Levensbeschouwelijk project examenklassen1 – leerling-materiaal2 Auteur: Taco Visser
Voorbereiding (af vóór …datum projectdag…) Elke leerling bereidt thuis een presentatie van acht minuten voor over de hoofdvraag: wat draag ik van mezelf uit in de samenleving? (korter gezegd: hoe sta ik in het leven?). Gebruik één A-4 getypte tekst voor je presentatie (lettertype 12). Neem je tekst mee naar school op …datum projectdag… Dit is een grote vraag om één, twee, drie te beantwoorden. Denk er een paar dagen over na, waarna je er een uur of twee voor gaat zitten. Het is de bedoeling dat je in je presentatie drie zaken verwerkt: 1. Je beantwoordt de hoofdvraag met behulp van een aantal deelvragen, dat hieronder staat. 2. Je verwerkt resultaten van een internettest, die jou zicht geven op je waardeprofiel en leefstijl. 3. Je verwerkt informatie over leefstijlen in zingeving, die hieronder gegeven wordt. Ad 1. Keuze uit deelvragen Allereerst moet je voor het beantwoorden van de hoofdvraag onderstaande deelvragen putten. Kies er een paar uit die jou aanspreken én waarmee jij jezelf als zingevende persoon presenteert: 1. Wat zijn de belangrijkste waarden en overtuigingen in je leven? Wat streef je na? 2. Welke waarden van huis uit of van een bepaalde (religieuze) cultuur draag je uit? 3. Welke morele waarden (en normen) vind je belangrijk voor jezelf en de samenleving? 4. Wat is de grond of basis van jouw bestaan? Waar ga of sta jij voor? Wat is jouw leefstijl? 5. Welke levensovertuigingen draag je uit (qua geloof of levensbeschouwing)? 6. Wat beteken jij voor de samenleving en wat betekent de samenleving voor jou? 7. Hoe ben jij voor andere mensen om je heen, ver weg en dichtbij? 8. Welke passie of droom heb jij voor jezelf, de samenleving of de wereld? 9. Gevoelsvragen als: Wat maakt je boos, blij, verdrietig, gelukkig, bang? Wat geeft je trots? Wat vind je (on)rechtvaardig? Wat vind je goed of slecht, mooi of lelijk, verstandig of dom? 10. Welke speciale zaken spelen een centrale rol in jouw leven? Milieu, dieren(leed), sport, (medische) wetenschap, consumeren, techniek, het immigratie- en armoedevraagstuk? Ad 2. Je resultaten van een internettest verwerken in je presentatie Beantwoord hiervoor de vragen op www.motivaction.nl/youngmentality/. Let er wel op dat je, als je ouder bent dan 18, toch als leeftijd 18 op moet geven, anders word je niet toegelaten tot de test. De test is van Motivaction, een onderzoeksbureau bureau dat een model heeft ontwikkeld om de belevingswereld van jongeren van 8 t/m 18 jaar te onderzoeken, YoungMentality. Via je antwoorden wordt je ingedeeld bij één van zes waardeprofielen: honkvaste gemakzoekers, enthousiaste verkenners, sociale aanpassers, erkenningzoekers, extraverte statuszoekers en eigenzinnige idealisten. Je krijgt je waardeprofiel vanzelf opgestuurd via de mail. Lees je waardeprofiel goed door en vraag je af wat dit over jou zegt. Laat in je presentatie blijken wat je van je testresultaat vindt. Vergelijk je waardeprofiel ook met de andere vijf waardeprofielen, dit werkt verhelderend. Deze kun je vinden via een link, die in de antwoordmail van Motivaction staat. Je kunt ook de volwassen test doen, als je de jongerentest hebt gedaan, maar dit hoeft niet per se. Zie hiervoor links onderaan deze webpagina: www.motivaction.nl/105/Segmentatie/Mentality_tm/. Voordeel van deze test is dat je de verschillen tussen de profielen van jongeren en volwassenen kunt zien. Volwassenen worden door Motivaction niet in zes waardeprofielen, maar in acht sociale milieus onderscheiden: traditionele