LIGHT FOR THE WORLD Gelijke rechten - gelijke kansen: onderwijs en handicaps Onderwijsmateriaal over ‘Wereldwijd onderwijs en het hebben van een handicap’
Inhoudsopgave
1. Leer Barrières in je Hoofd te overwinnen........................................................................................................................ 3
2. Inclusief Onderwijs voor Iedereen - Feiten en Cijfers.................................................................................................. 6
3. Ervaar Uitsluiting - Creëer Inclusie...................................................................................................................................12
Gelijke rechten - gelijke kansen: Onderwijs voor Iedereen Drie methodologische suggesties voor het onderwijs.
1. Leer Barrières in je Hoofd te overwinnen Een oefening over ruimte Doel(en): Leerlingen oefenen - door elkaar op verschillende manieren te begroeten - op een attente manier met anderen om te gaan, waardoor ze mentale barrières en wederzijdse terughoudendheid leren overwinnen. Doelgroep(en): Leerlingen, jongeren van 14 jaar en ouder. Duur:
Ongeveer 50 minuten (1 lesuur).
Materialen: Een voldoende aantal van de functiekaarten voor het aantal leerlingen/deelnemers, eventueel oordopjes (voor “dove” mensen) en blinddoeken (voor “blinde” mensen). Werkwijze:
Een ongewone begroeting (5-10 minuten): Het aantal functiekaarten komt overeen met het aantal deelnemers; iedereen krijgt één kaart. De kaarten mogen niet door de anderen gezien worden. Het volgende verhaal wordt verteld: “Vandaag doe je mee aan een heel belangrijke conferentie met deelnemers uit de hele wereld. Het is 2 uur ’s middags. De conferentie gaat bijna beginnen. Iedereen wacht in de conferentiezaal en niemand kent elkaar. De voorzitter, die jullie heeft uitgenodigd om te komen, opent de conferentie met de volgende woorden: ‘Willen jullie alsjeblieft elkaar vriendelijk welkom heten voordat we van start gaan met de conferentie?’.” Dan lopen alle deelnemers door de ruimte en verwelkomen ze elkaar aan de hand van de instructies die ze ieder individueel hebben gekregen op hun kaartje (ze mogen alleen doen wat er op de kaart staat, niet meer en niet minder). Nadat iedereen elkaar heeft begroet gaan de deelnemers in een kring zitten. Evaluatie met een bal (10-15 minuten): Als iemand iets wil zeggen krijgt hij een bal toegeworpen (de bal is de microfoon) en mag zijn gevoelens/mening delen. Als leidraad kun je de volgende vragen gebruiken: • Hoe voelde je je door de verschillende soorten begroetingen? • Wat vond je leuk? • Wat vond je vervelend? • Hoe reageerde je op de verschillende begroetingen?
3
ATTENT ZIJN-OEFENING: Een andere begroeting (5-10 minuten): Opnieuw nemen de leerlingen de rol van conferentiedeelnemers aan en iedereen probeert de beste manier te vinden om anderen zo respectvol mogelijk te begroeten. De deelnemers kunnen zich op de andere persoon richten en vragen (verbaal of nonverbaal) hoe de andere persoon begroet zou willen worden. De deelnemers mogen ook vragen om hulp of hulp van anderen aanvaarden (bijvoorbeeld bij een begroeting tussen iemand die niet kan horen en iemand die niet kan zien mag er hulp gevraagd worden van een derde persoon). Alle deelnemers lopen rond en groeten elkaar op de best mogelijke manier. Nadat iedereen elkaar heeft begroet gaan de deelnemers weer in een kring zitten. Evaluatie met een bal (10-15 minuten): Als iemand iets wil zeggen krijgt hij een bal toegeworpen (de bal is de microfoon) en mag zijn gevoelens/mening delen. Als leidraad kun je de volgende vragen gebruiken: • Hoe voelde je je nu toen je door anderen begroet werd? • Wat was er anders? • Wat vond je fijner dan eerst? Waarom? • Hoe reageerde je op deze situatie? • Waarom is attent zijn richting anderen positief? • Hoe kunnen we mensen met een handicap op een attente en respectvolle manier benaderen? • Welke barrières had je in je hoofd die je moest overwinnen om mensen met een handicap attent en met respect te benaderen?
4
Kopieerblad: functiekaarten “ervaren van uitsluiting”
Je bent blind (doe een blinddoek om). Je begroet anderen met een hartelijke omhelzing.
Je bent doof (doe oordopjes in). Je begroet anderen met gebarentaal en door met je hand te zwaaien.
