Maak van Nederland weer Innovatieland
Innovatie met ambitie! D66
Samenvatting De innovatiekracht van Nederland zal steeds bepalender zijn voor onze positie in de wereldeconomie. Door de bezuinigingen op innovatie en de huidige inrichting via de topsectoren en de drie fiscale instrumenten benut Nederland het aanwezige potentieel niet ten volle, vooral omdat dit teveel gericht is op traditionele bedrijfstakken en het gevestigde grootbedrijf. Daarom is het tijd voor een modern en doelgericht innovatiebeleid waarmee Nederland de mondiale uitdagingen van de 21e eeuw omzet in nieuwe groei van het nationaal inkomen. Dit vraagt om een richtinggevende visie bestaande uit drie bouwstenen. Allereerst meer en doelgerichter fundamenteel onderzoek: de directe R&D uitgaven van de overheid moeten van 0.74% nu naar 1% van het BBP in 2020. Daarbinnen moet het fundamenteel onderzoek van 0.1% naar 0.25% BBP. Daarbij moeten de ouderwetse topsectoren vervangen worden door innovatiedomeinen op basis van mondiale maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing en grondstoffenuitputting. Ten tweede moeten we start-ups en hun doorgroei beter stimuleren. Dit door de kracht van regionale hotspots en innovatiehoofdsteden (als Wageningen, Westland en Eindhoven) beter te benutten en door het in Amerika zeer succesvolle Small Business Innovation Research programma (SBIR) breder toe te passen. Maar het belangrijkste is een betere financiering voor het innovatieve midden- en kleinbedrijf. Daartoe is meer toegang tot private equity voor start-ups cruciaal. Het in het Verenigd Koninkrijk zeer succesvolle Seed Enterprise Investment Scheme (SEIS) en de 1-loket-aanpak van de British Business Bank zijn ook in Nederland bruikbaar. De derde bouwsteen is een gelijk speelveld voor alle ondernemingen. De opkomst van nieuwe spelers als Uber, Airbnb en Netflix veranderen markten en dit vereist een eigentijdse operatie stofkam waarbij allerlei verouderde lokale regels, nationale wetten en Europese richtlijnen worden gemoderniseerd. De conclusie is dat het verouderde Nederlandse innovatiebeleid moet worden hervormd van een op nationale sectoren gerichte benadering naar een op mondiale en maatschappelijke uitdagingen gebaseerd beleid dat gestalte krijgt in gespecialiseerde regio’s.
2
1. Innovatie bepaalt de positie van Nederland in de wereldeconomie Innovatie is de belangrijkste motor van economische groei en werkgelegenheid in Nederland. Het vergroot de productiviteit en concurrentiekracht van het bedrijfsleven en zorgt voor oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering, schaarste aan grondstoffen en vergrijzing. Innovatie laat de levenstandaard van mensen stijgen. Innovatie is de ontwikkeling en wijdverbreide toepassing van nieuwe producten, processen en diensten waarmee nieuwe kansen benut worden in bestaande en onvoorziene markten. Het is ‘creatieve destructie’, maar tegelijkertijd een bron van essentiële vernieuwing en groei. Innovatie doorbreekt de status-quo en baant de weg naar de economie van de toekomst. ‘Traditionele’ producenten als Apple en ASML bewijzen dit, net als de opkomende exponenten van de ‘nieuwe’ deeleconomie zoals Netflix en Spotify of Uber en Airbnb. In een snel veranderende wereld is innovatie pure noodzaak. Voor de open en internationaal georiënteerde economie van Nederland geldt dat zeker. Opkomende economieën investeren meer en meer in fundamenteel onderzoek en R&D1 en trekken het zwaartepunt van innovatie langzaam maar zeker naar zich toe. Brazilië investeert via de Brazilian Development Bank (BNDES) miljarden in groene technologieën. China heeft een heldere lange termijn visie op duurzame energie en biedt de financiële middelen om innovatie in zonne- en windenergie te stimuleren. Ook dichterbij krijgt innovatie een steeds grotere rol. België is wereldwijd leidend in 3D-printen dankzij bedrijven die voortvloeien uit fundamenteel onderzoek aan universiteiten. Meer dan ooit leven we in een wereld waar effectief innovatiebeleid de toekomstpositie van landen bepaalt.
