Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
[Uitzending 1036: Amos 1:4 t/m 15]
In de vorige uitzending lazen we al dat de HERE brult als een getergde leeuw en dat Hij spreekt vanuit Zijn tempel in Jeruzalem. Bij Amos zien we hoe de bliksem aan alle kanten inslaat. Hemelvuur zet machtige en trotse paleizen in brand, verteert sterke stadsmuren, waarachter mensen zich veilig waanden. Het is onder de prediking van Amos als tijdens een zwaar onweer, de bliksem telkens door het duister flitst. En de bliksem slaat in, nu hier dan daar. Bij de één wat vroeger, bij de ander wat later. Hoe de dreigingen die de profeet Amos moest aanzeggen in vervulling zijn gegaan is praktisch allemaal concreet aan te wijzen vanuit de geschiedenis van het Midden-Oosten. De HERE gebruikte daar onder andere de Assyriërs en de Babyloniërs voor. Gods Woord houdt stand tot in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Alles wat de HERE heeft gezegd zal – vroeg of laat –gebeuren.
Opvallend is wel dat het vuur van Gods oordeel juist bij Israël ontbreekt. Dat is niet het geval bij Juda en Jeruzalem. We weten wat er is gebeurd bij de wegvoering in ballingschap onder koning Nebukadnessar. Maar bij het Tienstammenrijk Israël en de hoofdstad Samaria lezen we dat niet. Maar als we Amos 2 lezen, dan is er wel dreiging omdat het in Amos 2 ook over de straf voor Juda gaat. De woorden aan het slot van Amos 2 doen denken aan de aardbeving uit Amos 1:2. Voor het Tienstammenrijk Israël staan er al oordelen te wachten op korte termijn - binnen twee jaar - voordat het definitieve oordeel komt, enkele tientallen jaren later, als Samaria wordt ingenomen en de tienstammen worden weggevoerd en verstrooid. Dat vuur ziet vooral op het definitieve oordeel, waarover ten aanzien van Israël verderop in dit Bijbelboek nog gesproken zal worden. Maar er klinkt ook iets van Gods genade door. Het lijkt op een straf die bedoelt is om wakker te schudden uit een valse rust, een opvoedkundige maatregel die tot bekering wil brengen, voordat het definitieve oordeel komt. Want als het definitieve oordeel er is, dan maakt dat een einde aan de genadetijd van de HERE. Dan komt Hij om rekenschap te vragen van alle mensen, uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen (Openb.20).
1 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
We stonden in de vorige uitzending al even stil bij de vraag: Waarom de HERE vanuit Zijn tempel in Jeruzalem spreekt. In Amos 1 vers 3 lazen we: De inwoners van Damascus hebben steeds weer gezondigd en Ik zal dat niet vergeten. Ik zal hen niet ongestraft laten. Want zij hebben Mijn onderdanen in Gilead wreed behandeld, alsof je graan dorst met ijzeren staven. Wat is er aan de hand bij de volken die in de volgende verzen worden genoemd? Eerst horen we in Amos 1:3 t/m 5 over Syrië. Het staat bekend om zijn wreedheid, en vooral de bewoners van het land aan de overzijde van de Jordaan hadden daarvan te lijden. Berucht waren vooral de koningen Hazaël en Benhadad. Ze hadden in hun dagen niet alleen Gilead veroverd, maar ook de inwoners als korenschoven voor de wielen van hun strijdwagens gelegd om er vervolgens overheen te rijden en ze als het ware te dorsen met de ijzeren staven – lees scherpe messen – aan de wielen van hun wagens. En dat terwijl Israël meermalen op Gods bevel voor Syrië genadig was geweest.
