Het eenzame verblijf daar, de kou en het aldoor maar opletten of er geen vijand in de buurt is, maakten dat de airgunner na elke vlucht totaal uitgeput was. Dat alles weerhield ze niet om aan boord van een vliegtuig te stappen om in Duitsland en in bezet gebied doelen te bestoken. Het waren jonge mannen van tussen de 18 en 25 jaar oud. De vluchten werden gekenmerkt door spanning en angst. Voor het opstijgen schoten allerlei vragen door hun hoofd. Hebben we wel genoeg motorvermogen om met de zware lading bommen op tijd van de grond te komen, hoe zou het weer onderweg en boven het doel zijn, kon men al of niet zwaar luchtafweergeschut verwachten, zouden eigen jagers meevliegen om vijandelijke jagers van hun lijf te houden, wat te doen indien men neergeschoten zou worden of als ze bij veilige terugkeer al of niet in de mist zouden moeten landen. Allemaal vragen, maar die werden al snel met bravoure, die bij hun leeftijd hoorde, lachend opzij geschoven. Angst liet je niet merken, maar gespannen waren ze allemaal. De meesten waren wel degelijk bang. Langzaam stegen de vliegtuigen op. Boven de Noordzee vormden zich de formaties. Met hun dodelijke lading vloog men op het doel af. Ver weg waren de vegende stralen van zoeklichten te zien. Boven het vasteland nam de spanning toe. De staartschutter zat in een uiterst kleine ruimte achter zijn dubbele mitrailleurs en keek een diepe afgrond in. De vijandelijke aanval kwam vaak van achteren dus had hij het veelal het zwaarst te verduren. In het donker waren de jagers moeilijk te zien, terwijl de gloeiende uitlaten van hun eigen motoren een gemakkelijk doelwit vormden. Hij zat niet alleen op een gevaarlijke plaats, maar ook nog achter een stalen deur. In zijn kleine ruimte had hij geen direct contact met de rest van de bemanning. Met soms veertig graden onder nul was het er erg koud. De verwarming was zeer matig en dus onvoldoende. Tussen de zoeklichtstralen doemden de korte lichtflitsen van exploderende granaten op. De Duitse kanonnen zaaiden dood en verderf. Boven Nederland stond het ontvangstcomité al klaar. Het IJsselmeer zorgde voor even rust.
Het luchtafweer kon hier weinig uitrichten. Nachtjagers van de vliegbasis Twente namen hier meestal de rol van het geschut over. Hoe dichter men het doel naderde des te meer granaten werden afgeschoten. Scherven vlogen met harde klappen tegen het toestel en sloegen door de dunne aluminium huid heen. De kist werd onophoudelijk door de vele ontploffingen heen en weer geslingerd. Van de koers werd echter niet afgeweken. Onverstoorbaar leidde de bommenrichter het toestel met zijn dodelijke last naar het doel toe. De bomluiken openden zich. ”Nog één minuut” werd geschreeuwd en de langste minuut van hun leven brak aan. Gespannen keken vlieger en bommenrichter op hun instrumenten, de anderen keken naar buiten, klaar om te schieten. Het verlossende bevel ”bommen los” klonk en een schreeuw van ontspanning was luid boven de herrie uit te horen. Het vliegtuig schoot plotseling met een ruk omhoog toen het verlost was van zijn zware bommenlast. De terugreis kon beginnen. Maar ook nu zweeg het luchtafweer niet en waren ze nog niet van de nachtjagers af. Vele kisten werden alsnog neergeschoten. Vele bemanningsleden overleefden de crash niet. Ze sloegen te pletter of verdwenen met hun vliegtuig in het water. Zij die uiteindelijk Engeland bereikten werden begroet en zij die daarin niet slaagden betreurd. Na de landing werd de spanning met een sigaret weg gerookt. Daarna volgde een debriefing met vragen over eventuele technische problemen, over wat ze onderweg gezien hadden, of het doel bereikt was enz. enz. Daarna volgde de rust en in die rust moesten er brieven naar het thuisfront geschreven worden aan hun partner, geliefde, ouders, familieleden en vrienden. Een borrel in de mess of een door welzijnszorg opgezet amusementsprogramma moesten de herinnering aan de doorgestane angsten en de gedachten aan een komende vlucht doen vergeten. Het leven van een bemanningslid van een vliegtuig was gevaarlijk. De RAF maakte in de Tweede Wereldoorlog totaal 1.536.182 vluchten waarbij 18.375 vliegtuigen verloren gingen. 1. Bij de verliezen van de RAF en USAAF zijn 426 vliegtuigen inbegrepen, waarvan de gehele bemanning het er levend afbracht, gevangen werd genomen dan wel wist te ontkomen. 2. De RAF verloor in totaal 70.253 man, waarvan er 20.000 vermist worden. 3. In Nederland zijn van Groot Brittannië en de Britse Commonwealth 18.160 man begraven, waarvan 1.288 ‘onbekenden’, verspreid over 480 begraafplaatsen.