2. Topsectoren en fiscale instrumenten teveel gericht op de gevestigde orde De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)2, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD)3 en tal van economen 4 hebben kritiek geuit op het huidige innovatiebeleid. Allereerst is afgelopen jaren fors gekort op fundamenteel onderzoek en kennisinstituten, terwijl wetenschap juist de basismotor van innovatie is. Daarvoor in de plaats zijn fiscale stimulansen, zoals de innovatiebox, gekomen die zich vooral op multinationals richten. Het blijkt dat dit nauwelijks tot nieuwe innovatie-activiteiten leidt.5 Daarnaast onderzoekt Brussel de innovatiebox als schadelijke belastingconcurrentie.6 1 Mazzucato, Mariana (2011). The Entrepreneurial State. London: Demos. 2 WRR, Naar een Lerende Economie, http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-Rapporten/2013-11-01__WRR_Naar_ een_lerende_economie.pdf 3 OECD, Netherlands Innovation Policy Review, http://www.oecd.org/sti/inno/Innovation-policy-Netherlands.pdf 4 17 December 2012, Trouw, Veel kritiek op innovatiebeleid Rutte-II, http://www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/ detail/3364684/2012/12/17/Veel-kritiek-op-innovatiebeleid-Rutte-II.dhtml 5 Mazzucato, Mariana (2011). The Entrepreneurial State. London: Demos.; OECD, http://www.biginnovationcentre.com/ Assets/Docs/Patent%20Box%20Final.pdf, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-14-309_en.htm?locale=FR 6 http://www.ft.com/cms/s/0/ac470ab0-b435-11e3-a102-00144feabdc0.html#axzz3B1Z7KmL1
3
Op de tweede plaats richt het topsectorenbeleid en een groot deel van het generieke beleid zich te veel op grote bedrijven, bestaande bedrijfstakken en gevestigde belangen. Baanbrekende innovaties komen hier niet doorheen omdat er te weinig aandacht is voor onderscheidend onderzoek en nieuwe start-ups. Het topsectorenbeleid slaagt er overigens wel in privaat-publieke samenwerking te stimuleren, waardoor opgedane kennis en innovatie beter dan voorheen verspreid wordt binnen de geselecteerde sectoren. Hierdoor zou de doorstroom van fundamenteel onderzoek naar nieuwe producten sneller moeten verlopen. Echter, concrete resultaten in termen van baanbrekende innovaties die op de markt komen, bedrijven die de wereld veroveren en daarmee economische groei en werkgelegenheid genereren zijn simpelweg te mager. D66 is wel positief over de WBSO-regeling. Hiermee wordt de belasting op onderzoeksarbeid verlaagd door een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Start-ups en het midden- en kleinbedrijf (MKB) weten deze regeling goed te benutten en hebben er veel profijt van. Ook de RDA-regeling (Research en Development Aftrek) wordt goed bereikt. Met de RDA kan een percentage van de kosten en investeringen voor R&D-activiteiten extra worden afgetrokken van de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Deze regelingen hebbenals nadeel dat je winst moet maken, terwijl cash flow genereren aan het begin van een onderneming nou juist het probleem is.
