Liedpreek over Gezang 141 op 24 december 2014 (kerstavonddienst)
de orde van dienst:
zingen voor de dienst
Gezang 118:1,2 en 124:1,2,4,5
welkom en mededelingen
zingen
Gezang 143
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst
‘Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht.’ (Jesaja 9:1a)
Inspiration zingt (gemeente zingt deels mee)
- Als alle duister is (Taizé) -
In het licht (Sela)
gebed
Inspiration zingt (gemeente zingt deels mee)
schriftlezing
zingen
Zo is het beloofd (Sela)
Lukas 2:1-20 (uit de NBG-vertaling)
Gezang 141:1
Liedpreek deel 1
Gemeente van Jezus Christus,
Vlak voor kerst 1943 schreef Dietrich Bonhoeffer, een Duitse dominee die door de nazi’s was gevangengezet in een brief: ‘Deze dagen heb ik ook voor het eerst het lied ‘Ik kniel aan uwe kribbe neer...’ werkelijk ontdekt. Tot nu toe zei het me niet veel. 1
Je moet lang alleen zijn en het mediterend lezen, om het in je op te nemen. Het is van woord tot woord rijk en mooi. Het heeft een vleugje monnikenmystiek maar net niet teveel; er is immers naast het wij toch ook een ik-en-Christus. Wat dit betekent kan niet beter worden uitgedrukt dan in de woorden van dit lied.’
Moet je nagaan: dan zit je in een donkere koude cel en dat schrijf je dit! Dan trek je je op aan zo’n lied! Maar in onze omstandigheden kan het ons ook veel zeggen. Want het is inderdaad zo ‘rijk en mooi, woord voor woord.’ Toen ik er van de week over mediteerde, heb ik het langzaam doorgelezen, woord voor woord geproefd, herkauwd, want dat is mediteren eigenlijk. Ieder woord zo rijk en mooi... Neem waar het mee begint: met het woordje ‘ik’. Persoonlijker kan niet: ‘ik kniel bij uwe kribbe neer.’ Geloven is iets van elkaar. Zeker, juist met kerst mag je dat ook benadrukken en vieren. Maar geloven is ook heel persoonlijk. Kerst is ook heel persoonlijk: het gaat over mij en Christus. Over jou en Jezus. Over u en dat kind in de kribbe. Dat valt ook op aan dit lied. Je hoort hier niets over andere personen uit de kerstgeschiedenis, zoals Jozef en Maria, de herders, de engelen, de wijzen. Nee, alleen ik en Hij, of beter: ik en Gij. Alsof we daar alleen in die stal zijn, alleen met Hem. Zo klinkt dat lied, als een aanspraak naar Jezus. Als een gebed eigenlijk. En wij worden uitgenodigd om mee te doen: mee te zingen, mee te bidden, mee te kijken naar Hem die in de kribbe ligt. Nee, niet met fysieke ogen, maar met geestelijke ogen. En als je dan kijkt in de kribbe, wat zie je dan? De tweede regel geeft er woorden aan: ‘O Jezus, Gij mijn leven!’ De reden van mijn bestaan dus: waarom ik leef, waardoor ik leef, voor Wie ik hier ben.’ Voor Wie ik daarom door de knieën ga. Ja, weet u nog wanneer u voor het laatst geknield hebt? Ja, wanneer ga je eigenlijk door de knieën? Bijvoorbeeld om je allerliefste te vragen om met je te trouwen… Maar ook uit eerbied voor iemand. Maar hier gaat het wel om een klein kindje, om een baby’tje, die nog helemaal aan het begin staat. Die alleen maar ligt, alleen maar is. Maar dat is nu het wonder: het is God zelf. God is niet alleen groter dan groot, maar dus ook kleiner dan klein. Hij heeft zich zo kleingemaakt. Dan zal ik toch niet achterblijven, maar door de knieën gaan. Alleen dan kun je God ontmoeten. Ik begon met Bonhoeffer. Hij zei ooit ook: ‘Wie zal het Kerstfeest op de juiste manier vieren? Degene die alle geweld, alle eer en aanzien, alle ijdelheid, alle hoogmoed, alle eigenwilligheid eindelijk aflegt bij de kribbe.’ Deze woorden raken mij. Wat zou 2
het zijn als wij, als u en ik, dat inderdaad allemaal zouden afleggen?! Zijn juist die zaken niet zo met ons vergroeid én oorzaak van zoveel ellende: geweld, ijdelheid, hoogmoed, eigenwilligheid. Oorzaak van zoveel conflicten, van eenzaamheid, van verwijdering, van onze vervreemding ten diepste van God. Alleen als je dat aflegt, kom je bij het kerstkind, bij de Heer van kerst. Ik moest denken aan de Geboortekerk in Bethlehem. Het zal er nu ook loeidruk zijn. Persoonlijk heb ik het niet zo op die overdaad van die kerken in Israël; het leidt veel te veel af van de kern. Maar goed, aan die Geboortekerk is wel iets heel moois, iets heel veelzeggends. Hij heeft een hele smalle en lage deur. Je moet letterlijk bukken om naar binnen te gaan. Alleen als je je kleinmaakt, als je door de knieën gaat, dan kun je bij de geboren Heer komen.
