Lezing dr. R.A. Bosch op het derde Beraad van Kerken Maandag 22 mei jl. in de Bergkerk te Amersfoort.
bidden: praten met God luisteren inkeer antwoord geven dankbaar zijn durven ontvangen verbinden van dimensies je leven naar God toe praten zien wat werkelijk telt schoon schip maken Zegen, God, mijn kleine koe - over bidden Terreinverkenning Binnen de christelijke traditie bestaat er een grote veelvormigheid en veelkleurigheid. De grote rijkdom van de boodschap van Jezus heeft zich al in de eerste generatie van de christelijke gemeenschap geuit in vele vormen en kleuren. Naast Petrus, hij die volgt, op weg gaat, een spoor uitzet, staat Johannes, hij die blijft, degene die de weg naar binnen zoekt. Naast Paulus, de eeuwige student en de grote leraar tegelijk, de persoon van Maria, kern van een thuis voor de gemeente. De Jezusruimte, zoals Benoît Standaert deze noemt, is groot genoeg voor velen, misschien zelfs wel voor allen. In die rijke traditie spelen vanzelf ook vele vormen en mogelijkheden van 'bidden' een rol. Ik wil het verhaal niet te historisch maken, en heb me afgevraagd hoe ik in mijn praktijk, in mijn leven, met bidden in aanraking kom. Een aantal voorbeelden uit de afgelopen weken zal ik schetsen. U zult er vast een of meer van herkennen.
1. gebed markeert de tijden Drie Marokkaanse jonge vrouwen staan centraal in een eigen tv programma van de NPS, 'Meiden van Halal'. Her en der in Nederland komen ze binnen, en zien ze hoe het staat met de samenleving. Laatst waren ze een uitzending lang op Urk. Ze logeerden bij het gereformeerd gezin Van der Meulen, en voelden zich er thuis. 'Net als bij ons is bidden bij hen belangrijk, ze doen het bij elke maaltijd twee keer, hebben we gemerkt. Dat schept toch wel een sterke band.' Meest kenmerkende van dit bidden is de vanzelfsprekende regelmaat; het is een 'ritueel', 'plicht', een 'officie', maar wie deze plicht volbrengt voelt zich daar vrij in: het bidden onderscheidt de tijden, markeert de maaltijden, het naar bed gaan, is uitdrukking van afhankelijkheid en dankbaarheid, bijvoorbeeld. De teksten staan vaak vast, soms is het voor een buitenstaander moeilijk om ze de eerste keer al te verstaan.
2. praten met een goede bekende Samen met een groep evangelische studenten organiseerde ik een programma voor studenten die niets weten over Pasen: 'what if the bunny dies', 'wat als de Paashaas doodgaat'? Een kwartier voordat de eerste deelnemers verwacht werden trokken we ons als organisatoren terug voor gebed om zegen. Staand in een kring kon ieder die dat wil een gebed uitspreken. Ieder deed dat op een eigen manier. 'Ik dank U, Heer God, dat U ons de kans geeft…', 'Vader God, ik bid U, breng mensen tot inzicht, tot
bekering…', 'God van leven, U roept ons uit de dood te voorschijn, help ons, anderen in dat leven te laten delen'. Meest kenmerkende van dit bidden is de vrije vorm, het praten met God alsof het een goede bekende is; wat opvalt is dat door sommige bidders God heel vaak wordt aangesproken, 'ja Vader, ja Heer'. Ondanks dat veel zinnen en uitdrukkingen in deze gebeden vast staan, zou je dit bidden kunnen noemen de 'allerindividueelste expressie van het individuele geloof'.
3. God ompraten? Ik ben op bezoek bij een oudere man, van hervormde huize. Hij gaat een zware operatie en revalidatie tegemoet, vindt het fijn om daarover te praten. Maar nee, ik mag niet met hem bidden voordat ik wegga. Stel je voor, dat zou niet eerlijk zijn, zegt hij. Want hij wil niet dat hij door God bevoordeeld wordt boven mensen die niet geloven. Deze persoon gaat uit van bidden, vooral gezien als een vorm van God anders stemmen, ompraten, een soort magische handeling waarmee je het lot verandert. Eigenlijk is hij haast bang voor gebedsverhoring: dat zou de wereld verdelen in twee groepen mensen, de goeden en de slechten, en aan zo'n indeling wil hij niet meewerken.
