Kernnetwerken jeugdhulpverlening
Gegevens over de periode 01-01-2007 t/m 31-12-2007
Inleiding Op 25 oktober 2006 is het convenant voor de kernnetwerken jeugdhulpverlening ondertekend door de gemeente en haar samenwerkingspartners. Dit evaluatieverslag is een op hoofdlijnen opgezet stuk, waarin met name cijfermateriaal over de kernnetwerken in 2007 wordt bijeengebracht. Tevens wordt in het verslag, waar mogelijk, een vergelijking gemaakt met kwantitatieve gegevens over 2006. De evaluatie van de drie kernnetwerken over 2007 bestaat uit de cijfergegevens van het aantal ingebrachte signalen/casussen per leeftijdgroep en gerubriceerd op probleemcategorie. Deze signaleringslijst vloeit voort uit het rapport “Sterke schakels” van K2. Uit de gegevens blijkt dat het aantal kinderen waar de signalen betrekking op hebben geringer zijn dan het aantal signalen zelf. In het verslag wordt hieraan duiding gegeven door het aantal multi problem huishoudens te benoemen. Hiervoor wordt een door het Algemeen Maatschappelijk Werk Juvans gebruikte definitie gehanteerd.
2
Resultaten inbreng zorgsignalen In de bijgevoegde bijlagen bevinden zich de overzichten van het aantal ingebrachte signalen per kernnetwerk (Heusden, Drunen, Vlijmen) over de periode 01-01-2007 t/m 31-12-2007. Uit het overzicht van het totaal aantal meldingen per leeftijdcategorie, zoals vermeld in tabel 1 zijn enkele zaken op te maken. Allereerst kan worden geconstateerd dat evenals in 2006 er over de leeftijdcategorie 5-12 jaar het grootste aantal zorgsignalen is ingebracht. Er zijn in totaal 214 zorgsignalen ingebracht in alle drie de netwerken. Bij alle leeftijdgroepen, 0-4 jaar, 5-12 jaar en 13-18 jaar is over de gehele linie een stijging van het aantal signalen waarneembaar. Een mogelijke verklaring voor de algehele stijging ten opzichte van 2006 (in 2006 waren er 124 signalen) ligt met name in de toenemende complexiteit van de problemen, waardoor per casus uit meerdere hoeken signalen volgen. Ook is de toenemende mate waarin professionals in de netwerken op elkaar ingespeeld raken mogelijke aanleiding voor meer en snellere signalen. Kernnetwerk
0-4 jaar 5-12 jaar
13-18 jaar
Vlijmen
11
40
Heusden
19-23 jaar Totaal 36
0
87
11
32
0
0
43
Drunen
7
63
14
0
83
Totaal
29
135
50
0
214
Tabel 1: Aantal signalen op leeftijdgroep per kernnetwerk
De highlights per leeftijdcategorie in probleemgroepen (tabel 2) zijn als volgt: Bij de leeftijdcategorie 0-4 jaar springen met name opvoedingsproblematiek, verwaarlozing en gezondheid in het oog. In al deze probleemgroepen kwamen in 2006 bij 0 tot 4 jarigen geen signalen voor. In de groep 5-12 jaar is met name op het gebied van opvoedingsproblematiek een grote stijging waarneembaar. In 2007 zijn 27 signalen ingebracht omtrent zorgen over de opvoeding cq opvoedingsvaardigheden van ouders. In 2006 waren dit er 0. Op het vlak van sociaal-emotionele problemen scoort deze leeftijdgroep in vergelijking met 2006 vrijwel gelijk (12 in 2007, vs. 14 in 2006). Een andere significante stijging is waarneembaar in het aantal signalen over verwaarlozing. In 2007 waren er op dat gebied 14 signalen tegen 0 in 2006. Wel was er in 2006 sprake van 16 overig/niet nader specificeerbare signalen op het vlak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Naast de feitelijke toename van casussen met deze achtergronden is ook de signaalgevoeligheid van de signaleerders toegenomen. Zij zien steeds eerder dat er alertheid wordt gevraagd om te melden in het netwerk, danwel bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, of de afdeling Toegang van Bureau Jeugdzorg.
