1 HOGER INSTITUUT VOOR WIJSBEGEERTE KARDINAAL MERCIERPLEIN 2 3000 LEUVEN
Maakt de wil het verschil? Over de bepalende rol van de wil in de geluksfilosofie van Alain (Émile Chartier)
Promotor: prof. dr. R. Breeur
Masterproef aangeboden tot het vehet verkrijgen van de graad van Maste Master in de Wijsbegeerte door:
Patrick Vandendriessche
Leuven, 2014
2
Ce que nous pouvons faire de mieux pour ceux qui nous aiment, c’est encore d’être heureux. ALAIN
3
INHOUDSOPGAVE LIJST AFKORTINGEN
4
1. INLEIDING
5
2. ALAIN (ÉMILE CHARTIER) 2.1. Alain in beeld
8
2.2. Personalia
11
2.3. Wie is de mens die ‖l‘Homme‖ genoemd wordt?
12
2.3.1. Individualist en radicalist
13
2.3.2. Alain in moreel opzicht
17
2.3.3. Alain, menselijk al te menselijk
19
2.3.4. Bitse kritiek op Alains persoon
20
2.4. Alains literaire stijl: le propos 3.
4.
21
GEEST, WIL EN VRIJHEID: BEGRIPSOMSCHRIJVING 3.1. Geest
23
3.2. Wil
25
3.3. Vrijheid
28
DE VRIJHEID
EN HAAR WEERSTANDEN
4.1. Interne weerstanden
32
4.1.1. De passies van het hart
33
4.1.2. De verlangens van de buik
37
4.2. Externe weerstanden
40
4.2.1. De weerstanden van de politiek
41
4.2.2. De weerstanden van de religie
45
4.2.3. De weerstanden van de moraal
49
5. TWEE ADDENDA 5.1. De opvoeding: probleem en remedie
52
5.2. De rol van het oordeel
53
6. VAN VRIJHEID NAAR GELUK: HET UUR VAN DE WAARHEID
55
7. BIJLAGE
58
8. LITERATUURLIJST
59
9. DANKWOORD
62
4 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
DEF
Définitions (Paris: Éditions Gallimard, 1953).
EDR Éléments d’une doctrine radicale (Paris: Éditions Gallimard, 1933). HP
Histoire de mes pensées (Paris: Éditions Gallimard, 1936).
IIP
Idées. Introduction à la philosophie: Platon, Descartes, Hegel, Comte (Paris: Paul Hartmann, 1939).
LSK
Lettres à Sergio Solmi sur la philosophie de Kant (Paris: Paul Hartmann, 1946).
PB
Propos sur le bonheur (Paris: Éditions Gallimard, 1928).
PP
Propos de politique (Paris: Éditions Rieder, 1934).
PPH
Propos sur des philosophes (Paris: Presses universitaires de France, 1961).
SE
Saisons de l’esprit (Paris: Éditions Gallimard, 1937).
VE
Vigiles de l’esprit (Paris: Éditions Gallimard, 1942).
VMJ ‗Valeur morale de la joie d‘après Spinoza‘ in Revue de Métaphysique et de Morale, VIIe année, 1899, 759-64.
5 1.
INLEIDING Er gaat geen dag voorbij of we horen, zien of lezen hoe we gelukkig kunnen zijn.
Maar vooral horen, zien of lezen we wat ons net ontbreekt om eindelijk gelukkig te kunnen zijn; het zijn telkens weer andere en nieuwe dingen die we in huis moeten halen, die we moeten doen of gebruiken: deze droomauto, die miraculeuste aller waspoeders, dat zaligmakends aller Wellness-weekends, die laatste nieuwe Smart Phone, die onovertrefbare exotische reis, die enzovoort, enzovoort. Het houdt nooit op. Het lijkt wel alsof het geluk echt wel gelegen is in de wortel die Tischbein zijn Italiaanse ezel voorhield om het dier gaande te houden; een geluk dat zo voor het grijpen ligt maar altijd net weer voor ons uitwijkt. ‗Wij‘ hebben dat schijngeluk natuurlijk al lang door, en tegen beter weten in draaien we nog een beetje mee in die gelukscarrousel; totdat we het echt beu zijn en beslissen om te gaan herbronnen. Terug naar de bron, op zoek naar het echte geluk! Wat kunnen we dan denken we — om zeker te zijn dat we een goede start nemen — beter doen dan een vermaard lexicon raadplegen? We kunnen de ‗dikke Van Dale‘ openen en lezen wat de definitie van ‗geluk‘ is. Het is, zegt Van Dale, ―de aangename toestand waarin men al zijn (aardse) wensen en verlangens bevredigd ziet‖, en als synoniem vermeldt hij ―welzijn.‖1 Wat een teleurstelling, want was het bevredigen van onze aardse verlangens niet precies dat waar we altijd al mee bezig waren en waarvan we ervoeren dat ze ons geen geluk bracht? En deden we niet uitgerekend beroep op een ‗wijs boek‘ om uit de kring van verlangen en bevredigen weg te komen? ‗Gelukkig‘ is er tegenwoordig een Internationale dag van het Geluk. Op zo‘n dag moeten we toch echt wel te weten komen wat geluk betekent en hoe we gelukkig kunnen worden. Op Knack.be2 lezen we wat psychiater en psychotherapeut Dirk De Wachter denkt over zo‘n dag. De Wachter vindt ―dat we ons hoofd niet zo moeten breken over dat geluk. ‗We moeten leren ongelukkig te zijn. […] Van altijd maar naar dat abstracte [mijn cursivering] geluk te zoeken, worden mensen ambetant‘. […] de ultieme raad van Dirk De Wachter: ‗Vergeet gelukkig te zijn!‘‖ Vergeten gelukkig te zijn of toch maar een nieuwsgierige blik werpen op de filosofie van Alain? We kiezen voor het laatste en we onderzoeken of Alains filosofie van het geluk iets anders is dan een zoveelste recept dat bevredigt en weer verlangen oproept. 1
Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14. Wided Bouchrika, ‗Waarom vandaag de eerste dag is van een gelukkig leven‘, in Knack 20/03/2014 [sic] – bijgewerkt op 19/03/2014 <www.knack.be/...dag-is...gelukkig.../article-normal-134389.html> [geraadpleegd op14/05/20141]. 2
6 Methodologie We gaan uiteraard uit van de titelvraag. Toch is het niet de bedoeling om naar een onmiddellijk antwoord op die vraag te zoeken. Wel zal gepoogd worden om, zoveel als mogelijk, relevante elementen uit Alains denken samen te brengen op basis waarvan de lezer zelf de geluksfilosofie van Alain op haar merites, haar geloofwaardigheid en haalbaarheid kan beoordelen. De methodologie die we aanwenden, gelijkt sterk op deze van Alain zelf. We weten dat Descartes, Spinoza, Kant en Hegel zijn grootste inspiratiebronnen waren. Alains filosofisch werk bestaat er echter niet in de ideeën van zijn ‗meesters‘ op systematische wijze verder te ontwikkelen of te becommentariëren; hij pikt er veeleer elementen uit op die hij ideëel samenbrengt en er een basis voor zijn eigen denken mee vormt. Het is deze ‗eclectische‘ filosofie die we eigenstandig zullen behandelen. We proberen er op onze beurt de — voor ons onderwerp — relevante elementen uit te halen en samen te brengen. Het zijn die elementen die we zo omstandig als nodig zullen trachten te verhelderen. Om die elementen en hun verbanden aanschouwelijk voor te stellen werden ze in een grafisch schema uitgetekend. Dit schema bevindt zich in bijlage op pagina 58. Structuur Buiten deze inleiding telt deze scriptie vijf delen. Het deel 2 schetst een ruim beeld van Alain onder verschillende aspecten. Deel 3 definieert en expliciteert de drie kernelementen uit Alains geluksfilosofie: dit zijn ‗geest‘, ‗wil‘ en ‗vrijheid‘. Deel 4 handelt over de weerstanden waarmee de wil te kampen heeft in haar streven naar vrijheid. Met deel 5 betrekken we de problematiek van de wil op de opvoeding en gaan we in op de rol van het oordeel. Deel 6 sluit de scriptie af en brengt ons bij ‗het moment van de waarheid‘. Inhoud Alain is het met Aristoteles eens dat een leven volgens de geest (verstand) het hoogste is voor de mens en dat hij in het leven volgens de geest zijn hoogste natuur realiseert. ―Het verstand is immers ook het hoogste van al wat in ons is, en van alle voorwerpen van kennis zijn de hoogste die van het verstand‖, zegt Aristoteles.3 Een leven volgens de geest leidt de 3
Aristoteles, Ethica Nicomachea, Boek X, 9.
7 mens naar vrijheid en naar onafhankelijkheid en precies in die beide ligt voor de mens het geluk geborgen. Nu wordt, volgens Alain, die vrijheid voortdurend bedreigd; ze ondervindt onophoudelijk allerlei weerstanden, en als we die weerstanden niet onderwerpen, bepalen zij ons leven. Dus, zegt Alain, we moeten die weerstanden ‗temmen‘ en daarvoor beschikken we over onze vrije wil. Het is de werkzaamheid van de vrije wil die we gaan onderzoeken om op basis daarvan een oordeel te kunnen vellen over haar rol in de behartiging van het geluk. Semantisch addendum Alain is in het gebruik van de termen ‗geest‘ en ‗ziel‘ niet steeds consequent en dat leidt soms tot ‗intelligibiliteistmoeilijkheden‘. Om zoveel als mogelijk verwarringen te vermijden zullen we de definities, die van Alain zijn, zo precies als mogelijk afbakenen en ze zo consequent als mogelijk hanteren. ‗Geest‘ is: de mens in zijn wezenlijkheid, principieel gescheiden van de mens als ‗existerend in de wereld van de dingen‘. ‗Geest‘ is de essentie van de (onsterfelijke) mens; dat is de assumptie. ‗Ziel‘ is: de zetel van de wil in de existerende mens, intrinsiek verbondenheid met het lichaam en daardoor behorende tot het sterfelijke deel van de mens. Ik preciseer ten slotte ook nog wat Alain verstaat onder ‗wil‘. De wil is het vermogen van de ziel waarmee de mens in de existentie naar zijn vrijheid streeft. Deze preciseringen dienen louter als aanzet; ze worden verder in detail uitgewerkt.
In één zin Tot slot van deze inleiding vatten we in één zin het opzet van deze scriptie nog eens samen. Het is de betrachting relevante elementen uit Alains filosofisch werk samen te brengen op basis waarvan de lezer de geluksfilosofie van Alain op haar merites, haar geloofwaardigheid en haalbaarheid kan beoordelen.
8 2.
ALAIN (ÉMILE CHARTIER)
2.1.
Alain in beeld
1.
2. 3. Aan het front tijdens WO I waar Alain als vrijwilliger aan deelnam. Hij was toen 46 jaar.
4. Alain in zijn klas in het Lycée Henri IV
5. Alain met Élie Halévy
9
6.
7.
Rue Émile Chartier te Montpellier
9. Alain à l‘École normale supérieure, en médaillon.
8.
10.
10
12.
11. Standbeeld van Alain in l‘Orme
13. Een impressie van een laan op Père Lachaise
14. Het graf van Alain op Père Lachaise
15.
11 2.2.
Personalia4 Émile Chartier werd geboren in Mortagne-au-Perche op 3 maart 1868. Zijn vader
Étienne was dierenarts. Op 17-jarige leeftijd gaat hij naar het lycée Michelet te Vanves. Het is daar dat de jonge Émile Jules Lagneau leert kennen. Lagneau is een van zijn leraren en zal blijvende invloed op hem uitoefenen. In 1888 wordt hij toegelaten aan de École Normale Supérieure en in 1892 ontvangt hij zijn aggregatie in de wijsbegeerte. Hij wordt als leraar benoemd in Pontivy waar hij Aristoteles vertaalt. Later geeft hij les te Lorient. Het is daar dat hij in het publieke leven treedt. Zijn politiek engagement samen met zijn ‗Dreyfus-vrienden‘ leidt tot de stichting van de Université populaire van Lorient. In 1900 stapt Chartier in de journalistiek; in de radicale krant La Dépêche de Lorient neemt hij het pseudoniem ‗Alain‘ aan. Drie jaar later wordt Chartier leraar te Parijs aan het lycée Condorcet, daarna aan het lycée Michelet te Vanves, waar hij zelf leerling was. Het is in Dépêche de Rouen et de Normandie dat Alain zijn eerste propos publiceert als ―Propos du dimanche‖, en later als ―Propos du lundi‖. Vanaf 1906 verschijnen deze korte teksten dagelijks onder de titel ―Propos d‘un Normand‖. Er zullen 3083 propos verschijnen tussen 16 februari 1906 en 1 september 1914. In 1908 geeft Alain conferentielessen aan het meisjescollege Sévigné en aan de volksuniversiteiten van de Place d‘Italie en van Montmartre. Daarna, in 1909, wordt hij leraar aan het lycée Henri IV. Tot aan het einde van zijn carrière zal hij er een aanzienlijke invloed uitoefenen op zijn leerlingen. Enkele bekenden onder hen waren Raymond Aron, Jean Prévost, Simone Weil, Julien Gracq en Georges Canguilhem. Wanneer de dreiging er aan komt, strijdt Alain actief tegen de eerste wereldoorlog. Zonder zijn pacifistische engagement te loochenen maar bewust van zijn burgerplicht neemt hij vrijwillig dienst in het leger en vertrekt op zesenveertig jaar naar het front. Hij weigert elke graad en blijft bij de troep van de artillerie. Hij maakt er kennis met de wreedheden van de oorlog en schrijft zijn ervaringen op in Mars ou la Guerre jugée. In september 1917 wordt hij gedemobiliseerd. Aan de oorlog houdt hij een vermorzelde voet over en een zekere onbezorgdheid die kenmerkend was voor de Chartier van voor de oorlog. Hij gaat weer les geven in het lycée Henri-IV in Parijs.
4
De gegevens van dit biografisch overzicht van Alain (Émile Chartier) zijn afkomstig van de Société d‘ Histoire du Vésinet, 2003, cf. ‗Émile Chartier, dit Alain: professeur, journaliste, écrivain, philosophe‘, in Société d’Histoire du Vésinet
[geraadpleegd op 4/11/2013].
12 Tot aan het einde van de jaren 1930 brengt Alain een rijk oeuvre voort. Het is gekenmerkt door politieke strijd, een strijd tegen het opkomende fascisme en ten gunste van een liberale republiek onder strikte controle van de macht van het volk. Ook zijn filosofische werken zien het licht in deze vruchtbare periode. Idées uit 1932 is een introductie tot de filosofie van Plato, Descartes en Hegel en bij een tweede editie van Idées komt Auguste Comte erbij. Het uitbreken van Wereldoorlog II betekent een ontgoochelend einde van zijn pacifistische hoop. In zijn verdere werk zal hij zich steeds meer naar de literatuur oriënteren en afstand nemen van de politiek. In de zomer van 1933, vlak na zijn pensionering schrijft Alain zijn meesterwerk, Les Dieux. Op het einde van dat jaar overkomen hem ernstige gezondheidsproblemen die hem zijn verdere projecten doen opgeven. In 1934 sticht hij evenwel nog samen met Rivet en Langevin het Comité de Vigilance des Intellectuels Antifascistes (CVIA). In 1937 krijgt Alain een hartaanval waarvan hij maar heel traag herstelt. Op 21 december van dat jaar begint hij een dagboek bij te houden, wat hij zal volhouden tot aan zijn dood. Alain trouwt met zijn jeugdliefde, Gabrielle Landormy op 27 december 1945. In 1950, publiceert Alain in Éditions de La Table Ronde nog een artikel gewijd aan Simone Weil. De tiende mei 1951 ontvangt hij bij hem thuis de Grand Prix National des Lettres, een prijs waarvan hij de eerste begunstigde is. Hij sterft enkele dagen later op 2 juni 1951 in Vésinet. Alain ligt begraven op het Parijse kerkhof Père Lachaise.5 2.3.
Wie is de mens die ―l‘Homme‖ genoemd wordt? Dat iemand zich ―Homme‖ of ―Maître‖ met hoofdletter laat noemen, wekt spontaan
nieuwsgierigheid op. Dit geldt des te meer voor Alain omdat de man volks wilde blijven (rester peuple), beweerde er een sobere levensstijl op na te houden en zich keerde tegen alles wat groot of machtig was. Frederick Brown schrijft: ―Students called him ―L‘Homme‖, ―The Man,‖ thus distinguishing him from imperfect specimens of the genus‖.6 Alain wordt dus onderscheiden van de onvolmaakte sterveling. We zullen zien of en in welke mate dat terecht is. De eerste die daar iets over weet te zeggen is André Sernin, die een biografie van Alain schreef. Sernins boek Alain. Un sage dans la cité leest in hoofdzaak als een ode aan de 5
Voor een impressie van de beroemde begraafplaats, zie foto 13, p. 10. ‗Brown, Frederick, recensie van A. Levasseur & Richard Pevear, ‗The Gods by Alain‘, The Hudson Review, 2 (1975), 264-270 [geraadpleegde op 12/11/2013], p. 264. 6
13 ―massieve Normandiër‖7, maar toch is het hier en daar van kritische opmerkingen en bedenkingen doorspekt. Lovend, kritiserend en verontschuldigend schrijft Sernin: ―En vérité, une très grande vie, pleine d‘éclats de voix et aussi d‘éclats de rire, des vues prophétiques, une liberté d‘esprit inégalée et de grosses erreurs, comme dans toute grande vie.‖8 In volgend tekstfragment concretiseert Sernin twee van Alains tegenstellingen. […] un athée résolu, qui n‘a jamais cru ni à Dieu ni au Diable, et qui ose le proclamer dans la Bretagne ultra-catholique de la fin du XIXe siècle; mais cet incroyant et cet anticlérical parlera du christianisme et du Grand Crucifié mieux que personne. [...] Un vieux garçon misogyne et un laudateur du mariage et de la famille.9
We zullen niet alleen zien dat er heel wat tegenstellingen in Alain zelf schuilen maar ook dat er felle contrasten zitten in de meningen van fervente adepten enerzijds en van kritische antagonisten anderzijds. Maar daarvoor laten we het licht schijnen op de twee grote beginselen die Alain worden toegeschreven en die hij zichzelf ook toerekent: zijn individualisme en zijn radicalisme. 2.3.1. Individualist en radicalist Individualist André Sernin meent een mogelijke oorzaak van Alains individualisme ontwaren. Die bestaat er volgens Sernin in dat Alain als kind aan zijn lot overgelaten was; zijn vader was een drinker en een gokker en zijn moeder interesseerde zich enkel voor de dans en voor de geneugten van de société, aldus nog de biograaf.10 Renzo Ragghianti heeft het over Alains afkeer voor systemen en over zijn vijandigheid tegenover de ‗universitaire filosofie‘. Alain citerend, zegt Ragghianti : ―inventer […] peut bien conduire à l‘Institut11, mais ne fera rien pour la philosophie.‖12 Zijn individualisme gaat echter verder dan een filosofische onafhankelijkheid. In een brief van januari of februari 1895 schrijft Alain aan zijn vrienden Élie en Florence Halévy: ―Je veux éviter de devenir l‘homme
7
Vgl. Frederick Brown, op. cit., ―this massive, square Norman‖, p. 264. André Sernin, Alain. Un sage dans la cite (1868-1951) (Paris: R. Laffont, 1985), p. 16. 9 Ibid. 10 Ibid., p. 20. 11 Lees: la Sorbonne waar Alain geen goed woord voor over had. Sernin (p. 121) schrijft: ―L'idée de soutenir une thèse de doctorat devant un aréopage de ‗sorbonnagres‘ le révulsait.‖ Alain zelf schrijft in HP, p. 150: ―La Sorbonne a toujours été ridicule.‖ 12 Renzo Ragghianti, Alain: Apprentissage philosophique et genèse de la Revue de Métaphysique et de Morale (Paris: L‘ Harmattan, 1995), p. 181. 8
14 d‘un système quelconque.‖13 Op aanschouwelijk wijze stelt Alain zijn individualisme voor in de oppositie die hij uittekent tussen mens (humanité) en maatschappij (société).
