UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Logo-onderzoek: De impact van kleur, vorm en lettertype op logoherkenning
Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 8569
Griet Harteel
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: (PROF.) DR. Patrick Vyncke COMMISSARIS: Eveline Vincke COMMISSARIS: Dieter Grammens
ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Abstract Due to the plethora of products made available to end-consumers, it is imperative companies strive towards recognition rather than just being noticed. A logo helps companies drawing that desired attention of targeted consumers. This is a wellthought process of psychology and marketing in which every company seeks perfection. But what makes a good logo? To be able to answer that question, we need to know how logos are stored in our memory. We know a logo consists of a specific color or set of colors, typeface or form, however we want to find out what influence they have on logo recognition. First, we review literature on logos, color, form and typeface. Secondly, we describe our conducted experiment which consists of sixty logos where color, form or typeface were adapted. The interviewed respondents were each time introduced to two logos (one being the correct logo and the other one being the manipulated logo) and we asked them which logo they thought was the correct one.
The results indicate that color is the most important factor of a logo because it was most recognized correctly next to form and typeface. Moreover, we found that people with age ranging from 15 to 30 years old were able to recognize more logos correctly. Remarkable is the fact there isn’t difference in choice between males and females. In addition, we compared figurative and abstract logos concerning correct recognition. We saw that abstract logos scored significant better than figurative logos regarding recognition.
2
1
Inleiding
We worden tegenwoordig voortdurend geconfronteerd met logo’s die we terugvinden op televisie, verpakkingen, advertenties, producten,… (Henderson & Cote, 1998, p. 14). Het logo is, naast het lettertype, de kleur en de bedrijfsnaam, een belangrijk merkelement in de vorming van de visuele identiteit van organisaties (Doyle & Bottomley, 2004; Hynes, 2008; Dowling, 1994; Henderson, Cote, Leong & Schmitt, 2003; Van Riel & Van den Ban, 2001; Stabler, 2009). Door het gebruik van logo’s kan een bedrijf zich onderscheiden van zijn concurrenten (Zaichkowsky, 2010; Kotler & Keller, 2010) omdat het logo door de consument gepercipieerd
wordt
als het
meest
opvallende
merkelement,
naast
product- en
verpakkingsdesign (Walsh, Winterich & Mittal, 2010, p. 77-78). Bennett (Geciteerd in: Henderson & Cote, 1998, p.14) en Dowling (1994, p. 132) stellen dat het woord ‘logo’ verwijst naar het grafische ontwerp dat een bedrijf gebruikt, met of zonder de bedrijfsnaam, om zichzelf of de producten van het bedrijf te identificeren. Riezebos, Kist & Koostra (2003, p. 33) definiëren de term logo als “a brand sign in which the brand name may be incorporated”. O’Connor (2011, p.55) daarentegen geeft ons de volgende definitie “A logo may include text and colour displayed in a particular shape or format; or a design symbol coupled with text and colour, also displayed in a particular shape or format”. Deze definitie stelt ons in staat om de logo’s op te delen in beeldmerken en woordmerken. Woordmerken zijn logo’s die in een bepaald lettertype, kleur of grootte zijn geplaatst, bijvoorbeeld Google. Beeldmerken daarentegen zijn afzonderlijke figuren die zonder letters worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is de appel van Apple. Een combinatie van zowel beelden als woorden is een alomtegenwoordige merkenstrategie waar heel wat bedrijven gebruik van maken. Voorbeelden hiervan zijn logo’s zoals die van Ikea en Dove (Hollander, Ris & van Dijk, 2006, p.32).
Organisaties spenderen veel geld en tijd aan de creatie en promotie van hun logo (Van Riel & Van den Ban, 2001, p.428). Logo’s zijn immers van cruciaal belang aangezien zij de aandacht trekken en de herkenning van het merk versnellen (Kohli et al., 2002; Cattoir, 2004; West, 2002; Batey, 2008; Kotler & Keller, 2010). De reden hiervoor is dat beelden sneller verwerkt (Edell & Staelin, 1983, p. 46) en herinnerd (Weldon, Roedigers III & Challis, 1989, p. 95150) worden dan woorden. Dit is belangrijk omdat de meeste bedrijfscommunicatie maar kortstondig getoond wordt (Henderson & Cote, 1998, p. 15) en omdat de concurrentiestrijd tussen de verschillende merken steeds heftiger wordt. Cohen, Peter, Robertson, Temporal & Vartorella (Geciteerd in: Henderson, Cote, Leong & Schmitt, 2003, p. 299) stellen dat goede logo’s bijdragen tot het creëren van een positief affect ten opzichte van het merk, dat zij betekenis overbrengen en herkenbaar zijn.
3
Ieder bedrijf heeft in feite nood aan een logo vermits dit een bedrijf helpt om op te vallen tussen de vele concurrenten. Ondanks het grote belang dat logo’s hebben voor een bedrijf, falen velen bij het ontwerp van hun logo waardoor zij niet herkend worden door de consumenten. We kunnen concluderen dat er nog steeds een tekort is aan richtlijnen die aangeven waarop marketeers en designers moeten letten bij het ontwerpen van een logo (Henderson & Cote, 1998, p. 14). Het vertrekpunt van ons onderzoek is de definitie van Cattoir (2004, p. 81). Hij stelt immers dat een logo bestaat uit een typografie, een kleur en een symbool gecombineerd met de merknaam. Om in staat te zijn een goed logo te creëren, moeten we weten hoe die in ons geheugen worden opgeslagen. Dat is ook de reden waarom wij in dit artikel dieper zullen ingaan op het aspect logoherkenning en de invloeden van deze drie designkenmerken. We zullen hiervoor gebruik maken van een experiment.
2
Theoretisch kader
2.1
Logo’s en het geheugen
Alles wat we waarnemen komt via de zintuigen onze hersenen binnen (Franzen & Bouwman, 1999, p. 42). Volgens Franzen & Bouwman (1999, p. 60-61) en Solomon, Bamossy, Askegaard, Hogg & Verhagen (2008, p.60) worden zintuiglijke stimuli opgenomen en gedurende enkele seconden vastgehouden in ons ‘zintuiglijk geheugen’. Vervolgens wordt een klein gedeelte hiervan voor een beperkte tijd opgeslagen in het kortetermijngeheugen (KTG). Van deze opgeslagen informatie wordt slechts een fractie overgenomen in ons langetermijngeheugen (LTG). Herhaling vergroot dan weer de kans dat de informatie in het LTG wordt opgenomen (Franzen & Bouwman, 1999; Solomon et al., 2008).
Een verklaring van hoe logo’s in ons geheugen terechtkomen, vinden we terug in het processing fluency effect. Dit fenomeen stelt dat herhaalde blootstellingen (mere exposure) sporen nalaten in ons geheugen en het waarnemen en verwerken van de stimulus op een later tijdstip vergemakkelijkt (Mandler, Nakamura & Van Zandt, 1987, p.646-648). Volgens Hoyer & Maclniss (Geciteerd in: De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2010, p. 81) moet mere exposure gezien worden als een onderdeel van leren. Volgens Janiszewski & Meyvis (2001, p. 20) zorgt een blootstelling aan een stimulus die reeds eerder werd getoond voor twee soorten ‘fluency’ namelijk ‘perceptual fluency’ en ‘conceptual fluency’. Jacoby & Dallas (Geciteerd in: Lee & Labroo, 2004, p. 152) stellen dat de perceptuele vloeiendheid het gemak weerspiegelt waarmee we een stimulus kunnen identificeren bij latere ontmoetingen. Perceptual fluency komt voor wanneer een representatie van de fysieke kenmerken van de stimulus gecreëerd wordt, zoals bijvoorbeeld modaliteit en vorm. Diverse onderzoeken
4
hebben aangetoond dat net deze perceptual fluency samenhangt met herkenning (Johnston, Hawley & Elliott, 1991, p. 210-223) en dus ook met bekendheid (Holden & Vanheule, 1999, p.480). Volgens Shapiro (Geciteerd in: Janiszewski and Meyvis, 2001, p. 20) zou conceptual fluency verwijzen naar een meaning-based representatie of de verwerking van betekenissen. Jacoby & Dallas (Geciteerd in: Toth, 1996, p. 124) gaan ervan uit dat deze twee systemen van elkaar gescheiden zijn. Verder onderzoek heeft echter aangetoond dat de systemen elkaar beïnvloeden (Toth, 1996, p. 124). Om een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe merken in ons geheugen worden opgeslagen, maken we gebruik van de veronderstelling dat ons geheugen is opgebouwd als een associatief geheugennetwerk (Franzen & Van den Berg, 2001, p. 154). De kern bestaat uit de merknaam en de daarmee verbonden kentekens zoals kleur, logo, schrijfwijze of design. We spreken van ‘merkbekendheid’ indien we weten waar het merk voor staat en indien we de specifieke kenmerken zoals het logo, de prijs,… met het merk kunnen verbinden (De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2008, p.46). Daarnaast zouden wij in staat moeten zijn om deze informatie terug te halen naar het werkgeheugen (Franzen & Bouwman, 1999, p. 178). Hoe sterk een merk aanwezig is in ons geheugen is afhankelijk van de confrontaties die we als consument met het product hebben meegemaakt. Zo kunnen mensen het product zelf gebruiken of geconfronteerd worden met andere stimuli zoals reclame-uitingen. We kunnen stellen dat deze confrontaties een invloed hebben op de merkbekendheid (Franzen & Bouwman, 1999, p. 179-180). We kunnen het fenomeen merkbekendheid opsplitsen in twee niveaus: spontane merkbekendheid (herinnering) en geholpen merkbekendheid (herkenning) (Franzen & Bouwman, 1999; De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2010). Herinnering is een must wanneer de koopbeslissing niet op de plaats van verkoop wordt gemaakt (De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2010, p. 129). Herkenning daarentegen is vooral belangrijk wanneer de koopbeslissing in de winkel wordt gemaakt (De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2010; Keller, 1993). Consumenten hebben slechts 15 seconden nodig om een product te kiezen uit een bepaalde productcategorie (Kohli, Suri & Thakor, 2002, p.59), waarbij de visuele elementen zoals het logo, de verpakking,… de consument helpen om te vinden wat zij zoeken (De Pelsmacker, Geuens & Van Den Bergh, 2010, p. 129). In dit onderzoek zullen wij voornamelijk dieper ingaan op het aspect ‘herkenning’. We kunnen stellen dat onze capaciteit tot het herkennen van stimuli onbeperkt is (Franzen & Bouwman, 1999, p. 93). Stabler (2009, p. 19) stelt dat een merknaam eerst bekend moet zijn vooraleer we in staat zijn om een bepaald logo te herkennen. Herkenning kan zich dus pas voordoen wanneer er sprake is van bekendheid of ‘familiarity’. Dat is echter niet altijd het geval. Zo vereist herkenning soms een proces van pure bewuste herinnering waarbij we vervolgens kunnen vaststellen of we de cue kennen en dus ook herkennen (Franzen & Bouwman, 1999; Keller, 1993).
5
Henderson & Cote (1998, p. 15) presumeren dat het herkennen van logo’s op twee niveaus gebeurt. Eerst en vooral moet de consument zich herinneren het logo gezien te hebben (correcte herkenning). Vervolgens moet het logo de consument helpen herinneren welk merk of bedrijfsnaam bij het desbetreffende logo hoort (herinnering). Volgens Mandler (1980, p. 268) analyseert het eerste niveau in welke mate het item bekend voorkomt. Het tweede, langzamer proces houdt zich dan weer bezig met het bepalen van hoe het item oorspronkelijk gepresenteerd werd. Dit onderscheid is belangrijk want indien mensen niet gemotiveerd zijn om het tweede proces te doorlopen, zullen zij een merk beoordelen op het feit dat het merk bekend voorkomt (Holden & Vanheule, 1999; Leong, 1993). Naast correcte herkenning van logo’s, kunnen we volgens Jacoby en Dallas (Geciteerd in: Henderson & Cote, 1998, p. 15) ook te maken hebben met verkeerde herkenning (false recognition). Dit fenomeen treedt op wanneer we denken dat we het logo al eerder gezien hebben. Verkeerde herkenning kunnen we dan weer linken met subjectieve bekendheid (subjective familiarity), waarbij we aannemen dat een stimulus al eerder getoond werd terwijl dat niet het geval is (Lee, 2001; Henderson & Cote, 1998).
