LIEFDE VERDRAAGT GEEN HAAT
Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 10 mei 2015 (zesde zondag van Pasen) Profetenlezing: Jesaja 45:15-19 Evangelielezing: Johannes 15:9-17
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Misschien hebt u ook gekeken dinsdag naar het defilee. Om nog eenmaal de bevrijders van toen kunnen begroeten en toejuichen. Om nog eens de vreugde van toen, de euforische stemming te kunnen proeven. Want het is inmiddels zeventig jaar geleden. En toen ik om me heen keek en de mensen zag staan, realiseerde ik me dat de meesten de bevrijding niet zelf hadden meegemaakt, maar net zoals ik enkel van horen zeggen hebben. De gebeurtenissen, die we vierden, hadden zich voor onze geboorte afgespeeld. En toen ik de veteranen zag lopen en naar ons zwaaien, realiseerde ik me met vele anderen; dit zal voor het laatst zijn dat we ze zullen zien. De nog levende getuigen. Zij, die er bij waren geweest en voor even, voor drie hooguit vier jaar deel hebben uitgemaakt van het brandpunt van de geschiedenis, van het kristallisatiepunt, het concentratiepunt van onze geschiedenis. Met deze veteranen werd dit brandpunt, de bevrijding, voor een laatste keer nog eens in het heden getrokken. Want over tien, twintig, dertig jaar is het voorgoed verleden tijd. Maar om te voorkomen dat we dan zouden vergeten, hoe dankbaar we hen mogen zijn, hoeveel we aan hen te danken hebben, hebben schrijvers, historici, journalisten, fotografen, programmamakers en noem maar op die tijd vastgelegd en gedocumenteerd. Want zo citeerde het programmaboekje de toenmalige Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker “Proberen te vergeten verlengt slechts de ballingschap; het geheim van de verlossing ligt in de herinnering.” 1 ‘Deze vaak aangehaalde joodse wijsheid wil immers zeggen dat het geloof in God een geloof is in Zijn werken in de geschiedenis. De herinnering is de ervaring van het werken Gods in de geschiedenis. Zij is de bron van het geloof in de verlossing. Deze ervaring schept hoop, schept geloof in verlossing, in hereniging van dat wat gescheiden is, in verzoening. Wie de herinnering vergeet, verliest het geloof. Indien wij van onze kant zouden willen vergeten wat er is gebeurd in plaats van het ons te herinneren zou dit niet alleen onmenselijk zijn, maar wij zouden daardoor ook het geloof kwetsen van de joodse overlevenden en de aanzet tot verzoening teniet doen. Voor ons komt het er op aan dat wij in ons eigen hart 1
www.leeuwarden.nl/sites/leeuwarden.nl/files/images/programmaboekje_4_mei_-_def.pdf In mei 1985 haalde de toenmalige Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker dit Joodse spreekwoord aan. Hij deed dit tijdens zijn nog steeds lezenswaardige toespraak ter gelegenheid van veertig jaar bevrijding van de nationaalsocialistische tirannie. In zijn rede legde hij een nadrukkelijk verband met de actualiteit, omdat hij de herinnering thematiseerde als gids voor toekomstig handelen.
