cursus
Literatuur en lezer
De minzame moordenaar (2009) van Bram Dehouck (1978) begint als volgt. Tekst 1
5
10
Het moet altijd al gestonken hebben in deze kamer. In een hoek staat een houten stoel, verwrongen door ouderdom en hitte. Een broek, vuil ondergoed en twee wollen truien zijn er nonchalant over gegooid. Als de ambulanciers straks het lijk weghalen, zal de zurige zweetgeur van die kleren de kamer nooit meer overnemen. Voor eeuwig hangt hier een doodsgeur, als een kwade geest. Ik sta naast een oud, eikenhouten bed. Van het bed hangen rafelige lakens, alsof ze achteloos weggeslagen zijn om aan een nieuwe dag te beginnen. Op de beduimelde matras, die vol grijze
4
15
20
en gele vlekken zit en bedekt is met haar en schilfers, ligt een man. Hij houdt de armen boven het hoofd als een soldaat die zich overgeeft. In de borstkas steken twee messen, net onder de tepels. Het lijkt wel een sm-tafereel, alsof de messen groteske piercings zijn waaraan de man straks wordt opgetakeld. Aan de andere kant van het bed houdt teamchef Cindy Steen een zakdoek voor haar gezicht. ‘Leuk als ze erbij schijten. Alsof het nog niet genoeg stinkt.’ Ik schaam me voor de glimlach die over mijn
Literaire theorie
30
35
40
45
50
55
60
gezicht glijdt. De laatste keer dat ik lachte in het bijzijn van een dode, was op de begrafenis van een oom die ik enkel kende van de jaarlijkse nieuwjaarsbijeenkomst. Een kind rende uit verveling het gangpad op, gleed uit en smakte met de kin tegen de grond. Ondanks een por van Sanne kon ik een lachhik niet onderdrukken. Mijn wangen kleurden even rood als die van de moeder, die het krijsende kind op de schoot nam. Ik kijk naar de opgedroogde, bruine vlek tussen de bovenbenen van de man – als je niet goed oplette, zou je denken dat het schaduw is –, maar laat mijn blik snel afglijden naar het gesloten gordijn. Slechts door drie kleine gaten dringt licht binnen, als de lasers van een scherpschuttergeweer. In de slanke lichtbundels danst stof. Het enige andere meubelstuk, naast de stoel en het bed, is een zielig nachtkastje, zo’n exemplaar van tien euro dat je zelf in elkaar moet knutselen. Daarin vonden Steen en ik een zaklamp, een stapel pornoblaadjes en gebruikte condooms. Op het kastje geeft een wekker aan dat het kwart voor negen in de ochtend is. ‘Genoeg gezien?’, vraagt Steen terwijl ze een wenkbrauw optrekt. Ze wacht niet op antwoord en gaat de gang op. Ik volg haar. Pas als ik over het trieste behang papier wrijf, valt het me op dat er nergens iets aan de muren hangt. Niet in de kamer, niet op de gang. Steen zegt iets over de trap. Die kraakt zo hard; het slachtoffer had de moordenaar moeten horen komen. Ik knik, maar blijf met mijn aandacht bij de muur. Er zijn geen lichte vierkante plekken op het papier afgetekend, er heeft gewoon nóóit iets gehangen. De zware voordeur, die we op een kier laten en die best een likje verf kan gebruiken, is niet geforceerd. Geen sporen van inbraak.
65
70
75
80
85
90
95
‘Het waren twee messen deze keer’, zegt Steen. Ze zet haar kraag rechtop als de miezerige regen onverwachts in haar nek slaat. Ik speur de gezichten van de buren af, die allemaal in hun deurgat staan en van wie enkele geïnterviewd worden door journalisten. Al wekenlang mogen de plaatselijke reporters regelmatig de voorpagina’s van hun kranten vullen met feiten, geruchten en roddels over wat zij al ‘de seriemoordenaar van Ieper’ zijn gaan noemen. Ze sprongen op het verhaal als rugbyspelers op de bal, en ze hopen dat de seriemoordenaar hun nationale journalistieke roem zal brengen. Het zou me niet verbazen als minstens een van hen al denkt aan een boek. De reporter van Het Nieuwsblad krijgt ons in de gaten. ‘Rondelez! Steen!’ Hij komt aangelopen, een beetje waggelend als een eend. ‘Sneller’, sis ik naar Steen. We rennen naar de oude Volvo, Steen duikt op de bestuurdersplaats terwijl ik naast haar op de passagiersstoel plof. De reporter staakt zijn sprintje en wandelt terug naar de huisvrouw die hij interviewde. ‘Dimitri Debo, Karl Vanoot, en nu Gilbert Vermoer, alle drie vermoord met messen. Dezelfde dader?’ Steen wacht om de sleutel in het contact op te draaien tot ik antwoord. ‘Kan niet anders.’ Mannen van de technische recherche in witte pakken gaan het huis in. Wat verderop staat gerechtelijk directeur Louis Creus. Jullie zullen niks vinden, denk ik. Behalve wat ik wil dat jullie vinden. ‘Hoe lang zou hij er al liggen?’, vraagt ze. ‘Dat horen we binnenkort wel.’ Ik weet goed genoeg dat de man er al twee dagen ligt. Ver in mijn achterhoofd hoor ik nog altijd Vermoers gegil toen ik de messen in hem plantte. Uit: Bram Dehouck, De minzame moordenaar.
Cursus 2 Literatuur en lezer
5
Oriëntatie In de cursus ‘Literatuur en lezer’ leer je hoe het komt dat verhalen en gedichten een bepaalde uitwerking op jou kunnen hebben. Wat zijn jouw leesactiviteiten? Wat kenmerkt jou en anderen als lezer? Wat is kenmerkend voor teksten die tot de literatuur worden gerekend? Ook kom je erachter hoe jij als lezer betekenis aan een verhaal of gedicht geeft.
1 Lezers 1.1 Waarom lees je? 1.2 Wie ben je als lezer? 1.3 Wat verwacht je als lezer?
1.1 Waarom lees je?
Als je het begin van De minzame moordenaar gelezen hebt, kun jij als lezer bij jezelf nagaan wat die tekst met jou als lezer doet. Vind je de tekst vies omdat beschreven wordt dat het slachtoffer zijn ontlasting heeft laten lopen? Of vind je de tekst juist spannend vanwege de moord met de twee messen en word jij nieuwsgierig naar het vervolg? Je kunt de tekst ook vreemd of raadselachtig vinden, omdat de ik-figuur bij de politie werkt (de ik-figuur heeft bijvoorbeeld samen met de teamchef onderzoek verricht in het huis van het slachtoffer) en tegelijkertijd in gedachten laat blijken dat hij de dader is. Een rechercheur die moordenaar is? Als je een verhaal of gedicht leest, heeft die tekst een bepaalde uitwerking op jou. Als lezer reageer je op de tekst. Door de tekst te lezen, veroorzaakt die tekst een bepaald effect op jou. Bij De minzame moordenaar kun je de tekst bijvoorbeeld vies vinden, maar ook spannend, vreemd of raadselachtig, en nieuwsgierig worden. Soms vind je een tekst prachtig, boeiend, spannend of geheimzinnig. Maar het effect kan ook zijn dat je het verhaal of gedicht slecht vindt, onsamenhangend, te moeilijk en ontoegankelijk of flauw. Het effect wordt bepaald door factoren die te maken hebben met jou als lezer en met factoren die te maken hebben met het verhaal of gedicht. Factoren die kenmerkend zijn voor jou als lezer hangen samen met drie vragen: waarom lees je, wie ben je als lezer en wat verwacht je?
6
Je kunt om verschillende redenen verhalen of gedichten lezen. Een reden om te lezen wordt leesmotivatie genoemd. Leesmotivaties zijn onder andere: 1 Het lezen van verhalen en gedichten is plezierig en ontspannend. 2 Door het lezen van verhalen en gedichten ontsnap je aan de alledaagsheid. 3 Je kunt een eigen droom- of fantasiewereld scheppen waarin je zelf een held bent. 4 Je leert jezelf beter kennen omdat jij je inleeft in personages en hun gevoelens. 5 Je leert dingen over de werkelijkheid. 6 Je kunt verhalen en gedichten lezen vanwege het mooie taalgebruik. 7 Als lezer maak je dingen mee die je in werkelijkheid nooit meemaakt. Er zijn natuurlijk nog meer leesmotivaties denkbaar. Voor elke lezer spelen een of meer leesmotivaties een rol. Jouw leesmotivaties zijn niet altijd hetzelfde. Soms lees je een verhaal puur om je te ontspannen. Maar een ander verhaal lees je omdat je nieuwsgierig bent naar de werkelijkheid die erin beschreven wordt. Bij Een minzame moordenaar speelt waarschijnlijk de eerste leesmotivatie een grote rol: het is een spannend boek waar jij je een paar uur mee kunt ontspannen. Bij veel lezers speelt nieuwsgierigheid een rol. Als lezer ben je nieuwsgierig naar ervaringen van anderen. Bij De minzame moordenaar wil je weten waarom een rechercheur moorden met messen pleegt.
Literaire theorie
Wat bezielt de ik-figuur? Hoe is de ik-figuur daartoe gekomen? Je hoopt in een verhaal of gedicht kennis te maken met ervaringen die voor jou interessant zijn. Door inleving met de personages en door herkenning van situaties en ervaringen denk je als lezer inzicht te krijgen in wie je bent of hoe mensen zijn. 2
1.2 Wie ben je als lezer? Lezers verschillen van elkaar. Ze hebben bijvoorbeeld een verschillende smaak. De ene lezer houdt van verhalen vol psychologische problemen, de andere meer van spanning en avontuur. Iedere lezer heeft eigen interesses en voorkeuren. Jouw smaak als lezer ligt niet voor eens en altijd vast. Je ontwikkelt je smaak, bijvoorbeeld doordat je ouder wordt of andere interesses krijgt. Je maakt een smaakontwikkeling door. Dat lezers in smaak en interesses verschillen, komt doordat ze verschillen in leeftijd, opleiding, maatschappelijke achtergrond, sekse of geaardheid. Dit verklaart waarom lezers verschillen in hun reacties en waardering van teksten.
3
1.3 Wat verwacht je als lezer? Als je een verhaal of gedicht gaat lezen doe je dat met bepaalde verwachtingen. Sommige verwach tingen ontstaan voordat je een boek gaat lezen, andere verwachtingen heb je altijd.
Verwachtingen die ontstaan voordat je een boek gaat lezen, zijn: 1 Allereerst heb je verwachtingen door wat je over het boek gehoord of gelezen hebt. Vrienden,
vriendinnen, leraren, ouders of medewerkers van een mediatheek/bibliotheek hebben je het boek misschien aangeraden. Misschien heb je er iets over gehoord op televisie of over gelezen op internet. Als een boek wordt aangeprezen als erg grappig, of juist superspannend, dan verwacht je dat ook. Verwachtingen ontstaan ook door het genre: om wat voor soort boek gaat het? Voorbeelden van genres zijn: sprookjes, historische verhalen, psychologische verhalen, sciencefiction, detectives en thrillers. Als je een sprookje gaat lezen, dan verwacht je ken-merken van een sprookje tegen te komen zoals kabouters, een prinses of sprekende dieren. Als je met een detective te maken denkt te hebben, dan verwacht je bepaalde detectivekenmerken zoals een misdrijf, verwikkelingen, dwaalsporen en een of meer speurders. Op het boek De minzame minnaar staat als genreaanduiding “literaire thriller”. Je mag er als lezer dan vanuit gaan dat het als spannend boek bedoeld is. Andere factoren die verwachtingen bij jou als lezer oproepen zijn titel en boekomslag. De titel De minzame moordenaar roept verwachtingen op over een moordenaar en een moord. Ook verwacht je iets over liefde te gaan lezen, omdat de moordenaar ‘minzaam’ wordt genoemd. De omslag van een boek speelt ook een belang rijke rol. De omslag moet verwachtingen oproepen en moet stimuleren tot lezen en kopen! Daarbij horen wervende teksten op de achterflap van de boekomslag. Op de omslag van De minzame moordenaar staat een afbeelding van een oorlogskerkhof. Onder de titel en de naam van de schrijver staat “Literaire thriller”.
De eerste tekst die je gelezen hebt in cursus 1 is het begin van ‘De minzame moordenaar’ (2009) van Bram Dehouck. Het boek kreeg in 2010 De Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandse spannende boek. De Gouden Strop is in 1986 op initiatief van Tomas Ross en andere schrijvers van misdaadverhalen in het leven geroepen. Het is de prijs voor het beste Nederlandse spannende boek van het jaar. De winnaar krijgt een beeldje en 10.000 euro. René Appel, Tomas Ross en Charles den Tex hebben verschillende keren De Gouden Strop gewonnen. Als je een goed, spannend Nederlands boek zoekt, kijk dan eens naar de lijst van prijswinnaars van De Gouden Strop.
De Gouden Strop: bekroonde spanning
Cursus 1 Literatuur en lezer
7
Op de achterflap staat onder andere het volgende te lezen: “De minzame moordenaar voert je mee in de gebroken denkwereld van een serial killer. Tegen de achtergrond van het met oorlogsgraven bezaaide Ieper beleef je geen zoektocht naar een dader, maar de radicale zoektocht naar gerechtig heid van een gekwetste man, gevangen in de dodelijke mix van liefde en woede. Een moorde naar voor wie je onvermijdelijk sympathie begint te voelen.” Woorden als ‘serial killer’ en ‘dodelijke mix van liefde en woede’ moeten jou als lezer nieuwsgierig maken. De flaptekst wil jouw belangstelling wekken en overtuigen: dit boek mag je niet missen! Er zijn ook verwachtingen die je als lezer altijd hebt van verhalen of gedichten: 1 In de eerste plaats verwacht je van een verhaal dat er terwijl je leest suggesties gegeven worden over het verloop van het verhaal. Door suggesties krijg je als lezer bepaalde vermoedens over het verdere verloop. Als lezer van De minzame moordenaar kom je er geleidelijk aan achter dat de ik-figuur de dader van de moord met de twee messen is. De opmerking van Steen: “Het waren twee messen deze keer” geeft aan dat er meer moorden met messen zijn gepleegd, maar dat deze moord bijzonder is vanwege de twee messen. Als lezer wil je weten hoe de andere moorden precies zijn gepleegd en vooral: waarom?
Je vermoedt (of hoopt?) misschien dat er nog meer moorden zullen volgen, er is immers sprake van een seriemoordenaar. In de meeste misdaadverhalen wordt de dader ontmaskerd en gestraft. Daarom vermoed jij misschien dat dit ook in De minzame moordenaar het geval zal zijn. Of is dat ditmaal anders, omdat de moordenaar bij de politie werkt? 2 Daarnaast verwacht je dat je als lezer mee kunt leven met de personages. Veel lezers willen de personages kunnen begrijpen of zich inleven. Belangrijk daarbij is dat personages interessant of bijzonder zijn. De ik-figuur in De minzame moordenaar is zo’n bijzondere figuur. De ik-figuur werkt als recher cheur bij de politie en is moordenaar. Een ongebruikelijke combinatie! Als lezer wil je meer over de ik-figuur weten. Wie is deze figuur? Waarom doet de ik-figuur zo? Samenvatting Als lezer heb je dus verwachtingen over de verhalen en gedichten die je leest. Het wel of niet uitkomen van verwachtingen kan bepalend zijn voor het effect van de tekst op jou als lezer. Als je verwacht een detective te gaan lezen en het blijkt een sprookje of een verhaal met psychologische problemen te zijn, dan komen je verwachtingen niet uit. Het wel of niet uitkomen van verwachtingen bepaalt grotendeels jouw oordeel over de tekst.
2 Literaire teksten 2.1 Eenduidigheid en meerduidigheid 2.2 Open plekken 2.3 Proza, gedicht, toneel 2.4 Fictie en non-fictie
gedicht of als toneeltekst aan jou als lezer worden gepresenteerd. Veel fictionele teksten – maar niet alle – zijn fictie.
Verhalen en gedichten zijn voorbeelden van literaire teksten. Literaire teksten verschillen van andere teksten zoals zakelijke teksten. Een belangrijk verschil hangt samen met het streven naar eenduidigheid bij zakelijke teksten. Een tweede belangrijk verschil hangt samen met de “open plekken”. Literaire teksten kunnen als prozatekst, als
8
2.1 Eenduidigheid en meerduidigheid In zakelijke teksten zoals journalistieke berichtgeving of een leertekst in een schoolboek, wordt de informatie zo eenduidig mogelijk aan jou als lezer gepresenteerd. Als je zo’n tekst gelezen hebt, wil je
Literaire theorie
als lezer niet met vragen blijven zitten. Wat je leest, moet duidelijk zijn en de informatie moet kloppen. Bij literaire teksten geldt dit niet. Er is veel meer ruimte voor meerduidigheid. Als je De minzame moordenaar helemaal leest, begrijp je steeds meer over de redenen van de ik-figuur om bepaalde mensen te vermoorden. Door dat begrip kun je hem aardig gaan vinden. Het begrip ‘moordenaar’ wordt zo minder eenduidig. Soms zijn er in literaire teksten meer betekenissen mogelijk. Als lezer van verhalen en gedichten krijg je te maken met onduidelijkheden
en vragen omdat niet alles direct duidelijk is. Dat komt vooral door de open plekken.
2.2 Open plekken Het volgende tekstfragment komt uit Het laatste offer van Simone van der Vlugt. De hoofdpersoon Birgit is samen met haar vriend Jef op de vlucht. Ze hebben onderdak gezocht bij Eline, Birgits vriendin. Jef heeft de twee vriendinnen over zijn vader verteld, de archeoloog Bogaards.
Tekst 2
5
10
15
20
25
30
35
Bij nader inzien doet de naam Bogaards wel een belletje bij Birgit rinkelen, al zou ze niet kunnen zeggen waar of wanneer ze iets over hem gehoord of gelezen heeft. Jef licht haar met een paar zinnen in. Zijn vader is een vrij bekend archeoloog, die onlangs werkzaam was bij een opgraving in Egypte. Soms hadden ze wekenlang geen contact met elkaar, maar een maand geleden belde zijn vader hem, in grote staat van opwinding over een belangrijke ontdekking. Hij wilde er over de telefoon niet te veel over kwijt, bang dat hij werd afgeluisterd, en hij klonk behalve opgewonden ook erg opgejaagd. Hij wilde de ontdekking nog even voor zichzelf houden zodat hij die rustig kon bestuderen, maar hij had het gevoel dat hij in de gaten werd gehouden. Hij zei dat hij Jef ’s avonds terug zou bellen, maar de telefoon was niet meer gegaan. ‘Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord.’ Jef strijkt met een ongerust, nerveus gebaar door zijn dikke donkerblonde haar. ‘Hij reageert niet op mijn sms’jes en ik krijg zijn voicemail als ik hem bel.’ ‘Waar ergens in Egypte zat je vader?’ vraagt Eline. ‘In Karnak. Daar ligt een groot tempelcomplex dat hij aan het onderzoeken was.’ Jef loopt naar het raam en kijkt door een kier in het gordijn. ‘Normaal gesproken zou ik me niet zo ongerust maken, mijn vader en ik hadden wel vaker lange tijd weinig contact. Maar de afgelopen week zijn er een paar incidenten geweest die volgens mij met elkaar te maken hebben. Eerst was er een auto die op me inreed en vervolgens werd er ingebroken in mijn huis. Ik werd gewaarschuwd door een buurvrouw, die een man met een donker uiterlijk mijn huis had zien binnengaan. Ze belde de politie, die meteen
Cursus 1 Literatuur en lezer
40
45
50
55
60
65
70
9
kwam. Waarschijnlijk is die man toen op de vlucht geslagen. Ik denk dat hij me op zat te wachten, want er ontbrak niets en hij had ook nergens aan gezeten. Er stond alleen een leeg bierflesje op tafel. Zonder vingerafdrukken.’ Jef zwijgt een moment. ‘Ik heb mijn spullen gepakt en ben er vandoor gegaan,’ besluit hij. Birgit hoort het hele verhaal met stijgende ongerustheid aan. Ze heeft geen reden om aan Jefs woorden te twijfelen, en ook al beseft ze dat ze in een hachelijke situatie terecht is gekomen, ze voelt toch iets van opluchting. Jef is dus niet een of andere doortrapte crimineel. ‘En nu?’ zegt ze. Jef haalt zijn schouders op. ‘Ik was van plan om naar Egypte te gaan om mijn vader te zoeken. Die vent die me achtervolgt heeft mijn plannen in de war geschopt, maar zodra ik hem heb afgeschud, vertrek ik.’ ‘Wel, het ziet ernaar uit dat je hem nu hebt afgeschud.’ Eline gluurt door het gordijn. ‘Er is niemand te zien.’ Jef is er duidelijk niet gerust op. ‘Heb jij sinds gisterochtend contact gehad met Eline?’ vraagt hij aan Birgit. Eline en Birgit kijken elkaar aan. ‘Gistermiddag,’ zeggen ze tegelijk. ‘In dat geval moeten we hier onmiddellijk vandaan. Als die man je naar dat leegstaande huis is gevolgd, is hij je gisteren beslist ook naar Eline gevolgd.’ Jef kijkt opnieuw door de kier in het gordijn en vloekt hardop. ‘Daar heb je hem! Shit, hij komt regelrecht hiernaartoe. We hadden die gordijnen beter open kunnen laten. Kom mee, Birgit, we moeten hier weg.’ ‘Hij kan moeilijk de deur openbreken,’ merkt
75
80
85
90
95
100
105
110
115
Eline nuchter op. ‘O ja, dat kan hij heel goed. En hij zal het doen ook,’ zegt Jef grimmig. ‘Doe heel nonchalant die gordijnen weer open, Eline.’ Hij pakt Birgit bij de arm en trekt haar mee naar de keuken. Eline pakt de telefoon, opent rustig het gordijn en doet alsof ze in een druk gesprek verwikkeld is. Ze loopt wat heen en weer, lacht en kijkt naar buiten terwijl ze het alfabet opzegt. Een man met een zwart jasje staat op het trottoir bij het tuinpad en kijkt naar haar. Eline wendt zich af en laat zich in een stoel vallen terwijl ze zichzelf een paar moppen vertelt. ‘Die meid moet aan het toneel,’ mompelt Jef, die met Birgit tegen de keukenkastjes gedrukt staat. ‘Komt hij hiernaartoe?’ vraagt Birgit zacht, alsof de man haar zou kunnen horen. ‘Hij loopt door, hoor!’ klinkt Elines stem uit de woonkamer. ‘Hij gaat naar de overkant. Daar hebben ze de jaloezieën naar beneden. Ik hoop niet dat hij de deur van mevrouw Ruijs intrapt.’ Jef en Birgit wagen een snelle blik om de hoek van de deur en kijken elkaar aan. ‘Wegwezen,’ zegt Jef. Terwijl Eline in de woonkamer blijft zitten praten en lachen tegen de telefoon, glippen Jef en Birgit de keukendeur uit en lopen de zonnige tuin in. Ze gaan via de poort naar de achtergelegen steeg. Ze dwingen zichzelf rustig te lopen, maar Birgits benen trillen en ze werpt meermalen een nerveuze blik over haar schouder. Alles blijft rustig achter hen. Via sluipweggetjes, steegjes en woonwijken die op doolhoven lijken, komen ze ongezien weg. Als ze een brede weg oversteken, komt er net een bus aanrijden en met een sprintje naar de halte weten ze die nog net te halen. De bus brengt hen helemaal terug naar de stad, en dan zijn ze zo bij Birgits huis. Ze merkt dat Jef het geen prettig idee vindt dat ze naar een zo voor de hand liggende plek terugkeren, maar ze wil zichzelf ervan verzekeren dat er met haar huis niets aan de hand is. Het is al een hele geruststelling als ze geen rook ziet
120
125
130
135
140
145
150
155
opstijgen uit het straatje waar ze woont; na de gebeurtenissen van vanochtend is ze op alles voorbereid. Het smalle straatje ligt er rustig bij en haar voordeur zit nog in de scharnieren. Op het moment dat Birgit de sleutel in het slot steekt, ziet ze de beschadigingen. Ze doet een stap achteruit en wijst ernaar zonder een woord te zeggen. Jef buigt zich naar het slot en inspecteert het met vlugge blik. ‘Geforceerd,’ concludeert hij. De voordeur zit dicht maar het slot is lam, ze kunnen de deur zo openduwen. ‘Je hebt vijf minuten om je belangrijkste spullen bij elkaar te zoeken.’ Jef maakt een gebaar dat ze op moet schieten en Birgit wringt zich langs hem heen de woonkamer in. Jef blijft buiten op de uitkijk staan. ‘Denk je dat hij terugkomt?’ roept ze naar Jef. Jef komt naar binnen en stelt zich op voor het raam. Hij werpt een peilende blik de straat in en zegt: ‘Ja, de kans is groot dat hij komt kijken of we zo dom zijn geweest om naar jouw huis te gaan. Opschieten, Birgit!’ Zijn onrust maakt dat Birgit haastig naar boven rent om in de badkamer haar potjes nacht- en dagcrème te verzamelen, maar Jef maakt daar snel een einde aan. ‘Geen spullen meesjouwen die je later ook nog wel kunt kopen. Met belangrijke zaken bedoel ik paspoort, rijbewijs, verzekeringspapieren en medicijnen, als je die gebruikt,’ commandeert hij. Daar moet Birgit de vlizotrap voor uitklappen, naar de zolder waar haar papieren in een brandvrij kluisje liggen. Ze grist alles eruit, propt het in haar tas en springt van de trap naar beneden. Jef staat nog steeds bij het raam in de huiskamer. ‘Birgit!’ schreeuwt hij opeens. Hij vliegt de trap op, grijpt Birgit bij de hand en trekt haar mee de slaapkamer in. Hij gooit het raam open en klautert haastig naar buiten. Beneden gaat de voordeur open en klinken zware voetstappen in de gang.
Uit: Simone van der Vlugt, Het laatste offer.
10
Literaire theorie
Misschien heb je al iets van Simone van der Vlugt (1966) gelezen. Ze heeft een groot aantal boeiende historische jeugdboeken geschreven, zoals ‘De guillotine’ (1999), ‘Zwarte sneeuw’ (2000) en ‘De bastaard’ van Brussel (2005). Haar historische jeugdboeken zijn erg populair in de onderbouw. De boeken zijn spannend, hebben als hoofd persoon een leeftijdgenoot en als lezer krijg je een goed beeld van de tijd waarin het verhaal speelt. In 2004 verscheen ‘De reünie’, haar eerste literaire thriller voor volwassenen. Daarna volgden meer thrillers, waaronder ‘Het laatste offer’. De literaire thrillers van Simone van der Vlugt zijn een goede overstap van jeugdliteratuur naar boeken voor volwassenen.
Simone van der Vlugt, geliefd bij jong en oud
Aan het eind van het fragment dringt er iemand het huis binnen. Als lezer wil je weten hoe het verhaal dan verder gaat. Wat zal er gebeuren? Als lezer van Het laatste offer heb je bepaalde vragen die je wilt beantwoorden, maar de informatie die je daarvoor nodig hebt, ontbreekt nog. Er zijn open plekken.
Als je het fragment uit Het laatste offer gelezen hebt, blijf je als lezer met vragen zitten, omdat bepaalde dingen nog onduidelijk zijn. Wat is de belangrijke ontdekking die Jefs vader gedaan heeft? Waarom heeft Jef niets meer van zijn vader gehoord? Waarom wordt Jef gevolgd? Waarom is Birgits deur geforceerd?
Een open plek is een klein of groter tekstgedeelte dat voor jou onduidelijk is en dat vragen bij je oproept. Als lezer moet je die onduidelijkheden oplossen en de vragen beantwoorden. Je moet de open plekken al lezend invullen. Dat kan per lezer verschillen. Wat voor de ene lezer een open plek is, hoeft dat niet voor een andere te zijn. Open plekken kunnen op verschillende manieren ontstaan: 1 In de eerste plaats ontstaan open plekken door informatieachterstand bij jou als lezer. Je kunt te maken krijgen met tegenstrijdige informatie, of met informatie die verzwegen wordt. Ook kan informatie ontbreken. In Het laatste offer weet je bijvoorbeeld niet wat Bogaards’ ontdekking is. Je weet ook niet hoe het met Birgit en Jef afloopt als iemand Birgits huis binnendringt. Je leest door om deze open plekken in te vullen. 2 Ten tweede kunnen open plekken ontstaan als je vermoedens hebt over hoe het verhaal zal verlopen. Je wilt weten of je vermoedens kloppen. Als lezer ga je af op bepaalde suggesties of verwachtingen over het verloop van het verhaal en je wilt weten of die uitkomen. 3 Ook kan het gedrag van personages open plekken veroorzaken. Als lezer wil je de motieven van de personages weten. Je wilt weten waarom ze iets doen, of niet. Als de motieven niet direct duidelijk
Cursus 1 Literatuur en lezer
11
zijn, lees je door om erachter te komen. Waarom is Jef precies gevlucht? Waarom is de rechercheur in De minzame moordenaar een moordenaar geworden? 4 Ook de titel roept meestal een open plek op. Waarom is deze titel bij deze tekst gekozen? Als lezer wil je weten welk verband je kunt leggen tussen de titel en het boek. Waarom heet het boek van Simone van der Vlugt Het laatste offer? Wat heeft die titel met Birgit, Jef en Boogaards te maken? Sommige open plekken kun je al vrij snel invullen. Andere kun je pas na een paar hoofdstukken of halverwege de tekst invullen. Er zijn ook open plekken die je pas aan het eind van een tekst kunt invullen. Als aan het eind alle open plekken door jou als lezer ingevuld zijn, dan heeft de tekst voor jou een gesloten einde. Maar er zijn ook teksten waarbij voor jou aan het eind nog oningevulde open plekken zijn. Er blijven onduidelijkheden en vragen. Dan heeft zo’n tekst een open einde.
2.3 Proza, gedicht, toneel Literaire teksten kunnen op drie manieren aan jou als lezer gepresenteerd worden: 1 In de eerste plaats is er proza. Bij proza speelt de manier waarop de tekst op de bladzijde staat, geen belangrijke rol. De regels vullen de totale breedte van de pagina. De minzame moordenaar en Het laatste offer zijn proza. Prozateksten kunnen in lengte verschillen. Een prozatekst van honderd pagina’s of meer noem je een roman. Een proza tekst van tachtig tot honderd pagina’s heet een novelle. Een prozatekst die korter is dan een novelle, is een (kort) verhaal. 2 Behalve prozateksten zijn er gedichten. Een gedicht is te herkennen doordat de tekst op een bijzondere manier op de bladzijde staat. Een gedicht bestaat uit versregels die meestal niet over de gehele breedte van de bladzijde lopen. Een gedicht herken je aan het wit van de bladzijde om de regels. Groepjes bij elkaar horende regels heten strofen. Strofen worden door witregels van elkaar gescheiden. “Voor zijn verjaardag” van Tjitske Jansen (1971) is een gedicht. Het gedicht heeft elf versregels, verdeeld over zes strofen. Tussen de strofen zijn witregels.
Tekst 3
Voor zijn verjaardag Ik weet de kleur waar hij het liefst op loopt Ik weet de kleur die hij bij voorkeur draagt Maar lopen is niet hetzelfde als slapen en dragen niet hetzelfde als wakker worden. 5
Ik heb hem dus gevraagd: in welke kleur wil jij het liefste slapen, in welke kleur wil jij het liefste wakker worden In de kleur van jouw ogen zei hij, in de kleur van jouw huid. Ik heb er niet naar gezocht. Ik wist ook zonder zoeken wel
10
dat er geen winkel bestaat die dekbedovertrekken verkoopt in die kleuren. Er zit niets anders op. Ik moet voor altijd bij hem slapen. Uit: Tjitske Jansen, Het moest maar eens gaan sneeuwen.
12
Literaire theorie
3 Ten slotte is er toneel. Toneelteksten zijn bedoeld om door acteurs voor een publiek gespeeld te worden. De tekst van een toneelstuk is het uitgangspunt van een toneelvoorstelling.
mag een schrijver de werkelijkheid verdraaien en personages, emoties, en gebeurtenissen verzinnen die een bepaald effect bij jou als lezer op kunnen roepen. Een fictionele tekst hoeft voor de lezer geen waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid te zijn. Veel literaire teksten zijn fictie: als lezer stel je er geen waarheidseis aan. Je vraagt je niet af of Birgit in Het laatste offer echt bestaat. Dat is voor het effect of de betekenis niet belangrijk.
2.4 Fictie en non-fictie Als je zakelijke teksten leest, verwacht jij dat de informatie betrouwbaar is. Als jij erop vertrouwt dat de informatie van de tekst overeenkomt met de werkelijkheid en dus betrouwbaar is, dan reken je zo’n tekst tot de non-fictie. Behalve non-fictie is er fictie. Schrijvers van fictionele teksten kunnen de werkelijkheid als uitgangspunt nemen, maar ze mogen er van afwijken. In fictie
Samenvatting Als je een verhaal of gedicht leest, heeft die tekst een bepaald effect op jou als lezer. Dat effect heeft te maken met jouw verwachtingen als lezer, de open plekken en mogelijke meerduidigheid van de tekst.
3 Tekst, lezer en betekenis Je kunt als lezer ook een stap verder gaan en je afvragen wat de tekst volgens jou betekent. Je probeert dan vast te stellen wat de betekenis of thematiek van het verhaal of gedicht is. Veel lezers doen dat spontaan. Bij zo’n spontane betekenis geving heb je aandacht voor bepaalde aspecten van een tekst, andere merk je niet direct op. Je bent gericht op wat jou aanspreekt of opvalt. Als lezer verleen je een betekenis aan alles wat jou opvalt of aanspreekt. Je probeert de tekst als een voor jou samenhangend en betekenisvol geheel te zien. In De minzame moordenaar ben je als lezer vooral geneigd de ik-figuur als moordenaar te zien en je te richten op de moordzaak: de messen in het
Cursus 1 Literatuur en lezer
slachtoffer, de krakende trap, de sensatie bij de journalisten over een seriemoordenaar. Daardoor ‘vergeet’ je misschien de herinnering van de ik-figuur aan een begrafenis. In die herinnering duikt echter wel de naam Sanne op. Als je van plan bent het boek te gaan lezen, dan wordt duidelijk dat Sanne alles te maken heeft met het woord ‘minzame’ van de titel. Je kunt ook verdergaan dan een spontane betekenis geving door bewust na te gaan hoe de tekst is geschreven en of je nog andere, eerst niet vermoede samenhangen kunt ontdekken. Een dergelijke meer bewuste manier van lezen die aan een meer bewuste betekenisgeving vooraf gaat, noem je analyseren.
13