3. Naar een ambitieuzer innovatiebeleid De Nederlandse economie groeit slechts bescheiden en de verwachting is dat deze de komende 10 jaar ook nauwelijks zal groeien. Tegelijkertijd staat Nederland voor een aantal grote maatschappelijke uitdagingen die vragen om oplossingen. Vergrijzing, betaalbaarheid van de gezondheidszorg, schaarste van energie en grondstoffen en klimaatverandering zijn de belangrijkste. Voor bedrijven en landen met een scherpe focus kunnen die uitdagingen ook nieuwe kansen bieden. Denk aan de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën als nanotechnologie, biotechnologie, 3D-printen en informatietechnologie, en hoe deze kunnen bijdragen aan het betaalbaar houden van onze gezondheidszorg of het duurzaam opwekken van energie. Kortom, het is de hoogste tijd voor een doelgericht antwoord op de vraag waar Nederland in de toekomst zijn geld mee gaat verdienen en hoe dit tegelijkertijd onze grote maatschappelijke uitdagingen omzet in kansen voor economische groei. Hier is een inspirerende en uitdagende visie voor nodig die zowel krachten bundelt als doorbraken forceert. Hierbij gaat het niet om het kiezen van specifieke bedrijven, diensten of producten (“picking winners”). Het gaat om een richting vanuit strategische keuzes die inspeelt op urgente maatschappelijke uitdagingen en de razende ontwikkelingen in de wereldeconomie7 waarin mondiale internetbedrijven als Amazon en Alibaba de bestaande marktstructuren steeds sneller op hun kop zullen zetten. 7 In de groeiagenda Nieuwe Groei (D66, 2014) staat beschreven hoe Nederland op basis van de groeifundamenten Ruimte, Beweging & Richting kan komen tot nieuwe economische groei.
4
Dit is ook de benadering van het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020. Dit nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie heeft 3 pilaren: excellente wetenschap, industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen. Daarmee wordt innovatiegeld ingezet vanuit een visie op de toekomst. Dit beleid is opgezet vanuit het gegeven dat veel van de grootste innovaties van de afgelopen decennia komen uit fundamenteel onderzoek dat is opgezet door de overheid. Neem bijvoorbeeld het internet. Dit is ontstaan vanuit een visie van de Amerikaanse overheid op de noodzaak van goede communicatiemogelijkheden voor het leger. Ook de ontwikkeling van computers, biotechnologie, zonne- en windenergie en nanotechnologie is te danken aan gerichte keuzes over de financiële inzet van overheden. Vrijwel alle innovatieve snufjes in een iPhone komen uit onderzoek dat door de Amerikaanse overheid is gefinancierd.8 Het is dan ook geen toeval dat Apple een Amerikaans bedrijf is. Net zoals het geen toeval is dat Vestas, de grootste windturbinebouwer ter wereld, een Deens bedrijf is.
4. De drie bouwstenen voor effectief innovatiebeleid Effectief innovatiebeleid richt zich op het stimuleren van activiteiten in de gehele innovatiecyclus. Van fundamenteel onderzoek naar start-ups en van start-ups naar doorgroei. Het innovatiebeleid moet zowel breed als diep zijn. Breed door de rol van alle spelers in de innovatiecyclus te erkennen en te stimuleren. Diep door het belang van alle fases in de innovatiecyclus te benadrukken, van fundamenteel onderzoek tot toegepast onderzoek naar innovaties die de markt veranderen. Alleen dan kan innovatiebeleid bijdragen aan structurele werkgelegenheid en economische groei dat het welzijn van iedereen verbetert. In deze sociaal-liberale visie op effectief innovatiebeleid speelt naast het bedrijfsleven