de herinnering meedragen als een waarschuwend teken voor ons denken en voelen.2 Om dezelfde reden is dit evangelie geschreven als laatste van de vier. Zeventig jaar na de gebeurtenissen in Jeruzalem en Galilea.3 En we mogen hen er dankbaar voor zijn, dat ze dat gedaan hebben, want waar zouden we zijn, als we hun getuigenis niet hadden? Wat zouden we over Jezus hebben geweten, als zij ons niet over hem hadden verteld? Wat zouden wij over de dat concentratiepunt van toen, dat brandpunt, kristallisatiepunt van toen nu nog hebben geweten: de kruising, de graflegging, de opwekking, als de evangelisten ons daarvan niet van hadden bericht? Dan hadden we alleen de brieven van Paulus gehad; maar daarin is weinig concrete informatie over het leven van Jezus terug te vinden. Maar dankzij de evangeliën weten we, dat Jezus geen mythe is, maar echt heeft geleefd: dezelfde lucht heeft ingeademd als wij, dezelfde geuren heeft geroken als wij, dezelfde hemel heeft gezien als wij. Kortom, heel ons menselijk leven heeft gedeeld.4 Maar wat wij nu belangrijk vinden, dat was voor de evangelieschrijvers evident. Dat Jezus een historisch mens was geweest, dat was
2
Gedenkveranstaltung im Plenarsaal des Deutschen Bundestages zum 40. Jahrestag des Endes des Zweiten Weltkrieges in Europa (Speech on the 40th anniversary of the end of the Second World War in Europe on 8 May 1945) Op 8 mei 1985 werd op uitnodiging van de voorzitter van de Duitse Bondsdag en van de voorzitter van de Bondsraad een herdenkingsbijeenkomst gehouden in de zaal voor de plenaire vergaderingen van de Duitse Bondsdag. Veertig jaar daarvoor was een eind gekomen aan de oorlog in Europa en aan de nationaalsocialistische tirannie. De president van de Duitse Bondsrepubliek, Richard von Weizsäcker, hield tijdens deze herdenkingsbijeenkomst deze rede. 3 Grundinformation Neues Testament, K.-W.Niebuhr, pg. 155 Es kann als sicher gelten, daß das vierte Evangelium nach der Zerstörung Jerusalems geschrieben wurde. (Joh 11,48 spielt auf dieses Ereignis an und setzt es voraus.) Deutlich ist auch, daß es bereits zu harten Hinweise Auseinandersetzungen mit jüdischen Synagogen, vielleicht auch in Form offizieller Ausschlüsse, gekommen war (9,22; 12,42). Früheste schriftliche Zeugnisse finden wir auf einem ägyptischen Papyrusstück (P52), das Joh 18,31-33.37 überliefert. Es stammt wahrscheinlich aus der Zeit zwischen 125 und 150 n.Chr. Nimmt man an, daß es später als der erste Johannesbrief (bezeugt durch Polykarp kaum nach 110 n.Chr.) geschrieben wurde, so liegt eine spätere Datierung nahe – um 100 bis 110 n.Chr. Ist man der Meinung, daß der erste Johannesbrief später als das Johannesevangelium entstand, ist mit einem früheren Zeitpunkt zu rechnen – ca. 90-100 n.Chr. Dies halte ich für wahrscheinlich. In verschiedenen größeren Städten der antiken Welt außerhalb Palestinas hatten sich bedeutende christliche Gemeinden herausgebildet. Das Johannesevangelium kann überall in diesen Zentren der frühen Kirche entstanden sein . 4 Tegen Edward van der Kaaij: De ongemakkelijke waarheid van het christendom., 'De echte Jezus onthuld'. Trouw 3 febr. 2015 Interview met Predikant Edward van der Kaaij door Rianne Oosterom en Gerrit-Jan KleinJan: ‘Jezus heeft nooit bestaan' Predikant Edward van der Kaaij denkt dat Jezus nooit heeft bestaan. Die opvatting leidt tot ophef in de Protestantse Kerk. 'Je doet toch ook niet alsof Roodkapje een historisch verhaal is.'"De historische Jezus heeft nooit bestaan", zegt Van der Kaaij. "Alle elementen uit het verhaal van Jezus vinden hun oorsprong in het oude Egypte. Daar komt de oermythe vandaan van een God die mens wordt, van sterven en opstaan, van geboren worden op 25 december uit een maagd." Edward van der Kaaij (62), predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, schreef zijn inzicht op in een boek. 'De ongemakkelijke waarheid van het christendom', heet het. Ondertitel: 'De echte Jezus onthuld'.
