Boek & Zopie
Boek&Zopie Boeken en schaatsen uit een particuliere collectie Expositie Koninklijke Bibliotheek 13 december 1999 t/m 18 februari 2000
Koninklijke Bibliotheek • Den Haag 1999
Inleiding Enige jaren geleden verscheen Het verzamelen van boeken, een standaardwerk van de hand van professor Buijnsters. Helaas staat er vrijwel niets in over sportboeken en al helemaal niet over schaatsboeken: een blanco gebied op de kaart van boekenland... Een ‘miskluun’? En dat in een land waar de schaatscultuur tot grote hoogte gestegen is en talloze uitdrukkingen aan het schaatsen ontleend en stevig in onze taal verankerd zijn! Bovendien hebben grote schrijvers en dichters uit het verre verleden en de recentere tijd zich op glad ijs gewaagd en prachtige schaatsverhalen en -gedichten geschreven. Verklaarde de hoofdpersoon in De koperen tuin van Vestdijk zijn liefde niet op het ijs? En leerde Maarten ’t Hart niet schaatsen achter de kinderbaar van zijn vader? Redenen genoeg voor een tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek over dit onderwerp. Het doet me genoegen dat de KB, zelf in het bezit van een aanzienlijk aantal schaatsboeken, mij de gelegenheid heeft gegeven een selectie uit mijn eigen collectie te tonen. De tentoonstelling Boek & Zopie beoogt de rijke verscheidenheid van schaatsboeken in de breedste betekenis van het woord te laten zien. De boeken worden aangevuld met en ondersteund door een aantal prenten en vooral schaatsen, die schrijvers en dichters wellicht tot inspiratiebron hebben gediend. Ook de prenten en schaatsen zijn afkomstig uit mijn collectie. Bij het schrijven van deze catalogus heb ik een aantal artikelen geraadpleegd uit Boekenpost, nr. 9, 15 en 27. Tot slot gaat mijn speciale dank uit naar Niko Mulder. ANRIE BROERE
Schaatsboeken Allereerst zijn er de primaire schaatsboeken, waarin de ontwikkeling van het schaatsen als wedstrijdsport chronologisch – globaal van 1890 tot heden – behandeld wordt. Bekende en goede boeken in dit genre zijn Van Jaap Eeden tot Ard Schenk van Klaas Peereboom, boeken van Piet Maaskant, zoals Heya, heya en Flitsende ijzers en vooral Het boek van de schaats van HJ Looman (eerste druk 1944). Een aparte plaats in deze rij zou ik willen geven aan Vrouwen in de hardrijdersbaan (1945) van DM van der Woude. In dit charmante boekje, waarvan twee drukken verschenen zijn, wordt vooral aandacht besteed aan de rol van de vrouw op de korte baan, en dan nog speciaal in Friesland. Absoluut hoogtepunt van dit soort schaatsboeken vormt nog steeds Schaatsenrijden van Mr J van Buttingha Wichers. Deze man, destijds eerste secretaris van de KNSB, heeft in 1888 (!) een voortreffelijk boek geschreven waarin alle aspecten van het schaatsenrijden belicht worden: schaatsenrijden als vermaak en als sport, amor op het ijs (vroeger heel belangrijk!), schaatsenrijden in het buitenland, ijsvermaak in de letterkunde, schilderkunst en zo meer. Zelfs geeft hij een voor die tijd vrij volledig overzicht van de types schaatsen die er bestonden. In het boek is een aantal fraaie ‘photolitho’s’ opgenomen. In 1892 is ook Wintersport van de bekende sportpionier Pim Mulier verschenen. Een bijzonderheid van dit boek is dat alle illustraties ook gemaakt zijn door de schrijver zelf. Het Nederlandsch Handboek voor IJssport van SH Hijlkema uit 1887 mag eveneens met ere genoemd worden. Een Britse tegenhanger van Schaatsenrijden van Buttingha Wichers is het boek Skating uit de Badminton Library. Dit boek, verschenen in 1892, behandelt de schaatssport zeer uitvoerig, uiteraard met Engelse accenten en veel aandacht voor figure skating. Een interessant hoofdstuk is ‘Holland’, waarin beschreven wordt hoe een aantal Engelsen een schaatstocht in Holland onderneemt. Wie mocht denken dat het allereerste schaatsboek in Nederland verschenen is, komt bedrogen uit: A Treatise on Skating verscheen in 1772 in Londen en werd geschreven door Robert Jones, luitenant bij de Artillerie. Het eerste Franse boekje verscheen in 1813 onder de welluidende titel Le vrai patineur. Het werd geschreven door Jean Garcin, die het opdroeg aan de eerste danseres van de Keizerlijke Muziek Academie. Hiermee werd nog eens benadrukt dat schaatsen een kunst was. Het eerste Hollandse boekje werd geschreven door een zekere AvD en verscheen in 1848 in Amersfoort onder de titel De schaatsenrijder.
Romans Na dit buitenlandse uitstapje wil ik als tweede groep de romans waarin schaatsen een belangrijke rol speelt, voor het voetlicht halen. Onmiddellijk stuit je dan op boeken als De barre winter van ’90 van Herman de Man, Spoken op de schaats van Sjoerd Leiker en Elfstedentocht van Jef Last. Veel minder bekend is dat Herman de Man een – zeldzaam – boekje geschreven heeft, getiteld Van winter tot winter. Andere schrijvers die zich tot het schaatsenrijden aangetrokken hebben gevoeld zijn Elisabeth Zernike, die De schaatsentocht schreef en Cyriel Buysse met zijn De roman van de schaatsenrijder. Een curieus boek verscheen in 1936 bij Querido: De schaatsen van de koningin van Holland van Eugène Demolder, naverteld door Antoon Thiry. Maar ook een aantal moderne schrijvers heeft zich door de schaatssport laten inspireren. In Hersenschimmen van Bernlef denkt de hoofdfiguur terug aan vroeger, toen hij op zijn Friese doorlopers reed, terwijl Maarten ’t Hart in het verhaal ‘De tegenspeler’ (uit de bundel De huismeester, 1985) vertelt dat hij schaatsen geleerd heeft achter de kinderbaar: ‘Dat bleek een ideaal voorwerp om schaatsen mee te leren’. Of hij hiermee werkelijk schaatsen geleerd heeft waag ik te betwijfelen… Het bewijst echter eens te meer dat Nederlandse schrijvers – en zij niet alleen – een bepaalde affiniteit hebben met schaatsen en dat dit in hun hele verdere leven blijft doorwerken.