4. bidden als liturgisch gebeuren In het klooster klinken in alle liturgische vieringen psalmen - we bidden de psalmen, is daar de uitdrukking voor, in twee weken alle 150. De bijbelse woorden worden aan de ene kant als eigen teksten gesproken, maar je zou ook kunnen zeggen: de eigen woorden worden overgenomen door die van de gelovige traditie. Ook woorden die voor mij geen betekenis hebben , op dit moment, hebben ooit voor mensen in diepste angst en nood waarde gehad, en nu nog, en morgen misschien ook voor mij. Door zo de psalmen biddend te zingen sta ik in een gemeenschap de eeuwen door. Ook van het credo kan je zeggen dat je het bidt; en bij de viering van de geheimen van brood en wijn bidden we het eucharistisch gebed. Deze vorm van bidden is zeker niet tot het klooster beperkt; in de eredienst van de meer klassieke kerken staat bidden zo, naast de specifieke voorbeden, centraal. Veel zingen in kerken valt ook onder deze vorm van bidden. Hier is bidden dus met name een gemeenschappelijke daad, die mensen op verschillende tijden en plaatsen verbindt met elkaar en God; daarmee is ook een grote uniformiteit in tekst en taal verondersteld. Zulke gebeden zijn vaak conservatief in taal - ze houden het al jaren uit immers, en drukken nu niet het meest individuele tijdgebonden gevoelen uit.
5. bidden als niveauverandering Een student moet een moeilijke keus maken, en komt daarover met mij spreken. Het is het derde gesprek in een serie. De eerste keer had hij gezegd: ik denk dat ik niet genoeg geloof heb om te kunnen geloven. Maar ik heb hem zien groeien en zoeken. Nu neemt hij een initiatief dat ik niet verwacht had. Hij zegt dat het hem moeite zal kosten te vertellen wat hij op het hart heeft. Hij vraagt of hij eerst mag bidden; zelf vindt hij daarvoor de woorden. Aan het eind van het gesprek bid ik met hem, voor de weg die gaat volgen. Misschien is dit wel voor jonge mensen met wie ik spreek, vaak niet godsdienstig opgegroeid, vaak naar eigen besef ook niet gelovig, het grootste verschil tussen een gesprek met mij en met de studentenpsycholoog of de studie- en beroepskeuzeadviseur: met mij kunnen ze bidden. Ook als dat niet formeel gebeurt, zoals in de eerste gesprekken met hem, is een pastoraal gesprek een gesprek met God als derde partij, een ontmoeting met een niveau extra. Een biddend gesprek, waarin het ook over geweten, over roeping, over de bedoeling van mijn leven kan
gaan. Bidden als gesprek op een niveau dieper, dus. Voor de zesde en laatste ervaring heb ik wat meer tijd nodig. Ze raakt aan alles tegelijk , lijkt het wel. 6. nood leert bidden Een vrouw van halverwege de veertig belt me. Een jaar geleden sprak ik haar voor het laatst, toen ik samen met haar in een Maastrichtse werkgroep zat. Ik hoor aan haar stem dat er iets is. Ze komt er al snel mee: ze is bang, doodsbang. Voor de dood, voor het leven, voor haar gezin, voor de wereld, en vooral voor de slaap: slapen durft ze eigenlijk niet meer. Ze krijgt medicijnen, zodat ze wat kan slapen, en staat op een wachtlijst voor de intake bij het RIAGG. 