4. Wat was de taak van de airgunner aan boord van een bommenwerper? …....................................................................................................................................................... ……………...………………………………………………………………………………………………… ……………...………………………………………………………………………………………………… …………….………………………………………………………………………………………………….. 5. Ook al lieten ze dat niet blijken, de bemanningsleden van de bommenwerpers waren af en toe best wel bang. Kan je uitleggen waarvoor ze bang waren? …....................................................................................................................................................... ……………...………………………………………………………………………………………………… ……………...………………………………………………………………………………………………… …………….………………………………………………………………………………………………….. ……………...………………………………………………………………………………………………… In de Britse bommenwerpers zaten 3 airgunners. Eén schutter zat in de geschutskoepel voor in het toestel, de rugkoepelschutter zat in de geschutskoepel bovenop het vliegtuig en de staartschutter zat in de geschutskoepel in de staart. De bommenwerpers waren niet aan alle kanten bewapend. En dat wisten de Duitse jagers. Zij hadden een tactiek bedacht hoe zij buiten het schootveld van de schutters konden blijven als zij de bommenwerpers aanvielen. 6. Bedenk hoe de Duitse jagers de bommenwerpers aanvielen. Teken of beschrijf dat hieronder.
7. Hoeveel woorden kan je maken uit het woord BOORDSCHUTTER? ……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
……………………………………………………..
…….………………………………………………
……………………………………………………..
…..………………………………………………...
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren aan boord van de vliegtuigen nog weinig navigatiemiddelen. Tijdens de oorlog vlogen duizenden Britse en Amerikaanse vliegtuigen naar Duitsland om daar vliegvelden, fabrieken en steden te bombarderen. Terwijl de Engelsen ’s nachts hun bommen gooiden, vlogen de Amerikanen altijd overdag. Urk en de Noordoostpolder werden door de vliegers als navigatiepunten gebruikt, want zelfs in de donkerste nachten was het verschil tussen water en land vanuit de lucht duidelijk te zien. De vliegers vlogen ook over het IJsselmeer omdat daar geen luchtdoelgeschut stond. Wel raakte ze regelmatig in gevecht met Duitse jachtvliegtuigen die gestationeerd waren op de vliegvelden Leeuwarden, Bergen (NH) en Twente. Tijdens de luchtgevechten zijn duizenden toestellen boven Nederland neergehaald, zowel aan Duitse als geallieerde zijde. Ongeveer 250 vliegtuigen belandden in het IJsselmeer terwijl 29 vliegtuigen in de in 1942 drooggevallen Noordoostpolder zijn neergekomen. Als de bemanningsleden ongedeerd de grond bereikten werden ze meestal gearresteerd door de Duitsers, op een enkeling na.
●
maandag 28 april 2014
het urkerland
●
●
pagina 8
■ De bommenwerper was na de noodlanding nog aardig intact. (Bron: Fries Verzetsmuseum)
Noodlanding van Amerikaanse bommenwerper nabij Urk
Terug naar 8 oktober 1943 Op 8 oktober 1943 maakt een Amerikaanse B-17 bommenwerper een noodlanding in de buurt van Urk. Urkers zien het gebeuren en raken zelfs betrokken bij de hulpverlening aan de bemanning. Anderen zijn getuigen van de paradetocht met de twee gewonde vliegeniers door de Urker straten. Kortom, dit vliegtuig en deze bemanning leven lang voort in de harten van de bevolking. In de aanloop naar 4 en 5 mei een terugblik op de gebeurtenissen.
vijf kilometer ten noordoosten van Urk op kavel H-32. De onderste koepel is niet ingetrokken, waardoor het toestel in de zachte polderklei vertraagt. Bob Fortnam klimt uit het gebroken raam en valt op de grond. Daarna verlaten ook zijn collega’s het vliegtuig: rechterboordschutter Theodore Sysol uit Michigan, Jimmy Strange uit Idaho - die zijn plaats in de neergelaten koepel had, navigator Ernie Shelander uit Minnesota, boordwerktuigkundige Joe Weiss uit Chicago, de jongste Henry Bessette uit Vermont - hij had zijn plaats achter de radio en linkerboordschutter Elton Kevil uit Texas. De twee gewonden komen ook naar buiten.
