®
A 1053 NL – 1.06 geldig vanaf 08.03.2006
GEBRUIKSHANDLEIDING ____________________________________________________
marathon® Gasbrander met gas/luchtverhoudingsregeling M 121 – M 10001 M 121 ARZ – M 10001 ARZ
marathon® combibrander voor industriële en grote installaties. MC 601 – MC 10003
__________________________________________________________________________________________________ NEDERLAND/BELGIË Dreizler Benelux B.V.
Chr. Huygensstraat 32 NL 3281 ND Numansdorp e-mail:
[email protected] http:www.dreizler.nl
Telefoon verkoop: + 31 (0) 6-53732909 Telefax: + 31 (0) 186-681860 Telefoon service & inspectie : + 31 (0) 6-22938031 Telefax : + 31 (0) 73 6570797
DEUTSCHLAND Walter Dreizler GmbH Wärmetechnik
Max-Planck-Strasse 1-5 D-78549 Spaichingen E-Mail:
[email protected]
Telefon: +49(0)7424-7009-0 Telefax: +49(0)7424-7009-90 Internet: http://www.dreizler.com
Technische wijzigingen voorbehouden!
dreizler BA A 1053 - Pagina 2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Waarschuwingstips
3 4
CE-certificering en conformiteitsverklaring
5
Algemene bedieningshandleiding Handleiding inbedrijfname M…, M…ARZ en MC… (Gastoestel) Handleiding inbedrijfname MC... (oliedeel) Handleiding inbedrijfname MC... Profi 2-verstuiversysteem Beschrijving gegevensbladen MC....
11 12 14 16 17
Montage en opstelling Ontstekingselektrode en sensorelektrode bij Marathon M... Ionisatie-elektrode Meten van de ionisatiestroom Scheidingsklem voor meting ionisatiestroom Elektroden terugbuigen Verbrandingsluchtventilator ARZ super branderkop MC... Montage branderlans, olieverstuiver, verstuiverplaat en wervelkamer Verstuivervolgorde Vlampijpmontage Montagehandleiding Lintafdichtband Transportvoorschrift voor M 5001 ARZ, M 10001 ARZ Montage demontagehulp branderkop
18 18 19 19 19 19 20 21 22 23 24 25 26
In gebruik nemen en branderinstelling In bedrijf nemen van de brander
27
Storingslokalisering Storingslokalisering Protocol branderstoringen
33 36
Onderhoud Meet- en controleprotocol
37
Documenten en componenten Servomotor SQN 70... Geleidekunststof potentiometer voor SQN 70... Servomotor SQN 71... Servomotor SQN 30... Ombouw van de servomotor op gebruik met potentiometer Servomotor SQM 54... Servoaandrijving SKP 10, SKP 15 Gas/luchtverhoudingsregelaar SKP 70, SKP 75
38 40 41 42 44 45 47 47
Verbruiksonderdelen Garantieclaim voor verbruiksonderdelen Levensduur en vervanging veiligheidsrelevante onderdelen
48 49
dreizler BA A 1053 - Pagina 3
Waarschuwingen
- Inbouwen - Bekabelen - Instellen - Onderhoud alleen door erkende vakmensen! •
Elke 12 maanden – of na uiterlijk 4000 bedrijfsuren - dient door erkende vakmensen een onderhoudsbeurt te worden uitgevoerd, zoals omschreven in deze gebruikshandleiding.
•
Bij defecte componenten van de elektronica en bewaking dienen deze door de klantenservice volledig te worden vervangen. Eigen reparatiewerkzaamheden zijn niet toegestaan en leiden tot het vervallen van de garantie. Het openen van de apparatuur door niet-vakmensen leidt tot het vervallen van de garantie.
LET OP! Ondeskundige inbouw, openen en reparatie van originele onderdelen (bijv. ventielaandrijving), instellingen, wijzigingen, bediening of onderhoud kan letsel of schade veroorzaken. Deze brander dient in overeenstemming met de geldende voorschriften te worden ingebouwd en mag alleen in goed geventileerde ruimten worden gebruikt. Volg de aanwijzingen voor inbouw en gebruik van de brander in de gebruikshandleiding op
Waarschuwingen: •
Componenten afdichten met dichtmiddel volgens DIN 751-1
•
Lekkagecontrole van de gasleiding van de brander alleen met schuimvormend middel.
•
Bij drukcontrole van externe onderdelen dient de brander met passende middelen te worden beschermd. (Blinde flens op kogelkraan).
•
Max. aansluitdruk op het typeschild mag niet worden overschreden. (Garantieverlies).
•
Gebruik brander: dreizler-branders uit de serie marathon M…, marathon M…ARZ en marathon Kombi MC…ARZ super zijn - trilling- en bewegingsvrij - in schone en droge omgeving - alleen met droge stookgassen - alleen met zwavelgehalte H2S< 100 mg/m3 in stookgassen gebruiken. Anders vervalt de garantie.
•
Opslagtemperatuur: - 25° C tot + 50° C, Bedrijfstemperatuur: -10° C tot +45° C.
•
Vóór in bedrijf nemen en bij elke onderhoudsbeurt dienen alle mechanische schroefverbindingen te worden gecontroleerd. Hierbij is het in de handleiding vermelde aandraaimoment belangrijk. (Gasleiding en regelventielen, olieregelventielen en elektrische klemmen). dreizler BA A 1053 - Pagina 4
CE-certificering en conformiteitsverklaring
De gasapparatuur en gasbranders van de producent dienen CE-gecertificeerd en -getest te zijn en met een CE-conformiteitsverklaring op de markt worden gebracht. Hierbij dienen de volgende EU-richtlijnen in acht te worden genomen: -
Richtlijn Gasapparatuur 90/396 EG Richtlijn voor elektromagnetische compatibiliteit 89/336 EG Laagspanningsrichtlijn 73/23 EG Rendementsrichtlijn 90/42 EG Machinerichtlijn 98/37/EG Richtlijn Drukapparatuur 97/23/EG
Als testgrondslag en als norm wordt de EN 676 gasbrander geraadpleegd. De dreizlergasbranders komen via onderzoek voor deze certificering in aanmerking en zijn in het kader van een kwaliteitsbewakingssysteem voor productkwaliteit, productiekwaliteit conform EG-richtlijn gasapparatuur appendix II, 3 op basis van DIN EN ISO 9001 gefabriceerd. Verder zijn drukonderdelen boven > 0,5 bar volgens de Richtlijn Drukapparatuur 97/23/EG gefabriceerd en dreizler is conform gecertificeerd. De productkwaliteit wordt volgens categorie I en II conform Richtlijn Drukapparatuur 97/23/EG middels certificering gewaarborgd.
Belangrijk:
1.
Bij elke brander wordt de branderservicekaart geleverd, die zorgvuldig dient te worden bewaard. Hierop staan alle belangrijke brandergegevens en meegeleverde componenten vermeld.
2.
Eveneens bijgevoegd zijn de paklijsten waaruit het toebehoren blijkt.
dreizler BA A 1053 - Pagina 5
CE-certificering en conformiteitsverklaring GE, M… und M…ARZ
dreizler BA A 1053 - Pagina 6
CE-certificering en conformiteitsverklaring GE, M… und M…ARZ
dreizler BA A 1053 - Pagina 7
CE-certificering en conformiteitsverklaring GE, M… und M…ARZ
dreizler BA A 1053 - Pagina 8
CE-certificering en conformiteitsverklaring MC…ARZ super
dreizler BA A 1053 - Pagina 9
CE-certificering en conformiteitsverklaring MC…ARZ super
dreizler BA A 1053 - Pagina 10
Algemene bedieningshandleiding De afgebeelde algemene bedieningshandleiding wordt bij elke brander geleverd. Het document is op DIN A5 karton gedrukt en heeft een bevestigingsoog. Deze bedieningshandleiding dient de gebruiker van de installatie uiterlijk bij de aflevering van de installatie te worden uitgereikt met de aanwijzing deze in de verwarmingsruimte te bewaren. Aanbevolen wordt om de handleiding op een duidelijk zichtbare plaats in de verwarmingsruimte op te hangen.
A 69 - 1.02 geldig vanaf 01.02.02
Bedieningshandleiding Gasbrander Deze brander dient in overeenstemming met de geldende voorschriften te worden ingebouwd en mag alleen in goed geventileerde ruimten worden gebruikt. De instructies voor het inbouwen en gebruik van de brander dienen te worden opgevolgd.
Vóór het in bedrijf nemen: 1. Controleren of verwarmingsinstallatie geheel met water gevuld is. 2. Voor permanente aanvoer van frisse lucht en stofvrij bedrijf in de verwarmingsruimte zorgen. In bedrijf nemen: 1. Hoofdschakelaar stroomvoorziening inschakelen. 2. Gaskraan openen. 3. Ketelthermostaat op de gewenste temperatuur instellen. 4. Kamerthermostaat op de gewenste temperatuur instellen. Zodra de stroom- en gastoevoer actief zijn begint de branderventilator te lopen. Na ongeveer 30 seconden gaat de gasvlam aan. Gebruik verwarming: Als de ingestelde temperatuur is bereikt, schakelt de brander uit en slaat bij nieuwe vraag naar verwarming weer automatisch aan. De brander kan zonder bezwaar jarenlang ingeschakeld blijven, zolang de voorgeschreven onderhoudswerkzaamheden van de verantwoordelijke onderhoudsdienst regelmatig worden uitgevoerd. Ook bij langere afwezigheid (bijv. vakantie) hoeft de brander niet uitgeschakeld te worden; het is voldoende om de kamerthermostaat lager in te stellen. Buitengebruikstelling: Als de verwarmingsinstallatie niet tevens als warmwatervoorziening dient, wordt de brander gedurende de zomermaanden uitgeschakeld. 1. Hoofdschakelaar stroomvoorziening uitschakelen. 2. Gaskraan sluiten. Storingen: Als de brander niet aanslaat, probeer dan het volgende: 1. Storingsknop indrukken. 2. Controleren of de gaskraan is geopend. 3. Controleren of de hoofdschakelaar voor elektriciteitsvoorziening is ingeschakeld. 4. Controleren of de ketelthermostaat en kamerthermostaat vragend zijn ingesteld, de ingestelde waarde dient hoger te zijn dan de feitelijke temperatuur. 5. Nogmaals de storingsknop indrukken. Als de installatie nog niet in werking treedt, neem dan contact op met de betreffende klantenservice. In geen geval zelf iets aan de brander veranderen. Onderhoud en service: Alleen met het vereiste regelmatig onderhoud kan een storingsvrije en veilige werking worden gewaarborgd. De firma die de installatie heeft verzorgd zal ook het onderhoud graag voor haar rekening nemen.