'Agnosticus' noemt ze zich, en haar hele omgeving doet er ook niets meer aan, denkt ze, kerk en geloof. We spreken over angst voor de dood. Iedereen zegt haar dat de dood bij het leven hoort en dat ze dus niet bang hoeft te zijn, en ze vindt dat zij dat ook moet vinden, maar toch, ze is zo bang. Ik geef haar groot gelijk. Reden genoeg om kwaad te zijn op de dood, bang ook. Ís dat zo, dat de dood bij het leven hoort, of is het een rotstreek? De christelijke traditie heeft er ook een ander verhaal over. Ik denk dat ze ook reden genoeg heeft om bang te zijn voor de slaap. Ik vertel dat in de christelijke avondliederen heel vaak de slaap en de dood op één lijn worden gezien, als een boze macht - zonder Gods genade durft vast en zeker geen mens te gaan slapen. Die oude wijze liederen benoemen jouw angst, je bent niet gek met wat jij voelt. Als je zo bang bent, bidt je dan wel eens, vraag ik. Bidden doet ze wel, maar ze komt niet verder dan 'help me', en vindt zich dan weer zo egoïstisch ook, alsof ze anders niet in God gelooft, en nu opeens wel. Wat moet God wel denken? Ik ben toch een huichelaar, als ik nu opeens bid? Ik heb een tekst bij me, die ik haar geef, voor vanavond, als ze gaat slapen. Maar ze leest hem direct, waar ik bij ben: God voor me, God achter me, God boven me, God onder me. Ik op pad met u, o God, u, God, op weg met mij. Waarheen de weg ook gaat, hoe de rivier ook stroomt, wees met me als het licht is, wees met me als de nacht valt, wees met me, bij dag en bij nacht. Ze barst in huilen uit, en verliest de tranen die vast zaten. Dit doet haar zo'n goed. Uit dezelfde verzameling teksten geef ik haar een serie mee, en ze vindt ze een grote steun, om de weken door te komen, maar ook om te groeien. In weken die komen bezoek ik haar nog een paar keer, de laatste keer laat ik haar ook een psalm achter, Psalm 131. Ze heeft nog een lange weg te gaan, maar voelt zich gedragen, herkend, als een volwassen vrouw die de angsten van haar kind zijn nu herkent en erkent. Hoe typeer ik dit bidden? Als een zelfonderzoek? Maar het is eerder een zelfherkenning. Een ervaring van niet alleen te staan, maar te kunnen invoegen in een gelovige traditie. Het is geen gebed om beterschap, om bekering, om geloof zelfs. Misschien is het juist het leeg durven te worden, arm, en naakt, en hulpeloos, en sprakeloos, en bang, die helpt om je opnieuw te kunnen kleden, opnieuw taal te vinden, en zelfs vertrouwen in het licht. Het wezenlijke van bidden Zes schetsen van manieren van bidden, die elkaar op vele manieren overlappen. Er zouden er meer aan toe te voegen zijn. Ze spelen elk op een eigen manier mee bij de vraag, naar wat het wezenlijke van bidden is. Die vraag wil ik op twee manieren benaderen. Eén keer, om zo te zeggen, van beneden af: wat gebeurt er als een mens bidt? Daarnaast meer van bovenaf, van buiten: wat is er te zeggen over God en
mens? 1. Eerst zal ik aan de hand van een gebedstekst met u kijken naar het wezenlijke van het gebed. Het is een tekst die aan de ene kant misschien wel ver van ons af staat, waarschijnlijk in geen van onze kerkelijke achtergronden zo vanzelf gebeden zal worden - maar mijn ervaring is dat hij juist voor mensen van heel verschillende gelovige en niet gelovige achtergrond een opening biedt om de waarde van het bidden te ervaren. Hij stamt uit de verzameling 'Carmina Gadelica', Gaelic liederen, verzameld in het Schotland rond 1880. Oude teksten, zoals ze door de boeren en vissers gebeden en gezongen werden. Deze tekst hoort thuis in de simpele boerenwoning, een plaggenhut of stenen huis met maar een ruimte, waar de ene koe van het gezin en de familie samen de winter moesten zien door te komen. De tekst werd keer op keer herhaald, bij het melken. 'Zegen, God, mijn kleine koe, zegen, God, mijn verlangen, zegen ons samenleven, mijn koe en ik, en de manier waarop ik haar melk. Zegen, God, elke speen, zegen iedere vinger, iedere druppel die in mijn schaal valt. Zegen, God, mijn kleine koe!'
