De Vijfde Dag Linda en ik zijn altijd al geïnteresseerd geweest in paranormale onderwerpen, en alles wat ermee te maken heeft. Dat komt voor een groot deel door haar moeder, voor wie zij de hele bibliotheek af heeft geleend op het gebied van paranormale onderwerpen, en met wie ze als kind al samen naar Harmonia ging. Toen in de jaren tachtig de allereerste Paravisiebeurs in Gouden Handen in ’s Heerenberg gehouden werd was het dan ook niet meer dan logisch dat we daar met ons allen naar toe gingen. Gek genoeg begin ik hiermee, maar het geeft in elk geval een beeld van hoe Linda is opgegroeid. Zeven jaar voordat Linda zelf ziek werd is haar jongere broer (33 jaar) overleden. Hij had een soort orgaanvlieskanker, maar daar is door het ziekenhuis verkeerd op gereageerd en hij heeft in eerste instantie verkeerde behandelingen gekregen. Ze dachten b.v. aan een hernia waardoor hij niet goed kon lopen. Maandenlang heeft dat geduurd, operatie ondergaan, maar de klacht bleef, en pas toen hij in het ziekenhuis in de badkamer onderuit ging ontdekten ze dat er iets met zijn been was. Daar bleek in het vlies rond het bot een gezwel aanwezig. Dus weer een operatie. Toen een chemokuur en de hele ellende die daarbij hoort. Uiteindelijk was dat voorbij en constateerde het ziekenhuis dat hij 'kankervrij' was, maar voor de zekerheid wilden ze nog een monster uit z'n been weghalen om te controleren. Dat heeft hij laten doen, maar enkele dagen later thuis kreeg hij verschrikkelijke hoofdpijn, is weer naar het ziekenhuis gegaan, maar geen enkele pijnstiller was opgewassen tegen de hoofdpijn die hij had waardoor hij het hele ziekenhuis bij elkaar gilde. Een week na de operatie overleed hij in het bijzijn van z'n ouders. Het ziekenhuis zei dat het een uitzaaiing was, maar wij vermoedden dat hij een bloedstolsel had in de hersenen als gevolg van de operatie en alle medicijnen en kuren die daaraan voorafgingen. Hoe dan ook, die ervaring heeft Linda's vertrouwen in ziekenhuizen enorm ondermijnd. Toen ze eind 1999 in het kader van een bevolkingsonderzoek in Apeldoorn geconfronteerd werd met de diagnose ‘baarmoederhalskanker’ was dat dan ook één van de redenen waarom we samen besloten om, na alle verdere onderzoeken die daar het gevolg van waren, af te zien van de behandeling/operatie zoals het AMC die voorstelde. Dat voorstel was ook niet mis, want ze voorspelden een operatie in het AMC, met minimaal 6 weken opname, een zeer uitgebreide buikoperatie waarbij niet alleen de baarmoeder, maar ook de lymfeklieren tot halverwege haar borst werden weggenomen, beschadigingen van zenuwen van blaas en darm en benen (mogelijk worden die tijdens de operatie doorgesneden en nadien weer gehecht, dat wisten wij niet precies), en een grote kans op blijvende invaliditeit in een of andere vorm. In elk geval een verminderde controle over darm en blaas, misschien niet meer kunnen lopen voor onbepaalde tijd, en door de bestraling achteraf - waar een vrij grote kans op was - een buik die daardoor zou kunnen gaan 'aanvoelen als beton'. En Linda's grote passie is dansen… Op weg naar huis van het AMC (dat had een second opinion zullen zijn, maar het bleek een overname van de behandeling, want we moesten gelijk 'ja' tegen de operatie zeggen, en pas na veel drammen kregen we een paar dagen uitstel) besloten we om op alternatieve wijze aan de behandeling te gaan werken. Nou zijn we zelf ook niet erg medewerkzaam geweest naar het ziekenhuis in Apeldoorn, en voor een deel kwam dat omdat ze geen fijne huisarts had, maar een die met haar hand onder haar kin Linda stond aan te kijken met de woorden 'gut gut wat erg toch kind'. Daar heeft Linda niets aan, want zelf is ze nou niet bepaald de makkelijkste patiënt, en dan heb je iemand nodig die sterk is, of in elk geval veel ervaring heeft, en een gerechtvaardigd overwicht. Daar zijn er in het geval van Linda niet veel van. Eigenwijs is misschien een passende omschrijving voor haar, maar ze heeft ook een enorm zelfbewustzijn, is héél creatief en intelligent, en daarnaast ook vaak, veel te vaak, geschonden in haar vertrouwen in mensen. Dit verklaart misschien de reden achter onze beslissing om niet regulier te gaan behandelen/opereren. Bovendien is Linda extreem stressgevoelig voor ziekenhuissituaties. Ik wist dat en stond volledig achter deze beslissing. Ik wist gewoon dat ze in het ziekenhuis bij wijze van spreken alleen al van ellende dood zou gaan. "Thuis kan ik vechten, in het ziekenhuis niet", zei ze. En inderdaad, dat heb ik met eigen ogen gezien. Wauw!
Gedurende 2000 besteedden we alle tijd aan behandelingen, en we hadden een interessante, elkaar aanvullende groep therapeuten opgespoord die ieder op hun eigen terrein aan haar gezondheid werkten. En Linda slikte heel gedisciplineerd haar middelen, deed alles wat ze op aanraden van de diverse therapeuten moest doen en ging niets uit de weg. Een van de therapeuten had een Mora-apparaat, een vorm van electro-acupunctuur, maar een erg goed ding, dat op de acupunctuurpunten van handen en voeten de conditie van organen kan aflezen en de gegevens in de computer opslaan, en waarmee tevens de remedie te bepalen is. Bovendien gebruikte hij droog- en levend-bloed-analyse om de aanwezigheid van kankersporen te checken. Al met al ging het tot aan oktober 2000 eigenlijk heel goed met haar, en ze maakte ook echt vorderingen. Er was één uitzondering op de therapeuten, een Colombiaans medium, die, achteraf bezien, heel verkeerd bezig was. Vanwege zijn dringende advies heeft hij ervoor gezorgd dat vanaf april 2001, toen ze heel erg ziek was, tot aan haar overlijden in december van dat jaar, mijn ouders niet meer bij ons op bezoek kwamen om ons te helpen. Zij kwamen ook bij dat medium en hen werd verteld dat het niet goed voor hun gezondheid zou zijn als ze bij Linda kwamen. Dus hebben we ze daarna niet meer gezien. We hebben wel telefonisch contact gehouden, maar heel sporadisch, want ook dat was niet goed. Het was emotioneel te belastend, te stressvol, niet goed voor hun hart. Ze wisten natuurlijk ook niet wat ze moesten doen, wat verstandig was, maar ze waren heel erg bang geworden door deze adviezen. Tegen mij werd verteld dat ik Linda maar alleen moest laten als ze weer eens in paniek aan het telefoneren was, zoekend naar hulp. Dat zou niet goed zijn voor mij. Het geeft wel een beetje aan in welke eenzame situatie wij zaten. Haar eigen ouders kwamen 2x per week een paar uurtjes, maar moesten daar wel een uur voor rijden. Haar vader moest echter vóór donker al weer thuis zijn, want zijn ogen waren te slecht om in het donker te rijden, dus meestal konden ze maar 2 of 3 uurtjes blijven. Maar in die tijd kon ik dan wel even snel naar m’n opdrachtgever vliegen om een paar certificaten te brengen (ik ben freelance kalligraaf), boodschappen te doen, en medicijnen te halen, soms in een andere stad. Als ik niet auto reed rende ik. M’n conditie is daardoor behoorlijk opgevijzeld. Wat we vanaf het begin van haar ziekte deden was dat ik haar begeleidde in visualisaties. Zij ging dan op bed liggen, sloot haar ogen, en na een inleidende ontspanningsoefening (die we later konden overslaan), vertelde ik haar om zich voor te stellen dat ze b.v. in een hele mooie tuin stond. Ik probeerde daar altijd iets speciaals voor te bedenken, dus niet gewoon een tuin, maar bijvoorbeeld een ronde tuin, met in het midden een bijzondere fontein met een groot kristal erin, en allerlei hoekjes, en plekjes die van elkaar afgeschermd waren en ieder hun eigen sfeer hadden, en hun eigen bloemenpracht. Ze beschreef mij dan waar ze zich bevond, wat ze zag, etc. Die tuin beschouwde ik als een inleiding, een voorbereiding, om in hogere sferen te komen, om haar dan naar midden van de tuin te laten gaan waar zich die fontein bevond. Ik vertelde haar dat deze fontein een heilige fontein was, en dat het water zuiverend was, kracht gaf. Wat ze moest doen was naar het midden van die fontein kijken, naar het grote kristal in het midden. En dan haar handen langzaam om dat kristal sluiten en haar denkbeeldige ogen dichtdoen. En op dat moment verdween de tuin dan om haar heen, om plaats te maken voor een hele andere omgeving. Het was dus een vorm van gevisualiseerde teleportatie. De omgeving waar ze dan terecht kwam was, na meerdere visualisaties, tenslotte een strand. Op dat strand werd ze allereerst begroet door een hele groep vogels, meeuwen, eenden, van alles, en die kon ze voeren. Daar had ze altijd brood voor bij zich (thuis voerden we 's avonds altijd de eenden in het park, daarvoor kochten we zakken van 25 kilo gemengd graan, en zo'n zak ging meestal binnen een week op; een beetje doorgeschoten, maar wel leuke hobby). Die vogels begroetten haar uitbundig, maar na een tijdje was ze daarmee klaar en was het ook avond geworden, het werd donkerder, en in de verte, vertelde ik haar, was er een lichtstraal die vanuit de hemel naar beneden scheen. Een bundel licht. Zij vulde dat aan en zei dat die lichtstraal uit het sterrenbeeld Pleiaden kwam. Ze moest daar heen lopen waar die lichtstraal naar toe wees en een eind verderop stond er op die plek een oude stenencirkel. Dat sprak haar kennelijk aan, want gedurende alle visualisaties sinds de keer dat ik met die stenencirkel aankwam wilde ze daar naar terug. Het ging om 6 hoge stenen die voor de helft in het water stonden, vertelde ze, en in het midden een platliggende steen. Op die middensteen kon ze gaan liggen, zonder last te hebben van het harde steen, en omdat daar de lichtstraal op viel werd ze daar door het licht beschenen. Dat was een
lichtstraal met alle kleuren van de regenboog in zich, en eerst was die lichtstraal reinigend, dus alle negativiteit, zoals kankercellen, werden erdoor ontkracht, verwijderd, etc. Daarbij gaf die lichtstraal energie, en kon ze zich eraan opladen. Zo lag ze daar dan een hele tijd, en ze voelde zich daar heel goed. Ze zei dat iedereen zo'n plekje heeft... ergens, maar voor iedereen is dat een ander soort plek. Een plek waar je je absoluut veilig kunt voelen en kunt opladen en waar niemand die daar geen toestemming voor heeft, kan komen. Haar stenencirkel bevond zich op een strand zoals bij IJmuiden. Helemaal vlak. Wel waren er een paar rotsen dichtbij. En mensen die op dat strand liepen zagen die stenencirkel niet. Nu ik dit opschrijf moet ik denken aan Harry Potters perron 9!, waar andere mensen aan voorbij liepen. Die andere mensen zagen op die plek een electriciteitshuisje staan, en wie heeft er nu z'n verdenkingen bij een electriciteitshuisje? Ja...o.k…. ik wel, want wat moet zo'n ding nou op het strand? Maar dat maakte hier niet uit. En als ze daar lag voelde ze zich prettig. We probeerden dan om haar buik te genezen. Ik liet haar bijvoobeeld in haar buik kijken om te proberen al die enge groene kankercelletjes naar buiten te werken. Kleine monstertjes waren dat. Een soort packman-wezentjes. En er was een werkploeg druk in de weer om haar buik van die monsters en de vieze troep die ze maakten te ontdoen. We probeerden met ze te overleggen, maar de voorman van die ploeg wilde liever niet gestoord worden, want er was nog een hoop te doen en zij wisten heus wel waar ze mee bezig waren. Wat er na een aantal visualisaties in die stenencirkel gebeurde was dat ze het gevoel had niet alleen te zijn. Iets wazigs, misschien een persoon, leek in de buurt te zijn. En daar hadden we geen controle over. Al het andere gedroeg zich zoals wij konden bedenken. Ik vertelde iets en zij vulde dat verder in, maar het was zoals wij zelf bedachten en veranderde niet echt. Maar dit niet. De eerste keer kwam ze niet verder dan dat een vage energievorm waarnam, maar er was wel iets mee, en het voelde goed. Dus de volgende keer gingen we weer naar de cirkel, en inderdaad, na verloop van tijd diende die energie zich weer aan. En nu kon ze het iets beter beschrijven. Het was een vrouw, met een heel mooi gezicht, maar precies zien kon ze haar niet. Die vrouw zei die eerste keer niets, of dat kon Linda toen nog niet waarnemen, maar ze kwam bij haar zitten, speelde met haar voeten in het water, maar na verloop van tijd was ze in staat met haar te praten. Ze had een hele mooie jurk aan. En Linda zei: “En dan lig ik hier.... met een rafelige korte spijkerbroek, rood t-shirtje…” Ja, die vrouw vond ook dat ze er niet zo rommelig bij moest lopen, ook thuis, want buitenshuis deed ze dat ook niet. Ze moest zich gewoon weer leuk aankleden zodat ze zich wat lekkerder kon voelen, niet zo ziek. Langzamerhand was Linda dus in staat om te horen wat die vrouw zei, maar dat was heel moeilijk. Ze wilde b.v. ook allerlei vragen stellen, vooral over haar ziekte natuurlijk, maar vragen over hoe lang nog, en hoe ernstig, waren heel moeilijk om zuiver beantwoord te krijgen, want dan zit je eigen verlangen in de weg en ben je onzuiver in wat je hoort. En die 2 specifieke vragen werden ook niet echt beantwoord. En dat was maar goed ook. Die vrouw was heel gezellig.... en waar Linda altijd zo'n behoefte aan had gehad was een vriendin met wie ze alles kon delen, kon uitwisselen, gekke dingen kon doen. Nou, die vrouw wàs een vriendin. Lekker gezellig, en ook heel grappig. Ze kon Linda ook helpen, advies geven. Maar omdat het zo gezellig was ging Linda er steeds ontspannener bij liggen, met haar armen onder haar hoofd, knieën omhoog, en veel praten. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. "Je bent ziek, en je komt hier om energie te krijgen, dus ga weer goed liggen", zei die vrouw dan op een gepast grappig strenge manier. En we waren b.v. bezig om die enge groene monstertjes uit haar buik te verwijderen. Op een keer lukte dat niet helemaal goed. Er bleven er nog twee in haar buik achter, en die waren heel slim. Die gingen niet. Want zodra ze buiten haar buik kwamen verloren ze hun voedingsbron en gingen dan snel dood. De slimmerikken wisten dat. Maar haar vriendin.... ze had inmiddels ook haar naam gegeven, Amà (maar dat duurde nogal een paar keer voor Linda die goed begrepen had), wist daar wel iets op. Ze vertelde die groene monstertjes dat er een eindje verder op het strand een ijscokraampje stond waar ze heel lekker, en gratis, ijsjes konden halen. Nou, dat wilden die twee monstertjes wel, en die verdwenen richting ijskraam. Daar hadden Linda en Amà enorme lol van. Haha, de sufferds. Een andere keer waren we weer bezig haar buik schoon te maken, ik was haar dan ook aan het helpen om te proberen manieren te vinden om dat voor elkaar te krijgen. Maar er bleef nog zo'n bal met negatieve energie in haar buik zitten. Die kregen we maar niet weg. Maar Amà wist ook daar wel iets op. Die zei:
"Wàt bal !?" En ze pakte de bal uit haar buik en schopte dat ding met zo'n kracht weg dat ie boven de horizon uit kwam en de ruimte inschoot. "Wauw, ze moet vast een hele goeie voetbalster zijn," zei Linda. “Wat kan die goed schoppen!” Amà bracht ook altijd een heel klein wit hondje mee. Taxi heette hij. Een heel leuk hondje, maar ook nogal nieuwsgierig, en hij mocht niet binnen de steencirkel komen. Dat probeerde hij natuurlijk steeds weer. Best wel lekker ondeugend. En soms was hij gewoon ergens een gat aan het graven, een bot begraven of zo. Maar soms mocht hij van Amà meehelpen pijnbeestjes te vangen waar Linda last van had. Linda en Amà vingen ze met hun handen, maar als er eentje ontsnapte was daarTaxi die ze zo te pakken had. Zo was er soms ook een ander dier bij Amà, een zebra, maar wel een zebra met een heel leuk karakter. We hebben thuis boven de televisie een tekening die ik ooit eens gemaakt had als ontwerp voor een wenskaart. Daarop had ik een zebra getekend die naast een grote strandstoel met zebrastrepen een sorbet aan het eten was. Op een keer toen ze net op het strand aankwam stond daar gelijk ‘Zebra’, want zo heette hij gewoon, haar op te wachten. En hij had iets geks bedacht: Hij had een hele grote zonnehoed opgezet en stond bij een tafeltje een grote sorbet te eten, zuigend aan het rietje. Daar moest ze heel erg om lachen. De steencirkel was ook een basis van waaruit Linda reizen kon maken. Ik had ooit eens iets gehoord over kosmische vogels, dus ik liet een hele grote vogel bij haar komen, die landde in de steencirkel. Op de rug van die vogel (met een heel lief gezicht), vlogen ze dan heel snel over de zee. Zo is ze ook terug in de tijd en onder de golven gevlogen, naar het oude Atlantis, waar ze een speciale behandeling kreeg in een pyramide, door een hogepriester in een oranje gewaad, met een ankh. Ze is ook wel eens naar een paar andere planeten geweest. Een van die planeten werd bevolkt door een soort grijskleurige panters. Soms kreeg ze iets mee. De hogepriester gaf haar b.v. een kristal. Dat kristal gebruikte ze bij latere sessies om op haar buik te leggen. In haar zak was het heel klein, maar daarbuiten werd het heel groot en zweefde dan boven haar buik en gaf haar heel veel extra kracht en heling. In de loop van 2000 knapte ze langzaam op. De resultaten van de diverse behandelingen gingen vooruit, maar (achteraf bezien) ècht duidelijke vooruitgang was er niet. Haar gewicht bleef b.v. schommelen rond de 45 kilo, in plaats van toe te nemen tot de 52 die normaal voor haar was. En nee, ze had geen anorexia, 52 is voor haar normaal, haar botten zijn gewoon heel slank en haar polsen en handen heel smal (en ook heel mooi om te zien). Maar door die eerste paar weken van onderzoeken doen, scans en echo's maken, etc, en het nerveuze wachten in allerlei ziekenhuisruimtes was ze in 2 weken 7 kilo afgevallen. Puur van de stress. Zeer kostbare kilo’s zoals we later ontdekten. We zijn in de zomer b.v. nog een hele dag naar de Expo in Hannover geweest, een urenlange rit heen, 9 uur lang vele kilometers rond lopen, door het onweer weer terug lopen, een nog langere autorit naar huis en dat ging prima, en daar was ze best trots op. Maar in oktober ging het mis. 's Avonds toen ze naar de wc ging gilde ze dat er allemaal bloed uit kwam, met hele grote klonten. En 's morgens werd ze wakker in een zo mogelijk nog grotere plas bloed dat zelfs door de matrassen heen was gelekt. We hebben daar dat medium uit Colombia, waar ze een paar dagen daarvoor weer geweest was over aangesproken. Die kwam eens per half jaar naar Nederland voor een paar weken. Hij had verteld dat het ontzettend goed ging met Linda, en dat dat kwam door het harde werken van Linda en van hemzelf. Zijn antwoord was: "Wat eruit komt is goed. Laat maar komen. Ik heb die bloedingen veroorzaakt, want er zaten nog kankercellen in blaas, darm en baarmoeder. Ik heb alles schoongemaakt. Alles is eruit. Een bloedtransfusie is niet nodig. Ga met de benen omhoog liggen." Maar de bloedingen hielden die eerste week niet op. Ze verloor enorme hoeveelheden dik bloed, soms meer dan een liter tegelijk. Na een paar dagen kon ze nog amper de trap op, haar oren suisden, en haar hart klopte als een bezetene in haar oren. Het antwoord van het medium bleef, en zou in alle maanden erna blijven: "Wat eruit komt is goed, laat maar komen. Bloedtransfusies zijn niet nodig." Nou ja.... laat ik er niet te veel over uitweiden. In elk geval is vanaf dat moment, o.a. door het met de benen omhoog liggen, de pijn begonnen op te spelen. Ze kon de deur niet meer uit, uit angst voor bloedingen, en ze moest veel op bed liggen. Visualisaties deden we in het begin nog wel, maar die werden steeds moeilijker omdat ze zich niet meer goed kon concentreren. Dat was heel jammer, want wat de pijnstillers niet konden lukte tijdens zo’n visualisatie wel….. de pijn werd minder of verdween zelfs als ze
tussen de stenen lag. Maar daarvoor moest ze zich eerst kunnen concentreren en dat lukt alleen als de pijn niet àl te hevig was. Omdat ze zich zo ontzettend ellendig voelde, en zo veel pijn had, probeerde ze van alles om haar gedachten af te leiden. Zo uitte ze b.v. vaak bepaalde kreten. Fantasiewoorden die zo uit de lucht gegrepen leken te zijn, maar niet erg Nederlands. Ik weet niet meer precies welk woord ze in het begin vaak uitsprak, maar het klonk b.v. zo: "izoegatzu". Iets van die strekking. Ik besteedde daar verder geen aandacht aan, of zei het ook wel eens tegen haar terug. Na verloop van tijd, maar toen was het al mei 2001, begon ze ook steeds meer te neuriën, en ze combineerde allerlei woorden die ze zelf bedacht had en melodieën met elkaar. Het was een allegaartje van verschillende talen en melodieën door elkaar. Ik herkende er van alles in en vond het wel leuk om haar te horen. En… nou ja... het hield haar bezig en was een soort afleiding. Laat maar zo dacht ik. Alleen begon de aard te veranderen van de liedjes. Langzamerhand waren het niet gewoon een paar zinnen of een beetje tekst, maar net als een baby die leert spreken (eerst van alles door elkaar, en tenslotte ontwikkelt er zich een verstaanbare taal), begonnen haar als los zand aan elkaar hangende woorden en melodieën samenhang te vertonen. En zo kon ze b.v. op een gezongen manier een heel verhaal vertellen. Volkomen onverstaanbaar, want het was absoluut niet Nederlands. Het leek een tijdje een soort Duits, later een gemengd Engels, of Frans, maar toch ook weer niet helemaal. Maar ik kon de woorden niet verstaan, lette daarom meer op de melodie, op de intonatie. En die melodie en de manier van spreken verraadden duidelijk een opbouw. Het was echt een gezongen verhaal.... soms bijna een opera... met ergens in dat verhaal een heel vlot en luid gedeelte, dan weer een zacht refrein of zoiets.... en dan weer wat harder en sneller, en tegen het eind voelde je dat er spanning werd opgebouwd en fluisterde ze de woorden bijna. Om daarna luidkeels een heel luid uitbundig slot te zingen. Echt zoals een opera wordt gezongen. Ik verwachtte ook eigenlijk wel een applaus te horen daarna. Was het eerst nog een mengeling van allerlei soorten talen waarin ik soms engelse, franse, duitse klanken kon onderscheiden, uiteindelijk bleef er één bepaalde taal over. En dat klonk nog het meest als een soort oud-Russisch. En de woorden die ze gebruikte bleven ook 'dezelfde' vanaf dat moment, of in elk geval, ze werden herkenbaar omdat ze regelmatig terugkwamen, en ze bleven hoorbaar afkomstig uit één taal. De de liedjes die ze zong kregen ook een bepaald karakter. Er waren echte slaapliedjes, of misschien waren het liefdesliedjes bij, maar ook marsliedjes die soms lang zo leuk niet waren om te horen. Van één van die marsliedjes weet ik nog het refrein. Er was steeds een verhalend gedeelte en daarachteraan kwam dit: Kìru la fanài, kiru la fanài. Questa questa questa questa (steeds zachter)........ (en dan hard): kiru la fanài! En helemaal aan het eind van het lied sprak ze dat 'questa' heel vaak en steeds fluisterender uit, rekte het een beetje plagerig en dan plotseling riep ze keihard “KIRU LA FANÀI !" als afsluiting. Maar tussen het zingen van de liedjes door kon ze soms urenlang op een heel vermoeide, rebellende manier praten. Heel snel, boos, verontwaardigd, klagend, wanhopig, zoiets. En dat kon uren achter elkaar duren. Ze werd er zelf heel moe van en…tja… ik ook trouwens. Ik heb er een paar opnames van op minidisc. Maar er was echt iets met die taal. Heel vaak kon ze zomaar een zin uitspreken. Nogal luid meestal. Soms kwamen haar ouders op bezoek, en ook dan kon ze ook dat soort dingen zeggen. Maar na verloop van tijd letten we er niet meer zo op omdat het in meestal maar bij één woord of zin bleef. Er gebeurde trouwens met haar zelf ook iets als ze zo begon te spreken. In het begin zag ik het nog niet zo duidelijk, maar langzaamaan ontdekte ik dat haar gezicht en zelfs haar hele houding veranderde. Het leek alsof ze een andere persoonlijkheid in zich had. Misschien een vorm van bezetenheid. Gezien de pijn die ze had was dat in onze ogen helemaal niet ondenkbaar. Hoe dan ook, wàt ze ook zei, het was geen onzin. En omdat ze een heel andere ‘houding’ over zich had als ze zo sprak, refereerden we daarnaar als aan haar 'stem'. Maar wat later hadden we het ook over haar 'vriend'. Het was een mannelijke persoonlijkheid. Bezetenheid vonden we het niet. Ze was het zèlf, maar toch ook weer niet, en ze had er zelf geen controle over. Verklaren konden we het totaal niet. Het leek wel wat op het Gilles-de-la-Tourette-syndroom, waarbij mensen zomaar in het openbaar kunnen gaan vloeken. Wij wisten niet goed hoe je dat schreef en spraken het uit als Jules-de-la-Tourette, en omdat Linda een heel vredelievende variant hiervan leek te hebben noemden we het Juliette-de-la-Tourette. Vaak had hij, haar vriend, het over 'snacht', waarvan Linda zei dat dat 'pijn' betekende.