3
Tot slot is er een toename in signalen op het vlak van cultuurgebonden problematiek (11 in 2007 vs. 0 in 2006). Dit draait veelal om een vluchtelingenproblematiek waarbij m.n. vader geen verblijfsstatus heeft/krijgt en daardoor terug moet/is naar land van herkomst met gevolgen voor de achtergebleven moeder met kinderen (alleenstaand ouderschap). Ook is er sprake van autoriteitsconflicten waarbij vader dominant is, de kinderen hard en streng straft en zijn vrouw en zijn kinderen weinig ruimte geeft. In enkele gevallen zijn de allochtone ouders al lang in NL maar is er sprake van ernstige depressie, suïcidepogingen, werkloosheid waardoor men niet in staat is voor de kinderen te zorgen terwijl er over de kinderen zelf geen zorgen zijn maar men zich wel zorgen maakt over het lot van de kinderen. In enkele allochtone gezinnen is er sprake dat zonen de autoriteit van hun vaders kopiëren en moeder en dochters terroriseren, gezag van leerkrachten niet accepteren. Ouders zijn in deze gezinnen vaak moeilijk te bereiken, moeilijk aan te spreken. De leeftijdgroep 13-18 jaar is in 2007 ook meer prominent in beeld gekomen in termen van aantal zorgsignalen. Hierbij zijn vooral sociaal emotionele problemen (daling van 9 naar 6 signalen), de omgang met leeftijdgenoten (van 0 naar 6 signalen) en overlast/vandalisme (0 naar 7) highlights qua signalen. De grootste stijging is waarneembaar bij opvoedingsproblematiek (0 naar 12 in 2007). Met name het onderwijs meldt casussen van deze aard en trekt hierin samen op met de politie. De culturele component blijkt in een veelvoud van deze zaken zeer hardnekkig te zijn. De verder versterkte relatie tussen de kernnetwerken jeugdhulpverlening en het Straat Groepen Overleg (SGO) 1 lijkt eveneens deels bij te dragen toename in deze cijfers. Echt sterke afname van afzonderlijke signalen in 2007 ten opzichte van 2006 zijn niet waarneembaar. In 2007 lijkt meer dan in het voorafgaande jaar enerzijds de sensitiviteit voor zorgelijke situaties vergroot te zijn. Anderzijds lijkt de duiding van het concrete signaal scherper te worden.
1
Straat Groepen Overleg (SGO) Overleg onder regie van de gemeente tussen gemeente, politie, jongerenwerk en
jeugdpreventiemedewerker waarbij groepen jongeren in beeld worden gebracht, worden gecategoriseerd naar overlastgevend danwel hinderlijk, of “harde kern” oftewel crimineel en waarin afspraken gemaakt over hoe het ongewenst gedrag dat zij in groepsverband vertonen, tegen te gaan.
4
De leeftijdgroep 19-23 jaar kent net als het voorgaande jaar 0 signalen omtrent zorg op enigerlei vlak. Hiermee wordt de reikwijdte van de kernnetwerken en de daarin aanwezige partners duidelijk begrenst. Een vergelijkbare netwerkconstructie vanuit de domeinen onderwijs, arbeid en inkomen is een mogelijke manier om ook de jongvolwassenen beter in beeld te brengen en op maat te ondersteunen.
