TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
Logisch(tiek) opslaan van materiaal en materieel Ontwikkeling van Materiaalplaats Wevers, R.G.G. 21-8-2015
De ontwikkeling van het concept van Materiaalplaats, wat verricht is naar aanleiding van onderzoek naar de logistieke eisen bij het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers, ter bevordering van de veiligheid op de bouwplaats, de efficiëntie van het bouwproces, het behoud van kwaliteit van het materiaal en materieel, en een reducering van de bouwkosten.
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Dit rapport is het verslag van een eindstudie die is gedaan voor het doctoraal examen van de Masteropleiding Architecture, Building and Planning. Het rapport heeft daarbij mede gediend als toetssteen voor de beoordeling van de studiepresentatie. In het rapport voorkomende conclusies, resultaten, berekeningen, en dergelijke kunnen verder onderzoek vereisen alvorens voor extern gebruik geschikt te zijn. Wij beschouwen dit rapport daarom als een intern rapport dat niet zonder onze toestemming voor externe doeleinden mag worden gebruikt.
Master of Science opleiding ‘Architecture, Building and Planning’ Mastertrack Construction Technology Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Eindhoven 1 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Logisch(tiek) opslaan van materiaal en materieel Ontwikkeling van Materiaalplaats
Student: Studentnummer:
Rob Wevers 0621960
Onderwijsinstelling: Faculteit: Master: Master track: Afstudeerrichting:
Technische Universiteit Eindhoven Bouwkunde Architecture, Building and Planning Building Technology Construction Technology
Vaknaam: Vakcode: Gastbedrijf:
Afstudeertraject Building Technology 7TT37 Janssen Aannemers Moergestel
Afstudeercommissie: Voorzitter: Hoofdbegeleider: Medebegeleider: Bedrijfsbegeleider:
Prof.dr.ir. T.A.M. Salet Ing. C.M. de Bruijn dr. ir. E.W. Vastert Dhr. J.L. van der Weijst
Datum:
21-08-2015 2 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
3 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Voorwoord Voor u ligt het afstudeerrapport ‘Logisch(tiek) opslaan van materiaal en materieel’ dat onderdeel vormt van het afstudeertraject van de mastertrack Building Technology. In dit verslag is er een concept voor een hulpmiddel ontwikkeld (Materiaalplaats) naar aanleiding van een onderzoek naar de knelpunten omtrent de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij het gastbedrijf, die geconstateerd zijn ten tijde van een participerende observatie bij dit bedrijf. Dit verslag beschrijft het onderzoek dat heeft plaatsgevonden en de resultaten van dit onderzoek, en het ontwerp en concept van Materiaalplaats. Het gastbedrijf waar ik mijn afstudeeronderzoek verricht is het bedrijf Janssen Aannemers, gelegen in het Brabantse Moergestel. Zoals beschreven is dit afstudeerrapport het gevolg van een participerende observatie die verricht is bij Janssen Aannemers. Tijdens deze participerende observatie is er namelijk geconstateerd dat materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, dat er informatie vanuit de werkvoorbereiding aan de uitvoering over het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats ontbreekt, en dat de opslag van materiaal en materieel niet goed geconditioneerd wordt. Hierdoor ontstaat er een onveilige bouwplaats, verloopt het bouwproces inefficiënt, en vermindert de kwaliteit van het materiaal en materieel gedurende de opslag. In dit verslag is er onderzoek gedaan naar de logistieke eisen waaraan voldaan zou moeten worden, zodat deze knelpunten niet meer optreden. Vervolgens is er een hulpmiddel ontwikkeld waarmee er voor gezorgd dat er aan deze logistieke eisen voldaan kan worden. In de eerste plaats wil ik dhr. P. Janssen (directeur Janssen Aannemers) bedanken voor de mogelijkheid die hij mij geboden heeft om bij het gastbedrijf mijn afstudeertraject te volgen. Daarnaast wil ik dhr. J. van der Weijst bedanken voor de begeleiding die hij mij tijdens deze periode geboden heeft, en voor het creëren van de juiste omstandigheden waaronder ik dit onderzoek kon verrichten. Tevens wil ik mijn begeleiders dhr. ing. C.M. de Bruijn en dhr. dr. ir. E.W. Vastert ontzettend bedanken voor de begeleidingssessies en de energie die zij in mij gestoken hebben.
Met vriendelijke groet, Rob Wevers
4 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
5 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Samenvatting Dit document is een afstudeerrapport, waarin de ontwikkeling van het concept van Materiaalplaats is beschreven. Materiaalplaats is een softwareprogramma, wat ontwikkeld is zodat Janssen Aannemers kan voldoen aan de ontbrekende logistieke eisen van het proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Het concept van Materiaalplaats is ontwikkeld naar aanleiding van een afstudeerstage die heeft plaats gevonden bij Janssen Aannemers te Moergestel. Gedurende deze afstudeerstage is geconcludeerd dat Janssen Aannemers problemen heeft met de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, waardoor er een onveilige bouwplaats ontstaat, het bouwproces inefficiënt verloopt, en de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel vermindert. Uit onderzoek naar de problemen met de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers, is gebleken dat 42% van het materiaal en materieel te lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, dat 76% van het materiaal en materieel dat ligt opgeslagen onvoldoende wordt geconditioneerd, en dat er informatie vanuit de werkvoorbereiding aan de uitvoering over de locatie en afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel ontbreekt. Deze probleemanalyse leidde tot de volgende doelstelling van dit afstudeerrapport: ‘Een concept voor een hulpmiddel ontwikkelen voor Janssen Aannemers, zodat het bedrijf kan voldoen aan de logistieke eisen van het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, zodat een veilige bouwplaats en een efficiënt bouwproces ontstaat, en de kwaliteit van het materiaal en materieel behouden blijft. Nadat het huidige logistieke proces van Janssen Aannemers in kaart is gebracht , is er een checklist ontwikkeld waarmee het materiaal en materieel dat op de bouwplaats lag opgeslagen in kaart kon worden gebracht. Deze checklist is 2 keer per week, gedurende een observatieperiode van 5 weken, ingevuld bij het project ‘Nieuwbouw villa Oisterwijk’. Op deze checklist is onder andere genoteerd welk materiaal en materieel er op de bouwplaats lag opgeslagen, de hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel, de oppervlaktes van de opslagplaatsen en of het betreffende materiaal of materieel op het moment van observeren werd verwerkt. Naast onderzoek met behulp van de checklist heeft er een interview plaats gevonden met de uitvoerder van het project. Op basis van het interview en analyses van de checklist, is geconstateerd dat materiaal en materieel lang op de bouwplaats bij Janssen Aannemers ligt opgeslagen, doordat restmateriaal en –materieel na verwerking lang op de bouwplaats opgeslagen blijft liggen. De belangrijkste reden hiervoor is dat de uitvoerder vaak niet weet of hij het restmateriaal of –materieel moet bewaren, en zo ja waar hij deze moet opslaan. Vervolgens is er onderzocht welke informatie er voor de uitvoering beschikbaar dient te worden gesteld, wil Janssen Aannemers voldoen aan de logistieke eisen van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Hiervoor hebben er in eerste instantie interviews plaats gevonden met de uitvoerders van Janssen Aannemers. Hieruit bleek dat er bij Janssen Aannemers behoefte is aan het maken van terreinplannen (welke in het huidige logistieke proces ontbreken), en dat er informatie beschikbaar dient te worden gesteld over de benodigde, de gebruikte, en de beschikbare afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Vervolgens hebben er literatuurstudies plaats gevonden naar de wijze waarop deze informatie beschikbaar kan worden gesteld. Geconcludeerd is de werkvoorbereider en de uitvoerder gezamenlijk gefaseerde 6 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
terreinplannen dienen te maken. Daarnaast is gebleken dat de methodes uit de literatuur om de afmetingen van de beschikbare, de gebruikte, en de benodigde ruimte voor de opslag van materiaal en materieel niet voldoende geschikt zijn, waardoor er een nieuwe methode ontwikkeld is op basis van type transporteenheid, afmetingen transporteenheid, benodigde werkruimte voor transportmiddel, en benodigde vrije ruimte rondom de opslag. Uit onderzoek is gebleken dat het opgeslagen materiaal en materieel op de bouwplaats onvoldoende wordt geconditioneerd tegen weersinvloeden (wind, neerslag, vocht, vorst) en mechanische invloeden (vallen, stoten, breken, vervormen). Hiervoor heeft er een literatuurstudie plaats gevonden naar de aandachtpunten voor de conditionering van het opgeslagen materiaal en materieel. Niet alle aandachtpunten zijn voor al het materiaal en materieel van belang. Zodoende is er een manier ontwikkeld waarmee bepaald kan worden welke aandachtspunten van belang zijn voor ieder willekeurig materiaal of materieel. Deze methode is gevonden door materiaal en materieel te categoriseren (weersgevoelig/mechanisch gevoelig, weersongevoelig/mechanisch gevoelig, weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig). Vervolgens is bepaald welke aandachtspunten voor welke categorie van belang zijn. Tot slot is onderzocht welke hulpmiddelen Janssen Aannemers kan gebruiken om op de juiste manier te conditioneren. Aan de hand van de bevindingen uit het onderzoek is er een programma van eisen opgesteld waaraan het hulpmiddel minimaal moet voldoen. Dit heeft tot het concept van Materiaalplaats geleidt. Materiaalplaats is een web-based softwareprogramma, ontwikkeld voor tablets, laptops en vaste computers. Met behulp van Materiaalplaats kunnen gefaseerde terreinplannen worden gemaakt, en kunnen de benodigde, de beschikbare, en de gebruikte afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel worden bepaald. Daarnaast helpt Materiaalplaats het bedrijf bij de bepaling of restmateriaal en –materieel moet worden weggegooid of bewaard, en bij het bepalen van de locatie waar het materiaal en materieel zou moeten worden bewaard. Tot slot kan met Materiaalplaats de aandachtpunten ten behoeve van de conditionering van de opslag van materiaal en materieel worden bepaald, en kan de uitvoerder de juiste hulpmiddelen voor de conditionering van het opgeslagen materiaal en materieel bepalen. Het concept van Materiaalplaats is getoetst naar de functionele werking (door middel van enquêtes met een leidinggevende, een uitvoerder, en een werkvoorbereider van Janssen Aannemers), en naar de technische werking (door middel van een interview met een softwareontwikkelaar). Omdat Materiaalplaats slecht een concept is, kunnen er geen harde conclusies worden getrokken, maar wordt er gesproken over de verwachtingen. Men verwacht dat het percentage opgeslagen materiaal en materieel dat te lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, met behulp van Materiaalplaats van 42% wordt teruggedrongen naar 8,3%. Daarnaast verwacht men dat het percentage opgeslagen materiaal en materieel dat onvoldoende geconditioneerd wordt, wordt teruggedrongen van 76% naar 15%. Uit de toetsing naar de technische werking van Materiaalplaats is gebleken dat het concept van Materiaalplaats daadwerkelijk ontwikkeld zou kunnen worden tot een functionerend programma. Hiervoor zal er echter nog wel aanvullend onderzoek verricht dienen te worden. De ontwikkeltijd wordt hierbij geschat op 50 dagen, met een geschatte kosten van € 50.000, -. 7 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Summary This document is a final report, in which the development of the concept of "Materiaalplaats" is described. "Materiaalplaats" is a software program, designed so that Janssen Aannemers can fulfill the logistic requirements of the process of storing material on site. The concept of "Materiaalplaats" has been developed with the help of an internship that took place at Janssen Aannemers Moergestel. During this internship, it was concluded that Janssen Aannemers has problems with the storage of materials on site, creating an unsafe construction site, an inefficient construction process and a reduction of the quality of the stored materials. Research into the problems with the storage of materials on site, showed that 42% of the materials are stored on site for too long, 76% of the materials stored on site are inadequately conditioned and that information from the planning department, on the implementation of the location and space for storage of materials, is nonexistent. This problem led to the following objective of this final report: Developing a concept for a tool for Janssen Aannemers, so the company can meet the logistic requirements of the process of storage of materials on site, so a safe construction site and efficient construction process is created and the quality of the materials is maintained. After the current logistic process at Janssen Aannemers had been researched, a checklist was developed that so the stored materials on the construction site could be checked. This checklist was used twice weekly, during an observation period of 5 weeks, at the project ‘Nieuwbouw villa Oisterwijk’. On these checklists are materials listed which were stored at the building site, the quantities of the stored materials, the surface area size of the stored materials and whether the material, at the time of the observation, was necessary, in use or over complete. In addition to this research with the checklists, an interview took place with the site supervisor of the project. Based on this interview and analyses of the checklists, it was found that materials are being stored too long on site and that residual material remains too long on site. The main reason is that the site supervisor often does not know whether he should keep the residual materials, and if so, where to store it. Also an investigation took place as to what information should be available to the site supervisor, so that he could meet the logistic requirements of storing materials on site. To find an answer to this, interviews with the site supervisor have taken place. This revealed that Janssen Aannemers need to create site plans (which are missing in the current logistic process) and that there should be information about the necessary, the used and the available space for storing materials on site. After that, literature studies have taken place on the ways this information can be made available. The conclusion was that the planner and site supervisor should create site plans together. In addition, it had been found that the methods described in the literature about the necessary, the used, and the available space for storing materials are not sufficiently suitable, so that a new method has been developed, based on the type of transport unit, the dimensions of the transport unit, required workspace and clearance around the storage area. Research has also shown that the stored materials on the construction site are insufficiently conditioned against influences of the weather (wind, rain, humidity, frost) and mechanical influences (drop, bump, break, deform). For this, a literature study took place to establish the points of 8 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
attention for the conditioning of the stored materials. Not all points of attention are important to all materials. Thus, there was a method developed that determined which points of attention are important for any given material. This method is found by categorizing materials (weather sensitive / mechanical sensitive, weather insensitive / mechanical sensitive, weather sensitive / mechanical insensitive, weather insensitive / mechanical insensitive). After that, determination as to which points of attention correspond to which category. Finally, investigation took place as to which resources Janssen Aannemers can use to condition materials the right way. Based on the findings from this research, a program of requirements was created for the tool. This has led to the concept of "Materiaalplaats". "Materiaalplaats" is a web-based software program, designed for tablets, laptops and fixed computers. With "Materiaalplaats" phased site plans can be made, and dimensions for used, needed, and available storage can be determined. In addition, "Materiaalplaats" helps the company in determining whether residual materials should be discarded or stored and determining the location for the storage of the residual material. Finally, the points of attention can be determined for the storage of material on site, and the right resources can be found for the conditioning of the stored materials. The concept of "Materiaalplaats" was tested on its functional operation (through surveys with a supervisor, a site supervisor, and a planner from Janssen Aannemers) and on its technical operation (through an interview with a software developer). Because, at this moment, "Materiaalplaats" is a concept, no firm conclusion can be taken. Instead of that, expectations were discussed. It is expected that, with the use of "Materiaalplaats", the percentage of materials that are stored too long on the construction site will be reduced from 42% to 8,3%. In addition, it is expected that the percentage of stored materials being insufficiently conditioned, will be reduced from 76% to 15%. A review of the technical operation of "Materiaalplaats" showed that the concept of "Materiaalplaats" could actually be developed into a functioning program. However, to do this, additional research should be conducted. The development time is hereby estimated at 50 days, with an estimated cost of € 50.000, -.
9 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Samenvatting........................................................................................................................................... 6 Summary ................................................................................................................................................. 8 H1.
Inleiding ..................................................................................................................................... 12
1.1
Aanleiding .............................................................................................................................. 12
1.2
Janssen Aannemers ............................................................................................................... 13
1.3
Probleemveld ........................................................................................................................ 14
1.4
Probleemstelling.................................................................................................................... 21
1.5
Doelstelling ............................................................................................................................ 21
1.6
Project ................................................................................................................................... 23
1.7
Leeswijzer .............................................................................................................................. 24
H2
Logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel ................................................ 26
2.1
Dataverzameling.................................................................................................................... 26
2.2
Calculatiefase ........................................................................................................................ 27
2.3
Inkoopfase ............................................................................................................................. 28
2.4
Afroepfase ............................................................................................................................. 28
2.5
Opslagfase ............................................................................................................................. 29
2.6
Afvoerfase ............................................................................................................................. 30
2.7
Deelconclusie......................................................................................................................... 30
H3
Opslagtijd materiaal en materieel op de bouwplaats ............................................................... 33
3.1
Dataverzameling.................................................................................................................... 33
3.2
Opslagtijd materiaal en materieel ......................................................................................... 35
3.3
Reden van opslagtijd ............................................................................................................. 38
3.4
Maatregelen .......................................................................................................................... 42
3.5
Deelconclusie......................................................................................................................... 48
H4
Informatie vanuit de werkvoorbereiding .................................................................................. 50
4.1
Dataverzameling.................................................................................................................... 50
4.2
Huidige situatie...................................................................................................................... 50
4.3
Benodigde informatie vanuit de werkvoorbereiding ............................................................ 51
4.4
Terreinplan ............................................................................................................................ 57
4.5
Afmetingen opslag................................................................................................................. 58 10 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
4.6
Maatregelen .......................................................................................................................... 63
4.7
Deelconclusie......................................................................................................................... 67
H5
Conditioneren van het materiaal en materieel ......................................................................... 70
5.1
Dataverzameling.................................................................................................................... 70
5.2
Negatieve invloeden op de kwaliteit van het materiaal en materieel .................................. 72
5.3
Aandachtspunten conditionering .......................................................................................... 74
5.4
Categorisatie aandachtspunten ............................................................................................ 79
5.5
Maatregelen .......................................................................................................................... 81
5.6
Stimuleren van de conditionering ......................................................................................... 83
5.7
Deelconclusie......................................................................................................................... 86
H6
Programma van eisen en wensen ............................................................................................. 89
6.1
Programma van eisen ............................................................................................................ 89
6.2
Programma van wensen ........................................................................................................ 92
6.3
Concept hulpmiddel .............................................................................................................. 92
H7
Het ontwerp van het hulpmiddel .............................................................................................. 95
7.1
Dataverzameling.................................................................................................................... 95
7.2
Processchema’s hulpmiddel .................................................................................................. 95
7.3
Lay-out interface Materiaalplaats ......................................................................................... 98
7.4
Materiaalplaats.................................................................................................................... 100
H8
Toetsing van Materiaalplaats .................................................................................................. 135
8.1
Toetsing functionele werking Materiaalplaats .................................................................... 135
8.2
Toetsing technische werking Materiaalplaats..................................................................... 140
8.3
Toetsing Materiaalplaats aan het PvE ................................................................................. 143
H9
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ................................................................................... 148
9.1 Conclusie ................................................................................................................................... 148 9.2 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 148 Literatuurlijst ....................................................................................................................................... 152 Bijlagen ................................................................................................................................................ 153
11 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
H1. Inleiding In dit eerste hoofdstuk is begonnen met het geven van de inleiding van het onderzoek. In eerste instantie is de aanleiding besproken die heeft geleidt tot het onderzoek. Vervolgens is het gastbedrijf geïntroduceerd waar het onderzoek heeft plaats gevonden. Daarna is een onderzoek besproken, wat de basis is geweest voor de probleemstelling en de doelstelling van dit onderzoek. Tot slot is het project waar het onderzoek plaats heeft gevonden besproken, en is er een leeswijzer worden gegeven.
1.1
Aanleiding
De aanleiding van dit onderzoek was het ‘Participerend Observeren’ dat in een eerdere fase verricht is bij het bedrijf Janssen Aannemers. Tijdens deze periode is er bij het bedrijf op de bouwplaats meegewerkt aan het project ‘GOED Wonen’ Oisterwijk. Tijdens deze participerende observatie is er geconstateerd dat het bedrijf problemen op de bouwplaats heeft met het opslaan van materiaal en materieel. Om te verifiëren dat het probleem niet alleen op de onderzochte bouwplaats heerste, maar dat het een structureel probleem bij het bedrijf is, zijn er vervolgens meerdere observaties bij meerdere bouwplaatsen van Janssen Aannemers gedaan. De conclusie was dat het bedrijf inderdaad structureel problemen heeft met het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Uit analyses is gebleken dat deze problemen met de opslag van materiaal en materieel leidde tot een onveilige bouwplaats, een inefficiënt bouwproces en een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel gedurende deze opslag. Tijdens de participerende observatie is geconstateerd dat de opslag van materiaal en materieel bij Janssen Aannemers zorgt voor onveilige situaties op de bouwplaats. Het verkeerd opslaan van materiaal en materieel resulteert in onveilige situaties. Vooral vallen over, en stoten tegen, materiaal en materieel is een groot potentieel gevaar. Daarnaast is geconstateerd dat het verkeerd opslaan van materiaal en materieel in een inefficiënt bouwproces resulteert. Deze inefficiëntie gaat direct gepaard met verhoogde bouwkosten. Bij Janssen Aannemers streeft men er naar zo efficiënt mogelijk te werken, maar men wordt hierbij tegengewerkt door problemen met de opslag. Grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel zorgen er bijvoorbeeld voor dat de opslag niet of nauwelijks te bereiken is. Looppaden raken geblokkeerd, en er kunnen minder eenheden per transportbeweging vervoerd worden. Het resultaat is dat het personeel om moet lopen, of dat ze meer transportbewegingen moeten uitvoeren. Tot slot is geconstateerd dat het materiaal en materieel op de bouwplaats onvoldoende wordt beschermd tegen wind, regen en/of vorst. Kortom, er wordt niet voldoende en niet goed geconditioneerd. Dit resulteert er in dat de kwaliteit van materiaal en materieel tijdens de opslag op de bouwplaats wordt verminderd, wat resulteert in een verminderd bouwproduct of in materiaalverliezen. Beide gevallen zorgen voor onnodige bouwkosten. Figuur 1.1 toont een schematische weergave van de conclusie van de PO.
12 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Verkeerd opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats
Gevaarlijke situaties op de bouwplaats
Inefficiëntie van het bouwproces
Verminderde kwaliteit van het materiaal en materieel
Figuur 1.1 Schematische weergave conclusie PO
1.2
Janssen Aannemers
Het participerend observeren heeft plaatsgevonden bij het gastbedrijf Janssen Aannemers (JA). JA is een middelgroot aannemersbedrijf gevestigd in het Brabantse dorp Moergestel. Het bedrijf wordt al meer dan eeuw overgedragen van vaders op zoons, en is zodoende een echt familiebedrijf. Het werkgebied van Janssen Aannemers bevindt zich vooral in Brabant, maar ook buiten de provinciegrenzen is het bedrijf actief. Janssen Aannemers werkt bij enkele projecten in een samenwerkingsverband met aannemersbedrijf A.M.J. op ’t Hoog en Zn. B.V., eveneens gevestigd in Moergestel. Deze bedrijven vormen in dat geval samen Aannemers Combinatie Moergestel (ACM). Janssen Aannemers richt zich op diverse markten in de bouw; villabouw, woningbouw, appartementen, utiliteitsbouw en sport & recreatie. Bij JA zijn gemiddeld 30 werknemers in Opdrachtgever dienst. Naast directeur Dhr. P. Janssen werken er nog 5 mensen op kantoor. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de Administratie Aannemer (directeur) werkvoorbereiding (calculatie, planning, inkoop, etc.) en fungeren daarnaast als Werkvoorbereiders/ projectleiding. Verder bestaat het bedrijf projectleiders uit 3 uitvoerders, die ieder één of soms meerdere (kleine) projecten op zich Uitvoerders nemen. De rest van het personeel bestaat vooral uit timmerlieden en uit een aantal metselaars. Omdat JA niet alle Eigen personeel (Onder)aannemers bouwdisciplines in huis heeft besteden zij regelmatig werk uit. Dit betekent dat JA bij veel bouwprojecten naast een Janssen Aannemers bouwende rol, ook vooral een sturende en coördinerende rol heeft. De Extern organisatiestructuur tijdens een bouwproject is zoals geschetst in figuur 1.2. Figuur 1.2 Organisatiestructuur Janssen Aannemers 13 Afstudeeronderzoek
Bedrijfsleider
ZZP-ers
Afstudeerrapport
1.3
Rob Wevers
Probleemveld
Tijdens de participerende observatie is gebleken dat de problemen die Janssen Aannemers heeft met het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats leidt tot een onveilige bouwplaats, een inefficiënt bouwproces en een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel. De knelpunten, ofwel de oorzaken die leidde tot deze negatieve effecten, waren hierbij echter nog niet bekend. 1.3.1
Verdiepend onderzoek probleemveld
Om deze reden is er na de participerende observatie een verdiepend onderzoek verricht naar de problemen die JA heeft met het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Hiervoor is er een literatuurstudie gedaan naar eisen waaraan de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats zou moeten voldoen. Deze eisen zijn vervolgens toetsbaar gemaakt in de vorm van een checklist. Vervolgens zijn deze checklists ingevuld bij 4 verschillende projecten van JA, waarbij verschillende uitvoerders betrokken waren. In dit hoofdstuk is enkel ingegaan op de resultaten die voor dit onderzoek van belang zijn. Voor een beschrijving van alle resultaten, en de manier waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden, wordt verwezen naar bijlage A. De totaaltabel in bijlage B toont dat bijna iedere gestelde eis uit het vooronderzoek in meer of mindere mate negatief is beantwoord. Dit wil echter niet zeggen dat wanneer een eis negatief is beantwoord, gesteld kon worden dat JA structureel problemen heeft met de gestelde eis. Het was daarom zinvol om het probleemveld af te bakenen tot de eisen die de meeste problemen geven bij de opslag van materiaal en materieel bij JA. Er is voor gekozen om onderzoek te doen naar het probleemveld met de eisen waarbij er in >40% van de gevallen negatief is geantwoord.
1.3.2
Analyse van het probleemveld
Vervolgens is er door middel van een stroomanalyse volgens Porras een analyse verricht op deze eisen uit het probleemveld (figuur 1.3).
14 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Overige
Veiligheid
Efficiëntie
Kwaliteit
1
2 Opslag materiaal/ materieel niet beschermd tegen wind, regen en/of vorst
Geen informatie vanuit werkvoorbereiding over locatie en afmeting opslag materiaal/materieel
3 Materiaal/materieel wordt niet op korte termijn verwerkt
4 Materiaal/materieel ligt lange tijd op de bouwplaats opgeslagen
5
6
Grote hoeveelheid materiaal/materieel op de bouwplaats
Materiaal/materieel lange tijd onbeschermd tegen wind, regen en/of vorst opgeslagen
7 Opslag vermindert toegankelijkheid van andere opslag
8
9
Opslag niet veilig bereikbaar voor personeel en transportmiddelen
10 Opslag niet bereikbaar voor personeel en transportmiddelen
Materiaal/materieel beschadigd door stoten of vallen
11 Bouwafval wordt niet voldoende afgevoerd
12 Het bouwterrein is onvoldoende begaanbaar
14
13
Onveilige situaties op de bouwplaats
15
Inefficiëntie van het bouwproces
Figuur 1.3 Schematische weergave probleemveld
15 Afstudeeronderzoek
Vermindering kwaliteit van het materiaal en materieel
Afstudeerrapport 1.3.1
Rob Wevers
Beschrijving van het probleemveld
Na analyse van de resultaten uit bijlage B zijn er 3 hoofdoorzaken geconstateerd, die leiden tot onveilige situaties op de bouwplaats, een inefficiënt bouwproces en een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel. Deze 3 hoofdoorzaken zijn: • • •
Materiaal en materieel ligt lange tijd op de bouwplaats opgeslagen Geen informatie vanuit werkvoorbereiding over locatie en afmeting opslag materiaal en materieel Opslag materiaal en materieel niet beschermd tegen wind, regen en/of vorst
Materiaal en materieel lange tijd op de bouwplaats opgeslagen Uit het kwantitatief onderzoek met behulp van de checklist is gebleken dat 42% van het onderzochte materiaal en materieel dat op de bouwplaats ligt opgeslagen, niet op korte termijn wordt verwerkt. Dit kan betekenen dat enerzijds het materiaal en materieel een geruime tijd voordat het wordt verwerkt al op de bouwplaats wordt aangeleverd, en/of dat materiaal en materieel wat niet meer gebruikt wordt niet (tijdig) wordt afgevoerd. In dit laatste geval gaat het hierbij in de meeste gevallen om restanten materiaal dat over is na verwerking van het materiaal (restanten), of om materieel dat in een eerdere fase van het bouwproces gebruikt is en later niet meer gebruikt gaat worden. Het gevolg van het feit dat materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, is dat er grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats liggen. Gedurende de bouw wordt immers steeds ander materiaal en materieel aangeleverd. Het aantal materiaal en materieel in opslag stapelt zich hierdoor naarmate de bouw vordert op. Hierdoor wordt het voor de uitvoerder steeds moeilijker om voor het materiaal en materieel een geschikte locatie voor de opslag te vinden. Dit heeft er in geresulteerd dat in 46% van de onderzochte gevallen de opslag van het materiaal en materieel de toegankelijkheid van andere opslag vermindert. Geen informatie vanuit werkvoorbereiding over locatie en afmeting opslag materiaal en materieel Uit het onderzoek is verder gebleken dat bij geen van de projecten tijdens de uitvoering informatie vanuit de werkvoorbereiding aanwezig was over de locatie en de afmetingen van de opslag van het materiaal en materieel. Tijdens de werkvoorbereiding is er bijvoorbeeld geen terreinplan of gefaseerde planning van de opslagplaatsen van het materiaal en materieel gemaakt. Dit resulteerde er in dat tijdens de uitvoering, wanneer het materiaal en materieel aangeleverd werd op de bouwplaats, de locatie van de opslag bepaald moest worden. Doordat tijdens de uitvoering onbekend is hoe groot de ruimte voor de opslag moet zijn, ontstaan er grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats doordat de uitvoerder geen zicht heeft op de benodigde ruimte dat het geleverde materiaal en materieel in zal nemen. Het ontbreken van informatie over de locatie van de opslag van materiaal en materieel resulteert er in dat er verkeerde keuzes worden gemaakt ten aanzien van de locatie van de opslag, waardoor het materiaal en materieel dusdanig wordt opgeslagen dat het de toegankelijkheid van andere opslag vermindert. Ook het vorige hoofdknelpunt resulteerde er in dat de toegankelijkheid van de opslag werd verminderd. Het verminderen van de opslag van materiaal en materieel heeft ook op zijn beurt weer negatieve gevolgen. Doordat de looppaden dusdanig klein zijn of in sommige gevallen zelfs 16 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
verdwijnen, en de werkruimte rondom de opslag klein is, is de opslag niet of nauwelijks te bereiken voor het personeel en de transportmiddelen. Uit het onderzoek is gebleken dat 61% van het opgeslagen materiaal en materieel nauwelijks of niet te bereiken is. Het niet goed bereikbaar zijn van opgeslagen materiaal en materieel resulteert er vervolgens in dat het personeel meer handelingen moet verrichten voor het verwerken van het materiaal en materieel, doordat ze bijvoorbeeld niet gebruik kunnen maken van een transportmiddel of doordat ze om moeten lopen om de opslag te bereiken. Het verrichten van meer handelingen dan nodig resulteert in inefficiëntie van het bouwproces. Doordat de opgeslagen afvalcontainers niet of nauwelijks te bereiken zijn, is de bereidheid van het personeel om hun afval weg te gooien minder dan wanneer deze afvalcontainers wel goed te bereiken zijn. Dit resulteert in het knelpunt dat het bouwafval op de bouwplaats niet voldoende wordt afgevoerd. Bij slechts 1 van de 4 onderzochte bouwplaatsen van JA is geconstateerd dat het bouwafval regelmatig werd afgevoerd. De overige 3 bouwplaatsen blijven hierbij ernstig in gebreken. Grote hoeveelheden rondslingerend afval draagt bij aan de verminderde begaanbaarheid van het bouwterrein. Bij 3 van de 4 bouwplaatsen blijkt de begaanbaarheid dus ook onvoldoende te zijn. Een onvoldoende begaanbaar bouwterrein heeft directe negatieve gevolgen voor de efficiëntie van het bouwproces en zorgt voor onveilige situaties op de bouwplaats. Wanneer bouwafval de looppaden van het personeel en de transportwegen van transportmiddelen blokkeert, betekent dit dat er langere afstanden moeten worden afgelegd om van A naar B te komen. Al deze extra meters zijn extra handelingen en dus inefficiëntie. Daarnaast kan bouwafval, zeker wanneer zich dat op looppaden en transportwegen bevindt, resulteren in potentieel struikelgevaar. Het verminderen van de toegankelijkheid van de opslag heeft daarnaast als gevolg dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan wanneer werknemers de opslag, al dan niet met een transportmiddel, proberen te bereiken. Doordat de looppaden smal zijn of dat er materiaal en materieel op de looproute is opgeslagen, is geconstateerd dat de opslag in 65% van de onderzochte gevallen niet veilig bereikbaar is voor het personeel en transportmiddel. Men zou immers kunnen struikelen over de opslag van ander materiaal en materieel wanneer ze de opslag willen bereiken. Daarnaast bestaat er nog het gevaar van het stoten tegen opgeslagen materiaal en materieel doordat de werkruimte rondom de opslag is verminderd. Dit alles resulteert in onveilige situaties op de bouwplaats. Doordat de toegankelijkheid van de opslag wordt verminderd en daardoor looppaden en de werkruimte kleiner worden, is de kans op beschadigingen van materiaal en materieel groter doordat er tegen gestoten wordt, al dan niet met transportmiddelen. Uit het onderzoek met de checklists is gebleken dat de helft van de onderzochte materialen/materieel enigszins beschadigd is geraakt doordat er tegen gestoten is of doordat het materiaal/materieel gevallen is. De beschadigingen die op kunnen treden door stoten tegen, of vallen van, materiaal en materieel zorgen er voor dat de kwaliteit van het materiaal/materieel wordt verminderd. Wanneer de beschadigingen minimaal zijn zullen enkel de optische eigenschappen van een materiaal of materieel zijn verminderd. Bij grotere beschadigingen kan het echter ook zo zijn dat belangrijke mechanische en/of fysische eigenschappen worden verminderd.
17 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Opslag materiaal en materieel niet beschermd tegen wind, regen en/of vorst Uit het onderzoek is verder gebleken dat 76% van het opgeslagen materiaal en materieel niet (voldoende) beschermd is tegen de weersinvloeden wind, regen en vorst. Het materiaal en materieel dat wordt geleverd, wordt in de meeste gevallen niet opgeslagen op de manier dat de fabrikant of de leverancier dat aanbeveelt. Daarnaast worden materialen, waarvan de sealing verbroken is doordat een gedeelte reeds verwerkt is, niet op een dusdanige manier geconditioneerd dat ze beschermd worden tegen weersinvloeden. De uitvoerders hebben op de bouwplaats de beschikking over afdekzeilen, maar geconstateerd is dat hier zelden gebruik van gemaakt wordt. Veel materiaal en materieel vermindert in kwaliteit wanneer ze gedurende een lange periode worden blootgesteld aan weersinvloeden. Wanneer bijvoorbeeld bakstenen gedurende lange tijd onbeschermd liggen opgeslagen, en deze niet voldoende kunnen ventileren, zullen er vochtplekken op de stenen gaan ontstaan. Door dit vocht kunnen de bakstenen een ander uiterlijk krijgen, en kunnen de fysische en mechanische eigenschappen van de steen worden verminderd. Bij vorst zouden de stenen zelfs kunnen gaan scheuren. Op deze manier kunnen weersinvloeden diverse negatieve gevolgen hebben voor verschillende materialen en materieel. Figuur 1.4 toont een vereenvoudigde schematische weergave van het probleemveld. Geen informatie vanuit werkvoorbereiding over locatie en afmeting opslag materiaal/materieel
Materiaal/materieel ligt lange tijd op de bouwplaats opgeslagen
Opslag materiaal/ materieel niet beschermd tegen wind, regen en/of vorst
Oorzaak
Onveilige situaties op de bouwplaats
Inefficiëntie van het bouwproces
Vermindering kwaliteit van het materiaal en materieel
Gevolg
Figuur 1.4 Vereenvoudigde schematische weergave probleemveld
1.3.2
Gevolgen
Zoals uit de analyse van het probleemveld blijkt, hebben de knelpunten die geconstateerd zijn uiteindelijk negatieve gevolgen op de veiligheid op de bouwplaats, de efficiëntie van het bouwproces, en de kwaliteit van het materiaal en materieel. Vervolgens is door middel van een aantal voorbeelden aangegeven wat de gevolgen (kunnen) zijn voor JA en waarom deze gevolgen niet gewenst zijn. Veiligheid Onveilige situaties kunnen het bedrijf niet alleen financiële schade toebrengen maar, belangrijker nog, het kan er ook voor zorgen dat het welzijn van het personeel in het geding is. Om deze redenen is het van belang dat de bouwplaats zo veilig mogelijk is. Tijdens het onderzoek is geconcludeerd dat er regelmatig situaties zijn geconstateerd waarbij de manier waarop materiaal en materieel is opgeslagen, en de plaats van opslag gevaarlijke situaties met zich mee brengt. Het gevaar dat het vaakst geconstateerd is tijdens het onderzoek is struikelgevaar en stoten. Diverse literatuur, zoals de 18 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
sectorreportage uit 2011 ‘Arbeidsomstandigheden in de bouw’ van het Ministerie van SZW 1, ondersteunen deze observatie. Het rapport stelt dat een groot deel van de ongevallen op de bouw wordt veroorzaakt door struikelen. Volgens het rapport ‘Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2012 2’ van de ARBOUW is struikelen/uitglijden verantwoordelijk voor 9,1% van het ziekteverzuim in 2012. Iedere aannemer is verplicht een inventarisatie bij te houden van (bijna-)ongelukken die zich hebben voorgedaan op de bouwplaats. Bij JA zijn er echter sinds 2011 geen (bijna-)ongelukken meer gemeld. Dit wil echter niet zeggen dat er zich geen potentieel gevaarlijke situaties hebben voorgedaan op de bouw. Veelal worden bijna-ongelukken niet gemeld door de het personeel. Uit vraaggesprekken met het personeel blijkt dat de meeste werknemers bijna-ongelukken niet herkennen en zich er daardoor niet van bewust zijn dat er een gevaarlijke situatie heeft voorgedaan. Wanneer zij zich wel bewust zijn geweest van een gevaarlijke situatie, is het vooral laksheid dat hen weerhoudt om een bijnaongeval te melden. Gezien de cijfers uit het rapport van de ARBOUW, lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat in ruim 3 jaar tijd zich geen (bijna) ongevallen bij JA hebben voorgedaan. Aannemelijker is dat de (bijna) ongevallen niet geregistreerd worden. Hierdoor kan er geen gedegen uitspraak worden gedaan over hoe groot het probleem is bij Janssen. Feit blijft echter wel dat er te allen tijden gestreefd moet worden naar een zo veilig mogelijke bouwplaats. Efficiëntie Verder is gebleken dat de grote hoeveelheid materiaal en materieel er in resulteert dat personeel niet op een efficiënte manier bij de opslag van materiaal en materieel kan. Ieder bedrijf wil dat zijn werknemers zo efficiënt mogelijk werken, en ook bij JA is dit niet anders. Iedere handeling dat personeel meer moet verrichten kost het bedrijf onnodig geld. Bijvoorbeeld in het geval van de afvalcontainers bij het project ‘nieuwbouw woning Berkel-Enschot’ (figuur 1.5 en 1.6).
Figuur 1.5 Afvalcontainers
Figuur 1.6 Locatie afvalcontainers
Bij dit project waren de afvalcontainers nauwelijks te bereiken voor het personeel. Over het algemeen wordt op de bouwplaats afvalmateriaal verzameld in kruiwagens, en worden deze wanneer ze vol zijn naar de afvalcontainers getransporteerd. In dit geval konden de kruiwagens de containers niet bereiken, wat betekent dat het bouwafval handmatig moest worden
1
Inspectie SZW (2012). Arbeidsomstandigheden in de bouw: sectorrapportage 2011. Rijksoverheid: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2 Arbouw. (2013). Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2012. Harderwijk: Arbouw
19 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
getransporteerd. In plaats van dat het opslaan van bouwafval in containers enkele seconde duurde, duurde het in dit geval enkele minuten. Er moeten meer handelingen worden verricht dan nodig. De gemiddelde afstand van de werkplek tot de containers bedroeg 21 meter. Doordat er bij het afvoeren van het bouwafval niet gebruik gemaakt kon worden van kruiwagens, moest het bouwafval met de hand worden verplaatst. Het kost de werknemer gemiddeld 5 extra handelingen van de werkplek naar de afvalcontainers om dezelfde hoeveelheid bouwafval te transporteren als hij dat met een kruiwagen had kunnen doen. Gemiddeld betekent dit dus dat het personeel 5 x 21 meter = 105 meter per keer moest lopen. Gemiddeld herhaalde dit proces zich 4 keer per dag, wat neer komt op 4 x 105 meter = 420 meter. De gemiddelde loopsnelheid bedraagt 5 km/h, wat overeen komt met ongeveer 1,4 m/s. 420 meter / 1,4 m/s = 300 seconde. 300 seconde = 5 minuten. Wanneer we uitgaan van gemiddeld 4 werknemers, betekent dit dat er dus 4 x 5min is 20min, ofwel 0,33 manuur per dag verloren gaat aan deze extra handelingen. Per week betekent dit dat er 5 x 0,33 is 1,66 manuur verloren ging. Wanneer er van uit wordt gegaan dat een werknemer gemiddeld € 40, - per manuur kost, betekent dit dus dat JA € 40,- x 1,66 is € 66,40 kwijt was aan extra handelingen op de bouwplaats per week. Dit bedrag lijkt niet erg hoog, maar wanneer dergelijke situaties zich voor doen bij de opslag van meerdere materialen en materieel tegelijk, kunnen de extra kosten die gemaakt worden door inefficiëntie op de bouwplaats behoorlijk oplopen. Kwaliteit van het bouwproduct Het gedurende een lange periode onnodig en verkeerd opslaan van materiaal of materieel op de bouwplaats kan er toe leiden dat het materiaal of materieel niet meer bruikbaar is voor bouwdoeleinden. De onnodige kosten die hiermee gemaakt worden kunnen hoog oplopen, zeker wanneer het gaat om kostbaar materiaal. Als voorbeeld worden isolatiepanelen van het merk Jackodur gebruikt. JA maakt namelijk regelmatig gebruik van dit materiaal. Zeker voor een dergelijk materiaal is het dus belangrijk dat deze op een geschikte locatie worden opgeslagen. Als voorbeeld worden 2 situaties genoemd die geconstateerd zijn bij het invullen van de checklists. Figuur 1.7 toont een opslag van dit materiaal zoals geconstateerd bij het project ‘nieuwbouw villa in Oisterwijk (1)’. Figuur 1.8 toont de opslag van het materiaal geconstateerd bij het project ‘nieuwbouw villa Oisterwijk (2)’. In beide gevallen zijn de isolatiepanelen dusdanig bevuild en beschadigd dat ze kunnen, en ook zullen, worden weggegooid.
Figuur 1.7 Opslag isolatiepanelen Oisterwijk (1)
Figuur 1.8 Opslag isolatiepanelen Oisterwijk (2)
Volgens de begroting van de ‘nieuwbouw villa Oisterwijk (2)’ kostte deze isolatiepanelen € 14,15 per m2. De panelen hebben een afmeting van 1250mm x 600mm is 0,75 m2. In het geval van de opslag van de isolatiepanelen bij het project ‘nieuwbouw villa Oisterwijk (1)’ ging het om 6 panelen. Een 20 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
simpele rekensom leert dat er voor 6 x 0,75 m2 x € 14,15 per is € 63,68 aan materiaal moest worden weggegooid doordat deze dusdanig in kwaliteit zijn verminderd dat deze niet meer verwerkt konden worden. In het geval van het project ‘nieuwbouw villa Oisterwijk (2)’ gaat het zelfs om 25 panelen, wat neerkomt op 25 x 0,75 m2 x € 14,15 per is € 265,31. Dit zijn alleen al de materiaalkosten, de onnodige bouwkosten doordat er manuren verloren gaan is hier nog niet bijgerekend. Hierbij gaat het dus alleen om het materiaal dat op figuur 1.7 en figuur 1.8 te zien is, terwijl er op deze bouwplaatsen meerdere van dit soort situaties geconstateerd zijn. Wanneer het materiaal dat in kwaliteit is verminderd toch in het bouwproces verwerkt wordt, kan dit tot een verminderde kwaliteit van het bouwproduct leiden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kletsnatte baksteen dat gebruikt wordt voor binnenmuren. Wanneer deze steen geplaatst is terwijl deze vochtig is, en er vervolgens een afwerking tegen deze muur is geplaatst, kan deze steen voor de nodige vochtschade zorgen. Het herstellen van dergelijke schade zijn onnodige bouwkosten voor JA.
1.4
Probleemstelling
De probleemstelling die volgt vanuit de 3 hoofdoorzaken en gevolgen is als volgt gedefinieerd: Doordat er bij Janssen Aannemers tijdens de uitvoering van een bouwproject geen informatie beschikbaar is vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmeting van de opslag van materiaal en materieel, en doordat 42% van het materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen doordat deze te vroeg op de bouwplaats wordt aangeleverd en/of te laat wordt afgevoerd, en doordat 76% van het opgeslagen materiaal en materieel onvoldoende wordt beschermd tegen weersinvloeden, ontstaan er onveilige situaties op de bouwplaats, ontstaat er een inefficiënt bouwproces en wordt de kwaliteit van het materiaal en materieel verminderd.
1.5
Doelstelling
De doelstelling van het afstuderen was er op gericht om een hulpmiddel voor Janssen Aannemers te ontwikkelen zodat de 3 hoofdknelpunten verdwijnen, waardoor er een veiligere bouwplaats ontstaat, het bouwproces efficiënter wordt en de kwaliteit van het materiaal en materieel behouden blijft. De informatiestroom over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel, de tijd van opslag en de wijze van opslag van materiaal en materieel zijn aspecten die behoren bij een overkoepelend begrip, namelijk de logistiek van de opslag van materiaal en materieel. Er is geconcludeerd dat er bij Janssen Aannemers problemen zijn met het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers voldoet niet aan de eisen die gesteld zouden moeten worden ten behoeve van de veiligheid op de bouwplaats, de efficiëntie van het bouwproces en behoudt van kwaliteit van materiaal en materieel. De doelstelling van het afstudeeronderzoek liet zich dan ook als volgt formuleren:
21 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Een concept voor een hulpmiddel ontwikkelen voor Janssen Aannemers, zodat het bedrijf kan voldoen aan de logistieke eisen van het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, zodat een veilige bouwplaats en een efficiënt bouwproces ontstaat, en de kwaliteit van het materiaal en materieel behouden blijft.
In de doelstelling staan een aantal termen die enige toelichting verdienen. Deze termen zijn hieronder toegelicht: Hulpmiddel: Een door middel van processchema’s en afbeeldingen uitgewerkt concept van een, in deze fase, nog niet werkend softwareprogramma voor tablets. Logistiek: Bouwlogistiek is het geheel van maatregelen om het juiste materieel, de juiste materialen en het juiste personeel met de juiste kwaliteit, op het juiste moment, op de juiste bouwplaats te krijgen tegen minimale kosten. Materiaal: Verzamelnaam van grondstoffen, bouwstoffen en bouwprodukten. Materieel: Met materieel is in dit onderzoek de hulpconstructies bedoeld die op de bouwplaats worden opgeslagen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bekistingsschotten, steigerplanken, houten onderslagen van vloerbekistingen, stempels en steigermaterieel. In de bouw is het gebruikelijk om hijskranen, verreikers en andere transportmiddelen ook materieel te noemen. Deze vorm van materieel vormen echter geen onderwerp van het onderzoek. In dit verslag zijn deze voertuigen ‘transportmiddelen’ genoemd worden om verwarring te voorkomen. Veilige bouwplaats: Met veiligheid wordt in dit verslag de veiligheid van het personeel op de bouwplaats bedoeld. Onder veiligheid wordt verstaan; de mate van afwezigheid van potentiële oorzaken van een gevaarlijke situatie. Efficiënt bouwproces: Met efficiëntie wordt de mate waarin iets veel en snel resultaat heeft. In dit onderzoek ging het vooral over de relatie tussen het bouwend personeel en de opslag van het materiaal en materieel. Efficiënt opslaan betekent dat het personeel zodanig gebruik van de opslag kan maken, zodat zo min mogelijk handelingen nodig zijn voor het transporteren en verwerken van het opgeslagen materiaal of materieel. De handelingen die verricht moeten worden moeten dusdanig uitgevoerd kunnen worden dat er in zo min mogelijk tijd een zo groot mogelijk resultaat gehaald kan worden. Kwaliteit van het materiaal en materieel: Het behouden van de kwaliteit van het materiaal en materieel betekent dat de eigenschappen die het bouwproduct bezit niet verslechterd worden. Belangrijke eigenschappen zijn mechanische en thermische eigenschappen. Maar ook chemische, fysische en optische eigenschappen spelen een rol.
22 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen, zijn er taakstellingen gedefinieerd. Deze taakstellingen zijn: • •
•
•
• • •
1.6
In kaart brengen hoe het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers er uit ziet. In kaart brengen van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen, onderzoeken waarom het materiaal en materieel gedurende deze periode ligt opgeslagen, en onderzoeken welke maatregelen Janssen Aannemers kan nemen om de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen te verkorten. Onderzoeken welke informatie over de locatie en afmetingen van de opslag van materiaal en materieel Janssen Aannemers vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar moet stellen aan de uitvoering, hoe de werkvoorbereiding aan deze informatie kan komen, en hoe de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit moet zien. Onderzoeken op welke manier het materiaal en materieel geconditioneerd moet worden, welke maatregelen Janssen Aannemers kan nemen ten behoeve van de conditionering van opgeslagen materiaal en materieel, en op welke manier het gebruik van deze maatregelen kan worden gestimuleerd. Opstellen van een Programma van Eisen van het hulpmiddel. Het ontwikkelen van een hulpmiddel. Het toetsen van het hulpmiddel.
Project
In paragraaf 1.2 is reeds vermeld dat JA zich richt op diverse markten in de villa-, woning-, utiliteits-, sport-, en recreatiebouw. Het overgrote deel van de projecten van JA betreft echter villabouw. Vooral op dit gebiedt ligt de expertise van het bedrijf. Er is er zodoende voor gekozen om het onderzoek te verrichten bij een villabouw project van het bedrijf. Daarnaast was het van belang om het onderzoek te verrichten bij een project wat zich in de ruwe afbouwfase bevindt. Op dat moment van het bouwproces is er namelijk veel verschillend materiaal en materieel op de bouwplaats aanwezig. In de afbouwfase is dit ook het geval, maar op dat moment is er op de bouwplaats vooral materiaal en materieel van onderaannemers aanwezig, en in mindere mate van JA zelf. Het onderzoek is verricht bij het project ‘Nieuwbouw villa te Oisterwijk’. In overleg met de opdrachtgever is er voor gekozen om dit project zo veel mogelijk anoniem te benaderen. Bij dit project is tijdens het participerend observeren een observatie verricht, waaruit is gebleken dat er bij dit project problemen waren met het opslaan van materiaal en materieel. Figuur 1.9 en 1.10 tonen respectievelijk een aanzicht van de voor- en achtergevel.
23 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 1.9 Aanzicht voorgevel
Figuur 1.10 Aanzicht achtergevel
Het project betreft de nieuwbouw van een riante villa in het Brabantse dorp Oisterwijk. De kelder, de begane grondvloer en het dak zijn vervaardigd uit in het werk gestort beton. De binnenmuren zijn opgebouwd uit poriso binnenmuurstenen. Ten tijde van de aanvang van het onderzoek bevindt de bouw zich in de ruwe afbouwfase.
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 t/m 5 is er antwoord gegeven op de taakstellingen zoals die in paragraaf 1.5 gedefinieerd zijn. In ieder hoofdstuk is daarbij ingegaan worden op één taakstelling. Hoe deze taakstellingen per hoofdstuk zijn ingedeeld is te zien in figuur 1.11. Ieder hoofdstuk is begonnen met een inleiding. In de eerste paragraaf is vervolgens de verantwoording beschreven van de wijze waarop de data, die benodigd was om te voldoen aan de taakstelling, is verzameld. Daarbij zijn de deelvragen die beantwoord moesten worden om te kunnen voldoen aan de taakstellingen besproken. In de daar op volgende paragrafen is de data verzameld. Ieder hoofdstuk sluit vervolgens af met een conclusie. In hoofdstuk 6 is er een conclusie van het onderzoek geschreven. Vervolgens is het programma van eisen en het programma van wensen opgesteld, waaraan het later te ontwikkelen hulpmiddel aan dient te voldoen. Het hoofdstuk is afgesloten met het concept van het ontwikkelde hulpmiddel. In hoofdstuk 7 is de ontwikkeling van het hulpmiddel besproken. Hiervoor zijn in eerste instantie de benodigde processchema’s bepaald, waarna de lay-out van het hulpmiddel is verantwoord. Vervolgens is het hulpmiddel besproken. In hoofdstuk 8 is vervolgens besproken op welke manier de toetsing van het ontwikkelde hulpmiddel heeft plaatsgevonden, en wat de resultaten van deze toetsing zijn geweest. 24 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het rapport wordt in hoofdstuk 9 afgesloten met een conclusie, waarin onder andere gekeken wordt of er aan de doelstelling voldaan is, en worden er aanbevelingen gedaan voor eventueel een vervolgonderzoek.
Hoofdstuk 2
•In kaart grbracht hoe het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers er uit ziet.
Hoofdstuk 3
•In kaart gebracht van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen, onderzocht waarom het materiaal en materieel gedurende deze periode ligt opgeslagen, en onderzocht welke maatregelen Janssen Aannemers kan nemen om de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen te verkorten.
Hoofdstuk 4
•Onderzocht welke informatie over de locatie en afmetingen van de opslag van materiaal en materieel Janssen Aannemers vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar moet stellen aan de uitvoering, hoe de werkvoorbereiding aan deze informatie kan komen, en hoe de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit moet zien.
Hoofdstuk 5
•Onderzocht op welke manier het materiaal en materieel geconditioneerd moet worden, welke maatregelen Janssen Aannemers kan nemen ten behoeve van de conditionering van opgeslagen materiaal en materieel, en op welke manier het gebruik van deze maatregelen kan worden gestimuleerd.
Hoofdstuk 6
•Conclusie van het onderzoek beschreven, het Programma van Eisen opgesteld, en het concept voor het ontwikkelde hulpmiddel beschreven.
Hoofdstuk 7
•Processchema's en de lay-out van interface van Materiaalplaats ontworpen, en de werking van Materiaalplaats beschreven.
Hoofdstuk 8
•Toetsing naar de fucntionele en de technische werking van Materiaalplaats.
Hoofdstuk 9
•Conclusie beschreven en aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek,.
Figuur 1.11 Verdeling taakstelling per hoofdstuk
25 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H2
Rob Wevers
Logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel
In dit hoofdstuk is invulling gegeven worden aan de eerste taakstelling: ‘In kaart brengen hoe het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Janssen Aannemers er uit ziet’. In dit hoofdstuk is het huidige logistieke proces van materiaal en materieel op de bouwplaats in kaart gebracht. Dit hoofdstuk is begonnen met een toelichting over de wijze waarop de benodigde data is verzameld, en welke onderzoeksvragen er beantwoord moesten worden. Vervolgens is per logistiek proces de informatie beschreven die gevonden is na een participerende observatie en interviews. Tot slot is er in de deelconclusie antwoord gegeven op de deelvragen.
2.1
Dataverzameling
Om antwoord te kunnen geven aan de in de inleiding gestelde taakstelling van het onderzoek in dit hoofdstuk, moest er antwoord worden gegeven op de volgende deelvragen: • • • • •
Wie en wat zijn er bij het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats betrokken? Op welke manier zijn deze mensen bij het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats betrokken? Welke keuzes kunnen deze personen maken over het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats? Welke factoren spelen een rol bij het maken van een keuze over het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats? Hoe ziet het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel er op de bouwplaats uit?
Door middel van een participerende observatie en interviews is de data verzameld die benodigd was voor het beantwoorden van de hieronder gestelde onderzoeksvragen. De participerende observatie diende ervoor om een het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel in kaart te brengen. Door middel van interviews met de werkvoorbereider en de uitvoerder van het project, zijn de beweegredenen van de gemaakte keuzes gevonden. De transcriptie van deze interviews zijn te vinden in bijlage C. 2.1.1
Afbakening
Voordat het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats in kaart werd gebracht was het noodzakelijk het onderzoeksveld af te bakenen. Het onderzoeksveld start bij het calculeren van de aanbesteding. Tijdens deze fase wordt er immers al nagedacht over welke leveranciers bij het project betrokken zouden kunnen worden. Omdat een leverancier van materiaal en materieel mede kan bepalen hoe het logistieke proces van materiaal en materieel op de bouwplaats er uit kan zien, is het van belang ook deze fase al in kaart te brengen. Keuzes die in een eerdere fase, bijvoorbeeld de ontwerpfase, worden gemaakt hebben eveneens invloed op het materiaal en materieel dat er uiteindelijk op de bouwplaats zal liggen. Maar omdat JA niet bij de ontwerpfase is betrokken, kunnen zij daarop ook geen invloed uitoefenen. Om deze reden valt deze 26 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
fase buiten het onderzoeksveld. Het onderzoekveld eindigt op het moment dat het materiaal en materieel van de bouwplaats is afgevoerd. Evenals men gewend is om het algemene bouwproces in fases uit te drukken, kan het proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats ook uitgedrukt worden in belangrijke fases. In eerste instantie zijn deze fases de werkvoorbereidingsfase en de uitvoeringsfase. Deze twee fases zijn vervolgens onder te verdelen in meerdere belangrijke fases. Figuur 2.1 toont een schematische weergave van deze fases. Deze fases zijn vervolgens één voor één besproken.
Logistieke proces opslaan materiaal en materieel op de bouwplaats Werkvoorbereiding Calculatie
Inkoop
Uitvoering Afroep
Opslag
Afvoer
Figuur 2.1 Logistiek proces van opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats
2.2
Calculatiefase
JA werkt op een manier zoals men dat bij een traditionele aannemer kan verwachten. De meeste (grote) opdrachten komen via een aanbesteding binnen. Omdat het bedrijf zich vooral richt op particuliere projecten, zijn deze aanbestedingen meestal onderhand en niet-openbaar. Wanneer er besloten is dat het bedrijf voor de betreffende aanbesteding een offerte wil gaan indienen, wordt er op kantoor begonnen met de calculatie. In deze fase wordt al de basis gelegd voor het verloop van het logistieke proces van materiaal en materieel op de bouwplaats. Op dit moment worden namelijk offerteaanvragen gedaan bij leveranciers van materiaal en materieel. De betreffende werkvoorbereider bepaalt in deze fase, aan de hand van het bouwtechnisch bestek dat met de aanbesteding digitaal is toegestuurd, welk materiaal en materieel hij moet inkopen. Dit doet hij door het bestek uit te printen en deze vervolgens stap voor stap door te lezen. Op basis van ervaring noteert de werkvoorbereider bij welke leveranciers hij een offerteaanvraag doet. In de meeste gevallen gaat dit om leveranciers waar het bedrijf al jaren bekend mee is, waar ze vaker mee samen hebben gewerkt, en waarvan de werkvoorbereider weet dat ze kwaliteit kunnen leveren. Wanneer men bij JA vermoed dat de leverancier financieel gezien er niet goed voor staat, doet men geen zaken met dat bedrijf. Bij een eventueel faillissement van de leverancier raakt JA immers de garantie kwijt. Vervolgens stuurt de werkvoorbereider via email offerteaanvragen naar de leveranciers. De benodigde aanbestedingsstukken stuurt hij in deze mail mee. In de mail wordt gevraagd of de leverancier een offerte wil maken, en of hij deze vóór een bepaalde datum in wil leveren. De offertes die terug worden gestuurd worden gecontroleerd op juistheid. Mocht de offerte niet juist zijn, dan wordt aan de leverancier gevraagd deze alsnog in orde te maken. Indien de offerte is
27 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
goedgekeurd door de werkvoorbereider, dan wordt het bedrag van de offerte verzameld in een Excelsheet waarin alle bedragen van de offertes zijn opgenomen.
2.3
Inkoopfase
Wanneer JA de aanbesteding is gegund, gaat men op kantoor verder met de werkvoorbereiding van het project. In deze fase wordt er in eerste instantie een globale inkoopplanning gemaakt. Op deze planning staat globaal welk materiaal en materieel er moet worden ingekocht, en wanneer dit ongeveer gedaan zou moeten worden. Deze inkoopplanning wordt gemaakt op basis van ervaring van de werkvoorbereider. Wanneer materiaal of materieel moet worden ingekocht, wordt bepaald bij wie het materiaal en materieel ingekocht zal worden. In de meeste gevallen koopt JA het materiaal en materieel in op basis van de laagste prijs. Hierbij is het wel belangrijk dat men weet dat de leverancier kwaliteit levert en betrouwbaar is. Hoewel het bedrijf niet in de financiële boeken van de leverancier kan kijken, is het daarnaast van belang dat men bij JA vermoedt dat de leverancier de komende jaren niet failliet zal gaan. Een faillissement van de leverancier binnen de garantietermijn leidt immers tot verlies van deze garantie. Wanneer het een moeilijk werk betreft, kan het nog wel eens zo zijn dat JA de leverancier uitnodigt op kantoor of op de bouw om het werk door te bespreken. Mochten de partijen er in dit geval niet uit komen, dan wordt er een andere leverancier uitgenodigd. Het bepalen van het moment van inkopen van het materiaal en materieel gebeurt op basis van ervaring. In sommige gevallen is dat moment voordat de bouw daadwerkelijk begint. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verdiepingsvloeren, omdat men weet dat daar een heel proces aan vooraf gaat. In veel gevallen gebeurt het inkopen van materiaal en materieel echter op een moment tijdens de bouw. Buiten de inkoopplanning maakt JA geen gebruik van overige documentatie bij het bepalen van het moment van inkoop. Bij het inkopen wordt er gebruik gemaakt van een inkoop bon. Op deze bon staan diverse gegevens over het bedrijf, het project en wat er ingekocht wordt. Daarnaast wordt genoteerd op welke datum het materiaal en materieel op de bouwplaats geleverd moet worden. Dit kan gedaan worden op verschillende manieren. Er kan een precieze datum worden afgesproken of er kan een periode worden afgesproken (bijvoorbeeld tussen week X en week Y). In dit laatste geval beslist de uitvoerder later in het bouwproces wanneer het materiaal of materieel geleverd dient te worden. Tot slot kan het ook zo zijn dat er geen datum wordt afgesproken, maar dat de uitvoerder het moment van leveren bepaalt. Dit laatste gebeurd bij JA steeds vaker.
2.4
Afroepfase Het moment waarop het materiaal en materieel tijdens de uitvoering wordt afgeroepen is gebaseerd op de inkoop bon en de ervaring van de uitvoerder. Omdat JA vaak met dezelfde leveranciers werkt, weet de uitvoerder vaak wel wat de levertijd van de leverancier is. Over het algemeen probeert de uitvoerder er voor te zorgen dat het materiaal of materieel minimaal een week 28 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
voordat het nodig is bij het bouwproces op de bouwplaats te hebben. Dit is echter wel afhankelijk van wat er tijdens de inkoop met de leverancier van het materiaal en materieel is afgesproken. Wanneer er tijdens de inkoop met de leverancier is afgesproken dat de leverdatum wordt bepaald door afroep van de uitvoerder, heeft deze uitvoerder tijdens het bouwproces een grote invloed op het uiteindelijke tijdstip van levering. Wanneer er echter tijdens het inkopen een bepaalde datum is afgesproken, is het voor de uitvoerder moeilijker om dit te veranderen, mochten er onvoorziene veranderingen zijn opgetreden tijdens het bouwproces. De uitvoerder is op dat moment vooral afhankelijk van de leverancier, wat betreft het eerder of later leveren van het materiaal en materieel dan afgesproken. Uitgezonderd van de inkoop bon is er voor de uitvoerder geen verdere documentatie beschikbaar die hem helpt bij het bepalen van het moment van afroep. Hierdoor kan het dus gebeuren dat materiaal of materieel te laat is afgeroepen, doordat men zich niet bewust is van de levertijd dat het materiaal of materieel heeft.
2.5
Opslagfase
Bij JA wordt er niet gebruik gemaakt van een terreinplan. Tijdens de werkvoorbereiding wordt er in sommige gevallen enkel een lay-out van de bouwplaats gemaakt waar enkel de keten, bouwhekken en nutsvoorzieningen op genoteerd staan. Deze documentatie wordt gemaakt omdat de opdrachtgever het dan eist. Verder is er dus geen documentatie beschikbaar voor de uitvoerder die hem helpt bij het bepalen van de locatie van de opslag van het materiaal of materieel. Dit wordt uiteindelijk beslist op ervaring van de uitvoerder. De uitvoerder is tijdens het bouwproces dus zelf verantwoordelijk voor de locatie van de opslag van het geleverde materiaal en materieel. Vlak voordat het materiaal of materiele geleverd wordt, is hij vaak wel bezig met na te denken over een geschikte locatie voor de opslag van het materiaal en materieel. Er moet voldoende plek zijn voor het materiaal en materieel, en zowaar mogelijk wordt er ook gekeken naar een efficiënte plek. Efficiënt betekent in dit geval ‘zo ver mogelijk vooraan’. Bij JA werkt men alleen met deelvrachten wanneer het bouwterrein dusdanig klein is dat ze geen andere optie hebben. Aan conditionering wordt bij Janssen weinig aandacht besteedt. Dat wil zeggen dat men er wel van bewust is dat materiaal en materieel geconditioneerd moet worden, maar hier zijn verder geen richtlijnen of eisen voor. Op iedere bouwplaats zijn altijd een aantal afdekzeilen aanwezig. De uitvoerder bepaalt zelf, op basis van ervaring, hoe het materiaal en materieel geconditioneerd moet worden. Slecht in enkele gevallen, wanneer er bijvoorbeeld materiaal wordt gebruikt wat bijvoorbeeld nieuw is of zeer kwetsbaar, wordt van te voren bepaald hoe het geconditioneerd moet worden.
29 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
2.6
Rob Wevers
Afvoerfase
Tijdens de bouw wordt overtollig materiaal niet afgevoerd, tenzij deze weggegooid wordt. De afvalcontainer wordt namelijk tijdens de bouwfase regelmatig geleegd. Overtollig materiaal wat zich niet in een container laat plaatsen, of materiaal wat bij andere projecten gebruikt kan worden en op het terrein bij kantoor kan worden opgeslagen, wordt aan het einde van het bouwproject afgevoerd. Tijdens de bouw vindt er dus, op de afvalcontainers na, geen afvoer van materiaal plaats. Wat materieel betreft is het moment van afvoer afhankelijk van wie het materieel heeft geleverd. Wanneer het materieel wordt geleverd door een leverancier, wordt deze nadat het gebruikt is zo snel mogelijk weer van de bouwplaats afgevoerd. Ieder moment dat het materieel immers op de bouwplaats blijft liggen kost het JA immers geld. Meestal maakt JA gebruik van eigen materieel, zoals steigerplanken, houten onderslagen of steigermaterieel. Het moment van afvoer van dit materieel is afhankelijk van het feit of het materieel bij andere projecten nodig is. Wanneer dit niet het geval is, blijft het materieel op de bouwplaats liggen. Pas aan het eind van de bouw wordt het materieel dan of naar het opslagterrein bij het kantoor gebracht, of naar een andere bouwplaats. Mocht het zo zijn dat het materieel wel bij andere projecten nodig is, dan wordt het materieel tijdens de bouw opgehaald op de bouwplaats, en afgeleverd bij een andere bouwplaats.
2.7
Deelconclusie
In dit hoofdstuk is in kaart gebracht op hoe het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA er uit ziet. Daarbij is begonnen met het bouwproces af te kaderen tot de bouwfases die bij dit logistieke proces betrokken zijn. Vervolgens is door middel van een participerende observatie van dit proces, en interviews met de werkvoorbereider/projectleider en uitvoerder van het project, het logistieke proces per bouwfase in kaart gebracht. Er is onderzocht wie en wat er betrokken is bij dit logistieke proces, en op welke manier deze personen betrokken zijn. Daarnaast is onderzocht welke keuzes deze personen maken wat betreft het logistieke proces, en op basis waarvan ze deze keuzes maken. In deze conclusie zijn de belangrijkste bevindingen besproken, en is er uiteindelijk door middel van een SADT-diagram het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats in kaart gebracht. 3.7.1
Betrokken personen en bouwfases
Tijdens de werkvoorbereiding zijn er, wat betreft het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel, twee belangrijke fases. Namelijk de calculatiefase en de inkoopfase. Bij deze fases is de werkvoorbereider betrokken. In de calculatiefase wordt bepaald bij welke leveranciers offerteaanvragen, over het leveren van materiaal en materieel, er zullen worden gedaan. Vervolgens wordt gedurende de inkoopfase bepaald bij welke leverancier het materiaal of materieel zal worden ingekocht, en wordt dit materiaal en materieel ook daadwerkelijk ingekocht.
30 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Tijdens de uitvoering worden er drie belangrijke fases onderscheiden, namelijk de afroepfase, de opslagfase (of leveringsfase) en de afvoerfase. De uitvoerder is degene die bij deze fases betrokken is. In de afroepfase wordt het ingekochte materiaal en materieel afgeroepen, en wordt de leverdatum vastgesteld. Tijdens de opslagfase wordt het materiaal en materieel op de bouwplaats geleverd, en wordt de locatie van de opslag van het materiaal en materieel bepaald. Tijdens de afvoerfase wordt bepaald welk materiaal en materieel er van de bouw wordt afgevoerd, en op welk moment dit gebeurd. 3.7.2
Werkvoorbereider en uitvoerder
In tabel 2.2 en 2.3 staan per fase de belangrijkste taken van de werkvoorbereider dan wel uitvoerder wat betreft het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Calculatiefase 1. Bepaalt aan de hand van het bouwtechnisch bestek welk materiaal en materieel hij moet inkopen. Verstuurt via email offerteaanvragen naar de leveranciers. Verstuurt hierin de aanbestedingsstukken, en 2. vraagt de leverancier vóór een bepaalde datum een offerte te sturen. 3. Controleert de offertes op volledigheid en juistheid. Indien de leverancier geen offerte inlevert, of indien de offerte onjuist of niet volledig is, vraagt de 4. werkvoorbereider de leverancier deze alsnog compleet te maken. 5. Verzamelt de volledige en goedgekeurde offertes, en verzamelt de offertebedragen in één Excelsheet. Inkoopfase 1. Bepaalt op welk moment het materiaal of materieel ingekocht zal worden. 2. Maakt een globale inkoopplanning. 3. Bepaalt bij welke leverancier het materiaal en materieel ingekocht zal worden. 4. Koopt het materiaal en materieel, met behulp van een inkoop bon, in. Tabel 2.2 Taken werkvoorbereider
Afroepfase 1. Bepaalt het moment van afroep. 2. Roept het materiaal en materieel af. 3. Bepaalt leverdatum materiaal en materieel. Opslagfase 1. Bepaalt de locatie van de opslag van het materiaal en materieel. 2. Slaat het materiaal en materieel op de bouwplaats op. 3. Bepaalt of, en op welke manier, het materiaal en materieel geconditioneerd wordt. 4. Conditioneert het materiaal en materieel. Afvoerfase 1. Bepaalt wat er met overtollig materiaal gebeurt. Opslaan of weggooien. 2. Bepaalt afvoerdatum materieel. 3. Laat materieel afvoeren. Tabel 2.3 Taken uitvoerder
3.7.3
Keuzes
Tijdens het bouwproces komen de werkvoorbereider en uitvoerder voor diverse keuzes te staan die bepalend zijn voor hoe het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel er op de bouwplaats uit ziet.
31 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Gedurende de calculatiefase bepaalt de werkvoorbereider bij welke leveranciers er offerteaanvragen worden gedaan. Deze leveranciers worden bepaald op basis van ervaring. In bijna alle gevallen worden leveranciers gekozen waarmee JA al eerder heeft samengewerkt, en waarvan de werkvoorbereider weet dat ze kwaliteit leveren. Tijdens de inkoopfase wordt in eerste instantie een inkoopplanning gemaakt. Op deze planning staat weergegeven op welk moment materiaal en materieel gedurende de bouwfase ingekocht moet worden. Het maken van deze planning gebeurt op basis van ervaring van de werkvoorbereider. Vervolgens bepaalt de werkvoorbereider bij welke leveranciers hij het materiaal en materieel inkoopt. In de meeste gevallen bepaalt hij dit op basis van de laagste prijs. Wanneer het materiaal en materieel ingekocht wordt, bepaald de werkvoorbereider in overleg met de leverancier op welke manier het materiaal of materieel afgeroepen kan worden. De werkvoorbereider heeft hierbij drie opties. De eerste optie is een vooraf vastgestelde datum. De tweede optie is een vooraf vastgestelde periode, en de laatste optie is dat de uitvoerder zelf kan bepalen wanneer hij het materiaal of materieel afroept. Het bepalen van de manier waarop materiaal en materieel opgeroepen kan worden is enerzijds afhankelijk van de leverancier, en anderzijds op basis van ervaring van de werkvoorbereider. De uitvoerder bepaalt op basis van de inkoop bon en op basis van ervaring het moment waarop hij het materiaal of materieel afroept. Wanneer er op de bon een datum is afgesproken, is de uitvoerder daarvan afhankelijk. Op dat moment kan hij enkel nog in overleg met de leverancier het tijdstip bepalen. Wanneer er een periode is afgesproken, of wanneer de uitvoerder vrij is om het materiaal en materieel af te roepen, zorgt hij er voor dat het materiaal en materieel minimaal een week voordat het volgens de laatste planning verwerkt wordt op de bouwplaats aanwezig is. Tenzij de bouwplaats zo klein is dat het echt niet anders kan, wordt er bij JA niet gewerkt met deelvrachten. Dit betekent dat het materiaal en materieel zo veel mogelijk in één vracht geleverd wordt. Omdat er bij JA niet gebruik wordt gemaakt van terreinplannen of andere documentatie wat betreft de opslag van materiaal en materieel, is de uitvoerder op zichzelf aangewezen bij het bepalen van de locatie van materiaal en materieel. Hij doet dit dan ook op basis van ervaring. Hierbij probeert hij wel rekening te houden met efficiëntie van het bouwproces, dat wil zeggen zo ver mogelijk vooraan bij de verwerkingsplek. De uitvoerder conditioneert het materiaal en materieel op basis van ervaring. Hier zijn bij JA verder geen eisen of richtlijnen aan gesteld. Bij JA wordt er voor gekozen om overtollig materiaal op de bouwplaats niet gedurende de bouwfase af te voeren. Overtollig materiaal wordt óf weggegooid in de afvalcontainer, óf het blijft tot het einde van de bouw op de bouwplaats liggen tot het moment het allemaal in één keer wordt afgevoerd. De afvalcontainer wordt uiteraard gedurende het bouwproces regelmatig leeggemaakt. Het materieel dat van leveranciers gehuurd wordt, wordt echter wel zo snel mogelijk afgevoerd, om overbodige kosten uit te sluiten. Materieel wat van JA zelf is, blijft echter wel op de bouwplaats liggen tot de bouw gereed is, of tot het moment dat het materieel bij een ander project van JA nodig is. 3.7.4
Het logistieke proces van opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats
In bijlage D is in de vorm van een SADT-diagram het complete logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA in kaart gebracht. 32 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H3
Rob Wevers
Opslagtijd materiaal en materieel op de bouwplaats
In dit hoofdstuk is invulling gegeven aan de tweede taakstelling, namelijk: ‘Het in kaart brengen van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen, onderzoeken waarom het materiaal en materieel gedurende deze periode ligt opgeslagen, en onderzoeken welke maatregelen Janssen Aannemers kan nemen om zo op de bouwplaats ligt opgeslagen te verkorten’. Nadat de dataverzameling is besproken, is de huidige situatie op de bouwplaats van JA in kaart gebracht. Vervolgens is besproken waarom materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen. Tot slot is er antwoord worden gegeven op de vraag welke maatregelen JA kan nemen om de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats opgeslagen ligt te verkorten. Dit hoofdstuk wordt tot slot afgesloten met een deelconclusie.
3.1
Dataverzameling
Om antwoord te kunnen geven aan de in de inleiding gestelde taakstelling van het onderzoek in dit hoofdstuk, moest er antwoord worden gegeven op de volgende deelvragen: • • •
Hoe lang ligt het materiaal en materieel op de bouwplaats opgeslagen? Wat is de reden dat het materiaal en materieel gedurende deze periode op de bouwplaats ligt opgeslagen? Welke eisen kan Janssen Aannemers stellen aan het logistieke proces, om te zorgen dat materiaal en materieel gedurende een kortere periode op de bouwplaats ligt opgeslagen?
De data van de benodigde informatie is in eerste instantie verkregen door het ontwerpen van een checklist en het invullen van deze checklists tijdens een observatieperiode op de bouwplaats. Op het moment dat door middel van een analyse van de checklists in kaart was gebracht waarom materiaal en materieel lang op de bouwplaats opgeslagen lag, is door middel van een semigestructureerd interview met de uitvoerder van het geobserveerde project, en door middel van de bevindingen ten tijde van de observatieperiode, onderzocht wat de oorzaken waren van het feit dat materiaal en materieel lang op de bouwplaats lag opgeslagen. Aan de hand van deze bevindingen zijn vervolgens mogelijke maatregelen bepaald voor het reduceren van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. 3.1.1
Checklist
Om in kaart te brengen hoe lang materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen, en wat de reden voor deze opslagtijd is, is er een checklist opgesteld. Deze checklist is bijgevoegd in bijlage E. Gedurende 5 weken is deze checklist 2 keer per week ingevuld, door middel van observaties bij het project ‘Nieuwbouw villa in Oisterwijk’. De titel van de checklist geeft aan welk materiaal of materieel er geobserveerd is. Vervolgens is aangegeven of het hierbij om materiaal of materieel ging. Daarna volgt een omschrijving van de opslag van het materiaal en materieel, en zijn er foto’s ter verduidelijking bijgevoegd. Vervolgens is de afroepdatum, de leverdatum en de afvoerdatum van het materiaal of materieel gegeven, indien deze bekend was. Gedurende een periode van 5 aansluitende werkbare weken (week 5 t/m week 10, week 8 werd er niet gebouwd) zijn er twee keer per week observaties verricht. 33 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Tijdens iedere observatie, waarvan de observatiedata bovenaan de tabellen is weergegeven, is onderzocht hoeveel eenheden materiaal of materieel lag opgeslagen, en hoeveel vierkante meter de opslag van dit materiaal of materieel in beslag nam. Daarnaast is genoteerd of het materiaal of materieel dat geobserveerd was op dat moment werd verwerkt op de bouwplaats. Tot slot is aangegeven of het opgeslagen materiaal of materieel na de observaties nog verwerkt ging worden. Er is bewust voor het project ‘Nieuwbouw villa in Oisterwijk’ gekozen, omdat dit project zich in de ruwe afbouwfase bevond. Gedurende deze fase lag er veel materiaal en materieel op de bouwplaats opgeslagen, waardoor de invloed van de opslag van materiaal en materieel op het bouwproces zo groot mogelijk was. Wanneer de observatie verricht zou worden tijdens de afbouwfase, ontstond de kans dat veel opgeslagen materiaal en materieel van onderaannemers was, of dat materiaal en materieel binnen in de villa zou worden opgeslagen. In dat geval zou onderzoek naar de conditionering van het materiaal en materieel dat in hoofdstuk 5 is verricht bemoeilijkt worden. Al het materiaal en materieel van JA dat opgeslagen was is geobserveerd aan de hand van de checklist. Materiaal en materieel dat niet van JA was maar van onderaannemers, is in dit onderzoek niet meegenomen. In de praktijk bleek dit echter een verwaarloosbaar klein aandeel van het geheel te zijn. Het materiaal en materieel dat geobserveerd is staat vermeld in tabel 3.1. Het nummer voor het materiaal en materieel correspondeert met het nummer van de ingevulde checklists.
# 1. 3. 4. 7. 8. 12. 20. 21. 22. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Materiaal Sandwich dakelementen Kingspan isolatie Jackodur isolatieplaten 60mm Jackodur isolatieplaten 120mm Jackodur isolatieplaten 60mm Jackodur isolatieplaten 60mm Poriso binnenmuurstenen Staalprofielen Cementgebonden platen Vloerwapening Ventilatiebuizen Houten latten Jackodur isolatieplaten 60mm Houten balken Gevelstenen Houten latten Vloerwapening Underlayment Gevelstenen Steenstrips Trespa
# 2. 5. 6. 9. 10. 11. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 23. 30. 37.
Materieel Steigerjukken Afvalcontainer Metselprofielen Houten onderslagbalken Steigerplanken Betonplex Betonplex Steigermaterieel en stempels Houten onderslagbalken Steigerplanken Steigerpijpen Afvalcontainers Steigerjukken Houten pallets Betonkubel Beamix silo’s
Tabel 3.1 Geobserveerd materiaal en materieel
Na het onderzoek met behulp van de checklists, zijn de ingevulde checklists geschematiseerd. Het resultaat hiervan is terug te vinden in bijlage F. Aan de hand van de gegevens uit de checklists zijn diverse analyses uitgevoerd, om zodoende een uitspraak te kunnen doen over de tijd dat het materiaal en materieel lag opgeslagen en de reden hiervan.
34 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
3.2
Rob Wevers
Opslagtijd materiaal en materieel Tijdens het verdiepend onderzoek dat verricht is naar aanleiding van het beschrijven van het probleemveld, is geconstateerd dat het materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen bij JA. Hierdoor ontstaan diverse knelpunten, waardoor er uiteindelijk een inefficiënt bouwproces optreedt, onveilige situaties op de bouwplaats ontstaan, en de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel verminderd wordt. 3.2.1
Opslagtijd
Aan de hand van de gegevens uit de checklists zijn diverse analyses uitgevoerd, om zodoende een uitspraak te kunnen doen over de tijd dat het materiaal en materieel lag opgeslagen en de reden hiervan. De wijze waarop deze analyses heeft plaatsgevonden, en een gedetailleerde beschrijving van de resultaten zijn vermeld in bijlage G. In tabel 3.2 zijn de gevonden gegevens van de opslagtijd samengevat.
Totaal observatiemomenten Totaal observatiemomenten per functie opslag Gemiddeld observatiemoment Gemiddeld observatiemoment per functie opslag Gemiddeld aantal werkbare dagen Gemiddeld aantal werkbare dagen per functie opslag Percentage per functie opslag
Voor 29 Voor 1,4 Voor 3,5 20%
Materiaal 148 Tijdens 47 7 Tijdens 2,2 17,5 Tijdens 5,5 31%
Na 72
Voor 3
Na 3,4
Voor 0,2
Na 8,5 49%
Voor 0,4 2%
Materieel 138 Tijdens 23 8,6 Tijdens 1,4 22 Tijdens 3,5 16%
Na 112 Na 7 Na 18 82%
Tabel 3.2 Opslagtijd materiaal en materieel
Geconstateerd is dat het materiaal dat geobserveerd is tijdens de 5 weken durende observatieperiode gemiddeld 3,5 werkbare dag op de bouwplaats lag opgeslagen alvorens er begonnen werd met verwerken van het materiaal. Voor het materieel geldt dat het materieel gemiddeld 0,4 werkbare dag lag opgeslagen voordat het gebruikt werd. Uit interviews met uitvoerders is gebleken dat men er naar streeft om materiaal en materieel ongeveer een week (5 werkbare dagen), voordat men verwacht dat het verwerkt zal worden, op de bouwplaats geleverd te krijgen. Op deze manier bouwt men een buffer in, mocht men het materiaal of materieel toch eerder nodig hebben. Uit de analyse is gebleken dat deze week niet wordt overschreden, maar dat materiaal en materieel gemiddeld zelfs korter op de bouwplaats ligt voordat het verwerkt wordt. De lange opslagtijden van het materiaal en materieel, wat geconstateerd is na analyse van het probleemveld, wordt zodoende niet veroorzaakt door het feit dat materiaal en materieel voor verwerking te lang op de bouwplaats ligt. Daarnaast lag het geobserveerde materiaal gemiddeld 5,5 werkbare dagen opgeslagen ten tijde van verwerking van het materiaal. In het geval van het materieel geldt dat het gemiddeld 3,5 werkbare dag lag opgeslagen tijdens het gebruik van het materieel. 35 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Dit betekent dat het geobserveerde materiaal en materieel gemiddeld een verwerkingstijd had van ongeveer 5 werkbare dagen (1 week). Gezien de werkzaamheden die verricht werden tijdens de observatieperiode, is dit een gangbare verwerkingstijd. Er is niet geconstateerd dat een activiteit extreem vertraging liep, of juist erg snel ging. Het geobserveerde materiaal lag gemiddeld 8,5 werkbare dagen opgeslagen in de vorm van restmateriaal. Dit komt overeen met 49% van de totale tijd dat het materiaal op de bouwplaats lag opgeslagen. In het geval van het materieel betrof dit 18 werkbare dagen, wat betekent dat 82% van de opslagtijd van het materieel het onnodig op de bouwplaats lag opgeslagen. Het materiaal en materieel lag gedurende de observatieperiode verreweg het langst opgeslagen in de vorm van restmateriaal en –materieel. In een ideale situatie blijft er na verwerking geen restmateriaal of –materieel over. In een ideale situatie wordt er namelijk exact evenveel materiaal of materieel geleverd dan dat er verwerkt of gebruikt wordt. Dit blijkt in de praktijk zeer moeilijk haalbaar, omdat men bij de inkoop rekening houdt met materiaalverliezen en miscalculatie van het aantal benodigde eenheden ten tijde van de werkvoorbereiding. Er wordt daarom altijd meer materiaal of materieel ingekocht dan dat er berekend is. Wanneer er zodoende toch restmateriaal en –materieel op de bouwplaats blijft liggen, is het zaak deze zo snel mogelijk af te voeren. Uit het onderzoek is gebleken dat het op dit gebied niet goed gaat bij JA. Materiaal en materieel blijft lang op de bouwplaats liggen nadat het verwerkt is, in de vorm van restmateriaal en –materieel. Uit analyse van het geobserveerde materiaal en materieel is gebleken dat de het knelpunt van een te lange opslagtijd van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA wordt veroorzaakt doordat restmateriaal en -materieel te laat wordt afgevoerd.
Opmerking Zoals vermeld heeft de observatieperiode 5 weken geduurd, wat neerkomt op 10 observatiemomenten. Deze periode is gegeven door het feit dat er maar een beperkt aantal weken beschikbaar was voor deze observatie. Hierdoor kunnen uitschieters (bijvoorbeeld materiaal of materieel wat uitzonderlijk lang/kort ligt opgeslagen) een grote invloed hebben op de uitkomst. Hoe langer de observatieperiode duurt, hoe nauwkeuriger er een uitspraak gedaan kan worden over de gemiddelde opslagtijd van het materiaal en materieel, doordat deze uitschieters in dat geval meer afgevlakt zullen worden. Desondanks geven de gevonden cijfers wel duidelijk aan waar het grootste probleem zich bevindt, namelijk bij de langdurige opslag van restmateriaal en –materieel.
Het onderzoek heeft zich verder gericht op het probleem van het langdurig opslaan van restmateriaal en –materieel. Dat wil echter niet zeggen dat de opslagtijd voor en tijdens verwerking niet verbeterd kan worden. In de praktijk zijn er diverse mogelijkheden om deze opslagtijden te verbeteren. Bij JA is echter geconstateerd dat het probleem overduidelijk bij de opslagtijd van het restmateriaal en – materieel ligt, en dat de opslagtijd voor en tijdens verwerking ‘normaal’ is. Daarom is er voor gekozen om het verdere onderzoek enkel te richten op het verminderen van de opslagtijd van restmateriaal en –materieel.
36 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 3.2.2
Rob Wevers
Grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel
Bij het schetsen van het probleemveld is geconstateerd dat de langdurige opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA leidt tot diverse knelpunten. Eén knelpunt daarvan is dat het langdurig opslaan van materiaal en materieel leidt tot grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel op de bouwplaats. Na analyse van het probleemveld is zodoende gesteld, dat wanneer de opslagtijd van materiaal en materieel verkort zou worden, er daardoor ook minder hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. Tijdens het onderzoek in dit hoofdstuk is geconcludeerd dat het probleem van de langdurige opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats veroorzaakt wordt door de langdurige opslag van restmateriaal en –materieel. Daarmee is echter niet automatisch gesteld dat het verkorten van de opslagtijd van restmateriaal en –materieel leidt tot een aanzienlijke vermindering van de grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel op de bouwplaats. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat restmateriaal en –materieel wel een lange periode op de bouwplaats ligt opgeslagen, maar dat dit kleine hoeveelheden materiaal en materieel zijn, waardoor een verkorting van de opslagtijd van restmateriaal en –materieel geen groot effect zal hebben op de hoeveelheid opgeslagen materiaal en materieel.
Afmeting opslag (m2)
Om te kunnen verifiëren dat een verkorting van de opslagtijd van restmateriaal en –materieel ook daadwerkelijk zal bijdragen aan een vermindering van het aantal opgeslagen materiaal en materieel, was het van belang in kaart te brengen hoe groot het aandeel opgeslagen restmateriaal en – materieel was ten opzichte van het totale aandeel opgeslagen materiaal en materieel. Dit is in kaart gebracht in figuur 3.3, waar de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel zijn uitgezet tegen de observatiedata. 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 27-jan
Totaal afmeting opslag materiaal en materieel Restmateriaal Restmaterieel
3-feb
10-feb
17-feb
24-feb
3-mrt
Totaal restmateriaal en materieel
Observatiedatum Figuur 3.3 Verhouding opslag restmateriaal en –materieel ten opzichte van totaal
Figuur 3.3 toont aan dat, tot en met 3 maart, de opslag van restmateriaal en –materieel ongeveer 200 m2 in beslag nam. Vooral het aandeel restmaterieel is hierbij erg groot. Om de verhouding tussen de opslag van het restmateriaal en –materieel ten opzichte van het totaal beter weer te geven, is in figuur 3.4 het percentage van de grote van de opslag van restmateriaal en –materieel uitgezet tegen de afmetingen van de totale opslag.
37 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
120
Afmeting (%)
100 80 Totaal opslag
60 40
Opslag restmateriaal en materieel
20 0 27-jan
3-feb
10-feb
17-feb
24-feb
3-mrt
Observatiedatum Figuur 3.4 Percentage afmeting opslag restmateriaal en –materieel ten opzichte van totale afmeting opslag
Uit figuur 3.4 blijkt dat gedurende de gehele observatieperiode het aandeel van de afmetingen van de opslag van restmateriaal en –materieel rond de 50% was ten opzichte van de totale afmetingen van de opslag van materiaal en materieel. In een ideale situatie, wanneer er zich dus geen opslag van restmateriaal en –materieel op de bouwplaats bevindt, had dit bij de geobserveerde bouwplaats geleidt tot een vermindering van ongeveer de helft van de totale afmeting van de opslag van het materiaal en materieel. Hiermee is geverifieerd dat een vermindering van de opslagtijd van restmateriaal en –materieel leidt tot een vermindering van de hoeveelheid materiaal en materieel op de bouwplaats.
3.3
Reden van opslagtijd
De reden waarom restmateriaal en –materieel lang op de bouwplaats opgeslagen blijft liggen, is bepaald aan de hand van een interview met uitvoerder A, de uitvoerder van het geobserveerde project, en aan de hand van de eigen bevindingen die zijn opgedaan ten tijde van het observeren en het in kaart brengen van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats lag opgeslagen. Tijdens deze observaties is namelijk regelmatig met de uitvoerder gesproken over het onderwerp van de opslagtijd van materiaal en materieel, en zodoende is er al een beeld ontstaan over de reden waarom restmateriaal en –materieel lang op de bouwplaats blijft liggen. Het interview begon met een korte inleiding waarin de resultaten van de analyse van de checklists met de uitvoerder besproken werden, zodat de uitvoerder een beeld kreeg van het probleem dat er op de bouwplaats bij JA heerst, en hoe groot dit probleem is. Vervolgens heeft er een semigestructureerd interview plaats gevonden, waarin ingegaan is op de reden dat restmateriaal en –materieel lang op de bouwplaats opgeslagen blijft liggen. De transcriptie van dit interview is bijgevoegd in bijlage H.
38 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 3.3.1
Rob Wevers
Interview uitvoerder A
Nadat in de inleiding van het interview de resultaten van de analyses van de checklists aan de uitvoerder zijn getoond, gaf hij te kennen dat hij de uitkomst van het onderzoek herkent. Hij deelt de mening dat restmateriaal en -materieel vaak te lang op de bouwplaats blijft liggen. Daarbij gaf hij aan dat dit niet alleen een probleem is bij het geobserveerde bouwproject, maar dat hij dit probleem vaker tegen komt, bij diverse projecten van JA. Volgens de uitvoerder zit de kern van het probleem in het feit dat men er naar streeft om materiaal en materieel van bouw naar bouw te laten verlopen. Bij JA probeert men zo veel mogelijk restmateriaal te bewaren, zodat deze gebruikt kunnen worden bij andere projecten. JA maakt namelijk vaak gebruik van dezelfde materialen. Men streeft er zodoende naar om restmateriaal en – materieel van de ene bouwplaats direct naar de andere bouwplaats te transporteren, zonder dat hier tussentijds transport naar de opslagplaats bij kantoor mee gemoeid is. De reden dat men dit doet is enerzijds vanuit kostenoverwegingen. Tussentijds opslaan van materiaal en materieel bij kantoor betekent namelijk meer transportbewegingen en dus meer kosten, zo beredeneerd JA. Anderzijds kiest men hiervoor vanuit praktische overwegingen. Men is bang dat wanneer er te veel materiaal en materieel naar kantoor wordt getransporteerd, de opslagplaats te vol zal raken. Hierdoor wordt de opslagplaats rommelig en onwerkbaar denkt men. De uitvoerder gaf aan dat in een ideale situatie restmateriaal en –materieel van de bouwplaats naar de opslagplaats bij kantoor wordt getransporteerd, het materiaal en materieel op kantoor wordt gesorteerd, en dat vervolgens het materiaal en materieel vanuit kantoor naar een andere bouwplaats wordt getransporteerd. Dit ziet hij als de kern van de oplossing van het probleem dat restmateriaal en –materieel lang op de bouwplaats opgeslagen blijft liggen. De uitvoerder vindt niet dat er te veel materiaal wordt besteld, waardoor er veel restmateriaal is. Volgens hem gebeurt dit af en toe wel, maar hij zou dit niet als structureel bestempelen. Hij vindt echter wel dat restmateriaal vaak te lang op de bouwplaats blijft liggen. Hij vindt dat er beter moet worden nagedacht of restmateriaal bewaard moet worden of dat het kan worden weggegooid. Nu is dat lang niet altijd duidelijk, waardoor restmateriaal lang op de bouwplaats blijft liggen zonder dat het gebruikt wordt. Als je het materiaal niet op tijd kwijt kan, dan kan je het volgens de uitvoerder beter weggooien. Dit is goedkoper dan dat het materiaal steeds weer opgepakt en verplaatst moet worden. De uitvoerder geeft tevens aan dat er bij JA niet exact berekend wordt hoeveel materieel er op de bouwplaats benodigd is. Hierdoor gebeurt het soms dat er veel meer materieel geleverd wordt dan dat er nodig is. Daarnaast wordt materieel ook zo veel mogelijk in één vracht geleverd. Materiaal dat pas in een latere fase van de bouw benodigd is, wordt zodoende al in een vroeg stadium geleverd. Beide gevallen resulteren in het feit dat er opslag van restmaterieel benodigd is.
39 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 3.3.2
Rob Wevers
Bevindingen tijdens observatieperiode
Gedurende de observatieperiode is geconstateerd dat de kern van het probleem van het langdurig opslaan van restmateriaal en –materieel op de bouwplaats wordt veroorzaakt door het feit dat restmateriaal en –materieel te laat, of in sommige gevallen helemaal niet, naar de opslagplaats bij kantoor of een andere bouwplaats wordt getransporteerd. Dit strookt volledig met de bevindingen vanuit het interview met de uitvoerder. Tijdens de observatieperiode is geconstateerd dat men er inderdaad naar streeft om materiaal en materieel zo veel mogelijk van bouw naar bouw te transporteren, zonder dat hier een tussenopslag van het materiaal en materieel bij kantoor aan te pas komt. Tijdens de observatie is echter gebleken dat dit in de praktijk niet is gebeurd. Het restmateriaal en –materieel dat aan het einde van de observatieperiode in grote getalen is afgevoerd, omdat de bouwplaats opgeruimd moest worden ten behoeve van de aanleg van de tuin, is uiteindelijk toch naar de opslagplaats bij kantoor afgevoerd. Het langdurig opslaan van het restmateriaal en –materieel, zodat deze eventueel direct naar een andere bouwplaats getransporteerd kon worden, heeft zodoende geen nut gehad omdat het uiteindelijk toch naar kantoor is getransporteerd. Naast de reden dat de opslag bij kantoor wordt ontzien door materiaal en materieel van bouw naar bouw te laten verlopen, wordt dit gedaan vanuit kostenoverweging. Bij JA beredeneert men dat het goedkoper is om materiaal en materieel van bouw naar bouw te laten verlopen, omdat dit minder transportbewegingen met zich mee brengt. Men is zich zodoende wel bewust van de directe kosten die gemaakt worden door deze transportbewegingen, maar men is zich er niet van bewust wat de indirecte kosten zijn van het feit dat restmateriaal en –materieel lang op de bouwplaats blijft liggen opgeslagen: •
•
Het langdurig opslaan van restmateriaal en –materieel resulteert er in dat er veel materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. Hierdoor wordt het voor de uitvoerder steeds moeilijker om een geschikte locatie te vinden voor het opslaan van materiaal en materieel dat op de bouwplaats geleverd wordt. Op deze manier wordt het steeds moeilijker het materiaal en materieel op een efficiënte plek op te slaan. Als voorbeeld wordt de opslag van het Kingspan isolatiemateriaal beschouwd, dat tijdens de observatieperiode in kaart is gebracht. Ten tijde van het eerste observatiemoment lag dit materiaal opgeslagen op positie X van de bouwplaats. Op dat moment was er namelijk geen efficiëntere positie beschikbaar, omdat op deze positie (Y) restmateriaal en materieel lag opgeslagen. Ten tijde van de observatieperiode is dit restmateriaal en –materieel naar een andere positie getransporteerd, ergens achteraf op het bouwterrein. Het isolatiemateriaal is vervolgens naar positie Y getransporteerd, zodat deze efficiënter lag opgeslagen ten behoeve van het verwerkingsproces. Al met al zijn twee timmerlieden hier bijna 1 uur mee bezig geweest. Het zwaardere materieel, zoals de steigerjukken en steigerbuizen, werd met behulp van een verreiker verplaatst. Lichtere materialen zoals het isolatiemateriaal en steigerplanken, werden met de hand getransporteerd. Wanneer er van uitgegaan wordt dat een timmerman JA ongeveer € 35,- per uur kost, betekent dit dat deze extra handelingen JA 2 (timmerlieden) x 1 (uur) x € 35,- = € 70,- onnodige bouwkosten heeft gekost. Hierbij zijn nog niet de brandstofkosten van de verreiker bij berekend. Doordat restmateriaal en –materieel op de bouwplaats blijft liggen, en deze niet naar de opslagplaats bij kantoor wordt getransporteerd, kan dit materieel niet ingezet worden bij 40 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
•
Rob Wevers
andere projecten. Gedurende het afstudeeronderzoek bij JA is het voorgekomen dat er materieel werd gehuurd, omdat JA zelf op dat moment niet voldoende materieel bij de opslagplaats had liggen. Op die momenten werd dus voor een bouwproject materieel ingehuurd bij een onderaannemer, terwijl materieel van JA zelf bij andere projecten als restmaterieel lag opgeslagen. Het restmaterieel dat op die momenten op de bouwplaats bij JA ligt opgeslagen, vertegenwoordigt daarmee de onnodige huurprijs die JA betaalt voor het inhuren van het materieel. Voorbeeld: tijdens de observatieperiode lag op de bouwplaats veel steigermaterieel opgeslagen, waaronder 64 stelramen en 118 steigerplanken. Dit materieel is genoeg voor ongeveer 94m2 steiger. Bij JA gaat men uit van een huurprijs van €2,- per vierkante meter steiger per week. Dit betekent dat het steigermaterieel dat overbodig op de bouwplaats lag opgeslagen een huurwaarde vertegenwoordigde van ongeveer €2, - x 94 x 5 (weken) = € 940, -. Ander voorbeeld: De huurprijs van metselprofielen, waarvan er gedurende de observatieperiode 76 op de bouwplaats lagen opgeslagen, bedraagt € 3, -. Gedurende de 5 weken durende observatieperiode vertolkte de opslag van de metselprofielen dus een huurwaarde van €3, - x 76 x 5 - = € 228, Het langdurig opslaan van restmateriaal en materieel resulteert in het feit dat er veel materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. Dit resulteert in een inefficiënt bouwproces, onveilige situaties op de bouwplaats, en een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel. Deze knelpunten zijn in het vooronderzoek besproken, en vormde daarmee de basis voor dit onderzoek. In de inleiding is al besproken wat de negatieve effecten hiervan zijn, zowel financieel als wat veiligheid betreft. Zodoende is hier in dit hoofdstuk niet verder op ingegaan.
In tabel 3.5 is opgesomd wat de totale indirecte kosten van de lange opslagtijd van restmateriaal en zijn geweest. In de tabel zijn de kosten die door extra transportbewegingen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats gemaakt zijn, doordat het materiaal en materieel in eerste instantie niet op de gewenste plek kon worden opgeslagen, weergegeven. Het aantal manuren en de indirecte kosten zijn op een zelfde manier bepaald als bovenstaand voorbeeld. De kosten zijn exclusief de brandstofkosten van de verreiker. Daarnaast is de waarde berekend van het restmateriaal en –materieel dat op de bouwplaats lag opgeslagen (tabel 3.6 en 3.7). Dit materiaal en materieel kon namelijk niet ingezet worden bij andere projecten van JA, omdat het op de bouwplaats als restmateriaal en –materieel lag opgeslagen. In het geval van materiaal gaat het hierbij om de koopprijs, en in het geval van materieel om de huurprijs. De koopprijs is bepaald aan de hand van de begroting van het project. De huurprijs is bepaald aan de hand van kengetallen van JA. Uit de tabellen blijkt dat het onnodig lang opslaan van restmateriaal en –materieel op de bouwplaats leidt tot onnodige kosten. Het argument van JA om vanwege kostenbesparing restmateriaal en – materieel zoveel mogelijk van bouw naar bouw te laten verlopen, en daardoor het restmateriaal en – materieel op de eigen bouwplaats op te slaan, is zodoende niet (altijd) geldig.
41 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Materiaal/materieel Sandwich dakelementen Steigerjukken Kingspan isolatie Houten metselprofielen Houten onderslagbalken Betonplex Stempels Steigerpijpen Cementgebonden platen Gevelstenen Betonkubel
Hoeveelheid 9 st. 2 st. 510 st. 76 st. 120 st. 177 st. 7 st. 33 st. 30 st. 96 st. 1 st.
Manuren 2 0,5 2 0,5 0,5 1 1 0,25 0,25 0,25 0,25
Kosten/manuur € 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,€ 35,Totaal
Kosten € 70,€ 17,50 € 70,€ 17,50 € 17,50 € 35,€ 35,€ 8,75 € 8,75 € 8,75 € 8,75 € 297,50
Tabel 3.5 Kosten door extra transportbewegingen door langdurig opslag materiaal en materieel
Materiaal Jackodur isolatie 60mm Cementgebonden platen Gevelstenen Houten latten
Hoeveelheid 2 72 m 2 25 m 2 6,75 m 1 400 m
Tabel 3.6 Materiaalkosten van overtollig materiaal
Materieel Steigermaterieel Houten metselprofielen Stempels en onderslagen Betonkubel
Hoeveelheid 2 96 m 76 st. 40 st. 1 st.
Prijs/hoeveelheid 2 € 7,10/m 2 € 25/m 2 € 45/m 1 € 0,32/m Totaal
Kosten € 511,20 € 626,€ 303,75 € 128 ,€ 1.568,95
Huurprijs per week 2 € 2/m € 3/st € 4/st € 50/st Totaal
Kosten/week € 192 ,€ 228 ,€ 160 ,€ 50 ,€ 630 ,-
Tabel 3.7 Huurprijs per week van overtollig materieel
Gedurende de observatieperiode is tevens geconstateerd dat het vaak onduidelijk is wat er met restmateriaal moet gebeuren. Gedurende deze periode ligt het restmateriaal op de bouwplaats opgeslagen, zonder dat de uitvoerder een daadwerkelijk idee heeft wat er mee gaat gebeuren. Zoals gezegd streeft JA er naar om restmateriaal zo veel mogelijk te hergebruiken, maar in de praktijk gebeurt dit lang niet altijd. Dit heeft er dan mee te maken dat het restmateriaal ten tijde van de opslag niet gebruikt kon worden bij een ander project, of dat het materiaal gedurende de langdurige opslag dusdanig in kwaliteit is verminderd dat men het uiteindelijk toch maar weggegooid is. Zodoende gebeurde het vaak dat restmateriaal onnodig lang op de bouwplaats opgeslagen lag, omdat het toch niet meer ergens anders gebruikt zou worden.
3.4
Maatregelen Het onderzoek heeft uitgewezen dat er 2 oorzaken ten grondslag liggen aan het feit dat restmateriaal en –materieel te lang op de bouwplaats bij JA opgeslagen blijft liggen.
De belangrijkste oorzaak is dat de uitvoerder in de meeste gevallen onbekend is wat hij met het restmateriaal en –materieel moet doen. JA streeft er naar om materiaal en materieel zo veel mogelijk op meerdere bouwplaatsen te hergebruiken. Zodoende slaat de uitvoerder dit restmateriaal en –materieel op zijn bouwplaats op. 42 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Omdat de afstemming tussen de verschillende bouwplaatsen onvoldoende is, wat betreft het (her)gebruik van materiaal en materieel, is het voor hem echter onduidelijk of het materiaal en materieel ook daadwerkelijk nog hergebruikt gaat worden, en zo ja, binnen welke termijn dit is. Hierdoor kan hij geen gewogen keuze maken wat te doen met dit restmateriaal en –materieel. Hij kan er immers ook voor kiezen om het materiaal weg te gooien. Indien restmateriaal en –materieel bewaard wordt, is daarnaast geconstateerd dat men er bij JA naar om het transport van materiaal en materieel zo veel mogelijk van bouwplaats naar bouwplaats te laten verlopen, zonder dat er een tussenopslag bij bijvoorbeeld kantoor aan te pas komt. Dit doet men vanuit kostenoverwegingen, meer transport kost namelijk meer geld zo beredeneert men. Er is echter geconstateerd dat de langdurige opslag van restmateriaal en –materieel op de bouwplaats indirect kosten met zich mee brengt. Het is voor de uitvoerder onduidelijk wanneer de onnodige kosten die worden gemaakt doordat restmateriaal –en materieel op de bouwplaats opgeslagen blijft liggen dusdanig hoog zijn, dat het loont om restmateriaal en –materieel van de bouwplaats af te transporteren. 3.4.1
Wensen van het bedrijf
Uit vraaggesprekken met de leidinggevenden van JA over het onderwerp blijkt dat ze zich bij het bedrijf kunnen vinden in het geconstateerde probleem, en dat ze zelf ook vinden dat het management van het materiaal en materieel momenteel niet optimaal geregeld is. Doordat materiaal en materieel onnodig lang op de bouwplaats blijft opgeslagen, kunnen deze niet gebruikt worden bij andere projecten. Uit gesprekken met de leidinggevenden bij het bedrijf blijkt dat ze de wens hebben dat materiaal en materieel zo optimaal mogelijk bij de bouwprojecten wordt gebruikt, door materiaal en materieel wat op de ene bouwplaats niet meer nodig is te gebruiken op de andere bouwplaats. Ze hebben echter de indruk dat op dit moment niet aan die wens wordt voldaan. Men heeft de indruk dat de afstemming van het gebruik van materiaal en materieel tussen de verschillende bouwplaatsen beter kan. Daarnaast geeft men aan dat ze het belangrijk vinden dat de bouwplaats netjes en op orde is. De belangrijkste reden hiervan is dat men vindt dat de bouwplaats een representatie van het bedrijf is. Men vindt het belangrijk dat de bouwplaats netjes oogt en opgeruimd is. Ze geven daarbij echter aan dat momenteel de bouwplaatsen over het algemeen niet voldoen aan de wensen die ze hier over hebben. Door de grote hoeveelheden materiaal en materieel dat er op de bouwplaats is opgeslagen, oogt het rommelig. De leidinggevenden van het bedrijf geven aan dat ze regelmatig bouwplaatsen zien van andere bouwondernemingen, waarbij de bouwplaats veel netter oogt. Ze geven aan dat ze de wens hebben dat de bouwplaatsen van JA ook netter en opgeruimder moeten zijn. Ze geven aan dat de opslagruimte bij kantoor beter gebruikt moet worden. 3.4.2
Logistieke eisen
Om het probleem dat JA heeft met de langdurige opslag van restmateriaal en –materieel op te lossen, moet het voor de uitvoerder duidelijk zijn wat hij met het restmateriaal en –materieel op zijn bouwplaats moet doen. Om dit te bewerkstelligen moest er een model worden ontwikkeld waarmee
43 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
de uitvoerder aan de hand van de beschreven factoren (criteria) kan bepalen wat hij met het restmateriaal en –materieel moet doen. In eerste instantie was het van belang te bepalen welke opties de uitvoerder heeft wat betreft restmateriaal en –materieel. Deze opties zijn: • • • •
Opslaan op eigen bouwplaats Opslaan op tussenopslag kantoor Opslaan op een andere bouwplaats Afvoeren/weggooien
Vervolgens was het van belang de criteria vast te stellen waarmee bepaald kan worden wat de uitvoerder moet het restmateriaal en –materieel moet doen. De eerste criteria die daarbij gesteld wordt, is de vraag naar het restmateriaal of –materieel vanuit een andere bouwplaats. Indien het restmateriaal of –materieel namelijk op een andere bouwplaats gebruikt kan worden, is het voor de uitvoerder duidelijk dat hij dit materiaal of materieel naar deze bouwplaats moet transporteren. Indien er op het moment van het ontstaan van restmateriaal of –materieel geen vraag vanuit andere bouwplaatsen naar dit restmateriaal of –materieel, moet er vervolgens bepaald worden of het restmateriaal of –materieel bewaard wordt, of dat het weggegooid/afgevoerd kan worden. Of restmateriaal of –materieel weggegooid/afgevoerd moet worden of worden bewaard, hangt van de verhouding tussen 2 variabelen af. Deze variabelen zijn de waarde van het materiaal of materieel, en de kans dat het materiaal of materieel daadwerkelijk hergebruikt zal worden. Het hergebruiken van restmateriaal en –materieel kan leiden tot een besparing van de bouwkosten. Restmateriaal wat op bouw A immers niet meer gebruikt wordt, kan een besparing van de inkoopkosten van hetzelfde materiaal op bouw B tot gevolg hebben. Om deze reden lijkt het logisch restmateriaal en –materieel zo veel mogelijk te bewaren zodat het hergebruikt kan worden. Dit onderzoek heeft echter aangetoond dat het langdurig opslaan van restmateriaal en –materieel op de bouwplaats kan leiden tot indirecte kosten, doordat het materiaal of materieel bijvoorbeeld meerdere keren opgepakt en getransporteerd moet worden. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat in de meeste gevallen het geobserveerde restmateriaal en –materieel dat op de bouwplaats opgeslagen bleef liggen, uiteindelijk niet gebruikt zijn bij andere projecten. De opslag van dit restmateriaal en –materieel heeft zodoende gedurende de opslagfase geleidt tot indirecte bouwkosten, zonder dat ze uiteindelijk een kostenbesparing hebben opgeleverd doordat ze gebruikt werden bij andere projecten. Zodoende moet er per situatie gekeken worden wat de waarde van het restmateriaal of –materieel is, en wat de kans is dat het materiaal of materieel ook daadwerkelijk hergebruikt zal worden. Indien restmateriaal of –materieel een zeer lage waarde heeft, en daarbij de kans ook zeer klein is dat het restmateriaal of –materieel hergebruikt zal worden bij andere projecten, is het financieel voordeliger dit materiaal of materieel weg te gooien/af te voeren. Een ander uiterste is restmateriaal of – materieel dat een zeer hoge waarde vertegenwoordigt en waarbij de kans dat dit materiaal of materieel hergebruikt zal worden zeer groot is. Voor dit materiaal zal het economisch voordeliger zijn om het restmateriaal of –materieel te bewaren. Zodoende kan de leidinggevende/projectleiding aan de hand van keuzematrix A (tabel 3.8) per restmateriaal of –materieel bepalen wat te doen. 44 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers Kans op hergebruik
Waarde
Zeer klein
Klein
Gemiddeld
Groot
Zeer groot
Zeer hoog
Bewaren
Hoog
Afvoeren
Gemiddeld Laag Zeer laag
Tabel 3.8 Keuzematrix A
Zowel de waarde van het restmateriaal en –materieel als de kans dat het materiaal of materieel hergebruikt zal worden zijn van dusdanig veel verschillende factoren afhankelijk, dat de verantwoordelijke zelf op basis van ervaring dient te bepalen in welke categorie hij deze plaatst. Zo is de waarde van restmateriaal of –materieel niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid en de prijs waarop het materiaal of materieel is ingekocht, maar bijvoorbeeld ook van de conditie waarin het materiaal of materieel op dit moment verkeerd. Het materiaal of materieel kan namelijk gedurende de opslagfase dusdanig in kwaliteit zijn verminderd, dat het (bijna) niet meer verwerkt kan worden en daardoor (bijna) geen waarde meer heeft. De kans dat materiaal of materieel hergebruikt zal worden is eveneens van dusdanig veel (wisselende) factoren afhankelijk, dat de eindverantwoordelijke ook dit op basis van ervaring dient te bepalen. Deze kans heeft namelijk te maken met het aantal bouwprojecten dat JA heeft lopen en het typen bouwprojecten. Over het algemeen heeft men bij JA dusdanig veel ervaring, dat deze zelf kan bepalen hoe groot de kans is dat het materiaal of materieel hergebruikt zal worden. Indien er bepaald is dat het restmateriaal of –materieel bewaard zal moeten worden, is het noodzakelijk te bepalen waar het opslagen zal worden. Op dit moment heeft de uitvoerder nog de keuze om het restmateriaal of –materieel op zijn eigen bouwplaats op te slaan, om het op de tussenopslag bij kantoor op te slaan, of om het op een andere bouwplaats op te slaan. Uit het onderzoek is zoals vermeld gebleken dat het langdurig opslaan van restmateriaal en – materieel op de bouwplaats leidt tot indirecte kosten. Daarnaast is ten tijde van het onderzoek geconstateerd dat zowel de uitvoerders als de directie van JA de wens heeft om materiaal en materieel eerder naar kantoor te transporteren. Restmateriaal en –materieel dient zodoende, wanneer er geen vraag is vanuit een andere bouwplaats, indien mogelijk zo veel mogelijk naar kantoor getransporteerd te worden. Echter dient er hierbij wel rekening te houden met de verhouding tussen 2 factorenen: de extra kosten van transport van het restmateriaal of -materieel, en de beschikbare ruimte op zijn eigen bouwplaats voor de opslag van materiaal en materieel. In de huidige situatie wordt restmateriaal en –materieel, dat niet benodigd is op een andere bouwplaats, pas aan het einde van het bouwproces van de bouw getransporteerd. Zo veel mogelijk materiaal en materieel wordt hierbij op één vracht gebundeld. Het transporteren van restmateriaal 45 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
en –materieel in de nieuwe situatie vraagt er echter om dat het restmateriaal en –materieel zo snel mogelijk van de bouwplaats wordt getransporteerd. Dit resulteert er zodoende in dat er meerdere transportbewegingen gemaakt zullen worden dan in de huidige situatie. Deze extra transportbewegingen kosten geld. De leidinggevende moet zodoende bepalen wat de extra kosten zullen zijn van het transporteren van het restmateriaal en –materieel in de nieuwe situatie ten opzichte van de huidige situatie waarbij al het restmateriaal en –materieel in één keer wordt getransporteerd. Deze extra kosten zijn van diverse factoren afhankelijk. De transportwijze is hierbij bijvoorbeeld een belangrijke factor. Indien het restmateriaal of –materieel bijvoorbeeld getransporteerd kan worden met behulp van een aanhanger, welke JA een aantal in huis heeft, zullen de extra transportkosten laag zijn. Ook wanneer het restmateriaal of –materieel een speciaal transport behoeft, zullen de extra kosten laag zijn. Dit speciaal transport zou namelijk sowieso moeten gebeuren, en of dit nou gebeurd aan het einde van het bouwproces of eerder in het bouwproces maakt wat kosten betreft geen verschil. De extra transportkosten zullen vooral hoog zijn wanneer er bijvoorbeeld een externe partij moet worden ingehuurd om het restmateriaal of – materieel te transporteren, terwijl wanneer men deze partij aan het einde van het bouwproces had ingeschakeld deze meerdere restmateriaal en –materieel had mee kunnen nemen. Indien de extra kosten van het transport van het restmateriaal en –materieel hoog oplopen kan de uitvoerder er voor kiezen om het restmateriaal of –materieel op zijn eigen bouwplaats op te slaan, om zodoende te wachten op het moment dat er bijvoorbeeld meerdere restmateriaal en –materieel ligt, zodat deze gebundeld kunnen worden getransporteerd, waardoor er geen extra kosten gemaakt zullen worden. Hiervoor is het echter wel van belang dat de uitvoerder voldoende vrije ruimte op zijn bouwplaats heeft voor de opslag van materiaal en materieel. Indien de uitvoerder weinig ruimte heeft, zullen de indirecte kosten die ontstaan doordat restmateriaal en –materieel langdurig op de bouwplaats ligt opgeslagen oplopen. Er zal dus een gewogen keuze moeten maken tussen transporteren van materiaal en materieel en opslaan op eigen bouwterrein, op basis van de extra transportkosten die gemaakt worden en de beschikbare vrije ruimte voor de opslag van materiaal en materieel. Deze keuze kan gemaakt worden op basis van B keuzematrix (tabel 3.9), welke hetzelfde principe hanteert als keuzematrix A.
Zeer klein
Klein
Gemiddeld
Groot
Zeer groot
(Extra) transportkosten
Beschikbare ruimte
Zeer hoog
Eigen bouwterrein
Hoog
Extern bouwterrein
Gemiddeld Laag Zeer laag
Tabel 3.9 Keuzematrix B
46 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Met behulp van keuzematrix B kan er een gewogen keuze maken of hij het restmateriaal of – materieel van zijn bouwplaats transporteert, of dat hij het op zijn eigen bouwplaats opslaat. Indien hij het restmateriaal of –materieel laat transporteren, geniet het de voorkeur dit te doen naar de opslagplaats bij kantoor. Het is hierbij echter wel van belang dat er bij deze opslagplaats voldoende vrije ruimte is. De uitvoerder moet zodoende op de hoogte zijn van de situatie van de opslagplaats bij kantoor. Indien er bij de opslagplaats bij kantoor onvoldoende ruimte is voor de opslag van het materiaal of materieel, zal het materiaal of materieel zolang opgeslagen moeten worden op een andere bouwplaats. Zodoende moet de uitvoerder ook de situatie van de opslag op andere bouwplaats in kaart hebben. In hoofdstuk 4 zal er verder ingegaan worden op deze beschikbare ruimte voor de opslag van materiaal en materieel. In figuur 3.10 is het ontwerpmodel, zoals beschreven in deze paragraaf, weergegeven.
Restmateriaal materieel
Input
ja
Is er vraag naar?
nee
Keuzematrix A
Keuzematrix B
Ruimte beschikb.?
nee
Ontwerpmodel
ja
Afvoeren/weggooien
Transporteren
Transporteren
Opslag kantoor
Opslag andere bouw
Opslaan eigen bouwplaats
Figuur 3.10 Ontwerpmodel
47 Afstudeeronderzoek
Output
Afstudeerrapport
3.5
Rob Wevers
Deelconclusie
Tijdens het vooronderzoek is geconstateerd dat materiaal en materieel lang op de bouwplaats bij JA ligt opgeslagen, waardoor er een inefficiënt bouwproces ontstaat, onveilige situaties op de bouwplaats, en een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel. 3.5.1
Opslagtijd
Gedurende 5 werkbare weken (25 werkbare dagen) is het materiaal en materieel dat opgeslagen lag op de bouwplaat bij JA geobserveerd en met behulp van checklists in kaart gebracht. Hierbij is geconstateerd dat het materiaal gemiddeld 17,5 werkbare dagen op de bouwplaats lag opgeslagen, en het materieel gemiddeld 22 werkbare dagen. Van de 17,5 werkbare dagen dat het materiaal gemiddeld tijdens deze observatieperiode lag opgeslagen, lag het 3,5 werkbare dagen opgeslagen vóór dat het verwerkingsproces ervan begon, 5,5 werkbare dagen ten tijde van het verwerkingsproces, en 8,5 werkbare dagen als restmateriaal ná het verwerkingsproces. Dit betekent dat het materiaal 20% van de tijd dat het op de bouwplaats lag opgeslagen nog niet verwerkt werd, 31% van de tijd dat het wel verwerkt werd, en 49% van de tijd als restmateriaal. Van de 22 werkbare dagen dat het materieel gemiddeld tijdens de observatieperiode lag opgeslagen, lag het 0,4 werkbare dag opgeslagen vóór dat het gebruikt zou worden, 3,5 werkbare dagen tijdens het gebruik van het materieel, en 28 werkbare dagen nadat het gebruikt is. Dit betekent dat het materieel 2% van de tijd op de bouwplaats lag opgeslagen op het moment dat het nog gebruikt moest worden, 16% van de tijd op het moment dat het gebruikt werd, en 82% van de tijd dat het materieel op de bouwplaats lag opgeslagen lag het in de vorm van restmaterieel. Geconcludeerd kan worden dat langdurige opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA wordt veroorzaakt doordat restmateriaal en –materieel na verwerking lang op de bouwplaats blijft liggen. 3.5.2
Reden van lange opslagtijd restmateriaal en -materieel
Door middel van een interview met de betrokken uitvoerder, en door middel van eigen bevindingen ten tijden van de observatieperiode, is geconstateerd dat de volgende factoren verantwoordelijk zijn voor het feit dat restmateriaal en -materieel te lang op de bouwplaats blijft liggen opgeslagen: •
Men streeft er bij JA naar om restmateriaal en –materieel zo veel mogelijk van bouwplaats naar bouwplaats te laten verlopen, zonder dat hier tussenopslag van het materiaal en materieel bij de opslagplaats bij het kantoor aan te pas komt. In de praktijk gebeurt dit echter bijna niet, waardoor materiaal en materieel gedurende een lange periode op de bouwplaats blijft liggen. De redenen dat men materiaal en materieel van bouw naar bouw wil transporteren is omdat: o Men bij JA anders vermoedt dat de opslagplaats bij kantoor te vol raakt, waardoor het rommelig en onwerkbaar wordt. o Men de directe transportkosten van het materiaal en materieel zo laag mogelijk probeert te houden, door het aantal transportbewegingen zo laag mogelijk te 48 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
•
Rob Wevers
houden. Men houdt hier echter alleen rekening met de directe kosten van extra transportbewegingen, maar is zich niet bewust wat de indirecte kosten zijn doordat restmateriaal en –materieel gedurende een lange periode op de bouwplaats blijft liggen. Bij JA streeft men er naar om restmateriaal zo veel mogelijk op andere bouwplaatsen te hergebruiken. Om deze reden slaat de uitvoerder restmateriaal op de bouwplaats op, en gooit hij deze niet weg. Het is in de meeste gevallen echter voor de uitvoerder onduidelijk wat er met het restmateriaal moet gebeuren. Het is voor de uitvoerder onduidelijk of het materiaal bij een andere bouwplaats gebruikt kan worden, en zo ja, wanneer dit dan het geval is. Hierdoor ligt het materiaal gedurende een lange periode op zijn bouwplaats opgeslagen, zonder dat er gebruik van gemaakt wordt. 3.5.3
Eisen aan het logistieke proces
Om er voor te zorgen dat restmateriaal en –materieel niet meer lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, en om te zorgen dat er aan de wensen van JA worden voldaan, is geconcludeerd dat het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel bij JA aan de volgende eisen moet voldoen:
De leidinggevende moet op basis van het in dit verslag beschreven ontwerpmodel (figuur 3.10), welke ontwikkeld is op basis van vraag/aanbod, waarde van het materiaal en materieel/kans op hergebruik, transportkosten en beschikbare ruimte, kunnen bepalen of de uitvoerder het restmateriaal en –materieel op zijn bouwplaats moet opslaan, moet transporteren naar een andere opslagplek, of moet weggooien/afvoeren. Hierbij is het van belang dat de vraag en aanbod tussen de verschillende bouwplaatsen naar restmateriaal en –materieel in kaart wordt gebracht. En is het van belang dat er in kaart wordt gebracht wat de situatie van de opslagruimtes bij de opslag bij kantoor en op andere bouwplaatsen is.
Figuur 3.11 toont een schematisch weergave van deze logistieke eis.
Weggooien/afvoeren Restmateriaal en materieel
Ontwerpmodel restmateriaal en materieel
Opslaan op eigen bouw Opslaan bij kantoor Opslaan andere bouw
input
output
Figuur 3.11 Schematische weergave logistieke eis
49 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H4
Rob Wevers
Informatie vanuit de werkvoorbereiding
In dit hoofdstuk is de vraag beantwoord welke informatie over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel er vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar moet worden gesteld aan de uitvoering, hoe de werkvoorbereiding aan deze informatie kan komen, en hoe de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit moet zien. Dit hoofdstuk is begonnen met een toelichting over de wijze waarop de benodigde data is verzameld, en welke onderzoeksvragen er beantwoord moesten worden. Vervolgens is de huidige situatie bij JA onderzocht, en is er onderzocht welke informatie aan de uitvoering beschikbaar moet worden gesteld. Daarna zijn er verschillende methodes besproken om aan deze informatie te komen. Tot slot is er een conclusie geschreven.
4.1
Dataverzameling
De volgende deelvragen moesten beantwoord worden om antwoord te kunnen geven op de vraag welke informatie over de locatie en afmetingen van de opslag van materiaal en materieel er vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar moet worden gesteld aan de uitvoering, hoe de werkvoorbereiding aan deze informatie kan komen, en hoe de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit moet zijn: • • •
Welke informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel moet er tijdens de uitvoering beschikbaar zijn? Op welke manier kan de werkvoorbereiding aan deze informatie komen? Hoe moet de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit zien?
Door middel van interviews, waarvan de transcripties zijn bijgevoegd in bijlage I, en door middel van literatuurstudie is er antwoord gegeven op de vraag welke informatie er beschikbaar moet zijn voor de uitvoering. Vervolgens is door middel van literatuuronderzoek onderzocht op welke manier aan deze informatie gekomen kan worden, en hoe de informatiestroom er tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit zou moeten zien.
4.2
Huidige situatie
Uit het vooronderzoek is gebleken dat er bij JA informatie vanuit de werkvoorbereiding over het opslaan van materiaal en materieel ontbreekt, waardoor er tijdens de uitvoering onveilige situaties op de bouwplaats ontstaan, er inefficiëntie van het bouwproces optreedt, en de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel verminderd. Het gaat hierbij om informatie over de locatie en de afmetingen van het opgeslagen materiaal en materieel. 4.2.1
Locatie
Het ontbreken van informatie over de locatie van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats resulteert in het feit dat de uitvoerder tijdens de bouw zelf moet bepalen op waar hij het materiaal en materieel op de bouwplaats opslaat. Dit resulteert in het feit dat de toegankelijkheid 50 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
van de opslag wordt verminderd. Hierdoor is de opslag niet meer (goed) bereikbaar voor personeel en transportmiddelen, is de opslag niet veilig bereikbaar voor personeel en transportmiddelen en raakt materiaal en materieel beschadigt doordat er tegen gestoten wordt. Dit alles heeft negatieve gevolgen op de veiligheid op de bouwplaats, de efficiëntie van het bouwproces en de kwaliteit van het materiaal en materieel. Met de locatie van de opslag van materiaal en materieel wordt bedoeld de positie van de opslag van het materiaal en materieel op de bouwplaats. Het kan hierbij gaan om een globale positie, bijvoorbeeld een bepaald gebied op de bouwplaats, of een exacte positie. 4.2.2
Afmetingen
Doordat er vanuit de werkvoorbereiding informatie ontbreekt over de (benodigde) afmetingen van de opslag van materiaal en materieel, heeft de uitvoerder geen overzicht op de huidige totale afmeting van het opgeslagen materiaal en materieel, en geen zicht op wat nog komen gaat. Hierdoor ontstaan grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats. Doordat er grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats bevinden, wordt het voor de uitvoerder steeds moeilijker een geschikte locatie voor de opslag van materiaal en materieel te vinden. Dit resulteert er in dat materiaal en materieel steeds dichter naast (en soms óp) elkaar worden opgeslagen, wat de toegankelijkheid van de opslag vermindert. Dit resulteert op zijn beurt in de eerder beschreven negatieve gevolgen. Doordat de uitvoerder daarnaast geen zicht heeft op de benodigde afmetingen voor het opslaan van materiaal en materieel dat geleverd wordt, gebeurt het dat de uitvoerder onvoldoende ruimte reserveert voor de opslag van dit materiaal en materieel. Hierdoor wordt het materiaal en materieel zodanig dicht naast elkaar opgeslagen dat het de toegankelijkheid van andere opslag vermindert. Met de afmeting van de opslag van materiaal en materieel wordt de oppervlakte bedoeld die de opslag van het materiaal en materieel op de bouwplaats inneemt. Omdat materiaal en materieel in de meeste gevallen in de buitenlucht wordt opgeslagen, is de hoogte van de opslag van materiaal en materieel niet van belang. Deze hoogte wordt enkel beperkt door wat veiligheid technisch verantwoord is bij het opslaan en transport.
4.3
Benodigde informatie vanuit de werkvoorbereiding
Alvorens er onderzocht kon worden op welke manier de werkvoorbereiding aan de benodigde informatie kan komen, en hoe de informatiestroom tussen de werkvoorbereiding en de uitvoering er uit moet zien, moest in eerste instantie onderzocht worden wélke informatie er tijdens de uitvoering over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel beschikbaar moet zijn. Dit is gedaan door interviews met de uitvoerders af te nemen. Zij zijn namelijk uiteindelijk verantwoordelijk voor de opslag van materiaal en materieel, en zij ondervinden de gevolgen van het ontbreken van de benodigde informatie. Het was zodoende van belang om te bepalen welke informatie zij graag beschikbaar willen hebben, zodat de geconstateerde knelpunten niet meer optreden. 51 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het interview zou in een ideale situatie afgenomen worden bij alle drie de uitvoerders van JA. Omdat JA altijd dezelfde globale werkwijze hanteert wat betreft de werkvoorbereiding en de uitvoering, en alle drie de uitvoerders een even belangrijke rol binnen het bedrijf vervullen, is het van belang dat de mening van alle uitvoerders werd gevraagd. Doordat één uitvoerder ten tijde van het uitvoeren van de interviews een lange periode verhinderd was, is het interview echter afgenomen bij 2 uitvoerders. In overleg met de uitvoerders is bepaald dat hun namen anoniem blijven. Het interview is semigestructureerd. Dat wil zeggen dat er voor het afnemen van het interview vragen zijn voorbereid, maar dat er tijdens het interview ruimte is voor andere vragen. Op deze manier kon er, indien noodzakelijk, dieper ingegaan worden op een onderwerp. 4.3.1
Opzet interviews
Het interview werd begonnen met een inleiding. Deze inleiding diende er voor om de uitvoerders bewust te maken van het geconstateerde probleem wat besproken is in paragraaf 4.2. Wanneer het probleem niet geschetst zou worden, ontstond de kans dat de uitvoerders zich niet bewust zouden zijn van het probleem dat er op de bouwplaats heerst, en dus zich er niet van bewust zouden zijn dat informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel hen helpt bij het beter inrichten van de opslag. Ter ondersteuning van de inleiding zijn diverse foto’s getoond van eerdere observaties, waarbij de opslag van materiaal en materieel knelpunten met zich mee bracht. De interviews en de gebruikte foto’s zijn weergegeven in bijlage I. Tijdens het interview is ter ondersteuning het dictaat ‘uitvoeringstechniek 2’3 gebruikt. In dit dictaat staan voorbeelden van informatie die vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en afmetingen van de opslag van materiaal en materieel aan de uitvoering beschikbaar kan worden gesteld. Zo beschrijft het dictaat onder andere hoe een terreinplan kan worden gemaakt, waarop de locatie en de afmetingen van de opslag vermeld staan. Het dictaat diende er voor om een voorbeeld te geven, en zodoende de uitvoerder te prikkelen om na te denken over de informatie die hij graag vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar gesteld zou willen hebben. 4.3.2
Interview uitvoerder A
Zoals hierboven beschreven begon het interview met een inleiding over het onderzoek. Tijdens deze inleiding zijn de resultaten van het vooronderzoek besproken. Er is besproken dat een gebrek aan informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel tijdens de uitvoering, er toe lijdt dat er grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats blijven liggen, en dat mede hierdoor de toegankelijkheid van de opslag van materiaal en materieel wordt verminderd. Uiteindelijk resulteert dit er in dat er gevaarlijke situaties op de bouwplaats optreden, het bouwproces inefficiënt verloopt, en dat de kwaliteit van het materiaal en materiele gedurende de opslag wordt verminderd.
3
Maas, prof. Ir. G.J. (1996). Uitvoeringstechniek 2: dictaat bij het college 7R230. Faculteit Bouwkunde: Technische Universiteit Eindhoven
52 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Uitvoerder A gaf aan het geschetste probleem volledig te herkennen, en bevestigde dat dit knelpunten zijn die op dit moment bij JA optreden. Op de vraag of de uitvoerder bekend is met terreinplannen, antwoorde hij bevestigend. Hij is tijdens zijn studie bekend geraakt met dit soort plannen. Daarbij geeft hij aan dat hij, sinds hij bij JA werkt, dit soort plannen niet is tegen gekomen. De reden dat er volgens hem geen gebruik wordt gemaakt van dergelijke terreininrichtingsplannen, is omdat dusdanige grote projecten als die beschreven is in het dictaat, bij JA zelden voorkomen. Bij villabouw heb je dit volgens hem niet. Wel geeft hij hierbij aan, dat hij denkt dat wanneer je gebruik maakt van dergelijke terreininrichtingsplannen, je hiermee geld gaat verdienen. Volgens uitvoerder A wordt alles wat betrekking heeft op het inrichten van het bouwterrein bij JA overgeslagen tijdens de werkvoorbereiding. Volgens hem wordt er tijdens de werkvoorbereiding gelijk spullen ingekocht en voorbereidt waar het heen moet gaan, maar wordt er totaal niet gekeken naar de situatie op de bouwplaats. Hij is van mening dat de werkvoorbereider, ten tijde van de werkvoorbereiding, de uitvoerder bij het maken van dergelijke terreinplannen moet betrekken. Op die manier is de werkvoorbereider ook beter op de hoogte van het geen zich op de bouwplaats afspeelt. De werkvoorbereider zou dan bewuster gaan nadenken bij de inkoop van goederen, bijvoorbeeld door te gaan denken in deelvrachten, in plaats van alles in één keer op de bouwplaats te leveren. De uitvoerder geeft aan dat op ieder niveau van de bouw, van timmerman tot projectleider, op de hoogte moet zijn van de situatie. Iedereen moet er namelijk rekening mee houden. Hij geeft daarbij aan, dat hoe gedetailleerder een terreinplan wordt gemaakt, hoe meer tijd dat gaat kosten. Daar moet een middenweg in gevonden worden. Volgens uitvoerder A hoeft het terreinplan niet zo gedetailleerd te zijn als het voorbeeld in het dictaat, want volgens hem is dat toch niet realistisch bij JA. Maar volgens hem kunnen er wel richtlijnen worden gegeven, zoals de locatie van de ketens, het bouwproject, en de plek voor opslag van materiaal en materieel. Wat volgens uitvoerder A veel zou helpen, is informatie over de hoeveelheid opslag die hij kan gebruiken, informatie over de opslag dat nog gaat komen, en informatie over de huidige opslag. Wanneer hij in kaart heeft hoeveel ruimte hij kan gebruiken voor opslag, in kaart heeft wat hij op dit moment gebruikt, en in kaart heeft wat er binnen gaat komen, kan hij bewuster hiermee omgaan. Op die manier kan hij bijvoorbeeld zien dat zijn bouwplaats te vol raakt. Zodoende kan hij bijvoorbeeld bewuster materiaal en materieel in deelvrachten laten komen, of materiaal en materieel eerder afvoeren, om zodoende voldoende ruimte te maken voor het materiaal en materieel wat binnen gaat komen. De uitvoerder geeft aan dat dergelijke informatie er in resulteert dat je bewuster omgaat met de opslag van materiaal en materieel. Hierdoor ga je betere keuzes maken, wat er voor zorgt dat onveilige situaties op de bouwplaats, inefficiëntie van het bouwproces, en vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel voorkomen wordt. 4.3.3
Interview uitvoerder B
Uitvoerder B gaf eveneens aan de in de inleiding geschetste situatie te herkennen, en gaf daarbij aan dat deze problemen optreden bij JA. 53 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Daarnaast gaf ook uitvoerder B vanuit zijn studie bekend te zijn met terreinplannen. Verder had hij echter geen ervaring hiermee, en bij JA heeft hij daar nooit gebruik van gemaakt. Uitvoerder B geeft aan dat een terreinplan hem zou helpen bij de opslag van materiaal en materieel. Hij denkt dat je er in mindere mate iets aan hebt wanneer de bouwplaats erg klein is. Binnenkort gaat hij starten met de nieuwbouw van een villa in Eindhoven. Bij dat project heeft hij een bouwplaats van ongeveer 40 bij 60 meter. Hij geeft aan dat in dat geval hij aan een terreinplan iets zou kunnen hebben. Eveneens als uitvoerder A, geeft hij aan dat het terreinplan niet heel erg gedetailleerd hoeft te zijn, maar dat het al zou helpen wanneer er van tevoren is nagedacht over de locatie van een bouwkeet, rijpaden en opslagplaatsen. Als voorbeeld geeft hij aan dat hij over 4 dagen een bouwkeet geleverd krijgt bij zijn huidige project. Op dit moment heeft hij echter nog geen idee waar hij deze keet moet neerzetten. Dit wordt bemoeilijkt doordat de opstelruimte op de bouwplaats erg klein is. De locatie voor deze keet moet hij dus nog gaan verzinnen, maar omdat hij het erg druk heeft komt hij hier niet aan toe. Uitvoerder B geeft aan dat het fijn zou zijn als er over dergelijke dingen al in ten tijde van de werkvoorbereiding over na wordt gedacht. Uitvoerder B zou het fijn vinden als je alvast een indeling krijgt van het materiaal dat je krijgt, en hoeveel materiaal en materieel dat je krijgt, zodat je daar alvast een plek voor kan reserveren. Evenals uitvoerder A zou hij graag vanuit de werkvoorbereiding willen weten wanneer de materialen komen, de hoeveelheden van deze materialen, en de benodigde opslagruimte. Wanneer dat inzichtelijk is, wordt er volgens hem bewuster met de inkoop van materiaal en materieel om gegaan. Hij geeft aan dat op dit moment de uitvoerder een inkoop bon krijgt, en vervolgens zelf mag bepalen wanneer hij de vrachten wilt. Maar omdat men zich nu niet bewust is van de situatie op de bouwplaats wat betreft de opslag van materiaal en materieel, en niet weet wat nog komen gaat, denkt men niet aan deelvrachten. Wanneer alles wat inzichtelijker zou zijn, zou dit wel gebeuren. Volgens hem zou dit de opslag van materiaal en materieel zeker bevorderen.
54 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 4.3.4
Rob Wevers
Wensen vanuit de uitvoering
Overige
Veiligheid
Efficiëntie
Kwaliteit
Geen informatie vanuit werkvoorbereiding over locatie en afmeting opslag materiaal/materieel
Grote hoeveelheid materiaal/materieel op de bouwplaats
Opslag vermindert toegankelijkheid van andere opslag
Opslag niet veilig bereikbaar voor personeel en transportmiddelen
Opslag niet bereikbaar voor personeel en transportmiddelen
Materiaal/materieel beschadigd door stoten of vallen
Bouwafval wordt niet voldoende afgevoerd
Het bouwterrein is onvoldoende begaanbaar
Onveilige situaties op de bouwplaats
Inefficiëntie van het bouwproces
Vermindering kwaliteit van het materiaal en materieel
Figuur 4.1 Stroomanalyse volgens Porras
Figuur 4.1 toont de stroomanalyse volgens Porras, die opgesteld is tijdens het vooronderzoek. In de figuur zijn de knelpunten die geen betrekking hadden op dit hoofdstuk ter vereenvoudiging weggelaten. In de figuur is te zien dat het ontbreken van informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats aan de werkvoorbereiding, er toe leidt dat er zich grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats bevinden, en dat de toegankelijkheid van de opslag van materiaal en materieel wordt verminderd. Uiteindelijk leidt dit er toe dat er onveilige situaties op de bouwplaats optreden, er 55 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
inefficiëntie van het bouwproces is, en dat de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel wordt verminderd. Door middel van interviews met de uitvoerders is er onderzocht welke informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en de afmetingen van de opslag materiaal en materieel op de bouwplaats, er toe zal leiden dat deze gevolgen niet meer optreden. Beide uitvoerders gaven aan dat ze vinden dat er tijdens de werkvoorbereiding een terreinplan zou moeten worden gemaakt. Dit terreinplan zou in samenwerking met de werkvoorbereider en de uitvoerder van het bouwproject tot stand moeten komen. Het tijdens de werkvoorbereiding maken van een terreinplan, in samenwerking met de werkvoorbereider, heeft meerdere voordelen. Ten eerste is de werkvoorbereider zich meer bewust van het bouwterrein, en de beperkingen die het terrein eventueel met zich mee zou kunnen brengen. Op dit moment is de werkvoorbereider bij JA zich onvoldoende bewust van de bouwterreinen van de projecten van JA. De werkvoorbereider houdt er zodoende bij de inkoop van materiaal en materieel geen rekening met de bouwplaats, en de beschikbare ruimte die er op de bouwplaats is. Zodoende wordt er niet nagedacht over maatregelen om de opslag van materiaal en materieel, indien nodig, te beperken. Er wordt bijvoorbeeld niet nagedacht over deelvrachten of over JIT leveren van materiaal en materieel. Het, in overleg met de uitvoerder, maken van een terreinplan resulteert er in dat de werkvoorbereider op de hoogte van de situatie op de bouwplaats is, en daardoor bewuster materiaal en materieel kan inkopen en laten leveren. Dit zal leiden tot minder opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, en een verbetering van het knelpunt ‘grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats’, zoals te zien in figuur 4.1. Daarnaast zal het maken van een terreinplan er toe leiden dat de uitvoerders betere keuzes kunnen maken wat betreft de locatie van de opslag van het materiaal en materieel. Op dit moment wordt de locatie bepaald tijdens de uitvoering, vlak vóór of op het moment zelf, dat het materiaal en materieel geleverd wordt. De uitvoerders geven aan dat ze vaak geen tijd hebben om goed na te denken over de locatie van de opslag van materiaal en materieel, doordat ze te druk met andere zaken zijn. Wanneer er een terreinplan zou worden gemaakt, zouden ze hier niet zo veel over na hoeven te denken. Ze hebben in dat geval een houvast, waardoor ze betere keuzes kunnen maken. Dit zal er toe leiden dat materiaal en materieel op een juiste locatie opgeslagen wordt, waardoor het knelpunt ‘opslag vermindert toegankelijkheid van andere opslag’ zal worden aangepakt. Naast de beschikking hebben over een terreinplan, moet het voor de uitvoerder tijdens de uitvoering duidelijk zijn wat de benodigde afmetingen van de opslagruimte is voor materiaal en materieel dat geleverd wordt, hoeveel ruimte het materiaal en materieel dat al opgeslagen ligt in beslag neemt, en hoeveel ruimte de uitvoerder kan gebruiken voor de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. De uitvoerders bij JA zijn zich er van bewust zijn dat er regelmatig grote hoeveelheden materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA opgeslagen liggen, en zijn zich er van bewust van zijn dat deze grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel negatieve gevolgen hebben voor het bouwproces. Desondanks wordt er niet naar gehandeld om grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel te voorkomen. Dit komt mede doordat de uitvoerders vaak niet voldoende zicht hebben op de hoeveelheid materiaal en materieel dat er geleverd wordt, en de daarbij benodigde afmetingen voor de opslag van dit materiaal en materieel. Het bepalen van de benodigde ruimte voor de opslag van materiaal en materieel dat geleverd wordt gebeurt op dit moment bij JA door middel van ervaring van de uitvoerder, en niet op basis concrete cijfers. Hierdoor gebeurt het dat de uitvoerder de benodigde ruimte voor het opslaan van materiaal en materieel onderschat, 56 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
waardoor er te weinig ruimte is gereserveerd voor de opslag. Dit resulteert er in dat materiaal en materieel dicht naast elkaar of soms op elkaar wordt opgeslagen. Dit leidt tot het knelpunt ‘opslag vermindert toegankelijkheid van andere opslag’. Wanneer de uitvoerder in kaart heeft wat de benodigde afmetingen voor opslag van materiaal en materieel exact moet zijn, kan hij hiervoor ruimte reserveren op de bouwplaats. Op deze manier zal de opslag niet de toegankelijkheid van andere opslag van materiaal en materieel verminderen. Zoals vermeld zijn de uitvoerders zich bewust van het feit dat er vaak veel materiaal en materieel op bouwplaats ligt opgeslagen, maar wordt er niet naar gehandeld. Dit komt ook doordat de uitvoerders het moment niet herkennen dat er dusdanig veel materiaal en materieel opgeslagen wordt, dat er onveilige situaties op de bouwplaats optreden, inefficiëntie van het bouwproces optreedt, en de kwaliteit van het materiaal en materieel verminderd wordt. Dit komt vervolgens doordat de uitvoerders niet weten hoeveel materiaal en materieel ze kunnen opslaan op de bouwplaats, niet inzichtelijk hebben hoeveel er op dit moment ligt opgeslagen, en daarbij niet weten hoeveel ruimte benodigd is voor de opslag van materiaal en materieel dat binnenkomt. Wanneer de uitvoerders inzicht hebben in de beschikbare ruimte die ze hebben voor de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, en inzicht hebben op de ruimte die ze momenteel gebruiken, en daarbij weten hoeveel ruimte er nodig is voor materiaal en materieel dat nog geleverd moet worden, kunnen er betere keuzes worden gemaakt wat betreft het leveren en afvoeren van materiaal en materieel. Wanneer blijkt dat er weinig opslagruimte op de bouwplaats beschikbaar is, wordt er bewuster nagedacht over de wijze van levering van nieuw materiaal en materieel. Zo kan er bewuster nagedacht worden over bijvoorbeeld deelvrachten of over het leveren van materiaal en materieel volgens het JIT principe. Daarnaast zal een gebrek aan beschikbare opslagruimte er toe leiden dat de uitvoerder bewuster overbodig materiaal en materieel laat afvoeren, zodat er meer vrije opslagruimte op de bouwplaats ontstaat. Op deze manier wordt het knelpunt ‘grote hoeveelheden opgeslagen materiaal en materieel op de bouwplaats’ aangepakt. Geconcludeerd kan worden dat vanuit de werkvoorbereiding, de volgende informatie tijdens de uitvoering beschikbaar moet zijn wat betreft de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats: • •
4.4
Een terreinplan. Informatie over de afmetingen van de opslag: informatie over de afmeting van de beschikbare opslag op de bouwplaats, de afmeting van de gebruikte opslag op de bouwplaats, en de afmeting van de benodigde opslag van materiaal en materieel dat geleverd gaat worden.
Terreinplan
Uit het interview met de uitvoerders is gebleken dat er tijdens de werkvoorbereiding, in samenwerking met de werkvoorbereider, een terreinplan moet worden gemaakt. Op dit terreinplan is aangegeven hoe de bouwplaats is ingericht. Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat in de praktijk er nog een aantal andere benamingen voor het begrip ‘terreinplan’ worden gebruikt, zoals bouwplaatsinrichting of terreinindelingsplan. In dit onderzoek is er echter voor gekozen om het begrip ‘terreinplan’ te gebruiken. 57 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Een terreinplan kan uit eigen ervaring worden gemaakt, maar er is ook diverse literatuur beschikbaar waarin beschreven wordt hoe een terreinplan gemaakt kan worden, en welke aspecten hiervoor van belang zijn. Bijvoorbeeld het dictaat ‘Uitvoeringstechniek 2’ 4, het boek ‘Uitvoeren – de techniek’ 5 en het afstudeeronderzoek ‘De Bouwplaats, Wat Waar Wanneer’ 6. Hoewel deze 3 literatuur hetzelfde eindresultaat beogen, namelijk het maken van een goed en efficiënt terreinplan, doen zij dit vanuit verschillende invalshoeken. In bijlage J zijn beknopt deze 3 literatuur besproken, zodat inzichtelijk wordt gemaakt op welke verschillende manieren een terreinplan tot stand kan komen, en welke aspecten hierbij belangrijk zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat er verschillende manieren zijn om een terreinplan te maken, en dat dit gedaan kan worden vanuit verschillende invalshoeken: •
• • •
4.5
Diverse factoren kunnen leidend zijn bij het bepalen van de lay-out van een terreinplan. Zo kan bijvoorbeeld de efficiëntie van de transportmiddelen, of de toegankelijkheid op de bouwplaats centraal staan. Een terreinplan kan gemaakt worden uit eigen ervaring, of er kan gebruik gemaakt worden van hulpmiddelen. Een terreinplan kan globaal worden ingedeeld (zones of kengetallen) of exact (oppervlaktes bepalen/berekenen). Er kan gekozen worden voor een statisch terreinplan of een dynamisch terreinplan.
Afmetingen opslag
Naast de behoefte aan een terreinplan, is uit de interviews met de uitvoerders gebleken dat zij behoefte hebben aan informatie vanuit de werkvoorbereiding over de benodigde afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel dat op de bouwplaats geleverd wordt, aan informatie over de beschikbare afmetingen voor opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, en aan informatie over de op dat moment gebruikte afmetingen van opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. 4.5.1
Benodigde afmeting opslag
Het dictaat ‘Uitvoeringstechniek 2’ 7 en het boek ‘Uitvoeren – de techniek’ beschrijven op een zelfde manier een methode om de benodigde netto afmetingen voor de opslag van materialen te kunnen bepalen. Figuur 4.2 toont een fragment uit het dictaat over de methode voor het bepalen van de benodigde afmeting voor de opslag van materiaal.
4
Maas, prof. Ir. G.J. (1996). Uitvoeringstechniek 2: dictaat bij het college 7R230. Faculteit Bouwkunde: Technische Universiteit Eindhoven 5 Flapper, H.A.J. (1997). Hogere bouwkunde Jellema. 12: Bouwproces. ThiemeMeulenhoff: Utrecht/Zutphen 6 Herwijnen, R. van. (2006). De Bouwplaats, Wat Waar & Wanneer. Technische Universiteit Eindhoven: Eindhoven 7 Maas, prof. Ir. G.J. (1996). Uitvoeringstechniek 2: dictaat bij het college 7R230. Faculteit Bouwkunde: Technische Universiteit Eindhoven
58 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 4.2 Berekening benodigde netto opslagruimte (bron: Maas, 1996)
Volgens deze methode kan de benodigde netto opslagruimte bepaald worden aan de hand van de volgende gegevens: -
Aantal eenheden Verbruik per dag Reserve in dagen Reserve opslag Aanvoer per keer Maximale opslag Eenheden per m2
Deze methode beschrijft echter alleen de benodigde netto opslagruimte van het materiaal of materieel, en niet de werkelijke opslagruimte wanneer er rekening wordt gehouden met efficiëntie, veiligheid en behoudt van kwaliteit van het materiaal en materieel. Tijdens het vooronderzoek is namelijk geconstateerd dat het ontbreken van informatie vanuit de werkvoorbereiding over de locatie en afmetingen van de opslag van het materiaal en materieel er in resulteert dat materiaal en materieel zodanig wordt opgeslagen dat de toegankelijkheid van de opslag ernstig wordt verminderd. Hierdoor ontstaat inefficiënte van het bouwproces en onveilige situaties op de bouwplaats, doordat de opslag van materiaal en materieel niet of nauwelijks (op een veilige manier) te bereiken is voor personeel en transportmiddelen. Daarnaast resulteert de verminderde toegankelijkheid in een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel, doordat er door personeel en transportmiddelen tegenaan wordt gestoten. Bij het bepalen van de benodigde afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats is het zodoende van belang om niet alleen de benodigde netto opslagruimte te bepalen, maar dient er ook rekening gehouden te worden met de efficiëntie, de veiligheid en de kwaliteit van de opslag van het materiaal en materieel. Het is daarom van belang dat er bijvoorbeeld voldoende 59 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
vrije ruimte rondom de opslag aanwezig voor personeel en eventueel transportmiddelen om te bewegen en te werken. Ook is er tijdens het vooronderzoek geconstateerd dat er veel materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA ligt opgeslagen. Wanneer er veel materiaal en materieel ligt opgeslagen, betekent dit dus ook dat er veel ruimte in beslag wordt genomen door de opslag van materiaal en materieel. Het is zodoende van belang dat de opslag van materiaal en materieel zo min mogelijk ruimte in beslag neemt door het materiaal en materieel te stapelen. Bij het bepalen van de benodigde opslagruimte zijn de volgende factoren daarom ook van belang: -
-
-
-
Stapelbaarheid; Het is van belang te weten of het materiaal of materieel stapelbaar is. Dit is afhankelijk van de eigenschappen van het materiaal, zoals sterkte en vorm, en de eigenschappen van de eventuele ondersteuning. Indien het materiaal of materieel stapelbaar is, kan deze gestapeld worden opgeslagen om een zo klein mogelijke afmeting voor de opslag van het materiaal of materieel te creëren. Beschikbare transportmiddelen; De maximale hoogte waarop materiaal of materieel gestapeld kan worden is afhankelijk van de aanwezige transportmiddelen op de bouwplaats. Het personeel moet immers op een veilige manier bij het bovenste materiaal of materieel kunnen. In het geval dat er geen geschikte transportmiddelen op de bouwplaats aanwezig zijn, zal het materiaal of materieel met de hand getransporteerd moeten worden. Het is hierbij van belang dat het materiaal of materieel zodanig wordt opgeslagen, dat de ergonomie van het personeel niet in het geding is. Benodigde vrije ruimte; Bij de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel behoort niet alleen de netto ruimte wat het materiaal en materieel inneemt, maar ook de benodigde ruimte om de opslag heen. Deze ruimte is nodig voor de toegankelijkheid van de opslag, en als werkruimte voor personeel en transportmiddelen. De afmetingen van deze ruimte zijn afhankelijk van het materiaal of materieel en het transportmiddel. Beperkende factoren; Ook beperkende factoren van de bouwplaats zijn van belang voor het bepalen van de afmetingen van de opslag. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan de afmetingen van de zone voor opslag, maar ook aan de draagkracht van de ondergrond in het geval van stapelen van materiaal en materieel.
In het voorbeeld van figuur 4.2 wordt er gebruik gemaakt van aantal eenheden per m2. Hierbij wordt er echter geen rekening gehouden met eventueel gestapelde opslag en eventuele ondersteuning. Ook is er niet bekend op welke manier aan dit aantal is gekomen. Om te kunnen bepalen hoeveel ruimte de opslag van materiaal en materieel in beslag zal nemen, is het daarom zinvoller om in eerste instantie te bepalen op welke wijze het materiaal en materieel geleverd wordt. Dit kan gedaan worden aan de hand van het schema in figuur 4.3. Figuur 4.3 (RRBouw, 2006, p. 23) toont een schema over hoe transporteenheden van bouwmaterialen/-materieel gecategoriseerd kan worden. In sommige gevallen is namelijk de ondersteuning, bijvoorbeeld een houten pallet of een steigerjuk, bepalend voor de afmeting die een transporteenheid in beslag neemt. Het is daarom van belang in kaart te hebben hoe de transporteenheden van het materiaal en materieel er uit zien, en wat de afmetingen van deze transporteenheden zijn. Hierbij is het niet alleen noodzakelijk om de lengte en de breedte van de transporteenheid te kennen, maar in het geval dat de transporteenheden stapelbaar zijn ook de hoogte.
60 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 4.3 Transporteenheden (bron: RRBouw, 2006)
Naast de afmetingen van de transporteenheden, is het van belang het aantal transporteenheden te kennen. Met deze gegevens kan vervolgens de benodigde netto opslagruimte voor het materiaal en materieel worden bepaald. De benodigde informatie voor het bepalen van de afmetingen voor de opslag van het materiaal en materieel kan door de werkvoorbereiding op diverse manieren gevonden worden. De informatie over het aantal eenheden dat er geleverd wordt staat vermeld op de inkoop bon. Overige informatie, zoals transporteenheden en eventuele ondersteuningen staan in veel gevallen vermeld op de productspecificatie, welke meestal op internet te vinden zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan deze informatie opgevraagd worden bij de leverancier. Ook is het mogelijk om bij JA een database op te stellen, wanneer de specificaties van het materiaal en materieel eenmaal bekend is. Op deze manier hoeft niet iedere keer opnieuw dezelfde informatie opgevraagd te worden. Het bepalen van de afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel kan op verschillende manieren gebeuren. Dit kan gedaan worden door de werkvoorbereiding, maar ook door de uitvoerder. Het nadeel van wanneer dit door de werkvoorbereiding wordt gedaan, is dat deze minder zicht heeft op de beperkende factoren die er op dat moment op de bouwplaats heersen. De uitvoerder heeft hier in dit geval meer zicht op. Het bepalen van de afmetingen voor de opslag van het materiaal en materieel kan op diverse manieren gebeuren. Dit kan gedaan worden zonder hulpmiddelen of mét hulpmiddelen. Zonder hulpmiddel wil zeggen dat de werkvoorbereider of de uitvoerder de lay-out ‘uit zijn hoofd bepaald’. Hij kan echter ook gebruik maken van hulpmiddelen, zoals een rekenmodel of software. De benodigde informatie kan fysiek of digitaal vanuit de werkvoorbereiding aan de uitvoering worden verstrekt. Fysiek kan dit bijvoorbeeld via een document of bijvoorbeeld de inkoop bon. Digitaal kan dit via bijvoorbeeld mail, pdf of dwg.
61 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 4.5.2
Rob Wevers
Beschikbare afmeting opslag
De beschikbare afmeting op de bouwplaats dat besteed kan worden aan het opslaan van materiaal en materieel volgt uit het terreinplan, welke in paragraaf 4.4 besproken is. Op dit terreinplan dienen zones te worden aangegeven waar materiaal en materieel kan worden opgeslagen. Figuur 4.4 toont hiervan een voorbeeld uit het boek ‘Uitvoeren – de techniek’. Op dit terreinplan zijn de opslagplekken onder kraanbereik (OK) en de opslagplekken buiten kraanbereik (OH) aangegeven. Met behulp van een dergelijk terreinplan kan eenvoudig de beschikbare afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel worden bepaald.
Figuur 4.4 Terreinplan (bron: Flapper, 1997)
4.5.3
Gebruikte afmeting opslag
De gebruikte afmeting voor de opslag van materiaal en materiaal kan op 2 manieren in kaart worden gebracht; algemeen en specifiek. Bij het algemeen in kaart brengen van de gebruikte afmetingen van de opslag van materiaal en materieel bepaalt men de totale afmeting van al het materiaal en materieel samen. Bij het specifiek in kaart brengen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bepaalt men voor ieder materiaal en materieel apart hoeveel ruimte het in beslag neemt. De gebruikte afmetingen van de opslag van materiaal en materiaal op de bouwplaats kan in eerste instantie bepaald worden door observaties van de uitvoerder. Door iedere x periode een inventarisatie te maken van de gebruikte afmetingen van de opslag van materiaal en materieel, kan de opslag dynamisch in kaart worden gebracht. Hierbij kan er gekozen worden door dit algemeen te doen of specifiek per materiaal. De gebruikte opslag kan ook algemeen bepaald worden door de vrije beschikbare ruimte af te trekken van de totale ruimte voor de opslag van materiaal en materieel. Een andere manier voor het bepalen van de opslagruimte wordt in het Digitale Bouwplaatsplan behandeld. Door het maken van een dynamisch terreinplan wordt de opslag van materiaal en materieel in kaart gebracht. Door daarnaast de verwerkingshoeveelheden en periode in te vullen, wordt meteen overzichtelijk op welk moment het materiaal of materieel er niet meer ligt. Op deze manier is het voor iedere periode inzichtelijk om te bepalen over materiaal en materieel er op de bouwplaats ligt opgeslagen. Hier zitten wel echter een aantal randvoorwaarden aan. De planning dient daarvoor zo gedetailleerd gemaakt te worden dat er precies inzichtelijk is wanneer welk materiaal of materieel gebruikt gaat worden. Daarnaast dienen de beschikbare manuren en verwerkingstempo’s die begroot wordt accuraat te zijn, en mogen wat dat betreft weinig veranderingen ten tijde van de bouw optreden. Er mag verder ook geen vertraging optreden. Wanneer dit wel het geval is, is er de mogelijkheid om handmatig correcties uit te voeren. 62 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 4.5.4
Rob Wevers
Resumé
De volgende factoren zijn van belang bij het bepalen van de afmetingen van de opslag: • • • • • • •
Type transporteenheden Afmetingen transporteenheden Aantal transporteenheden Stapelbaarheid Beschikbare transportmiddelen Benodigde vrije ruimte Beperkende factoren
De werkvoorbereiding kan aan deze informatie komen door middel van: • • •
Inkoop bon Productspecificatie Opvragen bij de leverancier
De informatie kan vanuit de werkvoorbereiding aan de uitvoering verstrekt worden: •
•
4.6
Fysiek o Inkoop bon o Andere documenten Digitaal o PDF o Mail o Software
Maatregelen
In paragraaf 4.3 is besproken over welke informatie de uitvoerders bij JA dien te beschikken, wil men er voor zorgen dat de knelpunten uit de probleemstelling niet meer optreden, en zodoende de negatieve gevolgen uit de probleemstelling verdwijnen. In paragraaf 4.4 en 4.5 is vervolgens besproken welke factoren van deze informatie belangrijk zijn, en op welke verschillende manieren men aan deze informatie kan komen. Deze paragraaf heeft zich er op gericht om de informatie uit paragraaf 4.4 en 4.5 te spiegelen aan JA, en zodoende te kunnen bepalen welke methodes het meest geschikt zijn voor JA.
4.6.1
Terreinplan
Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoering bij JA behoefte heeft aan een terreinplan dat in samenwerking met de werkvoorbereiding tot stand is gekomen. Literatuuronderzoek heeft vervolgens uitgewezen dat er diverse manier zijn om een terreinplan te maken, waarbij diverse factoren een leidende rol kunnen hebben. Uit dit onderzoek is gebleken dat de grootste problemen op de bouwplaats bij JA betrekking hebben op de opslag van materiaal en materieel. Villabouw bij JA kenmerkt zich daarnaast doordat er zelden 63 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
gebruik wordt gemaakt van groot transportmaterieel. Het maken van een terreinplan zoals dat beschreven is door het dictaat ‘Uitvoeringstechniek 2’, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de transportmiddelen op de bouwplaats, is bij JA minder zinvol. Bij het ‘Digitale Bouwplaatsplan’ werd het terreinplan gemaakt met toegankelijkheid als maatgevende factor. Tijdens het schetsen van het probleemveld van dit onderzoek is geconstateerd dat de toegankelijkheid op de bouwplaats echter goed verzorgd is. In het geval van villabouw bij JA is het zinvoller om de opslag van materiaal en materieel leidend te laten zijn bij het ontwikkelen van een bouwplaats. Hierbij is het echter wel van belang dat er voldoende ruimte is gereserveerd voor de transportmiddelen en transportwegen. Het is voor JA dus geschikter om het terreinplan te ontwikkelen op basis van de methode die in het boek ‘Uitvoeren – De techniek’ staat beschreven. Uit het literatuuronderzoek is tevens gebleken dat een terreinplan gemaakt kan worden vanuit eigen ervaring, of met behulp van een hulpmiddel. Bij JA wordt in de huidige situatie niet gebruik gemaakt van terreinplannen, en zodoende heeft de uitvoering en de werkvoorbereiding bij JA wat betreft het maken van terreinplannen geen ervaring kunnen ontwikkelen. Het is daarom zinvol om JA een hulpmiddel te bieden dat het bedrijf helpt bij het maken van een terreinplan. Ook is door middel van het onderzoek gebleken dat een terreinplan gemaakt kan worden door de benodigde oppervlakte voor de opslag van materiaal en materieel vooraf exact te berekenen, of door het terrein in te delen in opslagzones. Het vooraf bepalen van de benodigde ruimte voor de opslag van materiaal en materieel geniet in principe altijd de voorkeur. Hoe beter men in kaart heeft wat de benodigde ruimte voor de opslag van materiaal en materieel moet zijn, hoe beter men de keuzes wat betreft het opslaan van het materiaal en materieel kan maken. Daarbij is het echter wel cruciaal dat alle benodigde informatie over het te gebruiken materiaal en materieel ten tijde van de werkvoorbereiding aanwezig is. Wanneer ten tijde van de werkvoorbereiding niet alles bekend is, schiet deze methode zijn doel voorbij. Dit is juist het geval in het geval van villabouw, hetgeen de specialisatie is van JA. Ieder bouw type kent zijn eigen kenmerken. Een belangrijk kenmerk van villabouw, ten opzichte van andere bouw type, is dat in veel gevallen gaandeweg het bouwproces pas bekend wordt welk materiaal er precies gebruikt zal moeten worden. In de meeste gevallen is de opdrachtgever een vermogend persoon, welke gaandeweg de bouwfase diverse opties open wil houden. Tijdens ieder villabouwproject heeft JA hier weer mee te maken. Het enige wat zelden tijdens het bouwproces wijzigt is de ruwbouw. Omdat dit ook constructieve consequenties kan hebben, blijven deze plannen veelal intact. Verder heeft JA bij ieder project te maken met wijzigingen in de plattegrond, en wijzigingen van materiaalgebruik. Hierdoor is het voor JA onmogelijk om vooraf te bepalen welke afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel benodigd is, omdat men ten tijde van de werkvoorbereiding nog niet volledig in kaart heeft welk materiaal er gebruikt zal worden, en welke hoeveelheid. Het is voor JA zodoende zinvoller om een terreinplan te maken, waarbij de beschikbare ruimte voor de opslag van materiaal en materieel wordt gegeven door het terrein zo efficiënt mogelijk in te delen in opslagzones. Dat wil echter niet zeggen dat de hierboven beschreven methode voor het bepalen van de afmeting van de opslag van materiaal en materieel niet zinvol is, dit zou ten tijde van het bouwproces zeker gebruikt kunnen worden, maar voor het bepalen van het terreinplan is het niet leidend. Uit het literatuuronderzoek is verder gebleken dat er gekozen kan worden voor een statisch of een dynamisch terreinplan. Villabouw kenmerkt zich daarnaast doordat de contouren van het beschikbare bouwterrein gedurende het bouwproces nauwelijks veranderd. Vaak wordt ten tijde van 64 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
de ruwbouwfase de fundering van de gehele villa in één proces gemaakt. Op dat moment zijn de contouren van het beschikbare bouwterrein dat JA heeft voor opslag, transportwegen, ketens, etc. al in een vroege fase vastgelegd. Een continu dynamisch terreinplan lijkt daardoor overbodig. Het maken van een continu dynamisch terreinplan kost namelijk veel tijd, en dit moet wel opwegen tegen de baten. In het geval van JA is het daarom zinvoller een gefaseerd terreinplan, waarbij voor iedere fase (ruwbouw/ruwe afbouw/ afbouw) een terreinplan wordt gemaakt. 4.6.2
Informatie afmetingen opslag
Naast het hebben van een terreinplan is uit het onderzoek geconstateerd dat de uitvoering informatie nodig heeft over de benodigde afmetingen van de opslag van materiaal en materieel dat geleverd gaat worden, informatie over de beschikbare opslag voor materiaal en materieel, en informatie over de gebruikte opslag van materiaal en materieel. De beschikbare afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel wordt gegeven door het terreinplan. Zoals in de vorige paragraaf geconstateerd is, dient er een terreinplan gemaakt te worden waarin de opslagzones vermeld staan. Deze opslagzones zijn tevens de beschikbare afmetingen die de uitvoerder heeft voor het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. De benodigde afmeting voor de opslag van materiaal en materieel is afhankelijk van de in paragraaf 4.5 besproken factoren. Specificaties van het te leveren materiaal of materieel (type transporteenheid, afmetingen transporteenheid, aantal transporteenheden, stapelbaarheid) bepalen samen met bouwplaats gerelateerde factoren (beschikbare transportmiddelen, benodigde vrije ruimte, beperkende factoren) de benodigde lay-out van de opslag en zodoende de benodigde afmetingen voor de opslag van het te leveren materiaal of materieel. Informatie over de gebruikte afmetingen van de opslag van materiaal en materieel kan verkregen worden door de situaties van de opslagzones in kaart te brengen. Om er voor te zorgen dat de uitvoerder op ieder moment de juiste informatie beschikbaar heeft, moet er voor gezorgd worden dat de situaties van de opslagzones continu dynamisch in beeld worden gebracht. Figuur 4.5 geeft de maatregelen die JA toe dient te passen naar aanleiding van het onderzoek in dit hoofdstuk op een schematische wijze weer.
65 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Situatietekening
Rob Wevers
Specificaties levering materiaal/materieel -
Type transporteenheid Afmetingen transporteenheid Aantal transporteenheden Stapelbaarheid
Input
Bouwplaats gerelateerde factoren afmeting opslag -
Beperkende factoren Beschikbare transportmiddelen Benodigde vrije ruimte
Standaard bouwplaatsinrichting eenheden -
Tijdelijke infrastructuur
-
Tijdelijke accommodaties
-
Tijdelijke installaties
Dynamische opslagzones
Lay-out opslag & Dynamische lay-out opslagzone
Ontwerpmodel terreinplan en opslagzones
Gefaseerd terreinplan
Afmeting opslag -
Benodigde afmeting opslag Beschikbare afmeting opslag Gebruikte afmeting opslag
Output Figuur 4.5 Schematische weergave maatregelen
66 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
4.7
Rob Wevers
Deelconclusie
In dit hoofdstuk is onderzocht welke informatie er vanuit de werkvoorbereiding beschikbaar moet worden gesteld aan de uitvoering, wat betreft het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats, zodat de tijdens het vooronderzoek geconstateerde knelpunten niet meer zullen optreden. Hiervoor zijn in eerste instantie interviews afgenomen met de uitvoerders. Door middel van deze interviews is achterhaald welke informatie de uitvoerders beschikbaar moeten hebben. Geconcludeerd kan worden dat er bij de uitvoerders behoefte is aan informatie vanuit de werkvoorbereiding ter ondersteuning van het beheersen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. De uitvoeders willen de volgende vormen van informatie beschikbaar hebben: • •
Een terreinplan. Informatie over de afmetingen van de opslag: informatie over de afmeting van de beschikbare opslag op de bouwplaats, de afmeting van de gebruikte opslag op de bouwplaats, en de afmeting van de benodigde opslag van materiaal en materieel dat geleverd gaat worden.
4.6.1
Terreinplan
Tijdens de werkvoorbereiding moet er een terreinplan worden gemaakt. Dit terreinplan moet door samenwerking tussen de werkvoorbereider en de uitvoerder tot stand komen. Het terreinplan zorgt er voor dat de werkvoorbereider zich meer bewust is van het bouwterrein. In de huidige situatie is de werkvoorbereider zich niet voldoende bewust van het bouwterrein. Hierdoor is de werkvoorbereider onvoldoende op de hoogte van de knelpunten die het terrein met zich mee kan brengen, bijvoorbeeld doordat deze erg klein is. Vanuit de werkvoorbereiding wordt er zodoende niet nagedacht over de mogelijkheden om de opslag van materiaal en materieel zo minimaal mogelijk te houden, door bijvoorbeeld na te denken over deelvrachten. Het maken van een terreinplan resulteert er in dat er betere keuzes kunnen worden gemaakt wat betreft het leveren en het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Daarnaast biedt het terreinplan een houvast voor de uitvoerder bij het bepalen van de locatie van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Op dit moment bepaalt de uitvoerder zelf de opslaglocatie van materiaal en materieel. Vaak wordt hier niet of nauwelijks over nagedacht, tot het moment dat het materiaal en materieel geleverd wordt. Dit resulteert in verkeerde keuzes. Een terreinplan zorgt er voor dat de uitvoerder deze keuzes niet meer op het laatste moment hoeft te maken, en daardoor betere keuzes kan maken. Uit het onderzoek is gebleken dat er verschillende manieren zijn om een terreinplan te maken, en dat dit gedaan kan worden vanuit verschillende invalshoeken. 4.6.2
Informatie over de afmetingen van de opslag
Het moet voor de uitvoerder tijdens de uitvoering duidelijk zijn wat de benodigde afmetingen van de opslagruimte is voor materiaal en materieel dat geleverd wordt, hoeveel ruimte het materiaal en materieel dat al opgeslagen ligt in beslag neemt, en hoeveel ruimte de uitvoerder kan gebruiken voor de opslag van materiaal en materiaal op de bouwplaats. 67 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
De grote hoeveelheden materiaal en materieel resulteren op dit moment in een verminderde toegankelijkheid van de opslag van het materiaal en materieel, waardoor er gevaarlijke situaties ontstaan, er een inefficiënt bouwproces optreedt, en de kwaliteit van het materiaal en materieel verminderd wordt. Door vanuit de werkvoorbereiding informatie over de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel beschikbaar te stellen aan de uitvoering, wordt het voor de uitvoerder inzichtelijk wanneer er zich te veel materiaal en materiaal op de bouwplaats bevindt. Op deze manier kan hij de opslag van materiaal en materieel beheersen, door bijvoorbeeld materiaal of materieel in deelvrachten te laten leveren, of door materiaal en materieel van de bouwplaats of te voeren. Wanneer de uitvoerder daarnaast weet wat de afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel dat geleverd wordt moet zijn, kan hij voor de levering hier alvast rekening mee houden en plek beschikbaar stellen. Hierdoor gebeurd het niet meer dat materiaal en materieel dusdanig kort op elkaar wordt opgeslagen, doordat er onvoldoende ruimte voor gereserveerd is, dat de opslag niet toegankelijk is. 4.6.3
Benodigde afmeting opslag
Hoewel er literatuur beschikbaar is voor het bepalen van de benodigde afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel, voldoet deze niet aan de in dit onderzoek gestelde eisen. Bij deze methodes wordt de benodigde netto opslag bepaald. Stapelbaarheid en voldoende werkruimte ten behoeve van de efficiëntie en veiligheid zijn bijvoorbeeld zaken die in dit onderzoek een belangrijke rol spelen, maar die bij deze methodes onvoldoende aandacht krijgen. Geconcludeerd is dat voor het bepalen van de afmetingen van een efficiënte en veilige opslag de volgende factoren van belang zijn: type transporteenheid, afmeting transporteenheid, aantal transporteenheden, stapelbaarheid, beschikbare transportmiddelen, benodigde vrije ruimte, en beperkende factoren. 4.6.4
Beschikbare afmeting opslag
De beschikbare afmeting op de bouwplaats voor de opslag van materiaal en materieel wordt bepaald aan de hand van het eerder besproken terreinplan. Op dit terreinplan dienen zones te worden aangegeven voor het opslaan van het materiaal en materieel. 4.6.5
Gebruikte afmeting opslag
Tot slot dient de ruimte dat de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats in beslag neemt in kaart te worden gebracht. Op deze manier kan de uitvoerder op tijd bijsturen, wanneer blijkt dat er te veel materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. De gebruikte opslag kan in kaart worden gebracht door middel van observaties van de uitvoerder, of door het gebruik van (digitale) hulpmiddelen. Hierbij kan gekozen worden om de ruimte dat materiaal en materieel in beslag neemt op de bouwplaats uit te druk in totalen, of om deze ruimte per opslag van materiaal en materieel te bepalen.
68 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 4.6.6
Rob Wevers
Logistieke eisen
Om er voor te zorgen dat de uitvoerders bij JA voldoende informatie hebben over de afmetingen en de locatie voor de opslag van materiaal en materieel, is geconcludeerd dat het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel bij JA aan de volgende eisen moet voldoen:
De uitvoerder dient in samenwerking met de werkvoorbereider, op basis van het in paragraaf 4.6 beschreven ontwerpmodel, ten tijde van de werkvoorbereidingsfase een gefaseerd terreinplan te maken, waarin de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats leidend is en waarin zones globaal worden ingedeeld. De uitvoerder dient, met behulp van het in paragraaf 4.6 beschreven ontwerpmodel, aan de hand van specificaties van het materiaal en materieel de benodigde afmeting voor de opslag van het materiaal of materieel te kunnen bepalen, en dient daarnaast op ieder moment inzichtelijk te hebben welke afmeting er beschikbaar is, en gebruikt wordt, voor de opslag van materiaal en materieel.
Figuur 4.6 toont een schematische weergave van deze logistieke eisen.
Gefaseerd terreinplan Situatietekening Specificaties materiaal/materieel
Ontwerpmodel terreinplan en opslagzones
Benodigde afmeting opslag Beschikbare afmeting opslag Gebruikte afmeting opslag
input
output
Figuur 4.6 Schematische weergave logistieke eisen
69 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H5
Rob Wevers
Conditioneren van het materiaal en materieel
In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de vraag op welke manier het materiaal en materieel bij JA geconditioneerd moet worden, welke maatregelen JA kan nemen ten behoeve van de conditionering van opgeslagen materiaal en materieel, en op welke manier het gebruik van deze maatregelen kan worden gestimuleerd. Dit hoofdstuk is begonnen met het bespreken van de dataverzameling. Vervolgens zijn de negatieve invloeden op de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel besproken, en is er onderzocht welke aandachtspunten van belang zijn bij het conditioneren van de opslag van het materiaal en materieel. Vervolgens is besproken op welke manier materiaal en materieel gecategoriseerd kan worden, en welke maatregelen JA kan treffen ten behoeve van de conditionering van het materiaal en materieel. Tot slot is er besproken op welke manier JA het gebruik van deze maatregelen kan stimuleren, en is het hoofdstuk afgesloten met een deelconclusie.
5.1
Dataverzameling
De onderzoeksvragen die in dit hoofdstuk beantwoord moesten worden zijn: • • •
Op welke wijze moet de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats geconditioneerd worden? Welke maatregelen kan JA nemen ten behoeve van de conditionering van het opgeslagen materiaal en materieel? Op welke wijze kan het gebruik van deze maatregelen worden gestimuleerd?
Om antwoord te kunnen geven op deze deelvragen moesten er diverse materialen en materieel als referentie onderzocht worden. Het materiaal en materieel wat in dit hoofdstuk is onderzocht, is het materiaal en materieel dat tijdens de observaties uit hoofdstuk 3 op de bouwplaats is aangetroffen. Dit materiaal en materieel is opgesomd in tabel 5.1. (#) 1. 3. 4. 7. 8. 12. 20. 21. 22. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Materiaal Sandwich dakelementen Kingspan isolatie Jackodur isolatie 60mm Jackodur isolatie 120mm Jackodur isolatie 60mm Jackodur isolatie 60mm Poriso binnenmuurstenen Staalprofielen Cementgebonden platen Vloerwapening Ventilatiebuizen Houten latten Jackodur isolatie 60mm Houten balken Gevelstenen Houten latten Vloerwapening Underlayment Gevelstenen Steenstrips Trespa
# 2. 5. 6. 9. 10. 11. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 23. 30.
Materieel Steigerjukken Afvalcontainer Metselprofielen Houten onderslagbalken Steigerplanken Betonplex Betonplex Steigermaterieel en stempels Houten onderslagbalken Steigerplanken Steigerpijpen Afvalcontainers Steigerjukken Houten pallets Betonkubel
Tabel 5.1 Geobserveerd materiaal en materieel
70 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Een aantal materialen en materieel uit tabel 5.1 is het zelfde, alleen betrof het een andere opslag. Echter heeft dit geen invloed op het onderzoek in dit hoofdstuk en dus zijn deze materialen en materieel uit het schema gehaald, zodat uiteindelijk tabel 5.2 ontstaat, waarin het materiaal en materieel is genoteerd welke uiteindelijk in dit hoofdstuk zijn onderzocht.
Materiaal Sandwich dakelementen Kingspan isolatie Jackodur isolatieplaten Poriso binnenmuurstenen Staalprofielen Cementgebonden platen Vloerwapening Ventilatiebuizen Houten latten en balken Gevelstenen Underlayment Steenstrips Trespa
Materieel Steigerjukken Afvalcontainer Metselprofielen Houten onderslagbalken Steigerplanken Betonplex Steigerpijpen Houten pallets Betonkubel
Tabel 5.2 Onderzocht materiaal en materieel
Het doel van het onderzoek in dit hoofdstuk was om een methode te ontwikkelen waarmee er op de bouwplaats voor ieder materiaal of materieel bepaald kan worden hoe het geconditioneerd moet worden. Omdat het echter niet mogelijk is om ieder materiaal of materieel afzonderlijk te onderzoeken, omdat er ontelbaar veel bouwmaterialen zijn en omdat het tijdsbestek voor het onderzoek daarvoor niet lang genoeg was, is er voor gekozen om in eerste instantie een categorisatie van het materiaal en materieel te maken. Voor iedere categorie is er vervolgens, aan de hand van de geobserveerde materialen en materieel uit tabel 5.2, via literatuurstudies onderzocht aan welke eisen het conditioneren van het materiaal en materieel uit deze categorie moet voldoen. Op deze manier ontstonden per categorie diverse aandachtspunten waaraan de opslag van het materiaal en materieel dat in deze categorie valt moet voldoen. Op deze manier kan ieder materiaal of materieel wat geleverd wordt op de bouwplaats worden onderverdeeld in één van deze categorieën, zodat het voor de uitvoerder meteen zichtbaar is welke aandachtspunten bij het conditioneren van het materiaal of materieel belangrijk zijn. Daarnaast kon, door onderzoek te doen naar de aandachtspunten die gesteld werden aan het geobserveerde materiaal en materieel, onderzocht worden of JA over de juiste conditioneringsmaatregelen beschikt. Wanneer dit niet het geval was, kon vervolgens door middel van een literatuurstudie onderzocht worden welke maatregelen JA nog zou kunnen nemen. Tot slot is aan de hand van een model, ontwikkeld door de psycholoog Maslow, onderzocht op welke manier het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats gestimuleerd kan worden.
71 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
5.2
Rob Wevers
Negatieve invloeden op de kwaliteit van het materiaal en materieel
Tijdens het vooronderzoek is geconstateerd dat de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij JA niet voldoende geconditioneerd wordt, waardoor er een vermindering van de kwaliteit van het materiaal en materieel optreedt. Het verminderen van de kwaliteit van het materiaal en materieel betekent dat de eigenschappen die het bouwproduct bezit verslechterd worden. Belangrijke eigenschappen zijn mechanische en thermische eigenschappen. Maar ook chemische, fysische en optische eigenschappen spelen een rol. Daarnaast kan de verwerkbaarheid van het materiaal en materieel worden verminderd, wanneer deze niet goed geconditioneerd worden. Er is geconstateerd dat deze vermindering van kwaliteit wordt veroorzaakt door: • •
Weersinvloeden Mechanische invloeden 5.2.1
Weersinvloeden
De weersinvloeden wind, neerslag, vocht en vorst kunnen negatieve gevolgen hebben op de eigenschappen van materiaal en materieel. Lichte materialen, zoals isolatieplaten, zand en cement, kunnen wegwaaien. Dit kan niet alleen zorgen voor gevaarlijke situaties, ook kan het negatieve gevolgen hebben voor de eigenschappen van het materiaal of materieel. Materiaal of materiaal kan hierdoor beschadigd raken, waardoor optische (bevuiling) en mechanische eigenschappen van het materiaal en materieel worden aangetast. Figuur 5.3 toont hiervan een voorbeeld. De situatie zoals te zien in figuur 5.3 Figuur 5.3 Weggewaaid isolatiemateriaal is geobserveerd ten tijde van het invullen van de checklists uit hoofdstuk 3. Te zien is isolatiemateriaal dat na een stormachtige nacht een vijver is ingewaaid.
Figuur 5.4 Drogen van vochtige stenen
Materiaal en materieel kan op diverse manieren hinder ondervinden van neerslag en vocht. Metalen kunnen gaan roesten, hout kan gaan rotten, en natte stenen hechten zich minder goed aan de mortel. De eigenschappen van het materiaal en materieel kunnen door neerslag dusdanig verminderd worden, dat dit materiaal en materieel niet meer verwerkt kan worden. Zo kan vocht het materiaal doen verkleuren en bevuilen, waardoor het esthetisch niet meer verantwoord is dit materiaal te verwerken. Daarnaast kan vocht de fysische eigenschappen aantasten, waardoor bijvoorbeeld nat 72 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
isolatiemateriaal niet meer de gewenste warmteweerstandswaardes kan behalen. Ook de mechanische eigenschappen van materiaal en materieel kunnen door vocht sterk verminderd worden. Houten onderslagbalken die zijn gaan rotten halen bijvoorbeeld bij lange na niet meer de sterkte die gewenst is. In sommige gevallen kan het materiaal of materieel gedroogd worden, maar de oorspronkelijke kwaliteit zal het zelden terug krijgen. Daarnaast kan het drogen een kostbaar, lang, en arbeidsintensief proces zijn. Dit is te zien in figuur 5.4. Op deze figuur zijn stenen te zien afkomstig van het geobserveerde project. Deze stenen zijn dusdanig vochtig geworden, dat ze naar de werkplaats bij het kantoor van JA zijn vervoerd. Hier is getracht deze stenen te drogen door er heaters bij te plaatsen. Hevige neerslag kan daarnaast de ondergrond dusdanig aantasten, dat materiaal en materieel bevuild raken door (opspattend) water. Vooral materiaal en materieel waarbij vloeistoffen betrokken zijn ondervinden hinder van vorst. Bij vorst kunnen materialen namelijk bevriezen, waardoor het materiaal niet meer verwerkbaar is en de mechanische eigenschappen worden aangetast. Ook vaste stoffen zijn in sommige gevallen niet meer verwerkbaar wanneer ze niet vorstvrij worden opgeslagen. Denk hierbij aan kitten, mortel en cement. Daarnaast kan de combinatie vocht en vorst er voor zorgen dat materiaal en materieel beschadigd raken. Een steen met een hoog gehalte inwendig vocht zal bijvoorbeeld breken wanneer dit vocht bevriest. 5.2.2
Mechanische invloeden
Aan het begin van het onderzoek is geconstateerd dat materiaal en materieel beschadigd is geraakt doordat het gevallen is, of doordat er tegen gestoten is met transportmiddelen. Hierdoor kan het materiaal en materieel dusdanig beschadigd raken, dat vooral de optische en mechanische eigenschappen van het materiaal en materieel worden verminderd. Stenen kunnen bijvoorbeeld dusdanig beschadigd raken, dat deze niet meer verwerkt kunnen worden. Daarnaast kunnen barstjes en scheurtjes in materiaal en materieel leiden tot een vermindering van de mechanische eigenschappen dat het bezit. Figuur 5.5 toont een afbeelding van Kingspan isolatiemateriaal waar tegenaan gestoten is. Te zien is dat de hoeken van de isolatieplaten hierdoor beschadigd zijn geraakt. De platen kunnen niet meer verwerkt worden. Door de beschadigingen is het materiaal dusdanig aangetast dat het zijn functie, namelijk het bepalen van een bepaalde Rc waarde, niet meer kan vervullen. Figuur 5.6 toont stenen die zodanig onzorgvuldig zijn opgestapeld, dat ze gevallen zijn. Een aantal stenen is daarbij zo ernstig beschadigd dat deze niet meer verwerkt kunnen worden.
Figuur 5.5 Beschadigd Kingspan isolatiemateriaal
Figuur 5.6 Beschadigde gevelstenen
73 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Materiaal en materieel kan niet alleen beschadigd raken doordat er tegen gestoten wordt of doordat het valt, maar ook doordat het niet goed is opgeslagen. Ondersteuningen die niet voldoen, of een onvoldoende draagkrachtige grond, kunnen er bijvoorbeeld in resulteren dat het materiaal of materieel gaat vervormen. Wanneer materiaal of materieel gestapeld wordt, is het van belang dat het materiaal of materieel onderin de opslag voldoende draagkracht bezit. Is dit niet het geval, dan kan het materiaal of materieel bezwijken onder de druk. Ook dit zijn mechanische invloeden die niet gewenst zijn. Weersinvloeden en mechanische invloeden kunnen opgeslagen materiaal en materieel op verschillende manieren zodanig aantasten, dat de kwaliteit van het materiaal en materieel daardoor wordt verminderd. Het is daarom van belang dat opgeslagen materiaal en materieel voldoende tegen deze invloeden wordt geconditioneerd.
5.3
Aandachtspunten conditionering
Tijdens analyse van het probleemveld is geconstateerd dat 76% van het materiaal en materieel dat op de bouwplaats lag opgeslagen onvoldoende geconditioneerd werd, waardoor het opgeslagen materiaal en materieel in kwaliteit werd (kon worden) verminderd. Uit interviews met de uitvoerders van JA is gebleken dat er bij JA onvoldoende aandacht aan conditionering wordt besteedt. Men is zich er wel van bewust dat materiaal en materieel geconditioneerd dient te worden, maar het bedrijf heeft hier verder geen richtlijnen of eisen voor. De uitvoerder bepaalt zodoende op basis van eigen ervaring hoe het materiaal en materieel geconditioneerd wordt, zonder dat hij hierbij hulp krijgt van wat voor hulpmiddel dan ook. Tijdens dit onderzoek en de observatieperiode ten tijde van het in kaart brengen van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats lag opgeslagen, is geconstateerd dat de uitvoerders bij JA wel proberen het materiaal en materieel voldoende te conditioneren, maar dat zij te weinig kennis hebben van hoe ze dit precies moeten doen. Het conditioneren van het opgeslagen materiaal en materieel gebeurd op ervaring van de uitvoerder. Al jaren slaan de uitvoerders zodoende het materiaal en materieel onvoldoende geconditioneerd op. Doordat zij er in de tussentijd nooit op gewezen zijn dat het materiaal en materieel onvoldoende wordt geconditioneerd, en zij daarbij niet voldoende kennis hebben wat betreft conditionering, gaat dit in vele gevallen fout. Daarnaast is ten tijde van dit onderzoek geconstateerd dat er voor veel bouwmaterialen en – materieel geen informatie beschikbaar is over de wijze waarop het materiaal of materieel geconditioneerd zou moeten worden. Na enig onderzoek bleek in veel gevallen dat producenten en leveranciers lang niet altijd informatie konden verstrekken over de wijze waarop het materiaal of materieel geconditioneerd moet worden. Vooral wat betreft bouwmaterieel blijkt dat er nauwelijks richtlijnen zijn te vinden over de manier waarop materieel geconditioneerd moet worden. De oplossing voor het probleem dat er op de bouwplaats bij JA niet voldoende wordt geconditioneerd, ligt dus niet bij simpelweg bijsluiters of informatiebladen van bouwmateriaal en materieel te lezen en daar naar handelen. Niet alleen omdat deze er in veel gevallen niet zijn, maar vaak zijn deze ook onvolledig. Er is zodoende behoefte bij JA aan een hulpmiddel waarin globaal de aandachtspunten voor het conditioneren van opgeslagen materiaal en materieel wordt beschreven, zodat de uitvoerder voor 74 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
ieder materiaal of materieel dat geleverd wordt de juiste keuzes kan maken wat betreft het conditioneren van het materiaal en materieel. Hoe dit hulpmiddel er uit zal zien is in een later stadium van het onderzoek bepaald. Dit hoofdstuk heeft zich er op gericht te onderzoeken welke aandachtspunten er zijn wat betreft het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Om er achter te komen aan welke aandachtspunten de conditionering van de opslag van materiaal en materieel moet voldoen, is er gekozen om deze aandachtspunten te bepalen aan de hand van een steekproef. Door de richtlijnen te inventariseren die producenten en leveranciers van materiaal en materieel uit deze steekproef beschrijven, ten opzichte van conditionering van het materiaal en materieel, kon op deze manier een uitspraak gedaan worden over de aandachtspunten waar de uitvoerder aan moet denken bij het conditioneren van de opslag van het materiaal en materieel. Naast het onderzoeken van deze steekproef is er een literatuurstudie gedaan naar de richtlijnen waar de conditionering van de opslag van materiaal en materieel aan moet voldoen. Tot slot is deze uitgebreid met de bevindingen die gedaan zijn ten tijde van het afstudeertraject. 5.3.1
Aandachtspunten steekproef
Hoe groter de steekproef, hoe beter er uitspraak gedaan kan worden over de aandachtspunten die nodig zijn bij het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel. Omdat de tijd voor dit onderzoek echter beperkt is, is er voor gekozen om de steekproef af te bakenen tot het materiaal en materieel dat tijdens het observeren van de tijd dat materiaal en materieel op de bouwplaats lag opgeslagen (hoofdstuk 2). Door middel van onderzoek met behulp van het internet is getracht voor ieder materiaal en materieel de richtlijnen te onderzoeken waaraan de opslag van het materiaal en materieel zou moeten voldoen. In eerste instantie is hiernaar gezocht op de websites van de betreffende producenten en leveranciers. Wanneer dit geen resultaat opleverde, is er gezocht naar informatie op de websites van producenten en leveranciers van soortgelijke producten. Indien ook dit niet het gewenste resultaat opleverde, is er contact gezocht met de producenten en leveranciers, of met deskundige. Niet voor ieder materiaal en materieel dat onderzocht is zijn aandachtspunten gevonden. In sommige gevallen geven de producenten en leveranciers aan dat er simpelweg geen richtlijnen voor bestaan. Het materiaal en materieel waar wel richtlijnen voor zijn gevonden zijn vermeld in tabel 5.7. De gevonden aandachtspunten zijn per materiaal en materieel geschematiseerd in bijlage K. Materiaal Sandwich dakelementen Kingspan isolatie Jackodur isolatieplaten Poriso binnenmuurstenen Cementgebonden platen Houten latten en balken Underlayment Trespa
Materieel Metselprofielen Houten onderslagbalken Steigerplanken Betonplex
Tabel 5.7 Materiaal en materieel gevonden aandachtspunten
75 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Vooral voor materieel bleek in veel gevallen geen richtlijnen te bestaan voor de wijze waarop de opslag van het materieel op de bouwplaats geconditioneerd moest worden. Dit komt vooral omdat de richtlijnen voor conditionering zich richten op het voorkomen van vochtindringing en beschadigingen van het materiaal. Veel materieel is echter gemaakt uit metaal. Metaal heeft als gunstige eigenschappen dat het weersongevoelig is (indien het behandeld is) en dat het zeer goed bestand is tegen krachten die er op werken. Zodoende stellen veel fabrikanten en leveranciers geen eisen aan de wijze waarop (van metaal vervaardigde) materieel dient te worden geconditioneerd. De gevonden richtlijnen uit bijlage K zijn in tabel 5.8 geïnventariseerd en samengevat in de vorm van aandachtspunten. De aandachtspunten zijn onderverdeeld in de categorie ‘weersinvloeden’ en ‘mechanische invloeden’, naargelang de richtlijnen betrekking hebben op conditionering tegen weersinvloeden of conditionering tegen mechanische invloeden.
Aandachtspunten conditionering Weersinvloeden Droog opslaan Vrij houden van een vochtige ondergrond Afdekken met een afdekzeil Direct zonlicht vermijden Droge ondergrond Onder de 0 ⁰C afdekken Nat hout oplatten Ventilatie onder dekzeil
Mechanische invloeden Voldoende ondersteunen Vlakke ondergrond Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Zelfde afmetingen van klossen en strijken Hout met de hartzijde naar boven leggen Maximale stapelhoogte Geen uitstekende delen
Tabel 5.8 Aandachtspunten conditionering uit steekproef
5.3.2
Aandachtspunten literatuurstudie
Naast de richtlijnen die gevonden per materiaal en materieel uit de steekproef, is er door middel van een literatuurstudie gezocht naar aandachtspunten omtrent de conditionering van de opslag van materiaal en materieel. De literatuurstudie wees echter uit dat op het gebied van conditionering van materiaal en materieel in het algemeen, nauwelijks informatie te vinden is. De enige richtlijnen (eisen) die worden gegeven in het bouwbesluit en eurocodes, wat betreft het opslaan van materiaal en materieel, heeft betrekking op de veilige opslag van gevaarlijke stoffen. De literatuurstudie heeft zodoende wat betreft aandachtspunten bij de conditionering van de opslag van materiaal en materieel geen resultaat opgeleverd. 5.3.3
Aandachtspunten eigen bevindingen
Ten tijde van het afstudeeronderzoek zijn er diverse situaties aangetroffen waarbij de opslag van materiaal en materieel niet voldoende werd geconditioneerd, en waarvan de oorzaak niet ligt bij één van de in tabel 5.8 geconstateerde aandachtspunten.
76 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers Wegwaaien van het materiaal of materieel Tijdens het onderzoek is er geconstateerd dat materiaal tijdens de opslag is weggewaaid. Materiaal of materieel dat wegwaait kan beschadigd raken of bevuilt door de natte ondergrond. Wanneer materiaal of materieel een dusdanig laag eigen gewicht heeft, en het daarom vatbaar is voor de wind, dient het hier tegen beschermd te worden.
Figuur 5.9 Omgewaaide isolatieplaten
Voldoende vrije ruimte rondom de opslag Eén van de knelpunten die geconstateerd werd tijdens het vooronderzoek, is dat materiaal en materieel beschadigd raakte doordat er tegen gestoten werd, doordat er onvoldoende vrij (werk)ruimte rondom de opslag was. Bij het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel is het zodoende van belang dat er voldoende vrije ruimte rondom de opslag is, zodat het niet beschadigt raakt door stoten. Figuur 5.10 Onvoldoende vrije ruimte opslag Horizontaal opslaan Materiaal en materieel dat gevoelig is voor vocht en beschadigingen dient zodanig opgeslagen te worden dat het niet kan omvallen. Het is daarom niet alleen van belang dat de ondersteuning vlak is, maar het materiaal en materieel dient daarnaast ook op een horizontale ondergrond opgestapeld te worden.
Figuur 5.11 Horizontaal opslaan
77 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Stabiel stapelen Buiten het aandachtspunt dat de opslag van materiaal en materieel op een horizontale en vlakke ondergrond moet worden opgeslagen, is het van belang dat de stapeling stabiel is. Indien niet het geval is, ontstaat alsnog de kans dat materiaal en materieel op de grond valt, waardoor er beschadigingen en (vocht)vervuiling kan optreden. Figuur 5.12 Instabiele stapeling stenen
Draagkrachtige ondergrond De ondergrondgrond waarop de opslag is geplaats dient voldoende draagkracht te hebben, om verzakking van de opslag te voorkomen. Verzakking van de opslag kan er toe leiden dat het materiaal of materieel in aanraking komt met de ondergrond. Daarnaast kan het erin resulteren dat de opslag scheef komt te staan, waardoor materiaal of materieel op de grond kan vallen. Figuur 5.13 Onvoldoende draagkrachtige ondergrond
Al met al hebben de steekproef, de literatuurstudie en de eigen bevindingen ten tijde van het afstudeeronderzoek geleidt tot diverse aandachtspunten waaraan gedacht moet worden bij het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel. Deze aandachtspunten staan vermeld in tabel 5.14.
Aandachtspunten conditionering Weersinvloeden Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van een vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met een afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Nat hout oplatten Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Stabiel stapelen Beschermen tegen wegwaaien Tabel 5.14 Aandachtspunten conditionering
Mechanische invloeden Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Voldoende ondersteunen Zelfde afmetingen van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Hout met de hartzijde naar boven leggen Voldoende vrije ruimte rondom opslag Beschermen tegen wegwaaien
78 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
5.4
Rob Wevers
Categorisatie aandachtspunten
Er is onderzocht welke aandachtspunten van belang zijn bij de conditionering van de opslag van materiaal en materieel tegen weersinvloeden, en er is onderzocht welke aandachtspunten van belang zijn bij de conditionering van de opslag van materiaal en materieel tegen mechanische invloeden. Niet ieder materiaal of materieel vermindert in kwaliteit wanneer het wordt blootgesteld aan weersinvloeden, net zoals niet ieder materiaal of materieel in kwaliteit vermindert door mechanische invloeden. Materiaal of materieel kan dus wel of niet weersgevoelig zijn, en daarbij wel of niet gevoelig voor mechanische krachten. Ieder materiaal en materieel is zodoende te categoriseren in één van de volgende vier categorieën: 1. 2. 3. 4.
Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig
Bij iedere categorie zijn andere aandachtspunten van belang. Wanneer materiaal of materieel bijvoorbeeld wél weersgevoelig is, maar mechanisch ongevoelig, zijn enkel de aandachtspunten van belang die gevonden zijn ten behoeve van de conditionering tegen weersinvloeden. Wanneer materiaal of materieel weersgevoelig én mechanisch gevoelig is, zijn zowel de aandachtspunten ten behoeven van de conditionering tegen weersinvloeden van belang, alsmede de aandachtspunten ten behoeve van de conditionering tegen mechanische invloeden. Op deze manier is per categorie beschreven welke aandachtspunten van belang zijn bij voor het conditioneren van de opslag van het materiaal of materieel dat in die betreffende categorie valt (tabel 5.15). De uitvoerder kan ieder materiaal of materieel dat hij geleverd krijgt op de bouwplaats plaatsen in één van deze 4 categorieën. Aan de hand van tabel 5.15 kan de uitvoerder vervolgens bepalen welke aandachtspunten van belang zijn bij de conditionering van de opslag van het materiaal of materieel dat geleverd wordt. Om het geobserveerde materiaal en materieel in één van deze categorieën te kunnen indelen, is het noodzakelijk om de criteria te bepalen wanneer materiaal of materieel weersgevoelig dan wel mechanisch gevoelig wordt gesteld. Materiaal of materieel wordt weersgevoelig genoemd, wanneer één of meer van de weersinvloeden een dusdanige vermindering van de kwaliteit van het materiaal of materieel tot gevolg heeft, waardoor het materiaal of materieel niet meer de bij het verwerken benodigde eigenschappen bezit. Materiaal of materieel wordt mechanisch gevoelig genoemd, wanneer vallen, stoten of vervormen van het materiaal of materieel een dusdanige vermindering van de kwaliteit van het materiaal of materieel tot gevolg heeft, dat het materiaal of materieel niet meer de bij het verwerken benodigde eigenschappen bezit. Voorbeeld: Stel steen A en steen B verkleuren beide door weersinvloeden. Steen A wordt in het zicht verwerkt, en steen B wordt niet in het zicht verwerkt. De esthetische eigenschappen van steen A zijn bij verwerking belangrijk, omdat deze steen in het zicht blijft. Bij steen B is dit niet het geval. In dit geval wordt steen A weersgevoelig genoemd, en steen B weersongevoelig (indien er geen andere eigenschappen zijn verminderd door weersinvloeden). 79 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
1.Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Voldoende ondersteunen Zelfde afmeting van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Beschermen tegen wegwaaien Voldoende ruimte rondom opslag Hout met hartzijde naar boven leggen Nat hout oplatten
3. Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Voldoende ondersteunen Zelfde afmetingen van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Hout met de hartzijde naar boven leggen Voldoende vrije ruimte rondom opslag Beschermen tegen wegwaaien
2. Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van een vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met een afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Nat hout oplatten Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Stabiel stapelen Beschermen tegen wegwaaien
4. Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig -
Figuur 5.15 Aandachtspunten conditioneren materiaal en materieel per categorie
Als voorbeeld is het onderzochte materiaal en materieel uit dit hoofdstuk op een dergelijke wijze gecategoriseerd (tabel 5.16).
80 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
1.Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Sandwich dakelementen Kingspan isolatie Jackodur isolatieplaten Poriso binnenmuurstenen Cementgebonden platen Houten latten en balken Gevelstenen Underlayment Steenstrips Trespa Betonplex
3. Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Staalprofielen Vloerwapening Ventilatiebuizen
2. Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Metselprofielen Houten onderslagbalken Steigerplanken Houten pallets
4. Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig Steigerjukken Afvalcontainer Steigerpijpen Betonkubel
Tabel 5.16 Categorisatie onderzochte materiaal en materieel
5.5
Maatregelen
In paragraaf 5.3 is onderzocht aan welke aandachtspunten er gedacht moet worden zodat de opslag van materiaal en materieel goed geconditioneerd wordt, waardoor de kwaliteit van het materiaal en materieel behouden blijft. Sommige van deze aandachtspunten, bijvoorbeeld ‘hout met de hartzijde naar boven leggen’ zijn uit te voeren zonder dat er gebruik gemaakt hoeft te worden van hulpmiddelen. De meeste aandachtspunten vragen echter wel het gebruik van hulpmiddelen. Om te kunnen voldoen aan alle aandachtspunten was het zodoende noodzakelijk te onderzoeken welke hulpmiddelen JA zou kunnen gebruiken, en in kaart te brengen wat de voor- en nadelen van deze hulpmiddelen zijn. Op deze manier kan JA een gewogen keuze maken welke hulpmiddelen het bedrijf kan gebruiken.
5.4.1
Toepasbare hulpmiddelen
In bijlage L is een schema opgesteld waarin per aandachtspunten beschreven staat welke hulpmiddelen gebruikt kunnen worden om aan het betreffende aandachtspunt te kunnen voldoen. In het schema is daarnaast het aandachtspunt beschreven, en is er beschreven tegen welke invloeden (weersinvloeden en/of mechanische invloeden) het aandachtspunt van toepassing is. Tot slot zijn er nog opmerkingen toegevoegd. Het schema is ontstaan op basis van het afstudeerverslag ‘Weerbewust bouwen' 8 van dhr. P. Hazendonk. In dit afstudeerverslag is er onderzoek gedaan naar weerkritische activiteiten op de bouwplaats, en de maatregelen die er getroffen kunnen worden om de negatieve gevolgen van weersverlet tegen te gaan. Hoewel het onderzoek van Hazendonk een ander onderwerp betrof, 8
Hazendonk, P. (2011). Weerbewust bouwen: Een studie naar weerkritische activiteiten en mogelijke maatregelen. Technische Universiteit Eindhoven: Eindhoven
81 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
toonde het een aantal raakvlakken met dit onderzoek. In het verslag is namelijk in kaart gebracht welke hulpmiddelen er gebruikt kunnen worden om verlet door weersinvloeden zo veel mogelijk tegen te gaan. Daarbij is zijn er ook hulpmiddelen in kaart gebracht om de opslag van materiaal en materieel te conditioneren tegen weersinvloeden. Het schema in bijlage L is zodoende ontstaan op basis van schema’s die gebruikt zijn door Hazendonk. Een aantal hulpmiddelen die beschreven zijn in dit schema, zijn gebaseerd op het onderzoek van Hazendonk. Voor de overige hulpmiddelen is er zo veel mogelijk gekeken naar materieel dat JA al in huis heeft. Daarnaast is naar hulpmiddelen gezocht die praktisch en financieel haalbaar zijn voor JA. 5.4.2
Beschrijving hulpmiddelen
In bijlage M is een tabel bijgevoegd waarin de hulpmiddelen beschreven worden. In deze tabel wordt in eerste instantie kort beschreven wat het hulpmiddel precies inhoudt. Vervolgens worden aandachtspunten beschreven die van belang zijn bij het gebruik maken van deze hulpmiddelen. Bij de beschrijving van de hulpmiddelen is eveneens aangegeven wat de voor- en nadelen van deze hulpmiddelen zijn, zodat er een gewogen afweging gemaakt kan worden wat betreft de keuze van het hulpmiddel. Tot slot is er aangegeven of JA dit hulpmiddel al in huis heeft, of niet. Het kan ook zijn dat de beschikbaarheid van het hulpmiddel afhankelijk is van het bouwproject.
5.4.3
Beschikbare hulpmiddelen
Uit het onderzoek naar benodigde hulpmiddelen voor het conditioneren van het materiaal en materieel, blijkt dat JA voor bijna alle aandachtspunten de benodigde hulpmiddelen in huis heeft om te zorgen dat de opslag van materiaal en materieel op een goede wijze geconditioneerd wordt. Een aantal aandachtspunten, zoals ‘geen uitstekende delen’ en ‘maximale stapelhoogte’, behoeven verder geen hulpmiddelen, maar vragen vooral om bewustwording van de uitvoerder. Uit het onderzoek is gebleken dat er een aantal belangrijke hulpmiddelen zijn die JA al in huis heeft, waarmee aan de meeste aandachtspunten voldaan kan worden. Deze hulpmiddelen zijn: • • • • •
Pallets Houten strijken en klossen Steigerplanken en onderslagbalken Dekkleden Opslagcontainer
In bijlage M zijn deze hulpmiddelen beschreven. 5.4.4
Projectafhankelijke hulpmiddelen
Naast de beschreven hulpmiddelen die JA te alle tijden in huis heeft, zijn er diverse projectafhankelijke hulpmiddelen die het bedrijf kan gebruiken ten behoeve van de conditionering van de opslag van materiaal en materieel. Met projectafhankelijke hulpmiddelen worden hulpmiddelen bedoeld die vaak, maar niet altijd, mogelijk zijn op de bouwplaats. Deze hulpmiddelen zijn: 82 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport • • • • •
Rob Wevers
Bestaande ondergrond Grond egaliseren Toekomstige bestrating Op te leveren bouwwerk Opslaan wind luwe zijde
In bijlage M zijn deze hulpmiddelen beschreven.
Opmerking De inventarisatie van de aandachtspunten voor de conditionering van de opslag van materiaal en materieel, en daarmee de inventarisatie van de benodigde en beschikbare hulpmiddelen, zijn voortgekomen uit een relatief kleine steekproef. De grootte van het aantal materiaal en materieel dat onderzocht is tijdens deze steekproef werd gegeven door de beperkte tijd die er beschikbaar was voor het onderzoek. Om een betere en uitgebreidere uitspraak te kunnen doen over de aandachtspunten die van belang zijn bij de conditionering van materiaal en materieel, en de hulpmiddelen die daarmee gemoeid zijn, dient er een grotere steekproef te zijn. Dit onderzoek heeft zich er op gericht om in grote lijnen een uitspraak te kunnen doen over de beschikbare en benodigde hulpmiddelen, en om duidelijk te maken op welke wijze deze beschikbare en benodigde hulpmiddelen bepaald kunnen worden.
5.6
Stimuleren van de conditionering
Gedurende het onderzoek is gebleken dat de uitvoerders bij JA wel beseffen dat de opslag van materiaal en materieel goed geconditioneerd moet worden, maar dat hun kennis wat betreft dit onderwerp niet volledig toereikend is. Daarnaast worden zij er door de bedrijfsleiding onvoldoende op gewezen dat de huidige conditionering niet voldoet, waardoor ze zich ook niet bewust zijn van het probleem. Dit probleem wordt mede ingegeven door het feit dat ook de bedrijfsleiding niet volledig op de hoogte is van de eisen en aandachtspunten die worden gesteld aan de conditionering van de opslag van materiaal en materieel. Om te zorgen dat de opslag van materiaal en materieel op een goede wijze wordt geconditioneerd, moeten de uitvoerders op de hoogte zijn van de aandachtspunten, en dienen zij daar naar te handelen. Dit vraagt om een leerproces van de uitvoerders. Dit leerproces welke kan inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van het model in figuur 5.17, ontwikkeld door de psycholoog A.H. Maslow 9.
9
Maslow, A.H. (1954). Motivation and personality. Harper & Brothers: New York
83 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Onbewust onbekwaam
Rob Wevers
leerbehoefte
automatisme
Onbewust bekwaam
Bewust onbekwaam
aanleren
toepassen
Bewust bekwaam
Figuur 5.17 Leerfases volgens Maslow
Het model van Maslow bestaat uit 4 stadia. Deze 4 fase zijn hieronder beschreven aan de hand van het onderzoeksrapport ‘Het verbeterde aannemersbedrijf vs. Het gespecialiseerde afbouwbedrijf’ 10 van W. de Jong. Het model is opgebouwd uit de begrippen ‘mate van bewustzijn’ en ‘mate van bekwaamheid’. De mate van bewustheid bepaalt of je in een specifieke situatie weloverwogen specifieke vaardigheden toepast (bewust) of automatisch handelt (onbewust). De mate van bekwaamheid bepaalt of diegene bereikt (bekwaam), of niet bereikt (onbekwaam), wat hij van plan was te bereiken. De vier stadia worden gedefinieerd door de volgende omschrijving: 1. Onbewust onbekwaam: De lerende handelt uit automatisme, maar zijn doel wordt hierdoor niet bereikt. In deze fase is hij nog onbewust over zijn onbekwaamheid. 2. Bewust onbekwaam: De lerende is zich bewust geworden van het feit dat hij onbekwaam is. De lerende realiseert zich in deze fase dat hij iets niet kan en hij bedenkt dat hij het wil gaan leren. 3. Bewust bekwaam: Wanneer de lerende weloverwogen, specifieke vaardigheden toepast lukt het hem om zijn doel te bereiken. 4. Onbewust onbekwaam: De lerende heeft zich de werkmethode eigen gemaakt en kan automatisch effectief handelen. 5.6.1
Huidige situatie
Op dit moment bevinden de uitvoerder van JA zich in de eerste fase (onbewust onbekwaam). Zoals geconstateerd tijdens het onderzoek hebben ze namelijk niet voldoende kennis van het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel, en zijn ze zich daarbij onbewust van het feit dat ze onvoldoende kennis hebben, omdat ze er niet op gewezen worden. Desondanks zijn ze wel bewust van het feit dat het conditioneren van materiaal en materieel een belangrijk onderwerp is. Er heerst op dit moment zodoende een leerbehoefte bij de uitvoerders van JA wat betreft het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel.
10
Jong, W. de. (2015). Het verbeterde aannemersbedrijf vs. Het gespecialiseerde afbouwbedrijf. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven
84 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
5.6.2
Rob Wevers
Gewenste situatie
Om er voor te zorgen dat de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats op een goede manier geconditioneerd wordt, is het van belang dat de uitvoerders zich wat dit onderwerp betreft minimaal in de derde fase (bewust bekwaam) bevinden. Vanaf deze fase worden de benodigde maatregelen namelijk in de praktijk toegepast. Hiervoor is het in eerste instantie van belang dat de uitvoerders de tweede fase bereiken (bewust onbekwaam). De uitvoerders moeten zich er van bewust zijn dat de huidige kennis die ze op dit moment hebben, wat betreft het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel, ontoereikend is. Een methode om dit te kunnen bewerkstelligen zou bijvoorbeeld kunnen zijn door de uitvoerders de resultaten van dit onderzoek onder ogen te doen laten komen. Wanneer de uitvoerders zich bewust zijn van hun onbekwaamheid, is het noodzakelijk dat ze zich de benodigde vaardigheden aanleren, zodat ze de derde fase (bewust bekwaam) bereiken. In deze fase zullen de uitvoerders er namelijk naar handelen om de opslag van materiaal en materieel op een goede wijze te conditioneren, zij het met een hulpmiddel. Hiervoor dient er een model ontworpen te worden welke de uitvoerder helpt bij het bepalen van de benodigde hulpmiddelen ten behoeve van het conditioneren van de opslag van het materiaal of materieel. Figuur 5.18 toont een schematische weergave van dit ontwerpmodel. Materiaal en materieel
Input Ontwerpmodel conditionering Categorisatie
Aandachtspunten categorie A
Aandachtspunten categorie B
Aandachtspunten categorie C
Aandachtspunten categorie D
Beschikbare hulpmiddelen
Beschikbare hulpmiddelen
Beschikbare hulpmiddelen
Beschikbare hulpmiddelen
Geconditioneerde opslag
Output Figuur 5.18 Schematische weergave ontwerpmodel conditionering
85 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
5.7
Rob Wevers
Deelconclusie
Tijdens het vooronderzoek is geconstateerd dat de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats bij Ja onvoldoende wordt geconditioneerd, waardoor er een vermindering van de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel optreedt of kan optreden. Geconstateerd is dat er twee belangrijke invloeden van belang zijn waartegen de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats geconditioneerd dient te worden; weersinvloeden en mechanische invloeden. De belangrijkste factoren bij deze invloeden zijn: 1. Weersinvloeden: wind, neerslag, vocht en vorst 2. Mechanische invloeden: Vallen, stoten en vervormingen (breken) Weersinvloeden en mechanische invloeden kunnen de eigenschappen (mechanische-, thermische, chemische-, fysische-, optische eigenschappen, etc.) van materiaal en materieel dusdanig beïnvloeden, dat het materiaal en materieel niet meer te verwerken is, en waardoor er dus materiaalverliezen optreden. 5.7.1
Aandachtspunten wijze van conditionering
Uit onderzoek is gebleken dat er weinig literatuur beschikbaar is over het onderwerp conditioneren van materiaal en materieel op de bouwplaats. Zodoende is er een onderzoek verricht aan de hand van het geobserveerde materiaal en materieel uit hoofdstuk 3, en aan de bevindingen die gedaan zijn ten tijde van het onderzoek. Op deze wijze zijn er aandachtspunten gevonden voor de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Niet alle aandachtspunten zijn voor al het materiaal en materieel van belang. Zodoende is er vervolgens is er een manier gezocht waarmee bepaald kan worden welke aandachtspunten van belang zijn voor welk materiaal en materieel. Deze methode is gevonden door materiaal en materieel in te delen in één van de volgende 4 categorieën: 1. 2. 3. 4.
Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig
Op deze wijze is tabel 5.19 ontstaan, welke beschrijft welke aandachtpunten per categorie van belang zijn.
86 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
1.Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Voldoende ondersteunen Zelfde afmeting van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Beschermen tegen wegwaaien Voldoende ruimte rondom opslag Hout met hartzijde naar boven leggen Nat hout oplatten
3. Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Voldoende ondersteunen Zelfde afmetingen van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Hout met de hartzijde naar boven leggen Voldoende vrije ruimte rondom opslag Beschermen tegen wegwaaien
2. Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van een vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met een afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Nat hout oplatten Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Stabiel stapelen Beschermen tegen wegwaaien
4. Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig -
Tabel 5.19 Aandachtspunten conditioneren materiaal en materieel per categorie
5.7.2
Maatregelen
Uit het onderzoek blijkt dat JA diverse maatregelen in huis heeft om aan de aandachtspunten uit tabel 5.19 te kunnen voldoen. De belangrijkste maatregelen zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
Pallets Houten strijken en klossen Steigerplanken en onderslagbalken Dekkleden Opslagcontainer
Daarnaast kan JA gebruik maken van projectafhankelijke hulpmiddelen. Dit zijn hulpmiddelen die vaak, maar niet altijd, mogelijk zijn op de bouwplaats: 87 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 1. 2. 3. 4. 5.
Rob Wevers
Bestaande ondergrond Grond egaliseren Toekomstige bestrating Op te leveren bouwwerk Opslaan wind luwe zijde
Indien JA niet over de juiste maatregelen beschikt voor het conditioneren van het materiaal en materieel, zullen deze gekocht of ingehuurd moeten worden. Dit kan gebeuren door de voor- en nadelen van de verschillende maatregelen tegen elkaar af te wegen, en op basis hiervan een gewogen afweging te maken. 5.7.3
Stimuleren van de maatregelen
Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoerders bij JA over onvoldoende kennis beschikken, en zich daarbij niet bewust zijn van het feit dat hun kennis ontoereikend is, waardoor opgeslagen materiaal en materieel onvoldoende geconditioneerd wordt. Om er voor te zorgen dat de opslag van materiaal en materieel op een goede wijze geconditioneerd wordt, is het van belang dat de uitvoerders zich bewust zijn van het feit dat hun kennis op dit moment ontoereikend is. Wanneer men zich hier van bewust is, is het vervolgens zaak dat hen een hulpmiddel geboden wordt waarmee ze kunnen bepalen op welke wijze de opslag van materiaal en materieel geconditioneerd moet worden, zodat ze er naar kunnen handelen en de maatregelen kunnen toepassen. De volgende eis dient aan het logistieke proces gesteld worden: De uitvoerder dient op basis van het in paragraaf 5,6 besproken ontwerpmodel te kunnen bepalen in welke categorie (weersgevoelig/mechanisch gevoelig, weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch gevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig) het materiaal of materieel valt, waarna hem vervolgens inzichtelijk dient te worden gemaakt welke aandachtspunten, die beschreven zijn in dit onderzoek, van belang zijn bij de conditionering van de opslag van dat materiaal of materieel, zodat hij hier naar kan handelen en er voor kan zorgen dat de opslag zodanig geconditioneerd wordt dat de kwaliteit van het materiaal of materieel niet verminderd gedurende de opslag. Figuur 5.20 toont een schematische weergave van deze logistieke eis.
Materiaal en materieel
Hulpmiddel conditionering
input
Geconditioneerde opslag van materiaal en materieel
output
Figuur 5.20 Schematische weergave logistieke eis
88 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
H6 Programma van eisen en wensen In dit hoofdstuk is aan de taakstelling ‘opstellen van het programma van eisen van het hulpmiddel’ voldaan. In de eerste paragraaf is het programma van eisen besproken. Vervolgens is het programma van wensen besproken. Tot slot is het concept van het hulpmiddel besproken. Daarbij is er onder andere antwoord gegeven op de vraag op welke manier het hulpmiddel gebruikt dient te worden, en wie de gebruikers van het hulpmiddel zijn.
6.1
Programma van eisen
In de hoofdstukken 3 t/m 5 is het onderzoek verricht, en is ieder hoofdstuk afgesloten met de logistieke eis(en) waaraan het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats moet voldoen, met daarbij een schematische weergave van deze logistieke eis. Om er voor te zorgen dat het hulpmiddel er toe zal leidden dat er bij JA aan deze eisen voldaan kan worden, dient er een programma van eisen opgesteld te worden waaraan het hulpmiddel zal moeten voldoen. In hoofdstuk 3 is onderzocht waarom materiaal en materieel lang op de bouwplaats ligt opgeslagen. Het hoofdstuk is afgesloten met een logistieke eis waaraan voldaan moet worden: De leidinggevende moet op basis van het in dit verslag beschreven ontwerpmodel (paragraaf 3.4), welke ontwikkeld is op basis van vraag/aanbod, waarde van het materiaal en materieel/kans op hergebruik, transportkosten en beschikbare ruimte, kunnen bepalen of de uitvoerder restmateriaal en –materieel op zijn bouwplaats moet opslaan, moet transporteren naar een andere opslagplek, of moet weggooien/afvoeren. Hierbij is het van belang dat de vraag en aanbod tussen de verschillende bouwplaatsen naar restmateriaal en –materieel in kaart wordt gebracht. En is het van belang dat er in kaart wordt gebracht wat de situatie van de opslagruimtes bij de opslag bij kantoor en op andere bouwplaatsen is. Figuur 6.1 toont de schematische weergave van deze logistieke eis.
Weggooien/afvoeren Restmateriaal en materieel
Ontwerpmodel restmateriaal en materieel
Opslaan op eigen bouw Opslaan bij kantoor Opslaan andere bouw
input
output
Figuur 6.1 Schematische weergave logistieke eis hoofdstuk 3
89 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het hulpmiddel moet er voor zorgen dat er aan deze logistieke eisen voldaan kan worden. Zodoende zal het hulpmiddel aan de volgende eisen moeten voldoen: A B C
Het hulpmiddel dient er voor te zorgen dat de leidinggevende een gewogen keuze kan maken wat te doen met restmateriaal en –materieel. Door middel van het hulpmiddel dient de vraag naar, en het aanbod van, restmateriaal en –materieel van alle bouwplaatsen in kaart te worden gebracht. Het hulpmiddel moet er voor zorgen dat men inzicht heeft in de situatie van de opslagplaatsen van alle bouwplaatsen.
Tabel 6.2 Eisen aan het hulpmiddel
In hoofdstuk 4 is er onderzocht welke informatie er ontbreekt bij de uitvoering over de locatie en de afmetingen van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. Uit dit onderzoek zijn 2 logistieke eisen naar voren gekomen waaraan het proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats zal moeten voldoen. Deze logistieke eisen zijn: De uitvoerder dient in samenwerking met de werkvoorbereider, op basis van het in paragraaf 4.6 beschreven ontwerpmodel, ten tijde van de werkvoorbereidingsfase een gefaseerd terreinplan te maken, waarin de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats leidend is en waarin zones globaal worden ingedeeld. De uitvoerder dient, met behulp van het in paragraaf 4.6 beschreven ontwerpmodel, aan de hand van specificaties van het materiaal en materieel de benodigde afmeting voor de opslag van het materiaal of materieel te kunnen bepalen, en dient daarnaast op ieder moment inzichtelijk te hebben welke afmeting er beschikbaar is, en gebruikt wordt, voor de opslag van materiaal en materieel. Figuur 6.3 toont de schematische weergave van de logistieke eisen uit hoofdstuk 4. Gefaseerd terreinplan Situatietekening Specificaties materiaal/materieel
Ontwerpmodel terreinplan en opslagzones
Benodigde afmeting opslag Beschikbare afmeting opslag Gebruikte afmeting opslag
input
output
Figuur 6.3 Schematische weergave logistieke eisen hoofdstuk 4
Het hulpmiddel moet er voor zorgen dat er aan deze logistieke eisen voldaan kan worden. Zodoende zal het hulpmiddel aan de volgende eisen moeten voldoen: D E F
Met behulp van het hulpmiddel dient er gefaseerde terreinplannen gemaakt te worden. Met behulp van het hulpmiddel moet de uitvoerder door middel van het invoeren van productspecificaties de lay-out van de opslag van materiaal en materieel kunnen bepalen, waarbij er rekening met veiligheid en efficiëntie van de opslag is gehouden. Met behulp van het hulpmiddel moet de beschikbare afmetingen van, en gebruikte afmetingen voor, de opslag van materiaal en materieel in kaart gebracht kunnen worden.
Figuur 6.4 Eisen aan het hulpmiddel
90 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Tot slot is in hoofdstuk 5 de conditionering van de opslag van het materiaal en materieel onderzocht. De logistieke eis die vanuit dit onderzoek aan het logistieke proces is gesteld is als volgt: De uitvoerder dient op basis van het in paragraaf 5.6 besproken ontwerpmodel te kunnen bepalen in welke categorie (weersgevoelig/mechanisch gevoelig, weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch gevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig) het materiaal of materieel valt, waarna hem vervolgens inzichtelijk dient te worden gemaakt welke aandachtspunten, die beschreven zijn in dit onderzoek, van belang zijn bij de conditionering van de opslag van dat materiaal of materieel, zodat hij hier naar kan handelen en er voor kan zorgen dat de opslag zodanig geconditioneerd wordt dat de kwaliteit van het materiaal of materieel niet verminderd gedurende de opslag. Figuur 6.5 toont de schematische weergave van de logistieke eisen uit hoofdstuk 5.
Materiaal en materieel
Hulpmiddel conditionering
input
Geconditioneerde opslag van materiaal en materieel
output
Figuur 6.5 Schematische weergave logistieke eis
Om te kunnen bewerkstelligen dat het hulpmiddel er toe zal leiden dat men aan deze logistieke eis kan voldoen, worden er de volgende eisen aan het hulpmiddel gesteld: G
H I
De uitvoerder moet met behulp van het hulpmiddel aan kunnen geven in welke categorie (weersgevoelig/mechanisch gevoelig, weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch gevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig) het materiaal of materieel valt. Met behulp van het hulpmiddel moet de uitvoerder weten welke aandachtspunten van belang zijn bij het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel. De uitvoerder moet met het hulpmiddel kunnen bepalen welke maatregelen voor de conditionering van de opslag van materiaal en materieel hij kan gebruiken.
Tabel 6.6 Eisen aan het hulpmiddel
De eisen A t/m I zijn eisen die aan het hulpmiddel worden gesteld vanuit het onderzoek uit hoofdstuk 3 t/m 5. Naast deze eisen zijn er echter ook eisen vanuit de doelstelling van belang. De eisen vanuit de doelstelling dienen er voor te zorgen dat de knelpunten zoals deze geconstateerd zijn bij het probleemveld niet meer optreden, en zodat de negatieve gevolgen van deze knelpunten verdwijnen. Het hulpmiddel dient zodoende te voldoen aan de volgende eisen: J K L
Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in een veilige bouwplaats. Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in een efficiënt bouwproces. Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in behoud van de kwaliteit van het materiaal en materieel.
Tabel 6.7 Eisen aan het hulpmiddel
91 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Naast de eisen aan het hulpmiddel vanuit het onderzoek en de doelstelling, heeft JA zelf ook een eis waaraan het hulpmiddel moet voldoen, willen zij ervan overtuigd zijn dat de het hulpmiddel ook daadwerkelijk gebruikt zal worden. M
Het hulpmiddel moet dusdanig eenvoudig in gebruik zijn, dat de gebruikers zonder bijscholing gebruik kunnen maken van het hulpmiddel.
Tabel 6.8 Eisen aan het hulpmiddel
6.2
Programma van wensen
In dit hoofdstuk zijn tot nu toe de eisen van het hulpmiddel beschreven. Dit zijn de eisen waaraan het hulpmiddel minimaal zal moeten voldoen. Hier zijn de wensen beschreven waaraan het hulpmiddel moet voldoen. Deze wensen zijn niet noodzakelijk voor het functioneren van het hulpmiddel, maar het zou mooi zijn wanneer er desalniettemin aan deze wensen zou worden voldaan. W1 W2
Het zou mooi zijn wanneer gebruik maken van het hulpmiddel er voor zorgt dat het gebruik van materiaal en materieel tussen de verschillende bouwplaatsen meer op elkaar af is gestemd dan dat dat nu het geval is. Het zou mooi zijn wanneer gebruik van het hulpmiddel bijdraagt aan een nettere en opgeruimdere bouwplaats dan in de huidige situaties het geval is.
Tabel 6.9 Wensen aan het hulpmiddel
6.3
Concept hulpmiddel
Hoewel de logistieke eisen afzonderlijk van elkaar zijn onderzocht en bepaald, hebben deze een aantal raakvlakken met elkaar, omdat ze allemaal gaan over het onderwerp ‘opslag van materiaal en materieel’. Zodoende zijn deze logistieke eisen, welke schematisch zijn weergegeven in de figuren 6.1, 6.2 en 6.3 samen in één model te verwerken (figuur 6.10), waardoor er een conceptmodel ontstaat waaraan het hulpmiddel zal moeten voldoen. Met behulp van het hulpmiddel dient de benodigde input te kunnen worden verwerkt tot de gewenste output. De input die hierbij van belang is, zijn de ‘specificaties van het (rest)materiaal en (rest)materieel, en een situatietekening van het bouwterrein. De gewenste output is een gefaseerd terreinplan, informatie over de benodigde, de gebruikte en de beschikbare afmetingen van de opslag van materiaal en materieel, een gewogen beslissing over de locatie van de opslag van restmateriaal en –materieel, en een geconditioneerde opslag. Het middelste kader van figuur 6.10 geeft de logistieke eisen die geconstateerd zijn tijdens het onderzoek weer, en geeft met behulp van pijlen aan wat de relatie tussen deze logistieke eisen in. Er vallen 3 hoofdonderwerpen te onderscheiden, binnen de logistieke eisen van het proces van het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats, namelijk ‘restmateriaal’, ‘opslag’ en ‘terreinplannen’. Zo heeft de logistieke eis uit hoofdstuk 3 raakvlakken met ‘restmateriaal’ en ‘opslag’, heeft de logistieke eis uit hoofdstuk 4 raakvlakken met ‘terreinplannen’ en ‘opslag’, en heeft de logistieke eis uit hoofdstuk 5 raakvlakken met ‘opslag’. Deze 3 hoofdonderwerpen zullen de basis vormen bij het ontwikkelen van het concept voor het hulpmiddel. 92 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Specificaties Restmateriaal en materieel
Situatietekening
Specificaties materiaal en materieel input
(Hoofdstuk 3)
Terreinplannen
Ontwerpmodel restmateriaal en materieel (Hoofdstuk 4)
Opslag
Ontwerpmodel terreinplan en opslagzones
(Hoofdstuk 5)
Ontwerpmodel conditionering Restmateriaal
hulpmiddel
Weggooien/afvoeren
Gefaseerd terreinplan
Geconditioneerde opslag eigen bouw
Benodigde afmeting opslag
Geconditioneerde opslag kantoor
Beschikbare afmeting opslag
Geconditioneerd opslag andere bouw
Gebruikte afmeting opslag output
Figuur 6.10 Schematische weergave concept hulpmiddel
Aangezien er een aantal grafische processen bij komen kijken, en de informatie tussen de verschillende bouwplaatsen continu up-to-date dient te zijn, is het idee geweest om een digitaal softwareprogramma te ontwikkelen welke beschikbaar is voor de werkvoorbereiders, de uitvoerders en de leidinggevenden van JA. Met behulp van dit programma kan de input aan de hand van het in dit onderzoek besproken ontwerpmodel restmateriaal en –materieel, het ontwerpmodel terreinplan en opslagzones, en het ontwerpmodel conditionering, worden getransformeerd tot de gewenste output. De insteek was om een programma te ontwikkelen welke gebruikt kan worden op zowel aan tablet, als op een laptop. Doordat het programma op een tablet gedraaid kan worden, kan het programma
93 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
rechtstreek op de bouwplaats bekeken worden, en kunnen wijzingen in het logistieke proces direct worden ingevoerd wanneer deze geconstateerd zijn. De belangrijkste reden om het programma compatibel te maken met een tablet, is omdat de uitvoerders veelal meerdere (kleinere) projecten tegelijk hebben lopen. De laptop laten de uitvoerders veelal op een vast plek staan, omdat het tijdrovend is deze steeds opnieuw mee te nemen naar de afzonderlijke bouwplaatsen. Een tablet is hierbij vele malen gebruiksvriendelijker. De onderlinge versies van het programma dienen daarnaast via een intern netwerk met elkaar verbonden te zijn, zodat bijvoorbeeld uitvoerder A op de hoogte is van de situatie van de opslag op de bouwplaats van uitvoerder B. Daarnaast kan op deze manier de vraag naar en het aanbod van restmateriaal en –materieel tussen de onderlinge bouwplaatsen in kaart worden gebracht. Gezien het ontbreken van de benodigde kennis van softwareontwikkeling voor het maken van een functionerend hulpmiddel, en het gebrek aan tijd voor de volledige uitwerking ervan, is er voor gekozen om een conceptueel software programma te maken. Dit betekent dat door middel van processchema’s en afbeeldingen zal worden getoond hoe het programma zou moeten werken en er uit moet komen te zien, maar dat het programma zelf niet functioneert.
94 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H7
Rob Wevers
Het ontwerp van het hulpmiddel
In dit hoofdstuk wordt besproken op welke manier het ontwerp van het hulpmiddel tot stand is gekomen. In eerste instantie is er een processchema van de werking van het hulpmiddel opgesteld. Vervolgens is de lay-out van de interface van het hulpmiddel bepaald. Tot slot heeft de ontwikkeling van het hulpmiddel zelf plaats gevonden.
7.1
Dataverzameling
Om tot een ontwerp van het hulpmiddel te komen, moest er aan de volgende taakstellingen worden voldaan: • • •
Opstellen van de processchema’s voor het hulpmiddel Bepalen van de lay-out van de interface van het hulpmiddel Ontwerpen van het hulpmiddel
Alvorens het hulpmiddel ontwikkeld kon worden, was het noodzakelijk een processchema op te stellen. Dit schema vormt namelijk de vertaalslag van de resultaten van het onderzoek en het PvE, naar de functionele werking van het hulpmiddel. Vervolgens is bepaald op welke manier de interface van het hulpmiddel vormgegeven diende te worden, zodat het hulpmiddel compatibel is met de hardware waarmee het gebruikt dient te worden (tablet, laptop en pc), en zodat het hulpmiddel gebruiksvriendelijk is. Aan de hand van het processchema en de bepaling van de lay-out van de interface, was het vervolgens mogelijk een concept voor het hulpmiddel daadwerkelijk te ontwikkelen.
7.2
Processchema’s hulpmiddel
Alvorens het hulpmiddel ontwikkeld kon worden, was het noodzakelijk een processchema op te stellen. Dit schema vormt namelijk de vertaalslag van de resultaten van het onderzoek en het PvE, naar de functionele werking van het hulpmiddel. Aan de hand van dit processchema was het vervolgens mogelijk het hulpmiddel daadwerkelijk te ontwikkelen. Het schema is opgesteld volgens het principe van een flowchart, ofwel een stroomdiagram. Bij de ontwikkeling van software worden stroomdiagrammen immers veel gebruikt. Figuur 7.1 toont de betekenis van de symbolen uit het stroomdiagram.
Start/einde
Document
Proces
Data
Keuze
Opgeslagen data
Figuur 7.1 Symbolen processchema
95 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Start/einde: Geeft de start of het einde van een proces aan. Proces: Geeft een proces weer. Data: Geeft de data weer die benodigd is, dan wel verkregen wordt, vanuit een proces. Dit diagram is dus te allen tijde de input of de output van een proces. Document: Geeft aan dat de data die benodigd is voor de input van een proces, of de data die verkregen wordt vanuit de output van een proces, wordt weergegeven in de vorm van een document. Keuze: Geeft aan dat er op dat moment in het proces een keuze dient te worden gemaakt, afhankelijk welke richting men in wilt met het proces. Dit kan een ‘ja’ of ‘nee’ keuze zijn, maar ook iets anders. Opgeslagen data: Geeft aan dat de benodigde data voor de input van een proces al in het programma is opgeslagen. De data die verkregen is als output van proces x, kan zodoende de opgeslagen data zijn voor de input van proces y.
In bijlage N zijn de processchema’s van Materiaalplaats bijgevoegd. In paragraaf 7.4 is verder ingegaan op de verantwoording van deze processchema’s. Figuur 7.2 toont een schematische weergave van de structuur van Materiaalplaats. De structuur van de processchema’s is ontstaan vanuit het conceptueel model uit figuur 6.10. Bij dit model is namelijk geconstateerd dat er 3 hoofdonderwerpen te onderscheiden zijn binnen het logistieke proces van het opslaan van materiaal en materieel op bouwplaats waar het hulpmiddel aan moet bijdragen. Deze hoofdonderwerpen zijn ‘terreinplannen’, ‘opslag’ en ‘restmateriaal’ (figuur 7.2). Terreinplannen
Terreinplannen
Opslag
Opslag Projectmenu
Restmateriaal
Figuur 7.2 Hoofdonderwerpen Materiaalplaats
Restmateriaal
Figuur 7.3 Toevoeging projectmenu aan processchema
Om deze 3 hoofdonderwerpen met elkaar te verbinden, is er gebruik gemaakt van een projectmenu. Vanuit dit menu kan de gebruiker bepalen welk onderwerp binnen Materiaalplaats hij wil benaderen (figuur 7.3). Alvorens Materiaalplaats gebruikt kan worden, dient te gebruiker aan te geven op welk project hij wil inloggen. Zodoende is er aan de structuur van de processchema’s een startmenu toegevoegd. Vanuit hier kan de gebruiker kiezen op welk project hij in wil loggen, en kan hij indien gewenst een nieuw project aanmaken. Op deze manier ontstond de structuur van de processchema’s uit figuur 7.4
96 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Inlogpagina
Startmenu
Startmenu
Tabblad Nieuw project
Nieuw project
Tabblad Terreinplannen
Terreinplannen
Tabblad Opslag Projectmenu
Opslag
Tabblad Restmateriaal
Restmateriaal
Tabblad Instellingen
Projectmenu
Figuur 7.4 Toevoeging startmenu aan processchema
Figuur 7.5 Definitieve structuur processchema’s Materiaalplaats
Tot slot is er een inlogpagina toegevoegd, zodat personen de niet geautoriseerd zijn om gebruik te maken van het hulpmiddel deze niet kunnen gebruiken. Daarnaast is er een mogelijkheid toegevoegd om de instellingen van het programma te wijzigen, hetgeen gebruikelijk is bij software programma’s. Op deze manier is de definitieve structuur van de processchema’s van Materiaalplaats ontstaan (figuur 7.5). Bij het opstarten van Materiaalplaats zal er een inlogpagina verschijnen. Vervolgens zal de gebruiker worden doorverwezen naar het startmenu. In het startmenu heeft de gebruiker de keuze om in te loggen met een al bestaand project, of het aanmaken van een nieuw project. In dat geval zal de gebruiker worden doorverwezen naar het tabblad ‘Nieuw project’. In dit tabblad kan de gebruiker een nieuw project aanmaken. In dit tabblad zullen gegevens ingevuld moeten worden, welke verder in het hulpmiddel van belang zullen zijn. Na het selecteren van het gewenste project, zal de gebruiker worden doorverwezen naar het projectmenu van het betreffende project. Vanuit dit menu heeft de gebruiker de keuze uit 4 tabbladen, namelijk ‘Terreinplannen’, ‘Opslag’, ‘Restmateriaal’ en ‘Instellingen. Het tabblad ‘Terreinplannen’ heeft zich gericht op de conclusie vanuit het onderzoek uit hoofdstuk 4, dat er bij JA behoefte is aan gefaseerde terreinplannen. In het tabblad ‘Terreinplannen’ heeft de gebruiker de mogelijkheid gefaseerde terreinplannen te maken, te bekijken, en te wijzigen. Het tabblad ‘Opslag’ heeft zich gericht op de conclusies die zijn getrokken uit het onderzoek in hoofdstukken 4 en 5. Naast de noodzaak van gefaseerde terreinplannen is in hoofdstuk 4 namelijk gebleken dat de uitvoering behoefte heeft aan informatie over de beschikbare, de benodigde en de gebruikte afmetingen voor de opslag van materiaal en materieel. Deze informatie kan in het tabblad ‘Opslag’ worden gevonden. Daarnaast kan de uitvoerder met behulp van dit tabblad de juiste keuzes maken wat betreft de conditionering van de opslag van het materiaal en materieel. Dit was een eis die gesteld is vanuit het onderzoek in hoofdstuk 5.
97 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het tabblad ‘Restmateriaal’ richt zich op de logistieke eis die gesteld is vanuit het onderzoek in hoofdstuk 3. Met behulp van dit tabblad kan de uitvoerder namelijk de juiste keuzes maken wat betreft de opslag van restmateriaal en –materieel. Aan de hand van dit tabblad kan bepaald worden of restmateriaal of –materieel al dan niet bewaard moet worden. Indien het bewaard moet worden, kan worden bepaald op welke locatie. Tot slot kan in het tabblad ‘Instellingen’ de gebruikersinstellingen van het programma worden gewijzigd.
7.3
Lay-out interface Materiaalplaats
Om te kunnen garanderen dat Materiaalplaats gebruikt kan worden, en om er voor te zorgen dat het programma gebruiksvriendelijk is, was het noodzakelijk de interface van het programma dusdanig vorm te geven het programma eenvoudig in gebruik is. Des temeer omdat het programma in eerste instantie ontwikkeld is om gebruikt te worden op een tablet. Eén van de belangrijkste kenmerken van een tablet is namelijk dat er meestal gebruikt wordt gemaakt van Touch screen. Figuur 7.6 toont een voorbeeld van de interface van Materiaalplaats.
Figuur 7.6 Voorbeeld interface Materiaalplaats
Eén van de belangrijkste aspecten van de interface welke ontwikkeld is voor een tablet, zijn de buttons welke ingedrukt kunnen worden. Omdat de tablet doorgaans bediend wordt met de vingers, dienen deze knoppen groot genoeg te zijn. Bij het programma Materiaalplaats zijn deze buttons dan ook op een dergelijke manier vormgegeven, zodat deze gemakkelijk ingedrukt kunnen worden zonder dat er conflicten optreden met andere buttons. 98 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het geen hierboven beschreven is, geldt ook voor de invoervelden voor teksten. Teksten kunnen ingevoerd worden en worden gewijzigd, door het invoerveld van het gewenste stuk tekst aan te raken. Deze zijn zodoende eveneens groot genoeg vormgegeven. Indien de gebruiker op een tekstveld drukt, verschijnt het toetsenbord welke geprogrammeerd is in de tablet zelf. Om het navigeren in het programma zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken, is er gebruik gemaakt voor diverse afbeeldingen/pictogrammen. Deze pictogrammen zijn eveneens dusdanig vormgegeven, dat er eenduidig op een pictogram gedrukt kan worden. Na het drukken op het pictogram, zal de gebruiker worden doorverwezen naar het bijbehorende proces van het pictogram. In het geval van het voorbeeld in figuur 7.6 betekent dit wanneer de gebruiker op de ‘home’ button drukt, hij terug wordt verwezen nar het startmenu. Het blauw omkaderde pictogram, in dit geval ‘nieuw project’, geeft aan in welk tabblad de gebruiker zich op dit moment bevindt. Materiaalplaats bestaat uit meerdere tabbladen, waaronder ‘nieuw project’, ‘terreinplannen’, ‘opslag’, ‘restmateriaal’ en ‘instellingen’. Ieder tabblad bestaat vervolgens uit meerdere submenu’s. Deze submenu’s zijn aan de linkerzijde van de interface weergegeven. In het geval van het tabblad ‘nieuw project’ zijn deze submenu’s ‘algemene gegevens’, ‘terreinplannen’ en ‘transportmiddelen’. De gebruiker kan tussen deze submenu’s navigeren door simpelweg op het gewenste submenu te drukken. Het submenu waar de gebruiker zich in bevindt wordt omkaderd door een lichtblauw vak. Ook voor de knoppen van de submenu’s geldt dat deze dusdanig ontwikkeld zijn dat deze eenduidig te gebruiken zijn op een tablet. Het witte vak van de interface geeft het werkveld aan. Hier zal door de gebruiker in gewerkt worden. Verder is er op de interface weergegeven welke gebruiker is ingelogd, en op welk project er momenteel is ingelogd. Daarnaast zal ook het logo van Materiaalplaats worden getoond. De beeldverhouding van de interface is dezelfde als die van een iPad en veel andere tablets, namelijk 4:3. De kleurensamenstelling is dusdanig gekozen dat deze zakelijk oogt, en rustig voor het oog is. Het hulpmiddel heeft de naam Materiaalplaats gekregen, als knipoog naar het bekende Marktplaats. Marktplaats staat er immers om bekend dat gebruikers eenvoudig en snel goederen met elkaar kunnen ruilen. Dit ruilen van goederen (materiaal en materieel) is bij Materiaalplaats eveneens een essentieel onderdeel. Daarnaast zit er in Materiaalplaats het woord ‘plaats’. Dit kan eveneens verwijzen naar de terreinplannen en de opslagzones, omdat het daarbij eveneens gaat om de plaatsing van objecten en zones.
99 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
7.4
Rob Wevers
Materiaalplaats
In deze paragraaf worden de processchema’s die opgesteld zijn in paragraaf 7.2 besproken, en worden ze naast het ontwerp van Materiaalplaats gelegd. Op deze manier is de wijze waarop Materiaalplaats werkt verantwoord. Bij het ontwikkelen van het concept van het programma zijn de processchema’s als leidraad gebruikt. Ten behoeve van de werking, en de gebruiksvriendelijkheid van het programma, kan het echter wel zo zijn dat een aantal processen zijn uitgebreid. De in paragraaf 7.2 opgestelde processchema’s vormen echter te alle tijde de rode draad door het programma. Vanwege de complexiteit van het programma, en vanwege de beperkte tijd van het afstuderen, zijn niet alle processen tot in detail uitgewerkt. Er is er voor gekozen om door middel van afbeeldingen en tekst de belangrijkste processen weer te geven, waardoor de werking van het programma duidelijk wordt. Het programma, en de bijbehorende processen, zullen stap voor stap besproken worden aan de hand van het structuurschema uit figuur 7.5. 7.4.1
Inlogpagina
Inloggegevens Beheerder Gebruikersnaam, wachtwoord
Openen hulpmiddel
Ja Gebruikers beheren
Openen beheerderspagina
Inloggen beheerder
Opslaan gegevens
Wijzigen gegevens
Nee Inloggegevens gebruiker Gebruikersnaam, wachtwoord
Inloggen op de startpagina
Openen startmenu
Figuur 7.7 Processchema inlogpagina
Na het opstarten van Materiaalplaats zal de inlogpagina verschijnen (figuur 7.8). Vanuit hier kan de gebruiker zich inloggen, door middel van het invoeren van de gebruikersnaam en het juiste wachtwoord. Indien de gebruiker de beheerder van het programma is, kan deze er voor kiezen om de instellingen van de gebruikers te beheren, door de optie ‘gebruikers beheren’ te kiezen. Op deze manier wordt voorkomen dat personen die geen toegang tot het hulpmiddel dienen te hebben het hulpmiddel kunnen gebruiken. Daarnaast dient het inloggen ervoor dat het programma weet wie de gebruiker is, zodat de juiste gegevens getoond zullen worden. Na het invoeren van de juiste gegevens kan de gebruiker zich aanmelden, en zal deze worden doorverwezen naar het startmenu.
100 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.8 Inlogpagina
7.4.2
Startmenu
Opgeslagen projecten
Openen startmenu
Openen bestaand project
Ja Project kiezen
Nee
Figuur 7.9 Processchema startmenu
Figuur 7.10 toont het startmenu. In het startmenu worden de huidige projecten van de betreffende gebruiker getoond. Dit betekent dus dat het startmenu van uitvoerder A er anders uit zal zien dan het startmenu van uitvoerder B. Enkel de projecten waar de gebruiker zelf bij betrokken is zullen worden getoond. De gebruiker kan er voor kiezen om in te loggen met een project welke al in het systeem is opgeslagen. Daarnaast kan de gebruiker er voor kiezen om een nieuw project toe te voegen.
101 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Indien de gebruiker kiest voor een al bestaand project, zal deze worden doorverwezen naar het bijbehorende projectmenu. Indien de gebruiker er voor kiest een nieuw project toe te voegen, zal deze worden doorverwezen naar het tabblad ‘nieuw project’.
Figuur 7.10 Startmenu
7.4.3
Nieuw project
In het tabblad ‘nieuw project’ start het proces van het invoeren van een nieuw bouwproject. Veel gegevens, die later benodigd zijn voor het gebruik van het hulpmiddel, worden hier ingevuld.
102 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Algemene projectgegevens Naam, adres, data
Tekening situatie bouwplaats (pdf)
Gegevens terreinplan Fase, statweek, eindweek
Rob Wevers
Projectgegevens Invoeren algemene gegevens
Naam project, start en opleverdatum, adres, uitvoerder
Invoeren onderlegger terreinplan
Invoeren gegevens terreinplan
Standaard elementen infrastructuur
Inrichten van tijdelijke infrastructuur
Standaard elementen accomodaties
Inrichten van tijdelijke accomodaties
Standaard elementen installaties
Inrichten van tijdelijke installaties
Opslagzones Lay-out & beschikbare afmetingen opslag
Opslaan van de gegevens
(Gefaseerd) Terreinplan project
Ja Meer terreinplannen
Nee Transportmiddelen bouwplaats
Invoeren transportmiddelen
Beschikbare transportmiddelen op de bouwplaats
Opslaan van de gegevens
Openen startmenu
Figuur 7.11 Processchema nieuw project
103 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Eerst dienen de algemene gegevens van het bouwproject te worden ingevoerd, zoals de naam van het project, de geplande start- en einddatum en het adres (figuur 7.12).
Figuur 7.12 Algemene gegevens terreinplan
De volgende stap in het proces is het maken van een (gefaseerd) terreinplan (figuur 7.13). Om dit te kunnen bewerkstelligen dient in eerste instantie een tekening van de situatie van de bouwplaats te worden ingevoerd. Deze tekening dient als onderlegger voor het terreinplan. De gebruiker kan een pdf invoegen van de situatie van de bouwplaats, en kan daarbij aangeven op welke schaal er getekend is. Op deze manier weet het programma wat de verhoudingen tussen het getoonde beeld zijn, en de werkelijke grootte van het bouwproject. Zodoende kan het programma de juiste afmetingen en oppervlaktes tonen. Op deze onderlegger dient de tijdelijke infrastructuur, de tijdelijke accommodaties en de tijdelijke installaties te worden aangegeven, zoals dit in hoofdstuk 4 van dit onderzoek onderzocht is. Het inrichten van het terreinplan wordt vereenvoudigd doordat het programma een database bevat met standaard bouwplaat elementen. Indien er een element ingevoerd dient te worden welke nog niet bekend is in de database, bestaat er de mogelijkheid om een nieuw element aan te maken. Met behulp van de tools aan de zijkant van het scherm, kan er op de onderlegger worden gewerkt. Er bevinden zich tools voor het tekenen van nieuwe objecten, voor het toevoegen van tekst, voor het draaien van bouwplaat elementen, voor het opmeten van afstanden, voor het inzoomen van de onderlegger, en voor het verplaatsen of verwijderen van toegevoegde elementen.
104 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
In deze fase van het hulpmiddel worden de opslagzones vormgegeven. Doordat het programma weet op welke schaal er gewerkt wordt, berekend het programma automatisch de afmetingen van de opslagzones. De opslagzones vormen een belangrijk onderdeel voor het tabblad ‘Opslag’.
Figuur 7.13 Terreinplan maken
105 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.14 Terreinplan toevoegen
Wanneer het terreinplan gereed is wordt deze opgeslagen, en worden de ingevoerde terreinplannen van het project getoond. Indien gewenst, heeft de gebruiker de mogelijk nog een terreinplan toe te voegen (figuur 7.14). Het reeds gemaakt terreinplan dient daarbij als basis, zodat de gebruiker niet opnieuw het gehele terreinplan hoeft te maken, maar enkel de elementen kan aanpassen die veranderd worden.
106 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.15 Transportmiddelen toevoegen
Tot slot dient er aangegeven te worden welke transportmiddelen er op de bouwplaats beschikbaar zullen zijn, en gedurende welke periode dit zal zijn. Deze informatie is namelijk noodzakelijk wanneer het tabblad ‘Opslag’ gebruikt zal worden. De transportmiddelen kunnen worden geselecteerd vanuit een databestand welke al opgeslagen is in het programma. In dit bestand zijn de gegevens en specificaties van diverse transportmiddelen opgeslagen. Indien er gebruik gemaakt zal worden van een transportmiddel welke niet in de database is opgeslagen, is er de mogelijkheid een nieuw transportmiddel toe te voegen. Indien er een transportmiddel geselecteerd wordt, zal er onderin een scherm verschijnen met de specificaties van dit transportmiddel. Deze specificaties zijn voor het programma noodzakelijk om in een later proces de afmeting voor de opslag van materiaal en materieel te bepalen. De specificaties zullen door Materiaalplaats automatisch ingevuld worden. Echter is er wel de mogelijkheid deze handmatig te wijzigen. Wanneer de gewenste gegevens ingevuld zijn, wordt het nieuwe project opgeslagen en keert men terug naar het ‘startmenu’. Het nieuwe ingevoerde project staat nu in de lijst met projecten. Hier kiest de gebruiker vervolgens het project waarin hij wil gaan werken. Wanneer het juiste project is gekozen, wordt de gebruiker doorverwezen naar het projectmenu van het betreffende project.
107 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 7.2.4
Rob Wevers
Projectmenu
Hoofdmenu Terreinplan, opslag, restmateriaal, instellingen
Sluiten hulpmiddel
Figuur 7.16 Processchema projectmenu
Het processchema van het projectmenu is weergeven in figuur 7.16. Nadat de gebruiker tijdens het proces het juiste project heeft uitgekozen, kan hij in het projectmenu kiezen voor een bepaalde activiteit. Deze activiteiten zijn onderverdeeld in de tabbladen ‘Terreinplan’, ‘Opslag’, ‘Restmateriaal’, en ‘Instellingen’. Ieder tabblad heeft zijn eigen proces, welke verder in deze paragraaf zijn behandeld. Indien de gebruiker klaar is met deze processen, kan het programma gesloten worden. Figuur 7.17 toont een afbeelding van de interface van het projectmenu.
Figuur 7.17 Projectmenu
108 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 7.2.5
Rob Wevers
Terreinplan
Vanuit het projectmenu heeft de gebruiker de mogelijkheid om naar het tabblad ‘Terreinplan’ te gaan. Figuur 7.18 toont het processchema van dit tabblad.
Openen terreinplan huidig project
Nee Weergeven externe projecten
Weergeven terreinplan externe project
Externe projecten
Terreinplannen externe projecten
Ja
(Gefaseerd) terreinplan project
Weergeven terreinplan project
Wijzigen terreinplan
Nee
Ja Tools voor wijzigen terreinplan
Wijzigen terreinplan
Printen terreinplan
Ja Printen terreinplan
Nee
Figuur 7.18 Processchema terreinplannen
Figuur 7.19 Beschikbare terreinplannen
109 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Als eerst zal de keuze gemaakt moeten worden of de gebruiker het terreinplan wil inzien van het huidige project waarop men is ingelogd, of dat er inzicht dient te worden verschaft in een terreinplan van een ander project van JA (figuur 7.19). De gebruiker heeft namelijk te allen tijde de mogelijkheid om de terreinplannen van andere projecten in te zien. Indien de gebruiker het terreinplan van een ander project wil inzien, dienen de andere projecten te worden weergegeven. Vervolgens dient het terreinplan van het gekozen project te worden weergegeven. Doordat de onderlinge programma’s door middel van het netwerk met elkaar verbonden zijn, kunnen de benodigde gegevens worden weergegeven. Er kan ook voor gekozen worden om de terreinplannen van het huidige project weer te geven (figuur 7.20).
Figuur 7.20 Terreinplannen project
Bij het bekijken van het terreinplan, figuur 7.21, kunnen elementen worden aangeklikt, en worden de specificaties van het element getoond. Indien de gebruiker bijvoorbeeld een opslagzone aanklikt, zoals in het voorbeeld van figuur 7.21, zal de afmeting van de opslagzone worden getoond, en zal er zijn aangegeven hoeveel ruimte er nog beschikbaar is in de opslagzone, en hoeveel ruimte er gebruikt is voor opslag van materiaal en materieel. Eventueel wordt deze informatie tekstueel begeleidt, indien de gebruiker bij het maken van het terreinplan tekst heeft toegevoegd. Aangezien omstandigheden tijdens het bouwproces kunnen veranderen, kan er vervolgens in het proces voor gekozen worden om het gemaakte terreinplan aan te passen. Wanneer voor deze optie
110 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
gekozen wordt, zal de interface verschijnen zoals deze behandeld is bij het tabblad ‘Nieuw Project’’. De gebruiker heeft vervolgens de mogelijkheid het terreinplan te wijzigen en op te slaan. Tot slot kan de gebruiker er voor kiezen om het betreffende terreinplan uit te printen.
Figuur 7.21 Weergave terreinplan
Het proces eindigt bij het terugkeren naar het ‘projectmenu’.
111 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 7.2.6
Opslagzones project
Rob Wevers
Opslag
Situatie en informatie opslag
Weergeven situatie opslag project
Details/wijzigen opslag
Beschikbaar, gebruikt
Ja
Weergeven details opslag
Nee
Opslag toevoegen
Nee
Ja Specificaties materiaal/materieel Naam, eenheid, aantal, afmetingen
Opslagperiode materiaal Startweek, eindweek
Beschikbare transportmiddelen
Beperkende factoren opslag Stapelbaarheid, max stapelhoogte, werkruimte, vrije ruimte
Opslagzones project
Bepalen categorie conditionering materiaal
Invoeren specificaties materiaal
Invoeren opslagperiode
Aandachtspunten conditionering
Inventariseren aandachtspunten categorie
Invoeren transportmiddel
Hulpmiddelen conditionering
Selecteren hulpmiddelen conditionering
Invoeren beperkende factoren opslag
Tools voor handmatig aanpassen
Weergeven nieuwe lay-out opslagzone
Selecteren opslagzone
Weergeven nieuwe lay-out opslagzone
Nee
Lay-out goedkeuren
Ja
Bevestigen nieuwe lay-out opslagzone
Nieuwe situatie informatie opslag Beschikbaar, gebruikt
Figuur 7.22 Processchema opslag
De eerste stap in het processchema van het tabblad ‘Opslag’ is de mogelijkheid om de huidige situatie van de opslag op de bouwplaats van het project waarop ingelogd is te bekijken en/of te wijzigen. Na het kiezen van het tabblad ‘Opslag’ vanuit het projectmenu, zullen de opslagzones van het project worden weergegeven (figuur 7.23), begeleidt met informatie over de afmeting van de opslagzone, en de gebruikte en beschikbare afmeting voor de opslag van materiaal en materieel. De gebruiker kan er voor kiezen om een opslagzone gedetailleerder weer te geven (figuur 7.24). In dat geval zal er een lijst verschijnen met de details van het materiaal en materieel dat er in die opslagzone ligt opgeslagen. Er wordt weergegeven hoeveel ruimte de opslag van het materiaal of materieel in beslag neemt, de oppervlakte van de werkruimte die nodig is voor de opslag, de benodigde vrije ruimte en de totale netto oppervlakte. Tot slot wordt weergegeven gedurende welke periode verwacht wordt dat het materiaal of materieel opgeslagen ligt.
112 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.23 Opslagzones project
Figuur 7.24 Details opslagzone
113 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Vervolgens richt het processchema zich op het toevoegen van een nieuwe opslag van materiaal of materieel (figuur 7.25). Hierbij is het noodzakelijk dat in eerste instantie de algemene gegevens van de opslag zoals de naam van het materiaal, het type transporteenheid en de afmeting, worden ingevoerd. Wanneer materiaal voor de eerste keer ingevoerd wordt in het programma, zullen deze gegevens handmatig dienen te worden ingevoerd. Indien het materiaal al eerder is ingevoerd, kan deze geïmporteerd worden vanuit de database. Het type transporteenheid en de afmetingen van de transporteenheid zullen in dat geval automatisch worden ingevuld. De gebruiker hoeft dan enkel nog het aantal transporteenheden in te vullen. Vervolgens dient de periode dat het materiaal naar alle waarschijnlijk ligt opgeslagen te worden ingevoerd. Deze periode kan later nog worden aangepast. Met deze informatie weet het programma wanneer het materiaal of materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen, en wanneer het verdwenen is. Op deze manier kan het programma een continu dynamisch beeld geven van de situatie van de opslagzone. Zo is het voor de gebruiker dus mogelijk om te bekijken hoe de situatie van de opslag over een x aantal weken is. Daarna dient het type transportmiddel te worden gekozen waarmee het materiaal van de opslag zal worden getransporteerd. Hoe de lay-out van de nieuwe opslag er uit zal komen te zien, is namelijk afhankelijk van het type transportmiddel dat er gebruikt zal worden. Ten tijde van het invullen van het tabblad ‘Nieuw project’ is aangegeven welke hulpmiddelen er beschikbaar zijn op de bouwplaats. Enkel deze hulpmiddelen zullen worden getoond. Het menu ‘beperkende factoren’ zal vervolgens aan de hand van de reeds ingevoerde informatie automatisch worden ingevoerd. De stapelbaarheid, de maximale stapelhoogte, de benodigde werkruimte en de vrije ruimte zijn immers afhankelijk van het materiaal, de transporteenheid van het materiaal, en de specificaties van het transportmiddel. Het programma weet deze specificaties, en zal deze variabelen zodoende automatisch invullen. Echter kan het zo zijn dat bepaalde bouwplaats gerelateerde factoren er toe leiden dat het gewenst is om van deze variabelen af te wijken. Stel dat er een nieuwe opslag van meerdere pallets bakstenen wordt aangemaakt, en dat er aangegeven wordt dat het transportmiddel dat gebruikt zal worden een verreiker is. Materiaalplaats zal vervolgens automatisch gaan uitrekenen hoe veel pallets gestapeld kunnen worden. De maximale grijphoogte van de verreiker zal hierbij onder andere bepalend in zijn. Materiaalplaats kan bijvoorbeeld aangeven dat de pallets stenen 3 hoog gestapeld kunnen worden, afhankelijk van het type verreiker. Echter kan het zo zijn, dat er beperkende factoren op de bouwplaats heersen waardoor deze stapeling niet gewenst is, denk bijvoorbeeld aan een onvoldoende draagkrachtige ondergrond. De gebruiker kan dan zelf deze automatisch gegenereerde waardes handmatig aanpassen. Zo kan de gebruiker in dit geval bijvoorbeeld aangeven dat er niet gestapeld dient te worden. Tot slot kiest de gebruiker op welke opslagzone het materiaal of materieel opgeslagen dient te worden.
114 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.25 Aanmaken nieuwe opslag materiaal
Figuur 7.26 Categorisatie opslag
115 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Vervolgens richt het proces zich op de conditionering van de opslag (figuur 7.26). De lay-out van de opslagzone is namelijk ook afhankelijk van de wijze waarop er geconditioneerd wordt. Als eerst dient de categorie (weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig, etc.) te worden bepaald, aan de hand waarvan het programma vanuit de database vervolgens de benodigde aandachtspunten zal weergeven. De aandachtspunten die per categorie van belang zijn, zijn onderzocht in hoofdstuk 5 (tabel 7.27) 1.Weersgevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Voldoende ondersteunen Zelfde afmeting van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Beschermen tegen wegwaaien Voldoende ruimte rondom opslag Hout met hartzijde naar boven leggen Nat hout oplatten
3. Weersongevoelig / mechanisch gevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Voldoende ondersteunen Zelfde afmetingen van klossen en strijken Geen uitstekende delen Stabiel stapelen Maximale stapelhoogte Maximaal aantal stapelingen Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Bij stapeling klossen recht boven elkaar plaatsen Hout met de hartzijde naar boven leggen Voldoende vrije ruimte rondom opslag Beschermen tegen wegwaaien
2. Weersgevoelig / mechanisch ongevoelig Draagkrachtige ondergrond Vlakke ondergrond Horizontaal opslaan Vrij houden van een vochtige ondergrond Droge ondergrond Droog opslaan Afdekken met een afdekzeil Ventilatie onder dekzeil Onder de 0 ⁰C afdekken Direct zonlicht vermijden Nat hout oplatten Bij stapeling pakketten scheiden met klossen/strijken Stabiel stapelen Beschermen tegen wegwaaien
4. Weersongevoelig / mechanisch ongevoelig -
Figuur 7.27 Aandachtspunten conditioneren materiaal en materieel per categorie
Omdat niet ieder aandachtspunt van belang hoeft te zijn, heeft de gebruiker de mogelijkheid om aan te geven of een bepaald aandachtspunt wel of niet van belang is. Tot slot dient te worden ingevoerd welke hulpmiddelen er ten behoeve van de conditionering gebruikt zal worden (figuur 7.28). De aandachtspunten die van belang zijn zullen bovenin het scherm 116 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
worden getoond. Daaronder is een schema weergegeven waarin de mogelijke conditioneringshulpmiddelen staan vermeld. De gebruiker heeft hier de mogelijkheid een conditioneringsmiddel toe te voegen. Achter de aandachtspunten komt automatisch een vinkje te staan, indien er een hulpmiddel is toegevoegd waarmee aan dat betreffende aandachtspunt kan worden voldaan.
Figuur 7.28 Hulpmiddelen conditionering
De gebruiker kan echter ook op een aandachtspunt drukken. In dat geval zullen alleen de hulpmiddelen worden getoond waarmee voldaan kan worden aan dat aandachtspunt. Indien de gebruiker klaar is met het invullen van de hulpmiddelen ten behoeve van de conditionering van de opslag, zal het programma een lay-out voor de nieuwe opslag van het materiaal of materieel berekenen. Aan de hand van de gegevens die zijn ingevoerd zal het programma een lay-out bepalen welke optimaal berekend is met betrekking tot efficiëntie, veiligheid en behoudt van kwaliteit van de opslag. Diverse ingevoerde logaritmes zullen er voor zorgen dat Materiaalplaats deze berekening kan uitvoeren. Omdat deze logaritmes dusdanig complex zijn, is daar in dit onderzoek niet verder op ingegaan. Zoals vermeld heeft het programma eerder al bepaald of het materiaal kan worden gestapeld, en zo ja hoe hoog. Het type transportmiddel en de hulpmiddelen ten behoeve van de conditionering bepalen vervolgens of de afzonderlijke eenheden tegen elkaar opgeslagen kunnen worden, of dat er vrije ruimte rondom de eenheden benodigd is. Indien een pallet stenen bijvoorbeeld met een vorkheftruck verplaatst zullen worden, is het niet noodzakelijk dat er vrije ruimte rondom de stapeling beschikbaar is. Enkel werkruimte aan één zijde zal voldoen. Indien de stenen met behulp 117 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
van een torenkraan zullen worden verplaatst, is er wél vrije ruimte rondom de opslag benodigd. Het personeel moet immers de mogelijkheid hebben veilig rondom de eenheden te bewegen, zodat ze het aanpikmaterieel van de kraan aan de pallet kunnen bevestigen. In dit geval is er echter geen werkruimte nodig, omdat de kraan niet rondom de opslag gepositioneerd hoeft te staan. Aan de hand van de gegevens die zijn ingevoerd, en aan de hand van de specificaties van de transportmiddelen die opgeslagen zijn in de database van Materiaalplaats, zal er zodoende automatisch een lay-out gegenereerd worden (figuur 7.29). Deze lay-out verschijnt op het scherm. Daarbij wordt de benodigde afmetingen voor de nieuwe opslag weergegeven, en wordt de nieuwe situatie van de opslagzone weergegeven.
Figuur 7.29 Lay-out nieuwe opslag
De gebruiker heeft vervolgens de optie om deze nieuwe opslag goed te keuren, of om de lay-out van de opslag te wijzigen. Het kan immers zo zijn dat bepaalde bouwplaats gerelateerde factoren er voor zorgen dat het de automatisch gegenereerde lay-out niet gewenst is. Indien de gebruiker wenst de opslag te wijzigen, verschijnen er tools waarmee de gebruiker dit kan doen (figuur 7.30).
118 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.30 Wijzigen lay-out opslag
Met behulp van deze tools kan de gebruiker onder andere eenheden maken, verplaatsen, roteren of weggooien. Daarnaast kan hij eenheden samenvoegen, of eenheden opsplitsen. Indien de lay-out handmatig wordt gewijzigd, kan dit betekenen dat er een conflict optreedt met de gegevens zoals deze eerder zijn ingevoerd. Als ten tijde van het invoeren van de gegevens van een nieuwe opslag bijvoorbeeld is aangegeven dat het materiaal niet stapelbaar is, maar deze vervolgens bij het handmatig maken van een lay-out wél worden gestapeld, treedt er een conflict op tussen de ingevoerde gegevens en de lay-out. Materiaalplaats zal vervolgens een melding weergeven dat er een conflict is (figuur 7.31). De gebruiker dient vervolgens een keuze te maken of hij de eerder ingevoerde gegevens wilt wijzigen, of dat hij de wijziging alleen wil toepassen op de betreffende eenheid. Wanneer de gebruiker de lay-out goedkeurt, drukt hij op de knop bevestigen. De nieuwe opslag wordt in het systeem toegevoegd. De gebruiker keert terug naar het projectmenu.
119 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.31 Waarschuwing conflict ingevoerde gegevens en lay-out opslag
7.2.7
Restmateriaal en –materieel
Vanuit het projectmenu kan de gebruiker naar het tabblad ‘Restmateriaal’ navigeren. Ter verduidelijking van de uitleg van het proces van het tabblad ‘restmateriaal’, is het processchema in meerdere delen behandeld. Het proces van het tabblad ‘Restmateriaal’ begint met het maken van een keuze van de gebruiker tussen het wijzigen van het reeds gevraagd en aangeboden materiaal (overzicht), en het aanbieden/aanvragen van nieuw materiaal (vraag/aanbod).
Wijzigen vraag/ aanbod
Ja
Nee Vraag
Aanbod Vraag of aanbod
Nee
Figuur 7.32 Processchema restmateriaal
120 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Dit keuzemenu is weergegeven op figuur 7.33, en verschijnt zodra de gebruiker voor het tabblad ‘Restmateriaal’ heeft gekozen.
Figuur 7.33 Keuzemenu restmateriaal
Indien de gebruiker het materiaal of materieel dat hij reeds heeft aangevraagd en/of aangeboden bij het huidige project waarop hij is ingelogd wilt wijzigen, kiest hij voor de optie ‘overzicht project’. Vanaf dat moment start het proces dat beschreven is in figuur 7.34.
Weergeven aangeboden/ aangevraagd materiaal
Wijzigen vraag/ aanbod
Aangeboden/ gevraagd materiaal
Ja
Weergeven gegevens gevraagd/ aangeboden materiaal
Opslaan nieuwe gegevens gevraagd/ aangeboden materiaal
Wijzigen gegevens gevraagd/ aangeboden materiaal
Nee
Figuur 7.34 Processchema wijzigen aangeboden/gevraagd materiaal
Al het materiaal en materieel dat de gebruiker heeft aangebonden of aangevraagd bij het project wordt in dit scherm weergegeven. De naam van het materiaal wordt weergegeven, het aantal, de 121 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
specificaties, en de week en het jaar tot wanneer de aanvraag geldt of de week en het jaar totdat het materiaal wordt aangeboden. Vanuit hier heeft de gebruiker de optie om de gegevens van hetgeen hij aanbiedt/aanvraagt te wijzigen. Het kan bijvoorbeeld immers zo zijn dat de gebruiker materiaal dat hij aangeboden alsnog op zijn eigen bouwplaats heeft gebruikt. Op deze manier kan de gebruiker bijvoorbeeld het aantal aanpassen, of eventueel de aanvraag/het aanbod geheel verwijderen.
Figuur 7.35 Aangebonden en gevraagd materiaal
Indien de gebruiker op zoek is naar materiaal, kiest deze vanuit het keuzemenu (figuur 7.33) voor de optie ‘totaal aanbod’. Op dat moment begint het proces welke is weergegeven in figuur 7.36. In eerste instantie zal er een lijst worden getoond met al het materiaal en materieel dat wordt aangeboden in het bedrijf, op alle verschillende bouwplaatsen en op de opslagplaats bij kantoor (figuur 7.37).
122 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers Gegevens bouwplaats en uitvoerder
Aanbod materiaal
Adres, naam, telefoonnummer
Weergave lijst met aangeboden materiaal
Mat. Aanwezig op lijst
Ja
Materiaal/materieel selecteren
Weergeven gegevens bouwplaats en uitvoerder
Nee Specificaties benodigd mat. Oproep plaatsen
Aantal, afmetingen, stapelbaarheid, conditie, opmerkingen
Lijst met gevraagd materiaal/ materieel
Opslaan gegevens in lijst met gevraagd materiaal/materieel
Figuur 7.36 Processchema aanbod
Figuur 7.37 Totale aanbod materiaal
Wanneer het gevraagde materiaal of materieel op deze lijst aanwezig is, kan de gebruiker het materiaal of materiaal selecteren. Vervolgens zullen de gegevens van het materiaal of materieel worden getoond, en zullen de contactgegevens van de betreffende uitvoerder die het materiaal of materieel aanbiedt worden getoond. Figuur 7.38 toont hier een voorbeeld van. Op het scherm dat verschijnt zijn de specificaties van het materiaal aangegeven, zoals aantal, de afmetingen van de transporteenheid, en de mogelijkheid tot stapelen. Verder is er een foto van het materiaal bijgevoegd, en is aangegeven in welke conditie het materiaal zich bevindt. 123 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Indien de gebruiker het materiaal wenst, kan deze er voor kiezen het materiaal te reserveren. De gebruiker welke het materiaal aanbiedt zal een melding krijgen dat er een aanvraag is gedaan naar het materiaal.
Figuur 7.38 Aangeboden materiaal
Indien het materiaal of materieel niet op de lijst met aangeboden materiaal of materieel is weergegeven, kan de uitvoerder er voor kiezen een nieuwe oproep te plaatsen (figuur 7.39). De gebruiker voert vervolgens het materiaal dat hij wenst te hebben in, evenals het aantal, en de minimale conditie waarin hij wenst dat het materiaal verkeerd. Tot slot geeft hij, indien gewenst, aan tot wanneer zijn aanvraag geldig is. Indien nodig begeleidt hij zijn aanvraag met een begeleidende tekst. Deze nieuwe aanvraag naar materiaal of materieel wordt vervolgens opgeslagen in de lijst met al het aangevraagd materiaal en materieel bij JA.
124 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.39 Nieuwe aanvraag materiaal
Indien de gebruiker restmateriaal of -materieel heeft, en zodoende dit aan wil bieden, kiest deze vanuit het keuzemenu (figuur 7.32) voor de optie ‘totaal vraag’. Op dat moment begint het proces welke is weergegeven in figuur 7.40.
125 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Gevraagd materiaal
Rob Wevers
Gegevens bouwplaats en uitvoerder
Weergave lijst met gevraagd materiaal
Mat. Aanwezig op lijst
Adres, naam, telefoonnummer
Ja
Materiaal/materieel selecteren
Weergeven gegevens bouwplaats en uitvoerder
Nee Specificaties aangeboden Materiaal Aantal, afmetingen, stapelbaarheid, datum, specificaties,
Lijst met specificaties nieuw aangeboden materiaal
Nieuw aanbod plaatsen
Nieuw aanbod versturen naar leidinggevende
Lijst met specificaties nieuw aangeboden materiaal
Weergeven nieuw aangeboden materiaal bij leidinggevende
Opslaan of weggooien
weg
Melding naar uitvoerder versturen weggooien
opslaan Situatie opslag bouwplaatsen Totale afmeting, beschikbaar, gebruikt
Weergeven situatie opslag alle bouwplaatsen
Bepalen van de locatie voor opslag door leidinggevende
Melding naar uitvoerder versturen opslaan
Figuur 7.40 Processchema aanbod
In eerste instantie zal er een lijst worden getoond met al het materiaal en materieel dat is aangevraagd in het bedrijf, op alle verschillende bouwplaatsen (figuur 7.41). Wanneer het aangeboden materiaal of materieel op deze lijst aanwezig is, kan de gebruiker het materiaal of materiaal selecteren. Vervolgens zullen de gegevens van de aanvraag van het materiaal of materieel worden getoond, en zullen de contactgegevens van de betreffende uitvoerder die het materiaal of materieel aanvraagt worden getoond.
126 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.41 Aangevraagd materiaal
Indien er geen aanvraag is vermeld voor het nieuw aan te bieden materiaal, dan kan de gebruiker een nieuw aanbod plaatsen. Figuur 7.42 toont het scherm dat vervolgens zal verschijnen. Nieuw aangeboden restmateriaal kan handmatig worden ingevoerd, of deze kan worden geïmporteerd vanuit de database van Materiaalplaats. In dit laatste geval zullen een aantal velden, zoals naam, afmetingen, en stapelbaarheid automatisch worden ingevoerd. De gebruiker kan er voor kiezen om met de tablet een foto van het materiaal te maken, zodat het voor aanvrager meteen duidelijk is in wat voor staat het materiaal zich bevindt. De gebruiker voert verder de specificaties van het materiaal in, en voert in vanaf welke week het materiaal aangeboden wordt. Eventueel begeleidt de gebruiker zijn aanbod met tekst. Tot slot geeft de gebruiker aan hoe groot de beschikbare ruimte voor de opslag van materiaal en materieel op zijn bouwplaats is. Hoe kan hierbij kiezen uit ‘zeer groot’, ‘groot’, ‘normaal’, ‘klein’, en ‘zeer klein’. Daarnaast geeft de gebruiker aan op welke wijze het restmateriaal eventueel getransporteerd zou moeten worden. Hij kan hierbij kiezen uit ‘intern’, ‘extern’, en ‘speciaal’. Intern betekent dat het materiaal getransporteerd kan worden met behulp van middelen welke het bedrijf zelf in huis heeft, bijvoorbeeld aanhangers. Extern betekent dat er een extern transportbedrijf het transport van het restmateriaal zal moeten regelen. Speciaal betekent dat er speciaal transport aan te pas zal moeten komen. De gegevens van dit nieuwe aanbod worden vervolgens naar de leidinggevende verstuurde. Deze leidinggevende krijgt hierbij een melding dat er nieuw aanbod van materiaal is (figuur 7.43). 127 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.42 Nieuw aanbod aanmaken
Figuur 7.43 Melding nieuw aanbod bij leidinggevende
128 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
De leidinggevende navigeert vervolgens naar het tabblad ‘Restmateriaal’ en het submenu ‘nieuw aanbod’. Vervolgens wordt de leidinggevende een lijst getoond met al het nieuw aangeboden materiaal welke in afwachting zijn op een reactie van deze leidinggevende (figuur 7.44). In deze lijst staat het restmateriaal aangegeven, het aantal, de specificaties, de conditie, en de status waarin de melding zich bevindt. Indien de leidinggevende geantwoord heeft op de melding, zal de status veranderen in ‘gereed’. Het materiaal zal vervolgens na een periode automatisch uit de lijst verdwijnen.
Figuur 7.44 Lijst met nieuw aangeboden materiaal
Indien de status op ‘in afwachting’ staat, dient de leidinggevende nog antwoord te geven op de betreffende aanvraag van restmateriaal. Dit kan de leidinggevende doen door bij de juiste aanvraag op de optie ‘bekijk’ te drukken. De leidinggevende krijgt vervolgens de gegevens van het aangeboden materiaal te zien, zoals deze door de gebruiker bij het aanmaken van een nieuw aanbod van restmateriaal is ingevoerd (figuur 7.46). Op basis van de getoonde informatie kan de leidinggevende een keuze maken tussen het laten opslaan van het restmateriaal, of het laten verwijderen van het restmateriaal. De leidinggevende zal dit moeten doen op basis van de in hoofdstuk 3 onderzochte keuzematrix A (figuur 7.45). De benodigde gegevens voor het maken van deze keuzes worden op het scherm getoond. In dien de leidinggevende er voor kiest het restmateriaal te laten verwijderen, zal er een melding naar de betreffende uitvoerder welke het materiaal aanbood, worden verstuurd met de mededeling dat deze het materiaal dient weg te gooien.
129 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers Kans op hergebruik
Waarde
Zeer klein
Klein
Gemiddeld
Groot
Zeer groot
Zeer hoog
Bewaren
Hoog
Afvoeren
Gemiddeld Laag Zeer laag
Tabel 7.45 Keuzematrix A: opslaan of weggooien restmateriaal
Figuur 7.46 Gegevens nieuw aangeboden restmateriaal
Indien het restmateriaal opgeslagen dient te worden, dient de leidinggevende vervolgens een keuze te maken waar dit materiaal opgeslagen dient te worden. Deze keuze dient de leidinggevende te maken op basis van de in hoofdstuk 3 onderzochte keuzematrix B (tabel 7.47). De benodigde gegevens voor het maken van deze keuze worden op het scherm getoond. Vervolgens krijgt de leidinggevende een lijst te zien met alle bouwplaatsen, zoals te zien op figuur 7.48. Op deze lijst staat vermeld wat de totale afmeting van de opslagzones op de diverse bouwplaatsen is, hoeveel er hiervan gebruikt is voor de opslag van het materiaal, en hoeveel ruimte er nog beschikbaar is. Daarnaast is aangegeven waar de bouwplaats zich bevindt. 130 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Zeer klein
Klein
Gemiddeld
Groot
Zeer groot
(Extra) transportkosten
Beschikbare ruimte
Zeer hoog
Eigen bouwterrein
Hoog
Extern bouwterrein
Gemiddeld Laag Zeer laag
Tabel 7.47 Keuzematrix B: opslaglocatie restmateriaal
In eerste instantie zal de keuze gaan tussen het opslaan bij de opslagplaats bij kantoor, of het opslaan op de bouwplaats vanwaar het aanbod van restmateriaal is ingediend. Deze bouwplaatsen zullen dan ook bovenaan de lijst zijn weergegeven.
Figuur 7.48 Beschikbare bouwplaatsen opslag restmateriaal
Op basis van deze gegevens bepaald de uitvoerder op welke bouwplaats het aangeboden restmateriaal opgeslagen dient te worden. De leidinggevende drukt hiervoor op knop ‘bekijk’, waarna hij wordt doorverwezen naar een gedetailleerde situatie van de opslagzones bij het betreffende project (figuur 7.49).
131 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Vanuit hier kan de leidinggevende bevestigen dat het restmateriaal op die betreffende locatie dient te worden opgeslagen.
Figuur 7.49 Gedetailleerde situatie opslag bouwplaats
Vervolgens krijgt de uitvoerder welke het restmateriaal heeft aangeboden de melding dat de leidinggevende op zijn nieuwe aanbod heeft gereageerd. Vanuit het submenu ‘nieuw aanbod’ navigeert de gebruiker naar het betreffende materiaal. De gebruiker krijgt hierbij het materiaal te zijn, samen met het advies dat gegeven is door de leidinggevende (figuur 7.50).
132 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.50 Advies leidinggevende aan uitvoerder
De uitvoerder kan vervolgens de gegevens wijzigen of verwijderen, indien er in de loop van de tijd veranderingen zijn opgetreden wat betreft de aanbod van het restmateriaal. Tot slot kan de uitvoerder het nieuwe aanbod bevestigen. In dat geval zal het aanbod automatisch worden vermeld in de lijst met alle aangeboden materiaal en materieel bij het bedrijf. Indien de uitvoerder het materiaal op zijn eigen bouwplaats opslaat, kan hij kiezen voor ‘bevestigen & naar opslag’. In dat geval zal de gebruiker automatisch worden doorverwezen naar het tabblad ‘Opslag’. Vanuit hier kan de gebruiker eenvoudig de lay-out voor de opslag van het restmateriaal bepalen, omdat de meeste gegevens welke benodigd zijn reeds ingevuld zijn bij de aanvraag. Het proces van het tabblad ‘Restmateriaal’ eindigt bij het terugkeren naar het projectmenu.
7.2.8
Instellingen
Vanuit het projectmenu kan er voor gekozen worden te navigeren naar het tabblad ‘Instellingen’. In dit tabblad kunnen tot slot de instellingen van het programma worden aangepast. Figuur 7.51 toont het processchema van dit tabblad. Algemene instellingen Info, locatie, versie, update, voorwaarden
Profiel instellingen Interface instellingen
Gebruikersnaam, wachtoord, contactnaam, telefoonnummer, email
Kleur, lettertype, tekengrootte, helderheid
Figuur 7.51 Processchema instellingen
133 Afstudeeronderzoek
Melding instellingen Push berichten, pop-up, trilsignaal, geluid, ringtoon
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Figuur 7.52 toont een voorbeeld van de interface van het tabblad.
Figuur 7.52 Voorbeeld interface instellingen
In dit hoofdstuk is ingegaan op de processchema’s van Materiaalplaats, en de wijze waarop deze vertaald zijn naar het hulpmiddel. In de bijlagen is een handleiding van Materiaalplaats bijgevoegd.
134 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H8
Rob Wevers
Toetsing van Materiaalplaats
Na het ontwikkelen van het concept van Materiaalplaats was het van belang het programma te toetsen. Dit was noodzakelijk om te kunnen bepalen of het programma daadwerkelijk gemaakt zou kunnen worden, en of het daarnaast ook echt een bijdrage kan leveren aan het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. In eerste instantie is de functionele werking van het concept van Materiaalplaats getoetst. Hierbij hebben er evaluaties plaats gevonden van Materiaalplaats door de beoogde gebruikers van het programma. Op deze manier is getoetst of de uiteindelijke gebruikers van mening zijn dat het programma Materiaalplaats daadwerkelijk kan bijdragen aan een verbeterd logistiek proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats, en is er gezocht naar opmerkingen en verbeterpunten van het huidige concept van Materiaalplaats. Vervolgens heeft er een toetsing van de technische werking van Materiaalplaats plaats gevonden. Aan de hand van toetsing aan het PvE en de functionele werking van Materiaalplaats kan namelijk niet bepaald worden of het concept van Materiaalplaats ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden tot een daadwerkelijk functionerend programma. Om dit te kunnen bepalen heeft er een toetsing van de technische werking van het concept van Materiaalplaat plaats gevonden. Tot slot is het concept van Materiaalplaats getoetst aan het in hoofdstuk 6 opgestelde PvE. In het PvE is namelijk bepaald waar het programma minimaal aan zal moeten voldoen wil de doelstelling van het onderzoek gehaald worden.
8.1
Toetsing functionele werking Materiaalplaats
Omdat Materiaalplaats op dit moment slechts een concept is, was het niet mogelijk om een praktijkgerichte toetsing te verrichten. De toetsing van de functionele werking van Materiaalplaats heeft daarom plaatsgevonden door middel van een enquête bij JA. Het doel van deze toetsing was om aan de hand van de meningen van de toekomstige gebruikers te achterhalen of Materiaalplaats goed zal functioneren, en het daadwerkelijk de bedoelde bijdrage zal leveren aan het logistieke proces van de opslag van materiaal en materieel op de bouwplaats. In eerste instantie is er een korte presentatie gegeven van het afstudeeronderzoek. Hierbij waren een leidinggevende, een uitvoerder, en een werkvoorbereider aanwezig. Voor deze personen is gekozen, omdat zij de uiteindelijke gebruikers van het programma zullen zijn. Aan de hand van de presentatie is het probleem dat bij JA heerst geschetst, en welke maatregelen er genomen dienen te worden ter verbetering van het logistieke proces. Op deze manier is de reden dat Materiaalplaats is voor hen duidelijk. Vervolgens is deze personen de handleiding van Materiaalplaats meegegeven, samen met een enquêteformulier welke is bijgevoegd in bijlage O. Hierbij is gevraagd deze aan de hand van de handleiding in te vullen, en zoveel mogelijk op- of aanmerkingen over het concept van Materiaalplaats te noteren.
135 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 8.1.1
Rob Wevers
Bevindingen
In deze paragraaf worden de bevindingen vanuit de ingevulde enquêtes besproken. De op- en aanmerkingen zijn vervolgens, indien mogelijk, in het concept van Materiaalplaats verwerkt. INLOGMENU Uit de enquêtes is gebleken dat de werking van het inlogmenu duidelijk is. Daarnaast zijn de geënquêteerden van mening dat het inlogmenu op een heldere wijze is vormgegeven. De geënquêteerden hadden geen op- of aanmerkingen aan het inlogmenu. STARTMENU Ook over het startmenu waren de geënquêteerden van mening dat het duidelijk was, en dat het op een heldere manier is vormgegeven. Ze hadden daarbij ook geen op- of aanmerkingen over het startmenu. TABBLAD NIEUW PROJECT De werking van het tabblad ‘nieuw project’ is voor de gebruikers eveneens duidelijk. Daarbij vinden ze dat het tabblad op een heldere manier is weergegeven. Het is voor de gebruikers duidelijk op welke manier ze een nieuw terreinplan kunnen aanmaken, en hoe ze standaard elementen op dit terreinplan kunnen invoegen. Daarnaast is het voor de gebruikers duidelijk op welke manier ze transportmiddelen kunnen invoegen en verwijderen. De gebruikers geven aan dat het hen helder is hoe zij een compleet nieuw project kunnen aanmaken.
Opmerking: Mogelijkheid om transportweg aan te kunnen geven Vanuit de werkvoorbereiding kwam de opmerking om op het terreinplan de transportweg naar het bouwterrein te kunnen aangeven. In de versie van het concept van Materiaalplaats die de geënquêteerden kregen was dit namelijk nog niet mogelijk. Zodoende is deze optie in de definitieve versie van het concept van Materiaalplaats toegevoegd. Bij het maken van het terreinplan kan er vanuit het de optie infrastructuur gekozen worden transportwegen, waarna de transportweg naar de bouwplaats op de onderlegger ingetekend kan worden. PROJECTMENU Ook over het projectmenu waren de geënquêteerden van mening dat het duidelijk was, en dat het op een heldere manier is vormgegeven. Ze hadden daarbij geen op- of aanmerkingen over het startmenu.
136 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
TABBLAD TERREINPLANNEN De geënquêteerden gaven aan dat de werking van het tabblad ‘terreinplannen’ voor hun helder is, en dat ze vinden dat het tabblad op een duidelijke manier is vormgegeven. Alle 3 de gebruikers gaven te kennen dat het voor hen duidelijk is op welke manier ze terreinplannen van andere projecten kunnen bekijken. Daarnaast is het duidelijk op welke manier hun eigen terreinplannen kunnen bekijken, aanpassen en uitprinten. TABBLAD OPSLAG De geënquêteerden gaven aan dat de werking van het tabblad ‘opslag’ voor hun helder is, en dat ze vinden dat het tabblad op een duidelijke manier is vormgegeven. Ze geven daarbij aan dat ze van mening zijn dat de situatie van de opslagzones duidelijk in kaart wordt gebracht. Het is voor de gebruikers duidelijk op welke manier er een nieuwe opslag kan worden toegevoegd. Daarnaast geven ze aan dat er op een goede manier kan worden bepaald in welke conditionerings-categorie het materiaal valt, en dat de aandachtspunten behorende bij die categorie duidelijk worden weergegeven. De geënquêteerden zijn van mening dat de uitvoerders met behulp van Materiaalplaats eenvoudig de juiste maatregelen kan treffen te behoeve van de conditionering van de opslag. Tevens is het helder op welke manier men de lay-out van de opslag handmatig kan aanpassen. De gebruikers zijn van mening dat de uitvoerder met behulp van Materiaalplaats een layout voor de opslag van materiaal en materieel kan bepalen die efficiënt en veilig is, en waarbij de opslag op een goede manier geconditioneerd wordt. Opmerking: Onduidelijk hoe de situatie van de opslagzones per week bekeken kan worden Vanuit de toetsing met de enquête is gebleken dat het voor de gebruikers onduidelijk is op welke manier zij de situatie van de opslagzones per week kunnen bekijken. In de versie van de handleiding die zij gekregen hebben stond hier namelijk niets over vermeld. Zodoende is in de nieuwe versie van de handleiding, op pagina 23, vermeld dat men de situatie van de opslagzones per week kan bekijken door de scrollbar naar links of rechts te scrollen. Opmerking: Mogelijkheid om een link te leggen naar de begroting De werkvoorbereiding geeft aan dat het handig zou zijn wanneer er in het tabblad opslag, bij het toevoegen van een nieuwe opslag, een link zouden worden gelegd naar de begroting. Gedurende de werkvoorbereidingsfase, bij het maken van de begroting, wordt namelijk bepaald wat het budget is voor het gebruik van transportmiddelen. Wanneer er een link zou worden gevormd vanuit Materiaalplaats naar de begroting, zou de uitvoerder makkelijker kunnen bepalen welk transportmiddel hij gaat gebruiken voor het verwerken van het desbetreffende opgeslagen materiaal. Deze opmerking is in de conclusie van het onderzoek als aanbeveling opgenomen.
137 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
TABBLAD RESTMATERIAAL Uit toetsing met de enquêtes is gebleken dat de werking van het tabblad ‘restmateriaal’ voor de gebruikers duidelijk is, en dat men het tabblad op een heldere wijze vindt vormgegeven. Het is duidelijk op welke manier men de vraag naar, en het aanbod van, materiaal op de bouwplaats bekeken en/of gewijzigd kan worden. De geënquêteerden zijn van mening dat het totale aanbod van materiaal, en de totale vraag naar materiaal, met behulp van Materiaalplaats op een goede manier in kaart wordt gebracht. Daarnaast is het duidelijk op welke manier men een aanvraag voor materiaal kan indienen, en een aanbod van restmateriaal kan toevoegen. De geënquêteerden zijn van mening dat de leidinggevende met behulp van Materiaalplaats op een goede manier een gewogen keuze kan maken wat er met het restmateriaal moet gebeuren. Indien de leidinggevende van mening is dat het restmateriaal dien te worden opgeslagen, geven de gebruikers aan dat ze vinden dat Materiaalplaats een bijdrage kan leveren aan het bepalen van de locatie waar het opgeslagen dient te worden. Opmerking: Restmateriaal voorzien van bedragen Vanuit de geënquêteerden kwam de vraag of het restmateriaal dat er aangeboden wordt, kan worden voorzien van een waarde (prijs). Op deze manier zou men een betere keuze gemaakt kunnen worden of het restmateriaal dient te worden opgeslagen, of dat het weg dient te worden gegooid. Gedurende het onderzoek is deze kwestie reeds behandeld. In paragraaf 3.4 is hier dieper op ingegaan. Geconcludeerd is dat het moeilijk is een waarde aan restmateriaal te hangen, omdat dit van meerdere factoren afhankelijk is. Ten tijde van het onderzoek is zodoende besloten om de leidinggevende aan de hand van deze factoren te laten beslissen wat er met het restmateriaal moet gebeuren. In de conclusie is als aanbeveling opgenomen, dat er een onderzoek dient te worden verricht naar een manier waarop de waarde van restmateriaal bepaald kan worden. Opmerking: Onduidelijk hoe materiaal gereserveerd kan worden Voor de gebruikers was het onduidelijk op welke manier aangeboden materiaal door de uitvoering gereserveerd kan worden. In de versie van de handleiding die er ten tijde van de enquêtes is uitgedeeld, is hier niet verder op ingegaan. In de definitie versie van de handleiding wordt echter wel besproken op welke manier materiaal gereserveerd kan worden.
TABBLAD INSTELLINGEN Uit de enquêtes is gebleken dat de werking van het tabblad ‘instellingen’ duidelijk is. Daarnaast zijn de geënquêteerden van mening dat het tabblad op een heldere wijze is vormgegeven. De geënquêteerden hadden geen op- of aanmerkingen aan het tabblad.
ALGEMENE FUNCTIONELE WERKING MATERIAALPLAATS Tot slot is er met behulp van de enquêtes getoetst wat de gebruikers over het algemeen vinden van de functionele werking van Materiaalplaats.
138 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Zowel de leidinggevende, de uitvoerder, als de werkvoorbereider zijn van mening dat het gebruik van Materiaalplaats zal leiden tot een veilige bouwplaats en een efficiënte bouwplaats. Daarnaast gaven zij aan dat het gebruik van Materiaalplaats een behoudt van de kwaliteit van het opgeslagen materiaal tot gevolg zal hebben. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat 42% van het materiaal en materieel te lang op de bouwplaats blijft liggen, doordat het te laat wordt afgevoerd. Daarnaast is geconstateerd dat 76% van het opgeslagen materiaal en materieel onvoldoende wordt geconditioneerd. Doordat Materiaalplaats niet in de praktijk getest kan worden, is hier in de enquête op ingegaan. Aan de geënquêteerden is gevraagd hoe hoog zij verwachten dat deze percentages zullen zijn, wanneer er gebruik wordt gemaakt van Materiaalplaats. Tabel 8.1 toont deze verwachtingen. Gemiddeld
Werkvoorbereiding
Uitvoering
Leidinggevende Te lange opslag Onvoldoende conditionering
10% 5% 10% 8,3% 10% 15% 20% 15%
Tabel 8.1 Verwachtingen geënquêteerden
Gemiddeld verwachten de geënquêteerden dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van Materiaalplaats, 8,3% van het opgeslagen materiaal en materieel te laat zal worden afgevoerd. Dit is zodoende een reducering van 33,7% ten opzichte van de huidige situatie. De geënquêteerden verwachten dat Materiaalplaats een grote bijdrage zal leveren aan het op tijd afvoeren van restmateriaal en –materieel, maar ze verwachten dat het programma niet altijd gebruikt zal worden. Men verwacht dat kleine partijen restmateriaal- en materieel niet ingevoerd in het programma zal worden, en dat het daardoor alsnog op de bouwplaats zal blijven liggen. Gemiddeld verwachten de geënquêteerden daarnaast dat gebruik van Materiaalplaats er toe zal leiden dat 15% van het opgeslagen materiaal en materieel onvoldoende geconditioneerd wordt. Dit is een reducering van 61% ten opzichte van de huidige situatie De geënquêteerden geven aan dat ze verwachten dat de uitvoerder de juiste keuzes kan maken wat betreft conditionering, en daarna kan handelen, maar dat de timmerlieden zich niet altijd voldoende aan de maatregelen ten behoeve van de conditionering zullen houden. Als voorbeeld geven ze hout dat onder een zeil is opgeborgen. Ze verwachten dat timmerlieden het zeil niet altijd weer netjes terug plaatsen, wanneer ze klaar zijn met het verwerken van het hout. De geënquêteerden geven aan dat het van belang is dat de uitvoerder hier controles op uitvoert. Tot slot verwachten de geënquêteerden dat het gebruik van Materiaalplaats er toe zal leiden dat het gebruik van materiaal tussen de verschillende bouwplaatsen beter op elkaar zal worden afgestemd. Materiaalplaats zal eveneens bijdragen aan een nettere en opgeruimdere bouwplaats dan dat nu het geval is. Tot slot gaven de geënquêteerden aan dat ze denken dat gebruikers eenvoudig met het programma overweg zullen kunnen.
139 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
8.2
Rob Wevers
Toetsing technische werking Materiaalplaats
Naast een toetsing naar de functionele werking, was het van belang de technische werking van het concept van Materiaalplaats te toetsen. Materiaalplaats bevat namelijk vele automatische processen en databases. Het was daarom van belang te onderzoeken of het concept van Materiaalplaats technisch gezien daadwerkelijk uitvoerbaar zou kunnen zijn. Om hier antwoord op te kunnen geven heeft er een open interview plaatsgevonden met een ervaren softwareontwikkelaar. Gedurende het interview is het concept van Materiaalplaats besproken. De algemene conclusie die gedurende dit gesprek getrokken is, is dat het concept van Materiaalplaats uitvoerbaar is. Hierbij zijn echter wel een aantal aantekeningen geplaatst. Gezien de complexiteit van de materie is er in deze paragraaf besproken wat de belangrijkste bevindingen te zijn, zonder dieper in te gaan op de betekenissen van de diverse vaktermen.
GEBRUIK MAKEN VAN EEN CLOUD IN PLAATS VAN INTRANET De softwareontwikkelaar geeft aan dat Materiaalplaats het beste gebruikte kan worden door alle gegevens van het programma in een cloud te plaatsen, en niet te werken met behulp van bijvoorbeeld een intranet. Een cloud heeft diverse voordelen, waardoor dit meer geschikter zou zijn. Doordat er met behulp van een cloud in één centrale server wordt gewerkt, kunnen de aanpassingen die worden verricht door een andere gebruiker direct zichtbaar worden gemaakt. De softwareontwikkelaar verwacht daarnaast dat de kosten met behulp van een intranet tot wel 3 keer hoger zouden kunnen oplopen dan wanneer er gebruik zou worden gemaakt van een cloud. Als kanttekening geeft hij hier echter wel bij aan dat het wenselijk is dat opererende systemen waarop gewerkt wordt (pc’s, laptops, tablets) continu verbonden zijn met het internet. In het geval van Materiaalplaats zou dit betekenen dat de tablets waarop gewerkt zou worden voorzien zijn van mobiele internet, aangezien zelden op een bouwplaats Wifi aanwezig is.
WEB-BASED IN PLAATS VAN APP Daarnaast is er geadviseerd om Materiaalplaats te ontwikkelen als web-based (web gebaseerd). Web-based is een term om een groep van software aan te duiden die via het World Wide Web werkt. De gebruiker hoeft dus geen software op een computer te installeren, maar kan via een webbrowser direct van het programma gebruik maken. De softwareontwikkelaar geeft daarnaast aan dat hij verwacht dat Materiaalplaats met behulp van het programma HTML 5 prima ontwikkeld zou kunnen worden. Daarnaast is een voordeel van een web-based versie dat er op nagenoeg ieder merk hardware gewerkt kan worden. Dit betekent dat de tablets, laptops, en computers waarop Materiaalplaats gebruikt wordt niet hetzelfde besturingssysteem (Windows, Apple) hoeft te hebben, maar dat dit onderling mag verschillen. Tot slot geeft de softwareontwikkelaar aan dat je, wanneer je gebruikt maakt van een app, hoge commissie moet afstaan aan de verstrekker van de apps.
140 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
MAKEN VAN TERREINPLANNEN OP EEN VASTE COMPUTER OF LAPTOP Hoewel het maken van terreinplannen op een tablet, bijvoorbeeld een iPad, technisch gezien wel mogelijk is, wordt er aangeraden om dit proces te verrichten op een vaste computer of een laptop. Het tekenen van objecten op een iPad is niet praktisch, gezien de geringe grootte van het beeldscherm. Op een iPad kan vele malen minder nauwkeurig gewerkt worden dan op bijvoorbeeld een laptop, waar de gebruiker gebruik kan maken van een computermuis. Ook het invoegen van een pdf op een tablet is technisch gezien mogelijk. Het programma zal hierbij de pdf dienen te converteren naar een foto- of afbeeldingsbestand, zoals bijvoorbeeld .jpg. Op deze foto of afbeelding zou vervolgens met Materiaalplaats gewerkt kunnen worden. Daarnaast is het mogelijk om de foto- of afbeeldingsbestand vervolgens terug te converteren naar een pdf zodat deze, buiten Materiaalplaats om, met een pdf-viewer bekeken kan worden. AANVULLENDE PARAMETERS NOODZAKELIJK VOOR BEPALEN LAY-OUT OPSLAG Eén van de belangrijkste automatische processen van Materiaalplaats is het door Materiaalplaats automatisch laten generen van een lay-out van de nieuwe opslag van materiaal en materieel. Ook dit onderwerp is zodoende uitvoerig besproken met de softwareontwikkelaar. De conclusie die hij stelde is dat het idee van het automatisch genereren van een lay-out (op basis van transporteenheid, afmetingen transporteenheden, aantal transporteenheden, stapelbaarheid, transportmiddel en conditioneringswijze) door Materiaalplaats zeker haalbaar is. Om dit te kunnen bewerkstelligen dienen er wiskundige modellen opgesteld te worden, zodat het programma de layout kan berekenen. Deze wiskundige modellen bestaan uit diverse parameters. Deze parameters zijn van belang op de samenhang tussen de variabelen (transporteenheid, aantal, afmeting, etc.) kloppend te krijgen. Gezien de complexiteit van het proces kon hij niet exact aangeven welke parameters dit zijn. Naar deze parameters zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn. Dit onderzoek is in dit rapport buiten beschouwing gelaten, omdat dit zich vooral op het vlak van softwareontwikkeling afspeelt. ZOEKEN VIA EEN ARTIKELBESTAND IN PLAATS VAN OP NAAM De softwareontwikkelaar adviseert om de interne databases van Materiaalplaats, zoals de transportmiddelen en verschillende soorten materiaal en materieel, zoveel mogelijk op te zetten in de vorm van een artikelbestand. Figuur 8.2 toont een voorbeeld van een artikelbestand.
Figuur 8.2 Voorbeeld artikelbestand (bron: MCB Nederland, 2015)
141 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Het beheren van de database in de vorm van een artikelbestand zorgt ervoor dat de zoekfuncties van Materiaalplaats beter en efficiënter gebruikt kunnen worden. Zo zou de gebruiker van Materiaalplaats bijvoorbeeld niet alleen op naam materiaal of materieel in de database kunnen opzoeken, maar ook op basis van bijvoorbeeld leverancier of specificaties. Op deze manier kan de gebruiker veel gerichter zoeken wat hij nodig heeft.
TECHNISCHE HAALBAARHEID INTERFACE Met de softwareontwikkelaar is ook gesproken over de technische haalbaarheid van de lay-out van de interface. Op dit gebied had hij niks aan te merken. De lay-out van de interface is eenvoudig te maken, en ook de buttons die gebruikt worden zijn te maken en zullen functioneel zijn voor gebruik van Materiaalplaats op zowel een tablet als een pc of laptop.
KOSTEN EN ONTWIKKELINGSTIJD Tot slot is er aan de softwareontwikkelaar gevraagd of deze een indicatie kon geven wat de ontwikkelingstijd en de kosten van Materiaalplaats zullen zijn. De opbouw van de ontwikkelingstijd staat vermeld in tabel 8.3. Activiteit Database opzet met opmaak tabellen Opzet webserver met ssl (https) Web applicatie iPad Testen Standby support Handleiding maken Tekenprogramma maken Technische analyse Totaal Tabel 8.3 Ontwikkelingstijd Materiaalplaats
Dagen 3 1 20 2 1 1 20 2 50
De ontwikkelingstijd wordt geschat op 50 dagen. Hierbij wordt er echter wel vanuit gegaan dat alle benodigde informatie voor de databases daarvoor al bepaald is, en dat alle wiskundige modellen en parameters bekend dienen te zijn. Dit is echter in dit stadium van het concept van Materiaalplaats niet het geval. Hiervoor zal aanvullend onderzoek gedaan moeten worden, bijvoorbeeld een inventarisatie van alle mogelijke hulpmiddelen en de daarbij behorende specificaties voor werkruimte, grijphoogte, etc. Deze inventarisatie zal in de praktijk al snel enkele maanden gaan duren. De kosten voor de ontwikkeling van Materiaalplaats worden geschat op € 50.000, -.
142 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
8.3
Rob Wevers
Toetsing Materiaalplaats aan het PvE
Tot slot is Materiaalplaats getoetst aan het PvE, dat opgesteld is in hoofdstuk 6. Voorwaarde was namelijk dat Materiaalplaats aan deze eisen zou moeten voldoen, wil de doelstelling van het afstudeeronderzoek gehaald worden. A. Het hulpmiddel dient er voor te zorgen dat de leidinggevende een gewogen keuze kan maken wat te doen met restmateriaal en –materieel. Bij het aanbieden van restmateriaal en -materieel dient de uitvoerder aan te geven in welke conditie het materiaal verkeerd, wat de grootte is van de opslagzones op zijn bouwplaats, en op welke manier het getransporteerd dient te worden (intern-, extern-, of speciaal transport). Op basis van deze factoren kan de leidinggevende in eerste instantie bepalen of het materiaal opgeslagen dient te worden, of dat het dient te worden weggegooid. Doordat de leidinggevende inzicht heeft in de situaties van de opslagzones op zowel de bouwplaatsen als op kantoor, kan hij een gewogen keuze maken waar het materiaal opgeslagen dient te worden.
B. Door middel van het hulpmiddel dient de vraag naar, en het aanbod van, restmateriaal en – materieel van alle bouwplaatsen in kaart te worden gebracht. In het tabblad ‘Restmateriaal’, bevat Materiaalplaats lijsten waarin zowel het totale aanbod van materiaal en materieel, als de totale vraag naar materiaal en materieel in kaart worden gebracht. Daarnaast kunnen uitvoerders te alle tijden materiaal aanvragen of aanbieden. Deze nieuwe aanvragen en aanbiedingen worden direct weergegeven in deze lijsten. C. Het hulpmiddel moet er voor zorgen dat men inzicht heeft in de situatie van de opslagplaatsen van alle bouwplaatsen. Via het tabblad ‘Terreinplannen’ kunnen gebruikers inzicht krijgen in de situatie van de opslagplaatsen van alle bouwplaatsen. Gebruikers kunnen de terreinplannen van alle bouwplaatsen openen en kunnen kijken naar de specificaties van alle bouwplaats elementen, waaronder de opslagzones. De leidinggevende krijgt daarbij een totaaloverzicht te zien van de totale, de beschikbare, en de gebruikte afmetingen van opslagzones van alle bouwplaatsen, wanneer hij er voor kiest dat restmateriaal opgeslagen dient te worden.
D. Het hulpmiddel dient standaard bouwplaatsinrichtselementen te bevatten waarmee er gefaseerde terreinplannen gemaakt kunnen worden. Het hulpmiddel bevat de mogelijkheid om situatietekeningen van de bouwplaats te uploaden, en deze als onderlegger te gebruiken voor het terreinplan. Vervolgens zijn er standaard elementen wat betreft infrastructuur, accommodaties, en installaties in een database in het programma ingevoegd. Daarnaast heeft de gebruiker de mogelijkheid zelf elementen aan te maken.
143 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
De gebruiker heeft daarnaast de mogelijkheid meerdere terreinplannen te maken voor één project. Hij geeft hierbij aan voor welke periode (week en jaar) het betreffende terreinplan geldig is. Op deze manier kan de gebruiker eenvoudig gefaseerde terreinplannen maken voor zijn bouwproject.
E. Met behulp van het hulpmiddel moet de uitvoerder door middel van het invoeren van productspecificaties de lay-out van de opslag van materiaal en materieel kunnen bepalen, waarbij er rekening met veiligheid en efficiëntie van de opslag is gehouden. In het tabblad ‘Opslag’ heeft de gebruiker de mogelijkheid specificaties (type transporteenheid, afmetingen, aantal, transportmiddel) van de nieuwe opslag van materiaal of materieel in te voeren, waarna Materiaalplaats automatisch de meest geschikte lay-out voor de opslag bepaalt, waarbij rekening wordt gehouden met de veiligheid en de efficiëntie van de opslag. Daarnaast heeft de gebruiker de mogelijkheid deze lay-out handmatig aan te passen. Wanneer de gebruiker de lay-out van de nieuwe opslag dusdanig aanpast, dat het niet meer voldoet aan de eisen ten behoeve van de veiligheid of efficiëntie, zal hij hiervoor een waarschuwing krijgen. F. Met behulp van het hulpmiddel moet de beschikbare afmetingen van, en gebruikte afmetingen voor, de opslag van materiaal en materieel in kaart gebracht kunnen worden. Wanneer de gebruiker navigeert naar het tabblad ‘Opslag’, wordt de situatie van de opslagzones op de betreffende bouwplaats weergegeven. Hier wordt aangegeven wat de totale afmetingen zijn van de opslagzones, en hoeveel hiervan gebruikt is voor de opslag van materiaal en materieel, en hoeveel er nog beschikbaar is. Eventueel kan de gebruiker een gedetailleerd beeld van een opslagzone krijgen, waarna hem wordt getoond welke materialen liggen, en wat de opslagafmetingen van dit materiaal is. Tevens heeft de gebruiker de mogelijkheid om de situatie van de opslagzones per week in de toekomst te bekijken, door met behulp van een schuifbalk het gewenste weeknummer aan te geven. G. De uitvoerder moet met behulp van het hulpmiddel aan kunnen geven in welke categorie (weersgevoelig/mechanisch gevoelig, weersgevoelig/mechanisch ongevoelig, weersongevoelig/mechanisch gevoelig, weersongevoelig/mechanisch ongevoelig) het materiaal of materieel valt. In het tabblad ‘Opslag’ dient de uitvoerder, na het invoeren van de specificaties van de nieuwe opslag van materiaal of materieel, aan te geven of het materiaal weersgevoelig dan wel weersongevoelig is, en of het materiaal mechanisch gevoelig dan wel mechanisch ongevoelig is. Dit kan hij doen door wanneer het materiaal weersgevoelig is de optie ‘weersgevoelig’ aan te vinken, en wanneer mechanisch gevoelig die optie ‘mechanisch gevoelig’ aan te vinken. H. Met behulp van het hulpmiddel moet de uitvoerder weten welke aandachtspunten van belang zijn bij het conditioneren van de opslag van materiaal en materieel.
144 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Aan de hand van hetgeen de uitvoerder heeft ingevoerd op de vraag of het nieuw op te slaan materiaal weersgevoelig en/of mechanisch gevoelig is, wordt er door Materiaalplaats een lijst getoond met alle mogelijke aandachtspunten bij die categorie. In deze lijst kan de gebruiker aanvinken welke aandachtspunten van belang zijn, en welke niet, door de optie ‘ja’ dan wel ‘nee’ achter het betreffende aandachtspunt aan te vinken. Bij het voor de eerste keer tonen van deze aandachtspunten, zal automatisch de optie ‘ja’ aangevinkt zijn. De gebruiker hoeft zodoende enkel te bepalen welke aandachtspunten hij niet nodig acht. I. De uitvoerder moet met het hulpmiddel kunnen bepalen welke maatregelen voor de conditionering van de opslag van materiaal en materieel hij kan gebruiken. Na het bepalen van de aandachtspunten heeft de uitvoerder de mogelijkheid hulpmiddelen ten behoeve van de conditionering te selecteren. Dit zal gebeuren vanuit een database. Indien de gebruiker een hulpmiddel heeft toegevoegd welke voldoet aan een bepaald aandachtspunt, zal er achter dit aandachtspunt een vinkje verschijnen zodat de gebruiker weet dat hij met gebruik van dat hulpmiddel voldoet aan dat aandachtspunt. De gebruiker kan echter ook op een aandachtspunt drukken. Op dat moment worden enkel de hulpmiddelen getoond waarmee voldaan kan worden aan dat aandachtspunt. Op deze manier kan de gebruiker bepalen welke maatregelen hij kan treffen om te kunnen voldoen aan een goede conditionering van de opslag van materiaal en materieel.
J. Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in een veilige bouwplaats. Omdat Materiaalplaats op dit moment slechts een concept is, kan er niet vanuit een praktijkcasus worden onderzocht of het gebruik van Materiaalplaats daadwerkelijk zal resulteren in een veilige bouwplaats. Om dit te kunnen bevestigen, zal er een praktijktoetsing moeten plaatsvinden zodra Materiaalplaats daadwerkelijk ontwikkeld is. Dit is als aanbeveling voor vervolgonderzoek meegenomen in hoofdstuk 9. Uit de toetsing naar de functionele werking van Materiaalplaats blijkt dat de gebruikers (leidinggevende, uitvoering, en werkvoorbereiding) wel verwachten dat Materiaalplaats zal leiden tot een veilige bouwplaats. Er wordt verwacht dat minder restmateriaal en –materieel te lang op de bouwplaats opgeslagen zal liggen, waardoor er minder materiaal en materieel op de bouwplaats ligt opgeslagen. Er wordt verwacht dat er hierdoor een veilige bouwplaats ontstaat, doordat dit de toegankelijkheid van de opslag zal verbeteren.
K. Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in een efficiënt bouwproces. Evenals bij eis J het geval is, kan er niet met zekerheid worden gesteld dat het gebruik van Materiaalplaats zal leiden tot een efficiënt bouwproces. Ook hiervoor zal een praktijktoets moeten worden verricht op het moment dat Materiaalplaats ontwikkeld is. Desondanks wordt er door de gebruikers verwacht dat Materiaalplaats daadwerkelijk zal bijdragen aan een efficiënt bouwproces. Er wordt verwacht dat met behulp van Materiaalplaats een aanzienlijke reductie van het aantal opgeslagen materiaal en materieel wordt bereikt, waardoor de opslag van het materiaal en materieel beter en efficiënter te bereiken is. Het beter toegankelijk 145 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
maken van de bouwplaats zal er vervolgens toe leiden dat bouwafval wordt afgevoerd, wat ten goede zal komen van de bereikbaarheid van de bouwplaats, en dus de efficiëntie van het bouwproces. L. Gebruik van het hulpmiddel moet resulteren in behoudt van de kwaliteit van het materiaal en materieel. Of het gebruik van Materiaalplaats daadwerkelijk zal bijdragen aan het behoudt van de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel, zal eveneens uit een praktijktoets met een functionerende versie van het programma moeten blijken. De geënquêteerde leidinggevende, uitvoerder, en werkvoorbereiding verwachten echter dat dit wel het geval zal zijn. Zij verwachten dat nog in slechts 15% van de gevallen het opgeslagen materiaal en materieel onvoldoende geconditioneerd zal worden, waardoor (de kans bestaat dat) het opgeslagen materiaal en materieel in kwaliteit verminderd. Ze verwachten dat de uitvoerder met behulp van Materiaalplaats de juiste keuzes wat betreft conditionering kan maken, en dat hij hier naar kan handelen. Ze geven daarbij wel aan dat het belangrijk is dat de uitvoerder regelmatig controles uitvoert. M. Het hulpmiddel moet dusdanig eenvoudig in gebruik zijn, dat de gebruikers zonder bijscholing gebruik kunnen maken van het hulpmiddel. Deze eis kan eveneens niet volledig worden getoetst, omdat Materiaalplaats op dit moment nog niet functioneert. Om te kunnen bepalen of er aan deze eis is voldaan, is er ten tijde van de toetsing naar de functionele werking van Materiaalplaats gevraagd of de geënquêteerden van mening zijn dat gebruikers eenvoudig met het programma overweg zouden kunnen. Zowel de leidinggevende, de uitvoerder, als de werkvoorbereider gaven aan dat ze denken dat dit het geval is. Daarnaast gaven ze aan dat de werking van Materiaalplaats voor hen duidelijk is, en dat ze het programma op een heldere wijze vinden vormgegeven. W1. Het zou mooi zijn wanneer gebruik maken van het hulpmiddel er voor zorgt dat het gebruik van materiaal en materieel tussen de verschillende bouwplaatsen meer op elkaar af is gestemd dan dat dat nu het geval is. De geënquêteerden gaven aan dat ze denken dat gebruik van Materiaalplaats er toe zal leiden dat het gebruik van materiaal en materieel tussen de verschillende bouwplaatsen meer op elkaar afgestemd zal zijn. Het tabblad ‘restmateriaal’ zorgt er voor dat de vraag naar, en het aanbod van, restmateriaal en –materieel voor de uitvoerders inzichtelijk is, zodat er onderling een betere afstemming tussen het gebruik er van zal zijn. W2. Het zou mooi zijn wanneer gebruik van het hulpmiddel bijdraagt aan een nettere en opgeruimdere bouwplaats dan in de huidige situaties het geval is. De geënquêteerden gaven aan dat ze denken dat gebruik van Materiaalplaats tot een nettere en opgeruimdere bouwplaats zal leiden dan dat nu het geval is. Doordat met Materiaalplaats de opslag 146 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
op een goede manier geconditioneerd zal worden, zal de bouwplaats netter ogen. Daarnaast zal er minder materiaal en materieel op de bouwplaats liggen, doordat er met behulp van Materiaalplaats bepaald kan worden wat er met restmateriaal en –materieel moet gebeuren. Materiaal en materieel zullen hierdoor eerder van de bouwplaats af worden gevoerd dan dat nu het geval is. Geconcludeerd kan worden dat er aan alle eisen wordt voldaan die gesteld zijn vanuit het onderzoek (A t/m I). Dit betekend dat Materiaalplaats alle functies en mogelijkheden bevat, waarvan vanuit het onderzoek gesteld is dat het programma ze moet bevatten. Doordat Materiaalplaats op dit moment nog slechts een concept is, kan er niet met zekerheid worden gesteld dat er aan de eisen vanuit de doelstelling en vanuit Janssen Aannemers wordt voldaan (J t/m M). Hiervoor zal er een aanvullende toetsing moeten plaatsen vinden met een functionerende versie van Materiaalplaats. Dit is als aanbeveling voor een vervolgonderzoek meegenomen in hoofdstuk 9. Zowel de leidinggevende, de uitvoerder, als de werkvoorbereider van JA verwacht echter dat Materiaalplaats aan deze eisen zal voldoen.
147 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
H9
Rob Wevers
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Dit hoofdstuk vormt het laatste hoofdstuk van het afstudeerrapport. Het hoofdstuk begint met de conclusie van het onderzoek. In deze conclusie is beschreven of de doelstelling van het onderzoek is gehaald. Vervolgens zijn er aanbevelingen gedaan. Hierin worden de aanbevelingen besproken die verricht dienen te worden ten behoeve van de werking van Materiaalplaats.
9.1 Conclusie De doelstelling van het afstudeeronderzoek was het ontwikkelen van een concept voor een hulpmiddel, waarmee JA kan voldoen aan de logistieke eisen bij het opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats. Dit hulpmiddel moet er voor zorgen dat er een veilige bouwplaats ontstaat, het bouwproces efficiënt verloopt, en de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel behouden blijft. Gedurende het afstudeeronderzoek zijn deze logistieke eisen bepaald, en is er aan de hand van het PvE bepaald aan welke eisen het concept van het hulpmiddel moet voldoen om aan deze doelstelling te kunnen voldoen. Geconcludeerd kan worden dat Materiaalplaats voldoet aan de eisen uit het PvE, die gesteld zijn vanuit het onderzoek. Materiaalplaats bevat alle functies en mogelijkheden waarvan gesteld is dat het deze moest bevatten. Tijdens het toetsen is echter geconstateerd dat er niet met zekerheid gesteld kan worden dat het gebruik van Materiaalplaats resulteert in een veilige bouwplaats, een efficiënt bouwproces, en in behoudt van de kwaliteit van het opgeslagen materiaal en materieel. Deze eisen, die gesteld zijn vanuit de doelstelling, kunnen pas getoetst worden wanneer er een praktijktoetsing kan plaatsenvinden met behulp van een functionerend programma. Naar aanleiding van een toetsing naar de functionele werking van Materiaalplaats, waarbij een leidinggevende, een werkvoorbereider, en een uitvoerder betrokken waren, kan geconcludeerd worden dat men verwacht dat Materiaalplaats aan alle gestelde eisen zal voldoen. De doelstelling ontstond naar aanleiding van de probleemstelling. Onderzoek naar de probleemstelling leerde immers dat bij JA materiaal en materieel te lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, en dat het daarbij onvoldoende wordt geconditioneerd. Men verwacht dat het percentage opgeslagen materiaal en materieel dat te lang op de bouwplaats ligt opgeslagen, met behulp van Materiaalplaats van 42% wordt teruggedrongen naar 8,3%. Daarnaast verwacht men dat het percentage opgeslagen materiaal en materieel dat onvoldoende geconditioneerd wordt, wordt teruggedrongen van 76% naar 15%.
9.2 Aanbevelingen Omdat Materiaalplaats op dit moment slechts een concept is, en niet een functionerend programma, zijn er diverse aanbevelingen die gedaan kunnen worden voor verder onderzoek ten behoeve van de functionering van het programma. Deze aanbevelingen worden in deze paragraaf besproken. In eerste instantie zijn er aanbevelingen vanuit de ontwikkeling van het concept van Materiaalplaats. Gedurende de ontwikkeling van het concept van Materiaalplaats zijn er namelijk diverse zaken naar 148 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
voren gekomen welke uitgevoerd dienen te worden, wil Materiaalplaats daadwerkelijk kunnen functioneren. Daarnaast zijn er aanbevelingen vanuit de toetsing gedaan, welke bij kunnen dragen aan de functionele werking van Materiaalplaats. 9.2.1
Aanbevelingen vanuit de ontwikkeling van het concept van Materiaalplaats
Om Materiaalplaats daadwerkelijk te kunnen ontwikkelen, dienen er nog diverse processen onderzocht en uitgevoerd te worden. Deze processen zijn hier behandeld. INVENTARISATIE VAN TRANSPORTMIDDELEN EN SPECIFICATIES Een belangrijk onderdeel van Materiaalplaats is de database waarin alle transportmiddelen staan, met daarbij de specificaties van dat hulpmiddel wat betreft benodigde werkruimte, benodigde vrije ruimte, grijphoogte en maximaal toelaatbare belasting. Deze specificaties zijn namelijk benodigd zodat Materiaalplaats de lay-out van de opslag kan berekenen. Op dit moment is dit slecht nog een concept. Wil Materiaalplaats dus daadwerkelijk kunnen functioneren, dient er een inventarisatie plaats te vinden van alle transportmiddelen, en dient er onderzoek gedaan te worden naar de bijbehorende specificaties van deze transportmiddelen. OPZETTEN VAN EEN DATABASE VAN MATERIAAL EN MATERIEEL In het concept van Materiaalplaats wordt er van uit gegaan dat bij het aanvragen van, of het aanbieden van, restmateriaal en –materieel, het type materiaal of materieel geïmporteerd kan worden vanuit een database. Zodoende is het voor het functioneren van Materiaalplaats noodzakelijk dat deze database wordt opgezet. Er zal zodoende een inventarisatie plaats dienen te vinden van zoveel mogelijk materiaal en materieel, met daarbij de bijbehorende specificaties: type transporteenheid, afmetingen transporteenheid en stapelbaarheid. OPZETTEN VAN EEN DATABASE VAN HULPMIDDELEN CONDITIONERING In het concept van Materiaalplaats wordt er van uitgegaan dat in de definitieve versie van het programma de gebruiker vanuit een database een hulpmiddel ten behoeve van de conditionering kan selecteren, en dat daarbij automatisch wordt bepaald aan welke aandachtspunten er met dat betreffende hulpmiddel worden voldaan. Tijdens het onderzoek is dit voor een aantal hulpmiddelen gedaan. Om Materiaalplaats zo goed mogelijk te laten functioneren, is het van belang dat dit voor zoveel mogelijk hulpmiddelen wordt gedaan. Het is dus van belang dat er een inventarisatie plaats vindt van zo veel mogelijk hulpmiddelen, en dat daarbij onderzocht wordt aan welke aandachtspunten ten behoeve van een juiste conditionering, met behulp van dat hulpmiddel kan worden voldaan.
149 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport 9.2.1
Rob Wevers
Aanbevelingen vanuit de toetsing naar de functionele en technische werking van Materiaalplaats, en de toetsing aan het PvE
Vanuit de toetsing naar de functionele en technische werking van Materiaalplaats, zijn er een aantal aanbevelingen gedaan.
BEPALEN VAN ALLE PARAMETERS VOOR BEREKENING LAY-OUT OPSLAG In dit concept van Materiaalplaats wordt beschreven dat het programma vanuit een aantal variabelen automatisch bepaalt wat een zo gunstig mogelijke lay-out voor de opslag van materiaal en materieel is. Uit de toetsing naar de technische werking van Materiaalplaats is geconcludeerd dat dit mogelijk is, maar dat hierbij aanvullende parameters van belang zullen zijn om de samenhang tussen de variabelen kloppend te krijgen. Dit onderzoek is in dit rapport buiten beschouwing gelaten, omdat dit zich vooral op het vlak van softwareontwikkeling afspeelt. Om te kunnen zorgen dat Materiaalplaats daadwerkelijk ontwikkeld kan worden, is het dus van belang dat er aanvullend onderzoek naar deze parameters wordt gedaan. MOGELIJKHEID OM EEN LINK TE LEGGEN NAAR DE BEGROTING De werkvoorbereiding geeft aan dat het handig zou zijn wanneer er in het tabblad opslag, bij het toevoegen van een nieuwe opslag, een link zou worden gelegd naar de begroting. Gedurende de werkvoorbereidingsfase, bij het maken van de begroting, wordt namelijk bepaald wat het budget is voor het gebruik van transportmiddelen. Wanneer er een link zou worden gevormd vanuit Materiaalplaats naar de begroting, zou de uitvoerder makkelijker kunnen bepalen welk transportmiddel hij gaat gebruiken voor het verwerken van het desbetreffende opgeslagen materiaal. Er dient zodoende te worden onderzocht op welke manier er het beste een link naar de begroting kan worden gelegd. RESTMATERIAAL VOORZIEN VAN BEDRAGEN Vanuit de geënquêteerden kwam de vraag of het restmateriaal dat er aangeboden wordt, kan worden voorzien van een waarde (prijs). Op deze manier zou men een betere keuze gemaakt kunnen worden of het restmateriaal dient te worden opgeslagen, of dat het weg dient te worden gegooid. Gedurende het onderzoek is deze kwestie reeds behandeld. In paragraaf 3.4 is hier dieper op ingegaan. Geconcludeerd is dat het moeilijk is een waarde aan restmateriaal te hangen, omdat dit van meerdere factoren afhankelijk is. Ten tijde van het onderzoek is zodoende besloten om de leidinggevende aan de hand van deze factoren te laten beslissen wat er met het restmateriaal moet gebeuren. Om op een betere manier te kunnen bepalen wat er met restmateriaal en –materieel moet gebeuren, dient er zodoende onderzoek te worden gedaan naar een manier om het restmateriaal een waarde te kunnen geven. TOETSING NA ONTWIKKELING MATERIAALPLAATS Aan de hand van dit onderzoek kan er niet met zekerheid worden gesteld dat er aan de doelstelling van het onderzoek voldaan wordt, namelijk dat gebruik van Materiaalplaats zal leiden tot een veilige 150 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
bouwplaats, een efficiënt bouwproces, en behoud van kwaliteit van het materiaal en materieel. Hiervoor zal er een functionerende versie van Materiaalplaats dienen te worden ontwikkeld, en zal er een praktijkgerichte toetsing moeten plaatsenvinden.
151 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Literatuurlijst Literatuur Arbouw. (2013). Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2012. Harderwijk: Arbouw Flapper, H.A.J. (1997). Hogere bouwkunde Jellema. 12: Bouwproces. ThiemeMeulenhoff: Utrecht/Zutphen Hazendonk, P. (2011). Weerbewust bouwen: Een studie naar weerkritische activiteiten en mogelijke maatregelen. Technische Universiteit Eindhoven: Eindhoven Herwijnen, R. van. (2006). De Bouwplaats, Wat Waar & Wanneer. Technische Universiteit Eindhoven: Eindhoven Inspectie SZW (2012). Arbeidsomstandigheden in de bouw: sectorrapportage 2011. Rijksoverheid: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jong, W. de. (2015). Het verbeterde aannemersbedrijf vs. Het gespecialiseerde afbouwbedrijf. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven Maas, prof. Ir. G.J. (1996). Uitvoeringstechniek 2: dictaat bij het college 7R230. Faculteit Bouwkunde: Technische Universiteit Eindhoven Maslow, A.H. (1954). Motivation and personality. Harper & Brothers: New York
Afbeeldingen Terreinplan Flapper, H.A.J. (1997). Hogere bouwkunde Jellema. 12: Bouwproces. ThiemeMeulenhoff: Utrecht/Zutphen, p. 17 Berekening benodigde opslagruimte Maas, prof. Ir. G.J. (1996). Uitvoeringstechniek 2: dictaat bij het college 7R230. Faculteit Bouwkunde: Technische Universiteit Eindhoven, p. 142 Artikelbestand MCB Nederland, http://www.mcb.nl/smallcms/index.php?id=78 Transporteenheden RRBouw. (2006). Optimaal Bouwplaats transport: Model met rekenprogramma voor logistieke afwegingen. VGBouw: Zoetermeer, p. 21
152 Afstudeeronderzoek
Afstudeerrapport
Rob Wevers
Bijlagen Bijlage A
Resultaten vooronderzoek
Bijlage B
Totaaltabel resultaten vooronderzoek
Bijlage C
Interviews logistieke proces
Bijlage D
Logistieke proces van opslaan van materiaal en materieel op de bouwplaats
Bijlage E
Checklist
Bijlage F
Schematisering checklists
Bijlage G
Resultaten checklists opslagtijd
Bijlage H
Interview uitvoerder opslagtijd restmateriaal en -materieel
Bijlage I
Interviews uitvoerders
Bijlage J
Literatuurstudie terreinplan
Bijlage K
Aandachtspunten conditionering opslag
Bijlage L
Toepasbare hulpmiddelen aandachtspunten
Bijlage M
Beschrijving hulpmiddelen
Bijlage N
Processchema’s Materiaalplaats
Bijlage O
Toetsingsinstrument functionele werking Materiaalplaats
Bijlage P
Handleiding Materiaalplaats
153 Afstudeeronderzoek