Amos 1 vers 4 en 5: Daarom zal Ik het paleis van koning Hazaël in vlammen laten opgaan, zodat het sterke fort van Benhadad wordt vernietigd. Ik zal de grendels van de poorten van Damascus verbreken en haar inwoners doden tot aan de vlakte van Aven. De inwoners van Syrië zullen als slaven naar Kir terugkeren. Er is in Syrië iets van de wereld zichtbaar, die – ook vandaag – het volk van de grote en barmhartige Koning van Israël – en daar bedoel ik Koning Jezus mee - zoekt te doden en uit te roeien. Nee, dat gebeurt niet altijd met het grof geweld van paardenhoeven en strijdwagens met scherpe messen. Maar het gebeurt, want de wereld, die vijandig tegenover de HERE staat, kan naar haar aard nooit anders dan ook vijandig staan tegenover het volk van God. Dat geldt voor het volk Israël, vooral ook de Gemeente van Christus, waarin Joden en niet-Joden verenigt zijn. Maar de HERE ziet de vijandschap en neemt het tenslotte voor Zijn volk op. Hoe zondig dat volk in zichzelf ook mag zijn, de HERE laat het nooit ongestraft, als iemand zich aan Zijn volk of één van Zijn kinderen vergrijpt. Uit de gelezen verzen wordt duidelijk dat de inwoners van Damascus het hebben geweten. In de Hebreeuwse tekst lezen we in vers 5 nog twee namen die niet in alle vertalingen worden weergegeven, namelijk: Bikeat-Aven en Beth-Eden. Die namen betekenen: 'Dal van de zonde' en 'Huis van de lust'. 2 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
De laatste naam herinnert aan de Hof van Eden: de lusthof, het paradijs. De namen maken duidelijk dat de zonde wordt gediend, maar de mensen tegelijkertijd doen alsof zij daarmee het paradijs hebben gevonden. En juist dat is typerend voor een leven in de wereld, een wereld zonder God. Terwijl de HERE Zijn volk door beproevingen en oordelen heen naar Zijn paradijs en heerlijkheid leidt, keert Syrië terug naar de plaats van herkomst, naar Kir, een plaats waar God niet woont. Wat dat uiteindelijk voor plaats is lezen we in Openbaring 20 vers 15: Als iemands naam niet in het levensboek stond, werd hij in de poel van vuur gegooid. Dat is de tweede dood. Luisteraar, veel mensen worden bang als zij lezen over het oordeel van God. Maar dat is nergens voor nodig als u en jij doen wat de HERE vraagt. De Here Jezus zegt in Johannes 3 vers 17 t/m 19: God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de wereld te veroordelen, maar om haar door Hem van de ondergang te redden. Wie zijn vertrouwen op Jezus stelt, wordt niet veroordeeld. Maar wie niet gelooft, is al veroordeeld omdat hij geen vertrouwen heeft gehad in de naam van Gods enige Zoon. Het oordeel komt tot stand doordat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de voorkeur gegeven aan de duisternis. Dat komt omdat zij slechte dingen hebben gedaan.
Amos 1 vers 6 t/m 8: De HERE zegt: Gaza heeft steeds weer gezondigd en dat zal Ik niet vergeten. Zij zal niet langer haar verdiende straf ontlopen. Want zij stuurde Mijn volk in ballingschap en verkocht Mijn onderdanen als slaven in Edom. Daarom steek Ik de muren van Gaza in brand en zal Ik haar forten vernietigen. Ik zal de inwoners van Asdod doden en Ik zal Ekron en de koning van Askelon vernietigen, alle overgebleven Filistijnen zullen van de aardbodem verdwijnen. Met de Filistijnen gaat het niet veel beter. In de verzen 6 t/m 8 worden maar vier van de vijf steden genoemd, omdat Gat in de dagen van Amos was ingenomen door koning Uzzia en daarmee onder het Tweestammenrijk Juda viel. Ook de Filistijnen hebben zich vergrepen aan Israël. Daar zat weliswaar een Goddelijke opdracht achter, want de HERE wilde Juda straffen om zijn zonden. Maar wat de HERE als pijniging bedoelde om Juda tot bekering te brengen, bedoelden de Filistijnen als vernietiging. En nu komt de straf. 3 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
De HERE zegt: alle overgebleven Filistijnen zullen van de aardbodem verdwijnen. En terwijl er van Israël altijd nog een rest of een overblijfsel is – naar de verkiezing van Gods genade – zal van de Filistijnen niets overblijven. Wie Gods volk – Israël of Zijn Gemeente – wil uitroeien, wordt zelf uitgeroeid, omdat hij zich vergrijpt aan het werk van God.