In verwarmingsruimte op goed zichtbare plaats ophangen! dreizler BA A 1053 - Pagina 11
Handleiding inbedrijfname dreizler marathon M...., marathon M…ARZ en dreizler marathon combibrander MC...ARZ-super - Gasonderdeel Voor het in gebruik nemen: 1.
Controleren of er spanning in de hoofdschakelkast beschikbaar is. Alle installatieschakelaars in de hoofdschakelkast uitschakelen.
2.
Controleren of de expansie-installatie werkt, d.w.z. alle beveiligde afsluitventielen tussen ketel en expansievat dienen geopend te zijn.
3.
Waterniveau in de installatie controleren.
4.
Be- en ontluchting verwarmingsruimte controleren.
5.
Verwarmingsinstallatie ontluchten.
6.
Druk van de installatie controleren. Bij gesloten installatie dient de rode wijzer van de manometer zich binnen de groene markering te bevinden. Bij afwijkingen eventueel water bijvullen en nogmaals ontluchten.
7.
Olieregelventielen, ventielen, regeleenheden, pomp, lans, slangen en leidingen nalopen en op dichtheid controleren.
8.
Gasaansluiting controleren.
9.
Gasuitlaatschuif of -klep (indien aanwezig) openen.
10.
Controleren of de reinigingsopening bij de gasuitlaat gesloten is.
11.
Branderschakelaar in schakelkast in de volgende positie schakelen: - Schakelaar: regeling Hand/Automatisch op " automatisch" instellen, - Schakelaar: Schakelaar regeling Open/Uit/Dicht op "Uit" instellen - Schakelaar: Schakelaar Toerental op "Automatisch" instellen.
12.
Afsluitventiel gasleiding openen. Hoofdschakelaar, schakelaar voor de verwarmingssysteempompen inschakelen.
Voorbereiding voor het in gebruik nemen van de installatie: 1.
2.
Schakelaar brandstofkeuze op de gewenste brandstof of op "automatisch" instellen (Gas/Olie/Automatisch). Thermostaat en regelketen in de verwarmingscentrale in de schakelkast openen. Afsluitventielen olieleiding openen.
In bedrijf nemen: 1.
Thermostaatketen vanuit schakelkast vrijgeven. De brander slaat na ongeveer 2 minuten aan.
2.
Hoofdschakelaar in branderkast op "Aan" instellen.
3.
Bij het opwarmen vanuit koude toestand (ook bij opnieuw in gebruik nemen na onderhoud of reparatie) dient de warmtetoevoer naar de warmteverbruikers onderbroken te zijn, zodat het dauwpuntbereik zo snel mogelijk gepasseerd wordt.
4.
Na het bereiken van de voorlooptemperatuur de warmteverbruikers na elkaar inschakelen.
5.
Behuizing en sluiting observeren en zo nodig nalopen.
6.
Enkele dagen na het in bedrijf nemen de keteldeur en reinigingsdeksel controleren en schroeven nalopen. Voor het afsluiten van een ketel op een net dat in bedrijf is, dienen de afsluitventielen van de ketel in vooren terugloop te worden geopend. dreizler BA A 1053 - Pagina 12
Handleiding inbedrijfname Gebruik verwarming: Als de ingestelde keteltemperatuur is bereikt, schakelt de brander automatisch uit en slaat bij nieuwe vraag naar verwarming ook automatisch weer aan. De brander kan zonder bezwaar jarenlang ingeschakeld blijven, zolang de voorgeschreven onderhoudswerkzaamheden van de bevoegde vakman regelmatig worden uitgevoerd. Ook bij langere afwezigheid (bijv. vakantie) hoeft de brander niet uitgeschakeld te worden. De brander is goedgekeurd voor volautomatisch bedrijf zonder toezicht.
Voorbereidingen voor buiten bedrijf stellen van de installatie: 1.
De ketel kan door het uitschakelen van de verwarmingsinstallatie buiten bedrijf worden gesteld. Bij parallel gebruik van verschillende ketelinstallaties de afsluitventielen in voor- en terugloop afsluiten.
2.
De voedingswaterinstallatie dient alleen om het lekwaterverlies te compenseren en wordt afhankelijk van de waterstand in het expansievat door middel van een pompschakelaar geschakeld. Naast het doorblazen van de waterstandmeter, pompschakelaar en de watertekortbeveiliging en de manometerleiding is het noodzakelijk dat het slib dat zich in de ketel verzamelt, van tijd tot tijd wordt weggeblazen. Dit vindt plaats door het krachtig openen van het ontslibventiel.
3.
Buiten bedrijf stellen van de installatie: 1.
Hoofdschakelaar branderstroomvoorziening uitschakelen.
2.
Olievoorziening afsluiten.
3.
Gasvoorziening afsluiten.
4.
Als de brander voor een kortere periode buiten gebruik wordt gesteld (1 - 2 dagen) wordt geadviseerd de brander niet met de hoofdschakelaar uit te schakelen, maar alleen de regelketen te onderbreken.
Handmatig omschakelen tussen brandstoffen: 1.
Hoofdschakelaar stroomvoorziening uitschakelen.
2.
Brandstofkeuzeschakelaar op de brander op de gewenste brandstof instellen.
3.
Hoofdschakelaar stroomvoorziening weer inschakelen.
Storingen: Als de brander op de branderschakelkast via de storingslamp een storing meldt, dient deze te worden genoteerd (type, tijdstip) en tevens dient de stand van de gasverwarmingsautomaat op het tijdstip van de storing te worden genoteerd. Hiertoe dient de hoofdschakelaar van de stroomvoorziening te worden uitgeschakeld, de schakelkast te worden geopend en de stand van de schakelcylinder te worden genoteerd. Deze gegevens zijn belangrijk voor de storingslokalisering van de klantenservice. 1. De brander kan op de volgende manier worden ontstoord: De resettoets Automaat indrukken Als de installatie nog niet in werking treedt, neem dan contact op met de betreffende klantenservice. Storingsoorzaak noteren, stand gasverwarmingsautomaat ook doorgeven. Nooit zelf iets aan de brander of de instelling veranderen.
Onderhoud en service: De producent schrijft een jaarlijkse onderhoudsbeurt conform DIN 4756 voor. Alleen met dit onderhoud is een langdurig storingsvrije werking gegarandeerd.
dreizler BA A 1053 - Pagina 13
Handleiding inbedrijfname dreizler marathon combibrander MC...ARZ-super - Oliedeel De Marathon combibrander dient eerst met de brandstof gas in bedrijf te worden genomen, voordat op de brandstof olie kan worden overgeschakeld. (Zie hiervoor gebruikshandleiding A 291, pagina 42 "In bedrijf nemen van de brander".) Als dit niet mogelijk is moet de brandercontrole (proefdraaien) met olie worden uitgevoerd, zoals dit anders met gas gebeurt. 1. Eerste bedrijf van de brander met de ketel: De volgende controles, metingen en instellingen moeten vooraf worden uitgevoerd: -
Wegdraaien van de brander, hydrolische leiding losmaken en de branderkop uitnemen Natrekken van de olieverstuiver Afstelling ontstekingselektrode controleren Branderkop inbouwen Natrekken van de hydraulische leiding en de fittingen Aandraaien van alle fittingen van de hydraulische verbindingen tussen brander en pomp en pomp en olieregelventielen.
2. Eerste bedrijf van de brander: -
Olietoevoer ter plaatse activeren Oliekraan openen Olieleiding bij recirculatievat van olieregelventielen ontluchten Temperatuurregelaar op de ketel terugzetten Installatie elektrisch inschakelen
3. Looprichting branderventilatormotor controleren door indrukken van de sterschakelaar: -
Looprichting van de oliepomp controleren door indrukken van de contactgever van de oliepomp, eventueel corrigeren. Pompdruk oliepomp instellen door verwijderen van afdekschroef drukregelaar en 25 bar pompdruk instellen. Druk hiervoor handmatig de contactgever in, terwijl gelijktijdig de drukregelschroef wordt versteld.
4. Functiecontrole van de besturingsafloop via de eindschakelaar: -
-
De hoofdolieafsluiter aan de branderkant afsluiten en de thermostaat voor de ketel activeren. Het voorspoelprogramma van de brander met de voorontluchting begint en opent de luchtklep. De maximaalluchtklep staat op stand 90°, de minimuminstelling van de luchtklep op 30°met de betreffende schakelnokken instellen. Let erop dat de stuwschijf een luchtdruk van 6 tot 8 mbar heeft. De oliedrukschakelaar Min moet worden overbrugd als deze niet door de pomp wordt aangesproken. Er volgt een functiecontrole van de brander tot de ontsteking en openen van het magneetventiel bij gesloten olietoevoer. Hierdoor wordt uitgesloten dat de brander direct via de besturing verder gaat en de hoofdvlam aangaat.
