De JaJa-maarmaar-vrije school ja--maarEr wordt veel gezeurd over het onderwijs. Dit zou je kunnen benoemen als de ja maar-manier van ja--enkijken: je ziet vooral wat er niet goed gaat. Er is ook een andere manier van kijken, de ja en-manier. Daarbij ligt het accent op de dingen dingen die wél goed gaan. Er gebeuren immers dagdag-in dagdag-uit ook veel mooie dingen in het onderwijs. Over dit verschil tussen de jaja-maar en de jaja-enen-manier van kijken schreven Berthold Gunster (grondlegger van de JaJa-maar® filosofie) en Herberd Prinsen (trainer en adviseur binnen het onderwijs) het boek “Ja, maar ik ben ben wel leraar”. Aan de hand van zeven principes beschrijven zij de kenmerken van de jaja-maarmaar-vrije school. Het eerste exemplaar zal 12 maart 2007 tijdens een speciaal rond dit thema georganiseerd congres congres in Het Beatrixtheater in Utrecht aan een leerling uitgereikt worden. In dit artikel geven zij een korte voorbeschouwing.
Berthold Gunster Herberd Prinsen Leiding geven aan een school is een complexe taak: wat is precies het product, wat is de plek van het onderwijs in de samenleving, hoe stuur je docenten aan, wat is de relatie die je met ouders aangaat … En in die complexe wereld komen wij met het concept van de ‘ja-maar-vrije school ‘. Je zal maar docent zijn en dit boekje in je handen gedrukt krijgen. Is dit de zoveelste onderwijsvernieuwing? Is dit de volgende ideologie of basisfilosofie over hoe het onderwijs er uit moet zien? Zucht. We zullen je verlossen. Wij hebben niet de heilige waarheid of rotsvaste ideologie in pacht hoe het onderwijs van de toekomst er uit moet zien. Sterker nog, we geloven niet in vaste waarheden. De ja-maar-vrije school is per definitie niet dogmatisch. Het principe van de ja-maar-vrije school is juist twijfelen aan vaste principes. Immers: daar waar meningen, oordelen of regels hun intrede doen, houdt de waarneming meestal op. En wat toekomst of doelen betreft, allemaal mooi en aardig, maar we hechten meer waarde aan het hier-en-nu dan het straks-en-daar. Ons boek gaat dan ook niet over structuur, management stijlen, kengetallen of bedrijfsstrategieën. Alhoewel al die onderwerpen voor een gezonde organisatie van groot belang zijn en we er niets op tegen hebben cijfermatig te denken (integendeel), vormen ze niet het hart van het onderwijs. De essentie van ‘de school’ zijn en blijven naar onze opvatting ‘zachte’ principes als nieuwsgierigheid, betrokkenheid en liefde. Lastig in cijfers uit te drukken kwaliteiten, maar voor leerlingen des te voelbaarder. De zeven principes van de ja-maar-vrije school zijn dan ook alle zeven ‘zachte’ principes: ze verwijzen eerder naar een grondhouding, een attitude, waarmee de ja-maar-vrije school kinderen, ouders en docenten benadert, dan dat ze eenduidig gedefinieerde instrumenten of technieken aanreiken. Het eerste principe van de ja-maar-vrije school zijn niet ‘de uitgangspunten’. Of een school nou werkt volgens het gedachtegoed van Maria Montessori, Meneer Freinet of Astor Piazzolla is allemaal leuk, aardig en interessant, maar het is niet de essentie van goed onderwijs. Principes, strategie en regels komen en gaan. De blijvende factor in het onderwijs is verlangen. Het verlangen van de directie een mooie organisatie te bouwen, het verlangen van de docent in contact te komen met zijn leerlingen, het verlangen van OOP’ers of de afdeling facilitair een gemeenschap soepel te laten draaien, het verlangen van de ouders hun kinderen een goede toekomst te geven en, last but not least, het verlangen van het kind, de leerling of de student de wereld te verkennen. Alles op papier, of het nou gaat om een mission statement of de schoolregels, is mooi en richtinggevend, maar zonder verlangen Ja-maar, ik ben wel leraar