La société est toujours puissante et toujours aveugle. Elle produit toujours la guerre, l‘esclavage, la superstition, par son mécanisme propre. Et c‘est toujours dans l‘individu que l‘Humanité se retrouve, toujours dans la Société que la barbarie se retrouve.14
Zijn wantrouwen tegenover de maatschappij is klaarblijkelijk groot. In zijn leven als leraar zal hij consequent de lijn van het individualisme aanhouden, in die zin dat hij ook van zijn leerlingen individuen probeert te maken. ―[I]l faut des éclairs d‘aristocratie partout dans la foule; il faut des individus.15 […] Cela est démocratique.‖16 Individualisme heeft bij Alain geen egoïstische connotatie en is niet strijdig of onverzoenbaar met gelijkheid. Maar gelijkheid staat voor Alain ver af nivellerende middelmatigheid. Integendeel, wanneer hij het heeft over gelijkheid moeten we eerder denken aan individuen die gelijk streven naar hun eigen vervolmaking en die daartoe kansen grijpen. Kansen grijpen is zijn devies, want wachten op de maatschappij, op ‗aangeboden kansen‘, is voor Alain tevergeefs. Dit voluntarisme vinden we beeldend terug in Vigiles de l’esprit.
Vous vous rappelez les vierges folles? Elles dormaient en attendant l‘époux; et elles sont condamnées à le suivre de loin, en traînant leurs lampes vides. Quel beau symbole, amis, et combien d‘hommes se traînent ainsi toute leur vie à la suite de l‘événement, en retard toujours, pour avoir dormi en l‘attendant.17
Ondanks zijn koestering van een ideaal van een democratische samenleving van individuen, is Alain er zich van bewust dat er altijd schapen en herders zullen bestaan. ―Les moutons ont un tel besoin de croire que le berger leur est tout dévoué, qu‘ordinairement on ne sait pas obéir sans approuver. On ne sait pas distinguer l‘obéissance de corps et l‘obéissance d‘esprit.‖18 Niettemin versaagt hij niet aan het ‗maken‘ van individuen, élever ses élèves, in de letterlijke betekenis, dat is de kern van zijn pedagogie. Op hoe Alain tewerk gaat in het
13
Alain, Correspondance avec Élie et Florence Halévy (Paris: Gallimard, 1958), p. 69, geciteerd in Ragghianti, op. cit., p. 181. 14 EDR, p. 312-13. 15 Ibid., p. 303. 16 Ibid. 17 VE, p. 13. 18 Georges Pascal, Pour connaître la pensée d’Alain (Paris: Bordas, 1967), p. 187.
15 ‗maken‘ van individuen komen we later terug wanneer we over de opvoeding zullen handelen. Radicalist Ronald Howell laat Jean Touchard de toon zetten om Alains radicalisme uit de doeken te doen. ―[A]bove all, Alain is against. Against the prince, against the chateaux, the academies, important personages, against the administration, against militarism and against war, against the Church, against political powers.‖19 En Alain zegt van zichzelf: ―[j]e suis né radical, mon père l‘était; mon grand-père maternel aussi‖.20 Wat moeten we onder dit radicalisme precies verstaan? Ze heeft in de eerste plaats te maken met de vrijheid van denken. ―La libre pensée est radicale, et tout le reste est moinerie.‖21 Ten tweede is Alains radicalisme een revolte tegen alle (soorten) machten die de vrijheid bedreigen. De radicaal is ―l‘individu qui refuse de bêler selon le ton et la mesure‖, […] qui pense, contre la société qui dort‖.22 De radicaal belijdt met andere woorden een systematische weerstand tegen de macht. Maar voor Alain maakt de radicaal ook onontkoombaar deel uit van de samenleving. ―[E]ven though the individual is the supreme political entity, he is and always has been an inescapable fact of society.‖23 Alain zegt van Comte geleerd te hebben dat de mens maar mens is door de maatschappij (société) der mensen, een maatschappij ―laquelle est autant naturelle et inévitable que le système solaire, avec lequel il nous faut bien tourner‖.24 De radicaal is verder legalist, ―[s]on dieu, c‘est la loi‖25. Dit is congruent met Alains idee van een liberale republiek onder de controle van het volk. Het zijn immers de democratische wetgeving en het respect ervoor die een vrije republiek mogelijk maken en in stand houden. ―The radical individual within the democratic order is the man who is unreservedly committed to droit (law, right) and equality.‖26
19
Ronald Howell, ‗The Philosopher Alain and French Classical Radicalism‘, The Western Political Quarterly, 18 (1965), 594-614 [geraadpleegd op 12/11/2013], p. 604. 20 EDR, p. 333. 21 Ibid., p. 303. 22 Ibid., p. 315. 23 Howell, op. cit., p. 607. 24 PPH, p. 150. 25 EDR, p. 26. 26 Howell, op. cit., p. 607.
16 De radicaal is eveneens ‗ontwaker‘ (éveilleur) en staat tegenover de maatschappij die in slaap wiegt. Van de radicaal, die voor Alain vanzelfsprekend republikein is, schetst hij volgend profiel
Le républicain radical est un homme à principes. […] Homme à principes, cela ne veut pas dire homme dogmatique, homme sûr de lui, homme !ligoté dans une doctrine. Le radical est naturellement philosophe; il sait que toute doctrine est provisoire, et qu‘aucun projet n‘est à la mesure des événements qui surviendront.27 Oui, dogmatique dans l‘action, sceptique dans la réflexion, voilà le radical. Et il y a pou [sic] de radicaux.28
Ondanks het feit dat Alains zich afzet tegen al wat macht is en macht heeft, is zijn radicalisme niet politiek links. Op politiek en religieus domein is het uitgesproken liberaal. Dit is ook de mening van Howell: ―Alain‘s radicalism […] was actually extreme liberalism in its political and religious connotations only.‖ Maar in sociaal en economisch opzicht is Alains radicalisme, volgens Howell, ―uncompromisingly conservative — in the economic, individualistic, laissez-faire meaning of the term.‖29 ―Although a radical‖, gaat Howell verder, ―Alain never accepted the tenets of socialism or communism, which he condemned as debasing to human freedom, dignity, and personality.‖30
31
Zijn radicalisme heeft dus een
liberaal en een conservatief aspect, maar ondanks dat conservatief aspect blijft het ontegensprekelijk verbond met zijn individualisme. Er moet nog op een bijkomend gegeven gewezen worden dat Alains radicalistisch-individualistische positie nog complexer maak: zijn radicalisme is een proletarisch radicalisme. De werkelijke opinie, zegt hij, is proletarisch en de raadzame (avouée) is burgerlijk. Het is de proletarische opinie die telt, want ―[s]ans le prolétariat […] nous serions encore sous l‘empire d‘opinions convenables, auxquelles presque personne ne croit.‖32 Samengevat kunnen we de kenmerken van Alains radicalisme als volgt formuleren: (i) een radicale vrijheid van denken, (ii) een constante waakzaamheid tegenover de macht, (iii), een onvoorwaardelijke onafhankelijkheid ten aanzien van welk systeem dan ook en (iv) een proletarisch radicalisme, één met individualisme. 2.3.2. Alain in moreel opzicht 27
EDR, p. 26. Ibid., p. 27. 29 Howell, op. cit., p. 613. 30 Ibid., p. 613. . 31 Vgl. kritiek van een communistische filosoof, p. 21 32 PP, p.12. 28
17
Verdient Alain het ‗hoofdletterpredicaat‘ op grond van een hoogstaande moraal? Om dat te weten te komen, moeten we nagaan of hij, naast schrijver over de zeden, ook iemand was die er een hoogstaande morele levenswandel op nahield. Volgens Sernin nog steeds is Alain veruit de grootste moralist en essayist. ―Il est d‘usage de le comparer à Montaigne, et les ressemblances sont évidentes.‖33 We zagen al dat Sernin Alain typeert als ―un vieux garçon misogyne‖.34 Alain zelf lijkt daar ook geen geheim van te maken; hij schrijft in een brief van 4 maart 1895 aan zijn vriend Élie Halévy:
[…] je crois qu‘il faut que tu fréquentes les femmes. Tu y prendras une pitié très douce pour ces formes inférieures et presque végétales de l‘être. Et puis je crois que la chasteté est physiologiquement détestable. Elle est mère de tristesse et de gastralgie. Je te dis ça très sérieusement, en pensant que Socrate et Platon aimaient les femmes. La posture sociale du philosophe est auprès de la femme, non pas d‘une femme. La femme est l‘animal domestique nécessaire du philosophe.35
Maar volgens Sernin was Alain niet alleen een oude vrouwenhater; hij was ook ―un laudateur du mariage et de la famille‖.36 Dat deze lofprijzing van het huwelijk en het gezin het discours van de zedenpreker is en niet de praxis van de ‗zedelijke‘, moet blijken uit wat volgt. In 1908 was Alain veertig en Gabrielle Landormy twintig. Het is niet onmogelijk, volgens Sernin, dat er tussen beiden een meer dan vriendschappelijke relatie bestond en dat Alain ―ait plus ou moins cédé à la tentation du fruit vert‖.37 Paul Landormy, de oom van Gabrielle, zou geoordeeld hebben dat zijn nichtje gecompromitteerd was en zou Alain gevraagd hebben met haar te trouwen. Alain zou geweigerd hebben. 38 39 Sernin vermeldt ook nog Alains ―refus obstiné de la paternité‖.40 En hij meent ook te mogen veronderstellen dat meerdere van Alains maîtresses getrouwd waren en dat Alain een ―chartreuse‖ bezat.41 Toegeven aan de verleiding verraadt duidelijk een gebrek aan wil, de wil waarop Alains filosofie uitgerekend gegrondvest is. Toch zegt een anonieme getuige, leerlinge van Alain: ―Dans les leçons de morale [...] c‘est la volonté qui importe, c‘est la possession de soi.‖42 En
33
Sernin, op.cit., p. 17. Vgl. p. 13. 35 Geciteerd in Sernin, op. cit., p. 63. 36 Ibid., p. 16. 37 Ibid., p. 111. 38 Ibid. 39 Alain trouwt pas met Gabrielle op 27 december 1945. Hij is dan 77 en Gabrielle 57. 40 Sernin, op. cit., p. 206. [Alain is zijn leven lang kinderloos gebleven]. 41 Ibid., p. 260. 42 Aangehaald door Sernin, op.cit., p. 254. 34
18 Alain zelf bekritiseert sommige zelfverklaarde individualisten omdat ze zichzelf niet besturen en dus zeer zwak zijn in het opponeren van hun eigen passies.43 [mijn cursivering] Mademoiselle Soustre uit het meisjescollege Sévigné heeft niets dan lof voor Alain. Uit het elan dat in haar woorden zit, blijkt hoe ze ―l‘Homme‖ bewondert. Un génie planant, voilà Alain. […] Après ce cours, où le libre arbitre devenait la colonne cruciale de la grandeur humaine, nous sortions bouleversées d‘admiration pour cet homme qui, dans sa dignité de penseur, gravait une splendide effigie de l‘humanité. […]Alain n‘est pas religieux. Sa morale cartésienne est laïque, mais il donne à chacun de nous une sorte de mysticisme de la dignité humaine et la vénération de la pensée. [...] Rester fidèle à cette dignité de soi sans compromissions avec les vanités, les richesses, les puissances et les pouvoirs, voilà ce qu‘Alain nous a appris.44
Het lijkt erop dat juffrouw Soustre, ―bouleversée d‘admiration pour cet homme‖, Alain geheel onkritisch zag als voorbeeld van moraliteit en menselijke waardigheid en zich niet afvroeg of er een ‗zedelijke‘ dan wel een zedenmeester voor haar stond. Van een andere leerling van Alain, Jean Mistler, schrijft Sernin ―[qu‘il] ne cache guère qu‘il fut agacé, plus tard, non sans quelque raison, par la canonisation d‘Alain, devenu pour certains un prophète infaillible.‖45 Alains autoriteit Dezelfde anonieme getuige als hiervoor is aan het woord: ―Dans cette classe vivante, jamais un élève n‘ouvre la bouche. Quelquefois un imprudent nouveau essaie une objection; le Maître le regarde avec étonnement, et nous avec indignation; il n‘y revient plus.‖46 En volgens Sernin zelf dialogeerde Alain alleen schriftelijke met zijn leerlingen ―c‘est-à-dire par les dissertations et les ―topos‖ qu‘il réclamait et corrigeait avec un soin extrème‖.47 Jacques de Bourbon-Busset, leerling van Alain (1931-32), laakt de inconsequentie en de dubbelzinnigheid van de ―Maître‖ ten aanzien van autoriteit. ―C‘était un professeur de refus et de mépris, un anarchiste. Le mal était l‘autorité. Et pourtant, il ne détestait pas son autorité sur nous. Avec un physique de tambour-major, une âme de général en chef.‖48 Mogelijks maakten Alains imposante figuur en zijn eloquentie zodanig indruk dat vele van zijn leerlingen en volgelingen niet in staat waren de ‗massieve werkelijkheid‘ die voor hen 43
Alain, ‗La Vertu des Citoyens: Obéissance sans Respect‘, Le Bulletin de l'Association des Amis d'Alain, 7 (1958), p. 13. 44 Sernin, op. cit., pp. 124-25. 45 Ibid., p. 124. 46 Ibid., p. 254. 47 Ibid., p. 258. 48 Ibid., p. 255.
19 stond te transcenderen. Juffrouw Soustre‘s getuigenis: ―nous sortions bouleversées d‘admiration pour cet homme‖49 spreekt daar in elk geval voor. Dit laat zien dat de autoriteit van Alain — voor sommigen althans — indrukwekkend was. 2.3.3. Alain, menselijk, al te menselijk Een korte bloemlezing kan ons helpen om wat dieper in ―l‘Homme‘ door te dringen en andere eigenschappen of eigenaardigheden te zien oplichten. Alain is een beetje huichelaar. Volgens André Sernin schrijft Alain op 23 juli 1940 in zijn dagboek: ―Je continue à vivre sobrement un peu comme un moine: des légumes, des fruits et de l‘eau.‖50 Maar op de linker bladzijde ertegenover protesteert madame MorreLambelin schertsend: ―Et les filets, côtelettes, poulet, jambon? Fromage blanc, beure, confitures. Il est vrai qu‘aujourd‘hui est jour de diète. O admirable et délicieuse imagination!‖51 Alains ambitie was volks te blijven.52 Maar, merkt Sernin schamper op: ―si du moins c‘est rester peuple que d‘enseigner l‘élite des ‗littéraires‘ de France.‖53 Een andere grote ambitie van Alain was ―aller au peuple pour l‘instruire et surtout pour lui apprendre ses droits et pour le libérer de ses maîtres‖.54 In oktober 1909, schrijft Sernin, was Alain dolgelukkig dat hij les kon geven aan Henri IV, maar veel minder gelukkig met zijn aanstelling aan het meisjescollege Sévigné. ―Le programme des filles est stupide. Il est triste de penser que j‘enverrais promener tout cela si j‘étais assez riche.‖55 Twee ambivalenties merken we hier: (i) zoals Sernin reeds opmerkte, noch Henri IV, noch Sévigné zijn ‗populaire‘ scholen; (ii) de man die volks wilde blijven (contre pouvoir et richesse) zegt dat, als hij rijk genoeg was, ―tout cela‖ wandelen zou sturen. Uit het laatste valt ook weer Alains misogynie op. Mademoiselle Soustre getuigt dat Alain zijn leerlingen leerde om trouw te blijven aan de eigen waardigheid zonder toe te geven aan ijdelheid. Sernin echter schrijft dat Alain zich tegenover Suzanne Vayssac, heeft laten ontvallen dat niemand nog zijn portret had
49
Ibid., pp. 124-25. Geciteerd door Sernin, op. cit., p. 419. 51 Ibid. Vgl. Alain over ―le refus du corps‖ in Définitions: ―L'âme, c'est ce qui refuse le corps. Par exemple ce qui refuse de fuir quand le corps tremble, ce qui refuse de frapper quand le corps s'irrite, ce qui refuse de boire quand le corps a soif, ce qui refuse de prendre quand le corps désire, ce qui refuse d'abandonner quand le corps a horreur. Ces refus sont des faits de l'homme." (DEF, p. 19). 52 Vgl. Howell, op. cit., p. 21. 53 Sernin, op. cit., p. 121. 54 Ibid., p. 66. 55 Ibid., p. 125. 50
20 geschilderd. De vrouw zou daarop geantwoord hebben dat zij dat wel wilde doen. Ze deed het twee maal, in 1935 en in 1938.56 Van een leven als een monnik en een afkeer van ijdelheid lijkt evenmin sprake als we Frederick Brown lezen: ―Until his retirement, this massive, square Norman whose accoutrements-broad-brimmed hat, cane, country gloves gave him the look of a squire passing through Paris‖.57 [mijn cursivering] Niettemin schrijft Ronald Howell, die Maurice Savin58 citeert, Alain ―had a rejection of all the nonsense in fashion‖.59 Howell reveleert nog een eigenaardigheid die tot verwarring leidt. ―His own humble lifelong aspiration was: ‗rester peuple,‘ ‗rester simple soldat,‘ en enkele regels verder haalt Howell opnieuw Savin aan die observeert dat ―[t]here was something of the spirit of Monarchy in him, about which he was not ashamed‖.60 Slechts drie filosofen delen met Alain de eer en de eeuwige roem begraven te liggen op het Cimetière du Père Lachaise; het zijn Auguste Comte, Jean-François Lyotard en Maurice Merleau-Ponty.61 2.3.4. Bitse kritieken Alain dulde geen tegenspraak, daarom zwegen zijn tegenstanders maar dachten er het hunne over.62 Sernin haalt opnieuw Jacques de Bourbon-Busset aan
En khâgne, à la sortie d‘une classe d‘Alain, les opposants clandestins haussaient les épaules, résignés. Ses apôtres faisaient de l‘exégèse et rappelaient des mots anciens, plus sublimes encore. Le grand nombre s‘interrogeait honteusement sur le rapport entre l‘enseignement proféré et les épreuves du concours. C‘est dans cette dernière catégorie que se recruteront sans doute les Alinistes rétrospectifs, les plus nombreux peut-être déconcertés par Alain tant qu‘ils l‘avaient en face d‘eux, mais de plus en plus conquis à mesure que le souvenir de ―Homme‖ remplaçait ―l‘Homme‖ réel.63
In een recensie van Sernins biografie van Alain schrijft Jean-François Serinelli Envisagée sous l‘angle historique et non philosophique, la vie d‘Émile Chartier, dit Alain, fait immanquablement venir à l‘esprit cette question de Marc Bloch aux spécialistes de la Révolution française: 56
Ibid., p. 340. Brown, op. cit., p. 264. Vgl. foto 7, p. 9. 58 Maurice Savin was een van Alains studenten. 59 Howell, op. cit., p. 602. 60 Howell, op. cit., p. 602. 61 < http://www.cimetièreduperelachaise.com> [geraadpleegd op19/03/2014]. 62 Sernin, op. cit. p. 254. 63 Ibid., p. 256. 57
21 ―Robespierristes, antirobespierristes, nous vous crions grâce; par pitié, dites-nous simplement: quel fut Robespierre?‖ Quel fut donc Alain? À la mort du retraité du Vésinet, en 1951, un philosophe communiste écrira: ―Alain, un professeur de lâcheté?‖ Ses disciples, au contraire, le surnommeront toujours, le plus sérieusement du monde, ―l‘Homme‖.64
2.4.