5. De brander starten op trap Min: Oliekraan openen, de brander opnieuw laten starten, waarna deze ontsteekt na de voorloopspoelfase in trap 1. De 2e trapthermostaat blijft hierbij geopend. Op trap 1 is ca. 12 - 14 bar terugloopdruk vereist, die bij de overdrukregelaar in de terugloop van het oliecircuit na losmaken van de afdekschroef met een stelschroef wordt ingesteld.
dreizler BA A 1053 - Pagina 14
Handleiding inbedrijfname 6. Vervolgens wordt het CO2-gehalte van het rookgas bepaald en hiermee wordt de werkelijke branderinstelling vastgesteld door a) Vergroten/verkleinen van de hoek van de stelhoek van de luchtklep via de Min-nok of b) Verhogen/verlagen van de terugloopdruk wordt het CO2-gehalte bij minimumbelasting op 11 - 11,5 % ingesteld. Er dient bij minimumbelasting ook beslist een roetmeting te worden uitgevoerd.
7. De brander bij maximumbelasting gebruiken: Instelling van de oliedrukschakelaar a) Minimumdrukschakelaar: Instellen op minimale oliedruk van trap 1 X 0,7 = 70 % van de minimumdruk. b) Maximumdrukschakelaar: Instellen op 35 bar.
8. Brander gebruiken: -
De schakelnokken voor het magneetventiel voor trap 2 wordt op ca. 65° servomotorhoek ingesteld. Trap 2 wordt geactiveerd en de brander werkt op maximale belasting. Let er hierbij op dat de 2e trap met het olieventiel vóór het bereiken van de eindbelasting en eindluchtbelasting wordt geactiveerd. Deze overschakeling moet zo laat mogelijk, maar wel op tijd plaatsvinden, omdat bij elke schakeling een vette vlam ontstaat en onnodige roetvorming kan worden voorkomen.
-
Als de brander op vol vermogen staat, kan vanaf dat moment met de pompdruk tussen 20 en 25 bar volgens het verstuiverdiagram voorloopdruk/terugloopdruk (zie gebruikshandleiding) voor de noodzakelijke doorzet worden ingesteld.
-
De luchtklep wordt overeenkomstig met de Max-nok op de passende stelhoek ingesteld.
-
Bij maximumbelasting een rookgasmeting uitvoeren, CO2 tussen 12 en 13%, roetgehalte 0 controleren. Door wijzigen van de pompdruk bij maximumbelasting zijn de rookgaswaarden bij minimumbelasting iets gewijzigd. Deze door wijzigen overdrukregelaar corrigeren.
-
-
De meetwaarden voor minimumbelasting en maximumbelasting worden in het meetprotocol opgeslagen.
-
Met de brander meerdere startpogingen en cycli minimum/maximumbelasting doorlopen en het veilig functioneren van de brander in alle trappen vaststellen.
-
De brandervlam moet gelijkmatig en gecentreerd in de ketel branden. Zo niet, dan door verstellen van de stelschroef aan de zijkant de brandkop centreren en een verandering in de vlambuis voor de luchtverdeling uitvoeren.
dreizler BA A 1053 - Pagina 15
Handleiding inbedrijfname
dreizler marathon combibrander MC...ARZ-super Profi 2-verstuiversysteem 1. Oliedrukmanometer in de pomp schroeven. 2. Voorinstelling van de oliedruk in combinatie met de ingebouwde verstuiver aan de hand van de doorvoertabel van de olieverstuiver (12 – 18 bar) - zie pagina 116. 3. Brander inschakelen. 4. Na beëindigen van voorontluchting gaat de brander naar ontstekingspositie. 5. Na bereiken ontstekingspositie opent het magneetventiel van trap 1 zich en de brander ontsteekt. De schakelnokken aan de servomotor zijn vooringesteld. De kleppositie bedraagt bij ontstekings- en minumumpositie ca. 35° en bij maximumpositie 90°. 6. Na regelvrijgave door de verwarmingsautomaat kan de brander naar trap 2 worden geschakeld. Trap 2 wordt via nok 5 gestuurd. De instelling bedraagt ca. 55 – 60° bij de servomotor en geeft via het magneetventiel meer olie vrij. 7. De verbrandingsinstelling vindt plaats via stellen van de luchtklep en de oliedruk van de pomp. Roetvorming bij maximumbelasting controleren. 8. De maximumbelasting wordt berekend uit de vermogens van beide verstuivers. (druk- en verstuivertabel). 9. De vermogensverdeling moet op trap 1 60% van het brandervermogen bedragen. 10. Na instellen van de 2e trap volgt opnieuw schakeling van de 1e trap en een fijninstelling via de minimumpositie van de luchtklep. Opnieuw roetvorming bij maximumbelasting controleren.
dreizler BA A 1053 - Pagina 16
Beschrijving gegevensbladen MC.... Hierin worden de technische gegevens met betrekking tot brandermaten, vermogensbereik, vuurkamerdrukafhankelijke bedrijfsvelden en maximale NOx- en CO-waarden vermeld. De Marathon combibrander MC... Olie/gas zijn, net als Marathon M..., op de basisbranderuitvoering gebaseerd. Dientengevolge kunnen de brandergroepen, zoals ook in de gegevensbladen wordt vermeld, als volgt worden ingedeeld: 1. Brandergroep: 2. Brandergroep: 3. Brandergroep: 4. Brandergroep: 5. Brandergroep:
Monobloc Monobloc Monobloc Monobloc Duobloc
MC 601.1, MC 1001.1, MC 1501.1 MC 2001.1, MC 3001.1 MC 5001.1, MC 5001.1, MC 5001.3 MC 10001.1, MC 10001.2 MC 10003.1, MC 10003.2, MC 10003.3, MC 10003.4
De MC-Basisbrander bestaat uit een ventilatorbehuizing met instelbare luchtklep aan inlaatzijde, motor 230/400V, ventilatorblad, branderbehuizing, luchtklep aan uitvoerzijde met servomotor, frontplaat met geluiddempende kap, dus uitgevoerd als brander Marathon M...
Marathon MC...Branderuitrusting: Stuwschijf met ARZ-super-gasinjectie, 2-polige ontsteking, vlambewaking via UV-diode, van achteren als blok uitneembaar na draaien brander. ARZ interne rookgascirculatie met regelventielen voor pneumatische gas/luchtverhoudingsregeling, verwarmingsruimtedruk- en luchtdrukopschakeling met koperleiding, knelkoppeling, meetnippel. Gasdruk en luchtdruk zijn automatisch wederzijds modulerend toegewezen. Deze uitvoering komt overeen met de serieuitvoering van Marathon M... branderuitvoering.
Marathon MC... gasstraat: Regelblok gasverhouding, 2 hoofdgasventielen, lucht en gasdefectbeveiliging, gasfilter, drukregelaar, kraan, compressor, thermisch blokkeerventiel. Deze onderdelen komen overeen met de serieuitvoering van Marathon M... branderuitvoering.
Marathon MC... Olie-uitrusting: Oliepomp, olielans met 1 verstuiver, stuwschijf, 2 oliemagneetventielen voor 2-trapsverwarming met oliedrukregelaar, gemeenschappelijk olie/gasschakeldeel met interne branderbekabeling, olie/gasverbrandingsautomaat.
Leverbare alternatieve toebehoren MC... zoals bij standaard Marathon M.. branderuitvoering.
Economy 3 S Stroomspaarschakeling: Toerentalregeling in twee trappen voor min- en max-traploze branderdeelbereiken. of Oxygen traploze toerentalregeling met compactmotor, frequentieomvormer, 02-regeling en elektronische verbinding in de branderbehuizing. Alle in de gegevensbladen vermelde Marathon combibranders MC.. zijn typebeproefd en CE-gecertificeerd. De registernummers zijn in deze gebruikshandleiding aangetekend. De brandkop MC... bezit de ARZ-indeling voor gastoevoer en –verdeling in meerdere deelbereiken, ondersteund door de toruswervelwerking van de oliebranderschijf. Bij gas worden NOx-waarden < 60 mg/kWh en bij stookolie < 180 mg/kWh gegarandeerd.
dreizler BA A 1053 - Pagina 17
De dubbelontstekingselektrode en de sensorelektrode bij de gasbrander Marathon M... 1. 2. 3.
De keramiekhuizen zijn verschuivend bevestigd. Ontstekingselektrode-indeling en -afstanden volgens de geregistreerde maten. Sensorelektrode (ionisatie) voor in vlambereik schuin gebogen.
geldt voor M 121 – 601:
Branderring
Standaarduitvoering:
geldt voor > M 1001:
Branderring
Low-NOx uitvoering ARZ
Legende Keramikteil Fühlelektrode Brennerplatte
Keramiekdeel Sensorelektrode Branderplaat
Ionisatiestroom De ionisatiesensorelektrode staat bij ingeschakelde brander onder een continuspanning van ~ 220V/50 Hz. De VDE-aanraakvoorschriften dienen daarom in acht te worden genomen! Het gelijkstroomvlammensignaal kan met een gelijkstroommicroampèremeter worden gemeten. Wij leveren deze meter als onderhoudstoebehoren. dreizler BA A 1053 - Pagina 18
De dubbelontstekingselektrode en de sensorelektrode bij de gasbrander Marathon M... Meten van de ionisatiestroom tijdens branderbedrijf Wij adviseren om bij het in bedrijf nemen de ionisatiestroom te controleren. Hiervoor worden aan de klemrand de beide naar klem 1 voerende kabels (zie schema) losgemaakt en de meter tussen deze kabeleinden "in serie" aangesloten. Nu kan tijdens gebruik van de brander de ionisatiestroom worden afgelezen. De ionisatiestroom is gelijkgerichte wisselstroom. Eventueel moeten daarvoor de klemmen van de meter worden omgepoold, zodat de wijzer naar de goede schaal uitslaat. Let op! Voor het aansluiten van de meter dient de stroom te worden afgesloten. - Ionisatiespanning ca. ~ 220 V/50 Hz. - VDE-aanraakvoorschriften in acht nemen! Vanaf 2001 is het meten van ionisatiestroom wezenlijk eenvoudiger geworden door scheidingsklemmen.
Scheidingsklem voor meting ionisatiestroom Draaimechanisme: Met standaard schroevendraaier – met enige loodrechte druk – wordt de bajonetsluiting met een kwartslag naar links in werking gesteld. Via de beide 4mm meetbussen een stroommeter aansluiten. Om het contact weer te sluiten: De gele knop met loodrechte druk met de schroevendraaier via een kwartslag naar rechts weer aansluiten.
Legende Gasfeuerungsautomat Gasverwarmingsautomaat Prinzip Darstellung Schematische weergave Trennklemme mit 4 Scheidingsklem met 4 mm Messbuchsen mm meetbussen Zündtrafo Ontstekingstrafo
Te verwachten meetwaarden:
LMG-automaat: LFL-/LGK-automaat:
3 µA 30 – 70 µA
Elektrode terugbuigen Na langdurig gebruik kunnen de elektroden niet meer worden teruggebogen, omdat het elektrodemateriaal bros wordt. Voor het bijstellen dient de schroefverbinding te worden losgemaakt of er dienen nieuwe elektroden te worden ingebouwd.
Verbrandingsluchtventilator De dr-grootgasventilatorbranders zijn met een eigen verbrandingsluchtventilator met naar voren gebogen bladen uitgerust. De verbrandingsluchtmengregeling vindt drukzijdig plaats met de luchtklep L 90 en L 130. Via de "handklep" in de luchtkast met tweevoudige vergrendeling kan een luchtvoorinstelling worden gemaakt. De luchtdrukschakelaar voor de bewaking van de verbrandingslucht is aan zuigzijde van het begin van de ventilatorwormschroef aangebracht ("Onderdrukbewaking"). dreizler BA A 1053 - Pagina 19
ARZ-superbranderkop bij combibrander Marathon MC…. Vlampijp en verstuiver
Zie tekening: Verwarmingskamerdrukafvoer moet onder gemonteerd zijn (op 05:00 uur). Ontstekingselektrode gas
Ontstekingselektrode olie Terugloopverstuiver
Brandertype
Ontstekingselektroden olie Simplex verstuiver
Brandertype
dreizler BA A 1053 - Pagina 20
Montage branderlans, olieverstuiver, verstuiverplaat en wervelkamer
Bij montage van de branderlans op juiste inbouw verstuiverplaat en wervelkamer letten.
1. Juiste inbouw verstuiverplaat en wervelkamerplaat (zie foto) controleren. 2. Let op schone afdichtingsvlakken. 3. Alleen aan de schroefdraad van de dopmoer een beetje "Molykote HSC" aanbrengen. 4. Dopmoer met een moersleutel vast aandraaien. 5. Aansluitingen van kleurmarkering voorzien. Voorloop – rood Terugloop - blauw Lekkage - niet markeren 6. Branderlans positioneren (zie tekening).
Ölrichtung
Olierichtung
Überwurfmutter
Dopmoer
Düsenplatte
Verstuiverplaat
Wirbelkammerplatte
Wervelkamerplaat
dreizler BA A 1053 - Pagina 21
Verstuivervolgorde Verstuivervolgorde gas en olie Standaard:
Uitwendige verstuiverboringen buiten de vlambuiskegel plaatsen (standaard ca. 1-2 mm bij M/MC 10001/3 ca. 12 mm)
De kegel van de vlampijp moet moet vlak op de voorkant van de stuwschijf aansluiten!
Verstuivervolgorde gas en olie Ketel met wisselvlam: Grote verstuiverboringen naar buiten plaatsen (deze moeten zich binnen de vlambuis bevinden)
minstens 5 mm hoogte van de kleine verstuiverboring boven de stuwschijf
De kegel van de vlampijp moet moet vlak op de voorkant van de stuwschijf aansluiten!
dreizler BA A 1053 - Pagina 22
Vlampijpmontage
M.... en M...ARZ, Montagematen: Technische gegevens A B D E F X
mm mm mm mm mm mm
M 121 M 201 M 121 ARZ M 201 ARZ 40 45 60 60 227 281 196 218 216 234 6 7,5
M 301 M 301 ARZ 45 60 281 218 234 7,5
M 601 M 601 ARZ 50 70 378 300 321 7,5
M 1001 M 1501 M 2001 M 3001 M 5001 M 1001 ARZ M 1501 ARZ M 2001 ARZ M 3001 ARZ M 5001 ARZ 60 59 67 67 78 80 80 80 80 101 408 408 447 447 602 315 305 360 360 507 326 326 370 370 530 7,5 7,5 7,5 7,5 10*
M 10001 M 10001 ARZ 120 120 720 600 600 13*
Bij gebruik van teflonband wordt de maat bij "X" kleiner. De maat "E" of "F" wordt overeenkomstig groter.
Afbeelding: Uiteinde vlampijp
Legende Normal-Ausführung ARZ-Ausführung Entnahme unten
Standaarduitvoering ARZ-uitvoering afname onder
Legende Ansicht ARZFlammrohr von vorne Scharte mittig zu Steg angeordnet Feuerentnahmedruck entnahme unten auf 05.00 h Luftdruck Feuerraumdruck
dreizler BA A 1053 - Pagina 23
Weergave ARZvlampijp van voren Sleuf in het midden van verbindingsstuk Vuurafnamedruk afname onder op 05:00 u Luchtdruk Druk branderkamer
Montagehandleiding Lintafdichtband
Lintafdichtband PTFE voor branderflensafdichting bij de verwarmingsketel bij en
M 5001 ... M 10003 ...
___________________________________________
Universeel lintafdichtband eenzijdig zelfklevend Materiaal: PTFE Teflon Afmeting:
17 x 6 mm
Temperatuur:
-240°C tot +270°C
TÜV-Keuringsnr.: Mp 3/7381 DVGW.Reg.-Nr.: G88e050 Legende Kesseltür Flachdichtband Flammrohr Brennergehäuse
Keteldeur Lintafdichtband Vlampijp Branderbehuizing
1.) Voor montage het PTFE-lintafdichtband aan de behuizing van de brander binnen de boutdeelcirkel overlappend tussen 2 bouten vastkleven. 2.) Gelijkmatig diagonaal na montage met ketel aandraaien. Aandraaimoment ca. 60 N/m.
M 5001 ... = ca. 1500 mm lg. M 10003 ... = ca. 2200 mm lg.
Legende Gewindebolzen Überlappung
dreizler BA A 1053 - Pagina 24
Schroefdraadbout Overlapping
Transportvoorschrift Voor de montage van de branders M 5001 ARZ en M 10001 ARZ aan de ketel adviseren we gebruik van 2 gordels, hefbanden of lusbanden (zie tekening). Gordel 1: Gordel 2:
om de branderbehuizing in de buurt van de ketelaansluitflens slaan (enkelvoudig vastgebonden). om de motor in de buurt van de ventilatorbehuizing leggen (enkelvoudig vastgebonden).
Beide einden van de hefgordel etc. in kraanhaken hangen (bijv. werkplaatskraan).
Voorzichtig:
Let op de draagkracht van de gordels! De draagkracht van de gordels wordt minder als de gordel op eenvoudige wijze wordt bevestigd. Legende Gurt
Gordel
Transportvoorschrift voor M 10001: Voor de montage van brander 10001 aan de ketel adviseren wij toepassing van 3 staalkettingen, die aan de ringschroef van de motor en aan de beide ogen aan de branderbehuizing en ventilatiebehuizing worden bevestigd. De uiteinden van de kettingen in de kraanhaak hangen. Kettinglengte bij M 10001.1, M 10001.2 met 22 kW motor: 1420 mm, 1000 mm, 1000 mm Kettinglengte bij M 10001.3, M 10001.4 met 37 kW motor: 1250 mm, 880 mm, 680 mm
Legende Abhänglängen der Kranketten zur Montage des M 10001.4 am Kessel
Afhanglengte van de kraanketting voor montage van de M 10001.4 aan de ketel dreizler BA A 1053 - Pagina 25
Montage Demontagehulp
Door het hoge gewicht is bij demontage van de brandkop van de branderserie - Monobloc M/MC 10001.1 tot 10001.5 - Duobloc M/MC 10003.1 tot 10003.5 een demontagehulp vereist. Deze wordt per installatie meegeleverd.
Voorbeeld demontagehulp voor Duobloc M/MC 10003:
Voorbeeld demontagehulp voor Monobloc M/MC 10001: Legende Brenner Laufrohr Verlaschungsmuffe Ständer verstellbar Feststellschraube Brennerkopf in ausgefahrenem Zustand
Brander Looppijp Lasverbindingsmof Verstelbare standaard Vaststelschroef Branderkop in gebruikte toestand
dreizler BA A 1053 - Pagina 26
In bedrijf nemen van de brander 1. In bedrijf nemen van de brander 1.1
Met de servomotor tot ca. 90% van de maximumbelasting laten draaien. Met de stelschroef "V" aan de verdeelregelaar wordt de omzettingsverhouding PGas naar PLucht bij totaalvermogen ingesteld. De fabrieksinstellingen zo wijzigen dat dit bij aardgas de waarden CO2 = 10% en CO = 0% oplevert.
Merk op:
+
V groter
= meer gas
-
V kleiner
= minder gas
Controle: in het kijkglas van de regelaar. 1.2
Brander volgens meegeleverd schema in branderschakelkast aan besturing van de ketel aansluiten: Bij draaistroom voor in bedrijf nemen de looprichting van de draaistroommotor controleren. Door kort indrukken van de motorschakelbeveiliging op het schakelpaneel met een schroevendraaier kan de motor, onafhankelijk van de branderbesturing, kort in bedrijf worden genomen. De ventilatorluchtstroom moet zich in de richting van de branderkamer bewegen. Als de looprichting verkeerd is dienen 2 draaistroomfaseaansluitingen – L1 en L2 òf L2 en L3 te worden verwisseld.
1.3
Voorinstelling luchtklep voor minimumbelasting (MIN): De luchtklep (afbeelding 6) dient bij de voorinstelling van MIN ca. 10° geopend te zijn. Een sleuf aan de voorzijde van de gasklepas geeft de positie van de luchtklep aan. Let er na de voorinstelling van MIN op dat de schakelnok voor MIN zo is ingesteld, dat de eindschakelaar in de MIN-positie op stroomonderbreking is geschakeld, d.w.z. niet is ingedrukt. Hierbij dient de eerder beschreven positie van de luchtklep te worden ingesteld. De servomotor wordt door het afnemen van het deksel geopend. De schakelnokken 1 en 2 zijn voor motorische begrenzing van de servomotor. Nok 2 stopt bij contactopening in de positie MIN = minimumbelasting en nok 1 in de positie MAX = maximumbelasting. De eindschakelaars dienen door verdraaien van de nokken op de motoras zo te worden ingesteld dat ze in de gekozen niveaupositie de eindschakelaar indrukken en de beweging van de motor stoppen. De passende sleutel bevindt zich in de servomotor. Zie hiervoor ook het hoofdstuk "De servomotor". De voorinstelling van MIN bij lucht- en gasklep richt zich naar de gewenste regelverhouding. Hoe groter de regelverhouding moet zijn, des te kleiner de MIN-positie bij beide kleppen.
dreizler BA A 1053 - Pagina 27
In bedrijf nemen van de brander 1.4
Basisinstelling van de luchtklep bij maximumbelasting: Let erop dat bij de positie MAX de luchtklep volledig is geopend. Deze moet zich evenwijdig met lucht- en gasstroom bevinden maar heeft met een insteltolerantie van +/- 10° geen invloed op de massastromen. Nok 1 op de servomotor begrenst in deze positie de loop van de servomotor.
1.5
Voorinstelling van de handluchtklep aan zuigzijde (afbeelding 3): De handluchtklep van de brander wordt afhankelijk van het te verwachten uitgangsvermogen op 50 – 100% openingshoek gedempt ingesteld, d.w.z. vooraf verminderd. 100% MAX-belasting 50% MAX-belasting
= 90° = 30°
Tussenwaarden dienen overeenkomstig te worden geïnterpoleerd. Handluchtklep voor luchtvoorinstelling aan zuigzijde:
Legende
Luchtinstellingen voor de brandertypen M 121 – M 5001
Doppelte Arretierung der Achse Hebel Luftvoreinstellklappe Achse Luftkasten Ventilatorgehäuse Luftklappe L90 oder L130 mit Stellmotor Saugseitige Lufteinstellung von Hand
Dubbele vergrendeling as Hevel Luchtvoorinstellingsklep As Luchtkast Ventilatorbehuizing Luchtklep K90 of L130 met servomotor Zuigzijde handmatige luchtinstelling
,aan drukzijde
voorverminderd dreizler BA A 1053 - Pagina 28
In bedrijf nemen van de brander 1.6
Eerste bedrijf van de brander met de ketel: 1.6.1.
Controleren of de brander op het aangesloten type gas is afgeregeld: eventueel op het juiste gastype afregelen.
1.6.2.
Controleren of de ketelinstallatie bedrijfsgereed is (water, elektrische aansluitingen).
1.6.3.
Gasleidingen volgens voorschrift op dichtheid controleren.
1.6.4.
Gaskraan vóór de brander openen.
1.6.5.
Gastoevoer ontluchten.
1.6.6.
Temperatuurregelaar (kamer- of ketelthermostaat) omlaag draaien.
1.6.7.
Installatie elektrisch inschakelen.
1.6.8.
Temperatuurregelaar vragend instellen. De gasventilatorbrander slaat aan.
1.6.9.
Als er zich nog lucht in de gasleiding bevindt, kan de brander meerdere malen storing melden, totdat er puur gas komt. Ontstoringsknop indrukken: de brander slaat weer aan. Als de brander ondanks ontluchte gasleiding bij het in bedrijf nemen steeds weer een storing meldt, dient het startgasaandeel te worden verhoogd.
1.6.10. Functiecontrole van de besturingsafloop via de eindschakelaar: De gaskraan vóór de brander na ontluchten van de gasleiding kort openen en direct weer sluiten. De gasdrukbewaking dient te worden overbrugd (kortsluiten!). Er volgt een functiecontrole van de brander tot de ontsteking en openen van het hoofdgasmagneetventiel bij gesloten kraan(!). Hierdoor wordt uitgesloten dat de brander direct via de besturing verder gaat en de hoofdvlam aangaat. 1.6.11. Brander in bedrijf op niveau MIN, ca. 30° servomotor (hoek luchtklep): Voor een eerste bedrijf van de brander met de ketel kan via een speciale servicestekker of door verstellen van de branderregeling de gewenste gas- en luchtdoorzet worden ingesteld. De brander ontsteekt op positie "MIN" bij LMG-automaat of op positie "Zünd" bij LFL-automaat. Ontsteekt de brander niet, dan kan via de 1. Positie van luchtklep of 2. Verhoging van de instelwaarde N+ het startgasaandeel en de startgasdruk anders worden ingesteld. Doel: 1,0 tot 3,0 mbar kopdruk bij ontsteking.
Kromschröder compacte regelventielen Typen CG 15 - 45 Instelling en weergave voor V en N
dreizler BA A 1053 - Pagina 29
In bedrijf nemen van de brander 1.7
Landis & Staefa dubbelventielen Typen SKP 70...VG en VGD 20... en VGD 40...
Instelling boven bij het ventiel na verwijderen van deksel
1.8
Kijkglas voor instellingen V en N aan de zijde ventielaandrijving.
Diagram
/Lucht 2. Instellen ketelvermogen: Zodra bij 90° van de maximumbelasting het CO2-gehalte juist is, wordt bij de regelschuif met de hand meer luchtdoorlaat ingesteld en hiermee een hoger brandervermogen bereikt. Merk op:
Meer lucht Minder lucht
= =
meer gas minder gas
= =
hoger brandervermogen lager brandervermogen
De vereiste gasdoorzet voor het maximale ketelvermogen kan met de volgende formule worden berekend: max. ketelvermogen + 10% (kW) HuB (kWh/m3)
= gasdoorzet (m3/h)
waarin HuB van de laagste bedrijfsstookwaarde afhankelijk is van de gas- en luchtdruk (zie berekeningsgrondslag). Voorbeeld:
∆PGas = 100 mbar 500 kW + 10% = 10,2 • f
500 + 50 10,2 • 1,06
= 50,9 m3/h voor aardgas H
dreizler BA A 1053 - Pagina 30
In bedrijf nemen van de brander 3.
Instellen van minimumbelasting: Terugregelen tot laag vermogen tot de luchtklep dicht is. Met de stelschroef "N" wordt alleen het CO2gehalte bij minimumbelasting ingesteld.
Merk op:
N groter N kleiner
= =
+ -
= =
CO2 groter CO2 kleiner
= meer gas = minder gas
Aflezen bij kijkglas De nulpuntverplaatsing N minimumbelasting een lichte Aflezen bij kijkglas correctie van de hoeveelheid gas toe. De nulpuntverplaatsing N laat bij CO2 = 9% instellen. minimumbelasting een lichte correctie van de hoeveelheid gas toe. CO2 = 9% instellen. Afbeelding 9
/Lucht
Vervolgens wordt er opgeregeld tot hoge belasting, CO2-gehalte en CO gecontroleerd en eventueel met V-verstelling licht nageregeld.
4. Instellen van lage ketelbelasting:
We streven een regelverhouding van 1:3 = 33% :100% na. Volgens deze instelling draaien we een hogere regelverhouding. We laten de servomotor draaien tot 1/3 tot 1/5 van het maximumvermogen is bereikt.
Let op:
De luchtdruk voor lage belasting niet onder +0,4 mbar instellen! Dit punt wordt met de "Min"-schakelnok van de servomotor ingesteld.
Min-aanpassing alleen via servomotor
/Lucht dreizler BA A 1053 - Pagina 31
In bedrijf nemen van de brander 4.1
Meetprotocol: We stellen volgens de gebruikshandleiding een meetprotocol samen, beginnend met de meting bij lage belasting, op minstens drie belastingspunten bij modulerende regeling, bij maximumbelasting en deelbelasting bij 2-trapsbranders 1. Minimum brandervermogen 2. Gemiddeld brandervermogen 3. Maximaal brandervermogen
We noteren alle meetbare drukwaarden en instellingen. (Meetprotocol voorbeeld zie "Onderhoud").
5. CO2-tabel voor gas/lucht-instelling bij de brander Gastype Stadgas (Berlijn) Aardgas N Propaan F
6.
CO2max 11,8 11,4 13,8
CO2 ingesteld bij de brander 8,5 – 10,0 8,5 – 10,5 10,0 – 11,5
CO-gehalte van verbrandingsgas: Max. 100 ppm CO in luchtvrije/droge toestand (ca. 80 ppm CO gemeten)
dreizler BA A 1053 - Pagina 32
Storingslokalisering De volgende indeling van mogelijke storingen kan het zoeken naar storingen vergemakkelijken. Bij een storingsuitschakeling blijven afhankelijk van het type gasverbrandingsautomaat de schakelcylinder, de nokkenschijf of storingswijzer staan. Uit de positie waar vanuit dit gebeurt kunnen conclusies worden getrokken voor de storingsoorzaak. Een spanningsmeting op de betreffende klemmen kan alleen bij ingeschakelde thermostaat ("warmtevragend") plaatsvinden, omdat er in stilstand van de brander geen stroom op deze klemmen staat. De klemmen bij de steekverbinding tussen branderaansluiting en ketelkabel bij GE 120, GE 140 en GE 200 zijn toegankelijk na losschroeven van de beschermkap.
Storing
Mogelijke fout
Identificeren en herstellen
Ventilator slaat niet aan
a)
Gasverbrandingsautomaat geeft "Storing" weer.
Ionisatie- of UV-stroom controleren. Ontstoringsknop indrukken.
b)
Geen stroom op de klemmen 1 en T1 (M 121-301) of L1 en 3 (vanaf M 601).
Met stroommeter controleren Hoofdschakelaar "uit"?
c)
Geen stroom op klemmen T2 (M 121-301) of 04 (M 601).
Met stroommeter controleren Thermostaat "uit"?
d)
Geen gasdruk voor de brander.
Klemmen 2 en 3 in de DWG met stroommeter controleren.
e)
Motorbeveiliging reageert niet.
Aansluiting controleren en indien nodig vervangen.
f)
Gasverbrandingsautomaat defect.
Vervangen
g)
Motor defect.
Vervangen
h)
Motorbeveiligingsschakelaar bij draaistroom Motorbeveiligingsschakelaar indrukken of in werking getreden, fase-uitval. vervangen of opnieuw instellen.
i)
Ventieldichtheidscontrole TC heeft bij CGregelventielen van Kromschröder een ventielstoring geconstateerd.
Dichtheid ventielen controleren door drukhoudcontrole van de ventieltussenruimte bij 100 mbar, als uitgangsventiel "niet dicht" meldt. Als het ingangsventiel niet dicht is, drukstijging tussen ventielen in stilstand observeren. Eventueel ventieldichtheidscontrole vervangen. TC ontstoren.
a)
Kortsluiting door onjuiste elektrodeinstelling of massasluiting.
Opnieuw instellen.
b)
Gasverbrandingsautomaat defect.
Vervangen
c)
Steekverbinding aan de elektrode of ontstekingstrafo los.
Vaste verbinding maken.
d)
Ontstekingstrafo defect.
Vervangen
e)
Ontstekingselektrode defect.
Vervangen
a)
Onjuiste instelling ontstekingselektrode.
Corrigeren Druk na ventiel met manometer controleren.
b)
Gasmagneetventiel opent niet.
c)
Gasverbrandingsautomaat defect.
Aansluiting met stroommeter controleren, eventueel vervangen. Vervangen
Ventilator loopt, luchtdrukschakelaar heeft geschakeld, geen ontstekingsvonk, meldt storing.
Ventilator slaat aan, ontsteking maakt vonk, vlam brandt niet, meldt storing.
dreizler BA A 1053 - Pagina 33
Storingslokalisering
Storing
Mogelijke fout
Identificeren en herstellen
Ventilator slaat aan, ontsteking maakt vonk, vlam brandt niet, meldt storing. TC meldt storing.
a)
Bij gebruik van Kromschröder dichtheidscontrole met L&S-ventielen heeft de ventieldichtheidscontrole een storing gemeld.
Dichtheid ventielen controleren door drukhoudcontrole van de ventieltussenruimte bij 100 mbar, als uitgangsventiel "niet dicht" meldt. Als het ingangsventiel niet dicht is, drukstijging tussen ventielen in stilstand observeren. Eventueel ventieldichtheidscontrole vervangen. TC ontstoren.
Brander gaat na storingsvrij aanslaan weer uit, slaat weer goed aan maar gaat weer uit etc.
a)
Gasdrukbewaking defect.
Vervangen.
b)
Gasdrukbewaking te hoog ingesteld.
Ingestelde waarde reduceren.
c)
Gasdruk daalt bij aanslaan te sterk.
Verontreinigd gasfilter reinigen. Gasdrukregelaar defect. Water in gasleiding. Gasdruk controleren en eventueel gasbedrijf inlichten.
a)
Gasverbrandingsautomaat defect.
Vervangen.
b)
Ionisatie-elektrode reikt niet ver genoeg in vlamgebied.
Ionisatie- of UV-stroom meten, elektrode iets verdraaien, daarvoor schroeven losmaken, niet verbuigen.
c)
Ionisatie-elektrode maakt contact met massa.
Elektrode corrigeren
d)
Ionisatiekabel onderbroken.
e)
Fase R en middelfase Mp bij steekverbinding of aansluitklemblok verwisseld.
f)
Aarding brander niet aangesloten.
Aarding aansluiten.
g)
Aardleiding in huis ergens onderbroken.
Contact opnemen met electricien, eventueel brug van middelpunt naar aarde inbouwen.
a)
Beide eindschakelaars in servomotor gelijktijdig ingedrukt.
Trapinstelling opnieuw kiezen.
b)
Servomotorbeveiliging reageert niet.
Aansluiting controleren, indien nodig vervangen.
a)
Luchtdrukschakelaar schakelt vaak niet.
Instelwaarde verlagen of vervangen
b)
Van tijd tot tijd uitval ontstekingselektrode door defect.
Ontstekingselektrode vervangen.
c)
Gasverbrandingsautomaat defect.
Vervangen.
d)
Ongelijkmatige ionisatiestroom.
Isolatie bij ionisatie-elektrodes defect. Elektrode vervangen.
e)
Ionisatiestroom wordt te laag door kruipstroom.
Resten gasdichtheidsspray laten opdrogen. Keramiek van de elektrode mag buiten de houder geen contact maken met metaal.
f)
Ionisatiestroom wordt te laag door slechte, niet zichtbare isolatie van de kabel
Nieuwe elektrode inbouwen.
Slaat aan volgens programma, vlammen gaan aan en weer uit. Storingsmelding.
Servomotor stelt kleppensturing niet meer in beweging.
Brander functioneert normaal maar meldt af en toe een storing.
dreizler BA A 1053 - Pagina 34
Kabel vervangen, ionisatiestekker controleren. Met stroommeter controleren en eventueel klemmen opnieuw aanbrengen.
Storingslokalisering
Storing
Mogelijke fout
Verbrandingsstoringen door pulsering van de vlam bij aanslaan brander.
a)
Foutieve instelling luchtklep (licht gonzen bij Teveel luchtoverschot, luchtaandeel aanslaan dat vervolgens verdwijnt). reduceren.
b)
Branderkamerdruk te hoog.
Gasdoorzet of luchtaandeel te hoog. Eventueel beide reduceren.
c)
Te weinig verdichting en verbrandingslucht bij te hoge branderprestaties en te hoge aanzetimpuls.
Ventilator reinigen. Meer verbrandingslucht geven, zodat de brander "doordrukt". Eventueel gasdoorzet tot 75% reduceren.
Ventilator loopt, voorspoelprogramma loopt Automaat meldt bij weergave "P" op de schakelcylinder een storing
a)
Luchtdrukschakelaar heeft niet geschakeld.
Ingestelde waarde te hoog: reduceren. Ingestelde waarde te laag: waarde iets verhogen of luchtdrukschakelaar vervangen. Onjuiste draairichting ventilatormotor. Ompolen!
Ventilator loopt continu, voorspoelprogramma loopt niet af, geen ontstekingsvonken.
a)
Een eindschakelaar (melding) in de servomotor in trap 1 of 2 komt niet vrij.
b)
Servomotor slaat niet aan.
Instelling eindschakelaar corrigeren, eindschakelaar defect, vervangen, foutieve bekabeling. .
c)
Mechaniek of luchtklep door objecten van buiten geblokkeerd.
Beveiliging reinigen of vervangen Voorwerpen van buitenaf verwijderen.
d)
Mechaniek van lucht/gasklep los, verbinding verbroken.
Opnieuw monteren.
dreizler BA A 1053 - Pagina 35
Identificeren en herstellen
Protocol branderstoringen Positie schakelcylinder gasverbrandingsautomaat (GFA)
Bij storing brander Instelling schakelcylinder noteren ter informatie voor de klantenservice. Zie beschrijving ommezijde.
LFL1..., Serie 01 Pos.
Datum
dreizler BA A 1053 - Pagina 36
Instelling schakelcylinder
Controleprotocol voor dreizler-gasbranders en dreizler oliebranders
dreizler BA A 1053 - Pagina 37
Servomotor met potentiometer type SQN 70.664 A 23 230V/50 Hz/30 sec./90°/2,5 Nm
Legende Anzeigescheibe Verriegelungsstift Motorgehäuse
Afleesschijf Vergrendelingsstift Motorbehuizing
Zijaanzicht
Legende Nockenringe verstellbar (m. Schlüssel) Sockel Motorgehäuse Achse Verriegelungsstift dreizler BA A 1053 - Pagina 38
Nokkenring verstelbaar (met sleutel) Sokkel Motorbehuizing As Vergrendelingsstift
Servomotor met potentiometer Type SQN 70.664 A 23 linkslopend Type SQN 71.664 A 24, rechtslopend
Voorinstelling servomotor
Schakelnokkenindeling: Schakelinstelling nok I bij maximumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij maximumbelasting 90° tussen 1 en 5 op doorgang.
Schakelinstelling nok II bij minimumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij minimumbelasting ca. 30° tussen 2 en 5 op doorgang.
Schakelinstelling nok III bij ontstekingsbelasting.
Eindschakelaar schakelt bij ontstekingsbelasting bij 40° tussen 4 en 5 op doorgang.
Beschrijving regelverloop: Voorbeluchting: Schakelcylinder in de gasverbrandingsautomaat Landis & Staefa LFL 1.333 in positie ∆. Brander loopt met nok I op „Lucht voluit“ (90° open) en dient een doorschakeling naar de gasverbrandingsautomaat te geven. Einde voorbeluchting: Schakelcylinder in positie ∇. Servomotor loopt terug en zoekt doorschakelimpuls van nok III (bijv. bij 40°). Deze nok dient zo ingesteld te zijn dat deze bij aanloop van de servomotor een schakelimpuls geeft (of nok II beëindigt de aanloop in 0°-positie.) Ontstekingsfase: Servomotor heeft met nok III een positie aangenomen waarin de ontstekingstrafo ontsteekt. Hoofdgasmagneetventielen openen, gasvrijgave volgt (positie schakelcylinder "1"). Gebruik brander: Bij branderbedrijf begrenzen nokken 1 op maximumbelasting en nok II op deelbelasting de loophoek van de servomotor. Afhankelijk van de positie van deze nokken neemt de servomotor een loophoek ertussenin aan. Let op!! Nok III kan de brander bij een grotere hoek (bijv. 40°) als bij nok II ontsteken (meer gas bij ontsteking). Indien niet gewenst, nok III niet gebruiken (deze dient te zijn ingedrukt – minimumbelasting) De schakelcylinder van de servomotor en hiermee de luchtklep kunnen elektrisch worden bewogen of na het indrukken van de vergrendelingsstift uit het mechanisme worden gekoppeld en met de hand worden versteld en ingesteld.
dreizler BA A 1053 - Pagina 39
Geleidekunststof potentiometer voor SQN 70... type ASZxx.3x
Let op: Met maximale stroom rekening houden! dreizler BA A 1053 - Pagina 40
Servomotor Type SQN 71 A624, rechtslopend met gasverwarmingsautomaat LMG 22.233 Voorinstelling servomotor Schakelinstelling nok I bij maximumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij maximumbelasting 90° tussen 1 en 5 op doorgang.
Schakelinstelling nok II bij nulstelling:
Bewerkstelligt bij regeluitschakeling "Brander uit" activering van de luchtklep in nulstelling. Eindschakelaar schakelt bij minimumbelasting de servomotor uit.
Schakelinstelling nok III bij minimumbelasting.
Schakelinstelling nok IV bij onstekingslastbegrenzing
Beschrijving regelverloop: Voorbeluchting: De servomotor loopt na inschakelen van de regelthermostaat na een geprogrammeerde tijd van de LMG 22.233 op (30 sec.) af. Na afloop van deze openingstijd start de ventilator en de voorbeluchting met nominale belasting gedurende 30 sec. Einde voorbeluchting: Na afloop van de voorluchttijd komt van de LMG 22.233 weer voor de geprogrammeerde 30 sec. Het afsluitende commando voor de servomotor. Deze stopt bij nok 3 van de servomotor (minimumbelasting). Ontstekingsfase: Na afloop van de geprogrammeerde sluitingstijd volgt de ontsteking. De ontstekingstrafo ontsteekt en de hoofdgasmagneetventielen openen zich. Gebruik brander: Tijdens gebruik van de brander begrenst nok 1 op maximumbelasting en nok 3 op deelbelasting de loophoek van de servoaandrijving. Branderstop: Als de regelthermostaat weer uitschakelt, sluiten de hoofdgasmagneetventielen zich weer en de servomotor gaat in nulpositie (nulafsluiting). Deze wordt begrensd door nok 2. Ontstekingsinstelling: Om met de LMG 22 een onstekingsinstelling te krijgen die boven de minimuminstelling ligt, is het nodig een extra relais in te bouwen. Dit ontstekingsrelais verhoogt de luchtklepinstelling bij ontsteking gedurende 3 seconden, wat een klepinstelling van ca. 9° oplevert. Om deze klepinstelling naar boven te begrenzen kan nok IV van de servomotor zo worden ingesteld dat de opwaartse beweging wordt gestopt. Nok IV moet echter invers ingesteld worden, dat wil zeggen dat deze van achteren moet schakelen. De ontstekingsinstelling wordt via de uitgang van de ontstekingstrafo geregeld. Zolang de ontstekingstrafo onder spanning staat, loopt de servomotor op, Instelvoorbeeld: begrenst door nok IV. IV nok (helemaal rechts) komt van achteren. Zie voorbeeldschema in BA A 291 Pagina 43 Let op!! De schakelcylinder van de servomotor en hiermee de luchtklep kunnen elektrisch worden bewogen of na het indrukken van de vergrendelingsstift uit het mechanisme worden gekoppeld en met de hand worden versteld en ingesteld. dreizler BA A 1053 - Pagina 41
Servomotor met potentiometer type SQN 30.402 A 2730 230V/50 Hz/30 sec./90°/3 Nm
Zijaanzicht Legende Nockenringe verstellbar (m. Schlüssel)
Nokkenring verstelbaar (met sleutel)
Schaltwalze Achse Walzenskalen Sockel Motorgehäuse Anzeigescheibe Markierungspfeil Verriegelungsstift Lagerbuchse m. Schlitzschraube Distanzhülse Potentiometerplatte
Schakelcylinder As Cylinderschaal Sokkel Motorbehuizing Afleesschijf Markeringspijl Vergrendelingsstift Lagerbus met sleufschroef Afstandshuls Potentiometerplaat
Weergave A
Potentiometer
ASZ 12.703 draadpotmeter 1000 Ω, Stroombelastbaarheid: 100 mA ASZ 12.803 geleidekunststof potmeter 1000 Ω, Stroombelastbaarheid: 0,1 mA
dreizler BA A 1053 - Pagina 42
De servomotor SQN 30.402 A 2730, linkslopend Voorinstelling servomotor Schakelnokkenindeling Schakelinstelling nok I bij maximumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij maximumbelasting 90° tussen 1 en 3 op doorgang.
Schakelinstelling nok II bij minimumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij minimumbelasting ca. 30° tussen 2 en 4 op doorgang.
Schakelinstelling nok III bij ontstekingsbelasting.
Eindschakelaar schakelt bij ontstekingsbelasting bij 40° tussen 8 en 9 op doorgang.
Alleen bij economy voor extern-DDC (niet bij quattro-PRO-regeling): Schakelinstelling nok IV bij overschakeling van groot naar klein toerental
Eindschakelaar schakelt bij omschakelpunt ca. 40° tussen 11 en 12 op doorgang.
Schakelinstelling nok V bij overschakeling van klein naar groot toerental
Eindschakelaar schakelt bij omschakelpunt ca. 80° tussen 5 en 7 op doorgang.
Beschrijving regelverloop: Voorbeluchting: Schakelcylinder in de gasverbrandingsautomaat Landis & Staefa LFL 1.333 in positie ∆. Brander loopt met nok I op „Lucht voluit“ (90° open) en dient een doorschakeling naar de gasverbrandingsautomaat te geven. Einde voorbeluchting: Schakelcylinder in positie ∇. Servomotor loopt terug en zoekt doorschakelimpuls van nok III (bijv. bij 40°). Deze nok dient zo ingesteld te zijn dat deze bij aanloop van de servomotor een schakelimpuls geeft (of nok II beëindigt de aanloop in 0°-positie.) Ontstekingsfase: Servomotor heeft met nok III een positie aangenomen waarin de ontstekingstrafo ontsteekt. Hoofdgasmagneetventielen openen, gasvrijgave volgt (positie schakelcylinder "1"). Gebruik brander: Bij branderbedrijf begrenzen nokken 1 op maximumbelasting en nok II op deelbelasting de loophoek van de servomotor. Afhankelijk van de positie van deze nokken neemt de servomotor zijn loophoek daartussen in. Let op!! Nok III kan de brander bij een grotere hoek (bijv. 40°) als bij nok II ontsteken (meer gas bij ontsteking). Indien niet gewenst, nok III niet gebruiken (deze dient te zijn ingedrukt – minimumbelasting) De schakelcylinder van de servomotor en hiermee de luchtklep kunnen elektrisch worden bewogen of na het indrukken van de vergrendelingsstift uit het mechanisme worden gekoppeld en met de hand worden versteld en ingesteld. dreizler BA A 1053 - Pagina 43
Ombouw van de servomotor op gebruik met potentiometer De servomotor SQN 30.402 A 2730 kan achteraf door inbouw van de potentiometers ASZ 12.603-12.703 omgebouwd worden. 1.
Deksel na losschroeven sleufschroef in het midden losschuiven.
2.
Afleesschijf afnemen.
3.
Afstandhuls voor hogere deksels (uit ombouwset AGA 31) in de behuizing van de servomotor inschroeven.
4.
Potentiometer in de as van de schakelcylinder invoeren. Hiervoor dient aan de sleufschroef de verstelbare lagerbus te worden ingesteld en vervolgens te worden vastgeklemd.
5.
Tevens met de kruiskopschroef (9,5 mm lang) de potentiometer aan de behuizing van de servomotor vastschroeven.
6.
De nieuwe afleesschijf aanbrengen en vervolgens de schakelcylinder op 90° instellen. Vervolgens de schaalverdeling zo opplakken dat de schaalwaarde 90° tegenover de markeringspijl op de servomotorbehuizing staat.
7.
Bij het opzetten en vastschroeven van de nieuwe hogere deksel wordt de afleesschijf in de lengtesleuf zichtbaar.
8.
Potentiometer zo instellen dat in
positie 0° de servomotor =
0Ω
Positie 90° servomotor =
1000 Ω
Schematische afbeelding 9.
Deze regelaar is ook leverbaar als dubbele potentiometer ASZ 22.703 met 2 x 0 - 1000Ωaansluiting.
Toebehoren voor inbouw potentiometer Potentiometer ASZ 12.703 met 3-polige aansluiting voor draaihoek 90° en weerstand 0 - 1000 Ω. ♦ ♦ ♦ ♦ ♦
Hoge deksel Afleesschijf Kleefetiket voor dekselbevestiging Afstandstuk voor dekselbevestiging Ombouwhandleiding.
dreizler BA A 1053 - Pagina 44
Servomotor met potentiometer type SQM 54.... 230V/50 Hz/30 sec./90°/10 Nm
Aansluitklemmen Weergave voor maximale uitrusting, d.w.z. 2 eind- en 6 hulpschakelaars. Bij uitvoering met minder dan 6 hulpschakelaars vervallen de exemplaren met hogere nummers, bijv. bij de uitvoering met 2 eind- en 2 hulpschakelaars vervallen de schakelaars V, VI, VII en VIII.
Instelling draairichting De draairichting kan van links naar rechts worden omgezet door de beide aansluitkabels van de motor te verwisselen.
Aanwijzing: Let op dat bij brander type M 5001 bij vervanging van de servomotor de draairichting dient te worden gewijzigd, d.w.z. kabel 12 en 21 dienen te worden verwisseld!!
Draairichting links
Draairichting rechts
Met potentiometer ASZ 12.803, zie pagina 27 (SQN 30) dreizler BA A 1053 - Pagina 45
Servomotor SQM 50/54... , linkslopend Voorinstelling servomotor Schakelnokkenindeling Schakelinstelling nok I bij maximumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij maximumbelasting 90° tussen 1 en 11 op doorgang.
Schakelinstelling nok II Nulinstelling van luchtklep:
Eindschakelaar schakelt bij omschakelpunt ca. 0° tussen 2 en 22 op doorgang.
Schakelinstelling nok III bij ontstekingsbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij ontstekingsbelasting bij 40° tussen 3 en 23 op doorgang.
Schakelinstelling nok IV bij minimumbelasting:
Eindschakelaar schakelt bij minimumbelasting ca. 30° tussen 4 en 24 op doorgang.
Beschrijving regelverloop: Voorbeluchting: Schakelcylinder in de gasverbrandingsautomaat Landis & Staefa LFL 1.333 in positie ∆. Brander loopt met nok I op „Lucht voluit“ (90° open) en dient een doorschakeling naar de gasverbrandingsautomaat te geven. Einde voorbeluchting: Schakelcylinder in positie ∇. Servomotor loopt terug en zoekt doorschakelimpuls van nok III (u.B. bij 40°). Deze nok dient zo ingesteld te zijn dat deze bij aanloop van de servomotor een schakelimpuls geeft (of nok II beëindigt de aanloop in 0°-positie.) Ontstekingsfase: Servomotor heeft met nok III een positie aangenomen waarin de ontstekingstrafo ontsteekt. Hoofdgasmagneetventielen openen, gasvrijgave volgt (positie schakelcylinder "1"). Gebruik brander: Bij branderbedrijf begrenzen nokken 1 op maximumbelasting en nok II op deelbelasting de loophoek van de servomotor. Afhankelijk van de positie van deze nokken neemt de servomotor zijn loophoek daartussen in. Nulpositie bij M 10001 tot M 10003: Om warmteverlies bij afkoeling te vermijden wordt nok II als nulpositie gebruikt. Let op!! Nok III kan de brander bij een grotere hoek (bijv. 40°) als bij nok II ontsteken (meer gas bij ontsteking). Indien niet gewenst, nok III niet gebruiken (deze dient te zijn ingedrukt – minimumbelasting)
De schakelcylinder van de servomotor en hiermee de luchtklep kunnen elektrisch worden bewogen of na het indrukken van de vergrendelingsstift uit het mechanisme worden gekoppeld en met de hand worden versteld en ingesteld. dreizler BA A 1053 - Pagina 46
Servoaandrijving SKP 10, SKP 15 Gas/luchtverhoudingsregelaar SKP 70, SKP 75 De servoaandrijving SKP 10..., SKP 15... Deze heeft een pure OPEN/DICHT-functie en werkt hydraulisch. Tijdens de "open"-positie staat de bedrijfszuiger continu onder oliedruk. Bij de sluitopdracht wordt een terugloopventiel geopend, de kracht van de sluitveer drukt de zuiger in positie "dicht". Het terugloopventiel is zo afgemeten dat voor volledig sluiten ca. 0,8 seconden nodig is. Er wordt met vertraging geopend. De stelaandrijving is door de producent ingesteld. Kan niet worden versteld
De gas/luchtverhoudingsregelaar SKP 70
..., SKP 75...
Deze regelaar regelt de gasdruk als functie van de druk van de verbrandingslucht, zodat de gas/luchtverhouding over het gehele belastingsbereik constant blijft (besturing instelwaarde door druk verbrandingslucht). Wijzigingen in luchtaandeel als gevolg van netspanningfluctuaties, verontreiniging van de ventilatorbladen of door andere oorzaken hebben zo geen invloed op de kwaliteit van het verbrandingsproces. Werkingsgrafiek
QGas
A
B C
7651t01d/1299
QLuft
M ~
1
M
2
1
0,4 9 -
4
3 5
+
6
7651p05/0599
7651z10/1299
2
Sterk vereenvoudigde weergave dreizler BA A 1053 - Pagina 47
regelaar
1. Gas/luchtverhouding voor stoichiometrische verbranding 2. Ingestelde gas/luchtverhouding voor branderbedrijf met luchtoverschot. Het procentuele luchtoverschot is over het gehele belastingsbereik constant. 3. De parallelverschuiving van de werkingsgrafiek levert bij minimumbelasting een procentueel groter luchtoverschot op. Met de regelaar kan de parallelle verplaatsing zowel in de richting "luchtoverschot" als in de richting "luchttekort" worden verplaatst.
Drukverhouding instelbaar van 0,4 - 9. Werkingsgrafiekcurve parallel te verplaatsen voor het luchtoverschot bij minimumbelasting. Openschakeling branderkamerdruk gebruikelijk Toegestane gasdruk regelbaar van 1 - 100 mb, toegestane luchtdruk 0,5 tot 150 mb.
1. Instelling en weergave van gas/luchtverhouding. 2. Instelling en weergave van parallelverplaatsing van de werkingsgrafiek. 3. Aansluitstop voor verbrandingskamerdruk. 4. Aansluitstop voor gaskamerdruk. 5. Van de achtzijde: Aansluitstop voor druk verbrandingslucht. 6. Slagweergave
Garantieclaim voor verbruiksonderdelen (Zie aanbeveling EHI European Heating Industry, Info pagina 14) In de lijst verbruiksonderdelen worden ook "verbruiksonderdelen" vermeld die bij gebruik volgens de voorschriften binnen de garantietermijn dienen te worden vervangen. De garantietermijnen zijn door de wetgever verlengd. Dit sluit echter mogelijke slijtage door gebruik niet uit. Zoals bekend kan een brander bij gebruik volgens de voorschriften per jaar tot 8760 uur in bedrijf zijn, als het om een continu-installatie gaat. Volgens algemeen geaccepteerd handelsgebruik vallen de onder deze omstandigheden ontstane kosten niet onder de garantieverplichting of –toezegging van de producent. Om misverstanden zoveel mogelijk te vermijden zijn de onderdelen die in de "reserveonderdelenlijst" worden aangeboden in drie categorieën verdeeld: 1.
Reserveonderdelen Definitie: Reserveonderdelen dienen voor reparatie van producten a)
b)
2.
Als er onderdelen worden vervangen die hun verwachte levensduur niet hebben bereikt, hoewel het apparaat volgens de voorschriften is gebruikt. Ook onderdelen die door ondeskundige bediening of oneigenlijk gebruik moeten worden vervangen. Bijvoorbeeld onjuiste branderinstelling, een te lage of te hoge watervolumestroom, ketelsteen door ongeschikt vulwater, en wat dies meer zij.
Verbruiksonderdelen Definitie: Verbruiksonderdelen zijn die onderdelen die bij gebruik volgens de voorschriften in het kader van de levensduur meerdere keren dienen te worden vervangen (bijv. bij onderhoud). Tot verbruiksonderdelen behoren vooral de niet gekoelde met vuur- en verwarmingsgas in aanraking komende onderdelen van de branderkop, waarvoor ook door de wetgever een uitzondering op de garantie wordt gemaakt. In de bijgaande lijst worden voorbeelden van typische verbruiksonderdelen vermeld.
3.
Hulpmateriaal Definitie: Hulpmateriaal is bij reparatie en onderhoud van apparatuur benodigd. Typische hulpmaterialen zijn bijv. alle soorten pakkingen, vezels, menie of zekeringen.
Verbruiksonderdelen en hulpmateriaal zijn in de reserveonderdelenlijst gemarkeerd en van de verwijzing voorzien dat garantieaansprakelijkheid alleen geldt volgens Pos. 2 + Pos. 3 Hulpmaterialen vallen niet onder de garantie.
dreizler BA A 1053 - Pagina 48
Garantieclaim voor verbruiksonderdelen Nominale levensduur van brandercomponenten Vervanging veiligheidsrelevante componenten aan het eind van hun levensduur Om aan de eisen te voldoen van de EU-richtlijn "Energieprestaties van gebouwen" en om de langdurige beschikbaarheid en veiligheid van olie- en gasverwarmingsproducten en componenten te kunnen garanderen is het noodzakelijk de volgende componenten na het bereiken van hun door de producent aangegeven maximale nominale levensduur (steeds aangegeven in tijds- of schakelcycli) te vervangen. Ook volgens de 97/23/EG richtlijn Drukapparatuur is de producent verplicht de levensduur van de veiligheidscomponenten op te geven. Tabel: Nominale levensduur van componenten van melders en branders: Veiligheidsrelevante componenten Tijd (a) * Schakelcycli [-] Nominale levensduur Dichtheidscontrole 10 250.000 Drukbewaking 10 n.v.t. Verwarmingsautomaat met vlambewakingsinrichting 10 250.000 Vlammensensor (UV-sonden) 10.000 bedrijfsuren Gasdrukregelapparatuur 15 n.v.t. Gasventielen met dichtheidscontrole na geconstateerde fout Gasventielen zonder dichtheidscontrole 10 250.000 Oliebranderaansluitslang 5 Olieventiel 10 250.000 Overdrukveiligheidsventiel 10 n.v.t. Koppelsystemen 10 n.v.t. * Geen garantie voor het bereiken van de nominale levensduur
Lijst specifieke verbruiksonderdelen De verbruiksonderdelen worden regelmatig bij onderhoud door de vakman gecontroleerd en zo nodig vervangen. Verbruiksonderdelen:
Vervangingsinterval Jaar * (Vrijblijvend advies producent) 5 2 2 5 5 5 2 2 5 4 5 5 4 2 2 5
Verstuivers / branderring Afdichtringen / rubber drukringen Pakkingen Elektrodeblokken Vlampijpen Vlambewakingsinrichting (UV-diodes) Gasfilter Ionisatie-elektroden Ionisatieleiding Lambdasonden Olieleidingen Temperatuurregelaar Ontstekingsbrander Ontstekingselektrode Bougiestekker Ontstekingskabel * Geen garantie voor het bereiken van de onderhoudslevensduur
dreizler BA A 1053 - Pagina 49