en kennisinstellingen ook de overheid een belangrijke rol. De overheid financiert fundamenteel onderzoek en helpt bij de doorstroom van fundamenteel naar toegepast onderzoek en vervolgens naar nieuwe producten, processen of diensten. Naast het overbruggen van terugverdientijden en het gericht stimuleren van activiteiten, kan de overheid overigens ook direct richting geven via het eigen inkoopbeleid, het zetten van technische standaarden en het beter benutten van de Nederlandse positie op het gebied van ICT9. Nederland kan alleen wereldwijd blijven concurreren als slimme systemen onze arbeidsproductiviteit laten stijgen. Nederland kan alleen een mondiale exportnatie blijven door voortdurend onderscheidende producten en diensten op de markt te brengen. Terwijl andere landen investeren in innovatie, blijft Nederland achter. D66 wil dat Nederland weer koploper wordt en doet daarom de volgende voorstellen: meer geld voor fundamenteel onderzoek, modernisering van het topsectorenbeleid, betere toegang tot eigen vermogen voor startups en het up-to-date maken van achterhaalde wetten en regels. 8 Mazzucato, Mariana (2011). The Entrepreneurial State. London: Demos. 9 Nieuwe Groei (D66, 2014), p.71
5
Bouwsteen 1: Meer en doelgerichter fundamenteel onderzoek Als het gaat om de overheidsinvesteringen in wetenschap en innovatie staan alle seinen op rood. Zo dalen de directe R&D uitgaven van 4,5 miljard euro (0.78% BBP) in 2012 naar 4,1 miljard euro (0,65% BBP) in 201810. Hierin zijn de indirecte uitgaven via de fiscale instrumenten WBSO en RDA overigens niet meegeteld omdat dit geen uitgaven maar misgelopen belastinginkomsten zijn, waarvan het innovatiegehalte niet altijd even duidelijk is. Deze daling vindt plaats ondanks de door Nederland onderschreven Lissabondoelstelling om 1% BBP uit te geven aan publieke wetenschap. Fundamenteel onderzoek D66 wil dat deze doelstelling in 2020 alsnog gehaald wordt en dat de directe R&Duitgaven van de Rijksoverheid stijgen naar 6 miljard euro.ruciaal onderdeel hiervan is het budget voor fundamenteel onderzoek, de belangrijkste aanjager van nieuwe vondsten en onderscheidende producten. Ook hierop wordt fors gekort11. D66 zet als stip op de horizon de ambitie om jaarlijks 0,25% van het BBP (nu 0,1%12) te besteden aan fundamenteel onderzoek. Daarmee wordt een stevige basis gelegd voor toekomstige innovaties. Als eerste stap daartoe moet het budget voor fundamenteel onderzoek de komende jaren met €350 miljoen omhoog naar €1 miljard. De ruimte daarvoor ziet D66 vooral in de innovatiebox (in totaal €625 miljoen). Deze regeling is alleen toegankelijk voor multinationals en zorgt niet voor nieuwe innovatie activiteiten. D66 wil hem de komende jaren afbouwen. De evaluatie door het kabinet wordt pas in 2015 verwacht maar van dezelfde regeling in het Verenigd Koninkrijk is al duidelijk dat het nauwelijks tot nieuwe innovatie leidt.13 Moderniseren topsectorenbeleid Naast meer geld wil D66 het fundamenteel onderzoek en het innovatiebeleid niet langer inrichten op basis van economische sectoren, maar richten op maatschappelijke doelen. Oftewel: innovatiedomeinen in plaats van topsectoren. Door te kiezen voor doelstellingen op het gebied van duurzame energie, communicatie en mobiliteit worden alle sectoren gestimuleerd om gezamenlijk met oplossingen te komen. Voorwaarde is wel dat de door het Rathenau Instituut14 gesignaleerde wildgroei en versnippering van nieuwe topconsortia voor kennis en innovatie (TKI’s) wordt gestopt. Daarom stelt D66 voor het huidige