Weet u trouwens op welk leesteken het lijkt als je knielt? Op een vraagteken! Ja, je kunt ook knielen als je ergens om vraagt, als je ergens om smeekt. En dat gebeurt in dit prachtige lied ook: ‘O, neem mijn leven, geest en hart en laat mijn ziel in vreugd en smart bij U geborgen wezen.’ Dat is de vraag, het gebed: neem mijzelf en laat mij altijd bij U geborgen wezen, veilig in Uw armen. De wijzen brachten hun geschenken bij Jezus: goud, wierook en mirre. Wat zal ik geven? ‘Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven.’ Over rijke en mooie woorden gesproken, die je stuk voor stuk moet proeven! Wat ik U schenk, Heer, dat heeft U mij gegeven. Ja, want mijn leven, mijn geest, mijn hart, mijn ziel, die heb ik niet zelf gemaakt, die heb ik van U gekregen. Het is alles geschenk. En dat wil ik aan U geven. Mijzelf. Met minder zal het ook niet gaan!
zingen
Gezang 141:2
Liedpreek deel 2
Wel eens meegemaakt als kinderen ergens door verrast of onder de indruk van zijn? Dan worden hun ogen groot, hun mond vormt een grote O, die vervolgens ook te horen is: ‘Oh…!’ Die verwondering trilt zeker ook door het kerstlied van vanavond. Vier keer klinkt daar die uitroep ‘O’! Sowieso wordt er ook in kinderlijke taal over Jezus gesproken in dat couplet dat we net zongen (kinderlijk is trouwens iets anders dan kinderachtig): ‘werd Gij een kindje, arm en naakt.’ In het Duitse origineel - dat 3
trouwens ook veel langer is; het kent maar liefst 15 coupletten - daarin worden zelfs koosnamen voor Jezus gebruikt, zoals Jesulein, oftewel ‘Jezusje’ en gaat het over zijn handjes en zijn mondje. Zoals je ook over en tegen een baby praat. Daar hebben wij bijna 400 jaar later misschien moeite mee als het over Jezus gaat, maar het drukt wel uit, hoe dichtbij God in Jezus is gekomen, en hoe klein God geworden is. Daar past toch maar één woord bij, of eigenlijk één klank: O! Maar tegelijk is er in het lied ook de verwondering over hoe God mij op het oog heeft. Al voordat ik geboren werd, kwam Hij voor mij in de wereld. Voor mij. Ja, als ik de enige mens op aarde was, had Jezus dat nog gedaan! En voordat ik nog maar iets over Hem hoorde, had Hij mij al uitgekozen. Daar kun je toch niet over uit? Zo persoonlijk is het. Onder al die miljarden – want ik ben niet de enige mens - had God ook mij op het oog, heeft Hij u op het oog, kent Hij je. Over geborgen bij Hem zijn gesproken… Maar het is niet alleen dat Hij me op het oog heeft, dat Hij me kent, dat Hij voor mij in deze wereld kwam, maar het gaat verder. De slotregel van het tweede couplet zegt: ‘hebt Gij U mij gegeven.’ Kerst is het begin van het grote Geven van God. Van zichzelf geven. En dat loopt uiteindelijk uit op het kruis, als Jezus zijn leven geeft, voor ons. Om alles wat tussen ons en God instaat, te verzoenen, te bedekken, weg te nemen. Een ander oud kerstlied zegt het heel kernachtig: ‘zijn wieg was een kribbe, zijn troon was een kruis.’ Ik zou bijna zeggen: ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. Of beter: dat Jezus zich voor ons geeft, begint in de kribbe en loopt uit op het kruis. Daar geeft Hij zich voor u, voor jou en mij. Wie zou daarvoor niet door de knieën gaan?
