SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL M-M-R VAX*, poeder en oplosmiddel voor injectievloeistof Levend verzwakt vaccin tegen bof, mazelen en rode hond, MSD
*M-M-R VAX is a Registered Trademark of Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, New Jersey, U.S.A.
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING M-M-R VAX (levend verzwakt vaccin tegen bof, mazelen en rode hond, MSD) is een gelyofiliseerd, steriel vaccin met als componenten: 1) een sterk verzwakte stam van het mazelenvirus afkomstig van de verzwakte Endersvariant van de Edmonstonstam, gekweekt op cellen van kippenembryo’s 2) de Jeryl Lynn™ B-stam van het bofvirus, gekweekt op cellen van kippenembryo’s en 3) het rubellavirus, stam RA 27/3 van het 'Wistar Institute', gekweekt op humane diploïde cellen WI 38 Een dosis (0,5 ml) vaccin bevat: Mazelenvirus Bofvirus Rubellavirus
≥ 1000 TCID50* ≥ 5000 TCID50* ≥ 1000 TCID50*
*TCID50: Infecting Dose for 50% of Tissue Cultures (Infecterende dosis voor 50% van de weefselkweek)
Volgens de titers die door de FDA (de Amerikaanse Food & Drug Administration) zijn vastgesteld voor de referentievirussen van bof, mazelen en rode hond. Voor hulpstoffen, zie 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM Poeder en oplosmiddel voor injectievloeistof
4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties M-M-R VAX is alleen geschikt voor preventief gebruik. M-M-R VAX is, behalve in geval van contra-indicaties, geïndiceerd voor routinevaccinatie van jongens en meisjes van 12 maanden en ouder voor gelijktijdige immunisatie tegen bof, mazelen en rode hond. Het vaccin is ook geschikt voor volwassenen. Het vaccin geeft individuele bescherming, maar als het systematisch wordt toegediend aan kinderen vanaf 15 maanden, kan men bovendien een afname van de circulerende hoeveelheden bof-, mazelenen rubellavirus in de populatie verwachten. In België en in andere Europese landen wordt de introductie van routinevaccinatie tegen rode hond bij jonge kinderen door middel van trivalent vaccin beschouwd als een belangrijke aanvullende maatregel voor de bestrijding van congenitale rubella op de lange termijn. De al langer bestaande aanbevelingen voor vaccinatie blijven van kracht, met name de systematische rubellavaccinatie of -revaccinatie van 11- of 12-jarige meisjes en rubellavaccinatie van seronegatieve vrouwen buiten de zwangerschap. Zuigelingen Zuigelingen van 15 maanden en jonger reageren soms niet op de rubellacomponent van het virus door de aanwezigheid van resterende moederlijke antilichamen tegen rode hond in hun bloed. Hoe jonger het kind is bij vaccinatie, hoe kleiner de kans is op seroconversie. Bij bepaalde geografisch geïsoleerde of moeilijk bereikbare bevolkingsgroepen, of bevolkingsgroepen waarin een belangrijk percentage kinderen van jonger dan 15 maanden kans loopt om besmet te worden met natuurlijk mazelenvirus, kan het wenselijk zijn om te vaccineren op een leeftijd jonger dan 15 maanden. Kinderen die jonger zijn dan 12 maanden als ze worden ingeënt, moeten na de leeftijd van 15 maanden worden gerevaccineerd. Baby’s die voor hun eerste verjaardag worden ingeënt, kunnen waarschijnlijk nog geen adequate antilichaamtiter opbouwen. Niet-geïmmuniseerde kinderen van niet-geïmmuniseerde zwangere moeders moeten alsnog tegen rode hond worden ingeënt; een geïmmuniseerd kind is minder vatbaar voor natuurlijke rubella-infecties en zal dus geen besmettingsbron meer vormen voor het gezin. Vaccinatie van niet-zwangere vrouwelijke adolescenten en volwassen vrouwen met een vaccin dat levend rubellavirus bevat (trivalent vaccin of monovalent rubellavaccin). Bij niet-geïmmuniseerde en niet-zwangere vrouwelijke adolescenten of volwassen vrouwen in de vruchtbare levensfase is rubellavaccinatie geïndiceerd als hierbij bepaalde voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Vrouwen kunnen alleen worden ingeënt als zij ervoor zorgen dat ze de eerstvolgende drie maanden na vaccinatie niet zwanger zullen worden en als de reden van deze voorzorgsmaatregel aan hen is uitgelegd. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan een eventuele vaccinatie eerst serologisch onderzoek te doen naar de immuniteit tegen rode hond. Bij een bewezen immuniteit met een antilichaamtiter van 1:8 of meer (hemagglutinatieremming) is vaccinatie niet nodig.
