H groep 5-6
49
Lichtweerkaatsing Licht tijdsduur
lesdoelen
eindproduct
60 minuten
De leerling:
kerndoelen
• weet dat licht altijd rechtdoor gaat totdat
• een periscoop voor iedere leerling
1, 32, 45 en 54
het ergens tegenaan komt
benodigdheden
• weet dat alle voorwerpen een deel of al het licht
• 48 zakspiegeltjes • 24 vellen dun karton
weerkaatsen
(minimaal 24 x 16
• ontdekt dat licht door glas heen gaat
centimeter)
• ziet door welk principe een periscoop werkt
Tip. De leerlingen maken in deze les allemaal een eigen periscoop. U kunt ze dit ook in tweetallen of in groepjes laten doen.
• 12 vergrootglazen • zaklamp • boek • spiegel • ruitjespapier • plakband • scharen
Voorbereiding Zet voor de activiteit Licht weerkaatst de zaklamp, het boek, de spiegel en de zakspiegeltjes klaar. Deze moeten klein genoeg zijn (ongeveer 5 bij 7 centimeter) om in de periscoop te passen.
Licht weerkaatst 10 min. Ga in een kring zitten. Pak de zaklamp. Schijn hiermee op verschillende voorwerpen in de klas. Schijn in ieder geval op het boek. Vraag wat er met het licht gebeurt. Verandert de richting van het licht door het boek? Is het licht achter het boek nog te zien? Schijn het licht door een raam of een ander voorwerp van glas. Verandert het licht van richting? Is het licht achter het glas nog te zien? Pak de spiegel erbij. Schijn met de zaklamp op de spiegel en richt het licht, via de spiegel, op de muur. Vraag wat er met het licht gebeurt. Verandert het licht van richting? Is het licht achter de spiegel nog te zien? Bespreek hoe het kan dat het licht achter ‘gewone’ voorwerpen niet te zien is. Dit komt doordat deze voorwerpen geen licht doorlaten. Het boek absorbeert bijvoorbeeld een deel van het licht en kaatst de rest van het licht in alle richtingen terug.
pagina
283 • Licht • les 49 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
Als het licht op glas wordt gericht, gaat het door het glas heen. Het verandert niet (of slechts een klein beetje) van richting en is achter het glas ook te zien. Spiegels weerkaatsen op een bijzondere manier het licht: de lichtbundel verandert in zijn geheel van richting. Kijk samen naar de eerste tekening op het doeblad. Op de tekening is te zien dat alle voorwerpen licht weerkaatsen. De meeste voorwerpen zijn niet geheel glad. De lichtstralen gaan dan alle kanten op en het licht wordt niet als bundel naar een andere plek gekaatst. Bij een spiegel wordt de bundel wel als geheel weerkaatst. De leerlingen vullen opdracht 1 van het doeblad in. De leerlingen maken een periscoop.
Maak een periscoop 30 min. In het vorige experiment is de spiegel gebruikt om het licht van richting te veranderen. Doordat spiegels licht weerkaatsen kun je ze ook gebruiken om ergens overheen te kijken. Een apparaat dat van dit principe gebruik maakt, is de periscoop. De leerlingen gaan deze maken aan de hand van de instructies bij opdracht 2 van het doeblad. Help ze waar nodig. Aan de hand van stap 5 testen de leerlingen de periscoop. Kunnen ze de pen op tafel nu wel zien?
Nog verder kijken! 10 min. Bespreek opdracht 3. Om nog hoger te kijken dan normaal kunnen de leerlingen twee periscopen aan elkaar plakken. Hiervoor moet het onderste spiegeltje van de bovenste periscoop en het bovenste spiegeltje van de onderste periscoop worden verwijderd. Wanneer het vergrootglas bij het bovenste spiegeltje wordt gehouden, zien de leerlingen het voorwerp uitvergroot op het onderste spiegeltje. Het is mogelijk dat ze hierdoor slechts een deel van het voorwerp zien. Wanneer de leerlingen het vergrootglas bij het onderste spiegeltje houden, zien ze het gehele voorwerp uitvergroot.
Hoe werkt een periscoop?
10 min.