In de liedjes kwam dat woord trouwens nooit voor. Wel het woord 'nacka', of 'nacka-nacka'. De liedjes waarin dat woord voorkwam hadden altijd de melodie van slaap- of wiegeliedjes. Maar achteraf bezien denk ik dat het ook wel liefdesliedjes kunnen zijn. Ik herinner me een paar keer, maar één situatie in het bijzonder, waarbij ze aan tafel zat. Ik zag haar gezicht ineens veranderen nog voordat ze begon te zingen, en toen hoorde ik haar een heel bijzonder mooi lied zingen, speciaal voor mij. Op een bepaald moment, pas na meerdere refreinen, kwam het woord ‘nacka-nacka’. En Linda stak haar vinger op en lachte erbij (opvallend was dat, want ze kon dus tegelijk zichzelf èn haar ‘vriend’ zijn), maar liet haar ‘stem’ verder zingen. Ik heb toen ervaren wat het is als iemand een liefdeslied voor je zingt, en hierbij in het bijzonder, want het was haar ‘vriend’ die dat speciaal voor mij deed. Alsof Linda hem gevraagd had dat voor mij te doen. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. De woorden en de melodie weet ik niet meer, maar het gevoel van dat moment zal ik nooit vergeten. Een woord dat heel vaak voorkwam, maar niet in een lied, was 'nasja'. En zij sprak dat vaak heel geëmotioneerd uit. Ik heb me verbaasd over hoeveel emotie, hoeveel verdriet er in één woord kan worden uitgesproken, maar zoals zij 'nasja' uitsprak voelde ik dat er héél veel verdriet achter zat, maar vooralsnog begrepen we niet waar dat door kwam. Vaak ook huilde ze, en niet zo weinig ook. Of dat nu was als Linda, of als haar 'stem' maakte niet uit. Het was de pijn die het veroorzaakte. In het woord 'nasja' leek heel veel van dat verdriet samengebald te liggen. Ze combineerde dat vaak ook met een ander woord dat we in het begin niet goed verstonden, en dan zei ze: nasja uzbekiya. Langzaamaan begonnen we te ontdekken dat nasja een naam was, en dat uzbekiya 'Uzbekistan' betekende. We vermoedden dat haar ‘vriend’ Nasja heette, want dat leek wel een naam voor een man uit Uzbekistan. Maar na verloop van tijd zei Linda dat dat niet zo was. Vaak wist ze wat 'hij' zei en kon ze dat daarna uitleggen. Waarschijnlijk was Nasja zijn vrouw. Maar waarom die emotie als hij die naam uitsprak? Wat was er met Nasja gebeurd? Als onze zwarte poes eens iets deed dat niet mocht, b.v. over papieren op bed heen lopen zoals elke poes altijd schijnt te moeten doen, kon Linda (verbaal) uitvallen en de poes terechtwijzen. Ze zei dan eerst in gewoon Nederlands iets afkeurends tegen de poes waar de poes uiteraard geen boodschap aan had en gewoon doorliep, maar direct erna nam haar vriend het over en voegde er nog even een paar fel uitgesproken woorden aan toe en wees naar de deur. En de poes maakte direct dat ze weg kwam. Er zat heel veel kracht in die stem. Overigens noemde hij onze zwarte poes 'kleine pusj'. En de andere poes, een heilige birmaan, noemde hij 'pusj Maika'. Op een bepaald moment zei ze, of meer, zong ze: Nàs...ja Uzbé…kiya Suleiman Uzbé…kiya Irina Uzbé…kiya Gakgakgak Uzbé…kiya Pusj Maika Uzbé…kiya Pjotrman Uzbé…kiya en zo somde ze nog een hele reeks namen op. Linda's ouders kenden een vrouw die op een bepaalde manier helderziend was en zei dat ze in staat was om aan de hand van een geboortedatum en een naam na te gaan wat er in vorige levens gebeurd was. Ze kon putten uit de Akasha-kronieken zei ze. Haar ouders gaven haar Linda’s gegevens, en vertelden ons daar wel van, maar dat vergaten we al snel weer, druk als we waren met onze overlevingsstrijd. Een aantal dagen later kregen we een envelop met de post. Opeens hoorde ik Linda boven roepen: "Hij is het..... Dat is hij....!!" Ik liep hard naar boven en ze gaf mij het briefje. Er stond: “1532, Rusland, een vorig leven. Je was een soldaat en vocht met zwaarden en bijlen. Op slagveld ben je gewond geraakt.. je darmen lagen eruit, maar je hebt nog 5 dagen geleefd. Verdriet, woede, pijn.... alles kwam naar buiten.” Er stond nog wat meer, maar ik weet het briefje op dit moment niet direct te vinden. Nou huilde ik bijna nooit, maar toen ik dat briefje las moest ik heel erg huilen en m’n vermoeden werd bevestigd: Ikzelf was Nasja geweest in diezelfde periode. Ik zei dat tegen Linda en voegde eraan toe wat mijn echte naam toen
was: Natascha. En eindelijk wist ik wat er met hem gebeurd was, een intens gevoel van verdriet werd wakker gemaakt, maar het was een afschuwelijke ontdekking. Die avond was Linda een tijdje alleen in de slaapkamer, maar ineens riep ze naar beneden: “Kom snel.... kom.... hij laat het me zien. Ik weet niet of ik nu nog verder kan, maar je moet er bij zijn!” Ik kwam bij haar zitten en ze was met zichzelf, of in zichzelf aan het praten, bijna zoals tegen een kind. Haar stem, of haar vriend, en zij waren met elkaar in gesprek. Ze woonden in een klein dorp in Uzbekiya. Hij was getrouwd met Nasja...... “het mooiste meisje van het dorp”. Ik zag Linda dat heel verheerlijkt uitspreken, zo verliefd als hij was. Hij was zó trots.... ja wat wil je ook... het mooiste meisje van het dorp. Ik vroeg hoe hij heette. Igor. En ze hadden een jonge kat, Maika. Met die kat in zijn armen zong hij heel veel liedjes. Hij was aan het oefenen met de kat, want Nasja was 7 maanden zwanger en hij was zó blij. En met de poes in zijn armen zong hij slaapliedjes voor de aanstaande baby. Ze hadden ook 3 ganzen. Gak gak gak. De mensen in het dorp vonden hen maar raar. Nasja praatte met de ganzen. Met ganzen praat je niet..... die moet je opeten. Maar ja.... als je met ganzen praat kun je ze niet echt meer opeten. En dan kosten ze alleen maar eten. Maar dat vonden ze niet erg. Hij had ook een moeder of grootmoeder. Ìrina. Hij hield heel veel van Ìrina. Op een dag kwamen er mannen naar het dorp. Soldaten. Er waren jonge mannen nodig voor een of andere oorlog. (Het was vermoedelijk de tijd van Iwan de Verschrikkelijke, vandaar.) Alle mannen moesten mee. En als ze terug kwamen zouden ze rijk zijn. En zouden de mensen trots op hen zijn. Maar ja..... àls ze terug kwamen. Die ronselaars wisten heus wel dat er waarschijnlijk niemand terug zou komen, dus dat konden ze makkelijk beloven. Geen van de jongemannen wilde, maar je kon ook moeilijk achterblijven als de anderen wel gingen, dus Igor ging ook mee. Het waren allemaal een beetje opscheppers. Je niet laten kennen, groot doen tegen elkaar. Maar eigenlijk waren ze allemaal heel erg bang. Ik vroeg of hij van Nasja nog iets bijzonders meekreeg, iets van haar dat hem aan haar zou doen herinneren. “Ja.... een heel mooi hoofddoekje, blauw.” Hij was daar heel zuinig op, en liet het aan niemand zien. Maar hij zei: “.... die anderen hebben ook iets hoor, maar ze zeggen het niet. Ze houden het verborgen. Maar ik wéét het wel, want ik zie ze soms heel stiekem iets uit hun jas halen en er naar kijken.” Toen moesten ze heel lang heel ver lopen. En tijdens die dagenlange marsen hebben ze liedjes gezongen, marsliedjes. Op die reis leerde hij iemand kennen met wie hij erg bevriend raakte en waarmee hij de hele tijd samenbleef. Uiteindelijk, na dagen, of misschien waren het wel weken, kwamen ze bij een kazerne aan. Nou ja, kazerne… een groot huis. Daar bleven ze slechts één dag, en kregen zwaarden en bijlen uitgereikt. De volgende dag al gingen ze weer verder en nog diezelfde dag ontmoetten ze de vijand. Maar die vijand was uiteraard veel beter getraind dan zij. Zij waren helemaal niet getraind. Igor raakte gewond in zijn been. Op dezelfde plek waar Linda al jarenlang last had. Hij viel neer. Maar na een tijd probeerde hij weg te kruipen. Linda zei toen gehaast tegen Igor: "Niet doen! Niet doen! Blijf liggen, dan zien ze je niet." Maar Igor zag wat verderop een boom en wilde daar naar toe kruipen. Linda probeerde hem tegen te houden. "Hij gaat toch", zei ze tegen mij. "Niet doen! Niet doen!" Toen hij vlak bij de boom was ontdekten ze hem. Al z'n vrienden waren al dood of gewond en de vijand had vrij spel. En ze waren kennelijk nogal sadistisch, want ze staken hem, haalden z'n buik open en lieten hem daar liggen. Toen ze weg waren zag hij kans om zich de laatste meters naar de boom toe te trekken. En daar bleef hij liggen, onderuit gezakt, met z'n hoofd opzij gevallen. Steeds als ik aan Linda denk hoe ze voorover hangend in haar stoel zat als ze zo ontzettend veel pijn had, zie ik eigenlijk diezelfde reddeloze houding. De rest van de dag bleef hij daar liggen, kon zich niet verroeren. Hij hoorde z'n kameraden om zich heen roepen om hulp. Maar niemand was in staat om te helpen. En er kwam ook niemand. "Nàsja! Nhaàsja...... Nasjááááá" "Ze kan je niet horen hè?" vroeg Linda aan Igor. Hij bleef om Nasja roepen, precies zoals ik al zo vaak gehoord had. Het werd donker en een voor een hielden de stemmen om hem heen op met roepen. Maar hij bleef leven. Hij bleef roepen, schreeuwde het soms uit van de pijn, bleef praten, want het was zo ontzettend donker en zo heel eenzaam. Misschien waren er wilde dieren in de buurt. En de nacht duurde zo verschrikkelijk
lang. Ik heb het in die dagen, toen ik even die kant uit moest, uitgeprobeerd… in het pikkedonker een paar minuten op m’n rug gaan liggen in het bos. Dat is heel erg donker en heel eng. Eindelijk begon het licht te worden. "Nu komen ze me halen", zei hij hoopvol. “Het is licht… nu komen ze…” Maar niemand kwam. En de hele dag bleef hij daar alleen liggen. En dit herhaalde zich dagenlang. Steeds als het licht werd had hij hoop dat er iemand zou komen, blij als hij was dat de nacht weer voorbij was. Maar er is nooit iemand gekomen. Ik voelde toen dezelfde wanhoop en het verdriet, en een soort merkwaardige opluchting… een gevoel dat met Nasja te maken had, een herinnering van heel vroeger. Linda probeerde met mijn hulp Igor verder te laten kijken. Wat gebeurde er toen? Maar hij ging niet verder. Hij wilde niet verder. Linda kon in het donker ook nooit slapen. Ze wilde nooit de lamp aandoen als het avond was en donker werd, want als je ’s avonds een lamp aan doet dan is het buiten echt donker en is het nacht. 's Morgens als het licht begon te worden zaten we daar vaak heel lang op te wachten, deden het licht al heel snel uit om het eerste licht buiten te kunnen zien komen. Dat was voor haar het gunstigste moment om eventjes te kunnen slapen. "Het is licht", zei ze dan met een vermoeide, verwachtingsvolle stem. "Het is licht". En dan moest ik een plek maken in de barricade voor het dakraam om het licht door te laten zodat ze daar nog even naar kon kijken voordat ze zou proberen te slapen. Want slapen kon ze alleen nog in het absolute donker. Tegenstrijdig eigenlijk. Maar we wisten nu in elk geval wat er aan de hand was. Hoe het kan dat een vorig leven een eigen leven gaat leiden in het huidige wist ik ook niet. Maar kennelijk kan het. In de dagen erna bleef Igor heel veelvuldig aanwezig. Het was eigenlijk ook heel gezellig, want het was soms net alsof we een man uit het verleden met een tijdmachine in deze tijd op bezoek hadden. Hij leerde nederlandse woorden en wij leerden zijn taal een beetje verstaan. Linda legde soms uit wat hij zei als ik niet begreep wat hij bedoelde. Op een bepaald moment zei hij: "Ring ring Nasja!" Ik vroeg, gebruikmakend van woorden die ik vaak hoorde: "Kèmé Nasja.... Wat bedoel je? Nasja is hier niet." "Nasja Uzbekiya. Ring ring Nasja!" En hij duwde de telefoon tegen me aan terwijl hij z’n hoofd wat onzeker afgewend hield en mij toch aankeek. Hij had me zien bellen met andere mensen die hier niet aanwezig waren en vond dat ik Nasja moest bellen. Soms kwam Linda er zelf niet meer tussendoor en dan had ik het gevoel geen hulp te hebben en werd ik wel eens een beetje wanhopig, want dan had ik echt het gevoel met een 'vreemde' te zijn. Net als met zo’n buitenlander wiens taal je niet spreekt en die je tijdelijk even binnen hebt gelaten omdat het buiten zo regent, maar waar je je geen raad mee weet. Hoe legde ik dat nou weer uit, dat hij Nasja niet kon bellen. Ik zei dan wel eens: "Nasja is hier niet. Nasja is dood. Ze leefde vroeger, in Uzbekiya. Lang geleden." Ik praatte maar gewoon in het Nederlands tegen hem. Maar daar wilde hij niet van horen. "Ring ring Nasja." Na een tijdje trok hij zich teleurgesteld en verontwaardigd in zichzelf terug. Zelfs een beetje boos, want ik wilde hem niet helpen terwijl ik dat zo toch zo makkelijk kon doen. Een enkele keer gingen we nog met de auto op en neer naar Arnhem naar de Mora-therapeut. Igor had dat kennelijk opgepikt en op een dag zei hij: "Broom broom Uzbekiya..... Nasja Uzbekiya." Hij wilde dat ik hem naar Uzbekistan zou rijden, dan kon hij Nasja opzoeken en was hij weer thuis. En als ik was opgestaan en naar beneden gegaan dan was hij gewoon met me mee naar de auto gegaan. Natuurlijk kon dat niet en uiteindelijk pakte ik er een atlas bij om te laten zien waar Nederland lag, en hoever Uzbekiya weg was. Ik hoopte maar dat hij begreep wat een atlas was. Hoe lang het rijden zou zijn. En dat ging nu toch niet? Maar daar had hij geen boodschap aan. Kwaad rukte hij de atlas uit m'n handen en gooide hem wild door de kamer heen tegen de muur. En ging daarna zitten mokken, zo van ‘niemand wil me helpen’. Linda was daar nogal boos over nadien. "Hij gaat wel erg brutaal worden." En soms zei ze: "Ik kom er bijna niet meer tussendoor." We konden hem niet goed aan het verstand krijgen dat hij in een andere tijd leefde. Dat zijn dorp en zijn familie niet meer bestonden. En op een van die momenten dat hij weer naar Nasja vroeg zei ik tegen hem: "Nasja is hier! Ik ben Nasja! Ik ben bij je."
