Romantiek en Realisme
www.ludiek-pedagogiek.eu
Louise Aubry d’Arancey, kunstzinnige verwikkelingen rond een eigenaardige dame van stand Auteur: Marlou Wolfs Heeren van Niets goeds zonder moeite Wanneer op 17 januari 1871 in Assen de klokken luiden, volgen nieuwsgierig vele Assenaren met hun ogen de laatste tocht van Louise Aubry d’Arancey, met daarachter haar echtgenoot Augustijn en zijn hond, een kleine schare hoogwaardigheidsbekleders en een enkele kunstenaar. Daar gaat ze, fluisteren ze, daar gaat ze dan, de dochter van koning Lodewijk Napoleon! De rouwstoet is op weg naar het landgoed Vredeveld in het Amelterbos. In de tuin van hun woonhuis heeft Augustijn een grafkelder laten bouwen. Op deze plek aangekomen, houdt de echtgenoot een droef makende toespraak, eindigend met de woorden en Nu is alles vergeven. Een sobere begrafenis voor een dame van stand. Voor Augustijn rest vanaf dit moment slechts een dagelijkse gang naar haar graf, mijmerend over de vergankelijkheid van al wat is. Uit het Notulenboek van de Rederijkersvereniging Niets goeds zonder moeite te Assen, 18 januari 1871 De invalshoeken Kunst en vermaak: Niets goeds zonder moeite Kunst en wetenschap: De zuilen van Hercules Kunst intercultureel: Gelokt door het onbekende Kunst en techniek: Weg van hier, het verlangen van Louise Kunst en esthetica: Een zwoele zomeravond "Heeren van Niets goeds zonder moeite, Niet zonder beschroomdheid wil ik u vragen voor vanavond af te zien van het programma zoals wij dat op de vorige vergadering van 20 december van het vorige jaar hebben vastgesteld. Als voorzitter van onze vereniging voel ik de heilige plicht mevrouw Louise Aubry díArancey te eren. Gisteren is onze geliefde plaatsgenoot begraven. Wij hebben haar niet vaak mogen ontmoeten. Evenmin hebben we de door haar zo beminde echtgenoot ervan kunnen overtuigen zich bij ons aan te sluiten. Wij willen en kunnen niet treden in het geheim dat alleen Louise en Augustijn schenen te delen. Wij weten alleen dat zij in stilte meer voor de Kunsten en Wetenschappen hier ter stede hebben gedaan dan vele anderen in hunne luidruchtigheid zeggen te doen. Daarom, nogmaals Heeren van Niets goed zonder moeite, niet zonder beschroomdheid, stel
ik voor de eerstkomende vergadering, onze naam indachtig, na te gaan in welke staat de Kunst en de Wetenschap verkeerden, toen Mevrouw Aubry díArancey hier in Assen haar woonplaats zocht en welke ontwikkeling zij in de tijd van haar verblijf hebben doorgemaakt. Op deze wijze kunnen we de stille bijdrage van onze te vroeg verscheiden plaatsgenote eren. Zoo kunnen wij ons wellicht rekenschap geven van onze taken: het levend houden van ons zo prachtige en waardevolle vaderlandse toneel, het eren van onze vaderlandse schrijvers en het beschaven van de stand die leiding moet geven aan ons volk. Beschaven, in de meest brede zin die wij aan dat woord kunnen geven, betekent voor ons het eigen maken van de kennis en kunde van alle kunsten die van de Parnassus tot ons gekomen zijn. Moge Louise ons de tiende muze zijní. Kruip in de huid van de Rederijkers. Organiseer de buitengewone vergadering van de Rederijkersvereniging, opgedragen aan Louise Aubry díArancey, zoals de voorzitter haar op 18 januari 1871 aan ons voorstelt. Laat je inspireren door de gebeurtenissen die omtrent Louise in dit stuk beschreven staan. Maak hiervoor gebruik van de resultaten van jullie onderzoek waartoe deze gebeurtenissen