J
annetje Bakker fietst op die achtste oktober van 1943 van Urk naar Emmeloord, toen nog dorp A. Ze ziet het vliegtuig laag overkomen. Een andere Urker, Joh. Gerssen (de Bie), ziet eerst massa’s bommenwerpers overkomen. Eén ervan cirkelt boven Urk en vliegt steeds lager. Plotseling begrijpt hij dat het om een noodlanding gaat. Hij gooit de trossen van zijn vlet los en steekt het kanaal over. Gerssen moet nog een stuk lopen, maar is als eerste bij het vliegtuig. Als Jannetje ook eindelijk de plek in het riet bereikt, zijn er al meer Urkers gearriveerd, onder anderen Jelle Pasterkamp, Jochem Post en Jaap Romkes. Wat ze zien is een vliegtuig – nog redelijk intact, twee gewonde Amerikaanse vliegeniers en acht collega’s van hen.
Oorlog
Verrast
in actie komen, als de bommenwerpers een korte, maar hevige aanval krijgen te verduren van Focke-Wulf Fw-190 jagers van de Luftwaffe. Eén toestel wordt geraakt, dat van piloot Wally Emmert. Kogels treffen de cockpit en staart van het toestel. Vanuit de andere bommenwerpers is duidelijk te zien dat het vliegtuig in brand staat. Het cockpitraam naast copiloot Bob Fortnam uit Boston breekt in stukken. Wally Emmert is vrij ernstig gewond, met een schot in zijn onderbuik. Onder hem zit de tweede gewonde, de neusschutter Walter Fox uit Den-
ver. Hij krijgt een kogel door zijn linkerbeen. Helemaal achterin het vliegtuig bevindt zich een derde gewonde, staartschutter Howard Newton. Zijn verwondingen zijn niet ernstig. Duidelijk is dat het vliegtuig niet verder kan en een noodlanding moet maken. Daarom buigt het af richting de nieuwe polder. Copiloot Bob Fortnam verricht de laatste handelingen om de noodlanding te maken. Om de kans op explosies te verkleinen, trekt hij een hendel over om de bommen los te laten. Het vliegtuig komt vrij goed terecht,
Terug naar 1941. Amerika verklaart Japan na de aanval op Pearl Harbor de oorlog, en daarmee ook Duitsland. De regering roept haar jongens en mannen van 18 tot 50 jaar op te kiezen voor een carrière in het leger en deze tien geven daaraan met honderdduizenden anderen gehoor. Ze komen uit verschillende staten, variëren in leeftijd, maar streven hetzelfde doel na: vechten voor vrijheid. Amerika en haar bondgenoten voeren vanaf 1943 een 24-uurs luchtoffensief uit op de Duitse oorlogsindustrie en begin oktober maakt deze groep van tien vliegeniers daarvan voor het eerst deel uit. De missie slaagt, ze keren behouden terug op de Amerikaanse vliegbasis in Groot-Brittannië. Met de tweede missie een paar dagen later is havenstad Bremen het doelwit. Daar moet een formatie van 399 bommenwerpers het industriegebied uitschakelen. De achttien toestellen van 305 Bomb Group die hiervan deel uitmaken, stijgen vanaf kwart voor twaalf op met tussenpozen van een minuut. Boven het eiland Texel sluiten de P-47 Thunderbolt escortejagers zich aan om hen tegen vijandelijke jagers te beschermen. Deze ‘kleine vrienden’ moeten boven Drachten
■ Acht van de tien bemanningsleden. De groep veranderde vlak voor de tweede missie, die eindigde met de noodlanding nabij Urk. Onderste rij, van links naar rechts: Wally Emmert, Bob Fortnam, Ernie Shelander en Urb Klister (hij is vervangen door Theodore Sysol). Bovenste rij, van links naar rechts: Elton Kevil, Joe Weiss, Jimmy Strange, Virgil Bartels (hij is vervangen door Walter Fox) en Howard Newton.