Hij keek verrukt op, maar toen bekeek hij me wat beter. "Nasja?......." Hij voelde voorzichtig aan mijn baard, en ik zag de teleurstelling in haar of zijn ogen, terwijl hij haar hoofd met treurig lachje liet zakken. Hij schudde z’n hoofd en zei: "Nasja nai..... Nasja Uzbekiya." Op een bepaald moment begon hij de computer in de gaten te krijgen. Linda en ik zaten vaak achter de computer even wat uit te zoeken over misschien iets nieuws op internet over pijnstillers of mogelijke behandelmethoden. Hij begon dat door te krijgen en wilde ineens dat ik informatie over Uzbekiya ging opzoeken. Foto's wilde hij. Hij sprak 'computer' een klein beetje anders uit: "Kom...poet'r" Maar helaas kon ik in die beginjaren van het internet niets vinden dat interessant was. Maar op een idee gebracht begon ik een tekening te maken van Nasja zoals ik dacht dat ze eruit zag, met een rok. En hij vulde de tekening gelijk aan. Nasja had een knoopjes in haar blouse, en de rok was iets anders. Ze had 2 vlechtjes in haar zwarte haar dat links en rechts over haar schouders viel. En ik had geen voeten getekend, dus hij prutste er even snel 2 vormloze voeten onder, en moest er zelf onbedaarlijk om lachen. En lachen deed hij op een heel rare manier. "Háha.....ha......hahà". Steeds een beetje verkort 'haha' roepen. Linda vond het zelf maar raar, maar had daar zelf geen controle over. Hij tekende er ook 3 ganzen bij. En Nasja had een gevorkt stokje waarmee ze schudde om de ganzen ergens heen te leiden. Eigenlijk was het heel gezellig zo, maar Linda legde op een bepaald moment uit dat het ook iets anders was. "Kijk", zei ze. "Als ik wat zeg luistert niemand naar me. Ik praat alleen maar over pijn. En dat weten jullie allang, dat hebben jullie al zo vaak gehoord. Ik vertel niets nieuws meer. Als Igor wat zegt wordt er naar me geluisterd. De computer wordt erbij gehaald. En dan tel ik weer mee." Eigenlijk was ze daar een een beetje boos over. Dat was niet zo, maar in haar beleving voelde het wel zo. Omdat er in ons woonblok een luidruchtige renovatie gaande was met heel veel geboor, getimmer etc, hebben we in oktober een vakantiehuisje gehuurd in de bossen vlak buiten Apeldoorn voor een week. "Hier kan ik beter worden", zei ze toen we daar aankwamen. Maar er waren veel nachtelijke tankschietoefeningen en helicoptermanoevres gaande net in die week, dus veel rust had ze ook daar niet. Ze was er toen slecht aan toe, woog veel minder dan 40 kilo. Ik moest elke dag even naar huis, de poezen voeren, zelf even douchen, en was binnen anderhalf uur weer terug, maar dat was veel te lang voor haar. Ze kon helemaal niet meer alleen zijn. Op een bepaald moment pakte Igor een voor een z'n vingers vast en zei er bepaalde woorden bij. Ik begreep niet wat hij zei, had ook deze woorden nog niet eerder gehoord. Hij herhaalde het nog eens, pakte ze z'n vingers vast en bij elke vinger noemde hij een ander woord. Hij keek me heel ernstig aan, maar ik begreep het niet. Ik probeerde na te doen en te zeggen wat hij deed, maar kwam er niet uit. Toen kwam Linda ertussen en zei: "Hij is aan het tellen! Hij telt tot vijf." "Hoezo?", vroeg ik. "Gaan we zijn taal leren of zo? Wat bedoelt hij daarmee?" “Snap je het dan niet? Hij is vijf dagen op het slagveld blijven leven. Hij telt de dagen! Hij bedoelt… er moet nu snel iets gebeuren anders haal ik het niet. Het is de vijfde dag ! En op de vijfde dag ging hij dood." Maar we probeerden al van alles. Je kunt het zo gek niet bedenken of dat hebben we ook geprobeerd, maar de pijn was nergens mee te bestrijden en dus sliep ze niet meer dan één, in gunstige omstandigheden hooguit twee uur per 24 uur, verdeeld over 4 periodes van 6 uur, gedirigeerd door de werkingsduur van medicijnen tegen bloedingen. En dat al bijna een jaar lang. Ik sliep zo mogelijk nog minder, want als zij wakker werd kon ze niet langer blijven liggen en moest ze eruit, en begon voor ons een nieuwe dag van 6 uur. Ik ging dan gelijk aan het werk om iets eetbaars voor haar te bedenken en binnen 2 minuten boven te krijgen, omdat ik niet weg mocht lopen. De keuken en het aanrecht waren een slagveld, met de afwas van meestal meer dan een week overal verspreid. En àls ik aan afwassen toekwam dan was dat maar een klein gedeelte van wat moest. Maar goed dat we ruimschoots voorzien waren van borden en bestek. Soms probeerden we Igor verder te laten kijken in wat er gebeurde op het slagveld. We wisten dat hij daar was gestorven, maar hij wilde daar niet aan. Op een bepaald moment zei Linda: "Hij staat voor een deur waar heel veel licht doorheen schijnt. Hij hoeft alleen maar door die deur heen, maar hij doet het niet. Hij vertikt het." En ze zei ook: "Als ik daar zelf doorheen ga, ga ik dood". Maar hoe graag ze zelf ook op vele momenten dood wilde, omdat ze de pijn niet meer kon verdragen, ze is er nooit voortijdig doorheen gegaan.
Op een bepaald moment hebben we een reïncarnatietherapeut opgezocht en gevraagd of die bij ons thuis wilde komen. Linda was bang dat ze urenlang op een matras op haar pijnlijke rug zou moeten liggen, maar dat hoefde niet. Deze man vroeg haar gewoon te vertellen wat ze wist terwijl ze zat of voorover hing, en terwijl ze erover vertelde merkten we dat ze gewoon met de regressie bezig was. Hij liet haar hetzelfde verhaal doorlopen, maar aan het eind wist hij de juiste vragen te stellen om Igor verder te helpen. Igor wilde niet naar dat laatste moment toe, maar de therapeut zei dat hij anders niet weg kon van dat slagveld. Igor wilde naar Nasja toe en daarvoor had hij z'n lichaam nodig. Maar toen hij eindelijk door dat moment heen kwam en uit z'n lichaam was en neerkeek op dat lichaam wist hij dat hij daarmee nooit meer terug naar Nasja zou kunnen gaan. Dat maakte hem heel verdrietig. Hij moest naar het licht gaan, want hij was overleden, zei de therapeut. Maar dàt deed hij niet. Hij ging nog steeds niet door die deur. Dus ging hij naar Nasja. En ongezien is hij nog jaren bij Nasja gebleven, heeft op haar gepast, heeft nog heel veel liedjes gezongen. Alleen de poes kon hem zo nu en dan waarnemen. Op een bepaald moment was er in het dorp een vrouw zwanger. In het lichaam van die baby is hij toen ingedoken, terwijl dat lichaam waarschijnlijk niet voor hem bestemd was. En toen het jongetje geboren werd en een beetje kon spreken, zei hij: "Ik ben Igor. Ik moet naar Nasja. Breng mij naar Nasja." De mensen moesten om hem lachen. "Nee, jij bent Igor niet. Igor was een grote sterke man. Igor is dood. Jij bent Pjotr." Op ongeveer 7-jarige leeftijd werd hij ziek, heel ziek, kreeg hevige buikpijnen en is daar na verloop van tijd aan overleden. En terwijl dat lichaam begraven werd protesteerde hij, Igor, nog steeds. Hij schreeuwde het uit dat ze hem niet moesten begraven, hij moest naar Nasja. Wat er daarna gebeurde is niet duidelijk, maar wat later kwam ze in een volgend leven terecht, als vrouw, in de Alpen, waar ze trouwde met een man en heel veel koeien had. Ze was heel gelukkig met die man, maar die stierf op ongeveer 40-jarige leeftijd. Zij heeft de rest van haar leven voor de koeien gezorgd en is nog heel oud geworden, meer dan 90. Op het laatst had ze nog één koe over, Schnibbili, en woonde ze als een kluizenares hoog in de bergen samen met haar koe in een berghut. Door de mensen werd ze ook een beetje als een zonderling beschouwd. Die koe werd uiteindelijk ziek en kon niet meer op haar benen staan, begon te vallen. Linda zei: "Nee, nee niet doen! Niet doodgaan. Hoe moet ik zonder jou verder leven." Maar de koe viel bovenop haar, waardoor ze haar heup brak en niet meer onder de koe uit kon komen. Zo is ze weer dagenlang in leven gebleven en na heel veel pijn uiteindelijk overleden. Maar toen ze overleden was werd ze opgehaald door haar man en is ze wèl met hem mee naar het licht gegaan. Maar ze wilde alleen mee als de koe ook mee mocht. En dat mocht. Daarmee was de regressiesessie afgelopen. Wat we ooit eens te weten waren gekomen was dat ze in Amerika in een vorig leven, de tijd van de kolonisten, een soort koeienfluisteraar was. Als heel klein meisje al was zij in staat met koeien te praten, en boeren uit de verre omtrek kwamen naar haar toe als er iets met een van hun runderen was. Zij ging dan op een krukje voor de koe zitten en wist dan heel snel wat die koe mankeerde. Dat is waarschijnlijk in een leven daarna geweest. Igor is nadien nooit meer terug gekomen, ik heb haar ooit nog twee keer een vreemd woord horen zeggen, maar dat was waarschijnlijk als Linda, vanuit herinnering. Het was erg stil sindsdien en ik had een gevoel van eenzaamheid. Ik was van Igor gaan houden. Niet vreemd natuurlijk, maar ik leerde ervan dat liefde niet roest. Dat tijd geen wonden wonden heelt, hooguit bedekt. Dat was eind oktober 2001, kort voor haar overlijden. Op 5 december is ze in m'n armen overleden, zoals zij, en ik, dat graag wilden. Ik heb een ritueel uitgevoerd om haar van haar lichaam los te maken en haar over te dragen aan onze begeleiders, waarvan ik wist dat er heel veel om ons heen waren, al kon ik ze niet benoemen. Het was 5 voor vier in de middag, vlak voordat het donker zou worden. Het was nog licht. De begrafenis hadden we al een beetje doorgesproken en we hebben slechts een beperkt aantal mensen uitgenodigd op verzoek van Linda. Alleen mensen die heel dicht bij haar stonden. Daar waren ook een aantal therapeuten bij die op het laatst nog heel veel voor haar gedaan hadden en ook veel bereikt
hadden, hoe vreemd het ook klinkt. Tijdens de plechtigheid op de avond voor de begrafenis heb ik onze twee dansleraren Argentijnse Tango gevraagd om een tango te komen dansen. En een vriend van ons die een klezmerband (een soort zigeunerachtige Joodse muziek) had opgezet en daar heel vaak mee optreedt vroeg ik om te komen spelen als afsluiting. We hadden de stoelen in groepjes om de tafels gezet met de (witte) kist in het midden van de ronde zaal. Er waren kleine gebakjes voor de mensen. De vrouw van het rouwcentrum die de avond leidde was er een beetje onzeker over, want zoiets hadden ze nog nooit gedaan, maar ze wilde er toch wel aan meewerken. Nadien zei ze dat ze nooit zo'n bijzondere plechtigheid hadden meegemaakt. Zelfs de koffiedames achter de schermen hebben het er nog heel lang over gehad, zei ze. En bijzonder was het inderdaad, want ik denk er aan terug als aan een hele fijne avond. Zo iets bijzonders had ik nog nooit meegemaakt. Marianne, een van de therapeuten die Linda tot vlak voor haar overlijden nog heeft behandeld, zei dat ze op een bepaald moment Linda, of het licht om haar heen, even had gezien, dansend door de ruimte. Ik heb in de maanden daarna nauwelijks moeite gedaan om Linda te bereiken, wetende dat zij ook aan de andere kant lang nodig zou hebben om te herstellen. Je hebt dan weliswaar geen pijnlijk lichaam meer mee te dragen, maar je moet wel verwerken wat er allemaal is gebeurd. Je moet het ziekzijn loslaten in je denken. En dat kan heel lang duren. Op een bepaald moment, ergens in maart 2002, vroeg ik een vrouw van wie ik wist dat zij mandala's voor mensen maakte met hulp van haar gids, om een mandala van Linda te maken. Op Goede Vrijdag was die klaar en heb ik 'm opgehaald. Centraal in die mandala is een kleine teddybeer, met daaromheen een hart. Erbij was een lange tekst, en dit zijn een paar fragmenten daaruit: Zie 2 handen - raken elkaar nu ook. Dat mag intens gevoeld worden door alles heen. Zie ik geef een teddybeer - een hemelse knuffel. Dubbelop, geborgenheid, een geestesvriendje. Kinderen, die de knuffels zo intens nodig hebben, wij elkaar - los - vast - weten vanuit het Hart. Alles als een paasgroet - het licht op aarde. Groet allen en bedankt. Ik hou van allen en van jou. Een hemelse groet. Een hemelse knuffel. Dat was heel fijn om te ontvangen. Het was net Goede Vrijdag.