zonneklaar. Sommigen hadden hem nog bij leven meegemaakt. Maar dat in Hem God, de God van Israël, de God van Abraham, Izaäk, en Jacob zich ten volle had laten zien, dat in deze historische mens God zelf aan het licht gekomen was, dat was van het begin af aan omstreden en aangevochten. Dat was van het begin af aan de oorzaak van het conflict, waardoor synagoge en kerk steeds meer uit elkaar groeiden. Dat was de reden waardoor christenen -zowel joodse als heiden – in conflict kwamen met de romeinse overheid.5 5
Brieven van en aan Plinius de Jongere, boek X.brief 96 (soms afwijkend genummerd)] Plinius aan keizer Trajanus Plinius de Jongere, advocaat en politicus, bevriend met keizer Trajanus, wordt in 112 na Chr. door Trajanus aangesteld als stadhouder van Bythinia (noordwest-Anatolië). In een brief aan Trajanus beschrijft Plinius hoe hij omgaat met gevallen waarin christenen – kennelijk aanhangers van een niet-Romeinse en dus dubieuze godsdienst – worden aangeklaagd, en hij vraagt Trajanus, of hij die zaken juist aanpakt. Trajanus beantwoordt de brief. Het is mijn gewoonte, Heer, om alle zaken waarover ik twijfel aan U voor te leggen. Wie immers is beter in staat om mijn aarzeling en mijn onwetendheid te verhelpen? Ik ben nooit aanwezig geweest bij een feitenonderzoek betreffende christenen, en weet daarom niet, wat en tot hoe ver er gestraft, of onderzocht, behoort te worden. Ik heb zeer getwijfeld of er rekening gehouden moet worden met de leeftijd van de aangeklaagde; en of er verschil gemaakt moet worden tussen tengere en robuustere personen; en of het feit dat iemand gestopt is met christen te zijn in zijn voordeel zou moeten gelden? En, of reeds de naam ‘christen’, zonder bijkomende schanddaden, gestraft zou moeten worden, of alleen de schanddaden die verbonden zijn met die naam? Tot nu toe heb ik, als christenen aan mij werden voorgeleid, de volgende lijn aangehouden. Ik vroeg hen, of ze christen zijn. Zeiden ze “Ja”, dan herhaalde ik de vraag een tweede en nog een derde keer, waarbij ik hen telkens waarschuwde welke straf er voor hen dreigt. Hielden ze voet bij stuk dan gaf ik bevel om hen weg te voeren. Want ik twijfelde niet, dat, wat ook precies hun opvattingen inhouden, in ieder geval hun vasthoudendheid en onbuigzame obstinaatheid bestraft behoort te worden. Sommigen, die eveneens deze waanzin aanhingen, heb ik ter beoordeling naar Rome laten zenden, omdat zij Romeins staatsburger waren. Toen bekend werd dat deze misdaad door mij actief bestreden wordt, nam het aantal aangiften sterk toe – zoals dat nu eenmaal gaat. Er werd mij een anoniem pamflet voorgelegd waarin allerlei personen ervan werden beschuldigd christen te zijn. Hen die ontkenden christen te zijn of dit ooit te zijn geweest, en de Romeinse goden aanriepen met de woorden die ik hen voorzei, en reukoffers en wijn offerden voor Uw afbeelding en voor de godsbeelden die ik voor deze gelegenheid had meegebracht, en bovendien Christus lasterden – iets waarvan gezegd wordt dat ware christenen er nimmer onder dwang toe te bewegen zijn – heb ik vrijgesproken en heengezonden. Anderen die door aangevers waren genoemd zeiden eerst dat ze inderdaad christen waren, maar ontkenden het snel daarna. Weer anderen zeiden dat ze christen geweest waren, maar daarmee gestopt waren, de één al drie jaar geleden, de ander ‘al jaren geleden’, en sommigen zelfs ‘al twintig jaar geleden’. Ook zij allen hebben Uw afbeelding en de godsbeelden vereerd, en Christus gelasterd. Zij verklaarden daarbij echter dat hun schuld, dan wel vergissing, erin had bestaan dat ze de gewoonte hadden om op een afgesproken dag voor zonsopgang bij elkaar te komen; een gebed op te dragen aan Christus als ware hij een god; niet elkaar plechtig te beloven één of ander misdrijf te gaan plegen, maar juist elkaar te beloven geen diefstal, banditisme in opdracht, of overspel te plegen, geen woordbreuk te plegen, en niet te weigeren om goederen die aan hen in bewaring waren gegeven terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Dat alles gedaan zijnde gingen ze dan uiteen, en kwamen op later tijdstip weer bij elkaar om te eten, gezamenlijk maar zonder daarbij snode plannen te beramen; daarmee