Kinderboeken Ook in kinderboeken, een derde categorie, speelt schaatsenrijden vaak een belangrijke rol. Dan denk ik vooral aan de wat oudere kinderboeken uit de eerste helft van deze eeuw. Met name in de ‘Kluitmannetjes’ is regelmatig een hoofdstuk aan schaatsen gewijd. Deze boeken zijn wat stereotiep opgebouwd. Vaak begint het na Sinterklaas of vlak voor Kerst te vriezen en na enkele dagen worden de schaatsen uit het vet gehaald : ‘Het begon menens te worden met den winter. Den dag na Sint-Nicolaas was het begonnen te vriezen en nu, vijf dagen later, vroor het nog…’ (Uit Een Marker jongen door J Faber, circa 1930). Er worden schaatswedstrijden (korte baan) georganiseerd door een clubje of door school. De prijs is – hoe kan het anders – meestal een paar Friese doorlopers: een kostbaar bezit in die dagen! In één van de boeken wordt zelfs, zonder dat er van opzettelijke reclame sprake is, de naam van de maker genoemd: Nooitgedagt uit IJlst. Nooitgedagt, maar ook Ruiter en Hoekstra werden een begrip en waren synoniem voor kwaliteit. Er zijn enkele boekjes verschenen waarin wel van opzettelijke reclame sprake is en waarin de schaatssport gebruikt wordt om de aandacht te vestigen op een bepaald product. Bekend hierom zijn onder meer De dorpentocht van Blookers Cacao, enkele strips uit de serie van Tielse Flipje en De vrolijke bruiloft van Arretje Nof, getekend en geschreven door Johan Fabricius (1927) en uitgegeven door Calvé te Delft. In Pieter Sta, uitgegeven rond 1960, wordt reclame gemaakt voor Shell P.K. haardolie. Een aantal kinderboeken is volledig aan schaatsenrijden en de winter gewijd, met in verhaalvorm een beschrijving van de oude gebruiken. Mooie voorbeelden hiervan zijn Bouke, de hardrijder en Oude Wytske van H Bruining. Deze man wist waarover hij schreef, want hij is jarenlang secretaris geweest van de oudste ijsclub van Nederland, namelijk de IJsclub Dokkum. Een goed boek is Als de grimmige Noord-Ooster waait van T GeertsemaAllema, met prachtige tekeningen van Tjeerd Bottema. Als bijzonderheid kan ik hierbij vermelden dat dit boek door de Duitsers in de oorlog gepropageerd werd, omdat de Engelsen er in werden zwart gemaakt vanwege de Boerenoorlog in ZuidAfrika omstreeks 1900. Waarvoor een kinderboek al niet kan worden gebruikt! DE ZILVEREN SCHAATSEN
Het allerbekendste kinderboek over schaatsen is natuurlijk De zilveren schaatsen. Er is geen enkel kinderboek in Amerika zo beroemd als dit boek, dat op geheel eigen wijze de geschiedenis van Nederland voor de Amerikaanse kinderen tot
12
leven brengt. De populariteit ervan bleef echter niet beperkt tot Amerika: al vrij snel na het verschijnen van de eerste druk in 1865 verscheen de Engelse editie in 1867. Maar ook andere taalgebieden werden ‘bewerkt’. In 1875 verscheen een prachtige Franse eerste druk met een groot aantal fraaie houtgravures. De uitgever was niet de eerste de beste: uitgeverij Hetzel was in het midden van de negentiende eeuw een naam die borg stond voor fraai uitgegeven boeken met educatieve en tegelijk ontspannende doeleinden. Les patins d’argent met als veelzeggende ondertitel Histoire d’une famille hollandaise et d’une bande d’écoliers voldeed volkomen aan de doelstelling van de uitgever: het boek als roman én gids. In 1876 verscheen een Italiaanse editie. Ook zijn er Russische, Japanse en Indiase versies verschenen. In 1928 verscheen zelfs een uitgave voor Zuid-Afrika. Later – in 1967 – verscheen een andere Zuid-Afrikaanse versie, uitgegeven door de Nationale Boekhandel Beperk in Kaapstad. Dit is een afgeleide van de bewerking van Margreet Bruijn, die enige jaren daarvoor een hernieuwde Nederlandse editie gemaakt heeft. De Hollandse uitgave, bestemd voor Zuid-Afrika, is verschenen met een woordverklaringsregister. Per bladzijde zijn bepaalde woorden in het Zuid-Afrikaans vertaald; bij ‘bedsteedeuren’ staat bijvoorbeeld ‘deuren van ’n bed wat in die muur ingebou is’. De uitgave van de Hollandse versie is een verhaal apart. In 1867 verscheen al vrij snel na de eerste Amerikaanse uitgave de Hollandse ‘omwerking’. Deze herschrijving is van de hand van PJ Andriessen en uitgegeven bij DB Centen in Amsterdam. Het is een charmante, goed verzorgde uitgave met enkele fraaie kleurenlitho’s. Ook hier sloeg het boek aan en al weldra verschenen er herdrukken, maar verkoopaantallen zijn helaas niet bekend. In totaal zijn van de ‘Andriessen’-editie tien drukken verschenen: de eerste vier in de bekende fraaie groene bandjes met goud op snee, daarna verschenen er twee deeltjes met illustraties van Johan Braakensiek en vervolgens nog vier deeltjes in een wat groter formaat met als co-illustrator J Sluijters. Ondertussen had AW Sijthoff in Leiden de verkooprechten na de vijfde druk (in 1892) overgenomen en in 1923 verscheen de tiende en laatste druk. PJ Andriessen (1815-1877), schrijvend onderwijzer (of misschien meer onderwijzend schrijver?), schreef in zijn tijd talloze kinderboeken met historische onderwerpen. Deze boekjes hadden allemaal een stichtelijke teneur en een historische inslag. Hij schreef ‘tot vermeerdering van echt historische kennis onder het opkomend geslacht’. Andriessen heeft de oorspronkelijke versie van De zilveren schaatsen ‘omgewerkt’ en globaal de inhoud met de helft bekort. Hij motiveert dit als volgt in zijn voorwoord: ‘Had ik het werkje van Dodge vertaald, ik zou tal van dwaasheden hebben moeten debiteren, waarvoor mijn jeugdige lezeressen en le-
13
zers mij zeker op de vingers zouden hebben getikt en die men in den vreemde voor goede munt opneemt, daar men ’t natuurlijk niet beter weet’. Hij kon het kennelijk niet over zijn hart verkrijgen de historische kennis over Holland, die Dodge in haar boek beschrijft, letterlijk over te nemen en hij spreekt dus maar eufemistisch over ‘dwaasheden’. Maar hij heeft ook lovende woorden over voor de schrijfster: ‘En toch is er veel in, waardoor de schrijver zijne landgenoten met vrij wat bijzonderheden van ons land en ons volk bekend maakt’ en ‘’t Boekje kan hun tot een aangename afwisseling strekken van de meer ernstige lectuur mijner historische werkjes’. Hij staat dus over het algemeen beslist positief tegenover De zilveren schaatsen. In 1930 verscheen er een eenmalige uitgave (een schooleditie) van HRS van der Veen. En toen bleef het ruim dertig jaar stil rondom De zilveren schaatsen, totdat Margreet Bruijn in de zestiger jaren een nieuwe bewerking maakte, die tot op heden nog verkrijgbaar is. Aanvankelijk werd deze bewerking bij Ploegsma in Amsterdam uitgegeven, tegenwoordig bij Callenbach in Nijkerk. Haar bewerking kreeg lovende recensies: ‘een welverdiende nieuwe kennismaking’ en ‘wij voorspellen een nieuwe glorie voor dit zo eenvoudige kinderboek’. Eindelijk, 118 jaar na het verschijnen van de eerste druk in Amerika, verscheen in 1983 de integrale Nederlandse vertaling. Aan de wieg van deze vertaling stond Joop Voorn uit Alkmaar, die in die jaren een Hans Brinker-museum stichtte. Het museum werd aanvankelijk ondergebracht in de sfeervolle kerk van Schermerhorn, later in Alkmaar zelf. Uitgeverij Loeb verzorgde twee drukken (in totaal 16.000 exemplaren). De integrale uitgave is fraai uitgevoerd, niet in het minst door de prachtige illustraties van Louis Rhead. Grappig is te merken dat Rhead alle schaatsende mensen afbeeldt op Amerikaanse modellen. Het boek is verschillende malen verfilmd, zowel in Amerika als in Japan, waar het nog steeds een succes is. Ook in Nederland is het boek in 1969 verfilmd, maar wel door Amerikanen. Toentertijd bekende toneelspelers als Lex Goudsmit, Lo van Hensbergen, Ina van Faassen en Wim Sonneveld hebben ook nog hun steentje bijgedragen aan deze in Workum en op de Thialf-ijsbaan in Heerenveen opgenomen film. DICHTERLIJKE VRIJHEDEN
Maar, hoe zit het dan met de ‘dwaasheden’, die Andriessen niet uit zijn vertalerspen kon laten vloeien, bang als hij was op zijn vingers getikt te worden door zijn jeugdig lezersvolkje? Ik wil niet het hele boek op de ontleedtafel leggen, maar me beperken tot enkele voorbeelden uit hoofdstuk 2, getiteld ‘Holland’ waar Andriessen misschien gelijk heeft als hij van dwaasheden spreekt, terwijl de bijna
14
21ste-eeuwse lezer een glimlach niet kan onderdrukken wanneer hij deze wel erg grote ‘dichterlijke vrijheden’ (of vooroordelen?) over Holland leest. Trouwens, de schrijfster heeft zich laten leiden door de Engelse historicus John Lathrop Motley, die in 1856 The rise of the Dutch Republic heeft geschreven. Ook heeft ze veel materiaal verkregen van de Nederlandse familie Scharff, die rond 1840 vanuit Nederland naar Amerika emigreerde. Zou Dodge uit dankbaarheid voor de verkregen informatie van deze familie de vader van Hans Brinker Raff (een soort anagram van Scharff) genoemd hebben? In het begin van het hoofdstuk is het al meteen raak: ‘Nederland is één van de vreemdste landen onder de zon. Je zou het net zo goed Raarland of Apartland kunnen noemen. Waarom? Op de eerste plaats ligt een groot gedeelte van het land onder de zeespiegel; op sommige plaatsen langs de kust beukt de zee constant tegen de dijken’, en zo gaat het nog een poosje door. Het beeld van de Nederlander in zijn eeuwig durend gevecht wordt hier ten voeten uit bevestigd. Soms zijn de overdrijvingen wel erg groot: ‘Er zijn in het verleden al afschuwelijke rampen gebeurd met dijkdoorbraken. Honderden (!) dorpen en steden zijn verdwenen en bijna een miljoen (!) mensen zijn daarbij verdronken. Eén van de gruwelijke overstromingen vond plaats in de herfst van het jaar 1570. Achtentwintig rampen hadden daarvoor Holland getroffen, maar deze was de ergste tot dan toe. Niet minder dan honderdduizend mensen waren binnen enkele uren omgekomen…’ Overdrijvingen, zeker, maar ook of zelfs in de bijbel komen we zulke overdrijvingen tegen: Methusalem bijvoorbeeld was 996 jaar oud... Getallen zijn relatief, ze willen alleen maar zeggen: er zijn heel veel mensen omgekomen of iemand is heel erg oud. Het is net als met een sage: de strekking is juist. In 1570 heeft inderdaad, volgens drs Buisman in zijn boek Bar en boos uit 1984, een geweldig zware storm, de zogenaamde Allerheiligenvloed, in de nacht van 1 op 2 november duizenden slachtoffers geëist. Niet alleen in Holland, maar ook in Friesland. Bij de genoemde getallen heeft Dodge zich laten leiden door de historicus Motley en deze op zijn beurt door de officiële Hollandse chroniqueur Fruytier. Zo komen deze getallen dus in De zilveren schaatsen terecht. Ronduit humoristische en soms zelfs vertederende beschrijvingen komen we ook tegen: ‘Eigenlijk is het hele land een doordrenkte spons, of, zoals de Engelse dichter Butler het noemde: ‘‘Een land dat ligt voor anker, één en al moeras En waarin het wonen Altijd aan-boord-gaan was.’’ ’
15
Helemaal bont maakt Dodge het in de beschrijvingen van de molens: ‘Sommige zijn primitief’ en, voegt zij er fijntjes aan toe, ‘zouden dringend behoefte hebben aan wat verbeteringen door de Amerikanen, maar sommige nieuwe zijn werkelijk bewonderenswaardig. Ze zijn zo gebouwd, dat hun wieken precies in de goede richting draaien’ en even verder ‘Als er maar een klein beetje wind staat, spreidt elk zeil zich uit om het geringste zuchtje op te vangen, maar bij een hevige windstoot krimpen ze in elkaar als grote mimosabladen om niet te scheuren’. De computergestuurde molen avant-la-lettre! De schrijfster laat de molenaar zelfs een tukje doen, terwijl de molen zijn werk doet. Ook in schoolboekjes komen veel schaatsverhalen of -gedichtjes voor, sommige mooi geïllustreerd. Vooral in de schoolboekjes van Ligthart en Scheepstra, zoals Dicht bij huis, Blond en bruin en De wereld in (met tekeningen van Jetses) staan mooie voorbeelden. Oudere lezers zullen ongetwijfeld deze tekeningen nog wel op hun netvlies hebben staan.
