Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
[Uitzending nr. 19 – Gen.12:13 t/m 14:11]
Abram gaat naar Egypte. Was dat wel echt een goed plan? Wij hebben vaak ook allerlei plannen maar waren ze allemaal goed? Een bekend lied zegt: God wijst mij een weg. Helaas vraagt een mens van nature niet naar de weg van God. Er zijn wegen waarop je vroeg of laat ontdekt: dit is NIET de weg van God. En dan? Hoe ging dat bij Abram? De vorige keer lazen we in de Bijbel: ‘Toen zij de grens van Egypte naderden, begon Abram zich zorgen te maken. Hij zei tegen zijn vrouw Saraï: Je bent een knappe vrouw. Als de Egyptenaren jou zien, zouden ze mij wel eens kunnen doden om jou te krijgen!’ (Gen.12:12)
Stel dat wij Abram hadden ontmoet toen hij op weg was naar Egypte. Wat hadden we kunnen vragen? Misschien dit: ‘Abram wacht eens even, je gaat de verkeerde kant op – je moet in dit land blijven. God heeft je hier toch naar toegestuurd’. Wat denkt u had Abram geantwoord? Hij had kunnen zeggen: ‘Ik kan hier niet meer blijven. Kijk maar, mijn schapen krijgen te weinig voer. Ze worden mager, er is hier niet genoeg te eten voor ze. Maar, in Egypte wel en daarom gaan wij er heen.’ Een heel begrijpelijke reden om weg te trekken. Maar – zoals later zal blijken – het was niet de weg van God, maar een eigen gekozen weg van Abram. Ingegeven door de omstandigheden van dat moment: een zware hongersnood.
We maken even een archeologisch uitstapje naar de Dode Zee. Mogelijk weet u dat langs de noordwestelijke kust van de Dode Zee – in daar aanwezige grotten – heel veel oude boekrollen zijn gevonden. Zij zijn bekend geworden als de ‘Dode Zee Rollen’. Aanvankelijk dachten kritische wetenschappers dat zij boekrollen hadden gevonden met bewijzen, dat de Bijbel niet waar was. Later bleek dat er wel veel nieuwe informatie is gevonden maar geen materiaal dat de Bijbel tegenspreekt. Om een voorbeeld te noemen:
TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
Onder de rollen waren er een aantal die niet konden worden uitgerold. Zij waren zo lang opgerold geweest dat zij in kleine stukjes uiteenvielen. Ze waren te broos en te teer om uitgerold te worden. Op één rol was wel een naam te lezen, namelijk: Lamech. De vondst kreeg de naam: de boekrol van Lamech of het Boek van Lamech. In de kerkgeschiedenis bekend geworden onder de groep Apocriefe of Deutrocanonieke boeken.
Nader onderzoek heeft aan het licht gebracht dat dit niet de juiste naam was voor de boekrol. Wetenschappers onderzochten de boekrollen. Experts maakte de rol vochtig totdat het materiaal verweekte. Daarna kon de rol worden ontrold. Toen bleek dat de rol vier hoofdstukken van Genesis bevatte namelijk: Genesis 12 t/m15. De tekst was niet precies gelijk aan de Bijbeltekst, maar een interpretatie.
In het gedeelte dat over Genesis 12 gaat wordt verteld hoe mooi Saraï was. Hetzelfde wat we over haar in de Bijbel lezen. Op dezelfde boekrol wordt een beschrijving gegeven van een reis van Abram door Kanaän. We lezen in Gen.13:17, dat God tegen Abram zegt: ‘Doorkruis dit land in alle richtingen, dan zult u zien wat Ik u allemaal ga geven.’ Dit reisverslag over de reis van Abram door Kanaän bevestigt het verslag dat we in de Bijbel lezen. Kanaän was een prachtig en vruchtbaar land. Als we dezelfde streek vandaag bezoeken dan zullen we niet direct tot de conclusie komen dat het een erg vruchtbaar land is. Uit het Bijbelboek Deuteronomium weten we ook de oorzaak van het verval. Daarover later meer. Maar in de dagen van Abram was het een prachtig land. Blijkbaar kwamen er toch perioden van honger voor. En in zo’n periode verliet Abram Kanaän en ging naar Egypte. Maar, toen Abram bij de grens van Egypte kwam bedacht hij, dat hij er weleens problemen zou kunnen krijgen wegens het feit dat zijn vrouw Saraï een heel mooie vrouw was. Daarom zei Abram tegen haar, Genesis 12:13: ‘Je bent een knappe vrouw. Als de Egyptenaren jou zien, zouden ze mij wel eens kunnen doden om jou te krijgen. Daarom kun je beter zeggen dat je mijn zuster bent. Dan zullen de Egyptenaren mij goed behandelen, ter wille van jou!’ TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
Voordat Abram Egypte binnen trekt maakt hij een afspraak met Saraï, zijn vrouw. Abram veronderstelt dat vreemdelingen in Egypte geen rechten hebben. Later komen we een gelijksoortige situatie tegen in de geschiedenis met Abimelech, in Gen.20:11. De uitdrukking: ‘zouden ze mij wel eens kunnen doden’ (v.12) is een voorafschaduwing van wat later met de nakomelingen van Abram zal gebeuren. Ook de Israëlieten gaan naar Egypte. Ook zij zijn bang voor de dood en ervaren dan de trouw van God. Zij worden met geschenken uitgeleide gedaan.
Vanwege de vele overeenkomsten is deze geschiedenis van Abram en Saraï niet zo maar een interessante bijzonderheid in hun leven. Nee, het is opgeschreven voor het nageslacht opdat zij zouden weten hoe Gods handelen is. Volgens Gen.20:12 is Saraï de halfzuster van Abram, maar zij is ook zijn vrouw. Abram is bang dat de machtige bewoners hem zullen doden zodat ze met zijn vrouw kunnen trouwen. Abram bedenkt een list: laat Saraï zeggen dat ze de zuster van Abram is.
Maar deze list van Abram was wel een halve leugen. Een halve leugen is soms erger dan een hele. Abram had zeker de bedoeling om op een dwaalspoor te brengen, te bedriegen. Waarschijnlijk heeft Abram er mee gerekend dat hij als broer van de bruid het recht heeft om de onderhandelingen te voeren. Daarmee kan hij er voor zorgen dat de onderhandelingen lang genoeg duren totdat de hongersnood in Kanaän voorbij is. De verwachting is dan dat ze tijdig weg kunnen trekken. Alleen, in dit plan heeft Abram er niet mee gerekend dat de farao zelf een oogje op Saraï laat vallen.
De angst van Abram blijkt gegrond. De farao neemt Saraï op in zijn harem. Er worden geen uitgebreide onderhandelingen gevoerd. Farao neemt Saraï op in zijn harem en Abram ontvangt rijkelijk geschenken. Daarmee mislukt het plan van Abram. Een plan gebaseerd op een halve waarheid en daarmee op een hele leugen. Abram heeft hierin niet op God vertrouwd en zal dat gaan leren. Hoe komt Abram uit deze benarde situatie en hoe gaat het verder met Saraï? TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
We weten uit het Boek Ester dat het – in die dagen – de gewoonte was dat er voor een toekomstige vrouw van een koning een periode was waarin zij werd voorbereid op haar nieuwe positie. Dat gebeurde ook met Saraï. Maar tijdens deze periode van voorbereiding lezen we in Gen. 12:17: ‘Maar de HERE stuurde zware plagen over de hele hofhouding, omdat de farao Saraï in zijn harem had opgenomen.’ God liet farao weten dat hij Saraï niet tot vrouw mocht nemen. Gen.12: 18 t/m 20: ‘Toen riep farao Abram bij zich. Wat hebt u mij aangedaan? Waarom hebt u gezegd dat Saraï uw zuster was, zodat ik haar als mijn vrouw heb genomen? Waarom hebt u mij niet verteld dat zij uw vrouw is? Hoe kon u haar aan mij afstaan door te zeggen dat zij uw zuster is? Neem haar maar terug en vertrek alstublieft! Begeleid door een gewapend escorte werden Abram en zijn vrouw met al hun bezittingen het land uitgezet.’ Het is rijk om te zien dat God Zelf de levens van Abram en Saraï bestuurde. De Here zorgt er Zelf voor dat Zijn beloften toch vervuld worden ook al lezen we niet dat God – in Egypte – aan Abram is verschenen. Eigen inzichten en oplossingen hebben Abram niet geholpen. Er is redding van God nodig!
We gaan verder met het volgende hoofdstuk: Genesis 13. We lezen er van de terugkeer van Abram en zijn gevolg uit het land Egypte. Abram en ook Lot keren terug naar het beloofde land. ‘Zo verlieten zij Egypte en trokken weer noordwaarts naar de Negev: Abram, zijn vrouw, Lot en alles wat zij bezaten. Abram had veel vee, zilver en goud.’ (Gen. 13:1 en 2) Abram was steenrijk. Hij zal zeker bij de miljardairs van die dagen hebben gehoord. Genesis 13:3: ‘Zij trokken net zo lang in noordelijke richting tot ze bij hun oude kamp tussen Betel en Ai kwamen.’
Abram ging naar een plaats ver ten Noorden van Jeruzalem. Hij was eerst in de buurt van Hebron en nu gaat hij naar Betel.
TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
Genesis 13:4 ‘Het altaar dat Abram daar had gebouwd, stond er nog en opnieuw aanbad Abram daar de naam van de HERE.’ Abram was in Egypte gestruikeld en gevallen maar hij komt weer terug bij God. De plaats waar hij al eerder was en een altaar voor de Here had gebouwd. Bij de Here God is vergeving, Een weg terug voor gevallen en verloren mensen. Weet u luisteraar, als de verloren zoon bij zijn vader terugkomt dan vindt hij geen gesloten deuren maar open armen van zijn vader. Vader die uitroept: ‘Ik was hem kwijt en heb hem weer terug’ (Lucas 15:24). Is het mogelijk dat deze Vader in de hemel ook op u en jou wacht?
Terug naar Genesis 13, vers 5: ‘Lot had net als Abram veel vee en tenten voor zichzelf en zijn dienaren.’ Abram heeft de rijkdommen (o.a. zilver en goud) die hij van de farao had gekregen mogen behouden. Hij was een rijk man. Dat geldt ook voor Lot. De toename van zijn kudde en die van Abram geeft problemen. Daardoor kunnen Abram en Lot niet langer bij elkaar wonen. De herders van hun kudden krijgen ruzie. Daarbij komt nog, dat er ook Kanaänitische herders rondtrekken die het probleem allen maar versterken. Het land was niet groot genoeg voor al het vee. Genesis 13: 6 en 7: ‘Daarom konden zij niet bij elkaar blijven, want het land was niet groot genoeg voor al hun vee. De herders van Abram en Lot kregen zelfs onderling ruzie, wat gevaarlijk was vanwege de vijandige Kanaänieten en Perizzieten die daar woonden.’
Lot neemt afscheid van Abram en gaat naar Sodom. Daarna verschijnt God voor de 3de keer aan Abram. Al de tijd dat Abram in Egypte was en al de tijd dat hij samen met Lot was, is God niet aan Abram verschenen. Pas als Abram is teruggekeerd in het land Kanaän en Lot is weggegaan verschijnt God weer aan Abram.
TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
De Bijbel, het Woord van God is geweldig! Vooral als het mag doordringen in je hart en leven. Kijken we naar de geschiedenis van Abram dan vallen de volgende twee dingen op: Abram kreeg in het land Egypte twee dingen waardoor hij later in de problemen kwam. Het eerste is zijn rijkdom en het tweede het Egyptische meisje, Hagar. Over haar horen we later meer. Nu gaat het over Abrams rijkdom. Het is juist de rijkdom die scheiding brengt tussen Abram en Lot. Hun herders krijgen zelfs ruzie! Het loopt nogal hoog op.
Het geruzie van de herders van Abram en Lot is aan de Kanaänieten niet ongemerkt voorbij gegaan. Wat zullen zij erbij gedacht hebben? ‘Moet je dat nu eens zien, ze vechten met elkaar.’ Toen ze dit land binnenkwamen bouwden ze een altaar voor hun God. We hebben zelfs tegen hen opgekeken. Wat is die Abram een geweldige man! Hij is eerlijk en betrouwbaar. Kijk nu eens! Ze vechten met elkaar! In denk dat Kanaänieten en Perizzieten na deze gebeurtenis niet meer zo erg onder de indruk waren van Abram en Lot. Wat kunnen wij er van leren?
Nou, ook vandaag zijn er heel wat verschillen tussen allerlei gelovigen. Zelfs binnen de muren van de kerk. Mensen van buiten de kerken worden daardoor niet aangetrokken. Zij zien of horen het en denken of zeggen dan: als dat zo moet gaan dan wil ik er niet bij horen! De Here Jezus geeft Zijn volgelingen mee waaraan zij herkenbaar moeten zijn. Joh.13:34 en 35: ‘Dit is een nieuwe opdracht die Ik jullie geef: heb elkaar lief. Heb voor elkaar net zoveel liefde als Ik voor jullie heb. Aan de onderlinge liefde zullen de mensen zien dat jullie Mijn leerlingen zijn.’
Zijn nieuwe opdracht is vandaag niet anders. Kanaänieten en Perizzieten wonen ook in ons land. In je eigen stad en straat, misschien wel naast de kerk! Wat zien zij van u, van jou en van mij? Worden ze blij van ons? Wordt geloven voor hen ook interessant als ze naar u en mij kijken? Soms zit je als gelovige in een glazen kastje. Op zich is dat niet erg. Belangrijk is wel: hoe zit je in dat glazen kastje? Eerlijk en oprecht?
TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
Ook met fouten en gebreken? Of houden we de schone schijn op? Aan de buitenkant allemaal mooi en prachtig maar kom niet binnen kijken, want dan schrik je! De wegen van Abram en Lot scheiden zich. Genesis 13: 8 en 9: ‘Abram besprak het probleem met Lot. Het is niet goed dat wij ruziemaken en dat onze herders met elkaar overhoop liggen, meende hij. Wij zijn tenslotte familie! Laten we daarom uit elkaar gaan, er is hier plaats genoeg. Als jij een stuk grond in het oosten kiest, ga ik naar het westen. Als jij een plaats in het westen kiest, ga ik naar het oosten.’ Abram is de man die een beslissing neemt. Hij was een groot man om het aan de orde te stellen en het ook te bespreken met Lot. Abram stelt zich flexibel en loyaal op. Lot mag het eerste kiezen en dat doet hij. Hij kiest op basis van wat hij heeft gezien, een gebied dat er uitziet als een paradijs. Abraham vestigt zich in het eigenlijke Kanaän en Lot vestigt zich ‘in de steden van de Streek’, dat is buiten het beloofde land! Genesis 13: 10 t/m 12: ‘Lot keek goed om zich heen en zag het vruchtbare gebied langs de rivier de Jordaan, met overal genoeg water. Voordat de HERE Sodom en Gomorra vernietigde, leek het gebied tot Soar aan toe wel op de hof van Eden of het land Egypte. Daarom koos Lot voor de Jordaanstreek in het oosten en trok er met zijn vee en zijn dienaren heen. Hij en Abram gingen uit elkaar. Abram bleef in Kanaän en Lot vestigde zich in de steden van de Jordaanstreek in de buurt van de stad Sodom.’ Lot heeft er waarschijnlijk wel een tijdje over gedaan om tot een besluit te komen. Het gras is ergens anders altijd groener. Overhaast beslissen kan bij zulke ingrijpende gebeurtenissen grote gevolgen hebben. Een mens denkt er eerst goed over na. Dat deed Lot ook. Hij zag de groene Jordaan vlakte en hij koos op wat hij zag. Helaas was dat de grootste vergissing van zijn leven! Waarom? Genesis 13:13: ‘Maar de inwoners van dit gebied waren erg slecht en zondigden tegen de HERE.’ Later, zullen we gaan lezen en zien hoe het verder is gegaan met Lot, zijn vrouw en zijn gezin. ‘Nadat Lot was vertrokken, zei de HERE tegen Abram: Kijk zo ver u kunt naar alle kanten, want al dit land zal Ik u en uw nakomelingen geven.’ (Gen.13 vers14 en15) TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
Dit was de derde verschijning van de Here God aan Abram. De Here zei: Al dit land zal Ik u en uw nakomelingen geven. Als God weer aan Abram verschijnt – en ook later bij de andere aartsvaders – dan geeft de Here ook grenzen aan. In de verzen die we net lazen lijkt het ruim aangegeven: ‘Kijk zo ver u kunt naar alle kanten’ maar het laat vooral zien dat wat God belooft niet iets theoretisch is, maar reëel en werkelijk. ‘Ik zal u zo veel nakomelingen geven dat ze, net als het stof van de aarde, niet kunnen worden geteld!’ (Gen.13:16) De Here God wijst het land aan en vertelt Abram wat Hij zal ontvangen. Een groot nageslacht. Ontelbare nakomelingen – en dat gebeurde ook. Genesis 13 vers18: ‘Abram sloeg zijn kamp op bij de eikenbossen van Mamre, in de buurt van Hebron en bouwde daar een altaar voor de HERE.’ Abram was een bouwer van altaren. Overal waar hij was geweest had Abram een tastbaar bewijs achtergelaten. Mensen hebben zelfs een voetafdruk op de maan achtergelaten en ook een vlag met de woorden: ‘Wij zijn in vrede gekomen’. In geestelijk opzicht heeft de mens op de maan niets achtergelaten. Geen Bijbel, het Woord van de levende God. Als je er verder over nadenkt was dat ook niet nodig maar het denken dat er achter zit of dat wat er juist niet achter zit, is wel belangrijk.
Abram dacht anders dan de meeste mensen in zijn tijd. Het denken van Abram werd bepaald en beheerst door de God die hij mocht dienen. Abram bouwde een altaar voor de Here, dat was belangrijk voor hem. ‘Abram sloeg zijn kamp op bij de eikenbossen van Mamre, in de buurt van Hebron en bouwde daar een altaar voor de HERE.’ Eén van de betekenissen van Mamre is “rijkdom”. Hebron betekent “samenleving”. Als je deze twee betekenissen aan elkaar verbindt dan is het een geweldig plaats om te wonen en te leven. Een plaats van welstand én samenleven met God. Abram heeft er gewoond en hij is er ook begraven.
Hoofdstuk 13 is nu afgerond, we gaan verder met Genesis 14. TTB – NL – TWR – CW
8
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
In hoofdstuk 14 wordt voor het eerst een oorlog beschreven. Een militaire actie waarbij Abram zijn neef Lot bevrijdt. We vinden er ook de vermelding van de eerste priester die Abram zegent - Melchisedek. Deze twee zaken zijn heel belangrijke gebeurtenissen. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat beiden gebeurtenissen niet passen in de beschrijving van de geschiedenis van Abram. Hadden ze niet gewoon kunnen worden weggelaten. Nee, dat had niet gekund. We zullen ontdekken dat deze belangrijke gebeurtenissen niet weggelaten kunnen worden. Genesis 14: 1 en 2: ‘Het was oorlog. Koning Amrafel van Sinear, koning Arjoch van Ellasar, koning Kedorlaomer van Elam en koning Tidal van Goïm streden tegen koning Bera van Sodom, koning Birsa van Gomorra, koning Sinab van Adma, koning Semeber van Seboïm en de koning van Bela, ook wel Soar genoemd.’ Waarom al die namen? Wat moet je er mee? Om te beginnen geeft het aan dat we met een historisch verslag te maken hebben. Namen en plaatsten die terug zijn te voeren naar reële gebeurtenissen en personen in de geschiedenis. De eerste verzen beschrijven dat de koningen uit het oosten de koningen van Sodom en Gomorra hebben verslagen.
In het verleden hebben critici beweerd dat de genoemde koningen nooit hebben bestaan en niet zijn teruggevonden in de oude geschiedenis. Maar, latere opgravingen hebben aangetoond dat deze koningen wel degelijk hebben geleefd en bestaan. In Genesis 14 vinden we – voor het eerst in de Bijbel – een vermelding van een oorlog. Dat wil niet zeggen dat voor die tijd nooit ergens een oorlog zou hebben plaatsgevonden. Maar deze oorlog wordt hier vermeld omdat het van belang is in de geschiedenis van Abram. De aanleiding is de wegvoering van Lot – de neef van Abram – hij werd gevangengenomen. Genesis 14:3 en 4, ‘De laatsten mobiliseerden hun legers en kwamen samen in het dal Siddim, waar tegenwoordig de Dode Zee is. Zij waren twaalf jaar lang onderworpen geweest aan koning Kedorlaomer. Nu, in het dertiende jaar, kwamen zij in opstand.’
TTB – NL – TWR – CW
9
Versie 1 – Genesis 12:13-14:11 – nr.19
De koningen uit het oosten kwamen in opstand tegen Sodom en Gomorra. Deze koningen hadden blijkbaar al eerder gevochten, omdat we hebben gelezen: ‘Zij waren twaalf jaar lang onderworpen geweest aan koning Kedorlaomer.’ Nu, in het dertiende jaar, komen de koningen in opstand. In de volgende verzen (5 t/m 11) lezen we het verslag van de veldslag.
De 5 koningen van vers 2, gaan naar het dal Siddim. Aan het eind van vers 3 staat ‘waar tegenwoordig de Dode Zee is’ . De bedoeling is te zeggen, daar waar nu de Dode Zee ligt was vroeger een vlakte: ‘het dal Siddim’. Op grond van geologisch onderzoek is bekend dat het noordelijke gedeelte van de Dode Zee al bestond – lang voor de verwoesting van de 4 steden in Genesis 19. Het zuidelijke gedeelte is ondiep en daar kan in de tijd van Abram het dal Siddim gelegen hebben. Een geringe waterdaling zorgt voor het ontstaan van vlakten met asfaltputten.
Bitumen (pek, asfalt) wordt gevormd op de bodem van de Dode Zee. Het kan losraken en komt dan bovendrijven. In een tablet dat in Ebla is gevonden, wordt het genoemd als een zeer kostbaar product. Het werd gebruikt als metselspecie maar ook bij het biezen mandje waarin Mozes lag en om schepen waterdicht te maken. Daarnaast werd het gebruikt bij het balsemen van overleden mensen. Asfalt uit de Dode Zee is in Egypte gevonden. Asfalt werd, net als zout, geëxporteerd naar andere landen. Op grond daarvan moeten de 5 steden erg rijk zijn geweest. Het verslag eindigt met Genesis 14 vers 11 en – voor deze uitzending – wij ook!: ‘De overwinnaars plunderden Sodom en Gomorra en namen alle waardevolle dingen mee.’
TTB – NL – TWR – CW
10