Wat maakt voor mij deze tekst zo bijzonder? Hij lijkt heel naïef, kinderlijk eenvoudig. En tegelijkertijd drukt hij heel scherp uit wat de rijkdom van bidden is. Je zou kunnen zeggen dat we in ons leven verschillende lagen, verschillende dimensies kunnen herkennen. De eerste is die van de harde feiten. Dat wat iedereen denkt te kunnen zien, de zon die schijnt, het eten dat je eet, de mensen om je heen. Daarnaast komt de laag van de manier waarop we met die feiten omgaan. De ene mag je graag, van de ander verwacht je niet veel goeds; bepaald eten staat je niet zo aan, de zon die schijnt betekent voor de strandtenthouder iets anders dan voor de landbouwer in een droge zomer. De feiten krijgen hun klank pas door dat wat mensen er mee doen. Als je handig bent, goed met de feiten kunt omgaan, kom je verder, kan je het beste eten verzamelen, op tijd in de zon zitten, dan gaat het je goed, lijkt het. Maar dan volgt er nog die derde laag, die van de betekenis. Want soms is de rijkste de armste, de laatste de eerste. Dan merk je dat geluk met meer dan de feiten te maken heeft, met geld en goed. De vreemde ervaring van iemand die in een ernstige ziekte zich veel echter voelt leven dan in vele gezonde jaren van rennen en gaan met de stroom. Het zien dat een kind met steentjes, zand en water beter kan spelen dan met het duurste speelgoed. Als vierde dimensie, eigenlijk als een cirkel om alles heen, ervaart een gelovig mens de werkelijkheid van God, de werkelijkheid achter, boven of onder dat wat we zien en horen. Hoe zouden we daar iets van kunnen verwoorden, iets over kunnen zeggen, iets over kunnen delen? De theologie probeert dat elke tijd opnieuw, en dat is een prachtige uitdaging, maar ook één met maar beperkte mogelijkheden. Het gebed is een heel andere manier om te raken aan die onraakbare realiteit.
Zegen, God, mijn kleine koe. Die koe, dat eenvoudige en kwetsbare dier, met beperkte levensduur, met beperkte functies, kan je zien als een nuttig middel van bestaan. Als het beest geen melk meer geeft koop je een nieuwe, eenvoudig gezegd. Maar voor wie in een kleine en arme omgeving woont , of voor iemand die de koe als dier op zichzelf is gaan waarderen,
wie de kleur van de ogen kan navertellen, is die koe ook iets extra's in het leven geworden, met een plek in de derde dimensie. En daarmee komt ook de kwetsbaarheid naar boven - van de koe, van mij, van de omstandigheden om ons heen. In het gebed krijgt dat alles een band met die vierde dimensie, de wereld van Gods zegen. De eenvoudige koe, en ik, kwetsbaar mens, zijn geen elementen, weggeworpen in het heelal, terecht gekomen ergens op een eiland, waar we het moeten zien te redden zolang als het gaat, nee, we zijn verbonden in die band tussen mensen en mensen, mensen en wereld, mensen en natuur, en vooral: mensen en God. Zo gezien is bidden geen religieuze taak, van vrome woorden, of van wereldvreemde verwachtingen, maar een manier van dubbel en dwars leven, van werkelijke betrokkenheid, verbondenheid op dat waar je met je handen, met je gedachten, met je gevoelens mee bezig bent. Zegen ons samenleven, mijn koe en ik, en de manier waarop ik haar melk. Zegen, God, elke speen, zegen iedere vinger, iedere druppel die in mijn schaal valt. Wie zo leeft, zo bidt, is tegelijk bezig met handelen. Geen gebed zonder ethiek, een goed