burgerij, gemaksgeoriënteerden, moderne burgerij, nieuwe conservatieven, kosmopolieten, opwaarts mobielen, postmaterialisten en postmoderne hedonisten. Voor wie wil… Ad 3. Je leefstijl in zingeving verwerken in je presentatie Een ander hulpmiddel voor het beantwoorden van de hoofdvraag vind je op de achterkant. Het is informatie over een ander onderzoek van Motivaction, over zingeving in Nederland. Al je waarden samen noem je jouw zingeving of leefstijl. Vandaar dat deze informatie je ook op weg kan helpen. Lees het door en geef in je presentatie aan welke zingeving- en leefstijl het beste bij jou past. 1
Het materiaal voor dit project is uitsluitend bedoeld voor gebruik door leerlingen en docenten (Godsdienst/ Levensbeschouwing) in het voortgezet onderwijs. Voor dat doel mogen er vrijelijk kopieën gemaakt worden. Andere personen, organisaties en bedrijven, bijvoorbeeld uitgevers, mogen geen gebruik maken van het materiaal zonder toestemming van de auteur. 2 Pagina 1 en 2 is huiswerk dat ruim voor de projectdag uitgedeeld moet zijn, pagina 3 is voor op de projectdag. 1
Leefstijlen in zingeving De WRR heeft voor haar bekende rapport Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie3, eveneens gebruik gemaakt van de diensten van Motivaction. In dit rapport wordt de vraag gesteld welke bijdrage religie levert aan de sociale cohesie. De auteurs Gerrit Kronjee en Martijn Lampert hebben zich daarbij gericht op de samenhang tussen leefstijlen en zingeving (het al dan niet zich verbinden met een de mens overstijgend verband, groot verhaal etc) en de sociaalmorele opvattingen en gedragingen. In de afgelopen decennia zijn de Nederlandse burgers meer kritisch, zelfbewust en consumptief geworden. In de hedendaagse cultuur identificeren en onderscheiden mensen zich minder via klasse, familie of afkomst. Vandaar de oriëntatie op leefstijlen. De auteurs verbinden leefstijlen met zingevingkaders. Zij delen de Nederlanders in groepen in. De helft van de Nederlanders ziet zichzelf als religieus. 25% noemt zich christen, 3% rekent zich tot een andere godsdienst dan het christendom (met name tot de islam) en 26% kan gerekend worden tot de ongebonden spirituelen. Ook biedt het levensbeschouwelijke palet niet-religieuze aanhangers van humanistische waarden (28%) en een categorie die noch religieus noch humanistisch is (18%). De nabije ander (familie, gezin, vrienden) en God (religie, geloof in God, Allah) worden genoemd als de belangrijkste bronnen van zingeving. Blijkbaar is datgene wat het zelf overstijgt (God of de ander) een beduidend belangrijkere bron van zingeving dan hedonisme (= zelf genieten als hoogste doel). De nihilisten Bijna een op de vijf mensen geeft aan nergens in te geloven. De WRR richt zich in haar advies aan de overheid vooral op deze laatste groep. Zij raadt de overheid aan deze mensen een zingevingkader aan te reiken, omdat zij zich niet verbonden voelen met onze samenleving. Kenmerk van de niet religieuze en niet humanistische groep is dat zij een nihilistische kijk op het leven hebben. Zij koesteren zelfbeschikking, zijn hedonistisch van aard, weinig tolerant, en hebben weinig op met hogere ‘waarden’, staan wantrouwend in het leven en zijn ontevreden over de overheid. Het zijn wat meer mannen, die werken in industrie, productie en techniek, kijkers van de commerciële omroepen, ze geven minder vaak, en hebben interesse in het thema dieren, en weinig interesse in ontwikkelingshulp en natuurbehoud. Criminaliteit scoort als probleemgebied hoog. Humanisten De onderzoekers onderscheiden deze groep van