Linda en ik gingen vroeger vaak naar spirituele beursjes, altijd geïnteresseerd in nieuwe informatie, leuke boeken, mooie stenen, misschien iets te horen van een handlijnkundige of een helderziende, en meestal waren de mensen op zo’n beurs wel aardig, en zeiden ze interessante dingen, maar echt goede helderzienden waarvan je gewoon weet dat ze zuiver zijn, ontmoet je maar heel zelden. Een jaar of wat geleden hadden we er zo een ontmoet. Zo’n vrouw die geen woord verkeerd zei, en alles wat ze zei klopte en dat voelde je gewoon, wist je gewoon. Maar we konden nadien het kaartje dat ze had meegegeven nergens meer vinden. Ik had er veel naar gezocht, want Linda had daar heel veel behoefte aan, maar nooit gevonden. We wisten haar naam ook niet. Judesca of zoiets, en ze had een heel Amsterdams accent, maar niemand wist ons te vertellen wie dat kon zijn. Op een dag, ergens in maart 2002 of zo, las ik in het blad Paravisie een artikel over een helderziende vrouw waarvan ik op dat moment gelijk wist….. dat moet zij zijn. Lucia! Maar zij is bij de mensen bekend als Loes van Loon. Ik heb toen via de redactie van Paravisie een brief naar haar geschreven en uitgelegd wat er gebeurd was, etc. Ik heb er twee vroege ochtenden over gedaan die brief te schrijven, en wat er die beide keren gebeurde was dat de foto van Linda die tegenover me onder het raam vastgeplakt zit, tikte. Ik hoorde een luide tik en zag vanuit m’n ooghoeken dat de foto bewoog. Die foto beweegt nooit en heeft sindsdien ook nooit meer bewogen, alleen die beide ochtenden.
Een paar dagen later belde ze zelf op (en haar accent was onvervalst Amsterdams) en beschreef in detail waar Linda pijn had gehad. Dat had ik haar niet geschreven. Toen zei ze: “Dan kan ik je nu tenminste overtuigen dat ik Linda hier voor me heb staan. Ze is heel ongeduldig, want zij staat te popelen om met je te praten.” Dus via de telefoon, en via Loes die alles doorgaf, heb ik toen heel veel van en over Linda gehoord. Een paar dingen die ze zei waren: We hebben het goed gedaan zoals we het deden. Je mag best verdrietig zijn. Dat je verdrietig bent vind ik niet erg. Dat is je geraaien (met een lachje). Maar als je twijfelt doe je me wel pijn. Je kunt me altijd bereiken. Ik kan je overal horen. Het is een gedachtenwereld. Ze heeft een hele grappige geleidegids, die ooit, in een vorig leven rond 1500 (ik vermoed Uzbekiya) haar vader was geweest. Er was ook een hondje bij haar. Ik vroeg of dat Taxi was. En dat klopte. En wie Amá was. Dat was niet haar geleidegids, maar wel een vriendin. Lucia zei dat het niet veel mensen gegeven is om zo vroeg voor hun overlijden al zo’n contact met de andere kant te hebben. Dat gebeurt, àls het al gebeurt, meestal pas een paar uur of hooguit een paar dagen voor hun overlijden. Maar in dit geval was dat anders. Linda had het op een bepaald moment over een bos rode rozen. En één ervan, een witte, haalde ze eruit en gaf die afzonderlijk aan mij. Ik was daar uiteraard heel blij mee, maar begreep op dat moment nog niet helemaal de betekenis. Aan het eind van het gesprek zei ze nog eens: “Vergeet je witte roos niet”. Dus ik ben na dat gesprek naar een hele goede bloemist gegaan en heb van Linda’s geld een bos rode rozen gekocht, en één witte. Die roos heeft ontzettend mooi staan bloeien, en als ik ernaar keek kreeg ik tranen in m’n ogen. Ik had steeds het gevoel om nou eens uit te gaan zoeken waar een witte roos precies voor staat. Wat de symbolische betekenis ervan is. Het duurde vrij lang voor ik dat ging doen, maar tot die tijd bleef het voortdurend in m’n hoofd hangen. Uiteindelijk heb ik op internet de betekenis opgezocht en ontdekte: the white rose has four different meanings: innocence and purity, humility, “I am worthy of you,” “You’re heavenly,” and secrecy and silence. Nou, dat laatste ben ik niet zo goed in, getuige deze brief, maar wat me het meest trof was dat zinnetje ‘I am worthy of you’, ‘Ik ben je waard’. Want Linda had eigenlijk een soort minderwaardigheidsgevoel, vond zichzelf niet mooi en ook niet lief. En nu zei ze zoiets tegen mij… Wat later had ik een al lang geleden gemaakte afspraak met een helderziende vrouw (al weer een, nummer 3, haha) in Apeldoorn. Bij haar kreeg ik ook een boodschap. Zij had een iets minder direct contact met Linda, was dus meer aan het zoeken om haar gevoel in woorden om te zetten, maar waar ze heel nadrukkelijk over begon was dat Linda wilde dat ik een oude ring die er nog thuis ergens moest liggen, moest gaan dragen. Nou wist ik wel van een oude gebroken schakelring, maar die droeg Linda al voor ik haar leerde kennen. En die brak al heel snel nadat we bij elkaar woonden. Ze zei toen ook: “die heb ik nu niet meer nodig.” Maar wat me bij bleef was de boodschap dat ze mij een ring aanbood. En ik bedacht een paar dagen later: als jij mij een ring aanbiedt, waarom zou ik dan jou dan geen ring kunnen aanbieden? Maar ja, Linda aan de andere kant, in de Astrale Wereld, of hoe noem je dat, de Lichtwereld… nou ja, maakt niet uit… maar hebben die nog steeds iets met ringen? Hoe denken ze daar over trouwen? Samenwonen zit er sowieso al niet in…… dat soort vragen kwamen er in me op. Bij huwelijken wordt vaak ook zoiets gezegd als: Till death do us part. En wat daarna dan? Ik vroeg me dat altijd al af. Houdt liefde op bij de dood dan? Linda en ik zijn nooit getrouwd, hebben elkaar zelfs nooit een ring gegeven. Daar hadden we geen behoefte aan, was niet nodig. We hadden geen ring nodig om te bewijzen dat we bij elkaar horen, van elkaar houden. En zo voel ik dat nog steeds, maar dit idee liet me niet los, en ik was best wel blij met dit…. uh… aanzoek. Maar ik vroeg me wel af, wat wil ze nou toch zeggen hiermee? Er zat meer achter, maar wat? Het was inmiddels begin juli, en dat was de tijd dat ik voor mezelf al maanden geleden gepland had om een experiment te doen dat nogal ingrijpend was: lichtvoeding. Onder begeleiding van Marianne, een hele lieve therapeute die Linda gedurende haar laatste maanden nog behandelde, ben ik daar begin juli aan begonnen.
Lichtvoeding, als je dat 100% toepast, wil zeggen dat het niet meer nodig is om te eten en te drinken, maar dat je leeft van licht, van kosmische energie. Er zijn echter gradaties in, b.v. dat je alleen het eten laat staan, maar nog wel drinkt, etc. Maar om dat voor elkaar te krijgen is het nodig een soort initiatie, een lichamelijke aanpassing, te ondergaan. Die initiatie hield in: 7 dagen lang niets eten en niets drinken, de 2e week minimaal 2 liter sterk verdund vruchtensap per dag, en de 3e week iets minder sterk verdund vruchtensap. Tja, waarom zou je zoiets extreems doen? Nou, een van de redenen was nieuwsgierigheid. Linda’s moeder had het een half jaar geleden ook gedaan, en heeft inderdaad gedurende meer dan een half jaar geleefd op hooguit een kop soep per dag. Ze was eerst 7 kilo afgevallen, maar haar gewicht is daarna altijd hetzelfde gebleven: 67 kilo. En ze voelde zich veel sterker en gezonder. Wat het vooral met je doet is dat het je een veel sterker gevoel geeft van verbondenheid. Verbondenheid met de natuur, met de wereld, maar ook met de lichtwereld. Het gevoel echt deel uit te maken van… één te zijn eigenlijk. Bovendien zouden daardoor ook je spirituele mogelijkheden ontwikkeld worden. Dus je gevoeligheid. Daarnaast, en dat speelde voor mij ook mee…. onafhankelijkheid van eten. Dat klinkt overbodig, want daar gaat het toch om zou je denken, maar als je er lang over nadenkt, gaat het een speciale betekenis krijgen merkte ik. Er zit veel meer aan vast dan je zo zou zeggen. Met Marianne als begeleidster die steeds voor me uittestte hoever ik zou mogen gaan durfde ik dat wel aan, dus ik heb me eerst goed voorbereid. Vlees eten deed ik toch al niet (eigenlijk is dat een voorwaarde, vegetariër zijn, anders is de overgang veel te groot), maar de laatste weken at ik veel minder, en gebruikte ik veel meer fruit. Ik heb ook aan de goddelijke wereld gevraagd om toestemming, en om hulp. Die eerste dag was een eitje, maar de dagen erna waren heel moeilijk om door te komen. Slapen doe je dan dus ook niet, steeds hele erge dorst, droge mond etc. En daartegen mocht ik alleen een paar hele dunne ijsblokjes opzuigen. Volgens schrijfster van het boek over lichtvoeding wordt er na 3 dagen door astrale begeleiders ’s nachts een soort etherisch infuus in je lichaam geplaatst, dat ervoor zorgt dat kosmische energie door je lichaam kan worden opgenomen en omgezet in stoffelijke voeding. Of het dat was weet ik niet, maar na 4 dagen had ik een heel vreemd gevoel van scherpe hitte dat uitstraalde van achter m’n borstbeen en bij m’n nieren vandaan. Dat gevoel verdween daarna langzaam weer, ik raakte eraan gewend denk ik. Na 6 dagen zei Marianne dat ik nu weer iets moèst gaan drinken, anders zou het fout gaan. Maar al met al heb ik me goed aan het schema gehouden. Niet makkelijk, maar dat was ook niet de verwachting. Maar in diezelfde periode van 3 weken was ik ook in m’n hoofd met die ring van Linda bezig. Nou was dat geen planning van mijn kant. Dat kwam gewoon ‘toevallig’ zo uit. In elk geval zat die ring steeds in m’n hoofd. Ik besloot zelf een ring te ontwerpen die ik haar zou gaan aanbieden. Hier is het ontwerp zoals dat het uiteindelijk geworden is. Het bestaat uit een dunne ‘snaar’ van geel goud die aan de achterkant overgaat in wit goud, en aan de voorkant weer terug in geel goud, via een soort spiraal met kristallen, die sterren symboliseren. Vanuit m’n gevoel heb ik die ring in nogal korte tijd, een paar dagen, uitgewerkt. En het was in de derde week van de lichtvoeding dat ik die ring afhad en dat ik besloot Linda nu zelf ook maar een aanzoek te doen. Sinds haar overlijden heb ik een soort dagboek bijgehouden, maar ik noem het liever een brief aan Linda. Doen wel meer mensen in zo’n situatie hoorde ik. Ik zal hier een fragment uit ‘voorlezen’, van woensdagavond 10 juli, om precies te zijn. Gisteravond heb ik dus dat gedaan wat jij mij misschien ook hebt gedaan, alleen op een andere wijze. Ik heb je een aanzoek gedaan. Ik weet dat je m’n gedachten kunt horen, dus ga nou eens hier op de bank zitten. Dan weet ik tenminste dat je daar bent en ik niet met m’n rug naar je toe iets zeg. En dus heb ik je gevraagd of je met me wil…. of je je met me wilt verbinden.