Het is belangrijk om de vrouwen erop te wijzen dat zij twee tot vier weken na vaccinatie klachten kunnen krijgen over pijnlijke of ontstoken gewrichten. Deze klachten zijn meestal van tijdelijke aard (zie 4.8 Bijwerkingen). Vaccinatie van vrouwen met levend rubellavaccin na de bevalling (met trivalent vaccin of monovalent rubellavaccin) In vele gevallen is het nuttig gebleken om niet-geïmmuniseerde vrouwen direct postpartum in te enten. (Zie 4.6 'Borstvoeding'). Revaccinatie Kinderen die ingeënt worden voor de leeftijd van 12 tot 15 maanden, moeten worden gerevaccineerd. Tegenwoordig wordt aangeraden om al deze kinderen op de leeftijd van 4 tot 6 jaar opnieuw in te enten (in de eerste jaren van het basisonderwijs) of zoveel later als de nationale richtlijnen voorschrijven. In België wordt systematische revaccinatie vanaf 12 jaar aanbevolen van alle kinderen die op jonge leeftijd zijn ingeënt. Vaccinatie tegen de bof wordt vooral aanbevolen voor jongens vanaf 12 jaar bij wie vaccinatie op de kinderleeftijd niet geleid heeft tot seroconversie. Rubellavaccinatie wordt vooral aanbevolen voor niet-zwangere meisjes vanaf 12 jaar bij wie vaccinatie op de kinderleeftijd niet geleid heeft tot seroconversie.
4.2 Dosering en wijze van toediening M-M-R VAX wordt toegediend via een subcutane injectie. M-M-R VAX is niet geschikt voor intraveneuze toediening. De dosering van het vaccin bedraagt in alle gevallen 0,5 ml. De gehele dosis van het gereconstitueerde vaccin wordt subcutaan geïnjecteerd in de buitenzijde van de bovenarm. M-M-R VAX mag niet gelijktijdig worden toegediend met immunoglobulinen. Reconstitutie van het vaccin: uitsluitend met gebruik van de injectiespuit die bij het vaccin geleverd wordt. Deze bevat geen conserveringsmiddelen of andere antivirale stoffen die het vaccin zouden kunnen inactiveren. Breng al het oplosmiddel uit de spuit in de ampul met het gelyofiliseerde vaccin; goed schudden om een homogeen mengsel te verkrijgen. Vervolgens wordt de gehele inhoud uit de ampul opgezogen in de injectiespuit en subcutaan geïnjecteerd. Producten voor parenteraal gebruik moeten voorafgaand aan injectie visueel gecontroleerd worden op de aanwezigheid van deeltjes of afwijkingen van de kleur. Het vaccin is na reconstitutie lichtgeel van kleur. 4.3 Contra-indicaties •
Overgevoeligheid voor een van de samenstellende bestanddelen, inclusief gelatine (zie 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij het gebruik).
•
M-M-R VAX mag niet worden toegediend aan zwangere vrouwen; het effect van het vaccin op de foetale ontwikkeling is nog niet bekend. Vrouwen in de vruchtbare
levensfase die met M-M-R VAX worden ingeënt, moeten tot drie maanden na de vaccinatie een zwangerschap vermijden (zie 4.6 ‘Zwangerschap’) •
Anafylactische reacties op neomycine; elke dosis van het gereconstitueerde vaccin bevat ongeveer 25 I.E. neomycine.
•
Febriele luchtweginfecties of andere febriele infecties.
•
Niet-behandelde actieve tuberculose.
•
Patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva. Deze contra-indicatie is niet van toepassing bij patiënten die corticosteroïden gebruiken als substitutietherapie zoals bij de ziekte van Addison.
•
Patiënten met stoornissen van de bloedstolling, leukemie, alle typen lymfomen en andere maligne aandoeningen van het beenmerg of het lymfatisch systeem.
•
Primaire of verworven immuundeficiëntie, inclusief patiënten met vermindering van de immuniteit door AIDS. Patiënten met andere klinische manifestaties van HIV-infectie zoals stoornissen van de cellulaire immuniteit, hypogammaglobulinemie en dysgammaglobulinemie. Bij een aantal patiënten met ernstige immuundeficiëntie die door onoplettendheid toch werden ingeënt met een mazelenvaccin, zijn gevallen van MIBE (measles inclusion body encephalitis), pneumonie en overlijden als direct gevolg van gedissemineerde infectie door het mazelenvirus in het vaccin gerapporteerd.
•
Personen met een familieanamnese van congenitale of erfelijke immuundeficiëntie mogen pas worden ingeënt als hun immuuncompetentie is aangetoond.
•
Na een bloed- of plasmatransfusie of na toediening van humane immunoglobulinen moet de vaccinatie tenminste drie maanden worden uitgesteld.
4.4 Speciale waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik M-M-R VAX is niet geschikt voor intraveneuze toediening. Ernstige anafylactische reacties (benauwdheid, hypotensie of shock) worden behandeld met adrenaline. Intramusculaire toediening verdient de voorkeur boven subcutane toediening wegens de betere resorptie in geval van hypotensie. De dosering van adrenaline bedraagt: - volwassenen: 0,3-0,5 ml waterige oplossing van 1/1000 (1 mg/ml) per intramusculaire injectie - kinderen: 0,01 mg/kg lichaamsgewicht van een waterige oplossing van 1/1000 (1 mg/ml) per intramusculaire injectie (maximaal 0,5 ml). Als de symptomen niet verbeteren kan na 5 minuten een tweede dosis per intramusculaire injectie worden toegediend. Voorzichtigheid is geboden bij toediening van M-M-R VAX aan kinderen met een anamnese van febriele convulsies of aandoeningen van het centrale zenuwstelsel of bij andere aandoeningen waarbij door koorts veroorzaakte stress vermeden moet worden. De arts moet na vaccinatie alert zijn op een stijging van de lichaamstemperatuur. (Zie 4.8 ‘Bijwerkingen’). Overgevoeligheid voor eieren. De levende vaccins tegen mazelen en bof worden gekweekt op een celcultuur van kippenembryo’s. Personen met een anamnese van anafylactische reacties of andere
allergische reacties van het directe type (zoals urticaria, zwelling van mond en keelholte, benauwdheid, hypotensie of shock) na het gebruik van eieren, hebben een verhoogde kans op een snelle allergische reactie na toediening van vaccins die sporen van antigenen van kippenembryo’s bevatten. Bij deze personen moeten de voordelen en de nadelen van vaccinatie zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Zij kunnen alleen worden gevaccineerd als er strikte veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen en als er adequate therapeutische mogelijkheden voorhanden zijn voor het geval dat zich een allergische reactie voordoet. Bij kinderen met astma en een anamnese van kippeneiwitallergie, zelfs als zij in het verleden geen ernstige allergische reacties op het gebruik van eieren hebben gehad, wordt aangeraden om het vaccin toe te dienen in het ziekenhuis waar tot twee uur na de vaccinatie hartfunctie en ademhaling gecontroleerd kunnen worden. Ook wordt aangeraden om bij ieder kind dat een allergische reactie vertoont op een vaccin, de oorzaak van die reactie op te sporen. Trombocytopenie Bij personen met een trombocytopenie op het moment van de vaccinatie kan deze na de vaccinatie verergeren. Bovendien kan bij mensen die op de eerste toediening van het M-M-R VAX-vaccin (of een van de samenstellende bestanddelen) gereageerd hebben met een trombocytopenie, bij herhaling van de vaccinatie weer een trombocytopenie optreden. Men kan met serologisch onderzoek de mate van immuniteit bepalen om na te gaan of toediening van extra doses van het vaccin noodzakelijk is. De voor- en nadelen van vaccinatie zullen zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen voordat tot revaccinatie wordt overgegaan (zie 4.8 Bijwerkingen). Andere Kinderen en jonge volwassenen met een bekende HIV-infectie zonder deficiëntie van het immuunsysteem kunnen worden ingeënt. De arts moet na vaccinatie echter alert blijven op symptomen van de ziekten waartegen het vaccin beschermt, omdat de vaccinatie bij hen mogelijk minder doeltreffend is dan bij niet-HIV-geïnfecteerden (Zie 4.3 Contraindicaties). Bij het merendeel van de niet-immune personen worden tussen de 7e en de 28e dag na vaccinatie kleine hoeveelheden levend rubellavirus aangetroffen in het slijm van neus en keel. Het is niet bewezen dat dit virus kan worden overgebracht van gevaccineerde op nietgeïmmuniseerde personen. Hoewel besmetting theoretisch mogelijk is, wordt dit niet beschouwd als een groot risico. Wel is aangetoond dat het rubellavirus met de moedermelk wordt doorgegeven aan zuigelingen (Zie 4.6 ‘Borstvoeding’). Er is geen overdracht aangetoond van de levend verzwakte mazelen- en bofvirussen van gevaccineerde op niet-geïmmuniseerde personen. Bij kinderen die worden behandeld voor tuberculose, werd na vaccinatie met levend verzwakt mazelenvirus geen exacerbatie van de ziekte waargenomen. Er zijn geen gegevens bekend over het effect van levend verzwakt mazelenvirus op tuberculose bij niet behandelde kinderen Vaccinatie van niet-geïmmuniseerde personen met M-M-R VAX zal niet in 100% van de gevallen een seroconversie tot gevolg hebben. Dit geldt overigens voor alle vaccins.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie •
Gelijktijdige toediening van M-M-R VAX en bloed- of plasmatransfusies of immunoglobulinen kan de werkzaamheid van M-M-R VAX beïnvloeden. Vaccinatie moet na een bloed- of plasmatransfusie of toediening van humane immunoglobulinen tenminste drie maanden worden uitgesteld.
•
Het vaccin mag niet worden toegediend aan patiënten die behandeld worden met immunosuppressiva. Dit geldt niet voor patiënten die behandeld worden met corticosteroïden als substitutietherapie, bijvoorbeeld bij de ziekte van Addison (Zie 4.3 ‘Contra-indicaties’).
•
Volgens de literatuur kan toediening van levende verzwakte monovalente vaccins tegen bof, mazelen en rode hond een tijdelijke vermindering veroorzaken van de reactie op de tuberculinetest. Als een tuberculinetest noodzakelijk is, zal deze dus voor of tegelijk met de vaccinatie met M-M-R VAX moeten worden uitgevoerd.
• Gelijktijdig gebruik van andere vaccins Routinevaccinatie met DTP (difterie, tetanus en kinkhoest) en/of oraal poliomyelitisvaccin tegelijk met vaccinatie tegen bof, mazelen en rode hond wordt niet aangeraden, omdat er onvoldoende gegevens zijn over gelijktijdige toediening van deze antigenen. Volgens de ‘American Academy of Pediatrics’ geven vele artsen er onder bepaalde omstandigheden toch de voorkeur aan om deze antigenen op dezelfde dag toe te dienen, bijvoorbeeld bij patiënten die niet voor een volgende vaccinatie terug willen/kunnen komen. Bij gelijktijdige toediening van het DTP-vaccin en M-M-R VAX moeten de vaccins op verschillende plaatsen worden geïnjecteerd en moeten er verschillende spuiten worden gebruikt. M-M-R VAX mag niet worden toegediend binnen een maand voor of na vaccinatie met andere levende verzwakte vaccins. 4.6 Zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap Toediening van M-M-R Vax aan zwangere vrouwen is gecontra-indiceerd. Binnen drie maanden na vaccinatie moet zwangerschap worden vermeden. Borstvoeding Het is niet bekend of de mazelen- en bofvirussen uit het vaccin worden afgescheiden in de moedermelk. Recent onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen die borstvoeding geven en die in de periode na de bevalling worden ingeënt met levend verzwakt rubellavirus, het virus afscheiden in de moedermelk en overdragen aan hun kind. Geen van de zuigelingen bij wie serologisch een rubellabesmetting is vastgesteld, is daar ernstig ziek van geworden. Een van de kinderen vertoonde echter het typische klinische beeld van verworven rode hond. Voorzichtigheid is dus geboden bij het toedienen van M-M-R VAX aan vrouwen die borstvoeding geven.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen Infecties en besmetting Zelden (>1/10000 <1/1000): otitis media, atypische mazelen, bof Aandoeningen van bloedsomloop en lymfestelsel Zelden (>1/10000 <1/1000): trombocytopenie, regionale lymfadenopathie. Aandoeningen van het immuunsysteem Zelden (>1/10000 <1/1000): anafylactische en anafylactoïde reacties en aanverwante aandoeningen zoals angioneurotisch oedeem (zoals perifere oedemen of oedeem van het gelaat) en bronchospasmen, en urticaria bij personen met of zonder allergische voorgeschiedenis. Psychiatrische stoornissen Zelden (>1/10000 <1/1000): prikkelbaarheid Stoornissen van het zenuwstelsel Zelden (>1/10000 <1/1000): mazelenencefalitis (MIBE) (zie 4.3 Contra-indicaties), encefalitis/encefalopathie (zie verder in deze rubriek), afebriele convulsies, febriele convulsies bij kinderen, syndroom van Gillain-Barré, oogspierverlamming, ataxie, polyneuritis, polyneuropathie, paresthesiën, hoofdpijn, syncope, vertigo. Oogafwijkingen Zelden (>1/10000 <1/1000): diverse vormen van neuritis optica zoals retrobulbaire neuritis, verder papillitis, retinitis, conjunctivitis. Afwijkingen van het oor en de gehoorgang Zelden (>1/10000 <1/1000): doofheid Aandoeningen van borst, longen en mediastinum Zelden (>1/10000 <1/1000): longstuwing (zie 4.3 contra-indicaties), keelpijn, hoest, neusverkoudheid. Gastro-intestinale aandoeningen
Zelden (>1/10000 <1/1000): diarree, misselijkheid en braken. Aandoeningen van de huid en de onderhuidse weefsels Soms (>1/1000 <1/100): huiduitslag komt weinig voor en is doorgaans niet ernstig. In zeldzame gevallen treedt er echter een gegeneraliseerde huiduitslag op. Zelden (>1/10000 <1/1000): syndroom van Stevens-Johnson, erythema multiforme, panniculitis, purpura Aandoeningen van skelet, spieren en bindweefsel Zelden (>1/10000 <1/1000): gewrichtspijn en/of gewrichtsontsteking (doorgaans van voorbijgaande aard en zelden chronisch (zie verder in deze rubriek)), spierpijn. Aandoeningen van borsten en genitalia Zelden (>1/10000 <1/1000): orchitis Algemene aandoeningen en complicaties op de injectieplaats Vaak (>1/100 <1/10): kortdurende jeuk en/of een branderig gevoel op de injectieplaats, matige koorts (38,3 °C) of hoge koorts. Zelden (>1/10000 <1/1000): lokale reacties met duidelijke zwelling, roodheid en vorming van blaasjes op de injectieplaats (bij ernstige problemen zoals langdurige, uitgebreide lokale reacties kan ziekenhuisopname noodzakelijk zijn), lichte lokale reacties zoals roodheid, induratie, pijn, lokale allergische reacties zoals een erythemateuze halo (“wheal and flare”) op de injectieplaats, algemene malaise Na vaccinatie tegen bof, mazelen en rode hond zijn enkele sterfgevallen door diverse en soms onbekende oorzaken gerapporteerd; in deze gevallen werd echter nooit een causale relatie aangetoond tussen het sterfgeval en de vaccinatie. In een Fins post-marketingonderzoek werden geen sterfgevallen en geen blijvende gevolgen gerapporteerd. Het onderzoek omvatte 1,5 miljoen kinderen en volwassenen die in de jaren 1982 tot 1993 werden gevaccineerd met M-M-R II. Encefalitis en encefalopathie werden gerapporteerd met een frequentie van 1 geval op 3 miljoen doses. In geen van de gevallen werd een causaal verband met het vaccin aangetoond. De kans op zulke ernstige neurologische aandoeningen na toediening van het levende mazelenvaccin is veel minder groot dan de kans op encefalitis of encefalopathie bij een natuurlijke mazeleninfectie (één geval per tweeduizend). Post-marketingcontrole na verspreiding van meer dan 200 miljoen doses M-M-R en M-M-R II over de hele wereld gedurende meer dan 25 jaar (van 1971 tot 1996) laat zien dat er slechts zelden ernstige bijwerkingen zoals encefalitis en encefalopathie worden gerapporteerd. Bij een natuurlijke mazeleninfectie kunnen gewrichtspijn en polyneuritis optreden; de frequentie en ernst van deze aandoeningen variëren met leeftijd en geslacht. Zij komen vaker voor bij volwassen vrouwen en minder vaak bij kinderen voor de puberteit. Deze bijwerkingen worden, net als spierpijn en paresthesiën, ook waargenomen na toediening van MERUVAX (levend rubellavaccin, MSD).
Infectie met het natuurlijke rubellavirus wordt door sommigen in verband gebracht met chronische artritis, mogelijk door het persisteren van het virus en/of virale antigenen in de weefsels. Chronische gewrichtsklachten worden na vaccinatie slechts zelden waargenomen. Na vaccinatie bij kinderen worden slechts weinig gewrichtsklachten waargenomen; de klachten zijn doorgaans van korte duur. Bij vrouwen is de incidentie van artritis en artralgie doorgaans hoger dan bij kinderen (kinderen: 0 tot 3%; vrouwen: 12 tot 20%) en de klachten zijn vaak langduriger en ernstiger van aard. De klachten kunnen maanden en in zeldzame gevallen enkele jaren aanhouden. De incidentie bij adolescenten ligt tussen die bij kinderen en die bij volwassen vrouwen. Zelfs bij oudere vrouwen (tussen 35 en 45 jaar) zijn de klachten zelden zo hinderlijk dat ze de normale dagelijkse activiteiten belemmeren. Bij kinderen die geen natuurlijke mazeleninfectie hebben doorgemaakt, maar die tegen mazelen werden gevaccineerd, zijn een aantal gevallen van subacute scleroserende panencefalitis (PESS) gerapporteerd. Enkele van die gevallen zouden het gevolg kunnen zijn van een niet onderkende mazeleninfectie in het eerste levensjaar of van mazelenvaccinatie. Uit gegevens over routinevaccinatie in de Verenigde Staten blijkt het eventuele verband tussen PESS en het mazelenvaccin echter ongeveer 1 geval op 1 miljoen doses vaccin te zijn; PESS komt dus na vaccinatie veel minder vaak voor dan na natuurlijke mazeleninfecties (6 tot 22 gevallen per miljoen mazelengevallen). De uitkomsten van een retrospectief onderzoek, uitgevoerd door het “Center for Disease Control and Prevention”, wijzen erop dat vaccinatie tegen mazelen, waardoor mazeleninfectie met het risico van PESS voorkomen wordt, een preventief effect heeft op de incidentie van PESS. Een causaal verband tussen enkele van deze aandoeningen en vaccinatie is niet vastgesteld. De secundaire bijwerkingen zijn zeldzaam. Met uitzondering van de gevallen die in deze SPC duidelijk omschreven worden, bestaan er geen redenen om een aanbevolen vaccinatie te weigeren of uit te stellen. 4.9 Overdosering Enkele zeldzame gevallen van overdosering werden gerapporteerd; er traden daarbij geen ongewenste bijwerkingen op.
5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen M-M-R VAX is een levend verzwakt vaccin voor immunisatie tegen bof, mazelen en rode hond. Klinische onderzoeken bij 279 kinderen tussen 11 maanden en 7 jaar oud, die seronegatief waren voor de drie virussen, heeft aangetoond dat M-M-R VAX een sterk immunogene werking heeft en over het algemeen goed verdragen wordt. In deze onderzoeken leidde een enkele injectie met het vaccin tot het verschijnen van hemagglutinatieremmende antilichamen tegen mazelen bij 95% van de kinderen, neutraliserende antilichamen tegen bof bij 96% en hemagglutinatieremmende antilichamen tegen rode hond bij 99% van de kinderen.
Vaccinatie met de rubellastam RA 27/3 in M-M-R VAX leidt direct tot het verschijnen van hemagglutinatieremmende antilichamen, complementbindende antilichamen en neutraliserende antilichamen in hogere spiegels dan na vaccinatie met andere stammen. Ook werd aangetoond dat deze stam de vorming van meer soorten circulerende antilichamen induceert, zoals de precipiterende anti-thèta- en anti-iota-antilichamen. De rubellastam RA 27/3 is sterker immunogeen dan andere virussen die gebruikt worden voor rubellavaccinatie. De hogere antilichaamtiters die geïnduceerd worden door het rubellavirus RA 27/3 en de grotere verscheidenheid van antilichamen geven een hogere weerstand tegen subklinische herinfecties door het wilde virus en bieden een betere garantie voor een langdurige immuniteit.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen Niet van toepassing. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen
M-M-R VAX bevat geen conserveermiddelen. Elke dosis bevat: Neomycine als sulfaat: 25 µg. Hulpstoffen: Natr. dihydrogenophosph.; dinatr. phoph.; natr. hydrogenocarb.; kal. dihydrogenophosph.; dikal. hydrogenophosph.; Medium 199*, Min. Essential Medium Eagle; Albumin. human.; phenolsulfonphthaleinum; sorbitol.; gelatin. (porcinum); sacchar.; natr. Lglutamas; Aqua ad iniectabilia q.s.
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Er is geen onderzoek verricht naar de verenigbaarheid. Het vaccin mag daarom niet worden gemengd met andere vaccins. 6.3 Houdbaarheid Stabiliteit: 2 jaar. Een dosis vaccin die langer dan 8 uur geleden is gereconstitueerd mag niet meer worden gebruikt.
6.4 Speciale voorzorgen voor het bewaren Te bewaren tussen +2°C en +8°C (in de koelkast). Beschermen tegen directe blootstelling aan het licht.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
1 ampul gelyofiliseerd poeder + 1 injectiespuit die is voorgevuld met water voor injectievloeistoffen (0,7 ml). 6.6 Instructies voor gebruik en verwerking Reconstitutie van het vaccin: uitsluitend met de injectiespuit die bij het vaccin geleverd wordt. Deze bevat geen conserveringsmiddelen of andere antivirale stoffen die het vaccin zouden kunnen inactiveren. Producten voor parenteraal gebruik moeten voorafgaand aan de injectie visueel gecontroleerd worden op de aanwezigheid van deeltjes of afwijkingen van de kleur. Het vaccin is na reconstitutie lichtgeel van kleur.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Aventis Pasteur MSD Avenue Jules Bordet 13 B-1140 BRUXELLES 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN 87 IS 99 F17 9. DATUM VAN DE EERSTE VERGUNNING 01/02/1984 10. LAATSTE HERZIENING VAN DE TEKST September 2004