Jubileumboeken De vierde categorie schaatsboeken, die voor een verzamelaar steeds belangrijker begint te worden, wordt gevormd door de jubileumboeken van plaatselijke ijsclubs, die de laatste jaren met de regelmaat van een klok verschijnen. Waarom zijn die zo interessant? Zij geven ons niet alleen een blik in de lokale geschiedenis, maar meer nog een indruk van de rol die ijsclubs in het maatschappelijk leven gespeeld hebben. Sommige ijsclubs werden opgericht om de werkloosheid in de winter te bestrijden, bijvoorbeeld door het baanvegen, om zo nog een grijpstuiver te verdienen. Denk ook aan de spek- en bonenrijderijen: kortebaanwedstrijden, waarbij elke deelnemer een kleine premie kreeg. Ter illustratie hiervan het dankwoord van een 52-jarige deelnemer aan een kortebaanwedstrijd in Leeuwarden, gehouden op 21 januari 1898, waaraan ruim 1000 mannen meededen: ‘Dank Heeren voor de gave Die Uw hand ons bood Gij gingt de werkman laven Schonkt brandstof ons en brood. Gij gingt ons moeite loonen Met spek en bruine boonen Met rijst, cooks en turf daarbij Als loon voor de hardrijderij.’ Een aparte plaats nemen de jubileumboeken van de KNSB in, waarvan er maar liefst vijf verschenen zijn in de afgelopen eeuw. De eerste drie in een wat plechtstatige, gezwollen stijl; in de volgende twee wordt een redelijk compleet beeld gegeven van de Nederlandse schaatssport. Vooral het laatste boek, geschreven door Herman Bijlsma en Karel Verbeek, verdient in dit opzicht een compliment.
Elfstedenboeken De laatste, maar zeker niet de minste categorie die speciale aandacht verdient, bestaat uit de Elfstedenboeken. De Elfstedentocht is een mythe en deze mythe heeft al heel veel pennen in beweging gebracht. We moeten zelfs oppassen dat deze tocht der tochten niet door de buitensporige aandacht die de media er aan besteden, aan zijn eigen schoonheid te gronde gaat! Elke rechtgeaarde Elfstedentochtgeïnteresseerde – en wie is dat niet in Nederland? – zal zich ooit weleens de vraag gesteld hebben: wanneer is deze tocht voor het eerst gereden, wie heeft dat gedaan en is er ook iets over geschreven? In het voortreffelijke boek van Fenno Schoustra, De schaatsen scherp uit 1970, wordt vermeld dat dit voor het eerst in 1763 gebeurde. Schoustra vraagt zich af of we dus het begin van de Friese Elfstedentocht moeten dateren in het laatste kwart van de achttiende eeuw. Door geduldig speuren en een dosis geluk ben ik er achter gekomen, dat we de Elfstedentochttraditie misschien een kwart eeuw eerder kunnen dateren. In 1740? Dit was een extreem koude winter. In deel II van De Honig Bije getiteld ‘De Winter’ uit 1765 wordt gesproken over een flinke knaap, die ‘d’Elf Steden op één dag heeft in het rond gereden’. Dit deel II blijkt een tweede druk te zijn van een uitvoerig gedicht De Winter in Drie Zangen uit 1749 door B Bornius Alvaarsma. Heel fijntjes staat achter de naam Alvaarsma: Frisius (een Fries dus). Maar dit lijkt mij een overbodige toevoeging, want wie zou nu beter – en als eerste! – een gedicht over de Friese wintervermaken kunnen schrijven dan een Fries? Het is uitgegeven door Abraham Ferwerda te Leeuwarden en het bestaat, zoals gezegd, uit drie zangen ofwel drie grote gedichten. Tot zover het speurwerk. Het geluk bestond hierin, dat voorin dit zeldzame boekje een brief zat van 15 mei 1871, waarin het een en ander verteld wordt over de dichter. Alvaarsma was de dichtersnaam, in het dagelijks leven heette deze auteur Boelardus Augustinus van Boelens. Hij werd geboren te Leeuwarden in 1722, werd in 1741 advocaat en leefde tot aan zijn overlijden in 1777 afgezonderd op Bennemastate te Hardegarijp. Daar trouwde hij in 1771, op 49-jarige leeftijd, met Anna Nellinga, ‘eene vrouw gering van afkomst, doch groot van deugd’. Wat bezong deze Alvaarsma nu in zijn gedichten over Friesland? Kort samengevat: alle Friese wintervermaken. Het zou echter te ver voeren hier uitgebreid op in te gaan. We hebben het tenslotte over de Elfstedentocht. En ja hoor: in de ‘derde zang’ wordt de Elfstedentocht ten tonele gevoerd. Hij beschrijft hier een kortebaanwedstrijd (de eerste uit de schaatsliteratuur?) tussen Pier Gezwind
20
en Freerik Schrap en als terloops vermeldt hij, dat Pier Gezwind een flinke rijder was, die iedereen uitdaagde: ‘... De knaap (Freerik) was lang berugt voor ’t baasje (Pier), dat gelijk een swaluw door de lugt kon vliegen over ’t ijs: ’t is Pier, die de ellef steeden van Vriesland op één dag heeft in het rond gereeden, en nog zijn maal met vreede at in den Olykoek te Bolsward in de stad bij Vetlap van den Hoek.’ Daarna gaat de dichter weer verder met zijn beschrijving van de tweekamp tussen de kemphanen Pier en Freerik. Wél vermeldt hij nog in een voetnoot onderaan de bladzijde ‘Dit [het rondrijden van de elf steden - AB] word onder de schaatsenrijders in Vriesland voor een Meesterstuk in de kunst gerekent’. Deze voetnoot is veelzeggend en leert ons volgens mij twee dingen. Je kunt er uit opmaken dat het bezoeken van de elf steden op één dag door goede schaatsers wel vaker gedaan werd en ten tweede: schaatsenrijden werd beschouwd als een kunst en het rondrijden van de elf steden op één dag was een meesterstuk, te vergelijken met het werkstuk dat bijvoorbeeld een leerling-schilder moest maken om meesterschilder te worden in de tijd van het gildewezen. De Honig-Bye is een bloemlezing van gedichten, bestaande uit zes delen, die in drie fraaie banden zijn uitgegeven in 1765 en bij dezelfde uitgever als de eerste uitgave. BEROEMDE ETS
In deel II staat dus het uitgebreide gedicht ‘De Winter’. Wat is nu het verschil met de eerste druk? De uitgever heeft – ongetwijfeld om de verkoop te stimuleren – de in die tijd beroemde etser en tekenaar Rienk Jelgerhuis (1729-1806) gevraagd bij dit gedicht passende etsen te maken. Van deze taak heeft Jelgerhuis zich uitstekend gekweten. In dertien etsen heeft hij de tekst aangevuld. Hij heeft deze nauwgezet gevolgd en laat zo bij zang 1 zien hoe de mensen zich binnenshuis vermaakten. Zang 2 en 3 gaan meer over ijs- en wintervermaak en daarbij staat ook de beroemde ets die algemeen beschouwd wordt als de eerste afbeelding van een kortebaanwedstrijd. Hoe nauwgezet Jelgerhuis de tekst volgde moge blijken uit het volgende voorbeeld, waarin de dichter een valpartij beschrijft:
21
‘Zoo schiet ze met de schaats tot aan het stroefer hout rampzalig in een barst, waarvan het ijs, gespleten door ’t al te vroeg gebruik is overal doorreeten, en wordt gearresteert [gestopt – AB] in ’t midden van haar loop, en draait gelyk een tol, en tuimelt overhoop.’ Op de betreffende ets zie je inderdaad scheuren in het ijs. Waarom de schaatsers rechts zo staan te lachen en te kijken is te verklaren uit het feit dat men in de achttiende eeuw nog geen ‘directoires’ of onderbroeken droeg…. Ook later zijn er krantenverslagen verschenen van individuele rijders, die ‘alle de elf steden afreden’, onder andere in de Provinciale Friesche Courant van 27 januari 1848 en in de Leeuwarder Courant van 3 februari van dat zelfde jaar. Ook waren er wel mensen die een dagboek bijhielden. De bekendste onder deze prehistorische Elfstedenridders was Douwe Hantjes Joustra, die in de negentiende eeuw al drie keer de Elfstedentocht gereden heeft en daarvan ook verslag deed. Geboren in 1816 in Baard heeft hij vanaf zijn twaalfde jaar nauwgezet alles over strenge winters opgeschreven. Hij reed de tocht in 1848, 1864 (met zijn zestien jaar oude zoon!) en in 1871, toen hij al vierenvijftig was voor de derde maal. INTERNATIONAAL EVENEMENT