Trouwen is van de Aarde. En dan zweer je elkaar trouw. Dat je bij elkaar zult blijven, geen overspel zult plegen, voor elkaar zult zorgen in goede en slechte tijden, dat je puntje puntje puntje tot je wettige vrouw of man zult… nemen. Etc. Daar voelden wij ons nooit toe aangetrokken. Haha, je hebt het er weleens met je leerlingen over gehad. Die zeiden toen zoiets van: Maar dan kan hij toch zo weggaan? En jij zei toen zoiets als: Ja, maar dat kan hij toch ook als we getrouwd zijn? We vonden het niet nodig, om meerdere redenen niet. Kinderen wilden we toch al niet, dus dat was al geen reden, als dat al een reden zou zijn. Dat hele gedoe eromheen trok ons niet erg aan. We hoefden niet zo nodig een witte bruidsjurk voor je te hebben. Sommige vrouwen vinden het schitterend, alleen al daarom, om te trouwen. Een sprookje. Maar ik kan me jou eigenlijk totaal niet voorstellen in een witte trouwjurk. Nou ja, ik kan het wel, maar…. het past niet. Is bijna tegenstrijdig te noemen. Zou je het misschien toch een klein beetje gewild hebben?…. Soms vraag ik het me wel eens af. Ik denk het toch niet. Maar gisteravond heb ik je dus wel een aanzoek gedaan. Op m’n knieën, dat wel. En niet om je te vragen met me te trouwen. Maar wel om je te vragen of je je in volkomen vrijheid met mij zou willen verbinden… of zoiets. Ik weet het eigenlijk niet eens zeker hoe je dit zou moeten noemen. En… wat ik nu bedenk, ik deed het gisteravond niet eens gepland. Ik bedacht het eigenlijk gisteren en dus heb ik het gisteren ook gelijk voorgesteld. Niet precies over nagedacht wat ik zou willen zeggen, niet nerveus van te voren geweest. Kan dat eigenlijk wel? Is dat niet een beetje oneerbiedig? Ik weet niet goed raad met deze situatie. En dat is nou precies wat ik bedoel… het is inderdaad nogal moeilijk. Ik zie je niet. Ik hoor je niet. Ik heb een soort gevoel van…. maar dat is heel moeilijk daarnaar te luisteren en ernaar te handelen. En ik ben nogal onzeker. Kan ik dit eigenlijk wel maken?!
Dan snap je beetje vanuit welk gevoel ik daarmee bezig was. Ik heb daarna op een antwoord zitten wachten, maar ja, dan zit je daar zo’n beetje voor je gevoel in je eentje op de grond, kijkt eens naar de muur, kijkt eens naar de bloemen in het raam, kijkt eens naar de foto van Linda, voelt je droge mond, voelt je knieën beurs worden van de harde grond…… dat schiet niet echt op. En dat werkt dus niet. Ik ben niet zo meditatief en kan niet lang stil zitten en aan niets denken. En ik dacht… als er een antwoord komt… dan weet ik dat wel. We zien wel. Ik ga gewoon die ring laten maken, want dat voelde goed. Ik had in elk geval niet het idee dat het fout was wat ik deed. Een paar dagen later had ik een verschrikkelijke allergiedag… soort hooikoorts. Heb ik al jaren, en regelmatig ben ik daar behoorlijk ziek van. Eén dag, daarna is het weer over. ’s Avonds ben ik dan kapot, en val ik volkomen uitgeput, vaak nog op de bank, in slaap. Ik kopieer weer een stukje uit het ‘dagboek’. Dat gaat makkelijker dan opnieuw woorden bij elkaar zoeken. (zaterdagmorgen 13 juli) Heerst er bij jullie nu een soort vreugdestemming? Hebben jullie, jij nu weer iets bereikt? Iets bijzonders? Want zo voelt het. Er is iets heel, heel bijzonders gebeurd vannacht. Ik droomde van jou, of beter, ik was bij jou. Of nog beter: jij was bij mij. Gisteren was dus weer een snotneusdag, en kennelijk veroorzaakt dat, misschien omdat ik dan nogal zielig ben, in de daaropvolgende nacht een uittreding waarbij ik jou ontmoet. Dat is nogal eens gebeurd en ik vraag me nu af of dat nu komt omdat ik zo zielig ben en jij me wilt opbeuren, of dat er zelfs nog iets meer aan de hand is, en dat die snotneus dus ook werkelijk iets in mij veroorzaakt dat dit kàn. Maar goed. Je kent dat wel als je ergens heengaat waar een geliefd iemand verblijft. B.v. een gevangenis, een gekkenhuis, een vakantiekamp, iets anders waar die persoon gedurende lange tijd verblijft (want dit zijn nogal vergelijkingen naast elkaar), en er is een soort open dag en de familie mag op bezoek komen en kijken hoe het er nu eigenlijk aan toe gaat. Maar…. wie is nu eigenlijk waar? Maar eigenlijk ben jij dus bij mij op bezoek. Ik zit in de gevangenis…. al lijkt dat niet zo. Vrijwillig misschien, maar wel met tegenzin. En gevangenis is niet het juiste woord, maar soms komt het er akelig dicht bij. Maar zo iets kun je het noemen. En er waren anderen om ons heen, bekenden, maar toch ook weer niet, ik weet het niet. En jij was daar. En de sfeer was goed, van verwantschap, zoiets, maar niet overduidelijk. En dan is er een soort programma dat we met z’n allen afwerken. En ik was wel steeds bij jou, maar had het idee dat ik nog steeds een soort afstand tussen ons moest overbruggen. Jij was Linda…. maar toch ook weer niet…. was méér. Maar toch ook weer niet zo heel duidelijk méér. Het ging om die afstand…. je was niet afstandelijk, maar ik zag je als van veraf.
Het lijkt wat op wat Loes zei: Ik zie twee vrouwen. Dat gaf ook een gevoel van afstand. Ze zei niet: Ik zie je vriendin Linda. Zo’n vergelijking. En vergelijkingen daar gaat het om. Want we hebben wel degelijk met elkaar ge…pr….ge…communiceerd. Dat is het juiste woord. En aan het eind, toen iemand je kwam ophalen om in de auto mee weg te gaan en je iets gaf om het makkelijker voor je te maken…. iets voor tussen je voeten of zo iets raars… toen kon ik nog net een paar vragen stellen…. menselijke vragen. B.v. Weet je dat ik al 65 pagina’s heb volgeschreven? En je reactie was… o… zoveel… is dat nodig dan…. gekkie… zoiets. Maar opvallend was…. niet zij ging van mij weg…. ik van haar…. terwijl ik in die… gevangenis zit. Ik werd weer wakker… menselijker… en dan wil je met woorden iets weergeven en dat is zo….. beperkend. Ik heb dus nu ervaren wat communiceren is….. zonder het te kunnen verwoorden…. Ik heb in elk geval het gevoel meegekregen wat een beperking woorden zijn. Ik wist het…. maar ik heb het erváren. Kan het me niet herinneren, maar onthou wel het wel.
Ik heb diezelfde ervaring of droom, of uittreding, geef het maar een naam, van die nacht, want er gebeurde meer dan hierboven staat, gelijk opgeschreven (het was half vijf ’s morgens) en hier overgenomen. Van tevoren zeg ik erbij dat het handschrift waarin ik schreef zichtbaar veranderde terwijl ik schreef. Het is op het eerste gezicht een beetje een warrig verhaal omdat de ‘persoon’ waarin het geschreven is nogal wisselt. 11 juli 04.30 uur Had gisteren een snotneus (dat is m’n allergie waar ik helemaal total loss van ben ‘s avonds), was zielig, en dan gebeurt er wel eens ‘iets’. Dit was heel bijzonder. En weer…. ik kan maar een heel heel klein beetje terughalen, en dan nog alleen het laatste, wat menselijke deel. Vergelijk het met een familiebezoekje aan een verplicht…. nou ja ‘gekkenhuis’ is het verkeerde woord, want daarmee hebben we niet te maken. Een gevangenis, maar, niemand heeft wat misdaan, maar het gevoel van afstand is net zo. En dan krijg je soms wel eens de gelegenheid om (met familie b.v.) haar op te zoeken, of omgekeerd, zij jou! Nou, dat laatste. Het lijkt alsof zij in de “gevangenis” zit, maar nu ik dit schrijf voel ik… dat is dus omgekeerd. Ik zit erin, al lijkt dat, voelt dat toch anders. Dus… wie is nou ver weg?! In elk geval… tussen het “vaste” programma door krijg je dan toch ook gelegenheid om met elkaar te praten, terwijl je toch steeds samen bent, maar niet hardop kunt praten. Ze heeft me in elk geval heel veel uitgelegd, en ik haar. Het valt me (nu) op dat zij… er anders uitzag. Linda…. en toch… ook niet… Méér. Maar niet veranderd en dus uit elkaar gegroeid, nee. Is niet precies uit te leggen, zou er weer een vergelijking voor moeten zoeken. Maar wel… voor nu… heel aards. Alsof ze iets speciaals voor deze gelegenheid had uitgezocht om het me makkelijker te maken. Ik heb veel met haar kunnen “uitwisselen”, maar… en dat is dus logisch,…. op het laatst verdwijnt het, word ik aardser… en stel ik aardsere vragen… en die kan ik makkelijk onthouden, maar…. bevatten nauwelijks enige informatie, en ’t zijn tòch al moeilijk op te schrijven, zoveel informatie zit erin. Ik stelde b.v. de vraag of zij me met haar gedachten goed kan bereiken en dan zie ik zoiets van “vingers” die op m’n schedeldak trommelen…. iets te vergelijken…. en ze zegt: kost heel veel energie, is toch wel heel moeilijk. En omgekeerd…. net zo. Voor mij… Wat ik moet doen is gewoon…. heel sterk aan haar denken. nog eens: héél stèrk aan háár dènken. Vernauw je denken…. Want het is heel gemakkelijk, je doet het dagelijks… maar doe het bewust/bewuster… en wees niet bang. Kijk: dit soort antwoorden kan ik, kun je nu geven, want je hebt een… nieuwe geheugenmodule geïnstalleerd, daarin zitten antwoorden. Je moet ze alleen nog verwoorden. Wat me opvalt/viel is de toch wel grote afstand tussen ons in persoonlijke zin èn lichamelijke zin. We groeien niet uit elkaar, maar de afstand wordt toch wel nog groter… vooral door wat ìk mee ga maken. Toch hoèft dat niet. Ik doe het zelf. Dus… ik kan het ook zelf terugdraaien. B.v. als ik een andere relatie zou hebben… is de afstand groter geworden. Toch hoeft dat niet. Ook zij ervaart dat dan als… jammer… hoeft toch niet. Maar gaat wel door. Dat stukje schept afstand… b.v. “onverschilligheid” is afstand. Terwijl het geen onverschilligheid is, maar een logisch handelen. Je kùnt er tenslotte niets anders mee. Ik begrijp een beetje wat communiceren eigenlijk is: heel veel informatie tegelijk overdragen. Dom om woorden te gebruiken als je het zo kunt.