Alains literaire stijl: le propos Het propos is een literair genre dat Alain zelf op punt heeft gesteld. Propos zijn korte
teksten die in verleidelijke formules actualiteitsthema‘s opnemen uit alle domeinen. Ze richten zich tot eenieder65 en niet uitsluitend tot een publiek van erudieten.66 Vaak begint een propos met een anekdote of een nieuwtje, of met een vaststelling die de auteur doet; van daaruit ontwikkelt hij een gedachte die de eigenlijke pointe van zijn propos uitmaakt. In elk van Alains propos zit niet per se een pointe. Een propos dat geen pointe bevat kan later weer opgenomen en verder ontwikkeld worden. Het propos heeft een open begin. De auteur ‗raapt iets op‘ dat er al is, ontwikkelt het verder en legt het daarna weer neer. Zo laat de auteur steeds de mogelijkheid open voor de verdere ontwikkeling van elk onderwerp. Deze methode strookt mutatis mutandis met Alains opvatting van de wil. De wil, zegt hij, bestaat erin altijd te continueren en niet te creëren.67 Volgens Denis Pernot zijn de propos zelden nieuwe werken en zijn ze er vooral op gericht de oordelen van de woordvoerders van het literaire discours te herzien. Hierdoor worden ze ―l‘instrument d‘une critique de réception de la valeur littéraire.‖68 Pernot ontwaart nog twee andere strategieën in de propos: (i) door de leesmethode die Alain langs zijn propos gaandeweg ontwikkelt legt hij de fundamenten van een ―République des liseurs qu‘il oppose à celle des académiciens et des professeurs, également incapables d‘œuvrer au développent d‘une culture démocratique‖.69 En (ii) de propos breken uit het keurslijf, bewaakt door de gevestigde esthetische en ideologische grenzen.70
64
Jean-François Sirinelli, recensie van André Sernin, Alain. Un sage dans la cité (1868-1951) (Paris: R. Laffont, 1985), Vingtième Siècle: Revue d’histoire, 10 (1986), 149-150 [geraadpleegd op 12/11/2013]. 65 Vgl. Jacomino, p. 8: ―La langue est souvent simple et le style efficace. C‘est ce qui fait des propos d‘Alain un trésor pour l‘apprenti philosophe.‖ (Baptiste Jacomino, Apprendre à philosopher avec Alain (Paris: Éditions Ellipses, 2010)). 66 Julien Damon, ‗Émile-Auguste Chartier dit Alain (1868-1951)‗, Informations sociales, 7(2006), p. 23 [geraadpleegd 08/10/2013]. 67 Pascal, op. cit., p. 191. 68 Pernot Denis, ‗Alain: la littérature des ―propos‖‘, Romantisme, 121 (2003), 105-112 <doi: 10.3406/roman.2003.1206>, p. 106. 69 Ibid., p. 112. 70 Ibid., p. 111.
22 Uit deze kenschets van Alains literaire genre tekent zich een beeld af van een man met een onvoorwaardelijke kritische ingesteldheid en met een alerte, vigilante en onafhankelijke geest. We ontwaren ook een man die boven alles gesteld is op zijn individuele vrijheid — ―par cette passion de liberté qui était première en lui‖, zegt Pascal.71 Voor Frederick Brown zijn Alains propos ―elaborate ideas in a stop-and-go sequence […], roving through philosophy, religion, science, literature but with one eye cocked to the concrete world. […] the commonplace object and the everyday event‖.72 Na 1905 schreef Alain elke dag een propos ‗geniaal of niet‘, waardoor hij zich bevrijdde van reflecties over de natuur van de dingen. Samengenomen, aldus Brown, zijn de propos een ―Intellectual History of Everyday Life‖.73 Brown slaat daarmee de nagel op de kop over de inhoudelijke kenmerking van Alains propos.
71
Pascal, op. cit., p. 179. Brown, op. cit., p. 265. 73 Ibid., p. 266. 72
23 3.
GEEST, WIL EN VRIJHEID
3.1.
Geest De mens is geest; dit is Alains beginsel. ‗Geest‘ is een fundamenteel begrip in zijn
(geluks)filosofie. Vandaar het belang om dit krachtig statement precies proberen te verstaan. Het is hier niet de bedoeling Alains philosophy of mind proberen uit de doeken te doen; die is er, systematische gesproken, overigens niet. Toch moeten we in functie van ons onderwerp een zo accuraat mogelijk idee hebben van wat Alain onder ‗geest‘ verstaat. We kunnen best beginnen met uit te sluiten wat ‗de mens is geest‘ als zin niet is. ‘De mens is geest‘ is geen predicatieve zin; zeggen ‗de mens is geest‘ is niet hetzelfde als zeggen ‗de mens is intelligent‘ of ‗de mens is mooi‘, enzovoort. De zin ‗de mens is geest‘ is evenmin een definiërende zin, i.e. een zin waarin alle predicaten verzameld zijn die zowel samen als exclusief aan het subject toekomen.74 ‗In ‗de mens is geest‘ is de relatie tussen beide termen een identiteitsrelatie (x= y). We moeten dus verstaan: de mens is geest en niets anders. Of, minder radicaal: de mens is wezenlijk geest. De geest is het ‗ik‘ van de mens. Wanneer de mens zichzelf denkt, dan denkt hij niet aan de som van zijn stoffelijke delen die samen zijn lichaam vormen, maar aan zijn metafysisch zijn. We zullen dat ‗ik‘ in dit deel verder ‗geest‘ (met kleine letter) noemen; tenminste, dit is waar we mee starten. In Spinoza mijmert Alain over Descartes die zich met zijn eigen geest onderhoudt en er gans de wereld en gans het Zijn in terugvindt. Deze ontdekking leidt tot de stelling — die we aan Descartes te danken hebben, zegt Alain — dat de Geest één en ondeelbaar is.75 De Geest is absoluut, hij is ―le Grand Juge, juge de toutes les valeurs, juge de l‘opinion, de la majesté, juge des cérémonies.‖76 De geest is één en ondeelbaar, maar er is meer. ―L‘Esprit en chaque homme, celui de Descartes, après le doute méthodique et le doute hyperbolique, retrouvé par le Cogito, ne peut être individuel et subjectif, car tout ce qui serait subjectif a été dissout par le doute.‖77 [ne peut… mijn cursivering] Dat betekent dat de geest de mens overstijgt, dat zijn geest deel heeft
74
Vgl. Aristoteles: de definitie omvat alle predicaten die zowel samen als exclusief aan een subject toekomen, in W.A. de Pater & R.M.A. Vergauwen, Logica: Formeel en Informeel (Leuven: Universitaire Pers, 2005), p. 251. 75 Vgl. ―Nous voilà donc déjà assez avancés dans ce chemin, quand nous avons connu par Descartes que l‘Esprit est un‖. (Alain, Spinoza , (Paris: Éditions Gallimard, 1949), p. 6.) 76 Ibid., p. 6. 77 Maurois, André, Alain (Paris: Éditions Domat, 1950), p. 36-37.
24 aan iets ‗hogers‘, boven het individuele en het subjectieve. Dat ‗iets hogers‘ noemt Alain het pure Je pense, dat al het mogelijke denken insluit, het denken van iedereen en voor altijd.
Le Je Pense est pur; et presque réduit au néant, il n‘en comprend pas moins toutes les pensées possibles, et pour tous, et à toujours. Ce que je cherche, dès que j‘ai résolu de ne me plus tromper, c‘est la pensée, ce n‘est pas ma pensée; et, quelqu‘étrange que cela soit, ce n‘est pas mon Moi, c‘est le Moi. L‘esprit dépasse l‘homme. Ou bien disons que l‘homme dépasse l‘homme.
78
Het Je pense is niet meer het mijne, niet meer mijn ‗ik‘, maar het Ik, waarmee de mens (geest) zichzelf overstijgt. Van die zelfoverstijging zal verder blijken dat ze een weg baant naar de vrijheid.
Dit is nog niet alles. Wat Maurois zegt over de geest van Descartes, is eigenlijk een antwoord op de vraag waar Alain aan denkt wanneer hij zegt ―Descartes en lui-même trouve Dieu‖. God zou dus ‗le Moi‘ zijn. Op nog een andere manier brengt Alain de geest in direct verband met God. Bij de teruggetrokkenheid in onszelf79 — ―[par] le mouvement de prier, ou de méditer‖ — zijn we ook teruggetrokken van de mensen en de dingen, en dat brengt ons in het bezit van onze vrijheid die God zelf is, besluit Alain.80 In een kort bestek hebben we met de geest al een hele weg afgelegd die we schematisch als volgt kunnen weergeven: (i) de mens is geest of, de mens is wezenlijk geest, (ii) de geest is één en ondeelbaar, (iii) in de geest vinden we gans de wereld en gans het Zijn, (iv) de geest is ―le Grand Juge‖, (v) de geest is God, en (vi) God is onze vrijheid zelf. Dat de geest God is en dat God onze vrijheid zelf is, is wat Alain uiteindelijk wil aantonen, ook al meent Romain Dufêtre dat de absolute Geest zich voordoet als een ―au-delà du concevable que l‘entendement ne peut saisir par son essence même.‖81 We zullen dus moeten zien hoe en op welke manier Alain er toch in slaagt de absolute Geest te naderen of te bereiken. Dank zij Lagneau, schrijft Sernin, heeft Alain begrepen dat de wereld het avontuur van zijn geest was en dat van alle geesten.82 Dat bracht hem (eveneens via Lagneau) tot de onomstotelijke zekerheid dat de Geest — dat wil zeggen: de vrijheid — eerst was en dat er geen empiristische of materialistische metafysica bestond. Bijgevolg kwam hij ook tot ―la certitude que le monde était créé par l‘esprit à partir des qualités sensibles et que notre liberté 78
HP, p. 256. Vgl. ―Descartes die zich met zijn eigen geest onderhoudt en er gans de wereld en gans het Zijn in terugvindt.‖ 80 Alain, Spinoza, op.cit., p. 6. 81 Romain Dufêtre, ‗Proximités des théories de l‘image chez Maître Eckahrt et Fichte‘, Archives de philosophie, 76(2013), 9-33, p. 22. 82 Sernin, op.cit., p. 40. 79
25 était aussi grande que celle de Dieu même, et pour cause, puisqu‘elle était elle-même Dieu.83 Daarom, aldus nog Sernin, vertrekt de echte filosofie vanuit het cartesiaanse primaat dat de Geest, schepper en organisator van de wereld.84 We kunnen daar met Pascal aan toevoegen dat we zonder de inspanning van het denken verloren zouden zijn in een chaos van kleuren, geuren en van lawaai85, want ―rien d‘autre ne nous est donné qu‘un chaos d‘impressions sensibles que l‘esprit doit lier selon ses lois.‖86 De geest creëert de wereld aan de hand van zinlijke eigenschappen (qualités sensibles) waardoor hij orde schept in de chaos van zinlijke indrukken (impressions sensible) door ze volgens zijn wetten te verbinden. Die geest is ‗mijn‘ eigen en eenieders eigen geest. Iedere geest is dus schepper van de wereld. Nu is die geest waar ik de wereld mee schep slechts de geest waar ik mij in mijn existentie bewust van ben. Hij is de fenomenaliteit van de absolute Geest, schrijft Dufêtre.87 88 We hebben gezien dat het absolute voor Dufêtre buiten de grenzen van het begrip ligt.89 Daarom, besluit Dufêtre, kan het bewustzijn90 zich nooit van iets anders bewust zijn dan van het standbeeld van het absolute.91 Daar is Alain zich ook van bewust. Zijn God is immers ook het Absolute. Toch is dat Absolute niet een echt au-delà voor Alain.. Alain […] a toujours été à la fois fasciné et effrayé par cet Absolu impersonnel dont l‘esprit humain n‘est qu‘un mode. Il s‘est en revanche senti beaucoup plus à l‘aise devant Kant, qui, lui, met au centre de tout le ―Je pense‖ individuel, issu de la tradition chrétienne et protestante.
92
De Absolute geest bevindt zich voor Alain dus niet in een onbereikbaar au-delà; hij is de perfectie van onze eigen geest, de plaats (lieu commun) van onze individuele vrijheid.93 De Absolute Geest is mijn geest in zijn zuivere vorm, hij is de God in mij die Rede is.
3.2.
Wil Het woord voluntas verschijnt voor het eerst in de filosofische woordenschat bij
Lucresius in zijn gedicht Over de natuur (†55 v. C.). Later wordt voluntas door Cicero 83
Ibid., p. 35. Ibid., p. 41. 85 Pascal, op. cit. p. 67. 86 Ibid., p. 68. 87 Dit is een transcriptie van Dufêtres ―Dasein est la phénoménalité du Sein‖ (Romain Dufêtre, op. cit., p. 24). 88 De termen ‗essentie‘ en ‗existentie‘ worden hier in hun lexicale betekenis gebruikt. 89 Dufêtre, op. cit., p. 22. 90 Lees, de gefenomenaliseerde geest. 91 Dufêtre, op. cit., p. 22. 92 Sernin, op. cit., p. 40. 93 Vgl. 4.2.2. infra. 84
26 gebruikt om het Griekse boulêsis te vertalen. Dit Griekse woord werd door Plato en door Aristoteles gebruikt in de betekenis van wens eerder dan van wil. Boulêsis bij Aristoteles betekent: een wens voor het goede, een rationele wens echter tegengesteld aan irrationele wensen zoals kwaadheid en appetijt. Aristoteles onderscheidt boulêsis van prohairesis. Boulêsis is als wens gericht op een (doel)eind (fin) en kan betrekking hebben op het onmogelijke; op de wens onsterfelijk te zijn bijvoorbeeld. Prohairesis echter heeft betrekking op de middelen en staat als het ware in het voorportaal van de wilshandeling zelf. Wat Alain onder wil verstaat leunt aan bij het prohairesis als ‗gedelibereerd besluit om te handelen‘.94 In de recente hedendaagse filosofie, schrijft Palmyre Oomen, worden vrijheid en vrije wil ervaren als gelaagde begrippen die veel verschillende betekenissen in verschillende contexten hebben.95 Oomen maakt een onderscheid tussen vrijheid als keuzevrijheid en vrijheid als een willen dat een gerichtheid kent. Het is de tweede soort vrijheid die ons hier interesseert. Het willen dat een gerichtheid kent ―is vrij naar de mate dat het zich kan doorzetten, niet verstoord wordt, niet afgeleid wordt van de waarde waar het op gericht is, zijn eigen aard kan volgen‖.96 Deze laatste wil wordt door Oomen als voluntas aangeduid.97 Wat is ‘vrije wil’ voor Alain? Alain kijkt weer naar de oceaan om het volgende op te merken Si vous avez quelquefois observé une barque de pêche quand elle navigue contre le vent, ses détours, ses ruses, son chemin brisé, vous savez assez bien ce que c‘est que vouloir.98
Hiermee drukt Alain kort en krachtig uit (i) dat er niet te twijfelen valt aan het bestaan van de vrije wil en (ii) dat ze in de handeling zelf besloten ligt, of anders gezegd, dat ze het elan van de handeling is.
Pour mieux dire, on ne peut vouloir que ce que l‘on fait. La volonté en projet n‘est que velléité. Pour apprendre à vouloir il faut agir. L‘attention, qui n‘est que la forme intellectuelle de la volonté, ne peut se séparer de l‘action.99
94
Grand Dictionnaire de la Philosophie, Michel Blay, direction (Paris: Larousse/CNRS Éditions, 2003), p. 1081. 95 Palmyre Oomen (red.), Vrije wil – een hersenkronkel: Wetenschappers en filosofen over een fascinerende vraag (Zoetermeer: Klement, 2013), p. 9. 96 Ibid., p. 10. 97 Ibid. 98 Alain, Philosophie: textes choisis 2 (Paris: Presses universitaires de France, 1973), p. 22. 99 Alain, Esquisses d’Alain, 1. Pédagogie enfantine, cours dispensé au Collège Sévigné, 1924-1925 (Paris: Les Presses universitaires de France, 1963), p. 62.