Een andere overbekende beschrijving van de Elfstedentocht vinden we in het boek Wintersport van Willem (Pim) Mulier uit 1892, waarin hij verslag doet van zijn eigen tocht. Dit verslag heeft tot gevolg gehad dat de Elfstedentocht van een provinciaal gebeuren tot een nationaal, ja zelfs internationaal, evenement uitgroeide. De tocht van Pim Mulier gaf ook de aanzet tot de oprichting van de Elfstedenvereniging en indirect tot het ontstaan van het eerste Elfstedentochtboek. We schrijven het jaar 1909 en de ‘eerste’ historische Elfstedentocht wordt op 2 januari (door de Nederlandsche Bond van Lichamelijke Oefening) uitgeschreven en gehouden. Maar er werd ook over geschreven. En hoe! De ‘Friesche IJsbond’ had de tocht georganiseerd en schreef een wedstrijd uit wie ‘het aardigste’ de tocht kon beschrijven. De winnaar op de schaats werd ook de winnaar met de pen: Minne Hoekstra, een student Theologie en familie van de beroemde schaatsenmakers Hoekstra uit Warga. Zijn boekje De historische Elfstedentocht van
22
1909 is een zeldzaam verzamelobject geworden. Er is wel een herdruk van verschenen, maar helaas zonder het mooie toeristenkaartje achterin. Minne Hoekstra was een veelzijdig man, want hij kon niet alleen goed schaatsen, maar ook goed schilderen. In Beilen hangt nu nog een aantal fraaie houtskooltekeningen met bijbelse voorstellingen in het kerkje van de Nederlandse Protestanten Bond. Deze informatie en nog veel meer over Minne Hoekstra en andere schaatscoryfeeën is te vinden in een aantal boeken, geschreven door J Lolkama: Triomf en tragiek in de historie van de Elfstedentocht, uitgegeven bij Van Wijnen in Franeker in 1986 en in zijn eerste jaarboek uit 1987 De historie van de Elfstedentocht. Twee jaar later, in 1989, heeft Lolkama opnieuw een boek uitgegeven. Deze uitgave viel samen met het 80-jarig bestaan van de Friesche Elfsteden Vereniging op 15 januari 1989. In 1999 is (voorlopig) het laatste goed gedocumenteerde jubileumboek verschenen bij het 90-jarig bestaan door Huub Snoep en Ron van Couwenhoven. Terug naar de oude tijden. In 1912 werd de tweede tocht gehouden en in dat jaar is er maar één boekje verschenen: De Elfstedentocht van Jan Ferwerda door IJ van de Schaaff. Waarschijnlijk is het uit een soort vriendendienst geschreven, want Jan Ferwerda was sergeant bij het negende regiment infanterie en IJ van de Schaaff was sergeant-majoor te Leeuwarden. Het is een bijzonder vlot geschreven boekje, waarin de strijd om de eerste plaats met Coen de Koning spannend wordt beschreven. Opmerkelijk en verrassend modern zijn de 10 Geboden voor den Elfstedentocht. Dit is de eerste keer dat er tips worden gegeven hoe je zo’n tocht moet rijden. JUBILEUMBOEKJES OVER DE ELFSTEDENTOCHT
Nadat er in 1917 een uitvoerig jaarverslag in boekvorm is verschenen, waarin veel aandacht werd besteed aan de tweede tocht, heeft het bestuur een fraai boekje over De eerste 25 jaren op de markt gebracht met veel interessante artikelen van oud-rijders, waaronder de grondlegger Pim Mulier. Het tweede ‘jubileumboek’ schept enige verwarring. De schrijver JP Wiersma gaat uit van 1890/’91, het jaar waarin de winter streng was en enkele honderden Friezen, waaronder Pim Mulier, de tocht op hun eigen (schaats)houtje volbrachten. Hij noemt zijn boek dan ook 50 Jaar Elfstedentochten. In dit fraaie boek wordt ook aandacht besteed aan het 75-jarig bestaan van de firma Nooitgedagt (‘J. Nooitgedagt en Zn. 1865-1940; 75 jaren van arbeid en groei’). Meer een jubileumboek dus over deze firma dan over de Friesche Elfsteden Vereniging… Dit boek krijgt in iets andere vorm een vervolg in 1948 en heet dan De Schaatssport in Friesland, uitgegeven ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Friese IJsbond.
23
In 1959 volgt Een halve eeuw Elfstedentochten van de hand van één van de bekendste en beste Elfstedenkenners van de afgelopen decennia: Fenno L Schoustra. Deze ‘Elfsteden-auteur’ heeft vier boeken over de tocht geschreven, waaronder twee logboeken van de Friese Elfstedentocht in 1956 van de elfde tocht en in 1963 van de twaalfde tocht. Deze laatste tocht was de beruchte van Reinier Paping. In 1970 verschijnt zijn beste boek Elfstedentocht. De Schaatsen Scherp. Hierin beschrijft hij de historie vanaf 1763. Van dit boek verschenen drie drukken. In 1982 volgt zijn vierde boek onder de hoopgevende titel Elfstedentocht gaat door, maar met de twijfelachtige ondertitel Festijn of fiasco? De belangstelling voor de tocht der tochten was bij de grote massa bijna tot het nulpunt gedaald en zelfs de insiders vroegen zich af of Koning Thialf – of op z’n Fries ‘Hear Jükelbird’ – nog wel genoeg in de bus kon blazen om een voldoende dikke ijsvloer te laten ontstaan… Bij het 75-jarig bestaan is er dan ook geen jubileumboek verschenen. In 1942 is er echter nog wel een ander Logboek verschenen bij de achtste tocht. Het is een curieus (reclame)boekje, uitgegeven door de firma Nooitgedagt en toegestuurd aan alle deelnemers die de tocht op 22 januari 1942 hebben uitgereden. In dit boekje staan veel foto’s en het is voor de verzamelaar pas compleet met inlegvel, waarop staat: ‘meerdere exemplaren van dit boekje zijn op aanvrage te verkrijgen bij de firma J Nooitgedagt en Zn. te IJlst à ƒ0,30 (!) per exemplaar – K 1219 (K = Kultuurkamer; elk boek moest namelijk met toestemming van de Kultuurkamer worden uitgegeven). Het tijdschrift It Fryske Folk van 31 januari 1942 is praktisch geheel gewijd aan de tocht met de titel ‘Alve Stêddentuchtnûmer’. Naast Fenno Schoustra en de al eerder genoemde Lolkama heeft ook Piet Maaskant enkele boeken geschreven over de Elfstedentocht, met name Alle tochten van 1890 tot 1956 samen met Jeen van den Berg en 1963, als mede alle vroegere tochten. In 1985 is daar nog een vervolg op gekomen De Elfstedentocht – 1985 en daarvoor met Reinier Paping. Het jaar 1985, waarin de dertiende Elfstedentocht is gehouden, heeft een hausse te zien gegeven aan tijdschriften en speciale edities van uitgeverijen over deze dertiende tocht. Het ging daarbij niet zo zeer om de kwaliteit van het gebodene, maar meer om de kwantiteit. Iedereen wilde een graantje meepikken van de extreem grote belangstelling voor deze tocht; men had dan ook 22 jaar moeten wachten voordat men eindelijk weer een tocht kon ‘verslaan’ en commercieel uitbuiten. Door snorkende titels als Elfstedentocht 1985 – Historisch document (Sport International) en De laatste Elfstedentocht 1985 – verslag van een Titanenstrijd (Elsevier Sport) gingen deze tijdschriften als warme broodjes over de toon-
24
bank. De veertiende tocht in 1986 leverde alweer een veel bescheidener aantal boekwerkjes op en ook kwalitatief beter. CURIEUZE BOEKJES