Op een bepaald moment zei ik tegen haar: kom nou eens even hier zitten, bij me. En dan voel ik gelijk ja… dat zijn wij. ’t Is geen onwil… alleen afstand… ze is zoveel meer! groter… zonder groot te zijn… onthou dat gevoel. Ik zei ook iets van: weet je dat ik al 65 pagina’s tekst heb vol geschreven… ze was verbaasd… en reageerde (niet “zei”) ò? is dat nodig dan? is het zo èrg? Ik heb je niet gehoord? Dacht dat het ging? Weer zo’n algemeen idee: het is voor haar ook net zo moeilijk geweest. Het omgekeerde geldt ook een beetje: afstand… ik ben anders… maar niet uit elkaar gegroeid. Maar toch: denk aan Loes: Ik zie 2 vrouwen staan Zó’n afstand. Niet: hier is Linda, je vriendinnetje. Geef ons de tijd… en we komen tot elkaar. Ze heeft me van alles verteld, uitgelegd, getoond, maar dat zal waarschijnlijk langzaam tot me dóórdringen. Ik geloof: het belangrijkste is weer: ik ben een stap dichterbij gekomen. Ik heb wéér méér geleerd. Dat gevoel van afstand hebben ze me juist laten zièn, laten voelen, dat het niet leuk is. Dat het zelfs niet hoeft. Werk eraan, probeer te begrijpen. Zie je, ik… ben het nu aan het vertalen in domme simpele woorden. Tussen de woorden door komt toch over wat ik bedoel te zeggen…?! Zoek een manier in jezelf om dat gevoel te herinneren, want dàt kun je! Ze probeert me te helpen. Maar dit wat ik nu doe voelt als zo’n beperking…. woorden gebruiken. En ik heb zo ontzettend veel woorden nodig… waardeloze tijd. Daarom dus. We zullen met elkaar kunnen communiceren…. werk daaraan! Probeer gevoelens vorm te geven. Kijk nu lijkt het alsof ik aan het schrijven ben (Linda). Het lijkt bijna wel automatisch schrift, maar je weet, jìj weet dat je dit zelf doet. De vertaalslag is al gemaakt. Je hebt de boodschap al ontvangen. Dus jouw lichaam zit er nog tussen. Dat moet verdwijnen. Je maakt nu nog gebruik van de geheugenmodule en daar haal je de antwoorden uit. Alsof ik rechtstreeks met je praat, maar ik ben alweer terug/aan de “andere” kant. Je gebruikt dus een kloon van mij. Maar dat is o.k….. voor nu. Je gaat het straks rechtstreeks doen… geloof het nou maar. Je twijfelt nog. Je weet toch dat je dìt nu toch ook kunt. Je zit nu halverwege automatisch schrift/rechtstreeks in contact met mij zijn. Die afstand moet weg. Dat kan. Daar werk je al (lang) aan. Dat gebeurt. Dat is goed! Kijk je gaat al sneller op je hand(en) vertrouwen. je ziet eerst de woorden en schrijft ze op. Zoveel normaler dan je dacht hè. maar vergeet niet… je had eerst die… boodschap… die geheugenmodule nodig… die geef ìk je. Als dat niet eerst gebeurt… dan heb je alleen je eigen fantasie. Geloof me nu maar. Ik ben ver weg dat is waar, maar ik heb je die afstand laten voelen, die geldt ook voor mij… voor ons en met ons bedoel ik ook “jou”, jij en mij, wij tweetjes. We hebben veel meer samen dan je nu denkt, dan je weet. Je bent nog steeds zo bang… zo bang mij kwijt te zijn. Dat is niet zo. Dat is niet waar… Geloof me… vriendje. Ik hou van je kusjes je vriendinnetje De rest moet je zelf doen. Kom me maar halen. Ik wacht op je. Je kunt het. Zie je… ik ben best dichterbij dan je denkt en dan zitten we echt in het gras samen… alleen jij en ik. Dat hebben we ook…. Ik ken je toch!…. Dat wil ik je laten voelen. Mijn kleine… kleine vriendje… die toch zo groot kan zijn. Als je zo twijfelt ben je echt heel klein… maar dat begrijp ik… dat zou ik ook zijn…. is nooit erg…. ik hou van je… ik weet je… wees niet bang… twijfel niet aan mijn liefde. Zie je… nu kun je de boodschap die Loes je gaf zèlf ontvangen… Ik ben bij je… die afstand heb ik je laten voelen. Die… dat gevoel geldt in 2 richtingen. JIJ kunt daar verandering in aan brengen… door jou. Dat leer ik je ga ik je leren en je kunt het ga daar vanuit. Ik hou van je en ik laat je niet gaan. Hou van me. Je leert nu toch ook. Zie je, je denkt aan een geheugenmodule… dat is vastgelegde informatie uit het verleden, als is het maar een kwartier… verleden. Dit is meer…. ik ben bij je. Noem het een vertaalmachine… Dat je weer wat eet is goed. Ga dat weer doen… met mate. Ik hou je in de gaten. Wij zijn/blijven/komen dichterbij dan je denkt… in de gaten… steeds dichterbij en dichterbij… tot je er warm van wordt… letterlijk (gna gna) (=typische uitdrukking van Linda van vroeger) Je zult nog wat beleven… twijfel nou niet want dan ga je zèlf schrijven… Ik ben hier… en bij jou… Nu ben ik bij je… ga door… Ik hou van je dat kan ik je niet genoeg zeggen. Dat heb je zó nodig. Je denkt dat denk ik zelf, maar ik zit op de lijn. Ik ben hier…. die vertaalmachine zit er nog tussen, maar die kun je al bijna overslaan. Ja je kunt schrijven niet meer bij ga maar tegen me praten Vanaf dat moment ben ik dus hardop tegen haar gaan praten. Wat precies weet ik niet meer, maar achteraf heb ik nog dit opgeschreven als samenvatting: ---(Linda) zeg maar tegen Marianne… (Linda) Je vindt haar aardig hè ja. (Linda) Je wilt haar graag dit vertellen ja. Ze is een vriendin voor me
(Linda) jaa, ze is ons vriendinnetje. Zeg dat maar tegen haar (en dat voelde als zo’n heel knus, intiem knuffelgebaar) ---Ik heb dus over die ringen gepraat (onder andere) en haar antwoord was JA (met heel veel strepen eronder) met heel veel blijdschap, begrip, glimlach en vooral liefde voor haar vriendje (dat laatste geeft zo’n beetje het gevoel weer dat ik daarbij kreeg)
Op 15 juli, 2 dagen later, overleed m’n vader. Het was dus zowiezo al een bijzonder hectische periode. Maar ik heb m’n vader nog kunnen vertellen dat ik contact met Linda had gekregen. Nou ja, dat was dus het antwoord waar ik op zat te wachten. Iets onverwachter en anders dan ik me had voorgesteld, maar… wat wil je nog meer?! Samen met Marianne ben ik aan het uitzoeken gegaan wie nu het ontwerp van de ring zou kunnen gaan uitwerken, want dat een gewone juwelier daar niet geschikt voor zou zijn was me al wel duidelijk. We kwamen uiteindelijk terecht bij een mineralenslijper en edelsmid in Borculo in de Achterhoek. Een vriendelijke man die ook nog een soort helderziendheid bezat, maar daar eerder last dan voordeel van leek te hebben. Hij zag het wel zitten, maar toen ik na 6 weken weer eens bij hem langsging gaf hij me de spullen terug. “En jou kan ik niet helpen!” zei hij. “Die ring zit de hele tijd in mijn hoofd, ik word er helemaal gek van. Het laat me niet los, en het verhaal erachter hangt er veel te sterk aan. Hier heb je alles weer terug.” 17 augustus En nù…. vroeg ik me af. Wat moet ik nu? Ik had wel het idee…. ook dit heeft een reden. Gebeurt vast niet zomaar. Maar hoe zit het nu? Jij hebt deze man speciaal aangewezen. Hij moest het toch gaan maken?! Moet dit zo’n moeizame weg gaan worden? Wat is er aan de hand. Waarom gaat dit nu zo?
En daar stond ik dus weer, niets verder gekomen, en best wel teleurgesteld. Of beter, een beetje boos eigenlijk. En op weg naar huis werd ik nog opstandiger en zei op een bepaald moment hardop: Nou, dan ga ik die ring zèlf maken! Leuk bedacht, maar dan moet je wel eerst edelsmid worden. 20 augustus Is dat misschien een omwegtruc van jou geweest????? Je kunt moeilijk tegen me zeggen ‘ga een opleiding voor edelsmid doen.’ Op deze manier kom ik zelf tot die conclusie. Is dat soms een truc…. meisje???? Ik pak je nog wel….. op die manier…. Nou dan lukt het je aardig.
Ik vroeg me later af of ze die man in Borculo niet een beetje heeft zitten beïnvloeden, zodat hij niet aan de ring kòn beginnen, want dat was dus duidelijk niet de bedoeling. Linda kwam voor het kopen van materialen voor handenarbeidlessen op school veel bij een man in Apeldoorn die naast het verkopen van handenarbeidspullen ook les gaf in edelmetaalbewerking. Die man en Linda begrepen elkaar altijd uitstekend en hij had nog één plekje vrij voor de cursussen van het nieuwe seizoen….. “Dan wordt dit onze missie”, zei hij. Intussen heb ik deze opleiding afgerond en binnenkort, deze zomer in 2004 heb ik opnieuw een paar weken gereserveerd om opnieuw met lichtvoeding bezig te gaan. Ik hoop dat ik dan in staat zal zijn om de ring te kunnen maken zoals ik ze in m’n hoofd heb. Begin van dat jaar (2002) had ik Marianne gevraagd of ik iets voor haar kon tekenen, omdat ze zo veel voor ons gedaan had. Maar ze wist eerst niet wat. Naar een paar maanden bedacht ze dat ze voor haar praktijk met Photon Coherency Therapy, met de naam ‘Marisun’ nog geen logo had. In de loop van de zomer had ik een vaag idee. En vrij onverwachts zag ik kans om er een dag aan te besteden, en wat ik nog nooit eerder gepresteerd had was dat ik in één dag tijd de volledige tekening (hoezó logo?….. het werd een complete tekening) ontworpen en uitgewerkt had met airbrush. Hier is de foto.
Ik wist van tevoren alleen dat het een ronde tekening moest worden en dat er 5 sterren in zouden komen. En iets met spiralen. Op een bepaald moment was ik eraan toe om de sterren te plaatsen en ik zei zo gekscherend hardop naar boven: “Nou zeg het maar… waar moeten ze komen?” Dus ik bewoog m’n hand zo op gevoel een beetje lukraak over de tekening heen en weer en plaatste hier en daar een ster. Zo van ‘dat lijkt wel aardig’. Wist ik veel. Er staan overigens 5 grote sterren in, al zie je er slechts 4, de vijfde zit praktisch in de zon en is weggevallen in de foto. ’s Avonds heb ik in een sterrebeeldenboekje vergeefs gezocht naar een sterrenbeeld dat er een beetje op leek, maar heb het toen niet gevonden. Pas de volgende dag, toen ik het boekje ondersteboven hield, vond ik het sterrenbeeld. En het blijkt het sterrenbeeld Adelaar te zijn. En nog heel precies ook. In de Indiaanse mythologie blijkt de Adelaar precies datgene te vertegenwoordigen wat Marianne doet in haar praktijk. Ze is in een vorig leven een sjamaan geweest en in een nieuwe vorm is ze dat nu weer. Ze is therapeute met een apparaat dat de StarLight genoemd wordt en kan met behulp van metingen op de acupunctuurpunten de conditie van alle organen vaststellen en behandelen en heeft daar hele goede resultaten mee. Korte tijd later wilde ik graag voor Lucia, Loes van Loon, een tekening maken. Daar had ze niet om gevraagd, maar ik wilde dat gewoon dolgraag voor haar doen. In mijn ogen is zij een vrouw die ontzettend veel liefde geeft. Ik heb haar al diverse malen gesproken, en ze heeft al heel wat uren aan ons besteed, maar wilde er steeds niets voor hebben. Daarom heb ik deze tekening voor haar gemaakt. Bovenin de tekening, op de foto niet zichtbaar, is een witte roos…. dè witte roos, want ik heb de tekening mede uit naam van Linda voor haar gemaakt. Zo voelde dat, maar zo bevestigde Loes dat nadien ook, want toen ik samen met Marianne bij haar kwam met de tekening zei ze: “Ik zie Linda in de tekening, bovenin is Linda. Jij stuurt alles naar boven…. en zij stuurt alles weer terug.” Voor mij echter is deze tekening een soort zielesymbool van iemand die overloopt van liefde voor anderen, maar tevens is dit schilderij een zielesymbool voor de overwinning over het lijden. Paars heeft meerdere betekenissen, maar in deze tekening staat het paars voor het lijden, voor pijn. Die pijn valt in sluiers weg en daardoor komt het kruis te voorschijn, de Liefde. Loes zei: “Dit schilderij is voor àlle mensen. Om te laten zien, om ze te helpen. Geef mij alleen een reproductie.” Oo...