Bob Fortnam is verrast als hij de bommen ontdekt. Ze zitten nog in het vliegtuig, tussen de prut, omdat de luiken van het vliegtuig openstonden bij de landing. Fortnam heeft geen idee wat de oorzaak is van het feit dat de explosieven niet gevallen zijn. Omdat de Amerikanen geen informatie of bewijs in handen van de Duitsers willen geven, is het hun opdracht het vliegtuig te verwoesten. Fortnam gebaart naar de 14-jarige Urker Jochem Post met een pakje lucifers dat hij het toestel in de brand gaat steken. Om hem en de rest te waarschuwen, roept hij ‘boom boom’. Het lukt de bemanning niet om het vliegtuig in vlammen te laten opgaan. Daarom slepen ze zoveel mogelijk apparatuur naar buiten en beginnen ze er op te schieten. Ondertussen zijn de Duitsers vanaf de Staart richting Tollebeek vertrokken. Verzetsstrijder ingenieur Klazema is ook ter plaatse. Hij vraagt Urkers om te kijken of zij voor Wally en Walter medische verzorging kunnen regelen. Jammer genoeg kan hij niets voor hen betekenen. De twee gewonde bemanningsleden blijven bij het vliegtuig achter. De anderen verdwijnen tussen de toegestroomde Urkers en mensen uit de polder. De Duitsers zijn dan al dichtbij. Jelle Pasterkamp heeft een fonkelnieuwe gabardine regenjas aan en ook Jaap Romkes draagt een goede regenjas. Klazema vraagt aan beiden of ze deze willen afstaan ‘voor het goede doel’. Klazema zegt: ‘Je loopt naar het bosje met je vriend en laat je jas van je afglijden op de grond’. Dat doen ze. Kledingstukken verwisselen van eigenaar en zo trekken als burger vermomde vliegeniers het riet in, richting Emmeloord. Klazema bindt hen op het hart zich zo goed mogelijk te verbergen. Hij belooft bij het vallen van de avond met hulptroepen terug te komen.
●
maandag 28 april 2014
het urkerland
●
●
pagina 9
7. Boordschutters Elton Kevil en Theodore Sysol (geen foto van) 5. Henry Bessette - achter de radio
4. Boordwerktuigkundige Joe Weiss
1. Piloot Wally Emmert en copiloot Bob Fortnam
8. Staartschutter Howard Newton.
3. Navigator Ernie Shelander
6. Jimmy Strange in de neergelaten koepel
2. Neusschutter Walter Fox
Duitsers Rond vijf uur, ongeveer anderhalf uur na de noodlanding, arriveren de Duitsers, luchtbeschermers en dokter Andriessen bij het vliegtuig. Zij treffen op de twee gewonden na, niemand van de bemanning aan. De Amerikanen zijn gevlogen. De Duitsers geven onmiddellijk opdracht om de gewonden naar een boot te brengen, zo’n half uur van het vliegtuig vandaan. Omstanders worden weggestuurd en twee Duitse luchtwachters blijven ter bewaking bij het toestel achter. De rest trekt de polder in. Dokter Andriessen verleent eerste hulp aan Wally Emmert en Walter Fox. Inmiddels is er een vlet van Zuiderzeewerken gearriveerd. Ook aan boord zijn de twee Urkers, Joh. Gerssen en Maarten Schraal, en een opzichter van Zuiderzeewerken. Voorzichtig worden de gewonden in de vlet geladen, die terstond in de richting van Urk vertrekt. Het is de bedoeling om naar de sluisput te varen. De Duitsers halen vrachtrijder Klaas van Urk erbij, om de gewonden in paradetocht op zijn platte wagen met paard ervoor door het dorp te rijden. Het is een triomftocht. De bezetter showt de Urker bevolking graag de vangst van twee Amerikanen. De tocht gaat via de Sluisweg naar de kantine van Zuiderzeewerken, dan linksaf over de Klifweg en via de Raadhuisstraat naar Hotel van Woudenberg, het latere Wapen van Urk. Joh. Gerssen krijgt bij het afscheid een aandenken van piloot Wally Emmert: diens witte handschoenen. Doordat de dijken nog niet goed begaanbaar zijn, blijven de gewonden diezelfde avond nog op Urk. De volgende dag, in de vroege morgen, vervoeren de Duitsers hen per boot naar Amsterdam. Ondertussen zaten de overige Amerikanen verstopt in het riet. De Duitsers zijn naarstig naar hen op zoek. Drie van de bemanningsleden blijven in het riet wachten op
terug naar Engeland, maar wel met een verklaring van honderd procent arbeidsgeschiktheid op zak. In september 1944 komt hij terug in Amerika. De andere gewonde, Walter Fox, verhuist na zijn verblijf in het ziekenhuis naar een krijgsgevangenkamp, waar hij tot het eind van de oorlog blijft. Een lot, wat ook de andere zeven inzittenden van de bommenwerper beschoren is.