gebed is ethiek, ook, juist zonder dat er lesjes geleerd en beloften gedaan worden. Bidden, zo gezien, is helend, is één-makend: het verbindt de verschillende sferen van ons leven. Terwijl mijn handen de koe melken, de was doen, woorden op de pc invoeren, ook, misschien juist als het iets simpels als een adressenlijst is, kan mijn gebed dat allemaal in het grotere verband van Gods liefde zien. Zo kan je ook zeggen dat er niets is dat niet een plaats in het gebed kan krijgen. Wie heel rationalistisch is, alles vanuit het hoofd benadert, zal misschien vooral zoeken naar bidden als denkwerk, als onderdeel van het pogen om op een goede manier over God te denken, te spreken, hem op de goede manier te benaderen. Kan je God wel lastig vallen met triviale dingen? Maar je kunt het ook omdraaien: God bemoeit zich juist in de christelijke openbaring met het meest triviale. De menswording van God, de boodschap van het kind in de doeken, maken de hele wereld tot raakvlak van Gods liefde. Bidden is Gods oneindige ruimte durven toelaten in de beperkte ruimte van onze tijd, van ons leven, en zo zelf in de ruimte gesteld worden. Bidden mag over alles gaan. Bidden is nooit gek.
2. Zo kom ik vanzelf op de tweede invalshoek. De God uit de bijbel is de God die spreekt. En God sprak … Gód sprak - zei de chassidische rabbi die een gedeelte uit de Tora zou lezen, en hij kwam niet verder, bleef steeds in tranen steken. Dat woord van God klonk, en de aarde werd een plaats om te wonen. Het woord klonk, tien keer bij de schepping, tien keer bij de slagen over het land van de duisternis, tien keer bij de woorden ten leven in de woestijn. 'In den beginne was het woord' , weet Johannes, en hij heeft het woord herkend, en herkenbaar gemaakt, Jezus de Heer. Maar als God spreekt, wat hoort hij dan zelf terugkomen? Is de mens een project van God, een droom, een visioen, en moet God zich nu afvragen of het ooit wat wordt? Was het teveel gevraagd, teveel idealisme van God geweest om de mens de adem in te blazen? God spreekt, maar krijgt de Eeuwige ook antwoord? Totdat het gebed van de mens opstijgt blijft God een God alleen, en de mens een aardebewoner, in zichzelf opgesloten, alleen in staat zijn eigen verhaal te horen. Het wezen van de zonde is dat, zoals Augustinus het zegt, 'esse incurvatus in se', in een curve naar binnen toe gebogen zijn, ongeopend, niet te benaderen. Het gebed is de opening van hart en handen, het gebed van de mens is het antwoord op het spreken van God.
Het gebed is het teken dat de mens kan antwoorden, verantwoorden, verantwoordelijk kan leven. Ook wanneer de mens niet verantwoordelijk geleefd heeft, zo kan je erbij aanvullen. Wie de psalmen leest, een en al gebed, komt het allemaal tegen, de mens die in vrede kan gaan slapen, zijn hoofd in de schoot van God, naast de mens die met afschuw naar zijn handen kijkt, met bloed bevlekt. De antwoordende mens kan ook een sprakeloze mens worden - soms is de sprakeloosheid het enige antwoord dat overblijft, het enige gebed dat verder reikt dan de kille feiten van de verschrikkelijkste dingen die op de wereld gebeuren. Dat het gebed de mens in antwoord op God laat zien, betekent niet dat het gebed niet ook een rol speelt in het woord en antwoord van mensen onderling. Zeker het gebed in de liturgie, in het groot maar ook in het klein, thuis rond