Berthold Gunster www.ja-maar.nl
Herberd Prinsen www.hpc.nu
1
is een school zielloos. Je kan een paard immers wel naar de waterbak leiden, je kan hem niet dwingen te drinken. Om die reden is verlangen de ‘sine qua non’ (zonder welke niets ..) van het onderwijs. Verlangen staat aan de bron van de ja-maar-vrije school. Op een school waar docenten op een ja-enmanier naar leerlingen kijken, kijken zij niet zozeer naar het gedrag van leerlingen, alswel naar het achterliggende verlangen. Zoals in onderstaand verhaal over Tim, een lastige leerling in het voortgezet onderwijs. “Bij ons op school werken we met non-contracten. Als gedrag onwenselijk is en (dus) verboden, spreken we niet alleen met de leerling af dat dit gedrag niet meer getolereerd wordt, maar (en dat is de essentie van het non-contract) gaan we vooral op zoek naar wat de leerling met het ongewenste gedrag wil bereiken. Zo was er Tim, die met zijn flauwe grappen en kleine pesterijtjes niet alleen de docenten, maar ook zijn medeleerlingen het bloed regelmatig onder de nagels vandaan wist te halen. Na een gesprek met Tim kwamen we tot de conclusie dat hij zo hoopte aandacht en bewondering te scoren bij zijn medeleerlingen. Vroeger zou ik daar misschien besmuikt op gereageerd hebben, het principe van het non-contract dwong me echter om dit verlangen serieus te nemen. “Tim, laten we dit afspreken, je mag aan het eind van de dag een mop vertellen, wanneer je die dag hebt nagelaten anderen te pesten, en wanneer je wél iemand hebt gepest, moet je voor straf een nog grotere mop vertellen.“ Zo gezegd, zo gedaan. Tim vatte het sportief op en vertelde de eerste weken zijn beste moppen voor de klas en stal de show. Het ging prima totdat hij een keer zo vervelend was, dat ik hem verplichtte de jaarlijkse docentenvergadering van drie uur (de meest saaie bijeenkomst denkbaar) te verluchtigen met drie ‘optredens’ van tien minuten. Tim hield zich aan de afspraak en verzorgde de drie intermezzo’s op zo’n manier dat de docenten bijna in de broek plasten van het lachen. Die sessie behoort inmiddels tot de klassiekers van de school. Bij ons heb je docenten in twee groepen: ‘zij die er bij waren’ en ‘zij die er niet bij waren’. Ik durf te zeggen dat Tim’s talent als cabaretier die dag voor het eerst echt vorm heeft gekregen. Nu, drie jaar later, heeft hij zich ingeschreven voor de voorrondes Camaretten en is hij hard en serieus aan het werk een goed programma in elkaar te zetten. (biologieleraar VO)”
Naast verlangen als dragend principe, gaat de ja-maar-vrije school uit van de autonomie van de leerling. Zij zijn de deskundigen over hun eigen leven. Immers: Je kan een paard wel naar de waterbak leiden, maar hem niet dwingen te drinken. De afgelopen jaren zie je dat scholen met succes leren hoe zij de leerlingen zélf het onderwijs laten ‘maken’. Ingewikkeld, maar daarom niet minder inspirerend. Een voorbeeld. Antalya Bij ons op de hotelschool hadden we een paar jaar geleden een tweedejaars groep voornamelijk Turkse jongens en meisjes die nogal wat onrust veroorzaakten. Lesuitval, motivatieproblemen, leerlingen die elkaar in een negatieve spiraal naar beneden leken te halen. We belegden een bijeenkomst met de moeilijkste leerlingen en besloten zo serieus mogelijk met ze in gesprek te gaan. Al snel werd duidelijk dat een aantal van hen het liefst meteen aan het werk zou gaan. We namen hun wens serieus zo ontstond na enige tijd het wilde plan de leerlingen die dat wilden hun derdejaars stage niet in Nederland, maar in Turkije te laten
Ja-maar, ik ben wel leraar
Berthold Gunster www.ja-maar.nl
Herberd Prinsen www.hpc.nu
2