hulp, zoals Klazema gezegd had. De anderen trekken zelf verder. Op een afgesproken sein komen Henry Bessette, Joe Weiss en Jimmy Strange ’s avonds tevoorschijn uit hun schuilplaats. Klazema brengt hen naar Urk, waar hij ze verbergt tussen de houtstapels op het hem welbekende bouwterrein rondom de sluis in aanbouw. Even later vindt hij een nog betere plek: op hun werkboot Argus in de werkhaven met schipper Jan van de Laar uit Enkhuizen. De Duitsers doorzoeken de sluisput, maar slaan de Argus over.
Duikershol De zaterdag erop volgend, 9 oktober, brengt verzetsstrijder Hielke Vos de drie Amerikanen naar de scheepswerf van de gebroeders Hakvoort. Ze krijgen een schuilplaats in het Duikershol, een gat in de vloer in de timmerwerkplaats. De Hakvoorten dekken de toegang net op tijd af met een zware plaat hout. Plotseling dringt een groep van zeven Duitsers met het bajonet op het geweer de werkplaats binnen. In een hoek van de schuur rookt Lub Hakvoort paling. Hij is een koelbloedig man en met een grote tegenwoordigheid van geest vraagt hij de Duitsers op quasi verbaasde toon wat er aan de hand is: ‘Wat zoeken jullie?’ Met gesnauw en driftige gebaren maken de Duitsers hem duidelijk dat ze die Flieger zoeken. Op meesterlijke wijze leidt Lub de aandacht van de Duitsers af, waarna ze vertrekken. Enkele uren later worden de bemanningsleden, na winkelsluiting, naar Piet Brouwer en zijn vrouw Nellie gebracht. Een week lang zijn de drie Amerikanen te gast bij het jonge Urker echtpaar. Meestal zitten zij evenwel verborgen in de kelder, omdat de Duitsers nog steeds fanatiek zoeken naar de gevluchte Amerikanen. Als dank voor de geboden hulp krijgen Piet en Nellie van één van de bemanningsleden een zogenoemde aircrewspeld. Op zaterdag 16 oktober brengt Piet Brouwer hen naar de Urkerboot. Jannetje Bakker, die getuige was van de noodlanding, herkent
■ Willem Pasterkamp (rechts) overhandigde Walter Fox in 1995 enkele brokstukken van de bommenwerper. de drie vliegeniers. Ze heeft de bootkaartjes voor ze gekocht en nu wisselen ze een blik van herkenning uit. De vliegers zeggen ‘Thank you’ en ‘Goodbye’. Harmen Kramer en z’n zwager Harm Gerssen begeleiden de Amerikanen op de passagiersboot naar Enkhuizen. Jochem Post, de jongen van 14 jaar die bij de noodlanding was, is ook op de boot. Hij herkent de Amerikanen en zet een Duits soldatenliedje in ‘‘Denn wir fahren gegen Engeland’. Harm Gerssen neemt Jochem op het achterdek onder handen en vraagt wie hij is en wat hij weet. Jochem ontkent iets te weten, maar voelt dan de loop van een revolver op zijn borst. ‘Luister goed’, zegt Gerssen tegen hem. ‘Als je ook maar iets van de zaak vertelt, zal ik je eigenhandig neerschieten. Mijn leven is er mee gemoeid en dat van anderen’. Jochem biecht alles op wat hij weet en belooft er met niemand over te praten - een belofte die hij tot aan de bevrijding nakomt. In Enkhuizen gaan de vliegeniers onder zijn begeleiding via de Koepoort naar Bovenkarspel. Daar stappen ze op de trein, omdat Duitsers op het station in Enkhuizen streng controleren. Harm Gerssen levert de vliegeniers af. Zijn taak zit erop. De volgende dag pikt hij een Amerikaan op in Kampen. Ook die brengt hij via het verzet weer verder.