de tafel bijvoorbeeld, stelt mensen ook in een nieuwe relatie tot elkaar. In zekere zin is het gebed nivellerend. Het kind kan net zo goed bidden als de ouders, de mensen met en zonder opleiding, de bewoners van het gezinsvervangend tehuis en de hoogleraar. Het gebed is hier zeker relativerend, het sticht relaties, het geeft een knipoog naar wie eindeloos doorpiekerde, het geeft een zetje voor wie buiten leek te vallen. Die relativerende uitstraling van het gebed komt bijvoorbeeld prachtig tot uitdrukking in het eucharistisch gebed in de oud-katholieke en rooms-katholieke viering, waar de priester zegt: Bidt, broeders en zusters dat de Heer het offer uit mijn handen aanneemt. Als er niemand is die daarop antwoordt, als hij of zij alleen blijft staan, stopt het hele gebed daarmee. Zonder de basiscommunio van het gebed geen communio van brood en beker. Het wezen van de eucharistie, zo leren liturgen in deze traditie ons, is niet dat ene moment van het ontvangen van brood en beker, maar het geheel van het eucharistisch gebed, inclusief de dank, het 'euchariste' waarmee het begint, door allen gedeeld, tot aan de zending, de lendenen omgord, de wereld in. Als ik deze gedachten wil samenvatten, zou ik het zo kunnen doen: Niet God bestaat omdat mensen tot hem bidden; mensen bestaan omdat ze tot God bidden - omdat ze biddend, antwoordend leven. Bidden in de praktijk? Het wordt tijd om weer te landen, en te kijken naar de praktijk waar we in onze geloofsgemeenschappen, onze kerken, onze betrokkenheid bij het evangelie mee te maken hebben. En dan kan ik in elk geval zeggen: Natuurlijk is er meer dan het gebed. Op drie zuilen staat de wereld, het gebod, het gebed en de daden van liefde, zegt de Joodse overlevering, en veel christelijke leerboeken kennen diezelfde drieslag, of die van geloof, gebod, gebed. Die drie zijn niet tegengesteld, ze verwachten elkaar, ze vullen elkaar aan. Maar ik denk dat de uitdaging in onze tijd is niet bang te zijn voor de 'hoge taal' van het gebed. Onderscheidingen in meer biddende kerken en meer actieve kerken, biddende gelovigen en werkende gelovigen hebben natuurlijk wel een bestaansgrond, maar ze worden in onze tijd meer en meer achterhaald. Een kerk durft het aan om de werkelijkheid in alle dimensies toe te laten, met een voor sommigen wat dubieus woord: is spiritueel, of ze is niet. Ik denk dat de tijd is aangebroken waarin de oude tegenstellingen en hokjes waarin gelovigen elkaar onderbrachten er niet meer toe doen, niet relevant meer zijn, en dat is een zegen. Het gebed is een krachtige bron van eenheid. Probeer het maar eens: als je aan mensen vraagt: Geloof je, dan is er vaak een ingewikkeld antwoord nodig. Je krijgt te horen wat ze zeker ook niet geloven, of ze al dan niet bij een instituut, zoals dat dan heet, gerekend willen worden, of je krijgt verhalen over wat 'geloof' toch veel fout kan doen. Vraag je echter, vooral als je concreet over zaken en zorgen van alledag praat: Bidt je? dan krijg je, behalve natuurlijk vaak eerst een verbaasde blik, ook hele ontboezemingen. Dan gaat het ergens over, over iets dat leeft in het hart. De ene zal zeggen dat ze gisteren nog een kaarsje heeft opgestoken in de Onze Lieve Vrouwekerk, bij ons in Maastricht om de hoek, de ander dat ze in haar dagboek een gedicht schreef, dat eigenlijk een gebed is.