5
Model Aard van het probleem
Specifieke aard van het signaal
Absolute aantallen per signalerende organisatie 0-4 jaar 5-12 jaar
Lichamelijke problemen
Signaleren
19-23 jaar Totaal
13-18 jaar
Gezondheid
4
4
8
Lichamelijke functies
1
1
2
Groei/gewicht
2
2
Zelfverzorging
1
1 0
Motoriek
1
Overig/Niet nader specificeerbaar
5
Totaal lichamelijk Cognitieve problemen
Signaleren
9
1 0
0
1
Taal- en spraakproblemen
1 0
Verstandelijke handicap
0
Autisme Leerproblemen
2
3
Sociale vaardigheidsproblemen
1
12
5 3
16
Overig/Niet nader specificeerbaar
Signaleren
0 3
16
3
2
16
6
24
Omgang leeftijdsgenoten
9
6
15
Seksualiteit
5
Totaal cognitief Gedragsproblemen
Sociaal-emotioneel
0
0 2
Persoonlijkheid- en gedragstoornis
2
Weerbaarheid
0
Pestgedrag Slachtoffer
6
Pestgedrag Dader
2
1
2
38
15
0
55
10
63
18
0
91
6 3
Overig/Niet nader specificeerbaar
Subtotaal
22
5
Genotmiddelen
Totaal gedrag
14
0
6
Aard van het probleem
Specifieke aard van het signaal
Absolute aantallen per signalerende organisatie
0-4 jaar 5-12 jaar Criminaliteit
Signaleren
Diefstal
13-18 jaar 2
Geweld
19-23 jaar Totaal 1
3
4
4
Verkeer
0
Overlast/vandalisme
6
7
13
Genotmiddelen
0
In individueel verband
2
In groepsverband
2 1
1
Overig/Niet nader specificeerbaar Probleemgezinnen
Signaleren
0 0
10
13
Opvoedingsproblematiek
6
27
12
Sociaal-economische positie
1
3
1
5
Cultuurgebonden problematiek
1
11
4
16
Wonen en leefomgeving
1
Totaal criminaliteit
0
45
1
Overig/Niet nader specificeerbaar Totaal probleemgezinnen (Huiselijk) geweld / kindermishandeling
Signaleren
0 9
41
Mishandeling (geestelijk)
1
2
3
Mishandeling (fysiek)
1
4
5
1
1
Verwaarlozing
6
14
20
Overig/Niet nader specificeerbaar
1
Incest
Totaal huis. Geweld/kindermish. Subtotaal
23
17
0
2
67
3
9
21
2
0
32
18
72
32
0
122
7
Aard van het probleem
Specifieke aard van het signaal
Absolute aantallen per signalerende organisatie
0-4 jaar 5-12 jaar Latente (zorg)vragen
Signaleren
Totaal latente zorgvragen Totaal zorgvragen
Criminaliteit en opvoedingsonmacht
13-18 jaar
19-23 jaar
1
1
…
0
…
0 1
0
0
0
1
29
135
50
0
214
Tabel 2: Aantal zorgsignalen per leeftijdcategorie onderverdeeld in probleemgroepen
8
2. Verwijzingen naar BJZ In tabel 3 is het aantal verwijzingen van zorgelijke zaken naar Bureau Jeugdzorg, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming weergegeven. In 2007 is er één zaak minder verwezen naar eerder genoemde organisaties (37 in 2007 vs. 38 in 2006). De leeftijdsgroep 5-12 jaar is nog steeds de meest verwezen groep, met 13-18 jaar als stijgende tweede (11 verwijzingen in 2007 vs. 6 in 2006). Van deze 37 verwijzingen zijn 10 zaken (allen in de leeftijdcategorie 5-12 jaar) terugverwezen door BJZ/AMK/Raad. Globaal gesteld is de reden daarvoor dat men van mening is dat de betreffende problematiek nog binnen de lokale netwerken kan worden opgelost. Dit gebeurt onder meer met ondersteuning in consultatieve zin vanuit Bureau Jeugdzorg, die eveneens in het kader van haar aansluittaak aan de netwerken deelnemen.
9
Zorgmeldingen BJZ
Specifieke aard van het signaal
Absolute aantallen per kernnetwerk 0-4 jaar 5-12 jaar
Aantal meldingen bij BJZ/AMK/Raad
Vlijmen
…
13-18 jaar 6
19-23 jaar Totaal 4
0
…
0
…
0
Subtotaal Vlijmen
…
0
6
Heusden
…
2
9
4
10
…
0
…
0
…
0
…
2
9
0
Drunen
Verwaarlozing
2
6
7
Gescheiden/verslaafde ouders
1
Totaal meldingen BJZ/Raad/AMK
0
11
Subtotaal Heusden
Subtotaal Drunen
10
…
0
11 15 1
…
0
…
0
…
3
6
7
0
16
5
21
11
0
37
Tabel 3a: Aantal verwijzingen naar BJZ
10
Zorgmeldingen BJZ
Specifieke aard van het signaal
Absolute aantallen per kernnetwerk 0-4 jaar 5-12 jaar
Aantal terugverwijzingen door BJZ/AMK/Raad
Subtotaal Heusden
… … … … … … … … … …
Drunen
Naar AMW, huisarts, IB-er,
Subtotaal Drunen
… … …
Vlijmen