We lazen: Want zij stuurde Mijn volk in ballingschap en verkocht Mijn onderdanen als slaven in Edom. Daarom steek Ik de muren van Gaza in brand en zal Ik haar forten vernietigen. Gaza was de belangrijkste stad van de Filistijnen. Omdat zij Israëlieten hadden geroofd en als slaven aan Edom hadden verkocht komt het oordeel van God over hen. Op mensenroof stond volgens de Joodse wet de doodstraf (Ex.21:16). Dergelijke rooftochten worden ook vermeld in 2Kron.21 (vs.16,17). Het oordeel van God kwam over de steden van de Filistijnen, precies zoals de HERE had gezegd. God zei: Daarom steek Ik de muren van Gaza in brand en zal Ik haar forten vernietigen. In 2 Koningen 18 vers 5 t/m 8 lezen we het historische verslag van de regering van Hizkia, we lezen er: Hizkia had een sterker vertrouwen in de HERE, de God van Israël, dan menig koning voor of na hem. Hij volgde de HERE namelijk op elk gebied en zorgde ervoor dat hij alle geboden die de HERE aan Mozes had gegeven, zorgvuldig naleefde. Daarom hielp de HERE hem en gaf hem voorspoed bij alles wat hij deed. Toen kwam hij in opstand tegen de koning van Assyrië en weigerde hem nog langer belasting te betalen. Ook behaalde hij overwinningen op de Filistijnen en dreef hen terug tot aan de buitenwijken van Gaza. Alle veroverde steden, groot en klein, verwoestte hij. De profetie van Amos werd letterlijk vervuld. Het is een voorbeeld van het feit dat God doet wat Hij zegt. Daarnaast zet deze vervulde profetie ook een patroon neer voor de manier waarop de HERE Zijn woorden in de toekomst zal vervullen. Wij moeten de profetieën niet op voorhand vergeestelijken, één-en-andere moet uit het verband van het Bijbelgedeelte blijken.
Amos 1 vers 9 en 10: De HERE zegt: De inwoners van Tyrus hebben voortdurend gezondigd en Ik zal dat niet vergeten. Ik zal hen niet langer ongestraft laten. 4 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
Want zij schonden het verdrag met hun bondgenoot, het volk Israël. Zij vielen het aan, veroverden het en leidden het daarna als slaaf naar Edom. Daarom zal Ik de muren van Tyrus in brand steken en alle forten en paleizen in vlammen doen opgaan. Tyrus was de jongste van de Fenicische steden, maar overtrof alle anderen in belangrijkheid en dat kwam voornamelijk door de handel. Ook Tyrus valt onder het oordeel van de HERE. Opvallend zijn de woorden: Want zij schonden het verdrag met hun bondgenoot, het volk Israël. Ongetwijfeld is dat een zinspeling op het verbond dat er in de tijd van David en Salomo was met koning Chiram van Tyrus, (2Sam.5:11; 1Kon.5:12). Ik denk dat de HERE ons met dit voorbeeld wil zeggen: er kan een tijd van rust zijn voor Gods volk in de wereld; er kunnen zelfs afspraken worden gemaakt die de dienst van God in vrijheid garanderen. Maar voor Gods volk geldt: blijf op uw hoede. Want ook in een tijd van schijnbare vrede blijft de wereld waarin wij leven een Gode-vijandige wereld, en als het erop aankomt verbreekt ze contracten en komt ze eerder gemaakte afspraken niet na. De geschiedenis kent er bloedige voorbeelden van, en wat de toekomst betreft, is er geen enkele reden om te verwachten dat het dan anders zal gaan, ook niet in Nederland. Uit Ezechiël 26 t/m 28 blijkt dat Tyrus is verwoest. In Ezechiël 26 vers 17 t/m 19 lezen we: O machtige stad op het eiland die de zee terroriseerde met uw vloot, iedereen in uw gebied had angst voor u. De eilanden beven door uw val. Verbijsterd kijken zij toe. Want de Oppermachtige HERE zegt: Ik zal Tyrus met de grond gelijkmaken. Vreselijke golven zullen over u heenslaan. De zee zal u opslokken. Wie door genade aan Gods kant komt te staan, krijgt vanaf dat moment de wereld tegen. En de wereld zonder God is een vijand, die niet ophoudt met het aanvallen van gelovigen, zij wil hen van de HERE weg trekken. Laten wij op onze hoede zijn. De zonde heeft een aantrekkingskracht die wij mensen vaak onderschatten, meestal omdat wij onszelf overschatten. Ik ben zwak, maar U – HERE – bent sterk (1Kor.4:10-13). Laten we in dit verband ook terugdenken aan wat we lazen in Jakobus 4 vers 4, waar Jakobus schrijft: Bedriegers, weet u niet dat als u vriendschap met de wereld sluit, dit betekent dat u een vijand van God bent? Wie voor de wereld kiest, maakt zichzelf tot vijand van God. Alle reden om ons af te vragen voor wie wij kiezen, voor de wereld of voor de HERE. 5 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
Amos 1 vers 11 en 12: De HERE zegt: Ook Edom heeft voortdurend gezondigd, iets dat Ik niet zal vergeten. Ik zal hem niet langer ongestraft laten. Want hij achtervolgde zijn broeder Israël met het zwaard in de hand, in zijn tomeloze woede kende hij geen medelijden. Daarom zal Ik Teman in brand steken, waardoor alle forten van Bosra worden vernietigd. In vers 11 en 12 vinden we de oordeelsprofetie over Edom. Dat de Edomieten niet erg positief staan tegenover Israël, hebben we ook al op andere plaatsen in de Bijbel gelezen. Zowel de Filistijnen als de inwoners van Tyrus verkochten gevangengenomen Israëlieten aan Edom, en daar werden ze niet vrijgelaten, maar op de slavenmarkten doorverkocht. We komen deze dingen ook bij andere profeten tegen in het OT. Edom heeft leedvermaak, als Israël te lijden heeft van vijanden die haar bedreigen en verdrukken. Edom wordt gedreven door wraak tegenover Israël. In het OT lezen we regelmatig voorbeelden van de vijandige houding van Edom tegenover Israël. Israël wordt ‘zijn broeder Israël‘ genoemd en dat is omdat de beide stamvaders broers van elkaar waren.
De HERE vraagt in deze verzen nadrukkelijk aandacht voor de familieverhoudingen. Edom en Israël zijn broedervolken. En Israël heeft daar in het verleden – op Gods bevel – rekening mee gehouden. Toen Israël uit Egypte naar Kanaan kwam, hebben zij Edom met rust gelaten, terwijl andere volken werden uitgeroeid. Dat werd toen al niet erg gewaardeerd door Edom en daarom mocht Israël niet door het land Edom trekken. Dat betekende een langere weg naar Kanaän en ook meer oponthoud. Want de HERE wilde geen oorlog tussen broeders! Maar bij Edom was de haat gebleven. De haat van Esau tegen Jakob. En die haat bleef, ook in het NT, als Herodes een Edomiet staat tegenover Koning Jezus, de Zoon van Jakob. Altijd is er strijd om de eerste plaats. Altijd is er bij Edom de weigering voor Israëls Koning te buigen en om in Israël de eerstgeborene te erkennen.
En ook dat is typerend. Mensen die zijn opgegroeid met het geloof in God en afvallig zijn geworden blijken vaak veel vijandiger te staan tegenover een gelovige, de kerk of de Bijbel, dan mensen uit de wereld. 6 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
Iemand die vanuit de wereld tot geloof komt en niet met het geloof is opgegroeid staat blijkbaar meer open voor het geloof dan iemand die – als nazaat van een afvallige gelovige – allerlei dingen heeft meegekregen die hem of haar motiveren zich resoluut en welbewust van geloofszaken af te keren. Een andere optie zou toch kunnen zijn: een zich opnieuw verdiepen in de boodschap van de Bijbel en niet af te gaan op wat mensen van de HERE laten zien en zeggen. Afgezien van het feit dat het de HERE geen recht doet om Hem te beoordelen aan de hand van wat mensen van Hem laten zien. Aan de andere kant is de uitspraak: ik ben niet met het geloof, de kerk en de Bijbel opgegroeid geen houtsnijdend argument om je niet in de boodschap van de Bijbel te verdiepen. Ook als u niet met het christelijk geloof bent opgegroeid is de HERE uit op uw redding.
We lazen in vers 12 dat de HERE zegt: Daarom zal Ik Teman in brand steken, waardoor alle forten van Bosra worden vernietigd. Teman was oorspronkelijk de naam van een stam en daarna van een gebied van de Edomieten. In de Bijbel is het de naam van de oudste zoon van Elifaz, de eerstgeborene van Esau, één van de leiders van Edom (o.a. Gen.36). Teman was de belangrijkste stam van de Edomieten, wat wordt bevestigd door het feit dat Teman wordt gebruikt als synoniem voor Edom zelf. Themanieten waren beroemd om hun wijsheid en Elifaz, de oudste en wijste van de vrienden van Job, wordt beschreven als lid van deze stam (Job 2: 11). Teman wordt genoemd in Obadja 9 als een deel van het gebergte van Esau, terwijl Amos in vers 12 een verband legt met ‘alle forten van Bosra’. Ezechiël 25 (vs.13) spreekt over Teman en Dedan als grenzen van Edom. Kerkvader Eusebius noemt in zijn geschriften een regio genaamd ‘Thaiman’, in het gebied van de Gebalieten (Ps.83:8) in het district van Petra, en noemt ook Oost Teman, een stad met een Romeins garnizoen, vijftien mijl van Petra. De forten van Bosra zijn verwoest en verdwenen. Ook de profetie tegen Edom is letterlijk vervuld.
7 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
Amos 1 vers 13 t/m 15: De HERE zegt: Steeds weer hebben de inwoners van Ammon gezondigd en dat zal Ik niet vergeten. Zij zullen er niet langer ongestraft afkomen. Want tijdens de strijd in Gilead, die zij voerden om gebiedsuitbreiding te krijgen, begingen zij wrede misdaden, zoals het met het zwaard opensnijden van zwangere vrouwen. Daarom zal Ik de muren van Rabba in vuur en vlam zetten, waardoor hun forten en paleizen tot de grond toe zullen afbranden. Er zullen luide oorlogskreten klinken, als een wervelwind in een zware storm. Hun koning en andere leiders zullen gezamenlijk in ballingschap gaan. In de verzen 13 t/m 15 ontmoeten we Ammon, een broedervolk van Moab, dat wordt genoemd in Amos 2:1 t/m 3. De stamvaders van deze volken waren beiden zonen van Lot, die eens woonden in de tenten van Abraham, maar er voor koos om in Sodom te gaan wonen en daarmee zijn kinderen prijsgaf aan de mentaliteit en de manier van leven van de zondige stad Sodom (Amos 4:11). Zoiets werkt door tot in volgende generaties. De Ammonieten waren fel gekant tegen de Israëlieten, omdat zij woonden in gebieden die de Ammonieten wilden hebben en die vroeger ook in het bezit van de Ammonieten waren, maar door de HERE aan Israël waren gegeven. Typerend voor de Ammonieten is dat zij niet jaloers zijn op de God van Israël, ook al kunnen zij vanuit hun eigen familiegeschiedenis weten, dat de HERE Zijn volk heel wat meer te bieden heeft dan de wereld ooit kan geven. Maar de Ammonieten zijn wel jaloers op het grondgebied van Israël. De Ammonieten wilden het in bezit krijgen door het volk Israël uit te roeien. Vers 13 zegt: ‘zij begingen wrede misdaden, zoals het met het zwaard opensnijden van zwangere vrouwen’. Het voorkomen dat er kinderen worden geboren, is een luguber middel om een volk te doen verdwijnen. Satan, de mensenmoordenaar vanaf het begin, is er altijd op uit het zaad van de vrouw te vervolgen en te verslinden (Gen.3:14,15).
De Ammonieten hadden zich gevestigd op de oostelijke oever van de Jordaan, en werden bondgenoten van Syrië in hun strijd tegen de tweeënhalve stam van Israël die in het land Gilead woonden. De Ammonieten waren uit op ‘gebiedsuitbreiding’. Rabba was een grote stad en de hoofdstad van de Ammonieten. 8 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Amos 1:4 t/m 15 – nr.1036
Later werd het door de Grieken Philadelphia genoemd (naar Ptolemeüs Philadelphus van Egypte). We kennen het vandaag als Amman, de hoofdstad van Jordanië. Om te weten te komen over welke wreedheden Amos het heeft moeten we 2 Kon.8:11 t/m 13 lezen. Vanwege deze wrede misdaden zal de HERE de Ammonieten straffen.
In de volgende uitzending lezen we Amos 2:1 t/m 9.
9 TTB – NL – TWR – CW