Bidden is vaak iets dat aan geloven, in elk geval aan uitgesproken, gearticuleerd geloven vooraf gaat, of wat er als laatste element, als laatste vonkje van over bleef, en dat wacht op iemand die het weer durft aanblazen. Alleen, is bidden dan zo simpel? Wij hebben geen kleine koe meer; wij hebben zoveel meer dan dat. De vraag blijft, hoe je zo'n simpel gebed als dat uit de oude keltischchristelijke wereld nog kunt overplaatsen naar onze tijd. Hoe verbinden we de feiten, dat eerste niveau van ons leven, met de waarheid van God, nu die feiten zo complex zijn geworden, zo door een wereldwijd web verbonden met van allerlei andere feiten? Nu interpretaties en opinies het zicht vertroebelen op dat wat werkelijk gebeurt? Nu duizend stemmen klinken, meningen over alles zich opdringen, zodat je geneigd raakt je af te sluiten? Om gezond te blijven gaat een mens door met eten, ademen en slapen, wat er ook gebeurt. Laten we het bidden daar maar bij voegen. In de verwarring van de tijden, vroeger al net zo zeer als nu overigens, is de officie, de plicht, de regelmaat van het gebed in staat geweest om kletspraat, waan van de dag, hypes en booms te overleven. Niet gek worden - met die vrouw uit het laatste van mijn voorbeelden helpt daar het gebed. Als er één reden is om kerk te zijn in deze tijd, is het juist die van het doorgaan met bidden. Daar hebben we een heel scala van vormen voor, in hoge taal en individueel gestamel, in stilte ook, aandacht, ruimte - en dat is goed zo. Zo besluit ook ik nu, met een morgengebed, een tekst voor bij het aantrekken van je kleren, woorden uit diezelfde bron als 'kleine koe': Zegen, God, mijn lichaam en ziel. Zegen, God, mijn overtuiging en mijn gezondheid. Zegen, God, mijn hart en mijn tong, zegen, God, dat wat mijn handen doen. Laat me aantrekken de kracht en inzet van de zon die rijst, het kleed van de eenvoud, aandacht en geduld, de rust om mijn gedachten te laten ontwaken, zodat ik ga op uw pad, God vol goedheid, totdat ik vannacht weer in vrede kan slapen, zodat ik ga op uw pad, God vol goedheid, totdat ik vannacht weer in vrede kan slapen. Met dank aan onder andere de volgende publicaties: Ruth Burgess, A Book of Blessings and how to write your own, Iona/Glasgow 2001 Alexander Carmichael (coll.) Ortha nan Gàidheal, Carmina Gadelica, hymns and incantations, six volumes, 1900-1971 André Dumas, Honderd kansen tot inkeer, gebeden, Kampen 1985 Anselm Grün en Meinrad Dufner, Spiritualiteit van beneden, Kampen 1996 Abraham Joshua Heschel , In het licht van zijn aangezicht, de betekenis van het gebed in de Joodse gedachtenwereld, Utrecht, z.j. Gerke van Hiele (red.), Aanwezig onderweg, Keltisch-christelijke spiritualiteit voor vandaag, Kampen 2005 Ad de Keyzer, Ga met ons jouw weg, opbouw, betekenis en vormgeving van de eucharistie, Gooi en Sticht 2001 J Philip Newell Each day & each night, Celtic Prayers from Iona. Iona/Glasgow 2003 Benoit Standaert: De Jezusruimte, Tielt 2001 Gerard Rothuizen, Ethiek en gebed, Kampen, z.j. (1976) Ambroos Verheul, Het woord Gods vieren, liturgisch-pastorale beschouwingen, Averbode/Den Bosch. z.j. Esther de Waal, De Keltische manier van bidden, Baarn 1999
Roel Bosch studeerde theologie in Kampen. Hij is studentenpastor in Maastricht, gedetacheerd bij de Oecumenische Studentenekklesia Tafelstraat 13. Als predikant verbonden aan de Protestantse Gemeente Maastricht, voor zijn werk als studentenpastor, 75%; daarnaast verbonden aan de Protestantse Gemeente Eijsden, als gemeentepredikant. Tevens eindredacteur van 'De Eerste Dag, handreiking bij het oecumenisch leesrooster van de Raad van Kerken in Nederland'. Deed onderzoek naar gereformeerde mystiek en gereformeerde verlichting in de 18e eeuw, is nu geassocieerd lid van 'Leiden Institute for the Study of Religion', onderzoek Religion and Enlightenment. Actief betrokken bij de Iona-gemeenschap in Nederland.