waren ze echter gestopt na mijn edict, dat, overeenkomstig Uw opdracht, godsdienstige broederschappen verbiedt. Daarna besloot ik dat het nu des te dringender was om twee dienstmeisjes, van wie gezegd werd dat ze [mis]dienaressen waren, te martelen om zo de waarheid te weten te komen. Ik kon echter niets anders van hen gewaar worden dan krom en vreemd godsdienstig geleuter. Daarom heb ik toen mijn onderzoekingen voorlopig opgeschort om de hele kwestie nu eerst aan U voor te leggen. Het lijkt me namelijk een zaak die belangrijk genoeg is voor Uwe aandacht, gezien het grote aantal mensen dat gevaar loopt. Velen immers, van alle leeftijden, van alle rangen en standen en van beide seksen, worden reeds in opspraak en daarmee in gevaar gebracht, of zullen dat nog worden. En deze verderfelijke besmetting
En het is over die goddelijke identiteit van Jezus, waar in het Johannesevangelie steeds ruzie ontstaat. Als een man, die door Jezus gezond is gemaakt, dat aan anderen bekend maakt, dan, zo staat er, beginnen de Joden Jezus te vervolgen, omdat Hij zulke dingen deed op sabbat. En als Jezus hen dan antwoordt: `Mijn Vader werkt ononderbroken, en zo werk ook Ik.' raakt de vlam helemaal in de pan. Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde.6 De ruzie, de onenigheid over het genezen van iemand op sabbat leidt, zo vertelt Johannes, tot haat. Afgrondige , diepgrondige haat tegen Jezus, tegen zijn volgelingen. En ik moet u eerlijk bekennen: als ik dat soort haat tegenkom of er over lees, dan schrik ik. Want die haat lijkt tot alles in staat. We hebben het gezien bij de aanslag op het Franse tijdschrift: Charlie Hebdo, we hebben het gezien bij de mislukte aanslag afgelopen week op Geert Wilders, we zien het terug in de afschuwelijke videobeelden, die door IS de wereld zijn ingezonden. En we weten waar het in de dertiger jaren van de vorige eeuw toe heeft geleid. Waar haat zich verbindt met godsdienst of mythologie, waar haat zich verbindt met politiek, waar haat zich verbindt met afgunst, zoals toen, wordt ze tot een explosieve cocktail. Zoals von Weizsäcker in de Duitse bondsdag zei: ‘Aan het begin van tirannie stond de grenzeloze haat van Hitler tegen onze joodse medemensen. Hitler heeft die haat nooit voor de buitenwereld verzwegen. Hij heeft het hele volk tot werktuig van deze haat gemaakt.’ 7 Maar, zeg ik er bij, niet nadat hij alle heeft zich niet alleen verspreid in de steden, maar ook in dorpen en op boerenbedrijven. Toch denk ik, dat we de zaak nog kunnen keren en corrigeren. Duidelijk is in ieder geval, dat de tempels, die al bijna niet meer bezocht werden, nu opnieuw drommen mensen trekken, dat de godsdienstige plechtigheden na lange onderbreking opnieuw plaatsvinden, en dat offerdieren, waar tot voor kort bijna geen vraag naar was, nu weer overal te koop worden aangeboden. Het lijkt dus duidelijk, dat een grote massa mensen van het slechte pad gered zou kunnen worden, als wij hen maar de ruimte zouden geven om hun misstap te berouwen. [brief 97] Trajanus aan Plinius Je hebt gehandeld zoals het hoort, beste Secundus, bij het onderzoeken van de zaken waarin christenen voor je gebracht werden. Er kan immers geen algemeen toepasbaar, vast procedé gegeven worden. Je hoeft niet actief te zoeken naar christenen; als ze worden aangegeven en hun schuld wordt bewezen moeten ze gestraft worden, maar als iemand ontkent christen te zijn en dat bewijst, door een gebed tot onze goden te richten, dan moet zijn berouw ook leiden tot vergiffenis, ongeacht hoe verdacht zijn verleden is. Anonieme pamfletten mogen in strafzaken geen rol spelen. Want ze getuigen van een verwerpelijke instelling, en zijn niet van deze tijd. 6 Joh. 5:16-18 7 Gedenkveranstaltung im Plenarsaal des Deutschen Bundestages zum 40. Jahrestag des Endes des Zweiten Weltkrieges in Europa (Speech on the 40th anniversary of the end of the Second World War in Europe on 8 May 1945)