27
Er blijkt duidelijk dat de wil van Alain zeer nauw aansluit bij prohairesis. Toch onderscheidt Alains volonté zich op subtiele maar essentiële wijze van prohairesis. De laatste is , zoals we hebben gezien, het gedelibereerde besluit om te handelen en gaat als zodanig net aan de eigenlijke handeling vooraf. Alains volonté daarentegen ligt ontegensprekelijk in de handeling. In Entretiens au bord de la mer zegt Alain: ‖vouloir c‘est saisir sa chance […] c‘est savoir que la chance […] n‘est chance que par le vouloir; j‘entends l‘action toujours, car je ne sais ce que c‘est que vouloir sans faire.‖100 Wie dus bij Alain zou aankomen met: ‗ik ben van plan…‘ of ‗in de toekomst wil ik…‘, of ‗mijn grote droom is…‖ zou allerminst waardering of achting vinden. Alain zou wellicht zeggen […] la volonté se rapporte toujours à un état actuel du monde, c‘est-à-dire à quelque possible rendu présent par un mouvement commencé […] car il est trop clair que, hors d‘une action réelle qui commence, il n‘y a point de réel vouloir.101
Ragghianti versmelt prohairesis en volonté op deze manier: ―la volonté […] se manifeste dans le rassemblement des moyens pour agir et dans l‘action elle-même.‖102 [mijn cursivering]. Met deze versmelting hebben we een adequaat idee van Alains wilsopvatting. Het zal ons verder van dienst zijn voor het begrip van de rol die Alain haar toekent. 3.3.
Vrijheid In de geest van Alain betekent vrij zijn zoveel als geen weerstanden ondervinden. We
hebben gezien dat de mens wezenlijk vrij is, maar dat hij in en door zijn existentie met weerstanden geconfronteerd wordt. Dat wil zeggen dat vrijheid in de existentie niet zomaar gegeven is. Daarom moet ze op de een of andere manier verworven worden. Het verwerven van de vrijheid kan dan niet anders gebeuren dan door onze eigen inspanningen namelijk door de inzet van de wil. Of de vrije wil überhaupt wel bestaat, is voor Alain geen thema van discussie. Alain maakt komaf met deze vraag door het idee van Renouvier103 over te nemen, namelijk dat de 100
Alain, Entretiens au bord de la mer, p. 249, geciteerd door Georges Pascal, op. cit. p. 76. Alain, Lettres sur la philosophie première, 2e édition, première édition: 1955 (Paris: Les Presses universitaires de France, 1963), p. 97. 101
102
Renzo Ragghianti, Alain: Apprentissage philosophique et genèse de la ‘Revue de Métaphysique et de Morale’ (Paris: L‘ Harmattan, 1995), p. 40. 103 Renouvier was een van Alains meesters.
28 essentie van de vrijheid nooit rigoureus bewezen kan worden maar dat men ze altijd moet willen.104 André Maurois, leerling van Alain, trekt deze lijn door, door te stellen dat de mens zich niet vrij kan denken, buiten de actie. De mens kan niet vrij zijn door zich af te vragen of hij vrij is. ―L‘expérience d‘un acte libre consiste à agir librement au lieu de réfléchir sur le problème du libre arbitre‖.105 In dezelfde geest schrijft Georges Pascal dat het met de vrijheid is zoals met het bestaan, we moeten ze niet bewijzen maar ervaren (elle ne se prouve pas, elle s’éprouve).106
Nous n‘avons pas à craindre d‘être libres malgré nous, mais il faut nous faire libres à chaque instant, ce qui est saisir l‘occasion de chaque instant et, contre vents et marées, c‘est-à-dire par les vents et les marées, se faire son chemin sans s‘inquiéter des possibles.107
Vrijheid is gekoppeld aan wil, er is geen vrijheid zonder wil. En Pascal gebruikt Alains geprefereerde metafoor om aan die vrijheid uitdrukking te geven: tegen maar ook door middel van de wind en de getijen moeten we onze weg banen. En, de vrijheid is nooit definitief verworven, we moeten ons op elk moment vrij maken. Ook hier doorheen galmt de stem van Alain en herkennen we de rol van de wil. Georges Pascal brengt nu vrijheid in verband met het doen van de plicht.
L‘homme est libre de faire ou de ne pas faire ce qu‘il doit, mais c‘est en faisant ce qu‘il doit qu‘il est libre. L‘esclavage est toujours soumission à des forces que l‘on méprise. Être esclave, c‘est trahir l‘homme, c‘est renier l‘esprit.108
We lezen hierin de vervulling van Kants eerste categorische imperatief. Toch ligt het doen van de plicht bij Alain niet helemaal zoals bij Kant. Waar het doen van de plicht bij Kant een louter rigoureus gehoorzamen is aan de ‗morele wet in mij‘, zonder meer, betekent ze bij Alain een handeling die de mens tot een hogere graad van perfectie brengt en waardoor hij vrijheid, blijheid en geluk ervaart.109
104
Ragghianti, op. cit., p.173. Maurois, op. cit., p. 60. 106 Pascal, op. cit., p.76. 107 Ibid. 108 Ibid., p. 146. 109 Vgl. Spinoza‘s Ethica. 105
29 Alain overstelpt ons met redenen om vrij te zijn, zoals we verder nog zullen zien. Maar alvast laat hij in Propos sur le bonheur ten overvloede zien hoe vrijheid gelukkig maakt. Interessant in volgende passage, is dat Alain een onderscheid maakt tussen geluk en plezier.
Faire et non pas subir, tel est le fond de l‘agréable. Mais parce que les sucreries donnent un petit plaisir sans qu‘on ait autre chose à faire qu‘à les laisser fondre, beaucoup de gens voudraient goûter le bonheur de la même manière, et sont bien trompés. On reçoit peu de plaisir de la musique si l‘on se borne à l‘entendre et si on ne la chante point du tout. […] Les hommes vont au spectacle et s‘y ennuient plus qu‘ils ne veulent l‘avouer […]. Chacun a souvenir de ces comédies de société, où les acteurs ont tout le plaisir. […] le travail est la seule chose délicieuse, et qui suffit. J‘entends le travail libre, effet de puissance à la fois et source de puissance. Encore une fois, non point subir, mais agir. 110
Hercules bewees aan zichzelf zijn macht, maar wanneer hij verliefd werd, voelde hij zijn eigen slaafsheid en de macht van het plezier. Alle mensen zijn zo, zegt Alain, daarom maakt het plezier hen triestig.111 En dat het geluk komt niet binnengewandeld wanneer je in een kamer zit en de deur open laat, illustreert Alain zo112
Je plains les rois s‘ils n‘ont qu‘à désirer; et les dieux, s‘il y en a quelque part, doivent être un peu neurasthéniques. […] L‘homme qui ne fait rien n‘aime rien. Apportez-lui des bonheurs tout faits, il détourne la tête comme un malade.113
De vrije mens handelt in plaats van te wachten en het is in het handelen dat hij het geluk vindt. En op die manier bevrijdt hij zich van twee grote kwalen: de verveling en de besluiteloosheid.114 André Maurois voegt hier aan toe dat wanneer de mens niet zelf handelt hij zijn handelingen door externe oorzaken laat bepalen. We hebben al uitvoering kunnen zien dat de wil bij Alain in de actie ligt. Hij heeft ook een bondgenoot aan William of Ockham. Frederick Copleston schrijft
It is, however, known by experience […] that the fact that a judgement of the intellect about the rightness of an act does not entail our performance of the act, and that a judgement about the badness of an act does not entail our refraining from this act. In the language of faculties, Ockham appeals to
110
Alain, Philosophie: textes choisis 2, op cit., p. 25-26. Ibid., p. 25. 112 Vgl. Blaise Pascal die beweert dat de ellende van de mens erin bestaat dat hij niet in een kamer op een stoel kan blijven zitten. 113 PB, p. 113-14. 114 Pascal, op. cit., p. 151. 111
30 experience against the theory that the intellect determines the will. Man may know that a is the action which he ought to perform and yet not do it.115
Het intellect dat mogelijks over goed en kwaad oordeelt, is bij ook Alain geen garantie voor de werkelijke uitvoering van de goede actie. ―La volonté marche la première.‖116 Daarom is de intelligentie niet de voornaamste deugd, ze is ondergeschikt aan de wil; ―c‘est donc le vouloir plutôt que l‘entendement qui fait la vraie grandeur humaine‖, schrijft Pascal.117 De wil maakt de mens vrij; daardoor is hij vrij te doen of niet te doen wat hij moet, maar het is in en door het doen wat hij moet doen dat hij vrij is. Vrijheid koppelt terug naar de essentie, i.e. het geest-zijn. Anders gezegd, in de vrijheid zijn we ons bewust van, of ervaren we ons geest-zijn.
Le vrai bonheur, c‘est de vivre libre, c‘est-à-dire selon l‘esprit. Il n‘y a que misère et illusion dans la servitude. L‘homme n‘est heureux en ce monde que s‘il se sait libre et agit librement. C‘est dans la conscience qu‘il a d‘être libre que l‘homme trouve son plus grand bonheur. 118
We kennen nu Alains opvatting van de vrijheid en we weten wat we er mogen van verwachten. In het volgende deel gaan we de weerstanden die de vrijheid bedreigen behandelen.
115
Frederick C. Copleston S.J., A History of Medieval Philosophy (Notre Dame: University of Notre Dame Press, 1972), p. 252. 116 SE, p. 24. 117 Pascal, op. cit., p. 147. 118 Ibid., p. 150.
31 4.
DE VRIJHEID EN HAAR WEERSTANDEN Onze vrijheid, zegt Alain, wordt bedreigd door het loutere feit van onze existentie; in
zijn essentie kent de mens geen belemmeringen voor zijn vrijheid. Alain onderscheidt twee soorten belemmeringen of weerstanden. Een eerste soort weerstanden waarmee de wil te maken heeft is verbonden met de incarnatie van de mens, oftewel met zijn lichamelijke existentie in de wereld van de dingen waar hij als dusdanig deel van uitmaakt. Deze weerstanden heten bij Alain de interne weerstanden. We zullen ze bespreken in twee delen: (i) de passies van het hart en (ii) de verlangens van de buik. De tweede soort weerstanden zijn alle andere weerstanden buiten deze van het eigen lichaam: de externe weerstanden. De externe weerstanden zijn van velerlei aard. Om het overzicht te bewaren werden de externe weerstanden in drie categorieën gegroepeerd. 4.1.
Interne weerstanden In Système des Beaux-Arts legt Alain zijn op Descartes geïnspireerde opvatting van het
lichaam uit. Het lichaam, beweert hij, moet je opvatten als een troep spieren gehecht aan een onverschillig karkas. Elke spier afzonderlijk is als een dier. Vanuit een toestand van rust verandert ze in alertheid bij de minste oorzaak, dat wil zeggen dat de spier zich contracteert; ze gaat over van een ontspannen (fuselé) naar een gespannen (arrondi) vorm. Volgens Alain zien we in de kunst hoe de wil op de spieren kan inwerken en van hun spanningen en ontspanningen goed gecoördineerde bewegingen kan maken.119 Illustraties van de inwerking van de wil op de spieren ziet Alain bijvoorbeeld bij de beeldhouwer, maar evenzeer bij de zanger die door middel van een gelijkaardige spierbeheersing een ademtocht uit de longen omvormt tot een welluidende klank. Dat de wil in de handeling ligt zien we hier eens temeer. Ook in de omgang met de passies en de verlangens zal dat het geval zijn. Maar het lichaam is uiteraard meer dan ‗een troep spieren gehecht aan een karkas‘. Het is de behuizing van onze geest waarmee we mens zijn in de wereld. Alain deelt het lichaam functioneel in drie delen in: het hoofd, het hart en de buik. Het hoofd is de zetel van de rede; het hart de zetel van de passies en de buik de zetel van de verlangens. Er valt nog iets meer te zeggen over het hart. Naast de zetel van de passie, is het hart ook de zetel van het eergevoel.
119
Alain, Système des Beaux-Arts (Paris: Éditions Gallimard, 1926), p. 25.
32 Le coeur, c‘est le sentiment de l‘honneur, si puissant en tout homme. L‘homme est un animal fier, c‘està-dire qu‘il refuse de n‘être qu‘animal, et c‘est ce que signifie le coeur. Personne n‘accepterait de suivre aveuglément ses désirs, d‘être esclave de son ventre. Le glouton est universellement méprisé.120
Het hart is dus niet enkel passieve aandoening; het is ook trots waarmee de mens zich van het dier onderscheidt. Het hart is ook geweld en leeuw, schrijft André Maurois, waar de wijze mee moet samenleven.121 4.1.1. De passies van het hart Alain vat de term passie in twee betekenissen op: (i) passie die de wil verzwakt en waar de ziel onder lijdt, en (ii) passie die ‗het gepassioneerd zijn‘, ‗zich met passie aan iets wijden‘ betekent. Dat het om een en dezelfde passie gaat betoogt André Maurois als volgt. ―L‘art de gouverner l‘homme est celui de discipliner les passions par la passion. Ainsi la voile se sert du vent pour lutter contre le vent.‖122 Wat zijn nu precies deze passies en waaraan wijdt Alain hun ontstaan? En, wat zijn volgens hem de remedies waar de wil over beschikt om ze te bedwingen. Dit zijn de twee vragen die we hier zullen behandelen. Maar vooraleer we hieraan beginnen, moeten we een korte voorbeschouwing over de meetkunde houden. De meetkunde, sleutel tot de natuur In Propos sur l’éducation schrijft Alain
La géométrie est la clef de la nature. Qui n‘est point géomètre ne percevrai jamais bien le monde où il vit et dont il dépend. Mais plutôt il rêvera selon la passion du moment, se trompant lui-même sur la puissance antagoniste, mesurant mal, comptant mal, nuisible et malheureux. Aussi je n‘entends point qu‘on doive enseigner toute la nature; non, mais régler l‘esprit selon l‘objet, d‘après la nécessité clairement aperçue. Il ne faut pas plus, mais il n‘en faut pas moins. Celui qui n‘a aucune idée de la nécessité géométrique manquera l‘idée même de nécessité extérieure.123
Dat de meetkunde de sleutel tot de natuur is, betekent dat zij ons vaststaande universele begrippen levert aan de hand waarvan we de objecten in de natuur kunnen kennen. Of anders gezegd, de meetkunde levert ons de ideale en ideële vormen aan de hand waarvan we de objecten in de wereld adequaat kunnen kennen. De geest die over de kennis van de meetkunde 120
Pascal, op. cit., p. 105. Maurois, op. cit. p. 63-64. 122 Ibid., p. 76. 123 Alain, Propos sur l’éducation, 13e édition (Paris: Les Presses universitaires de France, 1967), p. 55. 121
33 beschikt vat (saisit) de existentie door perceptie.124 Die perceptie, via heldere en onderscheiden ideeën — dank zij de kennis van de meetkunde — garandeert een juiste kennis van de externe noodzakelijkheid. Wie de kennis van de meetkunde ontbeert, ontbeert het idee zelf van haar vormen en bijgevolg de kennis van de noodzakelijkheid. daardoor is de onwetende over de meetkunde op zijn verbeelding aangewezen die hem een imaginaire werkelijkheid voorspiegelt.125 Celui qui ne sait pas compter et mesurer, celui, en somme, qui ne possède pas la clef de la géométrie, celui-là ne peut que se tromper, parce qu‘au lieu de s‘appliquer à ―régler l‘esprit selon l‘objet‖, la mesure et le nombre des objets du monde, il perçoit selon sa fantaisie. 126
Het gemis aan kennis van de natuur impliceert dat de geest niet over adequate kennis van de weerstanden beschikt en niet in staat is ze te bestrijden. Het ontstaan van de passies We grijpen eerst even terug naar Descartes. Voor Descartes zijn actie en passie twee namen voor hetzelfde; wat voor de agent actie is, is voor de patiënt passie. De beste weg om kennis van onze passies te verkrijgen, is het verschil onderzoeken tussen de ziel en het lichaam.127 De passies ontstaan door bewegingen in ons lichaam (―un régime de mouvements qui s’établit dans le corps‖128) en worden teweeggebracht door oorzaken vreemd aan de wil.129 Het zijn natuurlijke oorzaken in die zin dat ze uitdrukking zijn van de condition humaine, van de mens opgevat als zijnde in de natuur en object van de natuur. Daardoor zijn die bewegingen of aandoeningen dierlijk.130
Il est évident, d‘après cette description physiologique, que l‘émotion résulte toujours d‘une surprise. Cela revient à dire que la première émotion est bien ce que Descartes appelait l‘admiration ou 124
LSK, p. 27. Perceptie en verbeelding zijn twee belangrijke begrippen die we als volgt kunnen verhelderen: perceptie is de handeling van de geest waarmee de geest de externe werkelijkheid vat. Percipiëren vooronderstelt heldere en onderscheiden ideeën en de kennis van de meetkunde, sleutel tot de natuur. Verbeelding is de voorstelling van de dingen zoals ze in werkelijkheid niet zijn. Verbeelding is het gevolg van verkeerde oordelen, i.e. oordelen gemaakt met gemis aan helder en onderscheiden ideeën en zonder kennis van de meetkunde. 126 Jacomino, op. cit., p. 38. 127 René Descartes, ‗Les passions de l‘âme‘ in Oeuvres philosophiques, Tome III – 1643-1650 (Paris: Éditions classiques Garnier, 2010), 941-1103, pp. 952-53. 128 DEF, p. 51 129 Pascal, op. cit., p. 111. 130 Ibid., p. 112 ―Elles sont de mouvements naturels en ce sens qu'elles expriment la condition de l'homme pris dans la nature et objet de nature. Par là elles sont tout animales.‖ 125
34 étonnement et qu‘on peut appeler la peur. Toutefois, ce qu‘il faut considérer ici, c‘est que, par l‘union de l‘âme et du corps, ce désordre physiologique engendre aussitôt un désordre dans les pensées. L‘alarme remonte naturellement du corps à l‘esprit et la peur devient peur de la peur.131