Tien jaar na dato kom je nog regelmatig bij antiquariaten dit pulpwerk tegen. Maar uit dezelfde jaren stammen – gelukkig – ook enkele interessante boekjes, zoals het humoristische Fries voor Elfstedenrijders en ook enkele persoonlijke beschrijvingen van deze tocht, waaronder Mijn tocht, in het Fries geschreven door Willem de Haan, uitgegeven door de Koperatieve Utjwwery, Boalsert 1987. Heel curieus is verder het in eigen beheer uitgegeven boekje De 14e Elfstedentocht door de ogen van een toerrijder – verslag van een belevenis door Klaas Roelof de Poel, in een oplage van 500 exemplaren. Klaas Roelof de Poel is landschapsarchitect en heeft niet alleen de tocht uitgereden, maar de Elfstedenroute ook als schaats-, kano- en surfroute beschreven. Het is een bijzonder boekje geworden en tevens een eerbetoon aan het Nederlandse winterlandschap. Niet minder curieus is het boekje Froulju yn’e Alvestêdetocht, persoonlijke verhalen van Sus Wassenaar en Atje Keulen-Deelstra over hun gereden tocht. Ook in eigen beheer uitgegeven door Sus Wassenaar te Skingen. Vermeldenswaard is verder het boekje It sil heve!, een extra nummer van het lokale blad De Miemskip uit Kimswert, met grappige tekeningen van Joke Volta. Als ondertitel kreeg het mee Kimswert hiel eefkes wrâldnys (Kimswert heel eventjes wereldnieuws). Weten we het nog? Kimswert was de langste kluunplaats in 1985. Ook (of zelfs) de humor is in de Elfstedentochtpublicaties niet vergeten. Hans Busman heeft een stripachtig boekje gemaakt getiteld Elfstedenkoorts. In het verlengde hiervan verscheen in 1988 Zò win je de 11-Elfstedentocht! En wie kent niet de beroemde WIBO-tekeningen op de voorpagina van de Volkskrant? De strip Robert en Bertrand, ontsproten uit de Studio Vandersteen moeten we ook tot deze categorie rekenen. Voor de stripverzamelaars is het leuk te weten dat ook een versie hiervan in de Friese taal verschenen is. Een echt bijzondere uitgave is het boekje van de oud-Elfstedenwinnaar van 1933, Abe de Vries. Ter gelegenheid van zijn 50-jarig huwelijk heeft hij een boekje geschreven en in eigen beheer uitgegeven onder de titel Zes maal 200 kilometer geschaatst en geschreven door Abe de Vries. Zo’n soort boekje is ook De Elfsteden toch gereden geschreven door Willem Huizinga met praktische tips van Jeen van den Berg. Het bijzondere hiervan is, dat Willem Huizinga niet alleen zijn ervaringen beschrijft, maar ook zelf de illustraties heeft verzorgd. Ook voor de kinderen is over de Elfstedentocht geschreven, bijvoorbeeld Het Elfstedentochtboek voor de jeugd, een aardig boekje met foto’s door Siepy
25
Zijlstra-de Roos. Van een ander en beter kaliber is het boekje Grote dag in Holland, de Elfstedentocht van An Rutgers-van der Loeff uit 1965. Vooral door de illustraties van Robert Nix is het een frisse uitgave geworden. Er bestaat ook een Engelse uitgave van. ‘LITERAIRE’ CATEGORIE
Natuurlijk zijn er hiernaast boeken over de Elfstedentocht verschenen met min of meer literaire waarde. Allereerst denk ik aan Elfstedentocht van Jef Last uit 1941, die zich niet alleen door de Elfstedentocht maar ook door de Friezen zelf heeft laten inspireren. In elf (!) hoofdstukken geeft hij ons een beeld van de stoere, eenvoudige Fries en laat ons typische Friese sporten meebeleven: de grote kaatspartij in Franeker en zeilwedstrijden op het Snekermeer. Tot deze ‘literaire’ categorie – eigenlijk echte schaatssportboeken – kunnen we ook rekenen Langs Elf Steden van Jan Kaay en De Elfstedentochten van sportjournalist Adriani Engels. Minder bekend, maar daarom niet minder interessant, zijn de twee volgende werkjes. In De Elfstedentocht schetst de Marokkaan Mohammed Nasr op eigen wijze de cultuurverschillen in de Nederlandse samenleving. Hij heeft de tocht niet zelf gereden, maar beleefde hem alleen in zijn dromen… en dat kan óók behoorlijk vermoeiend zijn! In Een kruisje voor Johnny van Henny Siebel en Enno Lange dient de Elfstedentocht als decor voor een literaire moord. En dan zijn er natuurlijk de boeken waarin een wezenlijk deel is gewijd aan de tocht zelf. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal ‘De Elf Friesche Steden’ in het boek Zwerftochten van de bekende sportschrijver avant-la-lettre jonkheer Jan Feith. Ook in Sport greep me van Jan Zeegers staat een motiverend verhaal over de barre tocht van 1929. In Hollands Maandblad van maart 1985 staat verder een goed sfeerverhaal van O Leopold en ongetwijfeld zijn er nog wel meer verhalen over dit onderwerp die de moeite van het lezen waard zijn, maar dit zou ons toch te ver voeren… In 1989 verscheen nog een bijzonder leuk tijdschrift met veel ‘oral history’: Elf steden, 12 helden, waarin de winnaars hun fantastische verhalen vertellen. Een heel aardig boekje is trouwens ook 14 x 11, geschreven door Gosse Blom en in 1985 uitgegeven door het Friesche Schaatsmuseum te Hindeloopen. Intussen verschenen hiervan al vier edities. DE ELFSTEDENTOCHT VAN 1997
De vijftiende Elfstedentocht op 4 januari 1997 leverde weer het gebruikelijke golfje van boeken op, zoals in 1985 en 1986. Het zou te ver voeren ze allemaal te noemen. Enkele sprongen er echt uit, zoals het prachtige fotoboek De Elfstedenrijder.
26
Verder viel op dat nogal wat mensen hun eigen ervaringen te boek stelden en in eigen beheer uitgaven: Leo van Houten, De Elfstedentocht, een hele toer; de één drukt er zijn stempel op, voor de ander is het een kruis. Dubbelslag van Joop van Gool, die zichzelf wel erg vaak een held vindt. Al bedoelt hij het ongetwijfeld ironisch, overdaad irriteert. Tranen bevriezen. Boekje aangeboden aan Cees van Steyn door personeel van Meulenhoff Educatief. Ook Zus Wassenaar was weer present: Bij Dokkum om naar Leeuwarden, vrouwen schaatsen de Elfstedentocht. Een curieus boekje met gedichten gaf Sybren van der Schaaf uit in een aantal van 100 exemplaren: It readbaayen boekje. Ook de stripliefhebbers zijn weer niet vergeten. Willem Tjerkstra schreef en tekende De Alvestêdetocht fan Tsjam. Deze keer een 100% Friese productie, die ook in het Nederlands vertaald is. Henk van Dorp, de weerman, kon de verleiding eveneens niet weerstaan en heeft een alleraardigst boekje geschreven, getiteld De wind in de rug. Die Elfstedentocht heeft nogal wat losgemaakt, zal de lezer ondertussen gaan denken. Zelfs organisatie-deskundigen hebben zich er door laten inspireren. Zo heeft Wijnanda Willemse, studente Bedrijfskunde, haar afstudeeropdracht gewijd aan het management van de Elfstedentocht… Dit resulteerde in Elfsteden-management, het management van de Elfstedentocht en wat het bedrijfsleven ervan kan leren. Tot slot dan nog een gedicht van Driek van Wissen, dat misschien kan dienen als tegenhanger van al het voorgaande Elfstedenboekengeweld: ANTI-FRIES
Als Holland winters is getooid, En wij van kou welhaast verrekken, Blijkt Friesland dichtbevolkt met gekken, Die ’s winters gekker zijn dan ooit. De maffe koppen, strak gelooid, Ontspannen plots in losser trekken Terwijl zich rond de stuurse bekken Een soortement van glimlach ontplooit.
27
In onverstaanbare gesprekken Worden dan praatjes rondgestrooid, Die ijdele verwachting wekken, Totdat de goden, als het dooit, De hoop der dwaze halzen nekken. Nee, de elfstedentocht komt nooit!