doorbrengen. Daarnaast zouden ze ook geen lessen meer ontvangen, maar gewoon fulltime aan het werk gaan. Eigenlijk was het geen stage, maar gewoon werk. Voor het echie. Ze zouden er zelfs geld mee kunnen verdienen. We legden het plan voor aan de groep en een aantal leerlingen reageerde meteen enthousiast. Zo gezegd, zo gedaan. Met (heel) veel gedoe en geregel kregen we het voor elkaar dat een groep van vijf Turkse leerlingen het daaropvolgend jaar in Antalya aan de slag kon in een hotel van een oom van één van hen. We hielden via internet regelmatig contact met elkaar om te kijken of het allemaal een beetje liep, maar al snel werd duidelijk dat de groep samen bijna het volledige hotel runde. Het management, de PR, de financiën, de afhandeling van de gasten, alles wat ze op school met tegenzin moesten leren, maakten ze zich in praktijk als vanzelf meester. Tijdens het hoogtepunt van het seizoen opende de eigenaar een nieuw hotel twintig kilometer verderop, het bestaande hotel draaide ook zonder zijn directe bemoeienis probleemloos door. Toen de leerlingen terugkwamen waren ze veranderd van opstandige jongeren in verantwoordelijke volwassenen. Ze wisten wat ze het laatste jaar nog wilden leren en rondden zonder verdere problemen bewust en zelfstandig hun vierde en laatste jaar af. Ik heb er van geleerd dat er niets mooiers is als leerlingen échte verantwoordelijkheid te geven (docent Hogere Hotelschool). Via het derde (zeg ja tegen verbondenheid) en vierde principe (zeg ja tegen verandering), komen we bij het vijfde principe: zeg ja tegen eerlijkheid. Een open deur, maar in het onderwijs is de cultuur vaak nogal ambtelijk en politiek. Om op een ja-maar-vrije manier met elkaar om te gaan is eerlijkheid een absolute voorwaarde. Het zesde principe, zeg ja tegen wat goed gaat, lijkt een open deur (en dat is het ook, natuurlijk). Maar er is een groot verschil tussen weten en doen. Eerst wilden we dit principe “zeg ja tegen fouten” noemen, maar daar hebben we van afgezien. In de wereld van ja-en bestaan immers geen fouten. Dingen gebeuren. Of niet. En als er al onderscheid gemaakt moet worden, dan is het naar onze overtuiging juister om te spreken van ‘goed’ en ‘(nog) niet goed’ dan van ‘goed’ en ‘fout’. Wie gericht is op fouten ziet vooral wat er niet is. Wat er zou moeten zijn. En dat is nou net een jamaar-blik. Het is de blik van de leraar met het rode potlood. Je begint bij een tien, en elke streep is een punt minder. Het is de wereld van aftrekken en weghalen. Als je voornamelijk zegt wat niet goed gaat, is het eindeffect dat de leerling zich incompetent zal voelen. De focus ligt op fouten. Wie op een ja-en-manier gaat kijken naar leerlingen ziet andere dingen. Niet wat er zou moeten zijn (wat niet goed is), maar dat wat er is. Het is de blik van de leraar met het groene potlood. Elke krul is een punt meer. Het is de wereld van optellen en toevoegen. Als je voornamelijk zegt wat er goed gaat, is het eindeffect dat de leerling zich competent zal voelen. De focus ligt op ‘goeden’.1 Op de ja-maarvrije school verstaat men de kunst van het omgaan met ‘fouten’. Een mooi voorbeeld van omgaan met ‘fouten’ is het verhaal van Thalita. Spreekbeurt. Bij ons op school kwam in groep 8 een nieuw meisje, Thalita. Ze was erg verlegen en had moeite vriendjes of vriendinnetjes in de klas te maken. Op een gegeven moment was ze (zo’n beetje als laatste) aan de beurt om een spreekbeurt te houden, maar die dag kwam ze niet op school. Bij navraag bij haar moeder bleek dat 1
Interessant overigens dat onze taal wel een zelfstandig naamwoord heeft voor iets dat niet goed gaat (een fout, meervoud fouten), maar geen zelfstandig naamwoord voor iets dat goed gaat (een ‘goed’ of ‘goeden’ bestaan vreemd genoeg niet).