Subtotaal Vlijmen Heusden
13-18 jaar
19-23 jaar Totaal 0 0 0 0
0
0
0
0
2
0 2 0 0 0
0
2
0
0
2 0
plus advies vanuit BJZ
8
8 0 0
0
8
0
0
8
0
10
0
0
10
Tabel 3b: Aantal terug verwijzingen door BJZ
11
Een conclusie uit 2006 die ook nu nog gelden is dat er instellingen zijn die in de 2007 geen signalen ingebracht hebben. Wel hebben zij geparticipeerd in het overleg over concrete casussen en hebben zij bij consultatieve vragen eveneens input geleverd. Hiervan is in 2007 geen registratie bijgehouden. Er is wel sprake van een toename van de inbreng van casussen met toestemming van de ouders (tabel 4). Werden in 2006 nog 17 zaken met toestemming ingebracht, zijn er in 2007 al 24 zaken met toestemming ingebracht. De ervaring is dat een casus vaak eerst anoniem en daarna snel toch op naam ingebracht i.v.m. de ernst van de situatie. Het feit dat er nog 21 zaken zonder toestemming worden ingebracht kan op diverse manieren uitgelegd worden. Enerzijds kan gesteld worden dat men in het belang van het kind zaken in de netwerken naar voren brengt, ongeacht eventuele weerstanden bij ouders. Anderzijds kan er sprake zijn van een nog onvoldoende toerusting van professionals in verschillende disciplines op het gebied van gesprekstechniek. Dit laatste beeld wordt ondersteund door een verkennend onderzoek dat door K2, kenniscentrum jeugd, is gedaan naar de status van vroegsignalering in met name de sectoren onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen. Het betrekken van ouders bij het proces is van groot belang voor het welslagen van verbeteracties gericht op het kind. Ervaring over de afgelopen twee jaren leert dat de casussen veranderen qua karakter. Ze worden namelijk heviger van aard. Veel zaken staan bijvoorbeeld ook op de rol bij het regionale Casusoverleg Huiselijk Geweld. Als ouders geen gesprek willen met hulpverlening, vraagt het doorzettingsvermogen en kundigheid van de school om problemen met de ouders te bespreken. In die gevallen waarin dit lukt, ziet men ook een verbetering en is hulpverlening niet meteen nodig. Advisering door de netwerkdeelnemers helpen anderen in het doorzetten, grenzen stellen en vertellen dat als het niet vrijwillig lukt, er dan een zorgmelding BJZ geschiedt. Leren van elkaars aanpak leidt tot grotere daadkracht bij de scholen. Vaak door gezamenlijke aanpak van een school, leerplicht, Politie
Aantal zaken met toestemming: Vlijmen
12
Drunen
9
Heusden
3
Totaal
24
Aantal zaken zonder toestemming: Vlijmen
5
Drunen
8
Heusden
8
Totaal
21
Tabel 4: aantal zaken met en zonder toestemming ingebracht per kernnetwerk
12
Kenmerken gezinssituatie aantallen per kern ziekte van ouder(s)
Vlijmen
Drunen
Heusden
2
4
3
scheiding ouders
8
4
strafrechterlijke achtergrond
6
sociaal isolement
6
3
huiselijk geweld
5
17
5
omgangsproblemen (na scheiding
5
2
2
agressie ouder(s)
6
4
huisvestingsproblemen
1
5 2 3
3 1
overlijden van ouder(s) verslavingsproblematiek (kinderen of ouders)
3
2
financiële problemen
3
3
3
3
1
2
4
werkloosheid relatieproblemen ouders
1
overlast in de wijk
8
3
1
zorgmijdende ouders
7
12
5
anders, nl. vluchtelingenproblematiek
4
Toelichting bij anders: vluchtelingenproblematiek waarbij m.n. vader geen verblijfsstatus heeft/krijgt en daardoor terug moet/is naar land van herkomst met gevolgen voor de achtergebleven moeder met kinderen/alleenstaand ouderschap. Maar ook autoriteitsconflicten waarbij vader dominant is, de kinderen hard en streng straft en zijn vrouw en zijn kinderen weinig ruimte geeft. In enkele gevallen zijn de allochtone ouders al lang in NL maar is er sprake van ernstige depressie, suïcidepogingen, werkloosheid waardoor men niet in staat is voor de kinderen te zorgen terwijl er over de kinderen zelf geen zorgen zijn maar men zich wel zorgen maakt over het lot van de kinderen. In enkele allochtone gezinnen is er sprake dat zonen de autoriteit van hun vaders kopiëren en moeder en dochters terroriseren, gezag van leerkrachten niet accepteren. Ouders zijn in deze gezinnen vaak moeilijk te bereiken, moeilijk aan te spreken. Tabel 5: kenmerken gezinssituatie