zingen
Gezang 141:3
Liedpreek deel 3 ‘Temidden van de nacht des doods’. Voor Paul Gerhardt, de dichter van dit lied waren deze woorden ook letterlijk maar al te waar. Hij schreef dit lied vijf jaar na de 30-jarige oorlog, die in Duitsland vele slachtoffers had geëist. De gruwelijkheden die toen begaan waren, zijn met geen pen te beschrijven. Maar die nacht des doods was voor hem nog dichterbij gekomen, omdat hij zijn vrouw en een aantal kinderen naar het graf had moeten brengen. 4
Misschien weet u daar zelf ook wel alles van, van een lege plek in uw leven, of meerdere. Hoe dat het bestaan donker kan maken. Iemand zei me eens: ‘ik wilde eerst met kerst weg, maar toen dacht ik: nee, ik doe het niet. Want daar mis ik hem nog meer.’ ‘Temidden van de nacht des doods.’ Het kan ook op een andere manier donker zijn. Je kunt je baan verloren zijn of hem dreigen te verliezen. Voor veel mensen vandaag de dag is het spannend genoeg, hoe het verder moet. Of jij bent behoorlijk vastgelopen op school of met je studie. Het gaat helemaal niet. Hoe dan ook, in ons leven kan het donker worden. En als het dan niet in ons eigen leven is, dan is het wel in deze wereld. We sidderen nog na over die verschrikkelijke schietpartij op die school in Pakistan, waar in koelen bloede vele kinderen werden vermoord. We zien al maanden de verschrikkingen die in Syrië en in Irak aan de gang zijn. Hoe Ebola huisgehouden heeft in Afrika. Enz. Enz. Dat houdt niet op met kerst. Nee, kerst wil juist zeggen dat in die wereld, in dat donkere bestaan van ons, God is gekomen. Of zoals het lied zo beeldend zegt:
Temidden van de nacht des doods zijt Gij, mijn zon verrezen.
Het beeld is intussen verschoven: van kindje in de kribbe naar de zon die is gaan schijnen. Dat is het Evangelie van kerst, lieve mensen. Hoe donker ons bestaan ook is, een nacht des doods zelfs, die duisternis wint het niet. Zijn licht is sterker. Hij is sterker. Dat zou je nu bij dat kindje in die kribbe niet zeggen. Maar het verhaal gaat verder. We hadden het eerder al over dat kruis waaraan Hij hing en zich stervend gaf. Ze legden Hem daarna in het graf. Einde verhaal, zou je zeggen. Maar na drie dagen stond Hij op. Brak het licht door en als een voorbode van de Grote Morgen. Dat het alleen maar licht zal zijn en totaal geen duisternis. In die zin is dat derde couplet toch eigenlijk meer een Paas- dan een kerstlied!! Ach, je kunt ze ook helemaal niet uit elkaar trekken. Dat kribbekind is de Gekruisigde is de Opgestane, is de
zon die door het donker breekt en ‘t ware licht in mij ontsteekt.
5
Hoort u het? ‘In mij’. Dat is weer zo heel persoonlijk. Dat is ook heel dichtbij. ‘In mij’: dichterbij kan eigenlijk niet… Ik zei al: dat lied heeft in de oorspronkelijke Duitse versie maar liefst 15 coupletten. In de laatste brengt Gerhardt het ook heel dichtbij en komt hij weer terug bij die kribbe. Maar nu niet meer als een houten voerbak waar Jezus inligt. Nee, hij vraagt of hijzelf de kribbe van Jezus mag zijn, waarin Jezus komt en al zijn vreugde in hem leegt. Jezus die zijn vreugde in je stort… Die Zijn Geest over je uitstort en je met Hem vervult, zodat Hij zelf in je kan leven. Ja, dan zijn we bij Pinksteren!! Want hoe kan het zo persoonlijk worden, hoe kan het deel van je worden, als de Heilige Geest het je niet te binnen brengt?! Zodat wij door Hem bij die kribbe komen, voor Jezus door de knieën gaan, al onze ballast loslaten en van Hem zijn en Hij van ons. In ons dus. Over knielen gesproken. Over dat vraagteken gesproken. Zullen we bidden?
Here Jezus,
Here Jezus, Als een kind zijt gij gekomen: zo klein, zo kwetsbaar. Daarom willen wij ons niet groothouden, maar afleggen onze hoogmoed, onze eigenwijsheid, onze ballast. We knielen voor Uw kribbe neer. Heel persoonlijk en we bidden U: laat ons leven de kribbe zijn waarin U komt, waarin U zich thuisvoelt, waarin U alles met ons deelt. Dat bidden we U. Uit genade. Amen. zingen
Zingende Gezegend 113:1,2,3
gedicht
door Hanneke Trouborst
Inspiration zingt
Mary, did you know?
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
zingen
Opwekking 527 ‘Licht in de nacht’
zegen
6
zingen (als gezongen amen)
Ere zij God
7