De leerlingen vullen opdracht 4 in. Ze geven antwoord op de vraag: hoe komt het dat je met een periscoop een voorwerp kan zien dat je vanaf dat punt met je blote oog niet kan zien? Bespreek de antwoorden van de leerlingen. Leg klassikaal uit dat licht altijd rechtdoor gaat, totdat het ergens tegenaan komt. Een spiegel weerkaatst de bundel licht. Een periscoop werkt als volgt: het licht dat op de pen valt, wordt gereflecteerd naar de bovenste spiegel van de periscoop. Die bovenste spiegel reflecteert het licht naar de onderste spiegel. De onderste spiegel reflecteert het licht vervolgens naar het oog. Het licht wordt in de periscoop dus om een hoekje geleid. Met een periscoop kun je dus om een hoekje kijken!
pagina
284 • Licht • les 49 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
H groep 5-6
Lichtweerkaatsing
Licht weerkaatst
a
Kijk naar de tekeningen hieronder. Je ziet de resultaten van het experiment
doeblad
1
49
in de klas. Wat heb je hiervan geleerd?
Omcirkel de goede antwoorden. Als licht op een boek schijnt, dan is het licht achter het boek
wel / niet
te zien.
omcirkel
het juiste antwoord
Als licht op een boek schijnt, wordt
een deel van het licht / de gehele bundel licht
omcirkel
het juiste antwoord
teruggekaatst.
Als licht op glas schijnt, dan is het licht achter het glas
wel / niet
omcirkel
het juiste antwoord
te zien.
Als het licht op een spiegel schijnt, dan is het licht achter de spiegel
wel / niet
te zien.
omcirkel
het juiste antwoord
Als het licht op een spiegel schijnt wordt
een deel van het licht / de gehele bundel licht
teruggekaatst.
pagina
285 • Licht • les 49
• Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
omcirkel
het juiste antwoord
Je maakt een periscoop
2 Maak een periscoop
Wat heb je nodig?
• ruitjespapier
• schaar
• dun karton
• vergrootglas
• 2 zakspiegeltjes
• pen
• plakband
Wat ga je doen?
Je maakt een periscoop. Hiermee kun je over iets heenkijken.
1
In het raster hieronder zie je een figuur met drie vouwlijnen.
Teken het raster over op het karton, maar maak de hokjes
nu 2 bij 2 centimeter.
pagina
286 • Licht • les 49 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
Tip. Teken het raster eerst op ruitjespapier. Knip het uit. Trek het daarna over op het karton.
2
Knip het figuur uit het karton en vouw langs de vouwlijntjes.
3
Plak de periscoop dicht met plakband.
4
Plak de spiegeltjes op de uiteinden van de periscoop met de spiegelende
vlakken naar binnen toe.
Je periscoop is klaar!
5
Leg de pen op tafel. Ga op je hurken voor de tafel op de grond zitten.
Je ogen zijn onder de tafelrand, zodat je er niet overheen kunt kijken. omcirkel
ja / nee
Zie je de pen op tafel?
Kijk nu in je periscoop zoals op de tekening. Lukt het nu om je pen te zien?
ja / nee
het juiste antwoord
omcirkel
het juiste antwoord
3 Nog verder kijken! a
Met jouw uitvinding kun je ongeveer 20 centimeter hoger kijken dan normaal. Denk je dat je nog hoger kunt kijken als je periscoop langer is?
ja / nee
pagina
287 • Licht • les 49 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
omcirkel
het juiste antwoord
b
Als je een langere periscoop wilt, kun je er twee aan elkaar plakken. Wat moet je aan deze periscopen veranderen om een goed werkende langere periscoop te hebben?
omcirkel
het juiste antwoord
c
Plak twee periscopen aan elkaar. Haal de twee spiegeltjes weg. Ga op de grond bij de tafel zitten. Kijk door de lange periscoop. Werkt het nog steeds?
ja / nee d
In de spiegel zie je je pen nu heel erg verkleind. Pak het vergrootglas. Zie je het voorwerp beter als je het vergrootglas bij het bovenste spiegeltje houdt?
ja / nee e
Zie je het voorwerp beter als je het vergrootglas bij het onderste spiegeltje houdt?
ja / nee
4 Hoe werkt een periscoop?
Hoe komt het dat je met een periscoop een voorwerp kunt zien dat je vanaf
dat punt met je blote oog niet kunt zien?