In dit citaat verschijnt voor de eerste keer de term ‗angst‘. Als we de laatste zin van het citaat nader beschouwen lijkt het wel of angst geen voorwerp heeft. ―Le naïf,‖ zegt Jacomino, ―plaque sa peur et son imagination sur ce qu‘il voit mal et qu‘il est donc conduit à imaginer.‖132 Onze verbeelding leidt tot illusies en het grote gevaar dat daaruit voortkomt is dat die illusies onze passies voeden.133 Angst ontstaat dus wanneer we de dingen niet als object benaderen. Ze berust op onze verbeelding, die iets aanwezig maakt dat er in werkelijkheid niet is. Dit geldt bijvoorbeeld bij uitstek voor de angst voor de dood; de dood overkomt ons zonder meer, als gebeurtenis. Het is de anticipatie van onze verbeelding op de dood die ons bang maakt. Ragghianti vat het gevaar dat uit de illusies voortkomt als volgt samen: ―la peur en effet stérilise l‘esprit, l‘imagination déforme la réalité et compromet l‘effort.‖134 Daarom is angst ―een te duchten kwaad‖ (un mal redoutable). ‖Elle m‘emprisonne. Elle conduit mon imagination à l‘emballement. Elle suscite cent illusions…‖, aldus nog Ragghianti.135 Tegen het denken dat op de verbeelding berust en illusies veroorzaakt, stelt Alain het denken volgens het object. Dit is het denken dat Alain (af)wegen noemt: ―penser c‘est peser ce qui vient à l‘esprit, suspendre son jugement, se contrôler soi-même et ne pas se complaire”.136 Het object verwijst hier naar het object dat adequaat te percipiëren is voor wie kennis van de meetkunde heeft. Remedies tegen de passies Het is nu uitkijken naar de remedies die we kunnen aanwenden om met de passies om te gaan op een manier dat ze onze vrijheid niet in gedrang brengen. Alain zelf zet de toon
Allant droit au but, d‘après la leçon des arts qui nous sont mieux connus, je conjecture que les travaux de l‘esprit ne conduisent à la forme, ou si l‘on veut au style, qu‘autant qu‘ils ressemblent aux travaux manuels; car notre condition humaine est telle, par la fabrique de notre corps, que seule l‘action efface les passions, délivre le coeur, et enfin la pensée. 137 131
Ibid. Jacomino, op. cit., p. 122. 133 Ibid. 134 Ragghianti, op. cit., p. 44. 135 Jacomino, op. cit., p. 69. 136 DEF, p. 87. 137 Alain, Système des Beaux-Arts, op. cit., p. 227. 132
35
De manuele arbeid moet ons dus heil brengen voor de passies die ons parten spelen. Aangezien deze arbeid ook de gedachte wegveegt, kan Alain zeggen ―ce n‘est point la pensée qui nous délivre des passions, mais c‘est plutôt l‘action qui nous [en] délivre” en hij geeft ook nog de volgende raad Dans les moments d‘anxiété n‘essayez point de raisonner, car votre raisonnement se tournera en pointes contre vous-même; mais plutôt essayez ces élévations et flexions des bras que l‘on apprend maintenant dans toutes les écoles; le résultat vous étonnera. Ainsi le maître de philosophie vous renvoie au maître de gymnastique.138
De activiteit van het lichaam als loutere gymnastische beweging is dus een eerste remedie voor de beheersing van de passies. Naast het heil dat de gymnastiek brengt, wijst Alain ook op de beoefening van de kunst voor de beheersing van de passies. Omdat in de kunst zowel geest en lichaam werkzaam zijn laat de kunstbeoefening de passies geen ruimte om de geest te tarten. De activiteit van de beeldhouwer die Alain vaak als voorbeeld gebruikt, spreekt hier aanschouwelijk. Er is nog een derde remedie tegen de passies waar Alain een lofrede aan wijdt, namelijk de beleefdheid (politesse). Ze is ook een vorm van gymnastiek omdat ze onze onvrijwillige bewegingen beteugelt. De beleefdheid wordt aangeleerd zoals de dans, betoogt Alain. Het volstaat niet de regels te kennen, je moet kunnen dansen zonder stijfheid, zonder verwardheid, dus zonder angst. Zo is het ook met beleefdheid; als je er de regels van kent sta je nog maar op de drempel van de beleefdheid. ―La politesse est donc une habitude, une aisance‖139 De onbeleefde, schrijft Jacomino, wordt verraden door een lichaam dat hij niet beheerst, dat hij niet heeft gedresseerd en ontspannen door de gymnastiek van de beleefdheid. Beleefdheid is geluk, en wel hierdoor dat ze mij spaart van onvrijwillige bewegingen.140 Pascal ten slotte overtuigt ons van het belang van de beleefdheid voor ons eigen aanzien en voor het leven in de maatschappij
Il suffit de regarder un homme poli évoluer dans un salon pour comprendre comment il se garde de l‘humeur par la politesse. Cette absence de toute raideur, cette légèreté de l‘attention, ce sourire discret, en un mot la grâce des manières, que l‘on admire en lui, le met bien au-dessus des mouvements
138
PB, p. 46. Ibid., p. 199. 140 Jacomino, op. cit., pp. 55 & 54. 139
36 vulgaires d‘humeur et d‘irritation. La politesse n‘est pas seulement une convention sociale; elle est une discipline que l‘homme doit nécessairement s‘imposer s‘il veut vivre en société.141
De passies getemd, en nu? Moeten we uit dit alles nu besluiten dat we moeten streven naar een leven zonder passie? Wat blijft er dan nog van het leven over dat het de moeite waard maakt, kunnen we ons dan afvragen. Georges Pascal stelt zich de volgende vragen: komen we door een volledige zelfbeheersing niet in de vorm van sereniteit terecht die de stoïcijnen apathie en de epicuriers autarkie noemen, en verzaken we daarmee niet aan de wereld en aan onze condition humaine? En is leven dan niet enkel leren sterven?142 Het antwoord op de eerste vraag kunnen we afleiden uit wat we al weten over Alains opvatting over de passies; er is de passie die de ziel ondergaat, maar er is ook de passie die de motor van de wil van de gepassioneerde mens is. Wat de eerste betreft is het duidelijk dat, willen we onze vrijheid behartigen, we moeten proberen om ze te disciplineren. Maar de tweede moeten we cultiveren; zij is het die bevrijdt, ze is de passie van de actieve ziel en het positieve vermogen tot creatief handelen. Het gebruik maken van dit vermogen maakt het leven de moeite waard. Het leven van de gepassioneerde mens is een scheppend leven, en het scheppend leven kan per definitie niet anders dan de moeite waard zijn. Het antwoord op de tweede vraag is hierdoor deels al gegeven. Maar Pascal, met verwijzing naar Plato, geeft een fundamenteler antwoord, namelijk dat de moraal van het leven geen abdicatie van het leven kan zijn.143 Alain waarschuwt voor verzaking aan het leven en aan de verantwoordelijkheid en zet de schoonheid van het leven in het licht. Maar die schoonheid, zegt Alain, kan niet bereikt wordt zonder moeilijkheden. Het is de schoonheid van het leven van een door passie gedreven mens. Alain citeert Descartes om het onderscheid te maken tussen de passies van de ‗grote‘ en deze van de ‗lage‘ zielen.144 Il me semble que la différence qui est entre les plus grandes âmes et celles qui sont basses et vulgaires consiste principalement en ce que les âmes vulgaires se laissent aller à leurs passions, et ne sont heureuses ou malheureuses que selon que les choses qui leur surviennent sont agréables ou déplaisantes, au lieu que les autres ont des raisonnements si forts et si puissants que, bien qu‘elles aient aussi des
141
Pascal, op. cit., p. 160. Pascal, op. cit., p. 168. 143 Ibid. 144 In onze terminologie moet we hier ‗geesten‘ lezen. 142
37 passions, et même souvent de plus violentes que celles du commun, leur raison demeure néanmoins toujours la maîtresse... 145
Alle passies zijn goed, zegt Alain verder, zelfs de hevigste, als men ze maar goed weet te beheren (gouverner).146 En Roland Breeur merkt op dat het geluk niet afhangt ―van een volmaakte ongebondenheid die we ten opzichte van de passies zouden bereikt hebben, maar van een vrijheid die zich in de passies handhaaft.‖147 4.1.2. De verlangens van de buik Veel van wat we hiervoor hebben gezien in verband met de passies van het hart, geldt ook voor de verlangens van de buik. De verlangens hebben immers veel met de passies gemeen; beide zijn weerstanden voor de wil en belemmeren onze vrijheid en daardoor ons geluk. Ze verschillen bij nader toezien hierin dat de passies, ook al hebben ze een object, eerder aandoeningen zijn die door een object worden veroorzaakt; terwijl de verlangens onmiddellijk op een object betrekking hebben, als appetijt. Omwille van de vele gelijkenissen tussen passie en verlangen in hun hoedanigheid van weerstanden, kunnen we hier volstaan met de bespreking van wat specifiek is voor de verlangens. Het woord buik in de titel verwijst niet enkel naar de maag, maar naar de verlangens van het lichaam in het algemeen. We gebruiken het woord om trouw te blijven aan Alains schema ‗hoofd-hart-buik‘ waarvan de delen respectievelijk staan voor de locus van de rede, de passies en de verlangens. We hebben reeds het onderscheid gezien dat Alain maakt tussen geluk en plezier. Geluk is bij Alain het gevolg van of gaat samen met de vrijheid die de wil door haar inspanningen tot stand brengt. Plezier daarentegen is het gevolg van de voldoening van een verlangen. Verlangen verwijst naar zaken buiten onszelf, naar dingen waarover we niet de meester zijn en er daardoor afhankelijkheid van zijn. En niet enkel in het verlangen, zo lang het onbevredigd blijft, zijn we ongelukkig. Zelfs het voldane verlangen dat een (kort) plezier oplevert maakt ons niet gelukkig. Elk plezier gaat gepaard met een teleurstelling. Dit is het geval voor le-boit-sans-soif148 die achteraf spijt heeft van, of zichzelf misprijst vanwege de overdaad. Dit is ook het geval voor 145
IIP, p. 142. Ibid., p. 148. 147 Roland Breeur, ‗Meningen van de maag: Descartes en Alain over de passies‘, Tijdschrift voor Filosofie, 69/2007, 207-237, p. 235. 148 Alain, Sentiments, Passions et Signes, collection ―Idées NRF‖, 3e édition (Paris: Éditions Gallimard, 1935), p. 144. 146
38 de kleine zoetigheden (petites sucreries) waar we ons tegoed aan doen, maar er ons achteraf over beklagen dat we eraan toegegeven hebben. Geen verlangen dus, het onvoldane noch het voldane, maakt gelukkig. Hoe dat komt, komen we achter als we ons het onderscheid herinneren tussen de ziel die ageert en de ziel die ondergaat (l’âme qui agit et l’âme qui pâtit). Het is de ziel die actief is door de wil die gelukkig maakt; de ziel die ondergaat wegens gebrek aan wil is ongelukkig. Het is precies omdat de ziel de passies ondergaat en aan de verlangens toegeeft dat ze ongelukkig is. Betekent dit nu dat we — aangezien ze ons enkel maar ongelukkig maken — alle verlangens moeten verbannen? Dit zou er dan op neerkomen dat we volgens een ascetische soberheid zouden moeten leven om überhaupt gelukkig te kunnen zijn. Alain is daar niet heel duidelijk over. Soms klinkt hij heel radicaal door zondermeer het woord ‗weigeren‘ te gebruiken. ―L‘âme, c‘est ce qui refuse le corps. Par exemple […] ce qui refuse de boire quand le corps a soif, ce qui refuse de prendre quand le corps désire.‖149 Maar elders klinkt hij eerder gematigd. ―Quand on résiste au plaisir, quand on dit non au ventre, à l‘estomac, au gosier: assez joui, assez bu, assez mangé, la vertu est tempérance.‖150 De gematigdheid, en niet de weigering, is hier de remedie tegen de verlangens van de buik. We moeten dus de noden van het lichaam niet veronachtzamen. Maar we mogen de verlangens niet aan de beheersing van de wil laten ontsnappen. Dit laatste is geen pleidooi voor rigoureuze soberheid maar voor het genieten onder het gezag van de wil. Of om het met Spinoza te zeggen: ―Onze handelingen, dat wil zeggen, de begeerten die door het vermogen van de mens, of de rede, bepaald worden, zijn steeds goed‖.151 Excursie Met het verlangen duidt Alain nog op iets anders dan op de lichamelijke verlangens. Hij ziet het verlangen ook als een misplaatste afhankelijkheid, als het geloof (croyance) dat we dingen kunnen krijgen van anderen door ons afwachtend, afhankelijk en vragend ten aanzien van hen op te stellen. Maar dit is, volgens Alain, niet de juiste ingesteldheid om iets te bekomen, of beter gezegd te verwerven, tenminste niet voor de echte man. ―L‘homme véritable‖, schrijft Pascal, ―ne désire point, il veut, c‘est-à-dire qu‘il ne sépare pas la fin
149
DEF, p. 19. Geciteerd door Pascal, op. cit., p. 164. 151 Spinoza, Ethica, 6e herziene druk 2012, eerste druk 2002, vertaling en inleiding, Henri Knop (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2012), p. 449. 150
39 poursuivie des moyens nécessaires pour l‘obtenir.‖152 En Alain, die hiermee nog maar een de autonomie en de primauteit van de wil in alles illustreert, zegt
Je n‘ai jamais vu qu‘on avançât par audiences et demandes. Pendant que ce triste cérémonial se déroule, il existe un homme tranquille et encore ignoré, qui débrouille tout, qui retient tout, qui dort bien, et qui se lève avant le soleil. Celui-là aura la place; il l‘a déjà. Et de reprendre le vieux refrain: il y a pourtant des gens qui ont de la chance!153
De man (tranquille et encore ignoré) hangt het geloof (croyance) van degene die verlangt of wenst niet aan, maar heeft alle geloof (foi) in zichzelf. De man die in zichzelf gelooft vertrouwt enkel op de kracht van zijn eigen wil en verlaagt zich niet tot vernederende vleierijen en ‗courtisaanse‘ praktijken. Het geloof in zichzelf maakt dat hij in staat is te nemen en niet wacht om te krijgen.
Le bonheur n‘est jamais donné, il est toujours à conquérir; il est dans la conquête même. Si quelqu‘un a de la chance ou du bonheur, comme on dit, c‘est qu‘il a fait pour cela ce qu‘il fallait faire. Le malchanceux est celui qui, persuadé qu‘il ne réussira pas, attend au lieu de faire.154
Het is met de verlangens als met de passies, zodra ze een loopje met ons nemen brengen ze ons in verwarring en raken we de beheersing over ze kwijt. Dit gebeurt wanneer het vermogen van de wil afneemt of wegvalt. Tot slot kunnen we hier opnieuw verwijzen naar Spinoza. De afname van het vermogen van de wil leidt tot de toename van inadequate ideeën. Daardoor zakken we af naar een mindere graad van perfectie en naar tristitia.
4.2.
Externe weerstanden
We hebben in het vorige deel aandacht besteed aan de interne weerstanden, deze waar de wil mee te kampen heeft in zijn behartiging van de vrijheid van de mens in zijn loutere incarnatie. Nu speelt de existentie van de mens zich niet af los van de gemeenschap waarin hij leeft. De mens is een sociaal wezen; hij is onontkoombaar verbonden met de socius waar hij een constituerend deel van is. Wil het leven in de gemeenschap goed verlopen, dan moet er een goede sociale ordening zijn. Van dit laatste is Alain overigens sterk overtuigd; de sociale orde is bij hem een veel terugkerende zorg. 152
Pascal, op. cit., p. 149. Geciteerd door Pascal, op. cit., p. 130. 154 Pascal, op. cit., p. 151. 153
40 Ondanks zijn bezorgdheid voor de sociale orde is Alain in geen geval bereid zijn individuele vrijheid op te geven tegenover de instituties die de sociale orde proberen vorm te geven en te bestendigen. Zijn radicaal individualisme laat dit niet toe. Het zou trouwens in strijd zijn met zijn vrijheids- en geluksfilosofie om aan wie of wat dan ook ondergeschikt te zijn. Immers als hij — zoals we hebben gezien — een vurig ijveraar is voor de onafhankelijkheid van de mens ten aanzien van zijn eigen lichaam; wat zou hij zich dan afhankelijk laten zijn van de dingen buiten zijn lichaam.
La plus haute valeur humaine c‘est l‘esprit libre, et c‘est ce que signifie la troisième religion par des légendes, des images, des symboles, des modèles, qui affirment fortement le mépris des puissances, des dominations, et des tyrannies. […] C‘est toujours l‘homme qui est Dieu, mais l‘homme dans sa vraie grandeur, si indépendant de pouvoir et de richesse. 155
We zullen nu zien hoe Alain de uitdaging aangaat om radicale individuele onafhankelijkheid te laten samengaan met en te behoeden voor de macht van instituties. We zullen ook zien hoe Alain de mechanismen van de macht analyseert en remedies voorstelt om er onze vrijheid tegen te beschermen. In het bestek van deze scriptie is de behandeling van alle machten die onze vrijheid bedreigen — laat staan dat we die allemaal zouden kennen — onmogelijk. We zullen onze aandacht focussen op drie categorieën van externe weerstanden: de politiek, de religie en de moraal. De redenen voor deze keuze zijn (i) dat het thema‘s zijn waar Alain veel aandacht aan lijkt te besteden en (ii) dat politiek, religie en moraal — overlappingen en hiaten niet te na gesproken — het ganse maatschappelijke leven van de mens beïnvloeden. 4.2.1. De weerstanden van de politiek Alain zegt dat hij zich niet laat onderbrengen in welk systeem dan ook, dit geldt uiteraard ook voor een politiek systeem waar tegenover hij zijn vrijheid wil bewaren. Zijn diagnose van de politieke macht is dat ze de bron is van alle menselijk kwalen en dat ze daarom met alle middelen moet beperkt worden.
J‘ai appris que tout pouvoir pense continuellement à se conserver, à s‘affirmer, à s‘étendre, et que cette passion de gouverner est sans doute la source de tous les maux humains. […] je dis qu‘il faut réduire
155
SE, p. 266.
41 énergiquement les pouvoirs de toute espèce, quels que soient les inconvénients secondaires, si l‘on veut la paix.156
Zijn houding tegenover de politieke macht drukt Alain uit in een radicaal maxime: ―Notre ennemi, c‘est notre maître‖. Sterk idee, schrijft André Sernin, maar toch een beetje kort
[…] car les adversaires d‘Alain, tel Jacques Bainville, aussi bien que ses disciples sincères mais lucides, comme Maurois, n‘auront pas de peine à faire observer que s‘il existe un danger permanent que les gouvernants abusent de leur pouvoir, il en existe aussi un autre, c‘est que leur faiblesse provoque une anarchie tout aussi désastreuse pour les citoyens. La tyrannie est un mal; le désordre est un autre mal. 157
De politiek is even ijdel als noodzakelijk. IJdelheid en noodzakelijkheid zijn twee gevoelens ten aanzien van de politiek waartussen Alain verdeeld was, aldus Sernin.158 ―Mais il reviendra bientôt à son radicalisme traditionnel, c‘est-à-dire à son constant refus de toute doctrine politique systématique.‖159 In Propos de politique mediteert Alain over de plaats en de verhouding van de mens tegenover de politiek. Hij ziet de politiek niet anders dan de natuur, namelijk als een ‗loutere‘ noodzakelijkheid. En zoals de mens de natuur moet gehoorzamen om haar te kunnen overwinnen, zo moet hij ook de politiek gehoorzamen om haar te overwinnen. ―On ne méditera jamais assez sur cette grande parole que l‘homme ne triomphe de la nature qu‘en lui obéissant. Pourquoi n‘en serait-il pas de même devant cette nature politique qui est de bien loin la plus redoutable?‖160 Om deze gedachte aanschouwelijk te maken gebruikt Alain de metafoor van de oceaan.
L‘ambition des uns, la pudeur des autres, l‘impatience de presque tous, cela fait une mer, tantôt maniable et mollement balancée, tantôt houleuse et grondante, tantôt furieuse, hurlante, brisante. Et il n‘y a point de port. De la naissance à la mort, tout homme doit vivre sur ces flots-là.161
De mens moet leven op de golven (flots). De golven van de politiek zijn eender aan die van de natuur en aan alle andere. Op deze golven beweegt zich de vrije mens. Maar Alain beseft ook dat deze politieke zee geheel menselijk is, gemaakt van allemaal gelijken, en dus deels ook
156
Alain, Mars ou la guère jugée, Collection ‖idées NRF‖ (Paris: Éditions Gallimard, 1936), pp. 110-11. Sernin, op. cit., p. 149-150. 158 Ibid., p. 64. 159 Sernin, op. cit., p. 301. 160 PP, p. 30. 161 Ibid. 157
42 van zijn eigen substantie.162 Om dit probleem van afhankelijkheid op te lossen, moeten we teruggrijpen naar het onderscheid tussen existentie (van lichaam en ziel) en essentie (van de geest). Zodoende is het feit dat de mens langs zijn bestaan tot de ―politieke zee‖ behoort geen beletsel voor zijn wezenlijke vrijheid. ―Lisant Spinoza‖, zegt Alain, […] ―je me disais qu‘il y a des essences inflexibles, livrées à un océan de hasards. L‘histoire est un océan de hasards.‖163 [mijn cursivering] ―L‘Océan est grand, mais l‘homme y navigue.‖164 Alain besluit dat we in de grond geen andere meester hebben dan de noodzakelijkheid.165 Voor de mensgeest is de noodzakelijkheid materieel of immaterieel maar in ieder geval on-geestelijk. Daarom mag het individu zich niet laten dwingen door een externe macht waardoor het tot een instrument voor een hoger doel verwordt. Voor Alain bestaat een zodanig hoger doel immers niet. Als ik voor Alain een autoriteit zou moeten zoeken, schrijft Prévost, dan zou ik geen politicus aanwijzen maar Spinoza die de betrekkingen tussen burger en overheid (pouvoir) op eloquente wijze heeft verhelderd.
La fin de l‘État n‘est pas de faire passer les hommes de la condition d‘êtres raisonnables à celle de bêtes brutes ou d‘automates, mais au contraire il est institué pour que leur âme et leur corps s‘acquittent en sûreté de toutes leurs fonctions, pour qu‘eux-mêmes usent d‘une raison libre, pour qu‘ils ne luttent point de haine, de colère ou de ruse, pour qu‘ils se supportent sans malveillance les uns les autres. La fin de l‘État est donc en réalité la liberté.166
Alle noodzakelijkheid is inferieur aan de mens als vrij handelend wezen. Hij is als ―le pilote sur la mer‖, zegt Alain. Maar, waarschuwt hij, de piloot moet de zee goed kennen; hij moet er de mechanische wetten van kennen, weten wat weerstand biedt en wat steun verleent. Op dezelfde manier moet de politiek bestudeerd worden, namelijk als een maalstroom (tourbillon), ingewikkelder dan de zee, maar zonder geest. Want ―dès qu‘on y suppose esprit, il faut prier‖.167 Aldus luidt de raad van Alain: ―Donc, en ce monde humain, chercher ce qui ne cède jamais à la prière; c‘est-à-dire y retrouver la nécessité naturelle, par les besoins, par les travaux, par les ressources.‖168 Zoals de natuur moet worden gehoorzaamd om haar te onderwerpen, zo moet ook de politiek worden gehoorzaamd om er de vrijheid tegen te kunnen
162
Ibid. Ibid., p. 91. 164 Ibid. 165 Ibid., p. 60. 166 Alain, Le citoyen contre le pouvoir, réimpression de l‘édition de 1926 (Paris-Genève: Collection Ressources, Stathine Reprints, 1979), p. 13. 167 PPH, p. 57. 168 Ibid. 163
43 behouden of bewerkstelligen; i.e. de politiek als ‗lagere‘ noodzaak en niet als geestelijke of vergeestelijkte autoriteit.
Dès que l‘eau et le vent sont des forces aveugles, je puis naviguer. D‘où cette autre navigation politique, qui regarde aux besoins, aux outils, aux travaux, éléments aveugles, sans caprices, et qui ne trichent point. Et, en même temps, par cette nouvelle séparation de l‘esprit et du corps, la volonté trouve ses armes et éprouve sa puissance.169
Samengevat, voor de mens in zijn wezen is de politiek een uiterlijk noodzakelijk gegeven net als de natuur. Zoals we de natuur noch goed noch kwaad mogen toeschrijven zo mogen we dat ook niet doen ten aanzien van de politiek. De absolute voorwaarde is dat de politiek evenmin als de natuur mag worden vergeestelijkt. Onder die conditie fundeert Alain zijn vrijheid ten aanzien van de politiek.
[…] l‘homme a appris à ne pas adorer la vague; simplement il en tient compte, et, sans scrupule, la fait servir à ses fins autant qu‘il peut. La nécessité est inhumaine; il est fou de la haïr; il n‘est pas moins fou de l‘aimer. Eh bien donc, si je découvre dans les choses politiques la nécessité aussi, qui est mon vrai et mon seul maître, me voilà déchargé de respecter. Cette grande et terrible machine, je veux m‘y mouvoir 170 avec précaution; mais je ne vais point l‘adorer.
Gehoorzaamheid en weerstand Gehoorzaamheid en weerstand: hoe moeten we deze paradox verstaan? In een discours voor zijn leerlingen zegt Alain Mes chers enfants […] je veux rassembler en peu de mots ce que j‘ai eu occasion de vous dire concernant la politique. Le premier article, le plus ancien, le mieux connu, est qu‘il faut obéir aux pouvoirs, j‘entends de bonne volonté, sans restriction, et au mieux. Cela va loin. Obéir aux lois d‘abord, mais encore exécuter promptement les ordres reçus. 171
Alain rekt de paradox nog uit tot in zijn uiterste tegenstelling. ―Céder absolument, et en même temps résister absolument.‖ We worden uit de paradox gered wanneer Alain duidelijk maakt dat we altijd met het lichaam moeten gehoorzamen maar nooit met de geest (obéir de corps, ne jamais obéir d’esprit). De gehoorzaamheid van het lichaam is noodzakelijk voor de verzekering van de sociale orde. Als een agent aanwijzingen geeft om een bepaalde straat in 169
Ibid. PP, p. 7-8. 171 EDR, p. 313. 170
44 te rijden zonder daar een reden voor te geven, dat moet zijn bevel zondermeer gevolgd worden, zegt Alain.172 Maar de gehoorzaamheid van het lichaam betekent niet dat de geest moet volgen. Ronald L. Howell verheldert Alains politieke maxime ―Obey physically, never spiritually‖ op deze manier: we moeten resoluut en energiek bekritiseren maar tegelijk gehoorzamen zonder verzet. En we moeten erkennen dat de minimale sociale orde beperkingen van open politieke activiteit vereist, doch geenszins restricties toelaat op de vrijheid van het denken en van meningsuiting.
The ideal politics is the politics of criticism and resistance and control. In one of the most typical and memorable passages of all his political propos, Alain trenchantly proclaims: ―Resistance and obedience, those are the virtues of the citizen.‖ Obedience insures order; resistance insures liberty. But order and liberty are not separable; they are correlatives rather than opposites. Liberty cannot exist without order, and order is worthless without liberty. ―To obey while resisting, that is the whole secret. Whatever destroys obedience is anarchy; whatever destroys resistance is tyranny.‖173
Tegen de tiran moet de geest weerstand bieden. De geest gehoorzaamt enkel aan God, i.e. de god in mij de rede is (―ce dieu nouveau, qui enfin est homme‖). Elke staatsmacht is natuurlijk niet per se tiranniek. Maar, schrijft Ragghianti, ―Chartier critiquait l‘aptitude grégaire à modeler ‗ses opinions d‘après celles d‘autrui‘, remarquant qu‘elle est la base de tout despotisme durable, qui n‘est pas simple violence mais ‗pouvoir moral‘.‖174 Hieruit blijkt dat de waakzaamheid over de geestesvrijheid bij Alain zeer groot, misschien wel haast obsessioneel is, maar met het verbinden van de orde aan de vrijheid maakt hij ook duidelijk dat de sociale orde voor hem een hoog goed is.
The disparate individual is therefore irrevocably linked in his relations and his activities to the social group, and, as the ―politics of nature‖ decrees, his liberty is inconceivable outside social confines. Once more Alain refers to the Comtean social philosophy: even though the individual is the supreme political entity, he is and always has been an inescapable fact of society. 175
Aan wie, of beter, aan wat Alain in de praktijk gehoorzaamt legt hij zo uit: ―quand le maître m‘avertit de me ranger, il n‘est point maître en cela, mais plutôt il est le héraut et le serviteur
172
PPH, p. 85. Howell, op. cit., p. 602. 174 Ragghianti, op. cit., p. 46. 175 Howell, op. cit., p. 607. 173
45 de la nécessité.176 Als hij denkt aan de blinde wetten van de wind die de golven op de zee maken, zegt hij
Je cède, et il le faut bien; mais je parviens souvent aussi où je voulais, comme le bateau qui tire des bordées; il cède à la nécessité; mais il avance enfin contre le vent. Et je ne vois pas pourquoi on nous prêcherait d‘obéir à la première sommation de la nécessité politique, quand l‘homme navigue contre vent, par sa propre industrie, depuis tant de siècles. Sur cette mer politique, il serait bien lâche et bien au-dessous de l‘homme de céder au premier flot, et d‘aller d‘abord comme une épave où le courant me mène, et non point où je veux aller.177
4.2.2. De weerstanden van de religie We zijn vergiftigd van religie, schrijft Alain.178 Hij heeft het daarbij gemunt op wat hij de religies van de ‗valse goden‘ noemt. Ze gaan, zegt hij, over het menselijk lijden en over de dood, over de verheerlijking van de onderwerping; het zijn de religies die in slaapt wiegen. De religie die Alain zelf voorstaat, is een heel andere religie; hij noemt ze de religie van de ‗ware God‘. Het geloof in beide religies verschilt dan ook grondig. Het geloof in de valse goden noemt Alain ‗croyance‘, dat in de ware God ‗foi‘. We bekijken eerst hoe Alain de valse goden respectievelijk de ware God opvat; daarna besteden we aandacht aan het onderscheid dat hij maakt tussen ‗croyance’ en ‗foi’ en waarop hij beide toepast. De valse goden De valse goden zijn herkenbaar aan hun profeten. Alain noemt ze ―marchands de sommeil‖.179 Wat ze doen is de mens in slaap wiegen waardoor ze hem van actie weerhouden. Op die manier zorgen ze ervoor dat zijn ziel ondergaat (pâtit) en verhinderen ze dat ze ageert (agit). Hoe de marchands de sommeil tewerk gaan, omschrijft Alain in Vigiles de l’esprit zo
Les uns vendent le sommeil à l‘ancienne mode; ils disent qu‘on a dormi ainsi depuis tant de siècles. D‘autres vendent des sommeils rares, et bien plus dignes d‘un homme, à ce qu‘ils disent; les uns, sommeil assis, en écrivant; les autres, sommeil debout, en agissant; d‘autres, sommeils en l‘air, sommeils d‘aigles, au-dessus des nuages. Les uns vendent un sommeil sans rêves; les autres, un sommeil bavard; les autres, un sommeil plein de merveilleux rêves; rêves fantaisistes; rêves bien rangés; un passé sans remords et un avenir sans menaces; rêves où tout s‘arrange, comme dans une pièce de théâtre bien composée. Sont à vendre aussi d‘admirables rêves, des rêves de justice et de joie 176
PP, p. 7. Ibid. 178 PB, p. 126. 179 De marchands de sommeil zijn niet enkel de profeten van de ‗valse religies‘ in enge zin; ze zijn dat ook van de politiek, van de moraal en van alle soorten dogma‘s. Kortom, van alles wat tracht de ziel te onderwerpen. 177
46 universelles. Les plus habiles vendent un sommeil dont les rêves sont justement le monde. À quoi bon alors s‘éveiller?180
Al deze vormen van religie maken afhankelijk waardoor ze weerstanden vormen voor de vrijheid van de mens en dus zijn geluk in de weg staan eerder dat het te bevorderen. Voor Alain houdt de religie van de valse goden de mens vast in zijn kinderlijkheid. ―‗Donnez-nous notre pain‘, voilà une idée d‘enfance. La nature ne nous donne rien, que des coups, tout le reste est conquis par le travail.‖181 Die kinderlijkheid, schrijft Ragghianti, is niet alleen een stadium in de ontwikkeling van het individu maar ook de bestaande conditie van een groot deel van de mensheid dat nog steeds de gevangene van de [valse] religie is,182 ―cette comédie toute politique‖.183 De valse goden en hun priesters hebben de triestheid gecultiveerd, schrijft Georges Pascal, door de ellende van de mens te beklemtonen eerder dan zijn grootsheid, en door te herhalen dat dit leven maar een passage is en dat het lijden er noodzakelijk mee verbonden is. Het zijn die priesters, nog steeds volgens Pascal, die ―un voile de tristesse‖ over de wereld hebben verspreid ―qui enlève saveur et beauté à tout‖. De echte priesters daarentegen zijn de artiesten, zegt Pascal, zij die creëren.184 Creëren is precies de activiteit van de vrije geest. De religie van de valse goden is als een ‗collectieve dronkenschap‘ waartegen de geest zich moet verzetten.185 De ware God Willen we de ware God vinden, dan moeten we niet zoeken in het universum van de dingen. Want, de ware God behoort niet tot de existentie. ―L‘existence n‘est pas un attribut de Dieu. Telle est la foi de l‘incrédule‖, schrijft Maurois.186 Howell verduidelijkt dit en definieert ‗God‘. Existence is a purely human construct of all that is external to man in nature. If God ―is‖ ―anything,‖ His properties cannot be described in finite human terms. If there ―is‖ a God, then by apodictic definition He must be trans-human, trans-mundane, trans-spatial, trans-temporal, trans-causal, trans everything perceived as existence. […] God, therefore, is not existence; He is essence. 187
180
VE, p. 9. Alain, Préliminaires à la mythologie (Paris: Paul Hartmann, 1943), p. 34. 182 Ragghianti, op. cit., p. 44. 183 HP, p. 7. 184 Pascal, op. cit., p. 212. 185 Ragghianti, op. cit., p. 45. 186 Maurois, op. cit., p. 123. 187 Howell, op. cit., p. 599. 181
47 Als God essentie is, hoe en waar is hij dan te ‗vinden‘? We zullen Alains antwoord op deze vraag bekijken. We weten inmiddels dat de mens, volgens Alain, ook ‗essentie‘ is, of essentieel essentie , namelijk in zijn ‗geest-zijn‘.188 Zijn ‗geest-zijn‘ staat voor het cartesiaanse Cogito. Het vormt een eenheid en is het eerste van de metafysische objecten, aldus Alain.
[…] l‘unité du Je pense précède tous les autres [objets métaphysiques]. Il précède Dieu, même dans les consciences simples; avant de croire en Dieu, il faut croire en soi, et cette relation d‘ordre pratique sera finalement le seul fondement de la Théologie rationnelle.189
We kunnen niet anders dan onszelf ‗denken‘ voor we iets anders kunnen denken. We kunnen zelfs God niet denken voor we onszelf denken. ―Le Dieu d‘Alain […] est Dieu d‘esprit‖ schrijft Robert Moyse en ―le vrai dieu est du côté du penseur, et contre les idoles.‖ Moyse illustreert dit nog met ―la merveilleuse prière de Monsieur Teste.‖ Monsieur Teste biecht dat hij van zijn geest een idool heeft gemaakt, maar dit gebed zou maar niets zijn, zegt Moyse, ware er niet ―le coup de poing final‖, waar Monsieur Teste zegt: ―Mais je n‘en ai pas trouvé d‘autre.‖190 Deze ‗nieuwe‘ God die Monsieur Teste ontdekt ―qui enfin est homme termine un long tâtonnement d‘idolâtrie errante, assuré enfin dans son vrai chemin par le dieu grec, à la fois athlétique et politique‖.191 Maar, zegt Alain, ―on n‘en pouvait rester à cette forme extérieure ni à cette société extérieure. En hij gaat verder: ―[l]e plus divin, en ce Dieu homme, c‘est la conscience; et la conscience, élevée aussitôt jusqu‘à l‘esprit, propose une autre société et une autre vie. Voilà donc l‘Esprit.‖192 André Sernin concludeert: ―À la limite, le Dieu d‘Alain ce serait bien l‘Humanité. […] Dieu ne serait pas un être séparé de nous, mais le symbole de la primauté de l‘Esprit sur la matière et le lieu commun de notre liberté individuelle.‖193 In Lettres à Sergio Solmi sur la philosophie de Kant schrijft Alain dat de filosofie de valse religie door de ware kan vervangen en de valse goden door de ware God. Die zuivering van ons denken (épuration de nos pensées) werd ingeluid door de eerste kritiek van Kant, aldus nog Alain.194 188
Vgl. geest en fenomenaliteit van de geest, p. 25. LSK, p. 25. 190 Robert Moyse, ‗Alain et Dieu‘, Revue de Métaphysique et de Morale, 2 (1952), 255-270 [geraadpleegd op 12/11/2013], p. 266. 191 Geciteerd door Pascal, p. 109. 192 Ibid. 193 Sernin, op. cit., p., 337. 194 LSK, p. 42. 189
48 In Traité élémentaire de politique rationnelle ten slotte, lezen we: ―La raison, c‘est bien là le Dieu libérateur, le Dieu qui est le même pour tous, le Dieu qui fonde l‘Égalité et la Liberté de tous les hommes.‖195 De ware God is nergens anders te vinden dan in onze geest; hij is immers de volmaaktheid van die geest of de Absolute geest. Maar de geest, zoals Dufêtre aantoont, is slechts de fenomenaliteit van de Absolute geest, i.e. de geest waarvan we ons bewust zijn en die wegens zijn relatie met het lichaam en de ziel ook in relatie staat met de existentie. Voor de gefenomenaliseerde geest is het absolute inconcevable. Maar in het streven naar hogere volmaaktheid, naderen we wel tot het Absolute. Dit is voor Alain de God in ons die rede is. Geloof: ‘foi’-’croyance’ De Franse taal kent twee varianten van het Nederlands woord ‗geloof‘, namelijk ‗foi‘ en ‗croyance‘. In het Nederlands zouden we die twee betekenissen kunnen onderscheiden, respectievelijk in ‗geloven in‘, en ‗geloven dat‘. In de opvatting van Alain, kunnen we stellen dat ‗geloven in‘ geloven in de ware God betekent; ‗geloven dat‘ betekent dan: het geloven wat de profeten van de valse goden ons vertellen. ―Ce que nous nommons la foi est tout à fait autre chose que cette croyance prosternée. La foi est toute de volonté et de courage et directement opposée à la croyance.‖196 Geloven (croire), schrijft Georges Pascal, is een manier om te slapen met open ogen, en zo ontbreekt het niet aan slaapwandelaars voor wie de wereld maar een droom is. En evenmin ontbreekt het aan ―marchands de sommeil‖ die elk oplichtend vuur van de geest proberen te doven.197 Foi gaat samen met activiteit.198 Vandaar Alains rake adagium: ―L‘esprit ne vaut qu‘au manche de la bêche.‖199 En Pascal schrijft: ―On peut appeler foi cette fidélité jurée à l‘esprit, cette foi est foi en l‘homme.‖200 Die trouw aan de geest bestaat in de wil om vrij te zijn, om te geloven in de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn eigen lot. ―Avoir la foi, c‘est se savoir esprit, c‘est assumer sa condition humaine.‖201 We zien hoe het geloof in de ware God samenvalt met het geloof in de Mens, in ―le Moi‖.202
195
Sernin, op. cit., p. 79. SE, p. 234. 197 Pascal, op. cit., p. 167. 198 Vgl. l‘âme qui agit en l‘âme qui pâtit en het citaat ―Je plains les rois…‖, p. 30. 199 Geciteerd door Pascal, op. cit., p. 191. 200 Pascal, op. cit., p. 95. 201 Ibid., p. 170. 202 Vgl. p. 23-24. 196
49 Ten slotte zetten we met Ragghianti het onderscheid tussen foi en croyance nog eens scherp: ―la foi est une condition de la liberté tandis que la croyance, créature de l‘imagination, c‘est-à-dire d‘une pensée qui, s‘étant débarrassée du doute, est la proie facile des passions, peut être funeste.‖203 4.2.3. De weerstanden van de moraal Wanneer Alain het heeft over de weerstanden van de moraal, dan heeft hij het over twee dingen: (i) de externe morele ordes waarvoor gehoorzaamheid gevraagd wordt, en (ii) de ware orde van de geest ten aanzien van zichzelf.204 Te beginnen met de eerste, ze zijn doctrines die sporen hebben overgehouden uit de tijd van onderwerping (servitude) die hoofdzakelijk gesteund waren op de angst met het doel de mens ongevaarlijk (inoffensief) te maken. Alain verwijst naar Blaise Pascal voor wie het soevereine goed de vrede is. Voor de vrede is volgens Blaise Pascal de angst goed, en aangezien de angst een triestheid is, is ook de triestheid goed, besluit Alain over Pascal.205 Al stamt een dergelijke denkwijze uit vervlogen tijden, ze laat, volgens Alain,nog steeds haar sporen na. Zo vindt hij dat beaucoup ne sont pas encore arrivés jusqu‘à aimer la joie en eux-mêmes. […] Cela prouve qu‘ils n‘ont pas confiance en Dieu, autrement dit qu‘ils n‘ont pas appris à connaître comment tout dépend nécessairement de la nature infinie de Dieu, c‘est-à-dire d‘une raison éternelle qui ne peut absolument ni se tromper ni nous tromper.206
Anders denken, namelijk dat we in handen zijn van een grillig en boos genie dat zich verheugt wanneer we van een betere naar een slechtere staat overgaan, is irreligieus, zegt Alain, het is God ont-kennen.207 ―Une divinité hostile pourrait seule se réjouir de ma faiblesse et de ma souffrance, et faire honneur à la vertu de mes larmes, de mes sanglots, de mes craintes, et de toutes les choses de ce genre.‖208 Om twee redenen deugt een dergelijke morele orde niet: ten eerste omdat het te gemakkelijk is een meester de gehoorzamen, en ten tweede omdat ze de Ware God ontkent. Ze is de orde van de croyance in de valse goden.
203
Ragghianti, op. cit, p. 40. ―L‘idée de moralité […] est un drame à l‘intérieur de l‘esprit.‖ (Vgl. IIP, p. 152). 205 VMS, p. 3. 206 Ibid., p. 4. 207 Ibid., p. 5. 208 Ibid., p. 7.
204
50 De weerstanden van de moraal binnen de orde van de geest noemt Alain ―un drame à l‘intérieur de l‘esprit.‖209 Wat is nu precies dat drama in de geest? Alains uitgangspunt is dit: ―[c]‘est parce que l‘homme est esprit qu‘il y a une morale.‖210 Kort gezegd: de mens heeft een geweten. Het drama bestaat er enerzijds in dat de geest geteisterd wordt door de instincten en de passies. Van de andere kant, de mens die zich geest weet (se savoir esprit) kent ook de nobelheid van de geest. En op grond van die nobelheid is hij absoluut verplicht volgens de moraal te leven. Het drama van de geest bestaat er dus in dat de geest besef heeft van zijn nobele hoedanigheid waardoor hij (i) om die nobelheid eer aan te doen en (ii) om niet door zijn geweten geteisterd te worden, aan de verleidingen van de instincten en de passies moet weerstaan.211 Met andere woorden: de geest bevindt zich voortdurend in een spanningsveld tussen ‗nobele waardigheid‘ en ‗verleiding‘. We hebben aanvankelijk een onderscheid gemaakt tussen twee soorten morele weerstanden, maar eigenlijk zijn ze met elkaar vervlochten. De volgens Alain ‗zogezegde‘ morele regels die de instituties ons via de opvoeding hebben opgedrongen zijn onmiskenbaar door onze geest opgeslorpt. Daardoor zijn ze ipso facto ook ‗medespelers‘ in het drama van de geest.
De morele regels van het vrije denken
Tegen de beide morele ordes die de vrijheid belemmeren stelt Alain de morele regels van het zuivere denken. Het is niet dat ze meer waar zijn, schrijft hij, maar ze zijn de geest waardiger.212 Ze steunen niet op externe regels maar op ―confiance dans la pensée parfaite qui est au fond du tout‖.213 Het vertrouwen in het perfecte denken (Je pense) stimuleert overigens nog het perfectioneren van de geest. En in de mate dat de geest zich vervolmaakt lost hij het morele drama dat in hem heerst op. Wat meer is, hoe hoger de staat van vervolmaking van de geest, hoe groter zijn vrijheid en autonomie. Vanuit die autonome positie ten slotte wordt het doen van de plicht een nobele activiteit en is de geest van alle onderdanigheid ontdaan. Het doen van de plicht is dan geen ‗opdracht‘ meer die gebukt gaat onder een bevelende of knagende moraal; ze wordt generositeit. 209
IIP, p. 152. Pascal, op. cit., p. 139. 211 Ibid. 212 LSK, p. 32. 213 VMS, p. 6. 210
51 5.
TWEE ADDENDA
5.1.
De opvoeding: probleem en remedie Al wie zich ontwikkelt, cultiveert (s’instruit), zegt Alain, keert van de existentie terug
naar de essentie. Het kind dat geboren wordt, maakt eerst kennis met de existentie. ―Tout homme qui vient au monde se trouve aux mains de plus fort que soi, père, mère, nourrice; ainsi il apprend en même temps à craindre, à respecter et à aimer les puissances.‖214 De opvoeding, aldus Alain, bestaat er precies in het kind van die primaire existentie en van de angst en het respect voor de macht te verlossen, en het naar de essentie te (bege)leiden. Maar in de werkelijkheid ziet hij iets heel anders. Ten eerste wordt het kind in zijn afhankelijkheid en zijn angsten vastgehouden en via allerlei dogma‘s en doctrines aangespoord tot geloof (croyance). Ten tweede wordt het kind geleerd dat alles gemakkelijk is, het wordt ‗spelenderwijs‘ en binnen de bestaande maatschappelijke kaders opgevoed. ―[T]out le jeu politique‖ [consiste à] ―faire aimer la détestable facilité, fille de flatterie‖ schrijft Alain aan Sergio Solmi.215 Hiermee legt Alain de vinger op de wond van wat hij het probleem van de opvoeding noemt. Wat de opvoeding wel is voor Alain vat Julien Damon zo samen
L‘éducation, c‘est ne pas enfermer l‘enfant dans l‘enfance, mais le conduire à l‘humanité adulte. Alain note précisément que ―l‘enfance n‘est pas en elle-même sa propre fin‖. Et d‘ajouter ―Que signifie éduquer, en effet, si ce n‘est instituer l‘homme dans l‘enfant ?‖216
―Instituer l‘homme dans l‘enfant‖, betekent ―[l]‘initiation à la pensée, l‘apprentissage de la liberté, l‘exercice de l‘esprit critique.‖217 Het aanzetten tot actie (action) en oordeel (jugement) zijn daartoe de adequate en accurate middelen. De opvoeding is een bottom-up en niet een top-down activiteit. Hoe Alain tewerk gaat bij het institueren van de mens in het kind, beschrijft hij zo […] je ne promettrai donc pas le plaisir, mais je donnerai comme fin la difficulté vaincue; tel est l‘appât qui convient à l‘homme [...]. [L]a grande affaire est de donner à l‘enfant une haute idée de sa puissance, et de la soutenir par des victoires; mais il n‘est pas moins important que ces victoires soient pénibles, et remportées sans aucun secours étranger. 218 214
PP, p. 152. LSK, p. 42. 216 Julien Damon, ‗Émile-Auguste Chartier dit Alain (1868-1951)‘, Informations sociales, 7 (2006), p. 23-23. 217 Ibid. 218 Alain, Propos sur l’éducation, 13e édition (Paris: Les Presses universitaires de France, 1967), p. 20. 215
52
Volgens Alain heeft het kind overigens meer sérieux dan men denkt en heeft het de ambitie om mens te zijn. Daarom, aldus nog Alain, misprijst het kind al wat te gemakkelijk is en veracht het de leraren die zich bezighouden met het te amuseren.219 In Propos d’un Normand schrijft Alain ―n‘acceptez aucun esclavage, ni chaîne dorée, ni chaîne fleurie […]. [S]oyez rois en vous-mêmes.‖220 En in Propos d’économique proclameert hij: ―c‘est une vie humaine pour tous qui est la fin; c‘est l‘individu libre qui est la fin.‖221 Thans, en in navolging van Roland Breeur kunnen we Alain accurater een ―moraliste humaniste‖ noemen.222 Op het gangbare onderwijs past Alains metafoor van de herder en de schapen. ―[On] voit […] que le berger des moutons marche devant, et que les moutons se pressent derrière lui; et l‘on voit bien qu‘ils croiraient tout perdu s‘ils n‘entendaient plus le berger, qui est comme leur dieu.‖223 Niet alleen op de kinderen in hun opvoeding vindt de metafoor haar toepassing; ze is evenzeer toepasselijk op allen die zich door anderen laten ‗regeren‘. Ook voor hen geldt dat ze zich moeten emanciperen en hun vrijheid en onafhankelijkheid moeten nastreven. Emancipatie, vrijheid en onafhankelijkheid zijn de sleutelwoorden van Alains pedagogie. 5.2.
De rol van het oordeel In Histoire de mes pensées zegt Alain: ―je n‘ai réfléchi sur aucune chose autant que
sur la liberté du jugement.‖224 De doctrine van het oordeel is volgens Pascal ―passer du rêve à la perception, d‘imagination à entendement, c‘est s‘éveiller et se tenir éveillé‖225. Het oordeel is van elk moment want, naar Alains beeld van de oceaan, is de wereld altijd in beweging. Het is aan de hand van het oordeel dat de geest de wereld creëert en het is alleen langs of door die creatie dat hij kennis van de wereld verwerft. Daarom is het van belang dat het oordeel dat de geest over de wereld velt juist is. Een juist oordeel is een oordeel dat door de zuivere rede, dat is het Je pense226 wordt geveld op basis van heldere en onderscheiden ideeën. 219
Alain, Propos sur l’éducation, op. cit., p. 99. Geciteerd door Pascal op. cit. p. 141. 221 Alain, Propos d’économique Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1934), p. 99. 222 Breeur, op. cit., p. 208. 223 Alain, ‗Des moutons‘, Propos I (Paris: Gallimard, 1956), p. 480; in een ander propos, ‗Encore des moutons‘ in dezelfde uitgave, laat Alain een ander beeld van de schapen zien: ―les opinions du troupeau font loi aux yeux du berger‖, p. 494. 224 Alain, HP, p 13. 225 Pascal, op. cit., p. 66. 226 Vgl. p. 47. 220
53 In Histoire de mes pensées herhaalt Alain dat de geest de schepper van de wereld is, maar hij voegt er aan toe dat het oordeel (jugement) van de geest een ‗zijn‘ toekent aan de dingen in de wereld.227 De dingen in de wereld bestaan met andere woorden bij de gratie van het oordeel van de geest. Maurois, van zijn kant, zegt dat de geest niets anders is dan de wil tot oordelen.228 Hij legt een onmiddellijk verband tussen geest, wil en oordeel, of laat ze samensmelten. De notie van het oordeel ligt in het centrum van Alains filosofie en van de conceptie zelf die hij van de filosofie maakt.229 De belangrijkheid van het (juiste) oordeel is duidelijk: ze vormt het sluitstuk van onze ‗opname‘ van de wereld. Komt die opname adequaat, via een juiste perceptie, tot stand dan is de geest in staat zich een juiste kennis van de werkelijkheid verschaft. Wanneer daarentegen die opname inadequaat ,via de verbeelding, tot stand komt is de geest niet zich een juiste kennis van de werkelijkheid te verwerven. Dan is hij de prooi van de passies en de dromen.
227
HP, p. 24. Maurois, op. cit., p. 34. 229 Pascal, op. cit., p. 43. 228
54 6.
VAN VRIJHEID NAAR GELUK: HET UUR VAN DE WAARHEID We zijn op het voorlopige punt gekomen waarop we aan de hand van Alains
uitvoerige argumentatie zicht hebben gekregen op zijn opvatting van vrijheid. Maar wat voor indruk maakt die vrijheid nu? Uit de wijze waarop Alain ze tot stand doet komen lijkt het dat ze eerder een soort negatieve vrijheid is, in de zin van bevrijding, verlossing, onthechting. We hebben inderdaad gezien dat vrijheid precies bestaat in ‗vrij zijn van weerstanden‘. Maar is dit soort vrijheid an sich wel iets om met overtuiging naar te streven? Is het die vrijheid waarvan Alain zegt dat ze geluk betekent? Zeker, we kunnen er wel iets voor voelen dat de activiteit een manifestatie van onze wil is die vrij maakt en een geluksgevoel doet ervaren. Maar kan dit geluk wel het echte geluk zijn? Overigens, op de keper beschouwd, is dit geluk nog steeds een afhankelijk en dus geen vrij geluk. Want in het ‗weerstand bieden aan‘ zijn we eigenlijk even afhankelijk van de dingen als wanneer we ze slechts ondergaan. Of de ziel ageert of ondergaat, maakt wel een verschil; toch blijft ze in beide gevallen grundsätzlich afhankelijk van het object. Zonder object is er geen ondergaan en geen ongelukkig zijn, maar zonder object is er evenmin ageren en gelukkig zijn. Er moet dus meer zijn, willen we echt van geluk kunnen spreken. Of, het echte geluk moet van een andere orde zijn. Het is die andere orde waar we in dit slotstuk op zoek naar gaan. We hebben gezien dat vrijheid inhoudt dat we (idealiter) volledig over onze vrije wil beschikken; dit is wanneer de ziel de wil helemaal voor zichzelf kan opeisen. Die toestand van vrijheid bekent ook dat de geest ‗gezuiverd‘ is en daardoor helemaal volgens het Je pense kan ‗functioneren‘. Volgens Alain hangt de wil ook af van de grens van wat we durven. Maar van die grenzen, zegt hij, moeten we ons niets aantrekken. Zonder ons om die grenzen te bekommeren moeten we steeds zo goed als we kunnen onszelf beheren (gouverner).230 En het enige wat we nodig hebben om te durven is geloof in onszelf (foi). Hiermee komen we in de positiviteit terecht. We kunnen dit een nieuw stadium in de activiteit van de wil noemen. Het eerste stadium was dat waarin de wil actief was in de verwerving van de vrijheid ten opzichte van de weerstanden. In het nieuwe stadium heeft de wil de vrijheid virtueel verworven en een ander bewustzijn tot stand gebracht dat geleid heeft tot het ‗geloof in mijzelf‘. Dit geloof in mijzelf is ―l‘élément de la grandeur, […] le sentiment juste que rien ne vaut que par décision libre.‖231 Dit is wat Descartes ―générosité‖ noemt. 230 231
IIP, p. 112. Alain, Humanités (Paris: Les Presses universitaires de France, 1960), p. 33.
55 Ainsi je crois que la vraie générosité, qui fait qu‘un homme s‘estime au plus haut point qu‘il se peut légitimement estimer, consiste seulement partie en ce qu‘il connaît qu‘il n‘y a rien qui véritablement lui appartienne que cette libre disposition de ses volontés, ni pourquoi il doive être loué ou blâmé sinon pour ce qu‘il en use bien ou mal, et partie en ce qu‘il sent en soi-même une ferme et constante résolution d‘en bien user, c‘est-à-dire de ne manquer jamais de volonté pour entreprendre et exécuter toutes les choses qu‘il jugera les meilleures. Ce qui est suivre parfaitement la vertu.‖ 232
Deze generositeit is niet dat wat we gemeenzaam onder vrijgevigheid verstaan. Ze is werkelijk ‗grandeur‘, estime de soi, nobelheid in de echte zin van het woord. Ze is dé eigenschap van de vrije mens. Dit is de mens, gepassioneerd maar meester van zijn passies; die in de waarheid leeft en die niets hoger waardeert dan het goede te doen voor anderen; die tot grootse dingen in staat is; die hoffelijk, open en minzaam is ten aanzien van iedereen.233 In Élements de philosophie, schrijft Alain: ―[g]énérosité [est] ce moment du libre arbitre, réduit à lui-même et s‘appuyant sur soi.‖234 Ze is ―une positive richesse et puissance d‘oser.‖235 ―Grandeur d‘âme‖, vervolgt Alain, ―n‘est pas seulement dans la possession de quelque chose de grand et qui, étant juge de tout, naturellement surmonte tout; elle suppose encore la mesure exacte de la faiblesse humaine.‖236 Door de erkenning of het zich rekenschap geven van ―la faiblesse humaine‖, wordt de edelmoedige mens ook nooit arrogant. We kunnen Alains opvatting van generositeit beeldend weergeven aan de hand van wat hij zegt over de danser. Celui qui ne sait pas danser croit que le difficile est de connaître les règles de la dance, et d‘y conformer ses mouvements; mais ce n‘est que l‘extérieur de la chose; il faut arriver à danser sans raideur, sans trouble, et par conséquent sans peur. […] Il faut que les mouvements soient précis, souples, sans raideur ni tremblement; car le moindre tremblement se communique.
237
De danser heeft ooit eens zijn pasjes geleerd, maar de echte danser is geen uitvoerder meer van wat hij heeft geleerd; hij danst niet in gehoorzaamheid aan zijn leermeester. De echte danser heeft de dans volledig ‗geïnterioriseerd‘; hij heeft zich hem eigen gemaakt. Dans en danser zijn één. De bewegingen komen uit de danser zelf, ze laten geen onderscheid zien tussen de dans en de danser. De danser heeft volkomen geloof in zichzelf; hij rekent, telt en meet niet meer. Zijn ‗handelen‘ wordt daardoor edeler en tot een hogere orde verheven.
232
René Descartes, Oeuvres philosophiques: Tome III – 1643-1650 (Paris: Éditions classiques Garnier, 2010), p. 1067. 233 Descartes, op. cit., p. 1069. 234 Alain. Éléments de philosophie, 6e édition, Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1941), p. 306. 235 IIP, p. 141. 236 Alain, Elements de philosophie, op. cit., p. 295. 237 Alain, Philosophie, textes choisis 2, op. cit., p. 69.
56 Precies hetzelfde geldt voor de edelmoedige, hij ‗antwoordt‘ niet meer aan de regels die hij heeft geleerd. Hij handelt vanuit zijn eigen Je pense waar hij volkomen op vertrouwt. Op die manier is er bij de edelmoedige evenmin als bij de danser sprake van stijfheid, verwarring of angst. De edelmoedige is één met de edelmoedigheid zoals de echte danser één is met de dans. Door te handelen vanuit het Je pense wikt en weegt de edelmoedige niet meer, staat hij hoog boven de kleinmenselijkheid, boven ‗marchandage‘ en boven het denken in termen van lasten en baten. Alain suggereert dat de mens ook door het stellen van bepaalde morele handelingen van zijn grootsheid blijk geeft.
Tout le monde sait bien qu'il faut pardonner beaucoup; et ceux qui l'oublient par passion et qui tiennent un compte de toutes les paroles, de tous les oublis et de toutes les intentions sont bien malheureux et bien méchants. Mais encore faut-il savoir pardonner. J'en ai connu qui montraient de l'indulgence, mais après qu'ils avaient obtenu des promesses, des regrets, et enfin tous les signes d'un changement d'opinion. J'y vois de la petitesse et du marchandage […] Il y a un peu de grandeur dans l'aveu, mais c'est encore trop vouloir régler ses pensées sur sa propre colère, et lui donner ainsi importance. Donner 238 importance à ses propres humeurs, c'est petitesse.
En ten slotte culmineert de vrijheid van de edelmoedige mens in de liefde. De ware liefde draagt immers alle kenmerken van de generositeit in zich. In Humanités doet Alain het verhaal van Mademoiselle Irnois.239 Het is een les in totale generositeit van een meisje dat zo weinig te geven had, zegt Alain.240 Emmelina Irnois, is een wat simpel meisje. Niets zei haar iets behalve de liefde. Haar rijkdom, de verloofde die haar voorgesteld wordt, zelfs haar ouders, betekenen allemaal niets voor haar. De hoop om te behagen heeft ze evenmin. Ze warmt zich aan de zon van de liefde. Zij houdt van een leuke ebenist die werkt en zingt voor haar venster aan de andere kant van de straat. Ze laat zich aan hem uithuwelijken, maar het huwelijk is maar een kwestie van geld. Ze ziet de ambachtsman maar één keer en geeft hem al het geld dat ze beztt, alsof het iets van nul of generlei waarde was. De man verliest zich in uitingen van dankbaarheid maar Emmelina heeft er geen aandacht voor; ze zet zich in haar zetel en lijkt zich te verliezen in de heerlijkste droom. Het idee of de hoop om op haar beurt ook bemind te worden, komt bij haar niet op. ―Elle se chauffe au soleil de l‘amour; dès qu‘on le lui cache elle meurt.‖ Op de koop toe
238
(Alain, Éléments de philosophie op cit., p.295). 239 Alain, Humanités, op. cit., p. 49-52. 240 Ibid., p. 52.
57 schrijft Gobineau, aan wie Alain het verhaal ontleent, ―Son cœur était comme fatigué par l‘excès du bonheur.‖241
241
Ibid., p. 50.
58 BIJLAGE
Gelukkig
Wie?
Hoe?
Wat?
Mens
Wil
Vrijheid
Activiteit van de ziel
=
=
= Geest - Essentie
?
Vrij van weerstanden*
* - Het vrij zijn van weerstanden is tijdens de existentie echter nooit volmaakt; het feit zelf van te existeren, betekent immers voortdurende blootstelling aan weerstanden. - Daarom bestaat het geluk tijdens de existentie in de activiteit van de wil, i.e., in (haar succes bij) het bekampen van de weerstanden (vgl. l’âme qui agit est heureuse).
59 8.
LITERATUURLIJST
Primaire literatuur Alain, Histoire de mes pensées (Paris: Éditions Gallimard, 1936). —, Philosophie: textes choisis 2 (Paris: Presses universitaires de France, 1973). —, Propos I (Paris: Gallimard, 1956). —, Propos sur le bonheur, Collection Soleil (Paris: Éditions Gallimard, 1928).
De volgende werken werden geraadpleegd op tussen september 2013 en mei 2014. De verwijzingen naar deze werken in de voetnoten dragen het paginanummer van de electronische versie. —, Définitions, Collection NRF (Paris: Les Éditions Gallimard, 1953). —, Éléments de philosophie, 6e édition, Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1941). —, Éléments d’une doctrine radicale: 166 propos d’Alain écrits de 1906 à 1914 et de 1921 à 1924, Collection ―Les documents bleus‖, 4e édition (Paris: Librairie Gallimard, 1933). —, Esquisses d’Alain, 1. Pédagogie enfantine, cours dispensé au Collège Sévigné, 1924-1925 (Paris: Les Presses universitaires de France, 1963). —, Humanités, 1e édition (Paris: Les Presses universitaires de France, 1960). —, Idées. Introduction à la philosophie: Platon, Descartes, Hegel, Comte (1939), Hartmann, Paul, (éd), Collection Le monde en 10-18 (réimprimé par l‘Union générale d‘Éditions, Paris, 1960). —, Le citoyen contre le pouvoir, réimpression de l‘édition de 1926, Collection Ressources (Paris-Genève: Stathine Reprints, 1979). —, Lettres à Sergio Solmi sur la philosophie de Kant (Paris: Paul Hartmann, Éditeur, 1946). —, Marchands de sommeil, (Discours de distribution des prix du lycée Condorcet en 1904). —, Mars ou la guerre jugée, Collection ―idées NRF‖ (Paris: Éditions Gallimard, 1936). —, Minerve ou de la Sagesse (Paris: Paul Hartmann, 1956). —, Préliminaires à la mythologie (Paris: Paul Hartmann, 1943). —, Propos d’économique, Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1934). —, Propos de politique, Collection ―Europe‖ (Paris: Éditions Rieder, 1934). —, Propos sur des philosophes (Paris: les Presses universitaires de France, 1961). —, Propos sur l’éducation, 13e édition (Paris: Les Presses universitaires de France, 1967).
60 —, Saisons de l’esprit ,7e édition, Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1937). —, Sentiments, passions et signes, collection ―idées NRF―, 3e édition (Paris: Éditions Gallimard, 1935). —, Spinoza, Collection ―idées NFR‖ (Paris: Éditions Gallimard, 1949). —, Système des Beaux-Arts (Paris: Éditions Gallimard, 1926). —,‘Valeur morale de la joie d‘après Spinoza‘, Revue de Métaphysique et de Morale, VIIe année, 1899, 759-764. —, Vigiles de l’esprit, recueil de textes écrits entre 1921 et 1933, Collection NRF (Paris: Éditions Gallimard, 1942). Secundaire literatuur
-
Blay, Michel, dir., Grand Dictionnaire de la Philosophie (Paris: Larousse/CNRS Éditions, 2003).
-
Bouchrika, Wided, ‗Waarom vandaag de eerste dag is van een gelukkig leven‘, in Knack 20/03/2014 [sic] – bijgewerkt op 19/03/2014 <www.knack.be/...dag-is...gelukkig.../articlenormal-134389.html> [geraadpleegd op14/05/2014].
- Breeur, Roland, ‗Meningen van de maag. Descartes en Alain over de passies‘, Tijdschrift voor Filosofie, 69 (2007), 207-237. - Brown, Frederick, recensie van A. Levasseur & Richard Pevear, ‗The Gods by Alain‘, The Hudson Review, 2 (1975), 264-270 [geraadpleegd op 12/11/2013]. - Copleston, Frederick C. S.J., A History of Medieval Philosophy (Notre Dame: University of Notre Dame Press, 1972).
-
Damon, Julien, ‖Émile-Auguste Chartier dit Alain (1868-1951)‖, Informations sociales, 7 (2006), 23-23 < http://www.cairn.info/revue-informations-sociales-2006-7-page-23.htm> [geraadpleegd op 8/10/2013].
- Descartes, René, ‗Les passions de l‘âme‘, Oeuvres philosophiques, Tome III – 1643-1650 (Paris: Éditions classiques Garnier, 2010), 941-1103. - Dufêtre, Romain, ‗Proximités des théories de l‘image chez Maître Eckahrt et Fichte‘, Archives de philosophie, 76 (2013), 9-33. - Howell, Ronald F., ‗The Philosopher Alain and French Classical Radicalism‘, The Western Political Quarterly, 18 (1965), 594-614 [geraadpleegd op 12/11/2013].
61 - Jacomino, Baptiste, Apprendre à philosopher avec Alain (Paris: Éditions Ellipses, 2010). - Maurois, André, Alain (Paris: Éditions Domat, 1950). - Moyse, Robert, ‗Alain et Dieu‘, Revue de Métaphysique et de Morale, 2 (1952), 255-270 [geraadpleegd op 12/11/2013]. - Oomen, Palmyre (red.), Vrije wil – een hersenkronkel: Wetenschappers en filosofen over een fascinerende vraag (Zoetermeer: Klement, 2013). - Pascal, Georges, Pour connaître la pensée d’Alain (Paris: Bordas, 1967). - Père Lachaise (cimetière du) [geraadpleegd op 5/5/2014]. - Pernot, Denis, ‗Alain: la littérature des ―propos‖‘, in Romantisme, 121 (2003), 105-112 <doi: 10.3406/roman.2003.1206 >. - Ragghianti, Renzo, Alain: Apprentissage philosophique et genèse de la ‘Revue de Métaphysique et de Morale’ (Paris: L‘ Harmattan, 1995). - Sernin, André, Alain. Un sage dans la cité (1868-1951) (Paris: R. Laffont, 1985). - Sirinelli, Jean-François, recensie van André Sernin, Alain. Un sage dans la cité (18681951) (Paris: R. Laffont, 1985), Vingtième Siècle: Revue d’histoire, 10 (1986), 149-150 [geraadpleegd op 12/11/2013].
-
Société d‘Histoire du Vésinet, 2003, cf. ‗Émile Chartier, dit Alain: professeur, journaliste, écrivain, philosophe‘, Société d’Histoire du Vésinet [geraadpleegd op 4/11/2013].
- Spinoza, Ethica, 6e herziene druk 2012, eerste druk 2002, vertaling en inleiding, Henri Knop (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2012).
62 9.
DANKWOORD Dit proefschrift sluit voor mij een bijzonder verrijkende, louterende en zeer boeiende
periode af van vijf jaar studie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Naast een boeiende en intensieve tijd van studie was de voorbije periode ook een periode waarin vele nieuwe, soms onverwachte, waardevolle en hechte vriendschappen zijn ontstaan. Succes? Ja, natuurlijk. Maar het is verre van alleen maar een persoonlijk succes. Het is een soort succes dat veel gemeen heeft met dat van een beroepssporter; hij is slechts het zichtbare deel van de onderneming die met en rond hem gebouwd is. Op dezelfde manier was ik als student ook slechts het zichtbare deel van een groep van enthousiaste en toegewijde mensen die zich spontaan met en rond mij heeft gevormd. Omdat ze zo treffend is, heb ik vaak de vergelijking met de wielrenner opgehaald. Voor hem wordt in alles voorzien — alle zorgen en beslommeringen worden zoveel als mogelijk van hem overgenomen — zodat hij zich helemaal op het eigenlijke koersen kan toeleggen. Zo heb ik precies op dezelfde manier ervaren hoe voor mij aan optimale condities en aan een optimale sfeer werd gewerkt zodat ik al mijn aandacht en energie aan het studeren kon wijden. Het kader dat voor mij bereid werd bestond zowel uit studie-, als uit morele, materiële, logistieke en financiële ondersteuning. Bovendien gebeurde dit allemaal met een spontaniteit, een onopvallend- en bescheidenheid en met een vanzelfsprekendheid alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik werd er bij wijlen ongemakkelijk van als ik zag hoe een en ander steeds weer goed geregeld was en hoe, wanneer nodig, spontaan op de dingen geanticipeerd werd. Dit heeft bij mij vaak diepe ontroering gewekt en onuitwisbare sporen van bewondering nagelaten. Dit is geen obligaat dankwoord. Het is zonneklaar dat studeren vanuit mijn aparte omstandigheid absoluut onmogelijk was geweest indien ik er alleen had voor gestaan. Ik dank heel in het bijzonder: H.I.W.-stafmedewerker Erwin Blendeman, die alle faculteitspaden voor mij effende; mijn promotor, prof. dr. Roland Breeur, die mij tot het boeiende onderwerp van deze scriptie inspireerde; mijn efficiëntiespecialiste en behaaglijke bries-in-mijn-zeilen, Mieke Buelens; mijn aardige trajectgenote en last-minute toeverlaat, Mira Celen; mijn steeds bereidvaardige express-messenger, Menno Ernst; mijn mecenas, dr. med. Henri Kluge; mijn mecenas en logistieke ‗Lucky Luck‘, Suzy Lehouck; mijn compagnon de route, E.H. Aymar Michiels; mijn introducent, decaan prof. dr. Bart Raymaekers; mijn sentimentenkunstenaar, Flip Van Canegem; mijn redder uit de filosofische eenzaamheid, prof. dr. Steven Vanden Broecke;
63 mijn toegewijde collega-student, Sven Veenstra; en ten laatste, de man van het eerste uur, wiens vertrouwen ik steeds heb mogen genieten, Guido Verschueren. En ik dank alle professoren die zich extra inspanningen voor mij hebben getroost en allen die op veel uiteenlopende wijzen hebben bijgedragen tot de goede afloop van dit studieparcours.
64 Abstract De Franse filosoof Alain (1868-1951) wordt de filosoof van het geluk genoemd. Zijn opvatting van het geluk is echter niet dat van het hebben van een aangenaam gevoel dat gepaard gaat met voldane verlangens. Gelukkig zijn betekent voor hem zondermeer ‗vrij zijn‘. En volgens Alain is de mens vrij wanneer hij zich kan ontdoen van alle vormen van afhankelijkheid die verbonden is aan zijn existentie, i.e. zijn aardse bestaan. Maar omdat het aardse bestaan voor de mens nu eenmaal een feit is, kan hij zich nooit helemaal onafhankelijk maken; hij heeft onvermijdelijk te kampen met wat Alain ‗weerstanden‘ noemt; die weerstanden zijn intrinsiek met zijn existentie verbonden. Daarom kan het aardse geluk nooit gelukzaligheid zijn; het kan met andere woorden nooit een ‗toestand‘. Toch is er voor Alain steevast een manier om gelukkig te zijn. Het komt erop aan te willen gelukkig zijn, en te willen willen. Precies, de wil bepaalt voor Alain het geluk, omdat enkel zij in staat is de vrijheid te bewerkstelligen. Alains uitgangspunt is dat de mens wezenlijk geest is en dat het de ‗mens-geest‘ is die gelukkig of ongelukkig is. Net zoals bij Descartes is het lichaam ‗uitgebreidheid‘, dat wil zeggen dat ook het lichaam voorwerp van weestanden is. Zo onderscheidt Alain interne (lichamelijk) weerstanden en externe (‗sociëtale‘) weerstanden. De mens is vrij wanneer hij er door middel van zijn wil in slaagt de weerstanden aan zich te onderwerpen. Het is die activiteit van de wil die vrij maakt, en in het bewerkstelligen van die vrijheid is voor Alain het geluk gelegen. Aan de hand van elementen uit Alains werk werd geprobeerd een coherent geheel samen te stellen dat op zijn beurt elementen aanreikt op basis waarvan de lezer de geloofwaardigheid en de haalbaarheid van Alains geluksfilosofie kan beoordelen.
Aantal woorden: 19.987