aanleiding geven. Literatuur: Over Louise Aubry díArancey: Bos, J., Huizen van stand, Geschiedenis van de Drentse Havezaten en andere herenhuizen en hun bewoners, Assen: 1989 Over leven op stand: Aerts, R., e.a., "De kleine schaal van de standensamenlevingí, uit: Land van kleine gebaren, een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990, Nijmegen: 1999 Dit hoofdstuk schetst een helder beeld van de 19de-eeuwse standenmaatschappij. Montijn, I., Leven op stand, 1890-1940, Amsterdam: 1998 Montijn legt in dit boek weliswaar het accent op een latere periode in de geschiedenis, maar veel van het dagelijkse leven van de `deftige luií dat zij beschrijft, tref je ook in het midden van de negentiende eeuw. Over Rederijkers in de negentiende eeuw: Berg, W., van den, "11 december 1846, Vondel in de voordracht. Bloei en belang van de negentiende eeuwse Rederijkerskamersí, uit: Erenstein, R., Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam: 1996, p. 418-426 Bruijn, A., de, "Van reciteren naar amuseren: De ontwikkeling van Borger 1854-1886í, uit: Eijssens, H., e.a., De Negentiende Eeuw, Documentatieblad Werkgroep 19de eeuw, 16de jrg., nr. 4, december 1992, p. 199-205 Veen, F., van der, "Honderd jaar Drenthe, de Drenten en hun kunstenaarsí, uit: Als de Dag van Gisteren, Zwolle: 1992 Over toneel in Nederland in de negentiende eeuw onder meer: Blom, P., "2 september 1839. Opening van de Salon des VariÈtÈs in de Nes in Amsterdam. Kleine theaters voor aanstormend talent in Amsterdamí, uit: Erenstein, R., Een
theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam: 1996, p. 410-418 Post, P., "19 december 1870. Oprichtingsvergadering van het Nederlandsch Tooneelverbond. De strijd om de verheffing van het toneelí, uit: Erenstein, R., Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam: 1996, p. 446-454 Ruitenbeek, H., "25 mei 1858. Bij de gemeenteraad van Amsterdam wordt geklaagd over de verspreiding van remuneratiebiljetten voor de Amsterdamse Schouwburg. Het schouwburgpubliek in de negentiende eeuwí, uit: Erenstein, R., Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam: 1996, p. 440-446 Internetadressen: URL: http://www.ahvassen.nl/nieuws.htm URL: http://www.ahvassen.nl/omschrijvingen/omschrijving_valkenstijn.htm URL: http://www.users.castel.nl/~koois02/index4.htm URL: http://www.parool.nl/997942392668.html Lijst van Rederijkerskamers in Drenthe in de negentiende eeuw: URL: www.ub.rug.nl/eldoc/dis/arts/h.nijkeuter/bijlagen.pdf
De zuilen van Hercules `Betreden wy daartoe dan nu den alouden bodem van het Nederlandschen Egypte: die
zonderlinge landstreek, waarover, in een labyrinth van monumenten uit den grijzen voortijd, zulk een sluier van geheimzinnigheid ligt verspreid, die het slechts voor een deel gelukt is op te heffen ñ het stille Drentheí (uit: W.J. Hofdijk, ëHet hunebed te Roldeí (1856)) Gedurende de hele negentiende eeuw is het historisch onderzoek naar de hunebedden in Drenthe in beweging, gevoed door de grote belangstelling voor volksoverleveringen en volkscultuur, die aan het eind van de achttiende eeuw ontstaat. Volgens sommige overleveringen zijn de hunebedden altaren waar vreemdelingen levend op geofferd werden, andere zien ze als het hol van de duivel of als de zuilen van Hercules . Voor Louise en haar man zijn de hunebedden een geliefd oord om te verpozen. In een van haar brieven beschrijft ze hoe zij en Augustijn de geheimzinnige monumenten bij nacht bezoeken en hoe zij zich herkent in de beschrijving van W.J. Hofdijk: `Zelf zwijgend, als de nacht rondom u heen, doet gy uw blik rusten op dat samengestapeld graniet, ten deele zoo helder en kantig door het maanlicht omvloeid, en eene willekeurige huivering bevangt u: gy gevoelt het ñ onzichtbaar omzweven u daarin het ruischen der eikenbladeren de wieken des doods, en zijn dorre hand rust er op de grijs-graauwe steenen. En zoo is het: gy staat voor een grafgesteente; gy staat voor een Hunebed. En gy zinkt wech in sprakelooze mijmering, want het is als rolden de eeuwen, over dit aloude gedenkteeken
heen gevaren, zich open voor uw oog, en traden de geesten der geslachten, die sints ten onder zijn gegaan, voor u voorby. ` (Uit Hofdijks beschrijving van zijn bezoek aan een hunebed in Rolde, in: Arentzen, Y., Klompmaker, H., Nijkeuter, H., Hunebedden in de Nederlandse literatuur, een literair reisboek, Meppel: 2003, p. 60 oorspronkelijke tekst: Hofdijk, W. J., Historische landschappen, Haarlem: 1856, p. 60) Hoe meer archeologen ontdekken, hoe geheimzinniger het fenomeen hunebed wordt. Welke invloed hebben de ontdekkingen op kunstenaars? Literatuur: Arentzen, Y., Klompmaker, H., Nijkeuter, H., Hunebedden in de Nederlandse literatuur, een literair reisboek, Meppel: 2003, p.29-62. Het boek geeft naast een aantal pakkende citaten van negentiende eeuwse auteurs, een beknopt overzicht van de wetenschapshistorische ontwikkeling van het denken over de hunebedden. Heij, J., Van kei tot kunst. Het hunebed als bron van inspiratie, tent.cat. Drents Museum; Assen: 1983
Gelokt door het onbekende Op een dag ontvangt Louise een brief van familie uit Den Haag, met het verzoek om onderdak te bieden aan een bevriend kunstschilder, aangesloten bij het genootschap Pulchri Studio. Hij is nieuwsgierig geraakt naar Drenthe door de reisverhalen die in grote getalen verschijnen. Reizen raakt in de negentiende eeuw zeer in trek. Dit hangt samen met zowel de ontwikkeling van het wegennet en de aanleg van spoorlijnen, als ook met de groeiende belangstelling voor het streekeigene, het exotische en het onbekende. Verdiep je in de Drentse cultuur omstreeks het midden van de negentiende eeuw. Probeer je een beeld te vormen van het landschap en haar bewoners, zoals dat in reisverslagen uit die tijd naar voren komt. Literatuur: Bodt, S., de, ‘Droefgeestige schoonheid. Het beeld van Drenthe in de tweede helft van de negentiende eeuw’, uit: Bodt, S., De Haagse School in Drenthe, Zwolle: 1997 Boom, H., e.a., Drenthe in vlugtige en losse omstreken geschetst door drie podagristen, Leeuwarden: 1974 [oorspronkelijk: Van der Scheer, Boom en Lesturgeon, Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst door drie Podagristen. II. Deel, Koevorden: 1844] Craandijk, J., Wandelingen door Groningen en Drenthe, Groningen: 1978 [de eerste oorspronkelijke druk verscheen in Haarlem in 1878 en heet: Craandijk., J., Wandelingen door Nederland, met platen naar de lithografieëën van P.A. Schipperus, en wandelkaartjes] Crimpen, H., van, Berends-Albert, M., De brieven van Vincent van Gogh, ’s-Gravenhage:
1990, p.1030 en 1041-1042 Edmondo de Amicis, Nederland en zijn bewoners, Utrecht:1985 [oorspronkelijk: Olanda, 1874, de passages die over Drenthe gaan, vind je op p. 304-306] Mak, G., Mathijsen, M., Lopen met van Lennep, de zomer van 1823, dagboek van zijn voetreis door Nederland, Zwolle: 2000 Over de toegankelijkheid van Drenthe en de reismogelijkheden naar andere provincies: Knippenberg, H., Pater, B., De eenwording van Nederland, schaalvergroting en integratie sinds 1800, Nijmegen: 1988, in het bijzonder de p.45-74 Wat lokt de kunstenaar naar de provincie Drenthe? Wat meent hij er te vinden? Hoe verklaar je de toenemende bekendheid en populariteit van de provincie onder Nederlandse kunstenaars in de tweede helft van de negentiende eeuw? Hoe past dit in de kunstzinnige ontwikkelingen in die tijd? Literatuur: Bionda, R., Blotkamp, C., "Mens en natuur – de natuur van de mens’, uit: De schilders van Tachtig, Nederlandse schilderkunst, 1880-1895, Zwolle/Amsterdam: 1991 Bodt, S., de, De Haagse School in Drenthe, Zwolle: 1997, de hoofdstukken 1 en 2 De Haagse School. Hollandse meesters van de 19de eeuw, tent.cat. Den Haag: 1983 Loos, W., "Romantiek en Haagse School’, uit: Kiers, J., e.a., Een eeuw Apart, het Rijksmuseum en de Nederlandse schilderkunst in de 19de eeuw, Amsterdam: 1993, p.34-43
Weg van hier, het verlangen van Louise Louise droomt van Parijs, ze wil naar De Sylfide. Dat ballet gaat over haar leven, dat weet ze zeker, ze zou ook kunnen zweven. Van wie is De Sylfide? Waarom herkent Louise zich erin? Hoezo zweeft men echt? Welke technieken werden er in Parijs toegepast? Louise leeft op Vredeveld een bestaan in afzondering en voelt zich verheven boven de alledaagse beslommeringen. Ze wil vliegen en kan dat ook ís nachts in haar eigen omgeving. Volgens Augustijn is zij een kunstenares op haar eigen wijze: haar leven is haar kunstwerk. Haar gevoel en intuÔtie zijn haar metgezellen. In hoeverre is het beeld dat Augustijn van Louise heeft, bepaald door denkbeelden uit de Romantiek? Literatuur: Claudon, F., De romantische reis, Utrecht 1988, p.37-53 [deze paginaís gaan over Parijs in de eerste helft van de 19de eeuw] Heijnen, E., e.a., De bespiegeling, culturele en kunstzinnige vorming 2, Houten: 2001 Noot, B., Romantiek, Amsterdam: 1996
Zonneveld, P., Panorama van de 19de eeuw, de tijd van de Romantiek en Biedermeier, Amsterdam: 1987
Een zwoele zomeravond Louise leest vaak over de dood. Met weemoed denkt ze terug aan de huisconcerten die zij in haar jeugd regelmatig bijwoonde. Uit sommige muziek spreekt een zelfde melancholisch verlangen als haar eigen hart vervult. Augustijn probeert haar te bereiken door musici uit te nodigen voor henzelf en enkele intimi. Zij voeren op de piano werken uit van verschillende hedendaagse Duitse componisten. Welke muziekstukken worden ten gehore gebracht en in hoeverre roepen deze [h]erkenning op? De buurt heeft zich genesteld achter de hagen om mee te genieten, maar het is geen onverdeeld genoegen. ’s Avonds wordt er in de kroeg nog lang over gesproken. Ook op Vredeveld gaan de gesprekken door tot diep in de nacht. Moet de kunstenaar een gevoel weergeven of zich tot het waarneembare, de vorm beperken? Voer deze discussie vanuit de verschillende kunsten en neem tegengestelde posities in. Literatuur: Braembussche, A., van den, Denken over kunst, een inleiding in de kunstfilosofie, Bussum: 2000, p.87-115 Gessel, J., "Poëzie in eene onbegrensde ruimte’, de muzikale wereld van Kneppelhout’, uit: Kalmhout, T., e.a., De Negentiende Eeuw, 26ste jrg., nr.3-4, september 2002, p.237-253 Longyear, R., Nineteenth-century Romanticism in music, New Jersey: 1973, p. 1-17 NNIK [Noord Nederlandse interfaculteit der Kunsten] Groningen 2002