Je begroet anderen met een respectvolle buiging, waarbij je je handen voor je houdt en tegen elkaar aandrukt.
Je hebt een stijf been waardoor je anders loopt. Je begroet anderen met een klopje op de rug.
Je begroet anderen met vier kussen op de wangen, omdat dat de traditionele manier van begroeten is waar jij vandaan komt.
Je begroet anderen door te knielen, omdat je daarmee diep respect toont voor de ander.
5
2. Inclusief Onderwijs voor Iedereen - Feiten en Cijfers Doel(en):
De leerlingen/deelnemers houden een discussie over inclusief onderwijs in kleine groepjes. Ze analyseren de feiten en cijfers over inclusief onderwijs aan de hand van een quiz en vertellen in de grote groep wat de verschillende meningen waren in hun groepje.
Doelgroep(en): Leerlingen, jongeren en volwassenen vanaf 14 jaar. Duur:
Ongeveer 100 minuten (2 lesuren) - exclusief de tijd voor onderzoek op internet
Materialen: Kopieerbladen duct tape quiz + A4’tjes met A, B, C, D om hoeken aan te geven, achtergrondinformatie computer voor onderzoek op internet (optioneel) Werkwijze:
1. Vier-Hoeken-Opdracht (ongeveer 30 minuten):
Elk van de vier stellingen (zie kopieerblad op de volgende pagina) wordt in één van de
vier hoeken van het lokaal gehangen. De leerlingen/deelnemers gaan naar de vier
hoeken, lezen alle stellingen en gaan dan bij de stelling staan waar ze het ‘t meest mee
eens zijn. Soms is er een lege hoek, maar dat is geen probleem.
Discussie in kleine groepjes in de 4 hoeken:
Zodra alle leerlingen/deelnemers in een hoek staan bij de stelling die het beste past
bij hun mening mogen ze elkaar gaan vertellen waarom ze voor deze stelling kozen.
De discussies in elke groep hoeven maar een paar minuten te duren.
Daarna presenteren de verschillende groepjes aan de rest van de klas de
hoofdgedachten uit hun bespreking.
Na de Vier-Hoeken-Opdracht zou er een soort interactieve bespreking gehouden
kunnen worden over inclusief onderwijs.
6
Stelling B: “Overal op de wereld zouden kinderen met een handicap naar school moeten kunnen gaan.”
Stelling D: “Ik kan zelf niet echt iets doen om kinderen met een handicap te helpen om naar school te gaan. Politici zijn daar verantwoordelijk voor.”
Stelling A:
“Kinderen met een handicap hoeven niet naar school omdat ze dat door fysieke barrières (trappen, kleine deuropeningen, enz.) toch niet zouden kunnen.”
Stelling C:
“In ontwikkelingslanden is het niet zo belangrijk dat kinderen met een handicap naar school gaan omdat er teveel andere problemen zijn die eerst opgelost moeten worden (bijvoorbeeld armoede).”
Kopieerblad: Stellingen “Vier-Hoeken-Opdracht”
7
8
2. Korte interactieve bespreking over Inclusief Onderwijs voor iedereen (10-15 minuten): De docent bespreekt de betekenis en het belang van inclusief onderwijs.
Definitie van handicap (volgens de Conventie over de Rechten van
Personen met een Handicap van de Verenigde Naties ):
“Handicaps zijn deel van het leven.” Bijna iedereen heeft, in de loop van het leven,
tijdelijk of permanent met een handicap te maken. Het is een behoorlijk recent
fenomeen dat mensen meer door hun sociale omstandigheden dan door hun fysieke of
mentale kwaliteiten gezien worden als gehandicapt. Het is aan de samenleving om te
ondersteunen en barrières te overwinnen die “effectieve en gelijke deelname aan de
samenleving” in de weg staan. De barrières kunnen aanwezig zijn in de omgeving
(trappen kunnen vervangen worden door hellingbanen) of in de sociale omgeving
(discriminatie, vooroordelen).
Definitie van Inclusief Onderwijs
(volgens het internationale rapport van de Global Campaign for Education):
Alle kinderen krijgen vanaf het begin les in hetzelfde klaslokaal, ongeacht hun
vaardigheden en handicaps, met onderwijsmethodes, (les)materiaal en een
schoolomgeving die voorzien in de behoeften van alle meisjes en jongens, waardoor
er een inclusieve leeromgeving ontstaat waarin het kind centraal staat.