pagina
288 • Licht • les 49 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
omcirkel
het juiste antwoord
H groep 5-6
50
Wat is tijd? Tijd tijdsduur
lesdoelen
eindproduct
55 minuten
De leerling:
kerndoelen
• weet hoe dag en nacht ontstaan
• een zandloper voor ieder tweetal
1, 23, 32, 44, 45 en 51
• weet dat de tijd niet overal op de wereld hetzelfde is • weet met welke instru menten je tijd kunt meten • kent verschillende tijdseenheden • ontdekt dat het moeilijk is om tijd te bepalen zonder
benodigdheden • 24 flesjes (12 x 2 dezelfde) • 12 stopwatches • 12 stukjes karton, iets groter dan de flesopening • scharen • tape • zand
instrument • kan zelf een instrument maken dat tijd meet
Voorbereiding Zorg dat het zand voor de activiteit Een zandloper maken droog is. Ook de flessen moeten droog zijn. Zorg ervoor dat er steeds twee flessen zijn met een even grote flesopening. Leg de materialen voor de zandloper (24 flesjes, 12 potloden, 12 stukjes karton, scharen, tape en zand) voor in de klas.
Hoe lang duurt een minuut? 10 min. Vraag: ‘Wat is tijd eigenlijk? Kun je de tijd bepalen zonder afspraken?’ Verdeel de groep in tweetallen. Vertel dat zij gaan bekijken hoe lang 1 minuut duurt. Geef leerling 1 een stopwatch. Als leerling 1 een teken geeft, gaat de stopwatch lopen. Als leerling 2 denkt dat er een minuut voorbij is, wordt de stopwatch stilgezet. Hoeveel tijd is er voorbij op de stopwatch? Vertel dat ze het experiment gaan herhalen. Nu moeten ze een manier bedenken om beter in te kunnen schatten wanneer 1 minuut voorbij is. Dit kan bijvoorbeeld door te gaan tellen of door streepjes te zetten. Laat ze het vervolgens uitproberen. Bespreek hoe het is gegaan. Konden ze de tweede keer beter inschatten hoe lang 1 minuut duurt? Wat hebben ze als hulpmiddel gebruikt? De leerlingen vullen opdracht 1 van het doeblad in. Vraag waarom het belangrijk is om te weten hoeveel tijd er voorbij gaat. En waarom is het belangrijk dat er een afspraak is gemaakt over tijd? Kom tot de conclusie dat het belangrijk is dat iedereen dezelfde aanduiding voor tijd gebruikt. Zo kunnen we bijvoorbeeld afspraken nakomen. Vraag: ‘Welke manieren kennen jullie om tijd te meten?’ Vul eventueel aan: met een stopwatch, klok, door naar de zon te kijken of met behulp van een zandloper.
pagina
289 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
De leerlingen maken een zandloper.
Een zandloper maken 25 min. Vertel dat een zandloper werkt doordat het zand door de zwaartekracht naar beneden valt. Door de zwaartekracht worden dingen naar de aarde toe getrokken. Dit gebeurt altijd met dezelfde snelheid. Daardoor kun je met een zandloper betrouwbaar de tijd meten. Verdeel de klas in tweetallen. De leerlingen lopen langs de materialen voor in de klas. Op basis daarvan bedenken ze hoe ze hun zandloper gaan maken. Geef ieder tweetal een potlood. Help door te vragen hoe een zandloper eruit ziet. Wat zit erin? En hoe kan het ‘stromen’? De leerlingen maken opdracht 2 van het doeblad tot stap 5. Een voorbeeld van hoe een zandloper gemaakt kan worden: knip uit het karton een rondje dat precies tussen de openingen van de flesjes past. Maak in het stukje karton een gaatje. Stop wat zand in één van de twee flesjes. Leg het stuk karton hierop en zet het tweede flesje ondersteboven op de ander. Plak het middenstuk met tape vast. Bekijk de tekeningen met de ideeën van de leerlingen. Zien die er goed uit? Vraag hoeveel zand ze gaan gebruiken, hoe groot ze het gat in het papier gaan maken en hoe ze de twee flesjes aan elkaar gaan maken. Let op, hoe groter het gaatje, hoe korter het duurt voordat al het zand eruit is. Hoe meer zand er in het flesje zit, hoe langer het duurt voordat het allemaal beneden is. Het is belangrijk dat er droog zand en droge flesjes worden gebruikt. Laat de leerlingen de zandloper maken als ze een goed beeld hebben van hun ontwerp. De leerlingen proberen of hun zandlopers goed werken. Op het doeblad staan een aantal tips om het ontwerp nog beter te maken. Ze vullen hierna stap 5 van opdracht 2 van het doeblad in. De tijd om leeg te lopen zal voor alle zandlopers anders zijn. Leg uit dat dit te maken heeft met de grootte van het gaatje en de hoeveelheid zand die zij hebben gebruikt.