2.2
Logo’s en Affect
Alles wat we waarnemen gaat gepaard met een affect of gevoelswaarde (Franzen & Bouwman, 1999, p. 50). Volgens Zajonc (Geciteerd in: Henderson & Cote, 1998, p. 15) kan een positief affect worden toegeschreven aan het fenomeen ‘mere exposure’. Zajonc (Geciteerd in: Reber, Schwarz & Winkielman, 2004, p. 370) stelt dat het mere exposure effect uitgaat van de kracht van herhaling. Een herhaalde blootstelling aan een stimulus zorgt namelijk voor een positievere beoordeling van die stimulus. Met andere woorden, bekendheid resulteert in een bepaalde voorkeur. Toch moeten we deze stelling nuanceren en vaststellen dat wanneer mensen een bepaalde stimulus te vaak zien, deze hen gaat vervelen (Bornstein, 1989, p. 265-289).
Het is belangrijk dat marketeers weten welke affectieve reacties gepaard gaan met hun logo. Het affect dat het logo met zich meedraagt, kan onbewust overgebracht worden naar het bedrijf of het product (Veryzer, 1993; Van der Lans, Cote, Cole, Leong, Smidts, Henderson, Bluemelhuber, Bottomley, Doyle, Fedorikhin, Moorthy, Ramaseshan & Schmitt, 2009; Henderson & Cote, 1998). Henderson & Cote (1998, p. 14-30) hebben dit fenomeen bij onbekende logo’s onderzocht (zie Infra).
6
2.3
Designkenmerken
2.3.1 Lettertype Henderson et al (2004, p. 60) geven aan dat een lettertype één van de meest belangrijke designelementen van een merk is. De keuze van een bepaald lettertype heeft namelijk een invloed op de overtuigingskracht, leesbaarheid en aantrekkelijkheid van de boodschap (Mombaerts &Vossen, 2008, p. 46). Alhoewel er veel lettertypes beschikbaar zijn, is er volgens Tantillo, DiLorenzo-Aiss & Mathisen (1995, p. 447- 457) slechts sprake van twee categorieën, namelijk lettertypes met schreven en lettertypes zonder schreven. Hun onderzoek heeft aangetoond dat dit onderscheid ook impact heeft op de vorming van affectieve reacties. Hierbij blijkt dat lettertypes met schreven als charmant, emotioneel, onderscheidend, mooi, extraordinair, jong, … worden gepercipieerd. Schreefloze lettertypes daarentegen zijn meer krachtig, leesbaar, opzichtiger… dan lettertypes met schreven.
In een uitgebreider onderzoek zijn Henderson, Giese & Cote (2004, p. 60-72) nagegaan welke impact lettertypes hebben op de perceptie van de consument. Ze hebben daarvoor gebruik gemaakt van zes lettertype-designkenmerken. Deze kunnen worden opgedeeld in drie universele designdimensies (natuurlijkheid, harmonie en complexiteit) en drie specifieke lettertype-designkenmerken (krul/ sierletter, gewicht en gecomprimeerd). Met behulp van deze designdimensies konden Henderson et al. (2004, p.60-72) vier dimensies van consumentenpercepties onderscheiden die veroorzaakt worden door het lettertype, namelijk aangenaam, innemend, geruststellend en prominent. Met behulp van een clusteranalyse kon men concluderen dat er zes algemene profielen te vinden zijn onder het grote aanbod van lettertypes. Deze profielen kunnen gezien worden als een soort richtlijn voor wat de lettertypekeuze betreft om de communicatiedoelstellingen te bereiken.
Volgens McCarthy & Mothersbaugh (2002, p. 667- 668) bestaat de mogelijkheid dat conclusies worden getrokken over het merk op basis van de eigenschappen van het lettertype. Doordat lettertypes een bepaalde betekenis of associaties met zich meebrengen (Lewis & Walker, 1989; Doyle & Bottomley, 2004; McCarthy & Mothersbaugh, 2002), heeft dit een gevolg voor het product en/ of merk. Uit het onderzoek van Doyle & Bottomley (2004, p. 873-880) blijkt dat merken die in een toepasselijk lettertype worden voorgesteld, meer gekozen worden dan merken waarbij dat niet het geval is. Childers & Jass (2002, p. 93-106) tonen aan dat het ontwerp van een lettertype een invloed heeft op de percepties die consumenten hebben over het geadverteerde merk. Men heeft hiervoor gebruik gemaakt van twee lettertypes namelijk, ‘Don Casual’ en ‘Empire Script’ die op hun beurt geassocieerd worden met de concepten informeel, formeel, luxueus en praktisch. Uit hun onderzoek blijkt
7
dat het geadverteerde merk als meer luxueus en formeel kan aanschouwd worden wanneer gebruik wordt gemaakt van het lettertype ‘Empire Script’. Wanneer men het lettertype ‘Don Casual’ heeft toegepast in de advertentie, wordt het merk ook gepercipieerd als formeel en praktisch.
Er wordt vaak gesteld dat visuele details niet worden onthouden en dat ze bijgevolg als irrelevant worden gezien. Desondanks stellen Jabocy & Hayman (1987, p. 456) dat het lettertype een belangrijke invloed kan hebben op de identificatie van een bepaald woord. Een verklaring ligt in het feit dat het lettertype, waarin het woord geschreven is, gecodeerd kan zijn als een kenmerk en bijgevolg samen met het woord wordt vastgehouden in het geheugen (West, 2002, p. 2). Uit onderzoek van Lewis en Walker (1989, p 241-257) blijkt dat de associaties van een lettertype van een bepaald woord eerst geactiveerd worden en pas daarna de betekenis van het woord duidelijk maken. Dit effect suggereert de mogelijkheid tot semantische priming waarbij de consistentie tussen de verbale betekenis van het woord (denotatie) en de visuele betekenis van het lettertype (connotatie) woordherkenning kan vergemakkelijken (McCarthy & Mothersbaugh, 2002, p.668-669).
Vergeleken met de literatuur omtrent het effect van lettertypes op de consumentenperceptie, is er maar weinig onderzoek gedaan naar de impact van lettertypes wat herinnering en herkenning betreft. Childers & Jass (2002, p. 93-106) zijn een van de enigen die de impact van een lettertype nagegaan zijn op vlak van herinnering en herkenning. De auteurs leggen hierbij de nadruk op het associatief netwerk van ons geheugen, waarbij verondersteld wordt dat de herkenning en herinnering van de merkvoordelen hoger ligt wanneer alle elementen uit de advertentie consistent zijn.
2.3.2 Vorm Vormen kunnen een belangrijke rol spelen voor merken, vermits zij diverse percepties oproepen (Zhang, Feick & Price, 2006, p. 795-796). Zo worden ronde vormen volgens Berlyne (Geciteerd in: Walsh, et al., 2010, p. 77-78 en Zhang, et al., 2011, p.796) geassocieerd met vriendelijkheid, toegankelijkheid en harmonie. Dit in tegenstelling tot hoekige vormen, die eerder worden geassocieerd met energie, stoerheid en sterkte. Osgood (Geciteerd in: van Rompay, Pruyn & Tieke, 2009, p. 21) stelt dat hoekige vormen als krachtig of mannelijk worden waargenomen terwijl ronde vormen als zacht of vrouwelijk worden ervaren.
8
Henderson & Cote (1998, p. 14-30) zijn in hun onderzoek nagegaan welke invloed designkenmerken hebben op de herkenning, het affect en de overeenkomstige betekenis bij onbekende logo’s. Hierbij maken zij gebruik van drie universele dimensies, namelijk natuurlijkheid, harmonie en complexiteit. De eerste factor natuurlijkheid bestaat uit de mate waarin het logo lijkt op iets uit het dagelijkse leven en de mate waarin het logo bestaat uit natuurlijke vormen. De tweede factor harmonie bestaat uit balans en symmetrie. De derde factor visuele complexiteit bestaat uit de mate waarin het ontwerp van het logo versierd is, de mate waarin het logo de indruk geeft van beweging en de mate waarin het lijkt of het logo perspectief of een drie-dimentioneel ontwerp heeft. Uit het onderzoek blijkt dat logo’s die gebruik maken van een gematigde complexiteit kunnen rekenen op een verhoogde positieve affectieve reactie. Voor wat herkenning betreft, stellen Henderson & Cote (1998, p. 14-30) vast dat de correcte herkenning verhoogd wordt indien de logo’s gebruik maken van de designkenmerken ‘natuurlijkheid’ en ‘harmonie’ en een gemiddelde ‘complexiteit’. Uit onderzoek blijkt dat deze vaststellingen ook gelden voor Azië, Rusland en het Westen (Van der Lans et al., 2009, p. 968- 985). Een ander onderzoek dat betrekking heeft op het effect van vorm op correcte logoherkenning is het onderzoek van Van der Laar & Van der Berg Weitzel (2004, p. 1-9). Zij hebben onderzoek gedaan naar de invloed van vorm op logoherkenning. Uit hun onderzoek blijkt dat beschrijvende en abstracte logo’s sneller worden herkend dan suggestieve logo’s. Verder kunnen we stellen dat abstracte logo’s het meest correct geïdentificeerd worden, gevolgd door beschrijvende en suggestieve logo’s. Beschrijvende logo’s kunnen hierbij gedefinieerd worden als logo’s die onmiddellijk herkenbaar zijn, bijvoorbeeld het logo van Puma. Deze logo’s maken meestal gebruik van gemeenschappelijke geometrische vormen zoals vierkanten, cirkels,… Suggestieve logo’s zijn logo’s waarvan de vorm moeilijker te identificeren is. Tenslotte hebben we de abstracte logo’s. Zij hebben geen bekende of vertrouwde betekenis zoals het logo van Nike (van der Laar & van der Berg Weitzel, 2004, p.2-3). Hynes (2008, p.545-555) daarentegen heeft een onderzoek gevoerd naar de relaties betekenis–design en betekenis–kleur bij logo’s waarbij gebruik is gemaakt van onbestaande logo’s. Uit het onderzoek blijkt dat abstracte logo’s een sterke relatie hebben voor wat de betekenis en het design betreft. Er is echter niet noodzakelijk sprake van een verband tussen de kleur en de betekenis, terwijl er bij figuratieve logo’s wel sprake is van een sterk verband tussen de kleur en de betekenis.
9
2.3.3 Kleur Kleuren kunnen gebruikt worden om de aandacht te trekken opdat merken zich zouden kunnen differentiëren van hun concurrenten (Grossman & Wisenblit, 1999, p.83). Daarnaast kunnen we aannemen dat kleuren emotionele reacties en specifieke betekenissen met zich meedragen die een belangrijke rol kunnen spelen voor wat de merkpercepties betreft (Hynes, 2008, p. 546). Volgens Elliot & Maier (2007, p. 251) ontstaan deze betekenissen op diverse manieren. Ten eerste zijn er de impliciet aangeleerde associaties. Deze ontwikkelen zich doordat een bepaald kleur steeds met een bepaalde boodschap wordt weergegeven. Dat is een techniek die vaak wordt gehanteerd door marketeers. Zij hebben namelijk de mogelijkheid om neutrale kleuren te associëren met merkgerelateerde betekenissen (Tavassoli, 2001; Grossman & Wisenbilt, 1999). Daarnaast brengt iedere kleur zijn eigen associaties met zich mee, die vervolgens ook een invloed kunnen hebben op branding en dus ook op logo’s. Zo wordt groen bijvoorbeeld geassocieerd met de natuur, vrede en gezondheid of staat zwart voor mysterie en duisternis (Chang & Lin, 2010, p.3344-3355). We kunnen hierbij opmerken dat kleuren die connotatief congruent zijn met het product als meer passend zullen worden gezien. Dit geldt tevens voor logo’s. Zo zijn blauwe logo’s meer geschikt voor functionele merken dan rode logo’s. Rode logo’s worden op hun beurt geassocieerd met zintuiglijke en sociale merken (Doyle & Bottomley, 2006, p. 63-83). Het is cruciaal dat marketeers weten aan welke kleuren mensen de voorkeur geven. De attitude die een persoon heeft tegenover een bepaald kleur kan namelijk de productkeuze van de consument beïnvloeden (Funk & Ndubisi, 2006, p. 43). Een voorbeeld hiervan is het product Pharmavite’s Nature Made Vitamis dat verpakt was in een zwarte verpakking bedrukt met witte letters. Mensen wilden dit product niet kopen omdat ze dachten dat de vitamines vergif waren en dit omdat de kleur zwart meestal wordt gekoppeld aan vergif (Grossman & Wisenblit, 1999, p.82).
