Het boek van Max
Door Peter van Dijk Lesopdrachten voor groep 1 t/m 3
Inhoud Colofon .................................................................................................................................................... 3 In houd voorstelling................................................................................................................................. 4 Lesopdrachten bij de voorstelling ‘Het boek van Max’ ........................................................................... 5 Fantasiedieren tekenen....................................................................................................................... 5 Ieder zijn boom.................................................................................................................................... 5 Wat maak jij ervan? ............................................................................................................................. 6 Anders zijn. .......................................................................................................................................... 7 Verschillende dieren in de dierentuin ................................................................................................. 7 Bijlage 1 ................................................................................................................................................... 9 Bijlage 2. ................................................................................................................................................ 10 Bijlage 3 ................................................................................................................................................. 11
2
Colofon Voorstelling Producent Spel en zang Liedjes Toneelbeeld Kostuum/pop Lesopdrachten Impresariaat
: Het boek van Max Naar het gelijknamige boek van Pippa Goodhart en Andy Rowland : STT Produkties : Peter van Dijk : Dick Dijkman : Roel Seidell : Kleur je hart – Susanne Hurenkamp : Het huis van Barm : STT Produkties Postbus 20 8120 AA Olst tel. 0570-56 46 81
[email protected] www.sttprodukties.nl
3
Vooraf U bezoekt binnenkort met de kinderen de muzikale vertelvoorstelling ‘Het boek van Max’ door Peter van Dijk. De voorstelling is gebaseerd op het gelijknamige boek van Pippa Goodhart en Andy Rowland en is geschikt voor kinderen van 3 t/m 7 jaar. In deze lesbrief vindt u een aantal opdrachten voor kinderen. De opdrachten zijn los van elkaar te doen. U kunt ze hiermee voorbereiden op de voorstelling en alvast genieten van de verschillende thema’s die de voorstelling in zich draagt.
Wij wensen u veel plezier met de opdrachten en de komende voorstelling.
In houd voorstelling Kleine Max weet het zeker. Hij is een muis. Hij heeft het gelezen in ‘Het grote boek dat alles weet’. Daarin staat dat muizen grijs zijn, net als hij! Dat ze grote oren hebben en een dunne staart, precies zoals hijzelf! Maar als kleine Max wil gaan slapen in een muizenhol bij de andere muizen, moet er wel het nodige verbouwd worden. Zo’n grote muis hebben de muizen nog nooit gezien… Het boek van Max gaat over anders zijn, maar er toch bij horen. Dat je niet alles moet geloven wat je leest en dat boeken daarom niet zonder plaatjes kunnen. De kinderen zullen het prachtig vinden om slimmer te zijn dan de dieren uit het verhaal. Het boek van Max is een muzikale vertelling naar het gelijknamige boek van Pippa Goodhart en Andy Rowland, waarin de tegenstelling groot en klein op een grappige manier wordt uitgespeeld.
4
Lesopdrachten bij de voorstelling ‘Het boek van Max’ De opdrachten sluiten aan bij de thema’s die de voorstelling in zich draagt.
Fantasiedieren tekenen Laat de kinderen (als ze dit al zelf kunnen en anders kunt u dit vooraf doen) een A4 papier in drieën vouwen (zie bijlage 1). Het maakt niet uit dat het niet in gelijke delen is, dit geeft juist een leuk effect. Vraag de kinderen om het A4 papier rechtopstaand voor zich te nemen. Elk kind begint om op het bovenste gedeelte van het papier (tot de eerste vouw) een kop van een dier te tekenen. Dit mag een bestaand dier of een fantasiedier zijn. De nek van het dier of zijn kop moet net over de vouwlijn uitkomen (handig is daarom om het dier een nek te geven). Als dit klaar is, vouwt elk kind de kop op de vouwlijn naar achteren en geeft het door aan een ander kind. Het volgende kind ziet dus niet wat voor kop er is getekend. Het kind ziet alleen een heel klein stukje van de nek. Nu begint het kind dus in het middelste gedeelte van het papier een lijf te tekenen. Zorg dat de lijnen aansluiten op de nek van het vorige kind. Het lijf moet weer iets over de vouwlijn lopen zodat het volgende kind dit weer als anker kan gebruiken. Als dit klaar is vouwen de kinderen het lijf ook weer op de vouwlijn uit beeld. En weer doorschuiven. Dan tekenen de kinderen op het onderste gedeelte van het papier de poten. Als dit klaar is mogen de kinderen het A4 papier helemaal uitvouwen. Een fantasiedier is geboren. Hang alle fantasiedieren op en laat de kinderen alle fantasiedieren bekijken. De meest grappige dieren worden eruit gehaald. Voor deze dieren kunt u met alle kinderen een naam bedenken. Leuk is om een naam te bedenken die bestaat uit drie woorden die met dezelfde letters beginnen. Eerst een land, dan een werkwoord en dan een dier of een raar woord. Bijvoorbeeld een Hollandse hijgende hobbit, Belgische bijtende bosaap. Hilariteit verzekerd. Voor de jongsten is het tekenen van hun eigen fantasiedier al vaak voldoende.
Ieder zijn boom In bijlage 2. vindt u een verhaal over een boom die van alles meemaakt. U kunt met dit verhaal verschillende opdrachten doen: A. Lees het verhaal voor en laat de kinderen de boom tekenen zoals zij die voor zich zagen. Laat elkaar de verschillende bomen zien. Vertel de kinderen nu dat een verhaal ervoor zorgt dat je allerlei plaatjes in je hoofd te zien krijgt. Bij elk kind zijn die plaatjes anders. Niemand heeft dezelfde plaatjes in zijn hoofd. Als dit nu een verhaal met plaatjes was geweest dan hadden de kinderen allemaal wel dezelfde plaatjes in hun hoofd gehad. Boeken met plaatjes zorgen er dus voor dat wij allemaal dezelfde beelden bij het verhaal krijgen.
5
B. Aan de iets oudere kinderen kunt u vragen om plaatjes/tekeningen bij het verhaal te gaan maken. Verdeel het verhaal in 5 delen: De oude boom alleen in een weiland De boom met een huis in de buurt met rode dakpannen De boom met spelende kinderen De boom weer alleen De boom met een graafmachine De boom met een school en kinderen Laat 6 kinderen in een groepje werken. U helpt de kinderen overleggen wie welk deel van het verhaal voor zijn rekening neemt. Dit deel gaan ze tekenen. Laat ze met elkaar overleggen hoe de boom eruit ziet zodat ze ongeveer een zelfde soort boom tekenen. Als de tekeningen klaar zijn kunt u de tekeningen in groepjes ophangen. Dit is dan een beeldverhaal behorende bij het geschreven verhaal. Misschien zijn er zelfs kinderen die nu het verhaal bij de tekeningen willen vertellen.
Wat maak jij ervan? A. Print voor alle kinderen bijlage 3. uit. Laat ze de tekening afmaken. Ze moeten de lijnen gebruiken.
Wanneer iedereen zijn/haar tekening klaar heeft, laten de kinderen elkaar zien wat zij ervan hebben gemaakt. Het is leuk om met de kinderen te praten over dat iedereen iets anders in de lijnen heeft gezien. Hebben sommige kinderen ook hetzelfde in de lijnen gezien? B. Laat ze nu de tweede tekening afmaken. Voor iedereen is het duidelijk: dit is een huis! Maar…. geen huis is natuurlijk hetzelfde. Hoe ziet jouw huis eruit? Laat de kinderen het huis zelf afmaken. U kunt de kinderen de huizen laten uitknippen maar u kunt ook de A4 –tjes aan elkaar maken. Er ontstaat een hele straat. Alle huizen zijn verschillend. Iedereen is anders. U kunt naar aanleiding van de verschillende huizen praten over anders zijn.
6
Anders zijn. Max is anders dan de andere muizen. Hij is veel groter. Toch hoort hij erbij. Je bent wie je bent zegt oma muis tegen hem. U kunt met de kinderen in de klas een kringgesprek houden over anders zijn. Als u de oefening hierboven heeft gedaan kunt u alle verschillende huizen als aanknopingspunt nemen. Bij niemand thuis is het hetzelfde. De ene mens houdt van rood en de ander van een leren bank. De ene mens houdt van een opgeruimd huis en weer een ander wil het liever wat rommelig. Wij zijn allemaal verschillend. Praat met de kinderen eens over uiterlijke verschillen:
-
Welke maat schoen heb je? Wat is je kleur haar en hoe draag je het? Wie is het langste in de klas? Zijn alle neuzen hetzelfde?
Verschillen we alleen van uiterlijk of zijn er ook verschillen die je niet aan de buitenkant kunt zien? -
Wat is je lievelingskleur? Welke hobby’s heb je bijvoorbeeld? Wat is je karakter. Ben je druk of juist stil? Praat je veel of juist weer niet?
Zijn er mensen in je omgeving die je anders vindt? Waar zijn ze anders in? Wanneer ben je eigenlijk anders? Vind je het leuk wanneer iets of iemand anders is? Hoe komt dat? Voel jij je wel eens anders? Hoe is dat voor jou? Is anders leuk? Hoewel Max in het verhaal er wel bij hoort gaat hij toch op zoek naar zijn soortgenoten. Hij wil nu toch wel eens muizen zien die wel op hem lijken. Dus gaan ze met z’n allen naar de dierentuin. Daar treft hij soortgenoten maar ook veel dieren die anders zijn.