Gebruik je zandloper 20 min. Ga naar het schoolplein en laat de leerlingen met hun eigen zandloper meten hoe lang ze een stukje rennen. Markeer de start en de finish. Eén leerling van het tweetal gaat klaarstaan. De andere leerling draait de zandloper om op het moment dat het startsein is gegeven. Hoe lang duurde het tot de leerling binnen was? Was de tijd goed te meten met de zandloper? Zat er genoeg zand in om de tijd te meten? De leerlingen wisselen hierna van taak en doen het nog een keer. Binnen vullen ze opdracht 3 van het doeblad in. Bespreek deze opdrachten. Kom tot de conclusie dat het moeilijk is om met een zandloper een exacte tijd te meten. Als je zandloper voor een deel leeg is, kun je alleen maar schatten hoeveel tijd er voorbij is.
pagina
290 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
Ter info. Vroeger gebruikten zeevaarders de zandloper om met de scheepsklok de uren en halve uren aan te geven. Artsen gebruikten zandlopers van 15 seconden om de polsslag te meten.
H groep 5-6
1
Hoe lang duurt een minuut?
a
Uit hoeveel seconden bestaat 1 minuut?
b
Na hoeveel tijd dacht je dat er 1 minuut voorbij was?
c
Waarom is het fijn dat er afspraken zijn gemaakt over tijd?
d
Welke instrumenten ken je om tijd te meten?
Je maakt een zandloper.
2 Een zandloper maken
Wat heb je nodig?
• 2 flesjes
• tape
• zand
• potlood
• karton
• stopwatch
• schaar
pagina
291 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
doeblad
50
Wat is tijd?
Wat ga je doen?
1
Kijk naar de materialen en de tekening. Hoe kun je van deze materialen een zandloper maken? Teken het hieronder.
teken
HIER
een zandloper
2 Schrijf op waar je de materialen voor gebruikt en hoe je ze aan elkaar gaat zetten.
pagina
292 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
3
Laat je idee aan je leerkracht zien.
4
Vond je leerkracht het idee goed? Dan kun je de zandloper gaan maken!
5
Probeer je zandloper uit. Draai hem om. Werkt de zandloper goed?
ja / nee , want
6
Werkt de zandloper niet zo goed? Check dan de volgende punten:
ja / nee ja / nee
• Is het zand droog genoeg?
• Zijn de flesjes droog genoeg?
• Is het gaatje in het karton te groot of juist te klein?
Pas de zandloper eventueel aan.
7
ja / nee
Pak de stopwatch. Draai de zandloper om en zet de stopwatch aan. Hoe lang duurt het voordat al het zand beneden is?
seconden
3 Gebruik je zandloper a
Hoe lang deed je maatje over het stukje rennen?
b
Is het moeilijk om met een zandloper de precieze tijd te meten?
c
Waarom wel of niet?
pagina
293 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
omcirkel
het juiste antwoord
omcirkel
de juiste antwoorden
pagina
294 • Tijd • les 50 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
H groep 5-6
Seizoenen op de wereld Seizoenen tijdsduur
lesdoelen
eindproduct
40 minuten
De leerling:
kerndoelen
• ontdekt dat op de evenaar de seizoenen weinig verschillen
• een voorbeeldaarde om de verschillen tussen
1, 23, 43 en 46
• leert dat seizoenen bepaald worden door de hoek
de seizoenen uit te leggen
benodigdheden
maakt op het aardoppervlak
• 38 cocktailprikkers • 13 pennen
• ziet dat het licht dat onder een schuine hoek op een
• 13 zaklampen • 13 sinaasappels
die het licht van de zon
oppervlak schijnt een groter gebied verlicht • ziet dat het licht dat recht op een oppervlak schijnt een kleiner gebied verlicht • ontdekt dat de zon een kleiner oppervlak sneller verwarmt
Voorbereiding Maak voor de activiteit Warm of koud? een voorbeeldaarde van een sinaasappel. Zorg dat het klaslokaal verduisterd kan worden.