De definitie van Algemeen Maatschappelijk Werk Juvans van een multiprobleem huishouden is: “Volledige of onvolledige gezinnen, met of zonder kinderen, en alleenstaanden met een zelfstandige huishouding die belast zijn met complexe en meervoudige problematiek.” Afgaand op deze definitie met daarbij de beoordelingscriteria van Juvans komt het aantal multiproblemhuishoudens er als volgt uit te zien: Aantal multiproblem huishoudens (MPH) volgens criteria Juvans: Vlijmen
11
Drunen
10
Heusden
7
13
In tabel 5 is een overzicht van de gezinskenmerken in aantallen per kern weergegeven. Deze schets in combinatie met de gegevens in tabel 2 duiden op een veelvoud aan problematieken. Afgaand op de verhouding tot het aantal zaken in de netwerken, geschetst in tabel 6 worden er per casus meerdere problemen gelijktijdig gesignaleerd. Dit ondersteunt het eerder geschetste beeld van het aantal multiproblemhuishoudens binnen de kernnetwerken in de gemeente Heusden. In de kernnetwerken wordt ervaren dat zorgmijdende gezinnen en chronisch bestaande situaties moeilijk te pakken te krijgen en aan te pakken zijn. Er is daarom toenemend behoefte aan een functionaris als een gezinscoach of casemanager. Deze functionaris zou mogelijk de kloof tussen opgelegde en vrijblijvende hulpverlening kunnen overbruggen. De problemen die zich voordoen binnen de gezinssituatie blijken niet in alle gevallen eenduidig te registreren, vanwege het multi-probleem karakter van de situatie. De voornaamste probleemelementen zijn in de gezinssituatie op het gebied van: - huiselijk geweld; - zorgmijdende ouders; - overlast in de wijk; - opvoedingsonmacht; - financiële problemen; - omgangsproblemen (na scheiding); - verwaarlozing/hygiëne. De verwijzingen die plaatsvinden van ouders naar hulpaanbieders is weergegeven in tabel 7.
14
Aantal casussen kernnetwerk begindatum
Absolute aantallen 0-23 jr Vlijmen
19
Drunen
10 4
Heusden
33
Totaal Toelichting:
Aantal casussen kernnetwerk op eindedatum
Absolute aantallen 0-23 jr Vlijmen
5
Drunen
15 9
Heusden
29
Totaal Toelichting:
Aantal casussen afgesloten
Absolute aantallen 12-
12 +
Vlijmen
12
3
Drunen
3
4
2
1
17
8
Heusden Totaal Toelichting afsluitingen: Verwijzingen/definitief afgesloten Tabel 6: Aantal casussen per 01-01-2007 en per 31-12-2007 en aantal afgesloten
15
Verwijzing van ouders naar zorgaanbieders
Vlijmen
Drunen
Heusden
AMW
5
11
7
GGZ
3
2
2
GGD
2
3
2
Thuiszorg/consultatiebureau
2
MEE
2
Novadic/Kentron
2
Woningcorporatie BJZ/AMK
5
11
7
Anders, nl. divers gezondheidszorg … …
3
3
1
Toelichting bij anders: Loket Vroeghulp wordt zo nu en dan ingezet voor een jonger kind uit hetzelfde gezin dmv vroegsignalering om zorggedrag van oudere kinderen uit hetzelfde gezin te voorkomen. Omdat zo'n jonger kind niet is ingebracht, is er geen registratie van bijgehouden. In enkele gevallen is een doorverwijzing niet tot stand gekomen maar heeft de probleeminbrenger consultatie gekregen van bv BJZ wat te doen en hoe ermee om te gaan. Deze veelal pedagogische tips hebben ertoe geleid dat de school de situatie zelf kon hanteren door eisen te stellen aan ouders, deze te toetsen (met dreiging tot zorgmelding BJZ achter de hand) waardoor ouders toch qua inzet veranderden. Dit is een ontwikkeling die tot tevredenheid stemt van alle betrokken partijen. Ook autochtone ouders hebben vaak problemen waarvoor zij geen hulp zoeken. Het kind is dan de signaalgever, in de rubrieken is dit lastig te duiden omdat de ouder de eigenlijke hulpbehoevende is maar geen hulpvraag heeft. Het kind wordt zo slachtoffer van falend of beschadigend ouderschap. Vaak zijn dit multiproblemgezinnen waarbij verwaarlozing hand in hand gaan met huiselijk geweld en problemen in de leefomstandigheden. Tabel 7: verwijzing van ouders naar zorgaanbieders