oppositie, parlementair en buitenparlementair, had vernietigd, nadat hij alle democratische krachten had geëlimineerd, nadat hij alle kerkelijke verzet in bloed had gesmoord.8 Daarna had de dictator vrij spel en kon hij ongehinderd ‘vooroordelen, vijandschap en haat aanwakkeren.’ 9 Maar tegen de aanbidding van de God van de haat stelt het Johannes-evangelie eenduidig de aanbidding van de God van de liefde. Of om het anders te zeggen; in God woont geen haat, maar enkel liefde. En het enige wat Jezus zijn leerlingen in dit evangelie zijn leerlingen oplegt is dit: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben. Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.’10 En de enige reden om elkaar lief te hebben, is niet omdat we elkaar aardig vinden, of sympathiek – dat is leuk meegenomen - , maar is, omdat Jezus ons als eerste lief heeft gehad. Zoals op zijn beurt Zijn Vader hem heeft liefgehad. 11 Dat is de basis overtuiging, dat is het kernpunt, waar het om draait. Het gaat niet om gevoelens, het gaat niet om elkaar een beetje lief zijn en aardig vinden, het gaat om verzet tegen de haat, het gaat om weerstand
8
Golo Mann Deutsche Geschichte des 19. und 20 Jahrhunderts, Frankfurt 2004, pg. 839: Die Vernichtung, erst der radikalen Linken, dann der Linken überhaupt, dann aller politischen Parteien, war im Voraus geplant oder mindestens gewollt; die Gelegenheit kam dem Willen zu Hilfe. Der permanente Ausnahmezustand war geplant. Daß er die Parteien vernichten wollte, hatte er vor dem Januar 1933 oft genug gesagt; Hier gab es das russische, das italienische Vorbild; auch daß er den nächsten Krieg selber fuhren wurde, nicht die Generale. All das lag langst in seinem Ehrgeiz, in seinem Plan. Nie in der uns bekannten Geschichte hat ein historisches Individuum so genau das getan, was es sich zum Ziel gesetzt hatte; eine Erfahrung, die das Selbstvertrauen des Menschen zum Verrückten und Gotteslästerlichen steigern mußte. Zweifellos erwartete er im allgemeinen mehr Widerstand, als er fand. Fragt sich, wie der Weg zur persönlichen Allmacht so glatt und so kurz sein konnte; viel platter als der Weg Lenins und Stalins; viel kurzer als der Weg Mussolinis. (…) pg. 841-842: H. konnte so seinen Bürgerkrieg nicht bloß mit Hilfe des Staates führen, er konnte ihn auch völlig einseitig führen. Der Krieg begann mit der bedingungslosen Übergabe der Gegner, die nicht begriffen, was ihnen geschah. Der Brand sollte das „Fanal“ zum Kampf sein, aber die Nazis hatten es selber tun müssen, weil die Gegner nichts taten. Darum hat die Diktatur von den Anfang bis 1939 nur wenige Tausend Menschenleben gekostet, Hinrichtungen, Morde, Selbstmord, im offenen Kampf fiel keiner. Wenn das, verglichen mit einem echten ehrlichen Bürgerkrieg, seine Vorzüge hatte, so lag auch wieder etwas ungewöhnlich Widerliches in diesem schwelgenden, unbarmherzig ausgenutzten, aber kampflosen Siege Teiles der Nation über den anderen. Dieselbe Methode der Überrumpelung, die zu kampflosen Siegen führte, gebrauchte H. weiterhin. Erst in Deutschland und dann in Europa. Auch das Blutbad vom 30. Juni war Kampf, nur eine Schlachterei. (….) H. spaßte nicht, wo es um die Macht ging. Darin beruhte seine Überlegenheit. Er war jederzeit im Krieg, und im Krieg galt jeder Vorteil, während seine Gegner glaubten, im Frieden unter Gesetzen zu leben. Man sehe nur, wie leicht zum Beispiel General von Schleicher sich fangen und töten ließ und nicht einmal an Warnungen glaubte, die man ihm hatte zugehen lassen. H. wußte das sehr gut, höhnte darüber, forderte die Welt auf, es ihm doch nachzumachen: Die Welt tat das sehr lange nicht, und so lange schritt H. von Triumph zu Triumph. Als sie sich endlich entschloß, es ihm gleichzutun, ihm mit dem gleichen Ernst zu begegnen wie er ihr, war er verloren 9 von Weiszäcker, 1985 10 Joh. 13:34 11 Joh. 15: 9 Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad
tegen de aanbidding van het kwaad, het gaat ten diepste om een weerwoord tegen de filosofie van overheersing en uitroeiing. Daar is geen compromis mee mogelijk, daar is geen akkoord mee te sluiten. Dat wist de theoloog Karl Barth, die dat vlammend in de Barmer Thesen12 verwoorde. Dat wist ook Sir Winston Churchill, toen hij het 12