Recht of schuin 10 min. Maak de klas donker. Verdeel de groep in tweetallen. Geef ieder tweetal een zaklamp en laat ze hiermee op verschillende manieren op de tafel schijnen. Zien ze dat er verschil is in de grootte van de lichtbundel? Vertel dat een schuine lichtbundel een grotere lichtplek geeft dan een rechte lichtbundel. De leerlingen maken opdracht 1 van het doeblad. De leerlingen onderzoeken het verband tussen de seizoenen en de hoek waaronder het licht van de zon op de aarde valt.
Warm of koud?
25 min.
Geef elk tweetal een sinaasappel. Vertel dat de sinaasappel de aarde voorstelt. De bovenkant van de sinaasappel is de noordpool. De onderkant van de sinaasappel is de zuidpool. De leerlingen doen opdracht 2 van het doeblad tot stap 11.
pagina
295 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
51
Bespreek de opdrachten. Vertel dat naarmate het gebied waar de zon op aarde schijnt groter is, de warmte van de zon verdeeld wordt over een groter oppervlak. Per plek is het dan minder warm dan wanneer de zon een klein oppervlak beschijnt. Op de evenaar schijnt de zon recht op het oppervlak. Er wordt een kleiner deel verwarmd. Hierdoor is het warmer. Kijk samen naar de tekening op het doeblad. Laat met behulp van de sinaasappel zien dat de aarde een beetje schuin staat. Draai de sinaasappel rond de zaklamp. Begin met de noordpool van de zaklamp afgekeerd. De leerlingen zien nu de dat noordpool soms naar de zon toegekeerd staat en soms van de zon af. Laat zien dat de zon Nederland rechtstreekser verwarmt als de noordpool richting de zon gekeerd staat, dan wanneer de noordpool van de zon is afgekeerd. Vertel dat er door de verschillende invalshoeken van de zon op de aarde seizoenen zijn. Hierdoor is het in de zomer warmer dan in de winter. Bespreek met de leerlingen dat het zonlicht Nederland altijd onder een schuine hoek beschijnt. Dit kun je zien doordat er altijd schaduwen zijn. Ook hoogzomer om 12 uur ’s middags, wanneer de zon op z’n hoogst boven Nederland staat. De leerlingen maken de rest van opdracht 2 van het doeblad. Vertel dat in Nederland de zon in de winter korter schijnt dan in de zomer. Leg uit dat dit komt door de stand van de zon ten opzichte van het aardoppervlak. Doordat de hoek waaronder de zon Nederland gedurende het jaar beschijnt verandert, zijn er seizoenen. Dit heeft met de hoeveelheid licht en de warmte te maken.
Niet overal seizoenen 5 min. De leerlingen vullen opdracht 3 van het doeblad in. Vraag waarom we in Nederland wel zulke duidelijke seizoenen hebben en de landen op de evenaar niet. Kom samen tot de conclusie dat dit komt door de hoek die de zon op het aardoppervlak maakt. Verwijs ook nog een keer naar de activiteit Recht of schuin.
pagina
296 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
H groep 5-6
Seizoenen op de wereld
Recht of schuin
Jullie hebben net naar de lichtstraal gekeken van de zaklamp. Zag het er zo uit als op de tekeningen? Omcirkel het juiste antwoord.
a
De lichtplek wordt groter als je
schuin / recht met de zaklamp op de tafel schijnt.
2 Warm of koud?
Wat heb je nodig?
• sinaasappel
• pen
• 3 cocktailprikkers
• sticker(s)
Wat ga je doen?
Doe deze opdracht samen met iemand anders.
1
Verdeel de sinaasappel in vier gelijke delen, zoals je op de tekening ziet.
2
Teken de evenaar in het midden van sinaasappel.
pagina
297 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
doeblad
1
51
3
Zet een cocktailprikker bij de zuidpool aan de onderkant.
4
Prik een cocktailprikker op een verticale lijn tussen de noordpool en de evenaar, zoals op de tekening. Dit is Nederland. Plak een sticker op de cocktailprikker, zodat je het dadelijk ook nog herkent.
5
Draai de sinaasappel een kwartslag naar links. De cocktailprikker van
Nederland staat nu naar links. Prik een cocktailprikker op de kruising van de verticale lijn en de evenaar, zoals de derde prikker op de tekening. Dit is Indonesië.