de groep niet-religieuze humanisten. Ook zij vinden genieten belangrijk (ambitieus leven, kicks, uit je dak gaan, rijkdom, plezier), zijn ook weinig tolerant, maar wel sociaal/moreel gericht, vooral op de nabije ander. De humanistische categorie zelf is juist tolerant, open minded ingesteld, gelooft in technologie en houdt van variëteit. Deze categorie heeft zich wel eens verdiept in ‘hogere’ zaken, maar deze spelen geen rol in het leven. De ongebonden spirituelen De groep ongebonden spirituelen (geen binding met een geloofsgemeenschap) is gericht op zelfbeschikking en emancipatie en vertrouwt op eigen intuïtie en staat positiever tegenover hedonisme dan de godsdienstig gebonden groepen. Opvallend is dat de niet-gebonden spirituelen niet tot een oudere maar eerder tot een wat jongere leeftijdscategorie behoren (geen new ager’s de zich nog op goeroes verlaten). Het zijn de Da Vinci Code lezers…. De gelovigen Binnen de religieuze categorie kan een onderscheid worden aangebracht tussen christenen en overige gebonden religieuzen. Onder de christelijke groepering vallen de respondenten die te categoriseren zijn onder de groepen: rooms-katholiek (9 procent), protestant, gereformeerd, hervormd (10 procent) en de overige christelijke groepen (algemeen, baptist, evangelisch, apostolisch, 6 procent). De categorie christenen kenmerkt zich door een levensbeschouwing die gericht is op transcendentie, naastenliefde, solidariteit en gemeenschapszin, is plichtsgetrouw en gematigd, en heeft vertrouwen in de overheid. De overige gebonden religieuzen (vooral moslims) zijn eveneens gericht op transcendentie, leven naar de Koran, familiereputatie en schaamte. Zij zijn tolerant, maar staan minder open voor andere samenlevingsvormen en sekserollen. 3
W.B.H.J. van de Donk, A.P. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J.M. Plum (red.) (WRR), Geloven in het publieke domein.
Verkenningen van een dubbele transformatie. Amsterdam University Press, Amsterdam 2006 2
De projectdag (…datum…) Let op: pas uitdelen op de projectdag! Deel 1. Presentaties (9.00 – 12.00 uur; met pauze van 10.20 – 10.40 uur) Elke leerling houdt in dit deel zijn of haar presentatie voor de rest van de mentorklas. Het is het beste om de klas in een kring op te stellen, zodat iedereen van zijn of haar eigen plek kan spreken. Na elke presentatie is er gelegenheid om vragen te stellen en om waardering voor elkaar uit te spreken. Het is niet de bedoeling om met elkaar in discussie te gaan. Het gaat er om dat jullie goed naar elkaar luisteren en de verschillen in persoonlijkheden en zingeving en leefstijlen leren waarderen. Houd als luisteraar voor jezelf aantekeningen bij tijdens de presentaties, want in het tweede deel zal elke leerling een reflectieverslag van de presentaties maken. Deel 2. Reflectie (12.30 – 13.30 uur) In dit gedeelte schrijft elke leerling eerst een eigen reflectieverslag van minimaal één en maximaal twee A-4-tjes. In dit verslag schrijf je jouw eigen ervaringen en indrukken over hoe de presentaties gingen en wat je er van geleerd hebt. Verwerk in je reflectie deze vragen: Wat vond je goed gaan bij je eigen presentatie? Wat vond je moeilijk? Wat viel je op bij de andere presentaties? Wat waren (minder) goede presentaties en waarom? Wat heeft je verrast of verwonderd? Wat heb je geleerd voor jezelf van de anderen? Wat heb je geleerd van je eigen presentatie? Na ongeveer twintig minuten verdeelt de mentor de klas in groepjes van vijf personen. In de groep lezen alle leerlingen in stilte de reflectieverslagen van de andere groepsleden (+ nog een keer de verslagen van de presentaties). Iedereen schrijft bij beide verslagen van elke leerling de belangrijkste positieve punten op. Hierna gaan jullie met elkaar in gesprek. Reageer op elkaar, stel vragen, spreek je waardering uit, ga ergens dieper op in, etc. Verwerk de gesprekspunten in je eigen verslag. Deel 3: Toekomstspel (13.30 – 15.00 uur, met ergens een theepauze) Als alle reflectieverslagen aan bod zijn gekomen, is het tijd om het toekomstspel te spelen. Dit spel duurt ongeveer een uur (meerdere keren spelen als het snel gaat). Wat moet je doen bij dit spel? Elk groepje krijgt een speelbord met dobbelsteen, een A4 met uitleg bij de opdrachtvakjes en drie stapels gekleurde kaarten met vragen. Het spel speelt als ganzenbord. Telkens wanneer een speler op een oneven vakje staat, moet er een opdracht gedaan worden: een vraag op een gekleurde kaart beantwoorden. Op de A4 met uitleg staat precies hoe de vraag op de kaart behandeld moet worden. Verdere spelregels: schud de kaarten (per kleur) vooraf goed en leg de kaartjes in de vakjes. Als een stapel op is, schud opnieuw. Pas als een kaart door iedereen beantwoord is, gaat die kaart uit het spel. De drie kleuren kaartjes staan voor de volgende drie categorieën vragen: Wat neem je mee uit je leven tot nu toe (opvoeding thuis en school)? Wat zijn je doelen en verwachtingen voor je eigen toekomst? Hoe zie je de toekomst van de Nederlandse samenleving, Europa en de wereld? Toekomstverslag “Mijn toekomst” Elke leerling maakt een verslag naar aanleiding van het toekomstspel. Van je mentor ontvang je een lijst met alle vragen die in het toekomstspel zitten. Kies thuis uit elke categorie gemiddeld zes vragen waarop je antwoord geeft in je verslag (= 18 vragen totaal). Je bent vrij in de keuze welke vragen je beantwoordt. Met jouw keuze uit de verschillende vragen reflecteer je op jouw manier op het thema “Mijn toekomst”. Kortom, je geeft je persoonlijke bezinning op je toekomst. Inleveren Alle drie verslagen (presentatieverslag, reflectieverslag en toekomstverslag) voeg je bij elkaar in één overzichtelijk verslag. Dit totale verslag heeft ongeveer vier getypte pagina’s (lettertype 12). Je mag het ook schrijven. De omvang daarvan moet overeen komen met vier pagina’s getypte tekst. Je levert je verslag in bij je mentor (of docent Godsdienst/ Levensbeschouwing). Je krijgt je verslag met een reactie van je mentor (of docent GL) terug op de diploma-uitreiking. 3
Levensbeschouwelijk project examenklassen – docent-materiaal Voorbeeld instructiebrief mentoren Beste mentor, Net als voorgaande jaren zullen de examenklassen in de projectweek een waardegericht project doen. Dit project is tevens de eindopdracht voor Levensbeschouwelijke Vorming. In het project staan alle leerlingen stil bij zichzelf als waarderende personen, die vanuit eigen waardepatroon, leefstijl en levensovertuiging een plek in de maatschappij in (zullen) nemen. Het project vindt plaats op …datum projectdag… van 9.00 uur tot 15.00 uur (ruim genomen). Aan alle mentoren van de examenklassen wordt gevraagd om de projectdag zelf te begeleiden. In de bijlage (pagina 1, 2en 3 hierboven) vind je het leerling-materiaal voor de projectdag. Lees dat goed door, maar doe zelf ook de huiswerkopdracht (de presentatieopdracht, maar ook de test van Motivaction; die laatste moet je even gezien hebben). Ter voorbereiding op het project is er een gezamenlijke vergadering met alle betrokken mentoren op …datum… De docenten Godsdienst/ Levensbeschouwing geven naast onderstaand concept draaiboek (met bijlagen) ook