Vervolgens hebben we een biologische dwang om te reageren op bepaalde kleuren (Elliot & Maier, 2007; Riezebos et al., 2003). Heath (Geciteerd in: Grossman & Wisenblit, 1999, p.82) haalt hierbij het voorbeeld aan van de kleur rood die vaak wordt verbonden met gevaar omdat rood vaak geassocieerd wordt met bloed en vuur. Daarnaast kunnen we volgens Hynes (2008, p. 546) stellen dat warme kleuren zoals rood, oranje en geel mentaal stimulerend zijn maar tevens ook woede en opwinding teweeg kunnen brengen. Koude kleuren daarentegen zouden dan weer een kalmerend effect hebben en worden vaak geassocieerd met rustgevendheid.
Naast het feit dat kleuren diverse associaties met zich mee kunnen brengen, fungeren ze ook als geheugensteun. Uit onderzoek blijkt dat kleur een belangrijke rol speelt in de herkenning van objecten (Hynes, 2008; Tavassoli, 2001; Batey, 2008). Hanna & Remington (1996,
10
p.328-329) merken hierbij op dat kleur niet sterk verbonden is met specifieke objecten tijdens de codering, aangezien kleur en vorm apart worden weergegeven in het geheugen. Desondanks stellen zij dat wanneer er specifieke aandacht besteed wordt aan het verbinden van kleur en vorm, er een mogelijkheid bestaat om de kleuren te linken met specifieke objecten. Tanaka & Presnell (1999 , p. 1140-1153) bevestigen deze stelling door aan te geven dat kleur een rol speelt bij de herkenning van objecten met sterke kleurassociaties. Toch stellen Ostergaard & Davidoff (1985, p. 579-587) dat de herkenning van objecten niet wordt bevorderd door kleur. Een verklaring hiervoor kan zijn dat onze hersenen eerst de vorm, dan de kleur en pas later de inhoud bij visuele waarnemingen verwerken (Cattoir, 2004, p. 87). Dit zou betekenen dat de vorm het belangrijkste aspect is bij een logo. De Gruil (Geciteerd in: Riezebos et al., 2003, p. 141) nuanceert deze stelling door aan te geven dat de kleur ook een invloed heeft op logoherkenning maar dan enkel wanneer de vorm niet veel verschilt met die van andere logo’s.
3
Probleemstelling
Uit bovenstaande literatuur kunnen we concluderen dat er al onderzoek is uitgevoerd over kleur, vorm en lettertype en dan voornamelijk naar hun invloed op de percepties van de consument (vb. Henderson, Giese & Cote, 2004, p.60-72). Die kunnen dan op hun beurt een impact hebben op het merk (vb. Doyle & Bottomley, 2006, p. 63-83). Voor wat herkenning betreft, wordt er verondersteld dat vorm een belangrijkere rol speelt dan kleur (Ostergaard & Davidoff, 1985, p. 579-587). Welke invloed lettertype heeft op herkenning, is naar onze mening nog steeds onduidelijk. We gaven al eerder aan dat de herkenbaarheid een belangrijk aspect van een goed logo is. Wanneer we kijken welke onderzoeken er reeds werden uitgevoerd omtrent logoherkenning, zien we dat bestaande onderzoeken zich vooral toegespitst hebben op het aspect ‘vorm’ (vb. Henderson & Cote, 1998, p. 14-30). Maar zoals Cattoir (2004, p.81) aangaf, een logo bestaat niet enkel uit een vorm maar ook uit een bepaald kleur of een bepaalde typografie. Wanneer we ons baseren op de literatuur, kunnen we stellen dat er geen eenduidig antwoord bestaat over hoe vorm, kleur en lettertype zich tegenover elkaar verhouden voor wat herkenning en dus ook logoherkenning betreft. Daarom willen we in dit experiment onderzoeken welke impact kleur, vorm en lettertype hebben op logoherkenning. Daarnaast zullen we ook nagaan of leeftijd en geslacht hierbij een rol spelen. Dit onderzoek kan een meerwaarde bieden voor bedrijven die zich specifiek willen richten op één van die segmenten.
11
In deze studie spitsen we ons toe op volgende onderzoeksvragen:
1.
Is er een verschil voor wat de invloed van kleur, vorm en lettertype op correcte logoherkenning betreft?
2.
Is er een verschil voor wat betreft de correcte logoherkenning tussen 15- tot 30jarigen en 40- tot 55-jarigen. a.
Verschilt de invloed van kleur, vorm en lettertype voor wat de correcte herkenning betreft bij 15-tot 30-jarigen in vergelijking met 40- tot 55-jarigen?
3.
Verschilt de correcte logoherkenning naargelang het geslacht? a.
Is er een verschil voor wat betreft de invloed van kleur, vorm en lettertype bij de correcte herkenning van mannen en vrouwen?
4.
Verschillen figuratieve logo’s (vb. Dove) en abstracte logo’s (vb. Ikea) voor wat betreft de correcte herkenning? a.
Is er een verschil tussen 15-tot 30-jarigen in vergelijking met 40- tot 55-jarigen voor wat de correcte herkenning van figuratieve en abstracte logo’s betreft?
b.
Verschillen mannen en vrouwen betreffende de correcte herkenning met betrekking tot abstract en figuratieve logo’s?
4
Empirisch onderzoek
4.1
Pretest
Voorafgaand aan het experiment werden zestig logo’s uitgekozen aan de hand van de top 100 mediabestedingen op merkniveau van 2010 voor heel België (StandardTop100:
Merk_2010_België, Brussel, 2010). We hebben dit gedaan omdat we ervan uitgegaan zijn dat alle merken die zich in deze lijst bevinden, bekend zijn. Geconfronteerd worden met media-uitingen, draagt immers bij tot de merkbekendheid (Franzen & Bouwman, 1999, p. 179-180).
De logo’s van Jim Mobile, Belgacom TV werden niet opgenomen in het experiment. De reden hiervoor is dat deze logo’s in een te kleine resolutie werden afgebeeld waardoor ze werden vervangen door andere logo’s uit de lijst. Om er zeker van te zijn dat er gebruik gemaakt werd van de correcte logo’s, hebben we de websites van de desbetreffende merken geraadpleegd. Doordat we willen nagaan welke invloed kleur, vorm en lettertype hebben op
12
logoherkenning, hebben we de zestig logo’s ingedeeld in deze drie groepen. Alle manipulaties gebeurden in het programma Adobe Illustrator.
De kleurverandering van de twintig logo’s gebeurde aan de hand van de applicatie ‘Color Guide’ – ‘Tetrad’ in Adobe Illustrator. Tetrad is een combinatie van twee complementaire kleuren die in een rechte hoek tegenover elkaar staan Met behulp van de pipet konden we achterhalen wat het kleur van het correcte logo was en vervolgens werd gebruik gemaakt van ‘Tetrad’. Op die manier kregen we vier verschillende kleuren waarbij één kleur de correcte was. Wanneer we te maken hadden met een logo dat uit meerdere kleuren bestond, hebben we het meest prominente kleur aangepast. Zo werd het rode logo van Luminus in het groen, oranje en in het paars geplaatst. De reden waarom we gebruik gemaakt hebben van ‘Tetrad’ is omdat we op die manier telkens dezelfde systematiek konden hanteren.
Figuur 1
Het aanpassen van de lettertypes gebeurde aan de hand van specifieke kenmerken, waarbij gekozen werd om telkens gebruik te maken van twee lettertypes zonder schreven en twee lettertypes met schreven. Wanneer het origineel logo bijvoorbeeld bestond uit een lettertype zonder schreven, hebben we twee schreefloze lettertypes en een lettertype met schreven toegevoegd.
Figuur 2
Wat de vorm betreft hebben we een onderscheid gemaakt tussen figuratieve en abstracte logo’s. Doordat deze termen geen eenduidige definitie hebben, gebruikten wij de definitie van Cattoir (2004, p. 90). Hij stelt dat abstracte symbolen vormen zijn die niet naar elementen in de werkelijkheid verwijzen zoals geometrische vormen (cirkels, vierkanten, driehoeken).
13
Figuratieve symbolen daarentegen zijn symbolen die op hun beurt refereren naar tastbare, bestaande elementen (Cattoir, 2004, p. 90). De vorm werd bij de zes figuratieve logo’s veranderd door een ander gelijkaardig figuratief symbool. Zo werd bijvoorbeeld de stier van Jupiler vervangen door drie andere stieren.
Figuur 3
De veertien abstracte logo’s werden aangepast volgens het stramien ovaal, cirkel, vierkant en rechthoek. Ook hier hebben we ervoor gekozen de meest prominente vorm aan te passen.
Figuur 4
We hebben een pretest (zie Bijlage 1) afgenomen bij eenentwintig personen om na te gaan welke logo’s niet correct werden herkend. De pretest begon met een introductietekst waarin we aangaven dat we willen nagaan hoe logo’s in ons geheugen worden opgeslagen. Daarnaast werd expliciet gevraagd om de logo’s niet op te zoeken. Vervolgens kregen de respondenten zestig logo’s voorgeschoteld. Zoals eerder aangehaald, werden per logo telkens vier varianten door elkaar afgebeeld waarbij één logo correct was en drie fout waren. De respondenten kregen de vraag welk logo volgens hen het correcte logo was. De resultaten van de pretest werden vervolgens in Excel verwerkt om na te gaan tussen welke logo’s er verwarring was. Het incorrecte logo dat het meest werd gekozen, werd dan vervolgens naast het correcte logo geplaatst in het uiteindelijke experiment. Wanneer iedereen het correcte logo had aangeduid dit was het geval bij het logo van Ford, Delhaize, Bank van de Post, Volvo, Braun en Dexia dan werd het logo gekozen dat na het correcte logo kwam. Zo werd bij Ford (zie Supra) het vierkante logo gekozen.
14
4.2
Experiment
Het uiteindelijke experiment (zie Bijlage 2) bestond uit zestig logo’s waarbij de respondenten moesten kiezen tussen twee logo’s. Eén logo was het correcte en het andere logo werd gekozen aan de hand van de resultaten van de pretest. Het experiment werd op Thesistools geplaatst waarbij we de respondenten verplicht hebben om een keuze te maken tussen twee logo’s, namelijk het correcte logo en een gemanipuleerd logo. Op die manier hadden wij geen missings, tenzij de respondenten halfweg het experiment stopten. Dit was het geval bij vijfentwintig respondenten. Deze resultaten hebben wij dan ook uit de datafile verwijderd. Hierdoor kunnen we stellen dat het experiment bij 371 respondenten werd afgenomen, waarvan 46, 4 % mannen en 53, 6 % vrouwen waren (zie Bijlage 3). Verder werd er naast het geslacht ook rekening gehouden met de leeftijd. We hebben gebruik gemaakt van twee leeftijdscategorieën namelijk 15 tot 30 jaar en 40 tot 55 jaar. De jongste leeftijdscategorie bestaat uit 151 respondenten (48,4%) terwijl de tweede categorie uit 161 personen (51,6%) bestaat.
4.3
Resultaten
4.3.1 Constructie Variabelen Vooraleer we in staat waren een uitspraak te doen over de correcte logoherkenning, moesten we de scores één en twee hercoderen naar één en nul. Hierbij stond code ‘één’ voor het correcte logo en ‘nul’ voor het foute logo. Vervolgens hebben we de variabele ‘herkenning’ aangemaakt, waarbij alle zestig logo’s werden opgeteld. Dezelfde systematiek werd toegepast voor de variabelen ‘vorm’, ‘lettertype’ en ‘kleur’, waarbij we per designkenmerk twintig logo’s hebben opgeteld. Op die manier kunnen wij de scores op twintig met elkaar vergelijken. Wat de abstracte en figuratieve logo’s betreft, hebben wij ook twee nieuwe variabelen aangemaakt. Opdat we in staat zouden zijn de figuratieve en de abstracte logo’s te vergelijken, hebben we de veertien abstracte logo’s samengeteld en gedeeld door hun aantal. Hetzelfde gebeurde bij abstracte logo’s die dan gedeeld werden door zes.
4.3.2 Invloed designkenmerken op herkenning De eerste onderzoeksvraag die we willen nagaan, is of er een verschil bestaat tussen de impact van kleur, vorm en lettertype op de correcte herkenning. Op basis van een Repeated Measures Anova (zie Bijlage 4) gaan we na of er een hoofdeffect is voor wat betreft de designkenmerken. De drie designkenmerken (vorm- kleur- lettertype) worden gezien als ‘within-subjects variabelen’. We kunnen concluderen dat er een significant hoofdeffect is van de designkenmerken (F(1,89, 700,77) = 86,24, p < ,005). Wanneer we willen weten waar het verschil juist zit, kijken we naar de gemiddelde scores op twintig en dit voor ieder
15
designkenmerk. We stellen bijgevolg vast dat de kleur (M= 17,65) belangrijker is bij de correcte logoherkenning dan de vorm (M= 16,40, t (370) = 11,50, p< , 001). De vorm (M=16,40) scoort dan weer significant beter dan het lettertype (M= 16,124), t (370)=2,11, p= ,035) (zie Bijlage 5).
4.3.3 Leeftijdscategorieën en herkenning Aan de hand van een T-test (zie Bijlage 6) gingen we na in welke mate jongeren en ouderen verschillen van elkaar in termen van logoherkenning. Deze test wijst uit dat jongeren (M = 52,39) de logo's beter herkennen in vergelijking tot de ouderen (M = 48, t( 286,48 )= 8.93, p < ,001). Vervolgens zijn we nagegaan of jongeren en ouderen van elkaar verschillen voor de mate van logoherkenning, rekening houdend met de verschillende designkenmerken. Een Repeated measures ANOVA (zie Bijlage 7) met designkenmerken als within-subjects variabelen en leeftijd als between subjects variabele, toont aan dat er een significant interactie-effect is tussen designkenmerken en leeftijd (F(1,90 , 589,49) = 4,56, p = ,012).
Grafiek 1
Wanneer we de gemiddelde scores bekijken per leeftijdscategorie, stellen we vast dat beide leeftijdscategorieën het designkenmerk kleur het beste herkennen in vergelijking met vorm en lettertype. Maar waar jongeren vorm (M= 17,34 ) beter herkennen dan lettertype (M= 16,61), zien we bij ouderen het omgekeerde. Deze groep herkent lettertype (M= 15,64) beter dan vorm (M= 15,57). Vervolgens zijn we nagegaan of de gemiddelde scores tussen vorm en lettertype bij ouderen wel significant verschillen. De resultaten van de gepaarde T-toets (zie
16
Bijlage 8) tonen aan dat het verschil tussen vorm en lettertype niet significant is (t( 160)= - ,31, p = ,755) voor de oudste leeftijdsgroep. Dit in tegenstelling tot de jongste groep, waar de gemiddelde scores wel significant verschillen (t (150)= 3,94, p < ,001) (zie Bijlage 9).
Indien we de resultaten per designkenmerk analyseren, zien we dat de jongste leeftijdscategorie zowel bij lettertype (t (301,80) =3,71, p < ,001), vorm (t (290,97) =8,08, p < ,001) en kleur (t (278,37) = 8,80, p < ,001) significant beter scoort dan de oudere leeftijdsgroep (zie Bijlage 10).
4.3.4 Geslacht en herkenning Met behulp van een T-test (zie Bijlage 11) zijn we nagegaan in welke mate mannen en vrouwen verschillen van elkaar betreffende logoherkenning. Deze test geeft aan dat er geen significant verschil is tussen mannen (M= 50,42) en vrouwen (M = 49,97, t ( 369 )= ,935 , p = ,350). Vervolgens zijn we nagegaan of er een verschil is tussen mannen en vrouwen voor wat betreft de logoherkenning, rekening houdend met de verschillende designkenmerken. Een repeated measures ANOVA (zie Bijlage 12) toont aan dat er geen significant interactie-effect is tussen de designkenmerken en het geslacht (F(1,90 , 738) = 1,41 , p = , 245).
Grafiek 2
Hoewel er geen interactie-effect is, kunnen we uit bovenstaande grafiek afleiden dat zowel mannen als vrouwen het designkenmerk kleur het beste herkennen in vergelijking met vorm en lettertype. Daarnaast zijn we nagegaan of de gemiddelde scores tussen vorm en lettertype bij vrouwen wel significant verschillen. De resultaten van de gepaarde T-toets (zie Bijlage 14)
17
tonen aan dat het verschil tussen vorm en lettertype niet significant is (t( 198)= ,65, p = ,519) voor de vrouwen. Dit in tegenstelling tot de mannen waar de gemiddelde scores tussen lettertype en vorm wel significant verschillen (t (171)= 2,48, p = ,014) (zie Bijlage 13).
4.3.5 Figuratieve vs. abstracte logo’s en herkenning Aan de hand van de vierde en laatste onderzoeksvraag willen we nagaan of figuratieve logo’s (vb. Dove) en abstracte logo’s (vb. Ikea) verschillen voor wat betreft de correcte herkenning. Een Repeated Measures Anova (zie Bijlage 15) toont aan dat er een significant hoofdeffect is van vormaspecten (F(1, 311) = 11,97, p = ,001). De resultaten van de gepaarde T-toets (zie Bijlage 16) laten ons vervolgens zien dat de abstracte logo’s (M= 0,83) hoger scoren dan de figuratieve logo’s (M = 0,80, t (370)=3,10, p= ,002) op vlak van herkenning. Verder willen we onderzoeken of er een verschil is tussen jongeren en ouderen voor wat de correcte herkenning van de figuratieve de en abstracte logo’s betreft. Een Repeated measures Anova (zie Bijlage 17) met vormaspecten als within-subjects variabelen en leeftijd als between subjects variabele, toont aan dat er een significant interactie-effect is tussen vormaspecten en leeftijd (F(1,310) = 28,02, p < 0,001).
Grafiek 3
Wanneer we de gemiddelde scores bekijken per leeftijdscategorie, stellen we vast dat jongeren figuratieve logo’s (M= ,88 ) beter herkennen dan abstracte logo’s (M= ,86). Bij ouderen zien we het omgekeerde. Deze groep herkent abstracte logo’s (M= ,80) beter dan figuratieve (M= ,72). Vervolgens zijn we nagegaan of de gemiddelde scores tussen de abstracte en figuratieve logo’s bij 15- tot 30-jarigen wel significant verschillen. De resultaten van de gepaarde T-toets (zie Bijlage 18) tonen aan dat het verschil tussen abstracte en
18
figuratieve logo’s bij de jongste groep niet significant is (t( 150)= - 1,52, p = ,131). Dit in tegenstelling tot de oudste groep waar de gemiddelde scores wel significant verschillen (t (160)= 5,9, p < ,001) (zie Bijlage 19).
Wanneer we de resultaten per vormaspect (figuratief vs. abstract) bekijken, kunnen we concluderen dat 15- tot 30-jarigen zowel bij figuratieve logo’s (t(269,31)= 8,86, p < ,001) alsook bij abstracte logo’s (t( 307,82)= 4,77, p < ,001) een significante hogere score hebben dan de leeftijdsgroep 40- tot 55-jarigen (zie Bijlage 20).
Tenslotte willen we nagaan of mannen en vrouwen verschillen betreffende de correcte herkenning met betrekking tot abstracte en figuratieve logo’s. We maken hiervoor gebruik van een Repeated Measures Anova (Bijlage 21). Deze test toont aan dat er geen significant interactie-effect is tussen het geslacht en de vormaspecten is (F(1, 369) = ,03 , p = ,864).
Grafiek 4
Indien we de correcte logoherkenning vergelijken per geslacht, zien we dat mannen abstracte logo’s (M= ,84) beter herkennen dan figuratieve logo’s (M= ,81). Ditzelfde fenomeen stellen we vast bij de vrouwen. Deze groep herkent abstracte logo’s (M= ,82) meer dan figuratieve logo’s (M= ,79). Vervolgens zijn we nagegaan of de gemiddelde scores tussen de abstracte en figuratieve bij mannen alsook bij vrouwen wel significant verschillen. De gepaarde T-toets (zie Bijlage 22) geeft aan dat het verschil tussen abstracte en figuratieve logo’s bij de mannen significant is (t( 171)=2,20, p = ,029) alsook bij vrouwen (t( 198)= 2,17, p= ,031) (zie Bijlage 23).
19
Indien we de resultaten per vormaspect (figuratief vs. abstract) analyseren, kunnen we aan de hand van een T-toets (zie Bijlage 24) vaststellen dat er geen significant verschil is tussen mannen en vrouwen betreffende abstracte logo’s (t( 369)= 1,19, p= ,235) en figuratieve logo’s (t(369)= ,568, p= ,571).
5
Conclusie en Discussie
In dit exploratief onderzoek werd aan de hand van een experiment nagegaan welke invloed kleur, vorm en lettertype hebben op logoherkenning. De reden hiervoor is dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over welke rol deze drie designkenmerken spelen bij de herkenning van logo’s. Daarnaast hebben we ook onderzocht welke rol geslacht en leeftijd spelen bij dit fenomeen.
De resultaten van ons onderzoek tonen aan dat er een significant hoofdeffect is van de designkenmerken op logoherkenning. Hierbij kunnen we concluderen dat kleur het belangrijkste aspect van een logo is. Kleur werd namelijk het meest herkend naast vorm en tenslotte lettertype. We hebben hierbij geen rekening gehouden met de correcte herkenning van de individuele logo’s omdat dit volgens ons geen meerwaarde biedt aan het onderzoek. Verder kunnen we stellen dat er een verschil is op het vlak van herkenning tussen de leeftijdscategorieën 15 tot 30 jaar en 40 tot 55 jaar. De jongste leeftijdscategorie heeft een hogere gemiddelde score in vergelijking met de oudere leeftijdsgroep. We kunnen immers stellen dat er sprake is van een interactie-effect tussen de leeftijd en de designkenmerken. Wanneer we de correcte herkenning bekijken per leeftijdscategorie, zien we dat beide leeftijdscategorieën het designkenmerk ‘kleur’ het beste herkennen. Desondanks stellen we een verschil vast op vlak van de andere designkenmerken. We kunnen namelijk concluderen dat jongeren verder meer belang hechten aan de vorm dan aan het lettertype. Desondanks is er geen significant verschil tussen vorm en lettertype voor wat de correcte herkenning betreft voor de oudere leeftijdsgroep. Opmerkelijk is het feit dat er geen significant verschil is tussen mannen en vrouwen op het vlak van logoherkenning. Dit in tegenstelling tot voorgaand onderzoek waaruit bleek dat vrouwen beter scoren op vlak van herkenning dan mannen. Dit onderzoek toont aan dat vrouwen visuele informatie uitvoeriger verwerken dan mannen (McGivern, Mutter, Anderson, Wideman, Bodnar & Huston, 1998, p. 223-232).
In ons experiment hebben we een onderscheid gemaakt tussen abstracte logo’s en figuratieve logo’s. We willen immers nagaan of er een onderscheid is tussen deze logo’s op vlak van correcte logoherkenning. De resultaten tonen aan dat abstracte logo’s significant beter
20
scoorden voor wat de correcte herkenning betreft. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de manipulaties bij de abstracte logo’s opvallender zijn dan bij de figuratieve logo’s. Desondanks stellen we vast dat er een significant interactie-effect bestaat tussen de leeftijd en de vormaspecten ‘abstract’ en ‘figuratief’. Zo scoort de jongste leeftijdscategorie beter op logoherkenning voor wat betreft figuratieve logo’s terwijl de oudere leeftijdscategorie een beter score heeft voor wat betreft abstracte vormen. Desondanks moeten we meegeven dat het verschil tussen de correcte herkenning van abstracte en figuratieve logo’s niet significant is, terwijl dit wel het geval is bij de oudere leeftijdsgroep. Wat het geslacht betreft kunnen we vaststellen dat er geen interactie-effect is met de vormaspecten (abstract– figuratief). Wij kunnen geen verklaringen geven voor de bovenstaande bevindingen. Daarom zien wij dit onderzoek ook als aanzet tot verder onderzoek.
Alhoewel we al eerder hebben aangegeven dat wij dit experiment als exploratief zien, zijn er toch nog enkele opmerkingen die wij willen meegeven. Er moet in eerste instantie rekening gehouden worden met het feit dat dit onderzoek plaats heeft gevonden in een experimentele setting. Een beperking hierbij is dat de mensen op de hoogte waren van het experiment waardoor ze tevens de focus konden leggen op de manipulaties betreffende kleur, vorm en lettertype. Dit experiment werd online verspreid via Thesistools waardoor we in staat waren meer mensen te bereiken. Desondanks heeft deze manier van verspreiding een groot nadeel. De respondenten konden de logo’s immers opzoeken op het internet ondanks dat er expliciet gevraagd werd dit niet te doen. Verder konden de respondenten alle tijd nemen om de logo’s te analyseren vermits het experiment verspreid werd via thesistools. Deze applicatie gaf ons immers geen mogelijkheid om gebruik te maken van een tijdsbeperking. Daarom zou het misschien beter zijn om in de toekomst een experiment af te nemen waarbij de respondenten de logo’s maar een beperkte tijd te zien krijgen. Uit onderzoek van Bornstein & D’Agostino (1992, p.549) en Toth (1996, p. 123-138) blijkt immers dat er een significant verschil is op het vlak van herkenning en de tijd dat men aan een bepaalde stimulus wordt blootgesteld. Wanneer men snel moet beslissen of men het item al dan niet herkent, verhogen de incorrecte “ja”-antwoorden. Een ander nadeel van deze herkenningstest is dat mensen kunnen gissen (De Pelsmacker, Geuens & Van den Bergh, 2010, p. 241).
Wij hebben geen gebruik gemaakt van de dimensies natuurlijkheid, harmonie en complexiteit die Henderson et al. (1998, 2003, 2004) gehanteerd hebben in hun onderzoek naar lettertype en vorm. De reden hiervoor is dat dit niet mogelijk was binnen de tijdslimiet van deze masterproef. Daarnaast hebben zij enkel onderzoek gedaan naar vorm en logoherkenning (Henderson et al., 1998, p. 14-30). In hun onderzoek over lettertypes (Henderson et al., 2004,
21
p.60-72) zijn ze niet nagegaan welke invloed deze hebben op logoherkenning. Verder hebben zij nog geen onderzoek uitgevoerd naar kleur met betrekking tot herkenning. Desondanks stellen we dat dit onderzoek een aanzet kan zijn tot verder onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van deze dimensies. Men zou immers kunnen nagaan hoe deze drie designkenmerken zich tegenover elkaar verhouden met behulp van de dimensies natuurlijkheid, harmonie en complexiteit. Daarnaast zou er bij volgend onderzoek ook rekening kunnen worden gehouden met de affectieve reacties die logo’s door middel van deze drie designkenmerken met zich meebrengen. Verder zou men kunnen nagaan of deze affectieve reacties ook een invloed hebben op hoe consumenten tegenover het bedrijf staan.
22
6
Literatuurlijst
ADstad. (2010). StandardTop100: Merk_2010_België. Niet -gepubliceerd Excel file, Brussel, Mediaxim.
Batey, M. (2008). Brand Meaning. New York: Routledge.
Bornstein, R.F. (1989). Exposure and Affect: Overview and Meta-Analysis of Research, 1968-1987. Psychological Bulletin, 106 (2), 265-289.
Bornstein, R. F. & D’Agostino, P. R. (1992). Stimulus Recognition and the Mere exposure Effect. Journal of Personality and Social Psychology, 63 (4), 545- 552.
Bottomley, P.A. & Doyle, J. R. (2006). The interactive effects of colors and products on perceptions of brand logo appropriateness. Marketing Theory, 6 (1), 63- 83.
Cattoir, T. (2004). Het kenmerk. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.
Chang, W. & Lin, H. (2010). The impact of color traits on corporate branding. African Journal of Business Management, 4(15), 3344-3355.
Childers, T.L & Jass, J. (2002). All Dressed up With Something to Say: Effects of Typeface Semantic Associations on Brand Perceptions and Consumer Memory. Journal of Consumer Psychology, 12 (2), 93-106. De Pelsmacker, P, Geuens, M. & Van Den Bergh, J.(2010). Marketing communicatie (3th ed.). Amsterdam: Pearson Education Benelux BV.
Dowling, G.R. (1994). Corporate reputations: Strategies for developing the corporate brand. London: Kogan Page.
Doyle, J. R. & Bottomley, P. A. (2004). Font Appropriateness and brand choice. Journal of Business Research, 57(8), 873-880.
Edell, J.A. & Staelin, R. (1983). The information processing of pictures in print advertisements, Journal of consumer research, 10 (1), 45-61.
23
Elliot, A. J. & Maier, M. A. (2007). Color and psychological functioning. Association for psychological science, 16 (5), 250-254.
Franzen, G. & Bouwman, M. (1999). De mentale wereld van merken. Alphen aan den Rijn: Samsom.
Franzen, G. & Van den Berg, M. (2001). Strategisch management van merken. Leiden: Hilarius Publicaties.
Funk, D. & Ndubisi, N.O. (2006). Colour and product Choice: A study of Gender Roles. Management Research News, 29 (1), 41-52.
Grossman, R. P. & Wisenblit, J.Z. (1999). What we know about consumer’s color choices. Journal of Marketing Practice: Applied Marketing Science, 5 (3), 78-88.
Hanna, A. & Remington, R. (1996). The representation of color and form in long-term memory. Memory & Cognition, 24 (3), 322-330.
Henderson, P.W. & Cote, J.A. (1998). Guidelines for Selecting or Modifying Logos, Journal of Marketing, 62 (2), 14-30.
Henderson, P.W., Cote, J.A., Leon, S.M, Schmitt, B. (2003) Building strong brands in Asia: selecting the visual components of image to maximize brand strength. International Journal of Research in Marketing, 20, 297-313.
Henderson, P.W., Giese, J.L & Cote, J.A. (2004). Impression management using typeface design. Journal of marketing, 68 (4), 60-72.
Holden, S.J.S. & Vanheule, M. (1999). Know the name, Forget the exposure: Brand familiarity versus Memory of Exposure Context. Psychology & Marketing, 16 (6), 479-496.
Hollander, A., Ris, J. & van Dijk, A. (2006). Het dtp-naslagboek. Benelux: Pearson Education Benelux.
Hynes, N. (2008). Colour and meaning in corporate logos: an empirical study. Brand management, 16 (8), 545-555.
24
Jacoby, L.L & Hayman, C.A.G. (1987). Specific visual transfer in word identification. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory and Cognition, 13 (3), 456- 463.
Janiszewski, C. & Meyvis, T. (2001). Effects of Brand logo complexity, repetition, and spacing on Processing fluency and Judgment. The Journal of consumer Research, 28(1), 1832.
Johnston, W.A., Hawley, K.J. & Elliott, J.M.G. (1991). Contribution of Perceptual Fluency to Recognition Judgments. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 17 (2), 210-223.
Keller, K.L. (1993). Conceptualizing, Measuring, and Managing Customer-Based Brand Equity. Journal of Marketing, 57, 1-22.
Kohli, C.; Suri, R. & Thakor, M. (2002). Creating effective logos: Insights from theory and practice. Business Horizons, 45(3), 58-64. Kotler, P. & Keller, K.L. (2010). Marketingmanagement: de essentie (4th ed.). Amsterdam : Pearson Education Benelux.
Lee, A.Y. (2001). The Mere Exposure Effect: An Uncertainty Reduction Explanation Revisited. Personality and Social Psychology Bulletin, 27, 1255- 1266.
Lee, A. Y. & Labroo, A.A. (2004). The Effect of Conceptual and Perceptual Fluency on Brand Evaluation. Journal of Marketing Research, 41(2), 151-156.
Leong, S.M. (1993). Consumer decision making for common, repeat-purchase products: A dual replication. Journal of Consumer Psychology, 2(2), 193-208.
Lewis, C. & Walker, P. (1989). Typographic influences on reading. British Journal of Psychology, 80, 241-257.
Mandler, G. (1980). Recognizing: The Judgment of Previous Occurrence. Psychological Review, 87(3), 252-271.
Mandler, G., Nakamura, Y. & Van Zandt, B.J.S. (1987). Nonspecific Effects of Exposure on Stimuli That Cannot Be Recognized. Journal of Experimental Psychology, 13(4), 646-648.
25
McCarthy, M. and Mothersbaugh, D. (2002). Effects of typographic factors in advertisingbased persuasion: A general model and initial empirical tests. Psychology & Marketing, 19(78), 663-691.
McGivern, R.F., Mutter, K.L., Anderson, J., Wideman, G. Bodnar, M. & Huston, P.J. (1998). Gender Differences in incidental learning and visual recognition memory: Support for sex differences in unconscious environmental awareness. Personality and Individual Differences, 25, 223-232.
Mombaerts, M. & Vossen, M. (2008). Goed voor druk. Gent: Academia Press.
O’Connor, Z. (2011). Logo Colour and Differentiation: A New Application of Environmental Colour Mapping. Color Research and application, 36 (1), 55-60.
Ostergaard, A.L. & Davidoff, J.B. (1985). Some effects of Color on Naming and Recognition of Objects. Journal of Experimental Psychology, 11(3), 579-587.
Reber, R. , Schwarz, N. & Winkielman, P. (2004). Processing fluency and Aesthetic pleasure: Is beauty in the Perceiver’s Processing Experience? Personality and Social Psychology Review, 8 (4).
Riezebos, R., Kist, B. & Koostra, G. (2003). Brand management: a theoretical and practical approach. Harlow: Pearson Education Limited. Solomon, M., Bamossy, G., Askegaard, S. & Verhagen, W. (2008). Consumentengedrag (3th ed.). Amsterdam: Pearson education Benelux.
Stabler, R.W. (2009). Quantifying the Effect of a Logotype on Perceived Market Value of Consumer Products. Indiana Undergraduate Journal of Cognitive Science, 4, 17-35.
Tanaka, J. & Presnell, L (1999). Color diagnosticity in object recognition. Perceptions & Psychophysics, 61(6), 1140-1153.
Tantillo, J., DiLorenzo-Aiss, J. & Mathisen, R. E. (1995). Quantifying perceived differences in type styles: an exploratory study. Psychology & Marketing, 12(5), 447-457.
26
Tavassoli, N. (2001). Color memory and evaluations for Alphabetic and logographic brand names. Journal of experimental psychology, 7(2) , 104-111.
Toth, J. (1996). Conceptual Automaticity in Recognition memory: Levels-of-processing Effects on Familiarity. Canadian Journal of Experimental Psychology, 50 (1), 123-138.
Van der Laar, G. & Van der Berg Weitzel. (2004). Brand recognition: abstract shape, concrete success, Admap, June (451), 1-9.
Van der Lans, R., Cote, J. A., Cole, C.A, Leong, S. M., Smidts, A., Henderson, P. W., Bluemelhuber, C., Bottomley, P.A, Doyle, J. R., Fedorikhin, A., Moorthy, J. Ramaseshan, B. & Schmitt, B. H. (2009). Cross-National Logo Evaluation Analysis: An Individual-Level Approach. Marketing Science, 28 (5), 968-985.
Van Riel, C. & van den Ban, A. (2001). The added value of corporate logos - An empirical study. European Journal of Marketing, 35 (3), 428- 440.
Van Rompay, T. J. L., Pruyn, A. T. H. & Tieke, P. (2009). Symbolic meaning integration in design and its influence on product and brand evaluation. International Journal of Design, 3 (2), 19-26.
Veryzer, R.W. (1993). Aesthetic Response and the influence of design principles on product preferences. Advances in Consumer Research, 20, 224-228.
Walsh, M., Winterich, K. & Mittal, V. (2010). Do logo redesigns help or hurt your brand? The role of brand commitment. Journal of product & brand management, 19 (2), 76-84.
Weldon, M.S., Roediger III, H.L. & Challis, B.H. (1989). The properties of retrieval cues constrain the picture superiority effect. Memory & Cognition, 17 (1), 95- 150.
West, D. (2002). Logos and No-gos. Market Leader, Autumn, (18), 1-3.
Winkielman, P. & Cacioppo, J.T. (2001). Mind at Ease Puts a Smile on the Face: Psychophysiological Evidence That Processing Facilitation Elicits Positive Affect. Journal of Personality and Social Psychology, 81(6), 898-1000.
27
Winkielman, Schwarz, Fazendeiro & Reber (2003). The Hedonic Marking of Processing Fluency: Implications for Evaluative Judgment. The Psychology of Evaluation: Affective Processes in Cognition and Emotion, eds. J Musch, K.C. Klauer, Mahwah, N.J.: Lawrence Erlbaum Associates, 189-217.
Zaichkowsky, J.L. (2010). Strategies for distinctive brands. Brand management, 17 (8), 548560.
Zhang, Y., Feick, L. & Price, L.J. (2006). The impact of Self-Construal on Aesthetic Preferences for Angular Versus Rounded Shapes. Personality and Social Psychology Bulletin, 32(6), 794-805
28
Bijlagen
Bijlage 1: Pretest
Bekijk de volgende logo’s en duid aan welk logo volgens jou het correcte logo is. Voor alle duidelijkheid, dit is geen IQ- test dus gelieve de logo’s niet op te zoeken. De opzet van dit experiment is namelijk nagaan hoe logo’s in ons geheugen worden opgeslagen. Alvast bedankt!
Logo 1
A
B
C
D
Logo 2
A
B
C
D
Logo 3
A
B
C
D
1
Logo 4
A
B
C
D
Logo 5
A
B
C
D
Logo 6
A
B
C
D
Logo 7
A
B
C
D
Logo 8
A
B
C
D
2
Logo 9
A
B
C
D
Logo 10
A Logo 11
B
C
B
C
D
Logo 11
A
D
Logo 12
A
B
C
D 3
Logo 13 A
B
C
D
Logo 14
A
B
C
D
Logo 15
A
B
C
D
4
Logo 16
A
B
C
D
B
C
D
Logo 17
A Logo 18
A
B
D
C
Logo 19
A
B
C
D
5
Logo 20
A
B
C
D
Logo 21 A
B
C
D
6
Logo 22 A
B
C
D Logo 23
A
B
C
D
Logo 24
A
B
C
D
Logo 25
A
B
C
D
7
Logo 26
A
B
C
D
C
D
Logo 27
A
B
Logo 28
A
B
C
D
Logo 29
A
B
C
D
8
Logo 30
A
B
C
D Logo 31
A
B
C
D
Logo 32
A
B
C
D
9
Logo 33
A B
C
Logo 34
D
A
B
C
D
10
Logo 35
A
B
C
D
Logo 36
A
B
C
D
11
Logo 37
A
B
C
D
Logo 38
A
B
C
D
Logo 39
A
B
C
D
12
Logo 40 A
B
C
D
Logo 41 A
B
C
D
13
Logo 42 A B
C
D Logo 43
A
B
C
D
Logo 44
A
B
C
D
14
Logo 45
A
B
C
D
Logo 46
A
B
C
D
Logo 47
A
B
C
D
15
Logo 48
A
B
C
D
Logo 49
Logo 50
A D B
C
D
16
Logo 51 A
B
C
D
Logo 52
A
B
C
D
17
Logo 53
A
B
C
D
18
Logo 54
A
B
C
D
Logo 55
A
B
C
D
Logo 56
A
B
C
D 19
Logo 57
A
B
C
D
Logo 58
A
B
C
D
20
Logo 59
A
B
C
D
Logo 60
A
B
C
D
21
Bijlage 2:Experiment
Logo-onderzoek In het kader van mijn mast erproef voer ik een onderzoek uit naar logoherkenning. Wat is de bedoeling? U krijgt 60 logo's voorgeschot eld en ik zou u willen vragen om het logo aan t e klikken dat volgens u het correct e logo is. Voor alle duidelijkheid, dit is GEEN IQ-t est , dus gelieve de logo's NIET op t e zoeken. De doelst elling van dit experiment is namelijk nagaan hoe logo's in ons geheugen worden opgeslagen. Dit onderzoek zal slecht s een kleine 10 minuut jes van uw t ijd in beslag nemen. Alvast bedankt ! Griet Start www.thesistools.com
Logo-onderzoek 1. Logo 1 *
PDFmyURL.com
2. Logo 2 *
3. Logo 3*
PDFmyURL.com
4. Logo 4 *
5. Logo 5*
6. Logo 6 *
PDFmyURL.com
7. Logo 7 *
8. Logo 8 *
9. Logo 9 *
PDFmyURL.com
10. Logo 10 *
Volgende pagina www.thesistools.com
11. Logo 11 * PDFmyURL.com
12. Logo 12 *
13. Logo 13*
PDFmyURL.com
14. Logo 14 *
15. Logo 15*
PDFmyURL.com
16. Logo 16 *
17. Logo 17 *
18. Logo 18 * PDFmyURL.com
19. Logo 19 *
20.
PDFmyURL.com
Logo 20 *
Volgende pagina www.thesistools.com
21. Logo 21 *
22. Logo 22 * PDFmyURL.com
23. Logo 23*
24. Logo 24 *
PDFmyURL.com
25. Logo 25*
26. Logo 26 *
27. Logo 27 *
PDFmyURL.com
28. Logo 28 *
PDFmyURL.com
29. Logo 29 *
30. Logo 30 *
Volgende pagina www.thesistools.com
31. PDFmyURL.com
Logo 31 *
32. Logo 32 *
33. Logo 33*
PDFmyURL.com
34. Logo 34 *
35. Logo 35*
PDFmyURL.com
36. Logo 36 *
37. Logo 37 *
PDFmyURL.com
38. Logo 38 *
39. Logo 39 *
PDFmyURL.com
40. Logo 4 0 *
Volgende pagina www.thesistools.com
41. Logo 4 1 *
PDFmyURL.com
42. Logo 4 2 *
43. Logo 4 3*
44. Logo 4 4 *
PDFmyURL.com
45. Logo 4 5*
46. Logo 4 6 *
47. PDFmyURL.com
Logo 4 7 *
48. Logo 4 8 *
PDFmyURL.com
49. Logo 4 9 *
50. Logo 50 *
PDFmyURL.com
Volgende pagina www.thesistools.com
51. Logo 51 *
52. Logo 52 *
PDFmyURL.com
53. Logo 53*
54. Logo 54 *
PDFmyURL.com
55. Logo 55*
56. Logo 56 *
PDFmyURL.com
57. Logo 57 *
58. Logo 58 *
PDFmyURL.com
59. Logo 59 *
60. Logo 60 *
PDFmyURL.com
De laatste vragen www.thesistools.com
61. Uw geslacht * M V
62. Uw geboort ejaar -- maak uw keuze --
PDFmyURL.com
Einde www.thesistools.com
Bedankt voor uw medewerking. www.thesistools.com
PDFmyURL.com
SPSS-outputs
Overzicht SPSS-outputs Bijlage 3: Overzicht respondenten ...........................................................................................1 Bijlage 4: RQ1: Repeated Measures ANOVA: Designkenmerken ..........................................2 Bijlage 5: RQ1: Gepaarde T-test .............................................................................................4 Bijlage 6: RQ 2: T-Test: herkenning en leeftijdscat. ..............................................................5 Bijlage 7: RQ 2a : Repeated Measures ANOVA: Leeftijdscat. * designkenmerken ...............6 Bijlage 8: RQ 2a: Gepaarde T-toets: vorm- lettertype Leeftijdscat.40-55 jaar ........................9 Bijlage 9: RQ 2a: Gepaarde T-toets vorm- lettertype Leeftijdscat. 15-30 jaar ........................10 Bijlage 10: RQ 2a: T-test: leeftijdscategorieën en herkenning ................................................11 Bijlage 11: RQ 3: T-Test: Herkenning man-vrouw .................................................................12 Bijlage 12: RQ 3a :Repeated Measures ANOVA: Designkenmerken * Geslacht ...................13 Bijlage 13: RQ 3a :Gepaarde T-Test Mannen: lettertype vs. vorm .........................................16 Bijlage 14: RQ 3a: Gepaarde T-test Vrouwen: lettertype vs vorm ..........................................17 Bijlage 15: RQ 4: Repeated Measures ANOVA: Vormaspecten .............................................18 Bijlage 16: Gepaarde T-toets: figuratieve vs abstracte logo’s .................................................20 Bijlage 17: RQ 4a: Repeated Measures ANOVA: Leeftijdscat. * Vormaspecten ...................21 Bijlage 18: RQ 4a: Gepaarde T-test: Vorm vs. Abstract bij 15- tot 30- jarigen ......................24 Bijlage 19: RQ 4a: Gepaarde T-test: Vorm vs. Abstract bij 40 tot 55 jarigen .........................25 Bijlage 20: RQ 4a: T-Test ........................................................................................................26 Bijlage 21: RQ 4b: Repeated Measures ANOVA: Geslacht * Vormaspecten .........................27 Bijlage 22: RQ 4b: Gepaarde T-toets mannen: verschil abstracte en figuratieve logo’s .........30 Bijlage 23: RQ 4b: Gepaarde T-toets vrouwen: verschil abstracte en figuratieve logo’s ........31 Bijlage 24: RQ 4b: T-test .........................................................................................................32
Bijlage 3: Overzicht respondenten Leeftijdscategorieën Statistics Leeftijdscategorie N
Valid
371
Missing
0
Leeftijdscategorie Cumulative Frequency Valid
<= 14 jaar
Percent
Valid Percent
2 ,5
,5
Percent ,5
15 tot 30 jaar
151
40,7
40,7
41,2
31 tot 39 jaar
48
12,9
12,9
54,2
40 tot 55 jaar
161
43,4
43,4
97,6
9
2,4
2,4
100,0
371
100,0
100,0
>= 55 jaar Total
Geslacht Statistics Geslacht N
Valid
371
Missing
0
Geslacht Cumulative Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Percent
Man
172
46,4
46,4
46,4
Vrouw
199
53,6
53,6
100,0
Total
371
100,0
100,0
1
Bijlage 4: RQ1: Repeated Measures ANOVA: Designkenmerken Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Designk enmerk en
Dependent Variable
1
Lettertype
2
Vorm
3
Kleur b
Multivariate Tests Effect
Value
Designkenmerken
F
Hypothesis df
Error df
Sig.
a
2,000
369,000 ,000
a
2,000
369,000 ,000
a
2,000
369,000 ,000
a
2,000
369,000 ,000
Pillai's Trace
,348
98,643
Wilks' Lambda
,652
98,643
Hotelling's Trace
,535
98,643
Roy's Largest Root
,535
98,643
a. Exact statistic b. Design: Intercept Within Subjects Design: Designkenmerken
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within Subjects Effect
Approx. ChiMauchly's W
Designkenmerken ,944
Square
Greenhousedf
21,259
Sig. 2 ,000
Geisser ,947
Huynh-Feldt Lower-bound ,952
,500
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept Within Subjects Design: Designkenmerken
2
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum of Source
Squares
Designkenmerken
df
Mean Square
F
Sig.
Sphericity Assumed
489,323
2
244,661
86,241 ,000
Greenhouse-Geisser
489,323
1,894
258,358
86,241 ,000
Huynh-Feldt
489,323
1,903
257,075
86,241 ,000
Lower-bound
489,323
1,000
489,323
86,241 ,000
2099,344
740
2,837
Greenhouse-Geisser
2099,344
700,768
2,996
Huynh-Feldt
2099,344
704,267
2,981
Lower-bound
2099,344
370,000
5,674
Error(Designkenmerken) Sphericity Assumed
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Designkenm Type III Sum of Source
erken
Squares
Designkenmerken
Linear Quadratic
Error(Designkenmerken)
Linear Quadratic
df
Mean Square
F
Sig.
431,747
1
431,747
140,963 ,000
57,576
1
57,576
22,051 ,000
1133,253
370
3,063
966,091
370
2,611
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source Intercept Error
Squares
df
Mean Square
311370,580
1
311370,580
2620,753
370
7,083
F
Sig.
43959,548 ,000
3
Designkenmerken Measure:MEASURE_1 Designk
95% Confidence Interval
enmerk en
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
1
16,124 ,121
15,885
16,363
2
16,404 ,108
16,191
16,617
3
17,650 ,089
17,475
17,824
Bijlage 5: RQ1: Gepaarde T-test Paired Samples Statistics Mean Pair 1
Pair 2
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
Kleur
17,6496
371
1,71200 ,08888
Vorm
16,4043
371
2,08557 ,10828
Vorm
16,4043
371
2,08557 ,10828
Lettertype
16,1240
371
2,34019 ,12150
Paired Samples Correlations N
Correlation
Sig.
Pair 1
Kleur & Vorm
371 ,410
,000
Pair 2
Vorm & Lettertype
371 ,336
,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 Kleur - Vorm Pair 2 Vorm Lettertype
1,24528 ,28032
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
2,08643 ,10832 2,55790 ,13280
of the Difference Lower 1,03228 ,01919
Upper 1,45829 ,54146
Sig. (2t
df
tailed)
11,496
370 ,000
2,111
370 ,035
4
Bijlage 6: RQ2: T-Test: herkenning en leeftijdscat. Group Statistics Leeftijdscategor ie Herkenning
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
15 tot 30 jaar
151
52,3907
3,37238 ,27444
40 tot 55 jaar
161
48,1925
4,84448 ,38180
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Sig. (2-
F Herkenn Equal variances ing
assumed Equal variances not assumed
Sig.
13,126 ,000
t
df
tailed)
Mean
Std. Error
Difference Difference
Difference Lower
Upper
8,829
310 ,000
4,19818 ,47548
3,26261
5,13375
8,929
286,477 ,000
4,19818 ,47020
3,27270
5,12367
5
Bijlage 7: RQ2a : Repeated Measures ANOVA: Leeftijdscat. * designkenmerken Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Designk enmerk
Dependent
en
Variable
1
Lettertype
2
Vorm
3
Kleur
Between-Subjects Factors Value Label Leeftijdscategorie
N
2,00
15 tot 30 jaar
151
4,00
40 tot 55 jaar
161
b
Multivariate Tests Effect Designkenmerken
Value
F
Hypothesis df
Error df
Sig.
a
2,000
309,000 ,000
a
2,000
309,000 ,000
a
2,000
309,000 ,000
a
2,000
309,000 ,000
a
2,000
309,000 ,023
a
2,000
309,000 ,023
a
2,000
309,000 ,023
a
2,000
309,000 ,023
Pillai's Trace
,372
91,573
Wilks' Lambda
,628
91,573
Hotelling's Trace
,593
91,573
Roy's Largest Root
,593
91,573
Designkenmerken *
Pillai's Trace
,024
3,807
Leeftijdscat
Wilks' Lambda
,976
3,807
Hotelling's Trace
,025
3,807
Roy's Largest Root
,025
3,807
a. Exact statistic b. Design: Intercept + Leeftijdscat Within Subjects Design: Designkenmerken
6
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within Subjects
Mauchly's Approx. Chi-
Effect Designkenmerk en
W
Square
,948
df
16,422
Greenhouse
Huynh-
Lower-
-Geisser
Feldt
bound
Sig. 2 ,000
,951
,960
,500
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept + Leeftijdscat Within Subjects Design: Designkenmerken
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum of Source Designkenmerken
Squares
df
Mean Square
F
Sig.
Sphericity Assumed
437,724
2
218,862
79,162 ,000
Greenhouse-Geisser
437,724
1,902
230,190
79,162 ,000
Huynh-Feldt
437,724
1,919
228,080
79,162 ,000
Lower-bound
437,724
1,000
437,724
79,162 ,000
Designkenmerken *
Sphericity Assumed
25,198
2
12,599
4,557 ,011
Leeftijdscat
Greenhouse-Geisser
25,198
1,902
13,251
4,557 ,012
Huynh-Feldt
25,198
1,919
13,130
4,557 ,012
Lower-bound
25,198
1,000
25,198
4,557 ,034
Sphericity Assumed
1714,146
620
2,765
Greenhouse-Geisser
1714,146
589,490
2,908
Huynh-Feldt
1714,146
594,942
2,881
Lower-bound
1714,146
310,000
5,530
Error(Designkenmerken)
7
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Designkenm Type III Sum of Source
erken
Designkenmerken
Linear
Squares
Quadratic
df
Mean Square
F
Sig.
393,001
1
393,001
136,194 ,000
44,723
1
44,723
16,916 ,000
9,462
1
9,462
3,279 ,071
15,736
1
15,736
5,952 ,015
Designkenmerken *
Linear
Leeftijdscat
Quadratic
Error(Designkenmerken)
Linear
894,536
310
2,886
Quadratic
819,610
310
2,644
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source
Squares
Intercept
df
Mean Square
F
Sig.
262771,657
1
262771,657
44749,793 ,000
457,772
1
457,772
77,958 ,000
1820,326
310
5,872
Leeftijdscat Error
Leeftijdscategorie * Designkenmerken Measure:MEASURE_1 Designk
95% Confidence Interval
Leeftijdscategor enmerk ie
en
15 tot 30 jaar
1
16,609 ,189
16,238
16,981
2
17,338 ,159
17,025
17,650
3
18,444 ,121
18,206
18,682
1
15,640 ,183
15,280
16,000
2
15,571 ,154
15,269
15,874
3
16,981 ,117
16,751
17,212
40 tot 55 jaar
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
8
Bijlage 8: RQ 2a: Gepaarde T-toets: vorm- lettertype bij Leeftijdscategorie 40 tot 55 jaar
Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
Vorm
15,5714
161
2,22687 ,17550
Lettertype
15,6398
161
2,56309 ,20200
Paired Samples Correlations N Pair 1
Vorm & Lettertype
Correlation 161 ,334
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 Vorm Lettertype
-,06832
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
2,77742 ,21889
of the Difference Lower
Upper
-,50061 ,36397
Sig. (2t -,312
df
tailed)
160 ,755
9
Bijlage 9: RQ 2a: Gepaarde T-toets vorm-lettertype bij leeftijdscategorie 15 tot 30 jaar Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
Vorm
17,3377
151
1,60369 ,13051
Lettertype
16,6093
151
2,03297 ,16544
Paired Samples Correlations N Pair 1
Vorm & Lettertype
Correlation 151 ,237
Sig. ,003
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval of
Mean Pair 1 Vorm Lettertype
,72848
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
2,27137 ,18484
the Difference Lower ,36325
Upper 1,09371
Sig. (2t 3,941
df
tailed)
150 ,000
10
Bijlage 10: RQ 2a: T-test: leeftijdscategorieën en herkenning Group Statistics Leeftijdscategorie Lettertype
Vorm
Kleur
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
15 tot 30 jaar
151
16,6093
2,03297 ,16544
40 tot 55 jaar
161
15,6398
2,56309 ,20200
15 tot 30 jaar
151
17,3377
1,60369 ,13051
40 tot 55 jaar
161
15,5714
2,22687 ,17550
15 tot 30 jaar
151
18,4437
1,14680 ,09333
40 tot 55 jaar
161
16,9814
1,74453 ,13749
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Sig. (2-
F Letter
Equal variances
type
assumed
Sig.
6,783 ,010
Equal variances not assumed Vorm
Equal variances assumed
14,582 ,000
Equal variances not assumed Kleur
Equal variances assumed Equal variances not assumed
18,820 ,000
t 3,686
df
tailed)
Mean
Std. Error
Differenc Differenc e
e
Interval of the Difference Lower
Upper
310 ,000
,96952
,26302
,45199
1,48705
3,713 301,797 ,000
,96952
,26110
,45571
1,48333
7,994
310 ,000
1,76632 ,22095
1,33157
2,20107
8,076 290,971 ,000
1,76632 ,21871
1,33587
2,19677
8,689
310 ,000
1,46234 ,16830
1,13118
1,79350
8,800 278,371 ,000
1,46234 ,16617
1,13523
1,78945
11
Bijlage 11: RQ 3: T-Test: Herkenning man-vrouw Group Statistics Geslacht Herkenning
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
Man
172
50,4186
4,64145 ,35391
Vrouw
199
49,9698
4,58358 ,32492
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Mean Sig. (2-
F Herkenn Equal variances ing
assumed Equal variances not assumed
Sig.
2,074 ,151
t
df
tailed)
Std. Error
Differenc Differenc e
e
Interval of the Difference Lower
Upper
,935
369 ,350
,44876
,48000
-,49513
1,39264
,934
359,919 ,351
,44876
,48044
-,49607
1,39358
12
Bijlage 12: RQ 3a :Repeated Measures ANOVA: Designkenmerken * Geslacht Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Designk enmerk en
Dependent Variable
1
Lettertype
2
Vorm
3
Kleur
Between-Subjects Factors Value Label Geslacht
N
1
Man
172
2
Vrouw
199
b
Multivariate Tests Effect Designkenmerken
Value
F
Hypothesis df
Sig.
a
2,000
368,000 ,000
a
2,000
368,000 ,000
a
2,000
368,000 ,000
a
2,000
368,000 ,000
a
2,000
368,000 ,315
a
2,000
368,000 ,315
a
2,000
368,000 ,315
a
2,000
368,000 ,315
Pillai's Trace
,350
99,130
Wilks' Lambda
,650
99,130
Hotelling's Trace
,539
99,130
Roy's Largest Root
,539
99,130
,006
1,160
Wilks' Lambda
,994
1,160
Hotelling's Trace
,006
1,160
Roy's Largest Root
,006
1,160
Designkenmerken * Geslacht Pillai's Trace
Error df
a. Exact statistic b. Design: Intercept + Geslacht Within Subjects Design: Designkenmerken
13
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within Subjects Effect
Approx. ChiMauchly's W
Designkenmerken ,945
Square
Greenhousedf
20,703
Sig. 2 ,000
Geisser ,948
Huynh-Feldt Lower-bound ,955
,500
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept + Geslacht Within Subjects Design: Designkenmerken
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum Source Designkenmerken
of Squares
df
Mean Square
F
Sig.
Sphericity Assumed
493,099
2
246,550
87,003 ,000
Greenhouse-Geisser
493,099
1,896
260,037
87,003 ,000
Huynh-Feldt
493,099
1,911
258,040
87,003 ,000
Lower-bound
493,099
1,000
493,099
87,003 ,000
Designkenmerken *
Sphericity Assumed
8,003
2
4,001
1,412 ,244
Geslacht
Greenhouse-Geisser
8,003
1,896
4,220
1,412 ,245
Huynh-Feldt
8,003
1,911
4,188
1,412 ,244
Lower-bound
8,003
1,000
8,003
1,412 ,235
2091,341
738
2,834
Greenhouse-Geisser
2091,341
699,721
2,989
Huynh-Feldt
2091,341
705,137
2,966
Lower-bound
2091,341
369,000
5,668
Error(Designkenmerken) Sphericity Assumed
14
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Designkenm Type III Sum of Source
erken
Designkenmerken
Linear
Squares
Quadratic
Quadratic
F
Sig.
1
437,176
143,169 ,000
55,923
1
55,923
21,393 ,000
6,486
1
6,486
2,124 ,146
1,516
1
1,516 ,580
1126,767
369
3,054
964,574
369
2,614
Quadratic Linear
Mean Square
437,176
Designkenmerken * Geslacht Linear
Error(Designkenmerken)
df
,447
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source
Squares
df
Mean Square
Intercept
309923,059
1
Geslacht
6,193
1
2614,560
369
Error
309923,059
F
Sig.
43740,291 ,000
6,193 ,874
,350
7,086
Geslacht * Designkenmerken Measure:MEASURE_1 Designk
95% Confidence Interval
enmerk Geslacht en Man
Vrouw
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
1
16,076 ,179
15,724
16,427
2
16,541 ,159
16,228
16,853
3
17,802 ,130
17,546
18,058
1
16,166 ,166
15,839
16,492
2
16,286 ,148
15,996
16,577
3
17,518 ,121
17,279
17,756
15
Bijlage 13: RQ 3a :Gepaarde T-Test Mannen: lettertype vs. vorm
Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
Vorm
16,5407
172
1,98638 ,15146
Lettertype
16,0756
172
2,22692 ,16980
Paired Samples Correlations N Pair 1
Vorm & Lettertype
Correlation 172 ,323
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval of
Mean Pair 1 Vorm Lettertype
,46512
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
2,45996 ,18757
the Difference Lower ,09486
Upper ,83537
Sig. (2t 2,480
df
tailed)
171 ,014
16
Bijlage 14: RQ 3a: Gepaarde T-test Vrouwen: lettertype vs vorm
Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
Vorm
16,2864
199
2,16570 ,15352
Lettertype
16,1658
199
2,43867 ,17287
Paired Samples Correlations N Pair 1
Vorm & Lettertype
Correlation 199 ,350
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval of the
Mean Pair
Vorm -
1
Lettertype
,12060
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
2,63533 ,18681
Difference Lower
Upper
-,24780 ,48900
Sig. (2t ,646
df
tailed)
198 ,519
17
Bijlage 15: RQ 4: Repeated Measures ANOVA: Vormaspecten Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Vormasp
Dependent
ecten
Variable
1
vorm_abstract2
2
vorm_figuur2
b
Multivariate Tests Effect Vormaspecten
Value
F
Hypothesis df
Error df
Sig.
a
1,000
311,000 ,001
a
1,000
311,000 ,001
a
1,000
311,000 ,001
a
1,000
311,000 ,001
Pillai's Trace
,037
11,967
Wilks' Lambda
,963
11,967
Hotelling's Trace
,038
11,967
Roy's Largest Root
,038
11,967
a. Exact statistic b. Design: Intercept Within Subjects Design: Vormaspecten
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within
Approx. Chi-
Subjects Effect Mauchly's W Vormaspecten
Square
1,000 ,000
Greenhousedf
Sig. 0
Geisser .
1,000
Huynh-Feldt Lower-bound 1,000
1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept Within Subjects Design: Vormaspecten
18
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum of Source
Squares
Vormaspecten
Error(Vormaspecten)
df
Mean Square
F
Sig.
Sphericity Assumed
,196
1 ,196
11,967 ,001
Greenhouse-Geisser
,196
1,000 ,196
11,967 ,001
Huynh-Feldt
,196
1,000 ,196
11,967 ,001
Lower-bound
,196
1,000 ,196
11,967 ,001
Sphericity Assumed
5,105
311 ,016
Greenhouse-Geisser
5,105
311,000 ,016
Huynh-Feldt
5,105
311,000 ,016
Lower-bound
5,105
311,000 ,016
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Vormaspe Source
cten
Vormaspecten
Linear
Error(Vormaspecten)
Linear
Type III Sum of Squares
df
,196
Mean Square 1 ,196
5,105
F
Sig.
11,967 ,001
311 ,016
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source Intercept Error
Squares 413,680 8,907
df
Mean Square 1
413,680
F
Sig.
14444,851 ,000
311 ,029
19
Vormaspecten Measure:MEASURE_1 95% Confidence Interval
Vormasp ecten
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
1
,832
,006
,820
,844
2
,796
,010
,776
,817
Bijlage 16: Gepaarde T-toets: figuratieve vs abstracte logo’s Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
vorm_abstract2
,8290
371 ,11069
,00575
vorm_figuur2
,7996
371 ,17626
,00915
Paired Samples Correlations N Pair 1
vorm_abstract2 & vorm_figuur2
Correlation 371 ,253
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 vorm_abstract2 vorm_figuur2
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
,02939 ,18288
,00949
of the Difference Lower ,01072
Upper ,04806
Sig. (2t 3,096
df
tailed)
370 ,002
20
Bijlage 17: RQ 4a: Repeated Measures ANOVA: Leeftijdscat. * Vormaspecten Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Vormasp
Dependent
ecten
Variable
1
vorm_abstract
2
vorm_figuur
Between-Subjects Factors Value Label Leeftijdscategorie
N
2,00
15 tot 30 jaar
151
4,00
40 tot 55 jaar
161
b
Multivariate Tests Effect Vormaspecten
Vormaspecten * Leeftijdscat
Value
F
Hypothesis df 1,000
310,000 ,001
a
1,000
310,000 ,001
a
1,000
310,000 ,001
a
1,000
310,000 ,001
a
1,000
310,000 ,000
a
1,000
310,000 ,000
a
1,000
310,000 ,000
a
1,000
310,000 ,000
,037
11,799
Wilks' Lambda
,963
11,799
Hotelling's Trace
,038
11,799
Roy's Largest Root ,038
11,799
Pillai's Trace
28,016
Wilks' Lambda Hotelling's Trace
,917
Sig.
a
Pillai's Trace
,083
Error df
28,016
,090
28,016
Roy's Largest Root ,090
28,016
a. Exact statistic b. Design: Intercept + Leeftijdscat Within Subjects Design: Vormaspecten
21
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within Subjects Effect
Approx. ChiMauchly's W
Vormaspecten
Square
Greenhousedf
1,000 ,000
Sig. 0
Geisser .
Huynh-Feldt
1,000
Lower-bound
1,000
1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept + Leeftijdscat Within Subjects Design: Vormaspecten
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum of Source Vormaspecten
Squares
Mean Square
F
Sig.
,178
1 ,178
11,799 ,001
Greenhouse-Geisser ,178
1,000 ,178
11,799 ,001
Huynh-Feldt
,178
1,000 ,178
11,799 ,001
Lower-bound
,178
1,000 ,178
11,799 ,001
Vormaspecten *
Sphericity Assumed
,423
1 ,423
28,016 ,000
Leeftijdscat
Greenhouse-Geisser ,423
1,000 ,423
28,016 ,000
Huynh-Feldt
,423
1,000 ,423
28,016 ,000
Lower-bound
,423
1,000 ,423
28,016 ,000
Error(Vormaspecten)
Sphericity Assumed
df
Sphericity Assumed
4,682
310 ,015
Greenhouse-Geisser
4,682
310,000 ,015
Huynh-Feldt
4,682
310,000 ,015
Lower-bound
4,682
310,000 ,015
22
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Vormasp
Type III Sum of
Source
ecten
Squares
df
Vormaspecten
Linear
,178
1 ,178
11,799 ,001
Vormaspecten * Leeftijdscat
Linear
,423
1 ,423
28,016 ,000
Error(Vormaspecten)
Linear
4,682
Mean Square
F
Sig.
310 ,015
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source
Squares
Intercept
df
Mean Square
F
Sig.
415,033
1
415,033
18250,486 ,000
Leeftijdscat
1,857
1
1,857
81,655 ,000
Error
7,050
310 ,023
Leeftijdscategorie * Vormaspecten Measure:MEASURE_1 95% Confidence Interval
Vormasp Leeftijdscategorie ecten 15 tot 30 jaar
40 tot 55 jaar
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
1
,861
,009
,844
,878
2
,880
,013
,854
,906
1
,804
,008
,788
,821
2
,718
,013
,693
,744
23
Bijlage 18: RQ 4a: Gepaarde T-test: Vorm vs. Abstract bij 15- tot 30- jarigen Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
vorm_abstract
,8614
151 ,09767
,00795
vorm_figuur
,8797
151 ,12043
,00980
Paired Samples Correlations N Pair 1
vorm_abstract & vorm_figuur
Correlation 151 ,091
Sig. ,266
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 vorm_abstractvorm_figuur
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
-,01829 ,14799
,01204
of the Difference Lower
Upper
-,04209 ,00551
Sig. (2t -1,519
df
tailed)
150 ,131
24
Bijlage 19: RQ 4a: Gepaarde T-test: Vorm vs. Abstract bij 40 tot 55 jarigen Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
vorm_abstract
,8043
161 ,11337
,00893
vorm_figuur
,7184
161 ,19475
,01535
Paired Samples Correlations N Pair 1
vorm_abstract& vorm_figuur
Correlation 161 ,290
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 vorm_abstract2 vorm_figuur2
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
,08592 ,19491
,01536
of the Difference Lower ,05558
Upper ,11626
Sig. (2t 5,593
df
tailed)
160 ,000
25
Bijlage 20: RQ 4a: T-Test Group Statistics Leeftijdscategorie vorm_abstract
vorm_figuur
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
15 tot 30 jaar
151 ,8614
,09767
,00795
40 tot 55 jaar
161 ,8043
,11337
,00893
15 tot 30 jaar
151 ,8797
,12043
,00980
40 tot 55 jaar
161 ,7184
,19475
,01535
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Mean Sig. (2-
F vorm_
Equal variances
abstract
assumed
Sig.
5,088 ,025
Equal variances
t 4,748 4,771
not assumed vorm_
Equal variances
figuur
assumed Equal variances not assumed
29,860 ,000
8,729 8,855
df
tailed)
Std. Error
Differenc Differenc e
e
Interval of the Difference Lower
Upper
310 ,000
,05705
,01202
,03341
,08069
307,816 ,000
,05705
,01196
,03352
,08058
310 ,000
,16126
,01847
,12491
,19762
269,311 ,000
,16126
,01821
,12541
,19712
26
Bijlage 21: RQ 4b: Repeated Measures ANOVA: Geslacht * Vormaspecten Within-Subjects Factors Measure:MEASURE_1 Vormasp
Dependent
ecten
Variable
1
vorm_abstract2
2
vorm_figuur2
Between-Subjects Factors Value Label Geslacht
N
1
Man
172
2
Vrouw
199
b
Multivariate Tests Effect Vormaspecten
Value
F
Hypothesis df 1,000
369,000 ,002
a
1,000
369,000 ,002
a
1,000
369,000 ,002
9,585
a
1,000
369,000 ,002
a
1,000
369,000 ,864
a
1,000
369,000 ,864
a
1,000
369,000 ,864
a
1,000
369,000 ,864
,025
9,585
Wilks' Lambda
,975
9,585
Hotelling's Trace
,026
9,585
Roy's Largest Root ,026 ,000
Wilks' Lambda Hotelling's Trace
Sig.
a
Pillai's Trace
Vormaspecten * Geslacht Pillai's Trace
Error df
,029 1,000 ,029
,000
,029
Roy's Largest Root ,000
,029
a. Exact statistic b. Design: Intercept + Geslacht Within Subjects Design: Vormaspecten
27
b
Mauchly's Test of Sphericity Measure:MEASURE_1
a
Epsilon Within Subjects Effect
Approx. ChiMauchly's W
Vormaspecten
Square
Greenhousedf
1,000 ,000
Sig. 0
Geisser .
Huynh-Feldt
1,000
Lower-bound
1,000
1,000
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed dependent variables is proportional to an identity matrix. a. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Corrected tests are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table. b. Design: Intercept + Geslacht Within Subjects Design: Vormaspecten
Tests of Within-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Type III Sum of Source Vormaspecten
Squares Sphericity Assumed
Mean Square
F
Sig.
,161
1 ,161
9,585 ,002
Greenhouse-Geisser ,161
1,000 ,161
9,585 ,002
Huynh-Feldt
,161
1,000 ,161
9,585 ,002
Lower-bound
,161
1,000 ,161
9,585 ,002
,000
1 ,000
,029
,864
Greenhouse-Geisser ,000
1,000 ,000
,029
,864
Huynh-Feldt
,000
1,000 ,000
,029
,864
Lower-bound
,000
1,000 ,000
,029
,864
Vormaspecten * Geslacht Sphericity Assumed
Error(Vormaspecten)
df
Sphericity Assumed
6,187
369 ,017
Greenhouse-Geisser
6,187
369,000 ,017
Huynh-Feldt
6,187
369,000 ,017
Lower-bound
6,187
369,000 ,017
28
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure:MEASURE_1 Vormasp Type III Sum of Source
ecten
Squares
df
Vormaspecten
Linear
,161
1 ,161
Vormaspecten * Geslacht
Linear
,000
1 ,000
Error(Vormaspecten)
Linear
6,187
Mean Square
F
Sig.
9,585 ,002 ,029
,864
369 ,017
Tests of Between-Subjects Effects Measure:MEASURE_1 Transformed Variable:Average Type III Sum of Source
Squares
Intercept
df
489,975
Geslacht
Mean Square 1
,027
489,975
F 18421,204 ,000
1 ,027
Error
9,815
Sig.
1,009 ,316
369 ,027
Geslacht * Vormaspecten Measure:MEASURE_1 95% Confidence Interval
Vormasp Geslacht ecten Man
Vrouw
Mean
Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
1
,836
,008
,820
,853
2
,805
,013
,779
,832
1
,823
,008
,807
,838
2
,795
,013
,770
,819
29
Bijlage 22: RQ 4b: Gepaarde T-toets mannen: verschil abstracte en figuratieve logo’s Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
vorm_abstract
,8364
172 ,11026
,00841
vorm_figuur
,8052
172 ,16914
,01290
Paired Samples Correlations N Pair 1
vorm_abstract & vorm_figuur
Correlation 172 ,170
Sig. ,026
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval of the
Mean Pair 1 vorm_abstract vorm_figuur
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
,03115 ,18553
,01415
Difference Lower ,00322
Upper ,05907
Sig. (2t 2,202
df
tailed)
171 ,029
30
Bijlage 23: RQ 4b: Gepaarde T-toets vrouwen: verschil abstracte en figuratieve logo’s Paired Samples Statistics Mean Pair 1
N
Std. Deviation
Std. Error Mean
vorm_abstract
,8227
199 ,11095
,00786
vorm_figuur
,7948
199 ,18248
,01294
Paired Samples Correlations N Pair 1
vorm_abstract & vorm_figuur
Correlation 199 ,317
Sig. ,000
Paired Samples Test Paired Differences 95% Confidence Interval
Mean Pair 1 vorm_abstract vorm_figuur
,02788
Std.
Std. Error
Deviation
Mean
,18101
,01283
of the Difference Lower ,00257
Upper ,05318
Sig. (2t 2,173
df
tailed)
198 ,031
31
Bijlage 24: RQ 4b: T-test Group Statistics Geslacht vorm_abstract
vorm_figuur
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
Man
172 ,8364
,11026
,00841
Vrouw
199 ,8227
,11095
,00786
Man
172 ,8052
,16914
,01290
Vrouw
199 ,7948
,18248
,01294
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means
Mean
Std.
95% Confidence
Error
Interval of the
Sig. (2- Differenc Differenc F vorm_
Equal
abstract
variances
,228
Sig.
,633
t
df
tailed)
e
e
Difference Lower
Upper
1,189
369 ,235
,01369
,01152
-,00895 ,03634
1,189
361,891 ,235
,01369
,01151
-,00895 ,03633
,568
369 ,571
,01043
,01837
-,02569 ,04654
,571
367,184 ,569
,01043
,01827
-,02549 ,04635
assumed Equal variances not assumed vorm_
Equal
figuur
variances
1,928 ,166
assumed Equal variances not assumed
32