aantal van liefst 15 TKI’s zo snel mogelijk terug te brengen, eerst naar 1 TKI per topsector en uiteindelijk naar 1 TKI per innovatiedomein. De aangekondigde wetenschapsagenda van het kabinet moet hier een ambitieuze invulling aan geven. D66 spoort het kabinet aan met concrete doelen te komen. Streef er 10 Rathenau Instituut 2014: “Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie 2012-2018” 11 Het budget van de NWO loopt terug van €755 miljoen in 2011, naar zo’n €600 miljoen in 2017. Daarvan moet €275 miljoen binnen de topsectoren besteed worden. De vraag is in hoeverre dat deel te goede komt aan fundamenteel onderzoek 12 Het budget voor de NWO bedraagt in 2015 €644 miljoen, daarnaast is €32 miljoen beschikbaar voor het instellen van twee nieuwe regieorganen. 13 April 2013, Big Innovation Centre, http://www.biginnovationcentre.com/Assets/Docs/Patent%20Box%20Final.pdf 14 Zie http://www.rathenau.nl/uploads/tx_tferathenau/Rapport_Focus_en_Massa_Rathenau_Instituut.pdf
6
bijvoorbeeld naar dat binnen 10 jaar het probleem rond de opslag van groene energie is opgelost. Op deze manier kunnen de 9 topsectoren in 2020 worden vervangen door een stuk of 5 innovatiedomeinen15. Deze aanpak sluit overigens naadloos aan bij de recente oproep van Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, om het onderwijs niet meer in te richten langs oude sectoren.16
Bouwsteen 2: Stimuleren van start-ups en doorgroei De tweede bouwsteen is het beter stimuleren van start-ups en hun doorgroei. Nederland kent veel startende bedrijven en ZZP-ers, maar blijft steken op het gebied van innovatieve start-ups, het daadwerkelijk vermarkten van nieuwe producten en de doorgroei van bedrijven17. In feite laat de nieuwe Tomtom al 20 jaar op zich wachten. Niet voor niets pleit bijvoorbeeld ondernemersorganisatie ONL voor Nederland als start-up-paradijs met een verdubbeling van het aantal innovatieve start-ups18. Innovaties vermarkten Allereerst is het noodzakelijk om innovaties uit fundamenteel onderzoek daadwerkelijk naar de markt te brengen en om optimaal gebruik te maken van de bestaande innovatiekracht die al aanwezig is in verschillende regio’s. Het voorbeeld van Eindhoven Brainport toont hoe door middel van publiek-private samenwerking succesvol gebruik gemaakt kan worden van de regionaal aanwezige innovatie-infrastructuur om innovaties via start-ups naar de markt te brengen. Met incubators en financieringsinstrumenten worden startups regionaal geholpen om zich te vestigen en door te groeien. Door deze aanpak te benutten in andere potentiële regionale hotspots en innovatiehoofdsteden wordt de ontwikkeling en doorgroei van start-ups gestimuleerd. D66 wil dergelijke publiek-private samenwerking tussen universiteiten, lokale overheden en het bedrijfsleven stimuleren door binnen de huidige topsectoren beter in te spelen op de regionale structuur. Zo kan Wageningen beschouwd worden als Foodhoofdstad, is Groningen de hotspot voor Energie en is Amsterdam creative capital. SBIR Ten tweede speelt de overheid ook een belangrijke rol in de meest risicovolle fase van start-ups. Het Amerikaanse Small Business Innovation Research (SBIR) programma is een goed voorbeeld van een zeer succesvolle manier om start-ups in de beginfase te steunen. Het programma is ook naar Nederland gekopieerd en leidt tot goede resultaten, maar is sterk onderbelicht. Momenteel komt er slechts sporadisch budget beschikbaar voor dit programma vanuit verschillende departementen. D66 wil dat er structureel €10 miljoen 15 Bijvoorbeeld: schaarste aan voedingsmiddelen, schaarste aan grondstoffen, schaarste aan (fossiele) energie, Klimaatverandering, stijgende vraag naar gezondsheidszorg. Zie: Nieuwe Groei (D66, 2014), pagina 70. 16 NRC, 1 September 2014, Onderwijs verdeeld in sectoren is niet meer van deze tijd, http://www.nrc.nl/handelsblad/ van/2014/september/01/onderwijs-verdeeld-in-sectoren-is-niet-meer-van-de-1415205 17 Zie: Kennis en Innovatie Foto 2014 (http://www.kennisinnovatieagenda.nl/downloads/KIA-Foto-2014.pdf), Nieuwe Groei (D66, 2014), pagina 26 18 ONL/Het Schaduwkabinet 2014: “Ruim baan voor Groei”
7
beschikbaar wordt gesteld voor de SBIR, naast de sporadisch vrijkomende budgetten. Hierover wil D66 geld vrijmaken uit het TKI-toetslag budget. Daarnaast moet het Small Business Innovation Research programma weer voor Small Businesses worden. Momenteel kunnen ook grote bedrijven zich aanmelden voor het programma. D66 wil dat de SBIR alleen ten goede komt aan start-ups en het MKB. Financiering Het derde en belangrijkste punt is de financiering. Het verkrijgen van voldoende kapitaal is een groot probleem voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en start-ups. Vorig jaar werd 52% van de kredietaanvragen door de bank afgekeurd. Dit is een grote belemmering voor de groei van onze economie. Om dat gat op te vullen zijn de afgelopen jaren tal van maatregelen genomen, waaronder verschillende garantieregelingen, Vroege fase financiering, Qredits en het Innovatiefonds MKB+. Deze maatregelen zijn echter vooral gericht op het verkrijgen van vreemd vermogen. Terwijl met name start-ups, maar ook meer algemeen het MKB, juist gebaat zijn bij het verkrijgen van eigen vermogen. Innovaties van start-ups zijn dikwijls te risicovol voor banken, die daarom vragen eigen geld mee te nemen. Business Angels, Venture Capital fondsen en Crowdfunding zijn cruciale bronnen van kapitaal voor deze beginnende ondernemingen. In tegenstelling tot de aandacht voor vreemd vermogen is het stimuleren van eigen vermogen sterk onderbelicht. In 2012 is het Dutch Venture Initiative (DVI) gelanceerd, dat belegt in Venture Capital fondsen die op hun beurt investeren in ‘later stage startups’. Op initiatief van D66 is het DVI middels het Toekomstfonds verdubbeld naar €300 miljoen. Hiermee wordt lucht gegeven aan participatiemaatschappijen die een terugname in beleggingen van banken en pensioenfondsen zien en wordt de doorgroei van startups gestimuleerd. Voor een duurzame oplossing van dit probleem is het essentieel om banken en pensioenfondsen weer te laten beleggen in participatiemaatschappijen. D66 ziet hiervoor ook een rol voor de Nederlands Investeringsinstelling (NII). Naast de ‘later stage’ investeringsrondes is het verkrijgen van Seed funding - die eerste kleine investering om een idee uit te werken - een grote belemmering voor veel start-ups. In de Verenigde Staten is de gemiddelde Seed investering sinds 2009 verdubbeld, terwijl in Europa de gemiddelde investering is afgenomen.19 In het Verenigd Koninkrijk heeft men goede ervaring met de Seed Enterprise Investment Scheme (SEIS) om start-ups van genoeg Seed funding te voorzien.20 Om de afhankelijkheid van banken te verminderen stelt D66 voor dat particuliere geldschieters en business angels een deel van hun investering kunnen aftrekken van de belasting. In Engeland werkt dat uitstekend. In 2015 kan voor de SEIS-regeling een proef gestart worden om het verstrekken van Seed funding in Nederland te stimuleren. Hiervoor kan €25 miljoen van de Innovatiebox vrijgemaakt worden.
19 In 2014 is de gemiddelde Seed investering weer iets gegroeid. 20 Zie: http://www.hmrc.gov.uk/research/report279.pdf
8
Financieringsdesk Naast de beschikbaarheid van de juiste financiële faciliteiten, is er ook een organisatorische opgave. Bedrijfsfinanciering zal steeds meer verworden tot een stapeling van bancaire en non-bancaire financieringsvormen. Terwijl banken steeds minder capaciteit en expertise hebben voor de matchmaking die nodig is om businessplannen op maat te helpen financieren. Als ondernemers door de bomen het bos niet zien (crowdfunding of kredietunie? Innovatiefonds MKB of Dutch Venture Initiative?) en er geen goed afzetkanaal voor beschikbaar geld is, komen geldstromen niet in beweging en blijft de economie stilstaan. In het Verenigd Koninkrijk ondervangt men dit met de one-stop-shop benadering van de British Business Bank. Zij helpen ondernemers snel wegwijs met een handzame Business Finance Guide21. Omdat Nederland zo’n snel en zichtbaar loket ontbeert, wil D66 er een inrichten, bijvoorbeeld als onderdeel van de NII. Crowdfunding Ten slotte wil D66 belemmerende wet- en regelgeving rondom crowdfunding versoepelen om startups en het MKB in staat te stellen op die manier financiering veilig te stellen. Momenteel zijn er bijvoorbeeld maximumbedragen van €20.000 voor eigen vermogen en €40.000 voor vreemd vermogen. Ook zit er in de WFT een beperking voor bedrijven om direct opvorderbare gelden aan te trekken van het publiek22. Met een verruimde vrijstelling kan dit worden opgelost. Tot slot zou de AFM kunnen kijken naar de interpretatie van de term ‘besloten kring’23
Bouwsteen 3: Ruimte voor nieuwe bedrijven en een gelijk speelveld op veranderende markten Nieuwe spelers als Airbnb en Uber dagen gevestigde bedrijven uit. Deze disruptive innovations horen bij een moderne economie met innovatie en marktconcurrentie. Maar het vraagt wel van de overheid om te zorgen dat er een gelijk en goed begaanbaar speelveld is voor alle bestaande en nieuwe spelers op veranderende markten. D66 wil daarom een ‘operatie stofkam’ van het kabinet waarbij achterhaalde wet- en regelgeving wordt aangepast aan -door de opkomst nieuwe spelers- veranderende markten om te voorkomen dat innovatieve producten en diensten worden geremd. Bij deze operatie kunnen lokale regels, nationale wetten en Europese onder de loep genomen worden. Om alvast een aantal voorbeelden te geven: •
De opkomst van Uber zorgt voor onduidelijkheden met betrekking tot de taxiwet en de handhaving daarvan richting de verschillende categorieën chauffeurs;
•
Het verhuren van kamer via Airbnb loopt tegen lokale regelgeving voor kamerverhuur aan, en staat op spanning met brandveiligheidseisen en verzekerbaarheid;
21 Zie: http://viewer.zmags.com/publication/703d32a6#/703d32a6/1 22 Zie: De Nederlansche Bank - http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-202240.jsp 23 Zie: De Nederlandsche Bank - http://www.toezicht.dnb.nl/2/50-201980.jsp
9
•
Regelgeving rondom het vliegen met drones is in Nederland zeer ongunstig vergeleken met andere Europese landen;24
•
Europese intellectuele eigendomsrechten moeten gemoderniseerd worden. Hiermee wordt ruimte geboden voor nieuwe technologieën zoals 3D-printen en het via collectief beheer online aanbieden van muziek en beeldmateriaal. Hierdoor komt het online muziekaanbod niet alleen van grote spelers als Apple en Spotify die met individuele rechthebbende contracten kunnen sluiten;
•
Het kweken van insecten, bijvoorbeeld als grondstof in diervoeding, wordt belemmerd door regelgeving. Insecten worden beschouwd als dierlijk eiwit en dat mag vanwege de BSE-wetgeving niet worden gebruikt in voeding voor varkens en pluimvee.25;
•
Papieren boeken worden met 6% BTW belast, terwijl e-books voor 21% belast worden. De wet op de vaste boekenprijs beperkt zich tot het papieren tijdperk en het geprinte boek. De vraag is wat de positie van het boek in de 21e eeuw zal zijn.
•
De wet markt en overheid bevat een uitzonderingsgrond die zo ruim is dat elke overheid met bedrijven kan concurreren.