Lijst tentoongestelde werken ROMANS EN VERHALENBUNDELS
1. C. Schmid, Klaverblad van verhalen. D. Noothoven van Goor, Leyden, circa 1860. 2. Jan en Kasper Luiken, Spiegel van het Menselijk Bedrijf. Herdruk uit circa 1900. A.W. Sijthoff, Leiden. 3. Cyriel Buysse, De roman van den schaatsenrijder. Maatschappij voor goede en goedkope lectuur, Amsterdam, 1918. 4. Eugène Demolder, De schaatsen van de koningin van Holland. Vertaald uit het Frans. Querido, Amsterdam, [1918]. 5. Herman de Man, Van winter tot winter. A.W. Sijthoff, Leiden, [1926]. 6. Herman de Man, De barre winter van negentig. Bosch en Keuning, Baarn, 1936. 7. Antoon Coolen, De drie gebroeders. Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1936 8. Elisabeth Zernike, De schaatsentocht. Querido, Amsterdam, 1942. 9. Sjoerd Leiker, Spoken op de schaats. Bosch en Keuning, Baarn, 1945. 10. Jef Last, Elfstedentocht. A.R.B.O., Amsterdam, 1941. 11. H. Heeringa-Seepma, Martsje it libben yn ’e mjitte. A.J. Osinga n.v., Boalsert, z.j. 12. Hylke Speerstra, Op redens oer. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden, 1984. 13. Hylke Speerstra, Helden van de armoe. Nederlandse vertaling. FPB Uitgevers, Drachten/Leeuwarden, 1992. 14. Geert van Beek. Blazen tot honderd. Querido, Amsterdam, 1983. 15. Henk Raaff, Onder nul. Alles over schaatsen. Contact, Amsterdam, 1998. (illustraties collectie A Broere) 16. A.L. Boom, De eenzame schaatser. Doorslagen van de tijd. Querido, Amsterdam, 1978. 17. Henny Siebel en Enno Lange, (G)een kruisje voor Johnny. Batteljee en Terpstra, Leiden, 1985. 18. Mohammed Nasr, De Elfstedentocht. De Geus, Breda, 1987. 19. Theo Capel, Koud gepakt. Luitingh-Sythoff, Amsterdam, 1993. 20. Jacob Bergsma, Ontberingen. De sport en zijn helden in de barre winter van ’63. Scheffers, Utrecht, 1996. 21. Sietse van de Hoek, Elfstedentocht. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997. 22. IJsvrij. De beste schaatsverhalen uit de Nederlandse literatuur. Verzameld door Max Dohle. Prometheus, Amsterdam, 1997.
30
23. R. Couwenhoven en H. Korver, IJspret en IJsleed. BZZTÔH, Den Haag, 1997. 24. Hylke Speerstra, De koude erfenis. Contact, Amsterdam, 1998. 25. Gerrit Achterberg, rijmprent ‘Schaatsenrijder’. Door hem geschonken aan H.M. van Randwijk (één van de oprichters van Vrij Nederland) in 1944. NEDERLANDSE SCHAATSBOEKEN (ALGEMEEN)
26. S.H. Hylkema, Nederlands Handboek voor IJssport. H.G. Boom, Amsterdam, 1887. 27. Mr. J. van Buttingha Wichers, Schaatenrijden. W. Cremer, ’s-Gravenhage, 1888. 28. Mr. J. van Buttingha Wichers, Schaatsenrijden. In fraaie Jugendstil-band. W. Cremer, Den Haag, z.j. 29. J. ter Gouw, Volksvermaken. De Erven F. Bohn, Haarlem, 1871. 30. W. Mulier, Wintersport. De Erven Loosjes, Haarlem, [1892]. 31. S.C.A. Tan, Schaatsen. Van Dishoeck, Bussum, 1967. 32. Theo Koomen, 10 jaar topschaatsen. Luitingh, Laren, 1971. 33. Klaas Peereboom, Van Jaap Eden tot Ard Schenk. De Boekerij, Baarn, 1972. 34. Y. fan der Fear, Us Atsje. Alternatyf, Bûtenpost, 1974. 35. Ger Bestebreurtje, Heya Keessie. Verkerk vertelt. Kluwer, Deventer, 1969. 36. Wim van Eyle (samenstelling), Een eeuw Nederlandse schaatssport. Het Spectrum, Utrecht, 1982. 37. Hilbert van der Duim, Hilbert van der Duim. Blauw Media, Oud-Maarsseveen, 1986. 38. Bart Veldkamp, Goud. Olympisch dagboek verteld aan Jacob Bergsma. Boeckhoff Uitgevers, z.pl., 1992. PRENTENBOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN
39. Op het ijs met 12 litho’s van Alexander Verheull, 1848. 40. Het ijsvermaak op de Maas te Rotterdam in februarij 1855. Van Gogh en Oldenzeel, Rotterdam en Sythoff, Leiden, 1855. 41. Kerstnummer van het Sportblad, 1e jaargang 1889-1890. Cremer en Co., Den Haag, 1889. BUITENLANDSE EN NEDERLANDSE SCHAATSBOEKEN (HOOFDZAKELIJK KUNSTSCHAATSEN)
42. J. Garcin, Le vrai patineur ou principes sur l’art de patiner avec grace. Paris, 1813. Het eerste Franse boek over schaatsen. 43. F.E. Fergar, Das Schlittschuhfahren. Wien, 1827. Het eerste Oostenrijkse boekje over schaatsen.
31
44. 45. 46. 47. 48. 49.
50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61.
The Skater’s Monitor, instructor and evening companion. Edinburgh, 1846. Alphonse Silva, Sur le patin. Librairie d’Alphonse Taride, Paris, 1857. George Anderson, The Art of Skating. London, 1868. Eugène Sordet, Manuel du patineur. Genève, 1873. G.E. Vail (Frost), l’Art du patinage. Uitgegeven in eigen beheer, Paris, 1886 (met een Valse des Patins, opgedragen aan de Cercle des Patineurs te Parijs). J.M. Heathcote, C.G. Tebbutt, Skating; T. Maxwell Witham, Figure-skating. Longmans, Green en Co, London, 1892. Een zeer compleet Engels boek, te vergelijken met Schaatsenrijden van Buttingha Wichers. D. Diamantidi, C. von Korper en M. Wirth, Spuren auf dem Eise. Alfred Hölder, Wien, 1892 (met bijlage). Douglas Adams, Skating. George Bell, London, 1894. H.R. Yglesias, Figure Skating. George Routledge, London, [1905]. Irving Brokaw, The Art of Skating. America Sports Publishing Company, New York, 1915. Georg Bormann, Schlittschuhlaufen. Max Hesses Verlag, Leipzig, begin twintigste eeuw. Ice skating and dancing by a silver medallist. A. Foulsham, London, circa 1925. Bror Meyer, Skating with Bror Meyer. Doubleday, Page & Co., New York, 1921. Artur Vieregg, Der Eisläufer. Quelle und Meyer, Leipzig, 1932. J.A. Schutter, Leiddraad bij de beoefening van de beginselen van het schoon- en kunstrijden. J.F. van de Ven, Baarn, 1920. J. Egmond, Hoe leer ik schoonrijden? J.A. Boom en Zn., Meppel, 1931. Gratie op het ijs: programma van kunstrijddemonstratie in 1964 van Sjoukje Dijkstra. Jan Hof, Met vallen en opstaan, Sjoukje Dijkstra zonder franje. Omniboek, Den Haag, 1981. JUBILEUMBOEKEN
62. J.A. Schutter, Gedenkboek van de Nederlandschen Schaatsenrijdersbond 1882-1907. Nijmegen, z.j. 63. Dr. J.A. Schutter, Verslag van de 1e secretaris bij het 40-jarig bestaan voor het feestjaar 1921-1922 van de Nederlandse Schaatsenrijdersbond. Amsterdam, z.j. 64. G.W.A. van Laer, Koninklijken Nederlandsche Schaatsenrijdersbond bij het vijftig jarig bestaan 1882-1932. Amsterdam, 1932.