een mondelinge toelichting. Uiteraard kunnen er allerlei vragen over het project gesteld worden. We staan daarbij open voor kleine veranderingen in de opzet van het project, vandaar dat we spreken van een concept draaiboek. We oefenen op de vergadering ten slotte ook enigszins met gespreksvoering en met de vraag hoe je omgaat met emoties en vragen van leerlingen. Met vriendelijke groet, De sectie Godsdienst/ Levensbeschouwing -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Concept draaiboek voor de projectdag Maak een kringopstelling of een grote U-/ carréopstelling van de stoelen en tafeltjes in de klas. Zorg dat iedereen elkaar goed kan zien. De presentaties kunnen vanaf de eigen plaats gehouden worden. Ik zou elke presentator staand laten presenteren (letterlijk: hoe sta jij in het leven?). Deel het leerling-materiaal ‘De projectdag’ (zie pagina 3) uit en neem die met je leerlingen door. Wijs er op dat elk dagdeel een verslaglegging kent. De presentatieopdracht hebben ze al af – dat was huiswerk, de reflectieopdracht doen ze op deze dag en het toekomstverslag doen ze thuis. De tijdsaanduiding bij de delen is een richttijd. In een kleine mentorgroep ga je vanzelfsprekend eerder door het tijdspad heen. Je kunt andere tijdafspraken maken met je klas. Zorg met elkaar voor een respectvolle sfeer in de klas, eventueel aangekleed met koffie en thee. Doe zelf de eerste presentatie naar aanleiding van de huiswerkopdracht. Deel twee is in groepjes (van vier personen). Overleg de groepskeuze met leerlingen, maar beslis zelf. Laat iedereen eerst de verslagen van elkaar lezen. Rustig aan. Laat de belangrijkste positieve punten opschrijven in elk individueel verslag. Erna kunnen ze in de groepjes op elkaar reageren. Deel drie is leuk in nieuwe groepjes. Speel minimaal een uur. Als het snel gaat, nog eens spelen. Als speelbord krijg je een kopie van een gangbaar ganzenbord. Zoals aangegeven in het leerlingmateriaal (zie pagina 3) moet er telkens op de oneven vraag een kaartje met een vraag gepakt worden. Naast het speelbord tref je ook een A-4 aan met instructies aan wie de vraag gericht is. Dit instructievel tref je ook aan in de bijlage (zie pagina 5), evenals de kaartjes (pagina 7 – 9). Deel aan het einde ten behoeve van de thuiswerkopdracht (het verslag naar aanleiding van het toekomstspel) het A4 met alle vragen uit het spel uit (zie bijlage op pagina 6). Leerlingen maken zelf de keuze welke zes vragen per categorie ze gebruiken voor hun verslag. Alle drie verslagen (presentatie, reflectie en toekomst) moeten …datum… worden ingeleverd bij de mentor of de (eigen) vakdocent Godsdienst/ Levensbeschouwing (een keuze is nodig). Wijs er op dat iedereen het eigen verslag terugkrijgt op de diploma-uitreiking. Zodoende krijgen leerlingen hun persoonlijke document mee op deze afscheidsdag van school. De mentor (of de docent GL) zal bij het verslag een kaartje schrijven met positieve feedback en een toekomstwens. 4
Bijlage bij het Toekomspel: uitleg bij de oneven opdrachtvakjes 1. Beantwoord een oranje vraag en vraag iemand om een reactie op je antwoord. 3. Beantwoord een rode vraag en vraag iemand om een reactie op je antwoord. 5. Beantwoord een gele vraag en vraag iemand om een reactie op je antwoord. 7. Stel een gele vraag aan een ander en laat weer iemand anders erop reageren. 9. Stel een oranje vraag aan een ander en laat weer iemand anders erop reageren. Zak 3 plaatsen. 11. Stel een rode vraag aan een ander en laat weer iemand anders erop reageren. 13. Beantwoord een gele vraag en vraag iemand om die vraag ook te beantwoorden. 15. Beantwoord een oranje vraag en vraag iemand om die vraag ook te beantwoorden. Zak 5 plaatsen. 17. Beantwoord een rode vraag en vraag iemand om die vraag ook te beantwoorden. 19. Vraag twee anderen om deze gele vraag kort te beantwoorden. Reageer zelf kort. 21. Vraag twee anderen om deze rode vraag kort te beantwoorden. Reageer zelf kort. 23. Vraag twee anderen om deze oranje vraag kort te beantwoorden. Reageer zelf kort. 25. Vraag iedereen om deze gele vraag kort te beantwoorden. Geen discussie. Zak 5 plaatsen. 27. Vraag iedereen om deze oranje vraag kort te beantwoorden. Geen discussie. 29. Vraag iedereen om deze rode vraag kort te beantwoorden. Geen discussie. 31. Discussieer kort over de antwoorden op deze gele vraag. 33. Discussieer kort over de antwoorden op deze oranje vraag. Zak 7 plaatsen. 35. Discussieer kort over de antwoorden op deze rode vraag. 37. Stel een gele vraag aan een ander en geef jouw reactie. 39. Stel een oranje vraag aan een ander en geef jouw reactie. 41. Stel een rode vraag aan een ander en geef jouw reactie. 43. Trek een oranje kaart en vraag iedereen (ook jezelf) om een antwoord. Zak 9 plaatsen. 45. Beantwoord een gele vraag die al geweest is, maar waarop jij nog niet op gereageerd hebt. Als er geen onbeantwoorde vraag in je opkomt, trek een nieuwe om te beantwoorden. Vraag 2 reacties. 47. Beantwoord een oranje vraag die al geweest is, maar waarop jij nog niet op gereageerd hebt. Als er geen onbeantwoorde vraag in je opkomt, trek een nieuwe om te beantwoorden. Vraag 2 reacties. 49. Beantwoord een rode vraag die al geweest is, maar waarop jij nog niet op gereageerd hebt. Als er geen onbeantwoorde vraag in je opkomt, trek een nieuwe om te beantwoorden. Vraag 2 reacties. 51. Trek een kaart naar keuze en laat iedereen er op reageren. Zak 5 plaatsen. 53. Ga terug naar AF! Stel een kaart naar keuze aan alle anderen. 5
De vragen van het Toekomstspel (zes per categorie gebruiken voor verslag) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Wat neem je mee uit je leven tot nu toe (opvoeding thuis en school)? Welk advies van je ouders zul je altijd onthouden? Waarom? Welk advies van je ouders zul je absoluut in de wind slaan? Waarom? Welke traditie of gewoonte thuis neem je over? Welke traditie of gewoonte thuis neem je absoluut niet over? Wat ga je zeker anders doen dan thuis? Waarom? Van welk onderwerp of vak op school heb je iets geleerd voor je toekomst? Noem 1 voorbeeld Welke levensles heb je op school geleerd? (zo niet, waarom niet?) Welke waarden van thuis neem je over? Waarom? Welke waarden die je geleerd hebt op school neem je over? Waarom? Wat heb je tot nu toe van je vrienden geleerd? Wat zul je altijd onthouden? Welke persoon/ personen van deze school zul je je herinneren? Waarom? Hoe sta je ten opzichte van de levensbeschouwing van je ouders? Wat deel je? Wat neem je mee? Wat verwachten je ouders van jou en je toekomst? Hoe sta je daar tegenover? Wat bewonder je in je ouders? Ga je dat ook later ook zo doen? Is er iets dat je vreest van je ouders, of dat je je ouders verwijt? Leg uit. Is er iets wat je tot nu toe verwondert in het leven? Hoe neem je dat mee?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Wat zijn je doelen en verwachtingen voor je eigen toekomst? Ga je snel op kamers of zelfstandig wonen? Waarom wel/ niet? Wanneer is het tijd voor jou? Wat verwacht je van je studie? Welk doel heb je met je studie? Welke baan / banen zie je voor jezelf weggelegd? Waar streef je naar? Hoe zie je de relatie met je ouders voor ogen in de toekomst? Verwachtingen/ verplichting. Waar wil je straks definitief wonen? Hoe zou je willen wonen? Wanneer zie je jezelf gaan samenwonen of trouwen? Wat verwacht je van je relatie? Welke eigenschappen zoek je in een partner? Waarom? Welke eigenschappen van jezelf wil je verder ontwikkelen? Welke wil je kwijt? Waarom? Wil je kinderen? Waarom wel / niet? Wanneer? Hoeveel? Hoe verdeel je werk en gezin? Waar ben je bang voor als je je eigen toekomst voor je ziet? Waarom? Ben je van plan ook in te zetten voor de maatschappij? Waarom? (vrijwilligerswerk, politiek, etc) Heb je bepaalde idealen voor de toekomst? Wat is je grootste droom? Welke vriendschappen, naast je eventuele partner, zou je willen ontwikkelen? In welke vorm? Op welke manier wil je je geloof / levensbeschouwing verder ontwikkelen? Zo nee, waarom niet? Wil je verder in de wetenschap, het onderwijs of de kunsten? Waarom wel of niet? Ben je van plan een grote reis te maken voor / tijdens / na je studie? Waarom wel of niet? Waarom zou je straks bewonderd willen worden? Hoe ga je dat bereiken? Als je over je toekomst nadenkt, is dan er iets wat je verwondert? Waarom wel/ niet?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Hoe zie je de toekomst van de Nederlandse maatschappij, Europa en de wereld? Verwacht je veel werk naar aanleiding van de studie die je kiest? Waarom wel / niet? Wil je straks in Nederland werken of ook/ juist elders in de wereld? Waarom? Hoe denk je dat de maatschappij er over tien jaar uitziet in Nederland? Waarom? Hoe denk je dat de maatschappij er over vijftig jaar uitziet in Nederland? Waarom? Wat verwacht je de komende jaren van de wereldpolitiek? VS, armoede, milieu, terrorisme, etc Wat verwacht je van Europa de komende jaren? Hoe denk je het milieuprobleem zich zal ontwikkelen in Nederland en de rest van de wereld? Hoe denk je over de toekomstige verhouding tussen arm en rijk in Nederland en de wereld? Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van religie? Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van wetenshap? Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van ethiek? Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van techniek? Wat is je grootste ideaal voor de toekomst van de wereld? Wat is je grootste angst voor de toekomst van de wereld? Wat zou je of waarover zou je je in de toekomst verwonderen? 6
Materiaal toekomstspel Hieronder nog een keer de vragen van het toekomstspel, maar nu in de vorm van kaartjes. De mentor of de sectie Godsdienst/ Levensbeschouwing (of iemand van de repro) kan deze kaartjes kopiëren op drie verschillende kleuren papier (bijvoorbeeld oranje, rood en geel). Vervolgens de kaartjes snijden en bij elk speelbord drie setjes kaarten voegen. Wat rest zijn genoeg dobbelstenen en een speelbord. Gebruik voor dat laatste een algemeen formaat ‘ganzenbordspel’. Zoiets is ook op internet te vinden is. Ga uit van zeven speelborden, evenals zeven maal drie setjes kaarten en zeven dobbelstenen per klas (uitgaande van 28 leerlingen). Vergeet niet bij elk speelbord een kopie van de bijlage bij het Toekomstspel (pagina 5) te doen. Kaartjes met betrekking tot de eigen opvoeding thuis en op school
Welk advies van je ouders zul je altijd onthouden? Waarom?
Welk advies van je ouders zul je absoluut in de wind slaan? Waarom?
Welke traditie of gewoonte thuis neem je over? Waarom?
Welke traditie of gewoonte thuis neem je absoluut niet over? Waarom niet?
Wat ga je zeker anders doen dan thuis? Waarom?
Van welk onderwerp/ schoolvak heb je iets geleerd voor je toekomst? Noem 1 voorbeeld.
Welke levensles heb je op school geleerd? (Zo niet, waarom niet?)
Welke waarden van thuis neem je over? Waarom (niet)?
Welke waarden, die je geleerd hebt op school, neem je over? Waarom (niet)?
Wat heb je tot nu toe van je vrienden geleerd? Wat zul je altijd onthouden?
Hoe sta je t.o.v. de levensbeschouwing van je ouders? Wat deel je? Wat neem je mee?
Wat verwachten je ouders van je en je toekomst? Hoe sta je daar tegenover?
Wat bewonder je in je ouders? Ga je dat ook later ook zo doen?
Is er iets dat je vreest van je ouders of dat je je ouders verwijt? Leg uit.
Welke persoon/ personen van deze school zul je je herinneren? Waarom?
Is er iets wat je tot nu toe verwondert in het leven? Hoe neem je dat mee in je toekomstplan? 7
Kaartjes met betrekking tot de doelen en verwachtingen voor de eigen toekomst.
Ga je snel op kamers of zelfstandig wonen? Waarom wel/ niet? Wanneer is het tijd voor jou?
Wat verwacht je van je studie? Leg uit.
Welk doel heb je met je studie? Leg uit.
Welke baan / banen zie je voor jezelf weggelegd? Waar streef je uiteindelijk naar? Leg uit.
Hoe zie je je relatie met je ouders voor ogen in de toekomst? Verwachtingen/ verplichting?
Waar wil je straks definitief wonen? Hoe zou je willen wonen?
Wanneer zie je jezelf gaan samenwonen of trouwen? Wat verwacht je van je relatie?
Welke eigenschappen zoek je in een partner? Waarom?
Welke eigenschap van jezelf wil je verder ontwikkelen? Welke wil je kwijt? Waarom?
Wil je kinderen? Waarom wel of niet? Wanneer? Hoeveel? Hoe verdeel je werk en gezin?
Waar ben je bang voor als je je eigen toekomst voor je ziet? Waarom?
Ben je van plan je in te zetten voor de maatschappij? Waarom? (vrijwilligerswerk, politiek, etc.)
Heb je bepaalde idealen voor je toekomst? Wat is je grootste droom?
Welke vriendschappen, naast je eventuele partner, zou je willen ontwikkelen? In welke vorm?
Op welke manier wil je je geloof / levensbeschouwing verder ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Wil je verder in de wetenschap, het onderwijs of de kunsten? Waarom wel of niet?
Ben je van plan een grote reis te maken voor / tijdens / na je studie? Waarom wel of niet?
Waarom zou je straks bewonderd willen worden? Hoe ga je dat bereiken?
Als je over je toekomst nadenkt, is dan er iets wat je verwondert? Waarom wel/ niet?
8
Kaartjes met betrekking tot de doelen en verwachtingen voor de maatschappelijke toekomst.
Verwacht je veel werk naar aanleiding van de studie die je kiest? Waarom wel of niet?
Wil je straks in Nederland werken of ook (juist?) elders in de wereld? Waarom?
Hoe denk je dat de maatschappij er over tien jaar uitziet in Nederland? Waarom?
Hoe denk je dat de maatschap= pij er over vijftig jaar uitziet in Nederland? Waarom?
Wat verwacht je de komende jaren van de wereldpolitiek? VS, armoede, milieu, terrorisme, etc
Wat verwacht je van Europa de komende jaren? Leg uit.
Hoe denk je het milieuprobleem zich zal ontwikkelen in Nederland en de rest van de wereld?
Hoe denk je over de toekomstige verhouding tussen arm en rijk in Nederland en de wereld?
Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van religie?
Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van wetenschap?
Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van moraal en ethiek?
Wat verwacht je van de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van techniek?
Wat is je grootste ideaal voor de toekomst van de wereld? Leg uit.
Wat is je grootste angst voor de toekomst van de wereld? Leg uit.
Wat zou je (of waarover zou je je) in de toekomst verwonderen?
9