De Theologische verklaring van Barmen (Duits: Barmer Theologische Erklärung), ook wel Belijdenis van Barmen (Barmer Bekenntnis) of - in theologisch en kerkhistorisch discours - Barmer Thesen genoemd, zijn zes stellingen die tezamen het theologisch fundament vormden van de Bekennende Kirche (Belijdende kerk) in Duitsland tussen 1934 en 1945. Deze theologische verklaring is na de Tweede Wereldoorlog door verschillende protestantse kerken in Noordwest-Europa als kerkelijk belijdenisgeschrift erkend. De Theologische verklaring van Barmen is een van de elf belijdenisgeschriften die als grondslag dienen van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De eerste These, waarop de vijf volgende berusten, formuleert het verzet van de Bekennende Kirche tegen elke theologie die andere 'openbaringen' erkent naast Jezus Christus. Deze these was in het bijzonder gericht tegen de Deutsche Christen,een antisemitische en fascistische stroming in het Duitse protestantisme die ernaarstreefde om de nationaalsocialistische ideologie te verzoenen met het protestantse christendom en deze ideologie op te dringen aan de kerk. 1 Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door mij (Joh. 14:6). Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi binnengaat, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover. Ik ben de deur; als iemand door mij binnenkomt, zal hij gered worden (Joh. 10:1,9). Jezus Christus, zoals Hij ons in de Heilige Schrift betuigd wordt, is het ene Woord van God, dat wij te horen, in leven en in sterven te vertrouwen en te gehoorzamen hebben. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk als bron van haar verkondiging behalve en naast dit ene Woord van God ook nog andere gebeurtenissen en machten, gestalten en waarheden als Gods openbaring kunnen en moeten erkennen. In de tweede These wordt expliciet stelling genomen tegen de opvatting dat er levensgebieden zijn waar niet het christelijke gebod geldt, maar een ander gebod 2 Jezus Christus is voor ons door God gemaakt tot wijsheid, gerechtigheid, heiliging en verlossing (1 Kor. 1:30). Zoals Jezus Christus de toezegging door God is van de vergeving van al onze zonden, zo is Hij ook even volstrekt Gods krachtige aanspraak op ons hele leven; door Hem ontvangen wij blijde bevrijding uit de goddeloze bindingen van deze wereld tot een vrije en dankbare dienst aan zijn schepselen. Wij verwerpen de valse leer, als zouden er gebieden in ons leven zijn waar wij niet Jezus Christus, maar andere heren zouden toebehoren; gebieden waar wij de rechtvaardiging en heiliging door Hem niet nodig hebben. In de derde These wordt een nieuw, fundamenteel beginsel van kerkrecht geformuleerd, nl. dat de kerk haar institutionele ordening niet mag overlaten aan grillen, wisselende levensovertuigingen en politieke opvattingen. Daarmee wordt expliciet de opvatting verlaten dat de staat het recht heeft om de ordening van de kerk te bepalen. 3 Maar laten we rechtschapen zijn in de liefde en in alle opzichten toegroeien naar Hem, die het hoofd is, Christus, uit wie het gehele lichaam samengevoegd is (Ef. 4:15,16). De christelijke kerk is de gemeente van broeders waarin Jezus Christus in Woord en Sacrament door de Heilige Geest als aanwezige Heer handelt. Zij heeft zowel met haar geloof als met haar gehoorzaamheid, zowel met haar boodschap als met haar kerkorde, als kerk van begenadigde zondaars midden in de wereld van de zonde, te getuigen dat zij alleen eigendom van Hem is, en in verwachting van zijn komst alleen van zijn troost en zijn vermaning leeft en wenst te leven. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk de vorm van haar boodschap en van haar kerkorde mogen overlaten aan haar eigen goeddunken of aan de wisseling van de toevallig heersende wereldbeschouwelijke en politieke overtuigingen. In de vierde These komt een specifiek protestantse ambtsopvatting tot uitdrukking.Deze opvatting, nl. dat de verschillende kerkelijke ambten geen heerschappij over elkaar mogen uitoefenen, heeft bijgedragen tot een nieuwe kerkordelijke praktijk. 4 U weet, dat de wereldlijke heersers gezag uitoefenen en de machtigen geweld gebruiken. Zo moet het onder u niet zijn, maar als iemand van u groot wil wezen, laat die uw dienaar zijn (Matt. 20:25,26). De verschillende ambten in de kerk geven niet het recht aan sommigen om over anderen te heersen, maar om de aan de gehele gemeente toevertrouwde en opgedragen dienst te vervullen.