Verschillende dieren in de dierentuin In het verhaal gaat Max op zoek naar zijn soortgenoten. Hij komt in de dierentuin terecht. Vraag de kinderen om voorbeelden te noemen van dieren in de dierentuin. Wat voor geluiden maken de dieren? Laat de kinderen nu bewegen als verschillende dieren. Oefen zeker de volgende dieren: -
Roffel met je vuisten op je borst als een aap. Sta op één been als een flamingo. Stamp als een olifant Brul als een leeuw.
7
Nu kunt u het liedje laten horen ‘Naar de dierentuin’. Klik op deze link. Laat de kinderen meedoen met het liedje. Wanneer dit in het liedje gevraagd wordt slaan ze met hun vuisten op hun borst als een aap, staan ze op één been als een flamingo, stampen ze als olifanten en brullen ze als leeuwen. Dit liedje komt ook in de voorstelling voor. Zo kunnen ze straks helemaal los gaan.
Veel plezier met de opdrachten en de aankomende voorstelling!
8
Bijlage 1.
9
Bijlage 2. De Boom
De wind kietelde de blaadjes van de boom. Zachtjes bewogen de bladeren. Er was maar weinig wind. Precies goed. De wind schudde het stof van de blaadjes. De boom had het in al die jaren wel anders meegemaakt. Zo veel stormen al doorstaan. Soms bogen de takken bijna tot aan de grond. Hij kon wel een stootje hebben. De boom was heel dik. Een oude boom, een grote oude boom. En hij groeide en hij groeide. Niemand wist precies hoe oud hij was. De boom stond in een weiland. Helemaal alleen. Soms kwamen er kinderen spelen in het gras. Dat vond de boom heerlijk. Vanuit de hoge takken genoot de boom van de drukte die de kinderen maakten. Ze verstopten zich achter zijn dikke stam, soms zelfs in zijn takken of in het hoge gras. De boom wilde wel mee doen maar dat kon natuurlijk niet. Dat was nooit gebeurd. De kinderen werden groter en kwamen niet meer langs om in het gras te spelen. Jarenlang stond de boom daar helemaal alleen. Plotseling werd er een huis gebouwd. Niet al te ver van waar hij stond. Een huis met een dak van donker rode bakstenen. Toen het huis af was duurde het niet lang voor er weer kinderen in zijn buurt speelden. De boom bewoog al vroeg in de morgen zijn takken in de wind, alsof hij de kinderen uitnodigde om te komen spelen. Het waren mooie jaren voor de boom. Maar ook deze kinderen werden weer groter en verdwenen. Het werd weer stiller rondom de boom. De boom kon daar niet zo goed aan wennen, aan die stilte en de rust. Soms fietsen er wel eens kinderen voorbij. Heel soms stopten ze maar dat gebeurde bijna nooit. In de verte leek van alles aan de hand. De mensen bouwden er huizen, huizen, en nog eens huizen. Stilletjes hoopte de boom dat er dan ook meer kinderen zouden komen spelen. Maar de boom stond veel te ver weg van de huizen. Zover mochten de kinderen nooit komen.
Het bleef maar stil rondom de boom. Als je goed keek dan zag je dat de takken van de boom naar beneden gingen hangen. Het zag er een beetje treurig uit.
10
Toch leken de huizen steeds dichterbij te komen. Op en dag zag de boom de graafmachines komen. Ze scheurden het weiland open en de mensen gingen aan het werk. Ze begonnen met het bouwen van huizen om hem heen. De boom was diep onder de indruk van al dat graven. Hij voelde het tintelen van zijn kruin tot in zijn wortels. Toch was hij er niet gerust op. Hij zag hoe de mannen naar hem keken, één legde een touw om zijn stam en riep toen iets naar een ander. Er kwamen steeds meer en meer huizen. Stel je voor dat de graafmachine zijn wortels kapot zou trekken of erger nog, dat hij omgehakt zou worden omdat er geen plaats meer was voor hem. De takken van de boom gingen nog meer naar beneden hangen. Hier en daar lieten de blaadjes los en dwarrelden naar beneden. En dat terwijl het nog lang geen herfst was. De boom was treurig. Geen kinderen te bekennen en misschien zou hij omgehakt worden. Maar toen ineens vertrokken de mensen en hun graafmachines. Overal om hem heen stonden nu huizen. Mocht hij blijven? Het leek er wel op. Dat was fijn. Op een dag kwamen de kinderen. Ze kwamen overal vandaan. Ze renden en dolden met tassen op hun rug. Zo veel had hij er nog nooit bij elkaar gezien. Nu wist hij wat dat grote gebouw voor zijn neus was. Voor hem stond een school. Vanaf dat moment speelden er vele kinderen rondom zijn stam en de boom leefde nog lang en gelukkig.
Bijlage 3 Treft u op de volgende twee pagina’ s.
11
12
13