Boeiende lezing Robert Hofman
Onderzoek Stichting Urk in Oorlogstijd Robert Hofman van Stichting Urk in Oorlogstijd hield in de bibliotheek en op uitnodiging van Stichting Culturele Activiteiten en Bibliotheek een lezing over de voor Urk meest bekende noodlanding van een Amerikaanse bommenwerper. De stichting heeft in het afgelopen jaar grondig onderzoek gedaan naar de noodlanding en bracht daarbij ook in kaart welke hulp is geboden aan de gestrande bemanningsleden. Op deze pagina’s een samenvatting van de lezing.
Krijgsgevangenen Toch is het uiteindelijk slechts één bemanningslid dat uit handen van de Duitsers blijft. Elton Kevil bereikt via Spanje Engeland. Ook de piloot Wally Emmert keert
Howard Newton wordt als eerste gepakt. Hij verliest in het riet het contact met de groep en is daardoor op zichzelf aangewezen. De volgende dag wordt hij in Emmeloord gearresteerd. Op de derde dag van hun vlucht lopen Fortnam en Shelander tegen de lamp, zeven kilometer ten zuiden van Apeldoorn, in Loenen. Bijzonder detail: Fortnam ontdekt tijdens zijn krijgsgevangenschap waarom de bommen bij de noodlanding niet uit het vliegtuig vielen. Hij had twee keer aan de hendel moeten trekken in plaats van één keer, iets wat hij niet wist doordat hij tijdens zijn opleiding een aantal lessen miste. Sysol is in eerste instantie samen met Kevil, maar wordt gearresteerd. De Duitsers pakken ook de drie Amerikanen op, die door Urkers verder geholpen zijn.
Na de oorlog Alle tien Amerikanen uit het toestel dat de noodlanding bij Urk maakte, overleefden de oorlog. Jimmy Strange en Henry Bessette sturen nog foto’s van zichzelf naar Piet en Nellie Brouwer. Piet is dan al niet meer in leven. De Duitsers arresteren hem in verband met zijn verzetswerkzaamheden. Kort na de bevrijding overlijdt hij aan de geleden ontberingen in het kamp Neuengamme. Ook scheepstimmerman Pieter Hakvoort overleeft de oorlog niet. Hij komt om in kamp Meppen-Versen. Twee van de Amerikanen, Walter Fox en Bob Fortnam, brengen in de jaren negentig een bezoek aan de polder en Urk. Bijzonder is dan dat Willem Pasterkamp hen brokstukken van de bommenwerper kan overhandigen. Hij was 13 jaar toen hij een dag nadat de Duitsers het toestel hadden opgeblazen, terugkwam naar de plaats van de noodlanding en enkele overblijfselen van het vliegtuig meenam naar huis. Fortnam en Fox zijn blij met het gebaar van Pasterkamp. Van de tien bemanningsleden zijn er momenteel nog twee in leven: piloot Wally Emmert - hij raakte bij de noodlanding het zwaarst gewond - en copiloot Bob Fortnam. ●
Groepsopdracht: Stel je voor dat jij in de Tweede Wereldoorlog op Urk woont. Een geallieerde bommenwerper wordt door luchtafweergeschut of een Duitse jager neergehaald. De bemanning weet zich op tijd te redden en landt veilig in de Noordoostpolder. Ze worden één voor één ingerekend door de Duitsers. Maar één van de bemanningsleden wordt niet gevangen genomen. Hij houdt zich schuil in het riet. Midden in de nacht klopt hij bij jullie huis aan. Hij vraagt of hij zich een tijdje bij jullie mag verstoppen. Wat doe je? Wijs je hem de deur of mag hij zich bij jullie thuis schuilhouden. •
Bedenk tenminste twee redenen waarom je hem een schuilplaats zou bieden. Leg ook uit waarom je dat zou doen. Argumenten waarom je hulp biedt: ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
•
Bedenk tenminste twee redenen waarom je hem de deur wijst. Leg uit waarom je tot dit besluit gekomen zijn. Argumenten waarom je geen hulp biedt: ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………