Waarom we Inlusief Onderwijs nodig hebben: • Iedereen heeft recht op onderwijs. • Onderwijs is onderdeel van de universele rechten van de mens en bevordert de toegang tot andere universele rechten zoals werk, gezondheid, gelijkheid en participatie. • Discriminatie van kinderen en volwassenen met een handicap heeft negatieve effecten op de samenleving en de ontwikkeling van een land
onderzoeken van
de International Labour Organization (ILO): drie tot zeven procent van het Bruto Nationaal Product (BNP) gaat verloren vanwege het uitsluiten van mensen met een handicap van de arbeidsmarkt. • … zoek samen met de leerlingen naar meer argumenten. Meer informatie over inclusief onderwijs is beschikbaar in het rapport van de Global Campaign for Education: www.campaignforeducation.org/en/resources
Leerlingen kunnen zich verdiepen in de feiten en cijfers over inclusief onderwijs
door de quiz te doen (alle feiten en cijfers komen uit het rapport van de Global
Campaign for Education).
9
3. Quiz over Onderwijs en Handicaps wereldwijd (ongeveer 10 minuten):
In elke hoek van het klaslokaal wordt een letter op de muur geplakt (A t/m D) en de leerlingen mogen na elke vraag naar de hoek lopen van het antwoord dat zij willen geven. Vraag 1: Eén op de hoeveel personen op de wereld leeft met een handicap? A: 1 op 13. — B: 1 op 7. — C: 1 op 100. — D: 1 op 1500. Vraag 2: Hoeveel kinderen (van 0 tot 14 jaar) leven er wereldwijd met een handicap? A: 130.000 — B: 13 miljoen — C: 93 miljoen — D: 1 miljard Vraag 3: Hoeveel kinderen met een handicap in basisschoolleeftijd gaan er wereldwijd niet naar school? A: 100.000 — B: 5 miljoen — C: 61 miljoen — D: 3 miljard Vraag 4: Waar vind je relatief het hoogste aantal kinderen met een handicap? A: in landen met een hoog inkomen — B: in de Verenigde Staten C: in de Europese Unie — D: in sub-Saharisch Afrika. Vraag 5: Welk percentage van de kinderen die niet naar school gaan in Burkina Faso, heeft een handicap? A: 15 % — B: 30 % — C: meer dan 50 % — D: 80 %.
Aanvullende informatie voor docenten:
Er leven wereldwijd één miljard mensen met een handicap. Meer dan 80 procent daarvan woont in een ontwikkelingsland. In geïndustrialiseerde landen leeft één op de zeven mensen met een handicap, vergeleken met ongeveer één op de vijf mensen in ontwikkelingslanden. Kinderen met een handicap hebben maar half zoveel toegang tot onderwijs dan kinderen zonder handicap. Ook hebben ze meer kans op schooluitval, meestal vanwege moeilijke omstandigheden en discriminatie. Hierdoor zijn er wereldwijd 61 miljoen kinderen met een handicap in de basisschoolleeftijd aan wie het recht op onderwijs ontzegd wordt.
Burkina Faso, West Afrika
Rihanata (10 jaar) uit Burkina Faso raakte verlamd door een ernstige ziekte.
10
4. Afsluitende discussie (ongeveer 10 minuten):
De volgende vragen kunnen gebruikt worden voor een gezamenlijke afsluitende discussie: Waarom leven er zoveel kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden en waarom wordt hen vaak het recht op goed onderwijs ontzegd? Achtergrondinformatie voor docenten: Het antwoord kan gevonden worden in de relatie tussen armoede en het hebben van een handicap (zie onderstaand figuur). Aan de ene kant is armoede de grootste oorzaak voor handicaps en aan de andere kant leidt het hebben van een handicap vaak tot armoede.
Fysieke en mentale barrières zijn vaak diep in armoede geworteld. Als zwangere
vrouwen bijvoorbeeld weinig of slecht eten tijdens hun zwangerschap kan dat leiden
tot handicaps bij de baby. Een beperkte toegang tot onderwijs (door fysieke
barrières in het dagelijks leven en door vooroordelen over mensen met een handicap)
resulteert vaak in moeilijkheden bij het vinden van een baan. Dit verhoogt de
armoede, waardoor mensen met een handicap vaak in een vicieuze cirkel van armoede
en handicaps terecht komen.