Concluderend kan worden gesteld dat er sprake is van een absolute toename in signalen en de ernst daarvan. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat langzaam maar zeker signaleerders als onderwijs, peuterspeelzalen en dergelijke door de ondersteuning vanuit de netwerken eerder en in een eerder stadium het initiatief nemen om zorgelijke situaties onder de aandacht te brengen. Desalniettemin blijven er vragen omtrent het aantal signalen in verhouding tot de omvang van de signalerende partijen. Het oriënterende onderzoek door K2, kenniscentrum jeugd, naar de status van vroegsignalering in de sectoren basisonderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang ondersteunt de stelling dat er in navolging van de reeds verrichte inspanningen extra aandacht aan dit gegeven moet worden besteed. Voor wat betreft de behandeling van zaken in de netwerken zijn er meerdere zaken aan de orde. Allereerst worden de volgende highlights per leeftijdcategorie geïdentificeerd: - 0-4 jaar: opvoedingsproblematiek, verwaarlozing en gezondheid - 5-12 jaar: opvoedingsproblematiek, sociaal-emotionele problemen, verwaarlozing, cultuurgebonden problematiek - 13-18 jaar: sociaal emotionele problemen, de omgang met leeftijdgenoten, overlast/vandalisme, opvoedingsproblematiek
16
Naast reeds in gang gezette projecten als “Ouders van tegendraadse jeugd”, verdienen ook opvoed- en opgroeiondersteuning aan (ouders van) jongere kinderen nadrukkelijk de aandacht. Een onderzoek van k2, kenniscentrum jeugd, geeft eveneens aan dat ingezet moet worden op een gevarieerd basisaanbod om de (toenemende) vraag op het gebied van opvoeden en opgroeien te kunnen verwerken. De leeftijdcategorie 13-18 jaar zit in termen van signalen in de lift. Het handhaven van het jeugdpreventieprogramma (JPP) en het uitbreiden van schoolmaatschappelijk werk (SMW) aan met name het voortgezet onderwijs wordt reeds, al dan niet deels, tegemoet gekomen aan de toenemende vraag. Uitvoerend professionals geven aan dat er ondanks deze inzet moeilijk zicht te krijgen en te houden is op deze leeftijdgroep, temeer omdat ze vaak ook buiten de gemeente op school zitten en nog niet alle regionale instellingen aangehaakt zijn op de netwerken. Met de implementatie van het signaleringssysteem “Zorg voor jeugd” wordt getracht hier verandering in te brengen. Over de leeftijdgroep 19-23 jaar bestaat meer onduidelijkheid. Ofschoon deze leeftijdcategorie binnen de werking van het jeugdbeleid valt, is het moeilijk om zicht te krijgen en te houden op deze jongeren. Zij bevinden zich meer in het spectrum van Onderwijs, Arbeid en Inkomen. Deze disciplines komen binnen de netwerken niet of onvoldoende aan bod. Eén van de ontwikkelingen om hierop in te spelen is “Zorg voor jeugd”. Echter lijkt het wenselijk om nader afspraken met partijen binnen de genoemde sectoren teneinde vergelijkbare netwerken van zorg rondom de jongeren te kunnen bouwen. Tot slot baart het oplopende multiproblem karakter van casussen, in combinatie met zorgmijdend gedrag van ouders, in toenemende mate zorgen. Het nader bekijken van mogelijkheden om, naast de ketencoördinatie binnen “Zorg voor jeugd” functionarissen met meer bevoegdheid in te zetten. Te denken valt hierbij aan de gezinscoach, waarmee in diverse plaatsen positieve ervaringen zijn.
17