•
De drank- en horecawet houdt nieuwe winkelformules en concepten tegen omdat zij geen drank mogen schenken zonder horecavergunning;
•
De huidige aanbestedingswet laat te weinig ruimte voor een innovatieve oplossing in plaats van een nauw omschreven opdracht;
•
Bijna geen enkele Europese webwinkel verkoopt producten over de grens. Een vervolmaakte interne Europese markt zou verdere internationale uitbreiding van dergelijke ICT-diensten stimuleren. Hierbij moet gekeken worden naar een level playingfield op het gebied van online betalingen, privacy, postdiensten, auteursrecht, e-commerce, en data- en veiligheidsnormen.
•
3D-geprinte schedel- of heupimplantaten bieden kansen om zorgkosten naar beneden te brengen, maar vergoeding regelen is in Nederland een tijdrovend proces. Daarentegen is in België de vergoeding van dergelijke implantaten in regelgeving vastgelegd, waarmee innovatie gestimuleerd wordt.
•
In de komende jaren zullen auto’s en vrachtwagens steeds meer autonoom kunnen rijden. Minister Schultz onderzoekt al welke wetswijzigingen noodzakelijk zijn om deze innovatie niet te belemmeren.
24 Zie: http://nos.nl/artikel/683666-droneindustrie-pleit-voor-euregels.html 25 Zie: http://venik.nl/site/?page_id=10 http://www.wageningenur.nl/nl/show/Insecten-als-duurzame-diervoedergrondstof.htm http://www.wageningenur.nl/nl/ nieuws/Conferentie-over-eetbare-insecten-gevoed-uit-alle-werelddelen.htm http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/04/19/kamerbrief-stand-van-zaken-betreffendeinsecten-in-diervoeder-en-aquacultuur.html
10
5. Financiën en verantwoording Tijdens het wetgevingsoverleg over de verantwoording van de EZ-begroting bleek opnieuw hoe onduidelijke, uiteenlopende en overlappende definities van wetenschap, innovatie en R&D het zicht op duidelijkheid over precieze overheidsbudgetten en geldstromen vertroebelen. Zo komen de Rekenkamer en het Rathenau Instituut in hun onderzoeken tot zeer verschillende hoogtes van de totale innovatiebudgetten. Naast de omvang van de precieze bedragen is het lastig in kaart te brengen wie het vervolgens –onder welke voorwaarden- krijgt, wat ermee gebeurt en wat de tastbare resultaten zijn. Voor een succesvol innovatiebeleid is het cruciaal dat de Tweede Kamer beter controle kan uitoefenen op de budgetten en bijhorende geldstromen. Op initiatief van D66 heeft minister Kamp toegezegd dat hij werk gaat maken van eenduidige definities en alle uitgaven op het gebied van innovatie beter inzichtelijk gaat maken. D66 zal hier bij de behandeling van de EZ-Begroting 2015 op terug komen. Afgezien van de langere termijn doelstellingen leveren de in deze notitie genoemde voorstellen een aantal verschuivingen op in de EZ-begroting voor 2015.
Begroting 2015 Innovatiebox -€25 miljoen (Belastingplan) Fiscale maatregel (SEIS)
+€25 miljoen (Belastingplan)
SBIR +€10 miljoen (Begroting EZ) TKI toeslag
- €10 miljoen (Begroting EZ)
11
Verantwoording Deze notitie “Innovatie met ambitie” is een uitwerking van de groeiagenda “Nieuwe Groei” van D66 die afgelopen zomer verscheen. In deze notitie vertalen we de drie fundamenten uit Nieuwe Groei (ruimte, beweging & richting) naar drie concrete bouwstenen voor modern en doelgericht innovatiebeleid. Ruimte zit met name in voorstellen voor betere financieringsmogelijkheden voor start-ups en het MKB. Beweging hangt samen met een gelijk speelveld en eerlijke concurrentieverhoudingen tussen gevestigde en opkomende spelers in – snel veranderende- economische markten. Richting is de keuze voor –regionaal verankerde- innovatiedomeinen op basis van mondiale maatschappelijke uitdagingen in plaats van nationale sectoren. Kees Verhoeven Marijn van Vliet Guy Puylaert Jelger Zee Sander van Diepen 12