6
Houd de sinaasappel een beetje schuin, zoals op de tekening hieronder.
Schijn met de zaklamp richting Nederland.
Houd de zaklamp 15 centimeter van de sinaasappel.
7
Leerling 2 omcirkelt het verlichte gebied op de sinaasappel.
8
Schijn nu met de zaklamp van 15 centimeter afstand via de zijkant recht op Indonesië.
9
Leerling 2 omcirkelt weer het verlichte gebied op de sinaasappel.
10 Bekijk de twee cirkels. Omcirkel het juiste antwoord.
Het verlichte gebied om Nederland is
groter / kleiner dan het gebied om Indonesië (op de evenaar).
pagina
298 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
omcirkel
het juiste antwoord
11
Hieronder zie je vier tekeningen. Dit is de stand van de aarde in de
verschillende seizoenen.
Doe de verschillende tekeningen met je sinaasappel en de zaklamp na
om te zien hoe de lichtstralen vallen. Draai de zaklantaarn mee met de sinaasappel.
a
De zonnestralen schijnen altijd
rechter
b
/ schuiner
op Nederland dan op Indonesië.
omcirkel
het juiste antwoord
In welk seizoen in Nederland schijnt de zon het minst?
schrijf HIER je antwoorden op
c
In welk seizoen in Nederland schijnt de zon het meest?
pagina
299 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
3 Niet overal seizoenen a
Wat heeft de zon te maken met de seizoenen?
b
Waarom zie je weinig verschil in de seizoenen bij de landen op de evenaar, zoals Indonesië?
pagina
300 • Seizoenen • les 51 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
H groep 5-6
52
De zonnewijzer Gebruik de zon tijdsduur
lesdoelen
benodigdheden
55 minuten,
De leerling:
verspreid over twee dagen
• weet dat een zonnewijzer de tijd aangeeft
• 12 grote stenen • scharen
kerndoelen
• kan de tijd aflezen door gebruik te maken van de zon
1, 23, 32, 42, 46 en 51
• lijm • stok, ongeveer 1,5 meter lang
• ontdekt dat het vroeger een stuk moeilijker was
• grote geodriehoek • markeerstift
om de tijd te bepalen dan tegenwoordig
• kompas om het zuiden te bepalen
eindproducten
• eventueel: meerdere kleine stenen
• een kleine zonnewijzer binnen • een grote zonnewijzer buiten
Voorbereiding Zoek voor de activiteit De grote zonnewijzer een grasveld dat het grootste deel van de dag in de zon ligt.
Hoe laat is het?
5 min.
Vraag welke leerlingen een horloge hebben. Wat is er handig aan een horloge? Vertel dat er zo’n 600 jaar geleden nog geen horloges bestonden. Vraag hoe de mensen toen wisten hoe laat het was. Vòòr het bestaan van de mechanische klok gebruikten ze onder andere de zon om te bepalen hoe laat het was. Dit deden ze met een zonnewijzer. Zijn er leerlingen die ooit een zonnewijzer hebben gezien? Weten zij hoe die werkt? Leg uit dat een zonnewijzer een soort stok, een stijl, heeft die voor schaduw zorgt. Deze stijl moet op het bovenste deel van de aarde altijd naar het noorden wijzen. Anders kun je hem niet goed aflezen. Leg uit dat de aarde om haar as draait. Hierdoor verandert de stand van de zon ten opzichte van de aarde. Laat dit eventueel met een bal en een zaklamp zien. Vertel dat de schaduw op een voorwerp ook verandert door die draaiing. Daar maakt een zonnewijzer gebruik van. Door de schaduw van de stijl kun je op de zonnewijzer de tijd aflezen. De leerlingen maken twee zonnewijzers.
pagina
301 • Gebruik de zon • les 52
• Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
Tip. Er werden vroeger ook andere hulpmiddelen gebruikt om de tijd te bepalen, zoals de zandloper. In les 50 maken de leerlingen zelf een zandloper en kijken ze hoe je daar de tijd mee kunt meten.
