Notitie godsdienstige/levensbeschouwelijk vorming Alpha Scholengroep Een aantal jaren geleden is de OMEGA-groep (studenten van Hogeschool Zeeland) van start gegaan met een onderzoekstraject op enkele Alphascholen. Het onderzoek richtte zich op hoe godsdienstige vorming gegeven werd in deze tijd op christelijke scholen. Meerdere studenten van deze OMEGA-groep zijn vervolgens leerkracht geworden bij Alpha Scholengroep. In het schooljaar 2009-2010 is vervolgens vanuit de Hogeschool Zeeland het project ‘Het kind en de grote verhalen’ van start gegaan (RAAK-subsidie). Dit project richtte zich op het levensbeschouwelijk onderwijs ‘anno nu’. Welke doelen kunnen nagestreefd worden met levensbeschouwelijke vorming en welke werkvormen passen daarbij? Naast Alpha Scholengroep deden nog 3 schoolbesturen aan dit project mee (RK, PC, Openbaar). Vanuit Alpha Scholengroep participeerden meerdere leerkrachten in dit project, alsmede een leerkracht-onderzoeker. Deze groep leerkrachten kwam veelvuldig bij elkaar en al snel heette deze werkgroep ‘OMEGA-groep1’. In het Strategisch Beleidsplan van Alpha Scholengroep werden 2 doelstellingen opgenomen, aangedragen door de OMEGA-groep: 1. Medio 2012 is voor Alpha Scholengroep beschreven op welke wijze het godsdienstonderwijs vorm wordt gegeven (Omegaproject). (doel 2, pagina 8, SBP) 2. Medio 2012 is voor Alpha Scholengroep beschreven over welke identiteitgerelateerde competenties medewerkers met onderwijskundige taken en/of in leidinggevende functies dienen te beschikken. (doel 3, pagina 8, SBP) Deze doelen horen bij de volgende visie: Alphascholen werken vanuit een Christelijke identiteit. ‘Alphascholen hebben een open karakter, waar ieder kind welkom is, waarbij we binnen onze Christelijke waarden en normen, respect hebben voor verschillende levensovertuigingen. Bij de intake bespreken we met ouders de waarden en normen van waaruit we werken. Ouders dienen deze identiteit minimaal te respecteren. Van medewerkers met onderwijskundige taken en/of in leidinggevende functies wordt verwacht dat zij de uitgangspunten van de vereniging onderschrijven. Overige medewerkers dienen de Christelijke identiteit te respecteren. De uitgangspunten van de vereniging dienen niet alleen als uitgangspunt voor het godsdienstonderwijs, maar zijn ook leidraad voor het dagelijks handelen van de medewerkers. De identiteit van de school is in het dorp, de wijk of de stad herkenbaar. Scholen dragen hun missie uit en betrekken actief de omgeving bij activiteiten van de school. Daarbij streven zij naar een duurzame samenwerking met andere organisaties.’ Het project ‘Het kind en de grote verhalen’ leverde één belangrijke conclusie op voor de OMEGA-groep: ‘Levensbeschouwelijke vorming zal gericht moeten zijn op de levens(beschouwelijke) vragen van kinderen. Leerkrachten helpen middels hun didactische vaardigheden en werkvormen om deze vragen op te roepen, te delen, te bespreken, te spiegelen en mogelijk te beantwoorden (door het kind zelf). ‘ Vanuit deze conclusie heeft de OMEGA-groep de beide doelen in het SBP van Alpha Scholengroep nogmaals bekeken. Dit is gedaan a.d.h.v. de ’concept-kerndoelen godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming pc-onderwijs2’ van de Besturenraad, die in december 2011 aan de werkgroep zijn toegestuurd. Deze kerndoelen bleken zeer goed aan te sluiten bij de conclusies die getrokken zijn n.a.v. het project. De kerndoelen zijn vervolgens door de werkgroep nog wat verder aangescherpt. De OMEGA-werkgroep stelt voor om onderstaande kerndoelen vast te 1
In deze werkgroep hebben zitting: Corien Kroes, Donata Ruissen, Jan vd Veen, Ruben Jobsen, Jasmijn van Splunter, Corrinne Dekker, Daniëlle Baas en Anko van Hoepen. 2 Besturenraad participeerde niet in het project ‘Kind en de grote verhalen’. Kerndoelen samengesteld door Paul Boersma, Minke Wagenaar, Taco Visser, Frank van den Bos, Elza Kuijk, Tom Schoemaker.