stokje overnam aan Neville Chamberlain.13 Anders dan Stalin liet hij zich in juni 1940 niet verleiden om het aanbod van de Führer te aanvaarden. Op een moment dat alleen het verenig Koninkrijk nog onbezet was, en de hegemonie van Hitler op het Europese continent een voldongen feit leek, wist hij de publieke opinie succesvol tegen een wapenstilstandsvoorstel te mobiliseren. “Upon this battle depends he survival of Christian civilization. If we can stand up to him, all Europe may be free and the life of the world may move forward into broad, sunlit uplands. But if we fail, then the whole world, including the United States, including all that we have known and cared for, will sink into the
Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk zich los van deze dienst, van bijzondere leiders met machtsbevoegdheden kunnen en mogen voorzien of laten voorzien. In de vijfde These worden totalitaire aanspraken verworpen niet alleen van de staat (de nationaalsocialistische gelijkschakeling), maar ook van de kerk. 5 Vreest God, eert de koning (1 Petr. 2:17). De Schrift zegt ons, dat de staat naar goddelijke beschikking de taak heeft, in de nog niet verloste wereld, waarin ook de kerk zich bevindt, voor zover menselijk inzicht en menselijk vermogen reiken, onder dreiging en met gebruikmaking van geweld, voor recht en vrede te zorgen. De kerk erkent, met dank en eerbied jegens God, de weldaad van zijn beschikking. Zij herinnert aan Gods rijk, Gods gebod en gerechtigheid en daarmee tevens aan de verantwoordelijkheid van regeerders en geregeerden. Zij vertrouwt en gehoorzaamt de kracht van het Woord waardoor God alle dingen draagt. Wij verwerpen de valse leer, als zou de staat, boven zijn bijzondere opdracht uit, de enige en totale ordening van het menselijk leven moeten en kunnen zijn en aldus ook aan de bestemming van de kerk voldoen. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk zich, boven haar bijzondere opdracht uit de verplichtingen en de waardigheid van de staat moeten en kunnen toe-eigenen en daarmee zelf tot een orgaan van de staat worden. In de zesde en laatste These wordt het doel van de kerk geformuleerd en wordt iedere poging verworpen om hiervan af te wijken om zo eigen doelen te verwezenlijken. 6 Zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld (Matt. 28:20). Het Woord van God is niet gebonden (2 Tim. 2:9). De opdracht van de kerk, waarin haar vrijheid is gegrond, bestaat daarin, dat zij in Christus’ plaats en dus in dienst van zijn eigen Woord en werk door prediking en sacrament de boodschap van Gods vrije genade aan alle mensen brengt. Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk in menselijke eigenwaan het Woord en werk van de Heer in dienst kunnen stellen van willekeurig welke eigenmachtig gekozen wensen, doeleinden en plannen. De Belijdende Synode van de Duitse Evangelische Kerk verklaart, dat zij in de erkenning van deze waarheden en verwerping van deze dwalingen de onontkoombare theologische grondslag van de Duitse Evangelische Kerk als bond van belijdende kerken ziet. Zij roept allen die zich bij haar Verklaring kunnen aansluiten op, om bij hun kerkpolitieke besluiten op deze theologische inzichten acht te slaan. Zij verzoekt allen, die het aangaat, tot de eenheid in geloof, liefde en hoop terug te keren. Verbum Dei manet in aeternum. 13 Boris Johnson De churchill factor: Hoe één man geschiedenis schreef: `2015 An element of British public and political sentiment favoured a negotiated peace with Germany, among them Halifax as Foreign Secretary, but Churchill refused to consider an armistice.Although at times personally pessimistic about Britain's chances for victory—Churchill told Hastings Ismay on 12 June 1940 that "[y]ou and I will be dead in three months' time"— his use of rhetoric hardened public opinion against a peaceful resolution and prepared the British for a long war. Coining the general term for the upcoming battle, Churchill stated in his "finest hour" speech to the House of Commons on 18 June, "I expect that the Battle of Britain is about to begin." By refusing an armistice with Germany, Churchill kept resistance alive in the British Empire and created the basis for the later Allied counterattacks of 1942–45, with Britain serving as a platform for the supply of the Soviet Union and the liberation of Western Europe. Boris Johnson De churchill factor: Hoe één man geschiedenis schreef