Daarna ben ik weer aan een ronde tekening begonnen. Ik was al een tijdje aan het experimenteren met wervelingen en symbolen en heb uiteindelijk een bepaald symbool bedacht of ontdekt dat voor mijn idee een betekenis heeft, maar ik begreep nog niet precies de waarde ervan. Maar we hebben het een
omkeersymbool genoemd omdat het… omkeert, de richting verandert. Wat je ook doet, na verloop van tijd kom je steeds in één en dezelfde richting op de cirkel uit. In de buitencirkel zijn de 7 kleuren van de regenboog en de 12 tekens van de dierenriem verwerkt. Wat we hebben ontdekt is dat electro-acupunctuur beïnvloed wordt door deze tekening. Marianne werkt daarmee, en had Linda er uitgebreid mee behandeld is. Zo’n apparaat meet meridiaanpunten, en die punten corresponderen weer dat correspondeert met bepaalde organen. Is een punt niet stabiel dan kun je het stabiliseren door b.v. een homeopatisch middel in het circuit te plaatsen. De keuze van het middel zegt dan gelijk iets over de kwaal. Een hele accurate methode om zonder bloedonderzoek of röntgenfoto’s
iemand helemaal door te meten. Maar als je òp deze tekening gaat staan, en je draait de cirkel terwijl je onderwijl een onstabiel punt meet, blijkt dat de waarde van dat punt verandert. M.a.w. de tekening kan hetzelfde bereiken als een homeopatisch medicijn. We ontdekten dat mensen die hiermee in aanraking kwamen, allemaal door heel wat blokkades heen zijn gegaan, en niet bepaald de geringste transformaties hebben ondergaan. Of het door de tekening komt valt niet te bewijzen, maar frappant is het wel. Het lijkt inderdaad wat het symbool doet: omkeren, mensen door een blokkade heen duwen, een andere weg laten bewandelen. Eigenlijk hun leven omkeren. Loes vertelde dat het een aurohealer is. En dat klinkt goed. Zoals wel duidelijk zal zijn geworden is de laatste grote verandering in mijn leven Marianne. Ze heeft Linda gelukkig nog een paar maanden meegemaakt en nog heel veel met haar kunnen praten. We waren op zoek naar iemand die dat kon wat zij doet, en hebben heel Nederland ervoor afgebeld. Via via kwamen we uiteindelijk terecht bij een man in Putten, een autoriteit op het gebied van gifstoffen en ontgifting, want Linda had op de een of andere manier ook nog een merkwaardige arsenicumvergiftiging opgelopen, maar hij had geen tijd om naar Apeldoorn op en neer te rijden, maar wist nog wel iemand die onder zijn begeleiding hetzelfde kon doen. Marianne dus. En zij bleek amper 200 meter bij ons vandaan te wonen! Inmiddels, sinds januari 2003, woont ze bij me in en we zijn bijzonder gelukkig met elkaar. Heel bijzonder is ook dat zij en Linda een heel speciale band met elkaar hebben. Soms lijkt het wel alsof wij met ons drieën een speciaal soort zielsverwantschap hebben. Bij Lucia werd daar ook iets over gezegd, maar niet zo direct. Via Lucia liet Linda weten dat als de ring af is ik die aan Marianne moet geven. En er voor mezelf ook een moet maken. Maar zijzelf draagt hem al, want toen ik hem gevisualiseerd en getekend had en hem aan haar had aangeboden was die dus op haar niveau ook gematerialiseerd, want Lucia beschreef hoe Linda trots de ring aan haar toonde. We hebben al meer gemerkt dat de astrale wereld, de gidsen… alleen dat vertellen waar je wat aan hebt. Sommige informatie, hoe interessant ook, geven ze niet prijs, om te voorkomen dat je leven erdoor op een verkeerde wijze beïnvloed wordt. Maar Linda noemde op een bepaald moment wel het woord: “Drieeenheid”. Misschien ging ze daarmee wel heel iets buiten haar boekje. Gek verhaal hè? Er is nogal wat gebeurd, en de veranderingen blijven zich voltrekken. Het is inderdaad een heel interessant leven nu, en waar we uit komen weet ik niet, maar het ziet er boeiend uit. Deze blauwe tekening met het gouden hart is in de zomer van 2003 gemaakt, voor een man die nogal wat meegemaakt heeft de afgelopen tijd, met duivelse toestanden en alle bijbehorende ellende. Centraal in
wat hij meegemaakt heeft staat een blauwe bol of ster die hij tot 2x toe voor zijn raam langs heeft zien flitsen in dezelfde beweging als in deze tekening. Alleen wist ik daar niets van. Dat hoorden we pas op het moment dat hij hem op kwam halen. De tekening met de twee slangen heet “Into the West”, naar het lied dat bij aan het eind van de drie delen van Lord of the Rings gezongen wordt. Ik heb die muziek bijna continu gedraaid tijdens het maken ervan en voel een sterke verbondenheid met dat verhaal dat de eenzame strijd weergeeft van een eenling die beproevingen moet doorstaan, en waarin een ring de hoofdrol speelt. De precieze betekenis weet ik nog niet, maar hij geeft inzicht en ik denk dat de slangen een soort bewakers zijn, wachters, en beschermers om je op Aarde te houden tijdens spirituele reizen. Opvallend is dat deze tekening onbewust steeds op een westelijke muur komt te hangen als we hem ergens mee naar toe nemen. Op het eigentijds festival had ik daar ook geen erg in en bevondien was het bewolkt tijdens het opbouwen, maar toen ik er de volgende dag aan dacht en een kompas pakte ter controle bleek dat ik de tekening binnen 5 graden op het westen had gepositioneerd.
En hiernaast zijn een paar zilveren objecten zoals ik die nu maak, eigenlijk ter voorbereiding op het maken van de ring van/voor Linda en Marianne. Marianne en ik komen veel bij mensen thuis om ze te behandelen met de StarLight. In de zomer en najaar kwamen we bij twee mensen in Antwerpen, Eric en Suzy. Suzy had botkanker en op het moment dat we voor het eerst bij hen binnenkwamen leek het wel alsof ik binnenstapte in de wereld zoals Linda en ik die hadden meegemaakt: pure wanhoop en vechten tot het uiterste om maar te overleven. Met Marianne’s kennis als therapeute en aangevuld met mijn ervaringen met Linda konden we Eric en Suzy heel goed begrijpen. Suzy is helaas een paar maanden later overleden, maar kort voor die tijd vroeg ze aan mij om voor haar man een speciaal sieraad te maken, wetende dat Linda me daarbij zou helpen. Nu, mei 2006, bijna driekwart jaar later, was het de tijd om het af te maken, en dit is wat het geworden is. Een helderziende vriendin van ons, Yvonne Baank, kreeg er de volgende woorden bij door:
V l e u g e l s u it sl a a n Engel Ogen L i c ht Strali n g B u it e n a ar d s A p a rt e n t o c h s a m e n O p e n e n g e sl ot e n Tra n e n T o e k o m st i n h i er n a m a a l s Bene den en boven Derde oog V e r b o n d e n h e i d vo o r altij d Kr a c ht Schoonh eid O ntva n g e r va n b o o d s c h a p p e n F or e v er Dri e e e n h e i d
Dat zijn woorden die zoo van toepassing zijn in deze situatie... Deze hanger heeft als titel gekregen: ‘Suzy’ Momenteel ben ik bezig om dit verhaal, dat begon als een brief aan vrienden in Australië, uit te schrijven in boekvorm, onderandere gebruikmakend van het dagboek dat ik heb bijgehouden na Linda’s overlijden. Het krijgt als titel: “Je Verliest Me Nooit.” Dat was wat Linda me vertelde bij Lucia, mij geruststellend, omdat ik juist daar heel bang voor was. Het boek is een verhaal over liefde, waarin haar ziekte weliswaar een belangrijke plaats inneemt, maar uiteindelijk slechts een onderdeel blijkt van een veel groter verhaal, een levenscyclus. Alles wat er gebeurd is, haar ziekte, onze strijd, het contact dat ik met haar heb gekregen, Marianne’s komst in mijn leven en dat wat zij daaraan voorafgaand zelf heeft meegemaakt, de tekeningen die ik nu maak, de mensen die we ontmoeten die ons helpen en die door ons geholpen worden… alles past in elkaar, en steeds beter ben ik nu in staat de verwevenheid van alle lijnen met elkaar te begrijpen. Daardoor wordt het steeds moeilijker om verdrietig te zijn. Het verdriet zit er wel, zeker, maar ik voel daarbij ook heel veel geluk, en hopelijk kan ik daarvan iets meegegeven aan de toekomstige lezers. Tijdens het schrijven ervan word ik steeds geconfronteerd met kleine ‘toevalligheden’, momenten van Linda’s aanwezigheid en van de invloed die ze op me uitoefent, hulp die ik krijg tijdens het schrijven. Ik weet nog niet wanneer het uitgegeven zal gaan worden, maar net toen ik dacht dat het boek zo ongeveer klaar was kwam er ‘iets tussen’... Wat begon als een ring die ik voor Linda zou gaan maken, resulteerde voorlopig nog niet in de ring zelf, maar als gevolg van de cursussen edelmetaalbewerking en de van Linda’s erfenis gekochte gereedschappen daarvoor, beschikte ik nu over de mogelijkheid om zelf sieraden te ontwerpen. In het schilderij ‘Aurahealer’ is een symbool te zien dat ik had ‘uitgedacht’, maar toeval was dat natuurlijk niet. Dit symbool kon ik nu ook in 3-D uitvoeren als zilveren object. We ontdekten dat wat het schilderij als geheel doet, ook geldt voor dit object alleen. Met electroacupunctuur konden we dat zelfs overduidelijk aantonen, maar wat de mensen ons vertellen die dit object als sieraad om hun nek zijn gaan dragen speekt tot de verbeelding. Mensen krijgen meer energie, slapen beter, worden ongevoelig voor statische electriciteit hebben minder pijn, werken allerhande blokkades uit
hun systeem, wonden die sneller genezen, dieren die laten merken dat ze ook zo’n hanger willen. Het resultaat is dat ze zich er zeer goed bij voelen. Uiteraard zochten we een geschikte naam voor dit sieraad en Marianne was er van overtuigd dat we die naam moesten zoeken bij de Indianen van Canada. We zochten op internet, maar vonden niets geschikts. Linda’s moeder hoorde op een dag in haar hoofd een soort stem zeggen: “Akaija”. Ze schreef het op, maar wist er niet goed raad mee. Ze vroeg mij of dit misschien iets was. Ik vond het een mooie naam, maar pas toen ik op internet ging zoeken naar de betekenis ervan, en die betekenis koppelde aan bepaalde Canadese Indianenstammen, ontdekten we een taalkundig werk waarin het woord ‘Akaija’ vermeld werd. De naam bleek niet bij de Canadese Cree-indianen vandaan te komen, maar juist via die link kwamen we terecht bij een ander oud volk, dat van de Melanische Eilanden in de Stille Oceaan. En we vonden deze betekenis: ‘Akaija’ betekent ‘Wij’, maar dan ‘Wij’ in het grote geheel. Leuk om daarbij te ontdekken was wat we hoorden van Ria, die ook een Akaija gekocht heeft. Zij heeft opgezocht was ‘Akaija’ numerologisch voor betekenis heeft: A=1, K=11, A=1, IJ=9+10=19=1+0=1 dus 1 en A=1. Zes enen op een rij! De getallen bij elkaar opgeteld geeft al uitkomst 24. 2+4 is weer 6! Het getal 6 staat voor Venus, Harmonie en voor Liefde. Verder hebben we de Akaija door Masaru Emoto’s Europese laboratorium in Liechtenstein laten onderzoeken. Emoto is de man van de waterkristallen, die aantoont dat water ‘geprogrammeerd’ kan worden met boodschappen. Positieve boodschappen geven mooie regelmatige kristallen, terwijl negatieve boodschappen mismaakte of helemaal geen herkenbare kristallen opleveren. We moeten nog een contract afsluiten met Emoto, en mogen tot die tijd nog geen uitspraken doen of foto’s verspreiden, maar we zijn bijzonder verheugd met de eerste foto’s.
Tot slot Er is de afgelopen jaren veel publiciteit geweest rondom Sylvia Millecam, vanwege haar keuze om op een alternatieve wijze tegen haar ziekte te vechten. Sylvia en Linda zijn hierin een zelfde weg gegaan, in de zelfde periode. Over Sylvia’s rug wordt nu een heksenjacht ontketend tegen de alternatieve geneeskunst en zelfs tegen reguliere dokters die zich niet aan bepaalde regels houden, en daarom zou ik hier nog iets aan willen toevoegen. Linda heeft mij meerdere malen, zelfs nog kort voor haar overlijden, verteld dat, hoe moeilijk ze het ook had tijdens haar ziekte, ze absoluut geen spijt had van de keuzes die we gemaakt hebben. Ogenschijnlijk is dat bijna niet te rijmen gezien de extreme pijn die ze zo lang heeft moeten verdragen. Maar het waren ònze keuzes, misschien beïnvloed door allerlei factoren, maar toch waren het keuzes gemaakt vanuit vrijheid. Ook ik heb geen spijt van de weg die we gegaan zijn, integendeel. De weg die we gegaan zijn was een bewuste keuze, een weg die we wìlden gaan, hoe bizar dat voor sommige mensen ook mag lijken. Ik ben bijzonder blij en voel me zelfs vereerd dat ik Linda daarin zo intens mocht bijstaan. Ik heb tijdens de gesprekken met Loes uiteraard laten weten dat ik een boek aan het schrijven was en vroeg aan Linda of zij het ermee eens was dat ik dit boek schreef. Ik werd gelijk door haar op m’n nummer gezet, want haar reactie was: “Stel me nou eens een vraag waarop je het antwoord nièt weet.” Loes zei: Linda heeft de route gevolgd die zij vanuit haar hart wist en die haar gidsen haar aangaven. “En dan is dat voor Aardse begrippen bijna onzinnig. Maar ik ben nu exact waar ik wil zijn.” Zij vind het ook belangrijk dat mensen snappen waaròm haar keuzes zo waren. “Laat iedereen nou eens in zijn of haar waarde!” zei ze. “Dat vindt zij heel belangrijk,” zei Loes. Linda: “En wat ik mensen vooràl wil meegeven en wil je dat zéér zeker benadrukken, is dat ze dùrven te vertrouwen. Oók als het zwaar is.”
Loes: Vanuit wat ze nù weet, zegt ze..., ze ziet nu de andere kant, hoe dat allemaal werkt, hoe ze dat doen, wat een tijd en wat een aandacht en wat een liefde er allemaal in gaat zitten van gidsen om ons heen... waar ze een òngelooflijk respect voor heeft... Dat wil ze eigenlijk kenbaar maken aan mensen. Vanuit deze kant, als je ziet wat er gebeurt dan zègt ze: “Ik wìl tegen héle mensheid zeggen: vertrouw ze, want ze weten... ècht wat ze doen. Zóo zinnig... zinnig!” Vertrouwen betekent voor háár... zo zegt ze het... dat wil ze ook vermeld hebben, want dat vindt ze belangrijk... Vertrouwen betekent voor haar... overgave in wat er op je pad komt. Maar wèl zelf verantwoordelijk blijvend en blijven nadenkend. Ze zegt: “Eén ding is zeker: we worden àllemaal begeleid.” Dat ziet zij nu heel duidelijk aan de andere kant. Toèn... heeft zij dat willen geloven, willen vertrouwen en kostte dat kracht. Maar dàt wil ze de hele mensheid erg duidelijk maken. En Marianne maakte mij opmerkzaam op woorden die Linda mij al veel eerder had doorgegeven die zo nòg meer betekenis kregen. Woorden die ook mijn gevoel vertegenwoordigen. Ik heb je m’n vertrouwen gegeven. Je Verliest Me Nooit Wim Roskam, februari 2006