Meer informatie is te vinden op de End Exclusion website: www.endexclusion.nl
Vicieuze cirkel van armoede en handicaps
ARMOEDE • ziektes • ondervoeding • ongelukken, conflicten, natuurrampen • discriminatie, onderdrukking
gebrek aan toegang tot • water en voeding • medische zorg • onderwijs • werk
HANDICAPS
11
3. Ervaar Uitsluiting - Creëer Inclusie Beelden theater Doel(en): Door met elkaar een standbeeld te vormen, kunnen deelnemers aan den lijve ervaren hoe uitsluiting en onderdrukking voelen. Vanuit deze negatieve situatie, gaan ze op zoek naar positieve oplossingen/perspectieven en presenteren ze deze met een nieuw standbeeld. Dit spel laat de positieve kant van diversiteit en het ‘anders-zijn’ zien (iedereen is uniek). Doelgroep(en): leerlingen, jongeren en volwassenen vanaf 14 jaar Duur:
ongeveer 50 minuten (1 lesuur)
Materialen: een bel of een ander object waarmee een geluid kan worden gemaakt. Eventueel kaarten met verschillende termen die met uitsluiting te maken hebben. Werkwijze:
Breek het ijs (ongeveer 10 minuten): 1. De deelnemers lopen rond zonder met elkaar te praten en proberen zich bewust te worden van alle unieke eigenschappen van iedereen en het feit dat er geen twee mensen hetzelfde zijn. De deelnemers mogen hun eigen snelheid bepalen; ze mogen elkaar van dichtbij of juist van een afstandje observeren. Belangrijk is dat iedereen wel blijft rondlopen. 2. De deelnemers blijven zonder praten rondlopen en bootsen verschillende gevoelens en emoties na die de docent noemt. Ze lopen rond, en de docent noemt een emotie of gemoedstoestand (hieronder worden een paar suggesties gegeven) en de deelnemers bevriezen in die emotie voor een ogenblik. Dit doen ze totdat er een signaal klinkt (een bel of een ander geluid) dat het startsein geeft om weer te gaan lopen. Dan komt de volgende emotie, bevriezen ze, klinkt de bel, etc.
Emoties: • Ik voel me geweldig • Ik ben blij • Ik ben boos • Ik voel me beledigd • Ik ben verdrietig • Alles is zo saai! • Ik heb haast • Ik voel me eenzaam • Ik ben bang • Aan het einde: Ik ben dolblij omdat ik iets heb gedaan waarvan ik niet dacht dat ik het kon.
Positie beelden (ongeveer 20 minuten): 3. In kleine groepjes (4 – 6 personen per groep) gaan de deelnemers ergens in het lokaal staan. Elke groep krijgt een term (bijvoorbeeld: barrière, eenzaam, anders, discriminatie, handicap, …) en probeert daarover een standbeeld te vormen met 12
behulp van non-verbale communicatie. Een persoon uit de groep kan de beeldhouwer zijn en het beeld vormen; of de groep vormt samen een beeld (zonder te praten). Ze onthouden het standbeeld zodat ze het later opnieuw kunnen laten zien. Opmerking: Als een groep het te moeilijk vindt om zonder te praten een beeld te vormen, kun je ze toestemming geven om wel te praten.
Presentatie en evaluatie (ongeveer 20 minuten): 4. De groepjes presenteren om de beurt hun standbeeld. De andere deelnemers vormen het publiek en mogen raden welke term er wordt uitgebeeld. Daarna mogen ze het standbeeld aanpassen om er een positieve situatie van te maken. 5. Evaluatie/reflectie: • Hoe voelde het om een standbeeld te zijn dat onderdrukking en uitsluiting uitbeeldde? • Hoe voelbaar vond je de uitsluiting in de verschillende standbeelden? • Voelde het anders nadat je het standbeeld had veranderd in een positieve situatie? • In welke situaties zie je dat mensen met een handicap in het dagelijks leven uitsluiting meemaken? • Hoe kun je door kleine daden een verschil maken in het dagelijks leven? Geef wat voorbeelden van dingen die je voor anderen hebt gedaan of kleine dingen die anderen voor jou deden die een verschil maakten.
Links: www.lightfortheworld.nl www.endexclusion.nl www.globalcampaignforeducation.nl
13
Information Redactie: LIGHT FOR THE WORLD Niederhofstraße 26, 1120 Vienna, Austria Tel.: 01 / 810 13 00 E-Mail:
[email protected] Foto’s: LIGHT FOR THE WORLD, Ulrich Eigner Auteurs: Birgit Henökl-Mbwisi, Katrin Oberrauner, Gudrun Ragossnig Design: Nau*Design, Barbara Weingartshofer Je kunt deze en andere materialen ontvangen door contact op te nemen met: Vendelier 13, 3905 PB Veenendaal
[email protected] www.lightfortheworld.nl
www.endexclusion.eu
This document has been produced with the financial assistance of the European Union. The contents of this document are the sole responsibility of Light for the World and can under no circumstances be regarded as reflecting the position of the European Union. 14