stellen als de doelen van het godsdienstonderwijs van Alpha Scholengroep (doel 2, pagina 8 SBP Alpha Scholengroep). Aangaande het tweede doel m.b.t. het godsdienstonderwijs uit het SBP komt de OMEGA-groep tot de conclusie dat het formuleren van specifieke identiteitsgerelateerde competenties niet wenselijk is. Om onderstaande kerndoelen te bereiken zijn de reeds geformuleerde competenties (IPB-plan Alpha Scholengroep) afdoende. Het is de taak van de schoolleider om deze competenties jaarlijks te bespreken met de leerkrachten tijdens de gesprekken behorende bij de gesprekkencyclus. Wel stelt de werkgroep voor om vast te leggen dat van leerkrachten verwacht wordt dat zij: leven en werken vanuit de Christelijke identiteit; de uitgangspunten van de Vereniging onderschrijven; actief hun bijdrage leveren aan het bereiken van de kerndoelen godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming Alpha Scholengroep. Het is verder wenselijk dat een leerkracht in het bezit is van het ‘Diploma Christelijk BasisOnderwijs’ (DCBO)3. Deze kerndoelen Levensbeschouwelijke vorming zijn in de GMR vergadering van 4 juni 2012 vastgesteld.
3
http://www.besturenraad.nl/content/dcbo-diploma-christelijk-basisonderwijs
Kerndoelen godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming Alpha Scholengroep
Toelichting bij de kerndoelen Het eerste domein stelt het verhalend karakter zelf centraal. In het aandachtsgebied leert de leerling naar betekenisvolle verhalen te luisteren en existentiële verhalen te vertellen. In het luisteren wordt de leerling ontvankelijk voor wat zich aandient als van betekenis voor hemzelf, zijn medemens en zijn wereld. Hij ervaart daarin de bemoedigende, kritische, richtinggevende, perspectief biedende, vervreemdende en creatieve werking van deze verhalen. In het vertellen brengt hij tot uitdrukking wat hij verlangt, hoopt, vreest. Het tweede domein kan worden geduid met een voor dit aandachtsgebied specifieke term: hermeneutiek. Het aandachtsgebied zoekt steeds in onderlinge communicatie naar de betekenissen van de verhalen en ervaringen mede in het licht van de openheid voor wat heilig is en wat dienstbaar is aan de humaniteit. Leerlingen leren volop aan de duiding van de verhalen en ervaringen mee te doen; zij leren daarover te filosoferen, te theologiseren, te actualiseren. Leraren en leerlingen leren daarbij opmerkzaam te zijn, leren waar te nemen, waarbij veelal de leraar, maar soms ook de leerling incentief handelt, dat wil zeggen het leerproces het karakter geeft van een ontdekkingsreis. Leerlingen leren zo ervaringen van (on)zekerheid, afhankelijkheid te duiden en gevoelens van verbondenheid, erkentelijkheid, vrijheid, autonomie en heteronomie te ontwikkelen. Het derde domein stelt het belevingskarakter van het aandachtsgebied centraal. De leerling neemt deel aan allerlei activiteiten die kenmerkend zijn voor dit aandachtsgebied, zoals luisteren naar elkaar, samen beleven en vieren en handelen. Hoe verschillend de leerlingen van huis uit ook zijn, in het aandachtsgebied gaat het om een vorm van samen delen en beleven. Het vierde domein beschrijft welke concrete gevolgtrekkingen de leerlingen met de leraar trekken uit hetgeen zij in het aandachtsgebied aan de orde stellen. Het aandachtsgebied is niet een vrijblijvend gebeuren. Het gaat om vragen als: en waartoe dient dit alles, wat kan ik ermee en wat moet ik ermee? Het aandachtsgebied verbindt de leerling aan de gevonden zin en betekenis. Het gaat om verbinding: verbinding met zichzelf (in zelfvertrouwen en in kritisch zelfbewustzijn), met de ander (in kritische distantie en in empathie en solidariteit), met de wereld (aan het welzijn waarvan hij leert bij te dragen, zonder erin op te gaan) en aan het heilige (waarvoor de mens stil wordt of tegenover wie hij zijn erkentelijkheid kan uiten).