32
65. P.L. Bergström, Van Jaap Eden tot Kees Broekman. 75 jaar K.N.S.B. Amsterdam, 1957. 66. Herman Bijlsma en Karel Verbeek, Niet over één nacht ijs; Geschiedschrijving van de schaatssport in Nederland ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de K.N.S.B. 1882-1982. K.N.S.B., Amstelveen, 1982. 67. J.F.L. de Balbian Verster, De Amsterdamsche IJsclub 1864-1914. Gedenkschrift bij het 50-jarig bestaan. Amsterdam, 1915. 68. J. Hoven en M.J. Adriani Engels, Honderd jaar A.IJ.C. Gedenkschrift bij het jubileum van de Amsterdamsche IJsclub 1864-1964. 69. Hylke Speerstra, 125 Jaar Koninklijke IJsvereniging Thialf 1855-1980. Koninklijke IJsvereniging Thialf, Heerenveen, 1980. 70. Peter Visser, Een lot uit de loterij. Burger IJsclub Lambert Melisz 75 jaar (1907-1982). 71. Alkmaarsche IJsclub 100 jaar 1885-1985. 72. Bauke Boomstra, Tom Kok en Piet Lautenbach, IJs en weder dienende. Het verhaal van 100 winters en 100 jaar IJsclub ‘Noordpool’, WestTerschelling 1890-1990. IJsclub Noordpool, 1990. 73. Piet Huurdeman, 100 Jaar IJsvereniging Olympia Monnickendam 1890-1990. Monnickendam, 1990. 74. IJs en weder dienende. De geschiedenis van de ijsclubs van de gemeente Elburg en ander winterse verhalen – december 1992. Oudheidkundige Vereniging ‘Arent toe Boecop’, Elburg, 1992. 75. Gosse Blom, IJsclub Hindeloopen 125 jaar 1867-1992. 76. 100 jaar IJsclub ‘De Noorman’ (1893-1993), gemeente Goudswaard. 77. Henk Brandsma, Een eeuw ijs en sneeuw. Het Limmer Winterboek 1895-1995. Pirola, Limmen, 1995. 78. 100 Jaar IJsclub ‘De Giessen’ 1895-1995. 79. Jan Poster, Lau Demmers en J.F. Reurekas, 1887-1997 110 jaar Diemer IJsclub. Diemer IJsclub, Diemen, 1997. 80. Els de Kwant, Trudi Meester, Jan Veenman (red.), 100 Jaar Ankeveens Winter-vermaeck 1887-1987. Verschijnt 1x per 100 jaar... Ankeveen, 1987. 81. Twee programma’s van de zesde Olympische Winterspelen in 1972 te Sapporo. 82. Negen programma’s van Europese en Wereldkampioenschappen onder meer van de eerste World Cup 1973 van de ‘profsbond’. 83. Tien statuten, reglementen en zo meer van ijsclubs, de K.N.S.B. en de N.V.B.H.S. 84. Boekkado: Ard, Keessie en Jan, extra geschenk bij boekenbon. 85. Logboek van Bob Spaak voor de Schaatskampioenschappen van 1968.
33
86. 87. 88. 89.
Twee feestprogramma’s van de K.N.S.B. Vijf jaarverslagen van de K.N.S.B. Mapje met formulieren van de K.N.S.B. Vijftien periodieken, waaronder de IJsbode en de Schaatskroniek. ELFSTEDENTOCHTBOEKEN
90. De historische Elfstedentocht van 2 januari 1909. ‘Bekroonde beschrijving door den 1e prijswinnaar M. Hoekstra van Warga’. Uitgeversmaatschappij De Atlas, Den Haag, 1909. 91. Y. van der Schaaf, De Elfstedentocht van Jan Ferwerda. W.A. Eisma Cz., Leeuwarden, 1912. 92. Jaarverslag van de Elfsteden-Vereniging van 1917. 93. De eerste 25 jaren (1909-1934). Jubileumboekje van de Friesche Elfsteden Vereniging. Handelsdrukkerij Hepkema, Heerenveen, 1934. 94. Elfstedentocht 1942. Logboek van de achtste Elfstedentocht op donderdag 22 januari 1942. Boekje, uitgegeven door de directie van de schaatsenfabriek J. Nooitgedagt en Zn. te IJlst in maart 1942. 95. J.P. Wiersman (red.), 1890-1940: 50 Jaar Elf-Steden-Tochten, met daarin opgenomen 75 Jaren van arbeid en groei en 1865-1940: 75 Jaar J. Nooitgedagt en Zn. te IJlst. Realta, Leeuwarden, 1941. 96. Jan Kaay, Langs Elf Steden. Belevenissen op elf-stedentochten. U.M. West-Friesland, Hoorn, 1947. Jan Kaay volbracht de tocht in 1929, 1940, 1942 en 1947. 97. M.J. Adrani Engels, De Elfstedentochten. J.J. Kuurstra, Amsterdam, 1947. 98. J.P. Wiersma (red.), De Schaatssport in Friesland. Jubileum-uitgave van de Friese IJsbond. D.Y. Alta, Leeuwarden, 1948. 99. Fenno L. Schoustra, De Friese Elfstedentocht 1956. D.Y. Alta, Leeuwarden, 1956. 100. Piet Maaskant en Jeen van den Berg, Elfstedentocht. Alle tochten van 1890-1956. Oisterwijk, Den Haag, 1956. 101. Fenno Schoustra, Een halve eeuw Elfstedentochten. Gedenkboek. Leeuwarden, 1959. 102. Fenno L. Schoustra, Elfstedentocht. Logboek 1963. F. Schoustra’s Publiciteitskantoor, Leeuwarden, 1963. 103. Fenno L. Schoustra, Elfstedentocht. De Schaatsen Scherp. F. Schoustra’s Publiciteitskantoor, Leeuwarden, 1971. 104. A. Rutgers van der Loeff, Grote Dag in Holland. De Elfstedentocht. Illustraties van Robert Nix. De Bezige Bij, Amsterdam, 1965.
34
105. Alleen openen bij strenge vorst. Proostprikkel van Proost en Brandt, Amsterdam, z.j. 106. Zes maal 200 kilometer geschaatst en geschreven door Abe de Vries in 1977. Privé-uitgave ter gelegenheid van zijn 50-jarig huwelijk. 107. Sus Wassenaar en Atsje Keulen-Deelstra, Froulju yn’ e Alvestêdetocht. Privé-uitgave, 1986. 108. Sport International ‘Elfstedentocht 1985’. Historisch document. 109. ‘It sil heve’; extra nummer van De Mienskip, ‘Kimswert hiel eefkes wrâldnijs’ (in Kimsweert was in 1985 de langste kluunplek: een nieuw woord voor de Van Dale werd geboren). 110. Kees ’t Hart en Nico van der Zee, Heeft u hier ook schaatsers voorbij zien komen? Leeuwarden, 1986. 111. Siepy Zijlstra-de Roos, Het Elfstedentochtboek voor de jeugd. Drachten, 1987. 112. Lex A. van Gunsteren, Wynanda en J. Willemse, Elfstedenmanagement. Het management van de Elfstedentocht en wat het bedrijfsleven er van kan leren. Van Wijnen, Franeker, 1987. 113. Klaas Roelof de Poel, De 14e Elfstedentocht op 26 februari 1986 door de ogen van een toerrijder. Privé-uitgave, Wageningen, 1988. 114. Bert Witte, Zo win je de 11-stedentocht. Mondria, Hazerswoude, 1988. 115. W.F.G. Hartung, De Elfstedentocht 1963. Het verhaal van 69 doorzetters. Dordrecht, 1993. Privé-uitgave. 116. Henk van der Meulen (red.), Dank zij Jan Sipkema. Liber amicorum naar aanleiding van het terugtreden als voorzitter. Vereniging ‘De Friesche Elf Steden’, Leeuwarden, 1994. 117. Drs. Joh. Lolkama, De Friesche Elfstedentocht 1740-1995. Triomf en tragiek van een tijdvak. Uitgeverij Victoria, Akkrum, 1995. 118. Elfstedentocht 1997. Uitgave van de Harlinger Courant. Bijlage ter herinnering aan de Tocht der Tochten op 4 januari 1997. 119. Over en Uit. Politie Friesland en de Elfstedentocht, 1997. 120. De Mienskip. Dorspblad van Kimswerd. Extra nummer januari 1997. 121. Hans Busman, Elfstedenkoorts. Novella, Amersfoort, 1986. 122. Robert en Bertrand, De Friese Elfstedentocht. Studio Van der Steen, Hollandse en Friese editie. Uitgeverij Standaard, Antwerpen en De Lijn, Barjum, 1986. 123. Sybren van der Schaaf, It readbaayen boekje (gedichten). Privé-uitgave, 1997. 124. Henk van Dorp, De wind in de rug. K.N.M.I.-weerman schaatste Elfstedentocht. KNMI-publikatie, 1997.