Ja-maar, ik ben wel leraar
Berthold Gunster www.ja-maar.nl
Herberd Prinsen www.hpc.nu
3
ze niet naar school was gekomen uit angst niet uit haar woorden te komen. De volgende dag was ze op school en hebben we een kringgesprek gevoerd over het houden van een spreekbeurt en de onzekerheid die je kan voelen als iedereen naar je kijkt. Iedereen heeft daar natuurlijk in meer of mindere mate last van. Ik zei: “Je bent niet flink als je een spreekbeurt houdt terwijl je er niet bang voor bent. Dan is het makkelijk. Dat kan iedereen. Het is juist dapper als je bang bent en tòch een spreekbeurt durft te houden.” Ik stelde voor dat Thalita meteen na het kringgesprek alsnog haar spreekbeurt zou houden en dat ze, elke keer als ze vast zou lopen, van mij een half punt erbij zou krijgen. Maar ze moest natuurlijk niet doen alsof ze niet uit haar woorden kon komen, het moest wel echt zijn. En dat als ze echt helemaal vast zou lopen, ze zou mogen stoppen zonder dat ze een cijfer zou krijgen. Thalita nam de uitdaging aan, we applaudisseerden voor haar, ze ging voor de klas staan, begon te praten en hield niet meer op. Zonder de minste of geringste aarzeling kwam de hele spreekbeurt er uit. Aan het eind was het even muisstil, meteen daarna kreeg ze een staande ovatie (leraar primair onderwijs). Het laatste principe, zeg ja tegen talent, handelt over het uitgangspunt van de ja-maar-vrije school te kijken naar het talent van een kind. Onder het motto: “het gaat er niet om het beste in een kind te stoppen, maar het beste uit een kind te halen” is de ja-maar-vrije school een omgeving waar vooral gekeken wordt naar de kwaliteiten van de leerling. Niet de lesstof staat centraal, maar het talent van de leerling. De leraar is een coach om dit talent (mede) vorm te geven. Gelukkig merken wij dat er in het onderwijs meer en meer ruimte komt om te kijken naar wat leerlingen wél in plaats van wat ze niet kunnen. Ooit komt er een tijd dat als er een nieuwe Jan de Bouvrie in de klas zit hij niet schrijfles krijgt (hij is dyslectisch), maar een wit vel papier en wat kleurpotloden. Wie is de Jan de Bouvrie in jouw klas?
De zeven principes 1. Zeg ja tegen verlangen 2. Zeg ja tegen autonomie 3. Zeg ja tegen verbondenheid 4. Zeg ja tegen verandering 5. Zeg ja tegen eerlijkheid 6. Zeg ja tegen wat goed gaat 7. Zeg ja tegen talent
Ja-maar-leraren brengen niet alleen elk talent om zeep, ze vermoorden hele generaties leerlingen. Ja, maar dat snap jij niet. Ja, maar hou je mond. Ja, maar ik ben wel leraar. Ja-maar-leraren hebben alle antwoorden. Denken ze. Ze zien de beren op de weg. Stap een lerarenkamerbinnen, kijk
Ja-maar, ik ben wel leraar
Berthold Gunster www.ja-maar.nl
Herberd Prinsen www.hpc.nu
4
goed rond, wie zijn hier de ja-maar-leraren. En kijk ook, wie zijn hier de ja-en-leraren. Laat ons de ja-en-leraren behouden. Ja-en-leraren durven te dromen. En te doen. Ze dagen leerlingen uit het onbereikbare te bereiken. Keer op keer. Generatie op generatie. Ja, en wat wil je leren. Ja, en wat heb je te zeggen. Ja, en jij bent de leerling. Ja-en-leraren stellen alle vragen. Hopen ze. Ze zien de beren én de weg. (vrij naar een tekst met onbekende bron)
JaJa-maar
JaJa-en
Focus op wat mist Mismatchen Veranderen Fout
Focus op wat is Matchen Accepteren Goed
Teleurstelling Moeten Veranderen Ik ben afhankelijk
Waardering Mogen Zijn Ik ben onafhankelijk
Reactief Probleem Ergens Ooit
Proactief Feit Hier Nu
Wantrouwen Verbittering Schuld Angst
Vertrouwen Vergevingsgezindheid Verantwoordelijkheid Liefde
Ja--maar in Utrecht Berthold Gunster is trainer/adviseur bij Ja Herberd Prinsen is trainer/adviseur en hulpverlener bij HPC in Houten
Ja-maar, ik ben wel leraar
Berthold Gunster www.ja-maar.nl
Herberd Prinsen www.hpc.nu
5