Domein A - luisteren naar en vertellen van verhalen 1. L(eerlingen) kunnen bestaanservaringen tot uitdrukking brengen in persoonlijke verhalen en deze delen met anderen. 2. L leren gedachten te vormen en gevoelens te uiten over zin en onzin, liefde en haat, geluk en ongeluk, goed en kwaad, waar en onwaar, leven en dood, etc en kunnen hun gedachten daarover uitdrukken op verschillende wijzen. 3. L leren luisteren naar Bijbelverhalen en andere verhalen waarin existentiële en religieuze ervaringen worden gecommuniceerd. 4. L zijn bereid en in staat om te reageren op Bijbelverhalen en andere verhalen van zin die hen gevoelig maken voor geloof, hoop en liefde en voor vragen van schuld en onschuld, vrijheid en verantwoordelijkheid, recht en onrecht, trouw en ontrouw, hoop en wanhoop, geloof en twijfel.
Domein B - met elkaar betekenissen geven 1. L kunnen reflecteren op levensverhalen en levensvragen van zichzelf, van medeleerlingen en de leraar. 2. L kunnen dialogiseren aan de hand van en theologiseren over verhalen waarin existentiële en religieuze ervaringen ter sprake komen. 3. L kunnen (religieuze) bronnen van geloof in de context een plek geven. 4. L leren de diverse dimensies van Bijbelverhalen en andere verhalen onderkennen en kunnen symbolen hanteren als verwijzing naar wat transcendent is. 5. L leren betekenisvolle personen en gebeurtenissen uit Bijbel, traditie en hun leefwereld kennen die hun richting kunnen wijzen. 6. L kunnen belangrijke rituelen, feesten en gedenkdagen die horen bij de christelijke traditie noemen en er de betekenis van aangeven. 7. L kunnen expressievormen uit kunst en cultuur als uitingen van het zoeken naar zin en uitdrukking van geloof benoemen en waarderen. 8. L verwerven zich inzichten omtrent de rol van levensbeschouwelijke visies van mensen in het sociaal-maatschappelijk verkeer.
Domein C – vieren en ontmoeten 1. L kunnen deelnemen deel aan vieringsactiviteiten van de school en kunnen verbinding ervaren. 2. L nemen deel aan vieringen vanuit de (religieuze) traditie van de school en kunnen deze mede vorm geven in luisteren, vertellen, bidden, stilzijn, zingen, spelen, verwonderen, … - zij beleven daarin verbondenheid en gemeenschap - zij kunnen daarin uiting geven aan gevoelens van zin en onzin, vreugde en verdriet, geloof, hoop en liefde - zij ervaren dat zij daarin aangesproken worden - zij hebben aandacht voor de ziel, medemens, wereld, God 3. L kunnen religieuze rituelen (rond geboorte en dood, initiaties, herdenkingen) duiden als symbolische handelingen die de tijd markeren en waarin hun verhaal een plek krijgt. 4. L kunnen zin geven en ontlenen aan ontmoetingen met betekenisvolle anderen en aan vindplaatsen van het heilige (o.a. kerken).
Domein D - consequenties trekken (handelen) 1. L kunnen hun handelen laten bepalen door wat voor zichzelf en voor hen betekenisvolle anderen van waarde is. 2. L leren moreel verantwoord te handelen tegenover zichzelf, medemens, wereld en God. 3. L ontwikkelen zelfrespect, treden de medemens met respect tegemoet en zetten zich voor de ander in. 4. De leerlingen laten zich in hun handelen door gevoel voor waar en onwaar, juist en onjuist, echt en onecht, recht en onrecht.