abyss of a new Dark Age made more sinister, and perhaps more protracted, by the lights of perverted science.” 14 Als deze woorden, deze speech, toen niet gesproken zou zijn, had ik hier waarschijnlijk niet gestaan, en had u hier waarschijnlijk niet gezeten. Dan waren wij satellietstaten gebleven van het rijk van de haat en hadden we misschien ook wel tot 1989 moeten wachten op onze bevrijding. Want wat op het spel stond, was niet alleen onze vrijheid, maar heel onze christelijke beschaving. Wat op het spel stond, was het licht, dat door het duister bedreigd werd. Wat op het spel stond, was de liefde, die door Jezus Christus in de wereld was gebracht.15 En daarom bindt Jezus ons in het Johannes-evangelie ons niet alleen de onderlinge liefde op het hart, maar waarschuwt hij ons ook voor de haat van de wereld. ‘Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze mij eerder haatte dan jullie. Als jullie bij de wereld zouden horen, zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf, maar jullie horen niet bij haar, want ik heb jullie uit de wereld weggeroepen. Daarom haat ze jullie. Maar wie mij haat, haat ook mijn Vader. 16 Maar het is alsof ook Jezus beseft, dat we op die momenten waarop het er op aan komt, niet zonder mensen kunnen, die ons vertellen wat er op het spel staat. En die ons voorgaan in moed en onverzettelijkheid.
14
This was their finest hour is the title commonly used for a speech delivered by Winston Churchill to the House of Commons of the Parliament of the United Kingdom on 18 June 1940. It was given just over a month after he took over as Prime Minister of the United Kingdom at the head of an all-party coalition government. “It was the third of three speeches which he gave during (roughly) the period of the Battle of France. What General Weygand called the Battle of France is over. I expect that the Battle of Britain is about to begin. Upon this battle depends the survival of Christian civilization. Upon it depends our own British life, and the long continuity of our institutions and our Empire. The whole fury and might of the enemy must very soon be turned on us. Hitler knows that he will have to break us in this Island or lose the war. If we can stand up to him, all Europe may be free and the life of the world may move forward into broad, sunlit uplands. But if we fail, then the whole world, including the United States, including all that we have known and cared for, will sink into the abyss of a new Dark Age made more sinister, and perhaps more protracted, by the lights of perverted science. Let us therefore brace ourselves to our duties, and so bear ourselves that, if the British Empire and its Commonwealth last for a thousand years, men will still say, "This was their finest hour." 15 Golo Mann Deutsche Geschichte des 19. und 20 Jahrhunderts, Frankfurt 2004, pg 924, 925 Winston Churchill, Krieger, Poet, Abenteurer und Staatsmann, erfaßte H. als das, was er war: „dieser böse Mann, diese Hohle und Verkörperung so vielen Seelen zerstörenden Hasses, diese monströse Ausgeburt alten Unrechts und alter Schande...“ Er schwor, England würde nicht rasten, der ärgste Schandfleck, der je an der Menschheit gehaftet, von ihr getilgt sei. Damals brachte Churchill Sinn und Großartigkeit und etwas moralisch Schönes in den Krieg. England kämpfte ja nicht für sich, es hatte sofort Frieden haben können, oder kämpfte für sich nur insofern, als auch und gerade seine Existenz in der Welt von der Bewahrung menschlicher Grundregeln abhing. 16 Joh. 15:17-19
Wanneer de pleitbezorger komt die ik van de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader komt, zal die over mij getuigen.17 Zo iemand was Winston Churchill in juni 1940, zo iemand was Richard von Weiszäcker in 1985, zo iemand was Vaclav Havel in 1989, zo iemand was Nelson Mandela in 1990. En wie is het in 2015? Wijzelf misschien? Als we ons laten leiden door het gebod van de liefde en de haat geen kans geven. Of zoals Richard van Weizsäcker de Duitse bondsdag voorhield: Laat u niet aanzetten tot vijandschap en haat tegen andere mensen, tegen Russen of Amerikanen, tegen joden of Turken, tegen alternatieven of conservatieven, tegen zwart of blank. Leert met elkaar te leven, niet tegen elkaar. Laat u ook ons, als democratisch gekozen politici, dat steeds weer ter harte nemen en een voorbeeld geven. Eren wij de vrijheid. Werken wij voor de vrede. Houden wij ons aan het recht.18 Amen.
17 18
Joh. 15:26 von Weiszäcker in 1985