35
125. Tranen bevriezen. Hollands dagboek van een Friese tocht; Cees van Steyn, januari 1997. Uitgave verzorgd door personeel van Meulenhoff Educatief. 126. 15 leden-brieven. 127. De Elfstedenrijder. Fotoboek uit 1997. Joure, 1997. HISTORISCHE WINTERBOEKEN
128. A. Valerus. Winters vermaak. Lofzangen op de winter zoals die er bij de Belgen (= de Nederlanden) uitziet. Illustraties van R. Sadeler. Monaco, 1619. 129. B. Balduinus, Calceus Antiguus en J. Nigronus, Caliga Veterum. Boek over schoenen uit 1711. Theodorus Haak, Lugduni Batavorum, 1711. 130. Een historisch verhaal van veele en nooit meer gehoorde voorvallen die geschied zijn in verscheidene Harde Winters door een Liefhebber. Arendt van Huyssteen en Steeve van Esveldt, Amsterdam, 1740. 131. Salomon van Rusting, Het Schouw-toneel des Doods. Johannes Rotterdam, Amsterdam, 1741. 132. B. Bornuis Alvaarsma, De Winter in drie Zangen. Gedrukt bij Abraham Ferwerda. Leeuwarden, 1749. Dit is het eerste boek waarin gesproken wordt over de Elfstedentocht. 133. J. Hervey, Godvruchtige bespiegelingen over den Nacht, den Starrenhemel en den Winter. K. van Tongerlo en F. Houttuyn, Amsterdam, 1756. 134. De Honig-Bije, deel II, waarin opgenomen De Winter in drie zangen van Alvaarsma met 13 etsen van R. Jelgerhuis. Abraham Ferwerda, Leeuwarden, 1765. 135. Joannes le Francq van Berkhey, Eerbare Proefkusjes van Vaderlandsch Naïf in de Arkadische Vrijerijen van Dichtlief en Gloorroos. Joh. Allart, Amsterdam, 1782. 136. Werken van, en betrekkelijk tot, het Genootschap Veniam Pro Laude, deel V, Leyden, 1776, met talloze afbeeldingen over Sledevaert van het genoemde genootschap ter gedachtenisse van het Tweede Eeuwgetijde van Leydens Verlossingen en de Stichting haerer Hoogeschoole, gehouden in den avond van den 24. der Louwmaand 1776. C. van Hoogeveen en C. Heyligert te Leyden. 137. Almanak op het jaar onzes Heeren Jesu Christu, 1834. Van Zwaamen en Thompson, Rotterdam, 1833. KINDERBOEKEN
138. M.E. Dodge, De zilveren schaatsen. Een schets uit het Noord-Hollandsche volksleven. Naverteld door P.J. Andriessen. Eerste druk. D.B. Centen, Amsterdam, 1867.
36
139. M.E. Dodge, De zilveren schaatsen. Een schets uit het Noord-Hollandsche volksleven. Naverteld door P.J. Andriessen. Zesde druk. A.W. Sijthoff, Leiden, 1892. 140. M.E. Dodge, De zilveren schaatsen. Een schets uit het Noord-Hollandsche volksleven. Naverteld door P.J. Andriessen. Zevende druk. A.W. Sijthoff, Leiden, 1902. 141. M.E. Dodge, De zilveren schaatsen. Een schets uit het Noord-Hollandsche volksleven. Naverteld door P.J. Andriessen. Negende druk. A.W. Sijthoff, Leiden, 1915. 142. M.E. Dodge, De zilveren schaatsen. Een schets uit het Noordhollandse volksleven. Naverteld door P.J. Andriessen. Uitgave voor Zuid-Afrika. H. de Bussy, Pretoria, 1928. 143. Margreet Bruijn, De zilveren schaatsen. Met tekeningen van Maarten Oortwijn. Ploegsma, Amsterdam, 1982. 144. M.E. Dodge, The silver skates. A Story of Life in Holland. Sampson Low, Son & Marston, London, 1867. Eerste Engelse uitgave. 145. Mary Mapes Dodge, The silver skates. A story of life in Holland. Illustrated by Allen B. Doggett. New Amsterdam Edition, Sampson Low, Marston & Co., London, 1896. 146. M.E. Dodge. Les patins d’argent. Histoire d’une famille Hollandaise. Naverteld door P.J. Stahl, dessins par Théophile Schuler. J. Hetzel, Paris, 1870. Eerste fraai uitgegeven Franse editie. 147. Mary Mapes Dodge, Les patins d’argent (Hans Brinker). Editions des Presses de la Cité, Paris, 1952. 148. J.M. Westerbrink-Wirtz, De club op klompen. Bosch en Keuning, Baarn, circa 1930. 149. U.G. Dorhout, De Babo-Club. Geïllustreerd door Pol Dom. Gebr Kluitman, Alkmaar, circa 1930. 150. G.J. Meinen, Karro’s Vrienden. Stamperius Bibliotheek. E.J. Bosch, Baarn, circa 1910. 151. H. de Winter, Uit de jeugd van Jantje Vroolijk. Geïllustreerd door Rie Reinderhoff. Gebr Kluitman, circa 1930. 152. Maren Koster, Rie. Met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Van Goor & Zn., Den Haag, circa 1920. 153. Suze Andriessen, Schaatsenrijden. Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, circa 1900. 154. H. Bruining. Oude Wytske. Geïllustreerd door B. Reith. E.J. Bosch, Baarn, [1920].
37
155. Tine van Berken, Onder vriendjes. Geïllustreerd door Jan Sluyters. H.J.W. Becht, Amsterdam, circa 1900. 156. Johanna Breevoort, Twee broertjes. J.M. Bredée’s boekhandel en uitgeversmaatschappij, Rotterdam, [1900]. 157. P. Terpstra, Polderkinderen in de winter. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Callenbach, Nijkerk, circa 1950. Dit is een zondagschoolboekje. 158. C. Joh. Kievit, Het huisgezin van Dokter Forting. Geïllustreerd door Pol Dom. Gebr. Kluitman, Alkmaar, circa 1930. 159. A.A. Sirks-Joustra, In nieuwe koers. Geïillustreerd door Henri Pieck. Gebr. Kluitman, Alkmaar, circa 1925. 160. R. Feenstra, Een best wintertje. Geïllustreerd door J.G. Kesler. Gebr. Kluitman, Alkmaar, circa 1920. 161. Annie S. Bergsma, De avonturen van een schaatsenrijdster. Geïllustreerd door Miep de Feyter. Gebr. Kluitman, Alkmaar, circa 1930. 162. Felice Jehu, Nel de ontembare. A.W. Bruna, Utrecht, circa 1910. 163. C. Joh. Kievit, De zoon van Dik Trom. Met illustratiën van Jan Sluyters. Valkhoff, Amersfoort, circa 1900. 164. The people of Holland. Deel uit de serie ‘Peoples of many lands’. Een platenboek over Holland met reproducties van Nico Jungman en een inleiding van Gordon Home. Adam and Charles Black, London, 1910. 165. K. Norel, Tocht met de ijsvlet. W.D. Meinema, Delft, circa 1950. 166. Leonard Roggeveen, Daantje gaat schaatsenrijden. Deel 2 uit de Daantjesserie. Verteld en getekend door de schrijver. Van Goor, Den Haag, circa 1950. 167. Leonard Roggeveen, Daantje gaat schaatsenrijden. Deel 2 uit de Daantjesserie. Met illustraties van Berserik. Van Goor & Zn., Den Haag, 1972. 168. Dick Bruna, Heb jij een hobbie? A.W. Bruna en Zn., Utrecht, 1980. 169. T. Hellinga-Zwart en G. Hellinga, Jaap en Niki’s kerstvakantie. Met illustraties van C. Jetses. Van Goor en Zn., Den Haag, [1950]. 170. G. Stuvel en J. van Mourik, De ijsbijters. Geïllustreerd door Lex van Voorst. Magneet-reeks, vijfde leerjaar. Wolters, Groningen, 1956. 171. F.H.N. Bloemink, Om zelf te lezen! Op het ijs. Van Goor en Zn., ’s-GravenhageDjakarta, circa 1940. 172. F.H.N. Bloemink, Om zelf te lezen! Op het ijs. Van Goor en Zn., Gouda, circa 1960. 173. Wilhelm Busch, Bilderpossen. Inzel-Verlag, Leipzig, 1940. 174. Kwek op het ijs. Flipjes-strip, nummer 23. 175. Winterpret. Flipjes-strip, nummer 43.
38
176. De Dorpentocht. Reclamestrip van Blookers Cacao, circa 1950. 177. Johan Fabricius, De vroolijke bruiloft van Arretje en Annetje. Verlucht sprookje. Deel V van ‘De wondere avonturen van Arretje Nof’. Reclameboekje van Oliefabrieken Calvé-Delft, circa 1927. 178. Rie Cramer, Januari – Louwmaand. Tekeningen en versjes van de schrijfster. Van Goor en Zn., Den Haag, circa 1950. 179. Popeye op schaatsen met reclame van G.W. Groen, circa 1930. 180. Drie nummers van Tom Poes Weekblad, circa 1950. (3e jaargang, nummer 5 en nummer 55 en 4e jaargang, nummer 2) 181. Twee nummers van Donald Duck, nummer 5 uit 1983 en nummer 1 uit 1991.
TENTOONSTELLINGSCATALOGI EN -BROCHURES VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK
Tentoonstelling van 13 december 1999 tot en met 18 februari 2000 UITGAVE
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, 1999 SAMENSTELLING
/
TEKST
Anrie Broere ILLUSTRATIE OMSLAG
Bijvoegsel van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, 21 december 1890 FOTO’S BINNENWERK
Pieter Zuyderduyn VORMGEVING
Geert Henderickx BUREAUREDACTIE
Stafafdeling Voorlichting LETTERTYPE
Helvetica DRUK
Enroprint bv, Rijswijk OPLAGE
200 ISSN
0169-3557; 62