Maak een zonnewijzer 20 min. Leg een aantal scharen en lijm op de tafels en geef alle leerlingen het doeblad. De leerlingen doen opdracht 1 van het doeblad. Let op: de leerlingen moeten knippen over de lijn van de plek waar zij zijn: Noord-Nederland: 53 graden, Midden Nederland: 52 graden en Zuid Nederland: 51 graden. De stappen staan op het doeblad beschreven. Als de zonnewijzer klaar is, zetten ze deze met de pijl naar het zuiden neer. De leerlingen lezen de tijd van de zonnewijzer af. Kunnen ze zien hoe laat het is? De leerlingen vullen opdracht 1 van het doeblad in. Bespreek de opdrachten. Kom tot de conclusie dat we tegenwoordig altijd precies weten hoe laat het is, doordat er overal om ons heen klokken zijn. Vroeger, toen er nog geen horloges en klokken waren, was het veel moeilijker om te weten hoe laat het was. ’s Nachts kon er natuurlijk geen gebruik gemaakt worden van een zonnewijzer.
De grote zonnewijzer
minimaal 30 min.
Maak met de leerlingen samen een grote zonnewijzer. Ga naar een plek buiten die het grootste deel van de dag zon heeft. Geef aan waar het noorden is. Gebruik hier eventueel een kompas voor.
Ter info.
Als de zon precies in het zuiden staat, en de schaduw naar het noorden wijst, is het middag. Het is dan precies 12 uur ’s middags in zonnetijd. Deze tijd komt niet altijd overeen met de tijd op het horloge. Dit komt doordat de tijd die we nu gebruiken niet exact is afgestemd op de zonnetijd.
Zet de geodriehoek op de lange kant rechtop in het gras. Meet op de geodriehoek een hoek van 51, 52 of 53 graden met de grond. Zet de stok stevig in de grond in de hoek van de afgemeten graden richting het noorden. Kijk op de afbeelding hieronder hoe dat moet. De leerlingen leggen elk uur een grote steen neer op de plek waar de schaduw van de stok terechtkomt. Eén van de leerlingen schrijft met een markeerstift het cijfer van het uur op de steen. Eventueel kunnen ook alle kwartieren en halve uren tussendoor met kleinere stenen worden aangegeven. Als u niet elk uur met de leerlingen naar buiten wilt, kunt u ook twee stenen neerleggen. De ene ’s ochtends (bijvoorbeeld om 9.00 uur) en de andere ‘s middags (bijvoorbeeld om 14.00 uur). De zonnewijzer wordt dan wel minder nauwkeurig. Om de rest van de zonnewijzer af te maken moet het stuk dat na een schooldag over is gebleven met stenen worden verdeeld. In het voorbeeld hiernaast zijn er vijf uren verstreken en moet het tussenstuk dus in vijf stukken verdeeld worden. Laat de leerlingen op de stenen de vervolgnummers opschrijven en de stenen op de goede plek leggen. Ga de volgende dag kijken of de leerlingen af kunnen lezen hoe laat het is. Klopt die tijd ook met de werkelijke tijd?
pagina
302 • Gebruik de zon • les 52 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
Ter info.
Deze zonnewijzer is gebaseerd op de wintertijd. Als het zomer is, dienen de cijfers veranderd te worden. Voor elk cijfer moet het cijfer dan een uur later komen te staan. De 12 wordt dus een 1 en de 1 wordt een 2 et cetera.
H groep 5-6
52
De zonnewijzer
doeblad
Je maakt een zonnewijzer.
1
Maak een zonnewijzer
Wat heb je nodig?
• schaar
Wat ga je doen?
1
2 Knip de stijl op de graden van waar je woont: 51, 52 of 53 graden.
Knip de tekeningen op het knipblad uit.
3 Vouw de stijl over de stippellijnen.
4 Vouw de stippellijn van de wijzerplaat omhoog.
5 Lijm de letters A, B, C en D op de wijzerplaat.
6 Zet de zonnewijzer met de pijl naar het zuiden neer.
a
Hoe laat is het op de zonnewijzer?
b
uur
Hoe laat is het op je horloge?
c
uur
Waarom is een horloge handig?
pagina
303 • Gebruik de zon • les 52
• Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
d
Wisten de mensen vroeger hoe laat het was als de zon niet scheen?
e
Hoe werkt een zonnewijzer?
pagina
304 • Gebruik de zon • les 52 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
H groep 5-6
knipblad
52
pagina
305 • Gebruik de zon • les 52
• Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen
pagina
306 • Gebruik de zon • les 52 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen