Leven met een handicap in Peru
Verkenningsonderzoek Wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijk handicap in Peru m.b.t. sociale en economische participatie
Cisca Beckers Augustus 2008
Leven met een handicap in Peru
Verkenningsonderzoek Wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijk handicap in Peru m.b.t. sociale en economische participatie
Augustus 2008 Cisca Beckers Onbegrensd Ondernemen Postbus 26083 2502 GB Den Haag 06 33637752
[email protected] www.onbegrensdondernemen.nl foto’s: Ysabel Perez Berru
Voorwoord In 2007 heb ik in het Noorden van Peru een verkenningsonderzoek gedaan naar de sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap en de wensen, behoeften, belemmeringen en kansen op het gebied van maatschappelijke participatie, ondernemerschap en toegang tot microkrediet in kaart gebracht. De redenen waarom ik aan dit onderzoek ben begonnen zijn in de eerste plaats omdat een maatschappelijke organisatie in het Noorden van Peru die begaan is met de situatie van mensen met een handicap, mij dit verzoek deed, en ten tweede vanwege mijn eigen ervaring met het leven met een handicap. Ik ben namelijk geboren met een heupafwijking en heb vele operaties ondergaan en revalidatietrajecten doorgemaakt. Tussen de operaties door heb ik diverse opleidingen afgerond en werkervaring opgedaan, onder andere als computerspecialist. Ik besef heel goed wat een geluk ik heb dat ik in een land als Nederland geboren ben, waar veel mogelijk is binnen de gezondheidszorg en op het gebied van onderwijs en arbeidsmarktparticipatie, dit in tegenstelling tot ontwikkelingslanden. In ontwikkelingslanden gaan handicap en armoede meestal samen. Veel mensen met een handicap leven in isolement en hebben nauwelijks toegang tot basisvoorzieningen. Zij hebben minder kansen hun eigen potentieel te ontwikkelen en in te zetten omdat hun mogelijkheden op het volgen van onderwijs en het participeren op de arbeidsmarkt zeer beperkt zijn. Over heel de wereld worden mensen met een handicap weinig betrokken bij totstandkoming van beleid en besluitvorming. Ook bij ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties en binnen ontwikkelingssamenwerkingbeleid in Nederland zijn zij over het algemeen geen specifieke doelgroep. Gezien de situatie waarin mensen met een handicap zich bevinden, ben ik van mening dat speciale aandacht nodig is. Er dienen voorwaarden gecreëerd te worden waardoor mensen met een handicap kunnen participeren in de samenleving en hun potentieel inzetten. Hierbij doel ik op toegankelijkheid van basisvoorzieningen als de gezondheidszorg en orthopedische materiaal, maar ook toegankelijkheid van het openbaar vervoer, scholen, bedrijven, overheidsgebouwen en de arbeidsmarkt. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in onderliggende factoren die de situatie van mensen met een lichamelijke handicap in Peru beïnvloeden. In de aanbevelingen worden handvaten aangereikt voor zowel ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties als overheidsinstanties in Peru én in Nederland. Het uitgangspunt is daarbij altijd het verbeteren van de sociaaleconomische positie van mensen met een lichamelijke handicap.
Dankwoord Ik wil de vele mensen in Nederland en Peru hartelijk danken die meegewerkt hebben aan dit onderzoek en die mij in meerdere opzichten ondersteund hebben. Ik kan niet iedereen hier vermelden maar wil met name noemen: Ysabel Perez Berru, familie Beckers, familie Carpio, Loes Keijsers, Heleen ter Ellen, Thea Schellekens, Arelis del Pilar Farro Ezcurra, Peter Schults, Miel Claes (Liliane Fonds), Anke Huijboom (DCDD), Marjanne van Ruijven, Cvetanka Sozovska, leden van zangkoor Jan & Alleman, Kringloopwinkel Wateringen en Kwintsheul, Irmgard Busch (Diakonie Delft), Congregatie Zusters van Liefde, Hermano Victor Hugo Merino (landelijk coördinator Liliane Fonds Peru), Magdalena Santa Maria Chimbor (ONMA/GIES), Max Anaya Cruz (Fraternidad), Elva Angela Salazar Tirado, alle mensen in Peru die hun levenservaring en wensen met mij hebben gedeeld, Magdalena Diaz (ONMA/GIES), Maria Ysabel, Elena en Fanny Carpio Zuloeta en het bestuur van stichting Onbegrensd Ondernemen.
Inhoudsopgave 1.
Inleiding verkenningsonderzoek ___________________________________________ 1 1.1 Onderzoeksdoel en -vragen__________________________________________ 1 1.2 Uitgangspunten ___________________________________________________ 1 1.3 Aanpak van het onderzoek __________________________________________ 2 1.4 Opbouw onderzoeksverslag _________________________________________ 3
2.
Sociaaleconomische situatie in Peru ________________________________________ 4 2.1 Sociale situatie____________________________________________________ 4 2.2 Economische situatie_______________________________________________ 4 2.3 Mensen met een handicap, de relatie met armoede________________________ 6
3.
Sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap __________ 7 3.1 Sociale situatie____________________________________________________ 7 3.1.1 Achtergrondinformatie interviewgroep_____________________________ 7 3.1.2 Gezondheidszorg______________________________________________ 9 3.1.3 Leef/woonomstandigheden _____________________________________ 11 3.1.4 Onderwijs __________________________________________________ 13 3.1.5 Maatschappelijke participatie ___________________________________ 15 3.2 Economische situatie______________________________________________ 17 3.2.1 Arbeidsmarkt________________________________________________ 17 3.2.2 Ervaring met leen/spaarsystemen en microkrediet ___________________ 21 3.3 Samenvatting resultaten persoonlijke interviews ________________________ 23
4.
Overheidsbeleid ten aanzien van mensen met een handicap ____________________ 25 4.1 Wet 27505 ______________________________________________________ 25 4.2 CONADIS ______________________________________________________ 25 4.3 OMAPED ______________________________________________________ 26 4.4 PIO ___________________________________________________________ 26 4.5 Overig beleid ____________________________________________________ 27
5.
Maatschappelijke- en kredietorganisaties ___________________________________ 29 5.1 Zelforganisaties __________________________________________________ 29 5.2 Maatschappelijke organisaties_______________________________________ 32 5.3 Kredietorganisaties _______________________________________________ 34
6.
Conclusies en aanbevelingen_____________________________________________ 39
Literatuurlijst _____________________________________________________________ 42
1.
Inleiding verkenningsonderzoek
1.1 Onderzoeksdoel en -vragen Om inzicht te krijgen in de situatie van mensen met een lichamelijke handicap in Peru en de mogelijkheden tot verbetering te verkennen, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Onder welke omstandigheden leven mensen met een lichamelijke handicap en welke factoren zijn van invloed op hun sociaaleconomische situatie? Wat zijn de wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijke handicap met betrekking tot maatschappelijke en economische participatie? Hoe ziet het overheidsbeleid van Peru eruit met betrekking tot mensen met een handicap? Welke organisaties werken met/voor mensen met een lichamelijke handicap en wat zijn hun ervaringen/bevindingen? Wat is het beleid van microkredietorganisaties met betrekking tot het verlenen van microkrediet aan mensen met een lichamelijke handicap en wat zijn hun ervaringen? Het onderzoek richt zich op: - Mensen met een lichamelijke handicap, zowel motorisch als zintuiglijk 1 , die in staat zijn werkzaamheden te verrichten die inkomsten op kunnen leveren, zowel vrouwen als mannen in de leeftijdsgroep van 18 tot 55 jaar; - Vertegenwoordigers van zelf- en maatschappelijke organisaties in Peru die werken met/voor mensen met een lichamelijke handicap; - Vertegenwoordigers van microkredietorganisaties; - Vertegenwoordigers van overheidsinstellingen. 1.2 Uitgangspunten Bij het onderzoek wordt in de eerste plaats uitgegaan van de noodzaak armoede onder mensen met een handicap te verminderen en aan te sluiten bij de millenniumdoelen van de Verenigde Naties om armoede wereldwijd te reduceren. Volgens de World Health Organization woont wereldwijd 80% van de mensen met een handicap in een ontwikkelingsland en leven velen van hen in extreme armoede. Ten tweede wordt uitgegaan van de kracht, ervaringen en kwaliteiten van mensen met een handicap zelf. Zij hebben potentieel en zijn de beste informanten wanneer we de mogelijkheden voor structurele verbetering en belemmeringen van maatschappelijke en economische participatie in kaart willen brengen. Sinds mei 2008 is het VN-verdrag voor de mensenrechten van mensen met een handicap in werking getreden omdat voldoende landen het geratificeerd hebben. Peru is één daarvan, Nederland heeft al wel getekend, maar nog niet geratificeerd 2 . Door middel van dit verdrag kunnen landen die het verdrag hebben geratificeerd, aangesproken worden op hun beleid met betrekking tot de rechten van mensen met een handicap en kunnen mensen met een handicap hun rechten opeisen. Ondanks het feit dat disability op de internationale agenda staat, blijkt het thema niet echt te zijn geïntegreerd in het beleid van ontwikkelingsorganisaties in Nederland. 3 Vaak wordt ervan 1
Wanneer ik in het verslag spreek over mensen met een handicap, doel ik op de groep mensen met een lichamelijke handicap, zowel motorisch als zintuiglijk. 2 Het verdrag is pas van kracht als minimaal 20 landen het geratificeerd hebben; op 3 mei 2008 was dat zover, 24 landen hadden het verdrag toen geratificeerd en 127 landen hadden het getekend. Landen die het verdrag alleen tekenen zijn niet gebonden aan het verdrag; ze geven aan dat ze de intentie van ratificeren hebben (zie: ‘Latest Developments’ van UN Enable en ‘Questions and Answers’ van DCDD). 3 Zie: ‘Bijna een jaar na de ondertekening van het Verdrag. Wat is de stand van zaken?’ Door S. Claus, DCDD 2007
1
uitgegaan dat mensen met een handicap in algemene programma’s ook ‘bereikt’ worden. Om de maatschappelijke en economische participatie van mensen met een handicap te bevorderen en hiermee de armoede onder deze groep terug te dringen, is echter specifiek beleid nodig. Tijdens het onderzoek zijn verder twee factoren meegenomen die van invloed zijn op de kansen voor participatie in de samenleving. Aan de ene kant is er aandacht besteed aan de positie van vrouwen met een lichamelijke handicap. Waar mogelijk zijn onderzoeksgegevens rond de situatie van vrouwen en mannen verzameld en geanalyseerd; te denken valt hier aan de kansen van vrouwen m.b.t opleidingsniveau, arbeidsmarktparticipatie en leiderschap. Aan de andere kant is er aandacht besteed aan het verschil in situatie van stad en platteland. Over het algemeen worden kansen op participatie mede bepaald door de plaats waar men opgroeit. Ook hier geldt dat de onderzoeksgegevens - waar mogelijk - hierop geanalyseerd zijn, bijvoorbeeld wat de toegang tot gezondheidszorgvoorzieningen betreft. 1.3 Aanpak van het onderzoek Het interview Om inzicht te krijgen in de wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijke handicap met betrekking tot maatschappelijke en economische participatie en om inzicht te verkrijgen in beleid en ervaringen van overheid en organisaties is gekozen voor kwalitatief onderzoek. De informatie is vergaard door middel van diepte-interviews. Mensen zijn zelf de beste bron van informatie. Er zijn drie verschillende vragenlijsten opgesteld voor de diepte-interviews met zoveel mogelijk open vragen: één voor de persoonlijke interviews, één voor zelforganisaties, maatschappelijke organisaties en overheidsinstellingen en één voor microkredietorganisaties. De interviews hadden een duur van ongeveer 1 tot 1.5 uur per sessie. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met een Peruaans/Nederlandse collega betrokken bij stichting Onbegrensd Ondernemen. Literatuurstudie Met behulp van literatuurstudie, waaronder onderzoeksrapporten (zie literatuurlijst), is aanvullende achtergrondinformatie verkregen met betrekking tot overheidsbeleid en wetgeving en de sociale en economische situatie van mensen met een lichamelijke handicap in Peru. Contacten Via het Liliane Fonds en Oikocredit, ngo’s die beide een afdelingskantoor in Peru hebben, en via Peruaanse maatschappelijke organisaties als de ONMA 4 in het noorden van het land, zijn contacten met de diverse organisaties gelegd. De deelnemers aan de persoonlijke interviews zijn met name via zelf- en maatschappelijke organisaties benaderd. In totaal zijn er 50 interviews afgenomen: 25 persoonlijke interviews van mensen met een lichamelijke handicap (13 vrouwen, 12 mannen) en 25 interviews met leiders/coördinatoren van de diverse organisaties: 9 interviews met leiders van 7 zelforganisaties, 7 interviews met leiders van 6 maatschappelijke organisaties, 6 interviews met 6 (micro)kredietorganisaties en 2 interviews met een lokale en regionale overheidsinstelling. Tot slot heeft ook een gesprek plaatsgevonden met de Regionale President van Lambayeque.
4
ONMA: Organización Nacional de la Mujer de la Industria Azucarrera (Landelijke Organisatie van Vrouwen in de Suikerrietindustrie)
2
Representativiteit van de doelgroep Het doel van het onderzoek is inzicht geven in de situatie van mensen met een lichamelijke handicap. De mensen die meegedaan hebben aan de persoonlijke interviews zijn, zoals hierboven aangegeven, benaderd via zelf- en maatschappelijke organisaties. Bijna allemaal zijn zij lid van en/of actief binnen deze organisaties. De ‘onzichtbare groep’ onder de mensen met een handicap is tijdens dit onderzoek nog niet benaderd. Het gaat dan om mensen op het platteland die zich niet of moeilijk kunnen verplaatsen, mensen die binnengehouden of zelfs verstopt worden door hun familie en mensen die niet kunnen participeren om verschillende redenen. De situatie van deze meer geïsoleerde groep vraagt namelijk om intensiever onderzoek. Wel is via de leiders van de zelforganisaties informatie over deze groep vergaard. Het beeld wat tijdens dit onderzoek geschetst wordt door de onderzoeksgroep, geeft een indicatie van hun situatie en niet van de groep als geheel. Het zegt indirect wel iets over de grote onzichtbaarheid en de problemen waar de meer geïsoleerde mensen met een handicap mee te maken hebben. Dit komt ook uit Peruaanse onderzoeksrapporten5 naar voren. Het inzicht dat de onderzoeksgroep geeft op de situatie van mensen met een lichamelijke handicap is dan ook als illustratie bedoeld en is slechts het topje van een ijsberg. Locatie Het merendeel van de interviews is afgenomen in drie noordelijke kustregio’s van Peru: Lambayeque, Piura en La Libertad. Enkele van de interviews vonden plaats in Lima. Aanvankelijk was het de bedoeling ook regio’s als Cusco en Arequipa in het zuiden van Peru aan te doen, maar gezien de omvang van de noordelijke regio’s en de grote respons onder organisaties en mensen met een lichamelijke handicap in met name Lambayeque, is besloten het onderzoek te concentreren op deze regio’s. De interviews vonden zowel in de stad als op het platteland plaats. Iedereen was zeer bereid om mee te werken aan het onderzoek. 1.4 Opbouw onderzoeksverslag Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 korte achtergrondinformatie over Peru. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan aan de hand van de onderzoeksgegevens op de sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap. In hoofdstuk 4 wordt het overheidsbeleid van Peru met betrekking tot mensen met een handicap weergegeven. Hoofdstuk 5 gaat in op de rol die zelf-, maatschappelijke en microkredietorganisaties kunnen spelen met betrekking tot mensen met een lichamelijke handicap en in hoofdstuk 6 wordt afgerond met de conclusies en aanbevelingen.
5
Zie onderzoeksrapporten van o.a.: T. Tovar Samanez en P. Fernández Castillo en van S. Maldonado Zambrano.
3
2.
Sociaaleconomische situatie in Peru 6
Met een oppervlakte van 1.285.216 km2 is Peru ongeveer 35x groter dan Nederland. Het landschap in Peru kan globaal in drieën verdeeld worden: de woestijnachtige kuststreek in het westen, de Andes (sierra) in het midden en het oerwoud (de selva) in het oosten. Door de enorme hoogte- en klimaatverschillen kent Peru een grote biodiversiteit. De economische en geografische verscheidenheid is enorm. Peru is naar verhouding dun bevolkt. In 2007 bedroeg het aantal inwoners 28,7 miljoen. Het land heeft een flink groeiende, jonge bevolking met een gemiddelde leeftijd van 25,3 jaar. Door toenemende armoede op het platteland zijn de grote steden de laatste jaren flink gegroeid. Zo woonde in 1961 nog 53% van de Peruaanse bevolking op het platteland, nu is dat 26%. De bevolking bestaat uit diverse etnische groepen: 45% indianen, 37% mestiezen, 15% blanken, 3% Japanners en Chinezen. Spaans en het Quechua zijn de twee officiële talen. 2.1 Sociale situatie Gezondheid De gezondheidszorg staat nog op een laag peil. Met name op het platteland en in de sloppenwijken komen ondervoeding en kindersterfte voor. Peru kent geen verplichte ziektekostenverzekering. Mensen in overheidsdienst en met een vaste baan zijn over het algemeen de enigen met een ziektekostenverzekering. Onderwijs Het percentage analfabeten in Peru is laag, 12%. Tot en met de middelbare school is het onderwijs gratis. Voor vervolgonderwijs (universiteiten en hbo) geldt geen beurssysteem en hangt het van de economische situatie van het gezin af of er doorgestudeerd kan worden. Van de jongeren studeert 30% door aan universiteit of vakopleiding. Leef/woonomstandigheden Veel mensen die naar de stad trekken, komen terecht in de armere wijken met geen of weinig voorzieningen (zoals elektriciteit, water), een slechte infrastructuur en hoge werkloosheid. Meerdere gezinnen wonen onder één dak, een paar kostwinners zorgen voor de inkomsten. Voor jonge mensen is het financieel onmogelijk om op zichzelf te gaan wonen. Familie speelt een belangrijke ondersteunende rol. Met name door het gebrek aan sociale voorzieningen zijn mensen op elkaar aangewezen bij bijvoorbeeld ziekte of ouderdom, maar ook gezinsleden zonder inkomen worden door de familie opgevangen. Maatschappelijke participatie Peru kent een grote mate van zelforganisatie: zo organiseren boeren, docenten, vrouwen, wijkbewoners en mensen met een handicap vormen comités, met soms niet alleen lokale, maar ook regionale en landelijke afdelingen. Op deze manier wordt opgekomen voor de rechten die de betreffende groep nastreeft (bijvoorbeeld het verkrijgen van eigendomspapieren, elektriciteit, water en riolering…). 2.2 Economische situatie De Peruaanse economie groeit de laatste jaren gestaag. In 2006 bedroeg de groei 6%. In de regio Lambayeque (waar het onderzoek voornamelijk plaatsvond) was dit zelfs 13%. De twee pijlers van de Peruaanse economie zijn visserij en mijnbouw. Daarnaast is textiel evenals toerisme, een bloeiende sector. 6
Gegevens in dit hoofdstuk zijn (tenzij anders vermeld) afkomstig van T. Dieusaert 2006, Ministerie van Buitenlandse Zaken en EVD.
4
Vanwege de groeiende economie en politieke stabiliteit groeit de belangstelling van het buitenlandse bedrijfsleven voor Peru. Globalisering eist echter ook zijn tol voor de binnenlandse markt. Zo zijn door goedkope producten uit Azië lokale industrieën zoals speelgoedfabrieken, over de kop gegaan. Ondanks de economische groei vormt de inkomensongelijkheid nog steeds een groot probleem in Peru. Ruim de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens, een vijfde hiervan zelfs in extreme armoede (ze moeten rondkomen van minder dan een dollar per dag). De meeste armen wonen op het platteland en in de sloppenwijken van de grote steden. President Alan García heeft de aanpak van armoede tot speerpunt van zijn beleid gemaakt. Van de beroepsbevolking heeft slechts 15% een vaste baan. De officiële werkloosheid wordt geschat op 9% maar dat percentage zegt weinig omdat veel mensen, naar schatting 70% van de beroepsbevolking, in de informele sector werkt. De informele sector is de enige mogelijkheid voor veel mensen op een klein inkomen. Omdat het moeilijk is aan een formele baan te komen, worden eigen handeltjes gecreëerd. Het zijn echter veelal marginale activiteiten (straatverkoop, schoenpoetsen, verkoop van eten op straat of kleine winkeltjes met slechts een paar producten) die een minimum aan inkomsten opleveren en die niet het potentieel hebben om uit te groeien tot een grote onderneming in de formele sector.
Familiebanden en relaties zijn belangrijk bij het vinden van een baan of een plaats om producten te verkopen. Over het algemeen geldt in Peru dat een bekende op de juiste plek altijd een pluspunt is. De Soto (in Dieusaert 2006: 74), heeft onderzoek gedaan naar de informele economie van Peru. Hij is van mening dat de mogelijkheid om geld te lenen en het terugdringen van de bureaucratie twee belangrijke factoren zijn voor de economische ontwikkeling van Peru. De mogelijkheid om geld te lenen is vaak gebaseerd op eigendom. De meeste Peruanen, zowel in de steden als op het platteland, wonen op eigen grond die nooit op hun naam geregistreerd is of hen officieel is toegekend. Doordat ze geen eigendomspapieren hebben, komen ze niet in aanmerking voor een krediet. Tegelijkertijd wordt het bemachtigen van de nodige officiële papieren belemmerd door bureaucratische regels. De Soto heeft hier een experiment mee gedaan en kwam erachter dat voor het laten registreren van een kleine handel, zo’n 207 administratieve stappen nodig waren en 52 verschillende overheidskantoren moesten worden bezocht. Het kostte in totaal bijna 10 maanden om de nodige papieren te verkrijgen.
5
Op dit moment komt hier echter verandering in. De overheid lijkt langzaam te beseffen dat het midden- en kleinbedrijf potentieel heeft voor de economische ontwikkeling van de regio’s. 2.3 Mensen met een handicap, de relatie met armoede Zoals in bovenstaande paragraaf is beschreven, leeft ruim de helft van de bevolking van Peru in armoede. Als mensen van deze groep een handicap hebben of krijgen is hun sociaaleconomische situatie uitzichtloos. Uit cijfers van het INEI (Centraal Bureau voor Statistiek in Peru) uit 2005 blijkt dat 13% van de Peruaanse bevolking een lichamelijke handicap heeft; dat zijn ongeveer 3,5 miljoen Peruanen 7 . Het grootste deel van hen leeft in armoede of in extreme armoede zonder toegang tot basisvoorzieningen. Van deze groep heeft 81% nooit ondersteuning in de vorm van revalidatie ontvangen 8 . Ook uit gegevens van het Asamblea Federal van de Verenigde Naties blijkt dat mensen met een handicap in ontwikkelingslanden tot de armsten onder de armen behoren (Toledo Manrique, 2003: 8-10). Armoede leidt niet alleen tot condities waarin handicaps zich makkelijker kunnen voordoen, het hebben van een handicap zelf kan bijdragen aan armoede of het armer worden van de familie. De levenssituatie van mensen met een handicap wordt bepaald door: - Marginalisering en uitsluiting veroorzaakt door beperkte toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en arbeidsmarkt, hetgeen actieve participatie in de samenleving bemoeilijkt. - Obstakels in architectuur en stedenbouw waardoor toegang tot diensten en voorzieningen moeilijk is. - Obstakels met betrekking tot de toegang van het openbaar vervoer hetgeen de mobiliteit en het zich verplaatsen belemmert. - Vooroordelen vanuit de samenleving en als gevolg daarvan een gebrek aan kansen. Al deze factoren samen maken dat mensen met een handicap de vicieuze armoedecirkel niet kunnen doorbreken.
7
Uit: Directorio sobre Educación, Salud y Asociaciones de Personas con Discapacidad (2006). Nauwkeurige cijfers naar soort handicap zijn niet beschikbaar, evenmin als gegevens m.b.t. de sociaaleconomische situatie van mensen met een handicap. Door de wijze van meten en de gehanteerde criteria zijn de percentages slechts een indicatie (Maldonada, 2006: 10). 8
6
3.
Sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de informatie verkregen uit zowel de persoonlijke interviews (voortaan de interviewgroep genoemd) als literatuurstudie, een beeld geschetst van de sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap. Twee vragen worden hier behandeld: onder welke omstandigheden leven mensen met een lichamelijke handicap en welke factoren zijn van invloed op hun sociale en economische situatie? Deze vragen worden beantwoord aan de hand van de volgende elementen: achtergrondinformatie interviewgroep, toegang tot de gezondheidszorg, leef/woonsituatie, onderwijsniveau, maatschappelijke participatie, arbeidsmarktpositie en toegang tot microkrediet- en/of leen/spaarsystemen. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van de interviewgroep met betrekking tot hun maatschappelijke en economische participatie. 3.1 Sociale situatie 3.1.1 Achtergrondinformatie interviewgroep In totaal zijn er 25 mensen met een lichamelijke handicap geïnterviewd, van wie 13 vrouwen en 12 mannen. Van hen bevinden 9 zich in de leeftijdsgroep tussen de 16 en 34 jaar (4 vrouwen, 5 mannen) en 16 in de leeftijdsgroep tussen de 35 en 54 jaar (9 vrouwen, 7 mannen), zie tabel 1. In de stad wonen 8 personen (5 vrouwen, 3 mannen) en ruraal 17 (8 vrouwen, 9 mannen), zie tabel 2. Tabel 1 Leeftijd 16-34 35-54 Totaal
Vrouw 4 9 13
man 5 7 12
totaal 9 16 25
Tabel 2 woonachtig vrouw 5 stad 8 ruraal 13 totaal
man 3 9 12
totaal 8 17 25
Uit onderzoek van Arroyo naar de oorzaak van handicaps in Peru blijkt dat een lichamelijke handicap over het algemeen wordt veroorzaakt door ziekte of een ongeluk en dat acht van de tien handicaps voorkomen hadden kunnen worden als preventie- en voorlichtingsprogramma’s adequaat waren toegepast. Ook in het rapport van de regionale afdeling van de World Health Organisation (de Organización Panamericano de la Salud) staat vermeld dat in 70% van de gevallen de handicap voorkomen of behandeld had kunnen worden indien er toegang tot basisvoorzieningen geweest was en indien behandelingen op tijd en met continuïteit waren toegepast (2004: 17, 28-29,41). Uit het verkenningsonderzoek is dit ook naar voren gekomen. Zoals uit diagram 1 blijkt, heeft een ruime meerderheid van de interviewgroep, 17 personen, een lichamelijke handicap als gevolg van een ziekte, 15 hiervan door polio. Van de overige geïnterviewden hebben 4 een handicap als gevolg van een ongeluk waardoor handicaps aan benen en rug zijn ontstaan en de overige 3 hebben een handicap die is ontstaan tijdens de geboorte. 7
Diagram 1 Oorzaak handicap interviewgroep 5
ongeluk 3
geboorte ziekte
17
Van de geïnterviewden heeft het merendeel voor de leeftijd van 6 jaar een handicap gekregen, de overige personen rond hun twintigste. De hulpmiddelen die ze gebruiken zijn rolstoelen, krukken, beugels en protheses. Deze blijken merendeels oud en versleten. De constateringen uit het onderzoek van Arroyo en de WHO gaan ook op voor een aantal personen uit de interviewgroep: zij hebben niet op tijd medische zorg ontvangen of moesten de behandeling staken door gebrek aan financiële middelen, waardoor hun handicap erger is geworden. Een van de personen uit de interviewgroep met polio vertelde: “Mijn ouders waren heel jong toen ze mij kregen en ze wisten niets van vaccinaties. Ik heb polio gekregen. Dat vind ik heel moeilijk om te accepteren” Een vrouw vertelde: “Door de reuma kan ik niet meer zelfstandig lopen. Vroeger gebruikte ik medicijnen maar daar ben ik mee gestopt omdat mijn vader ziek werd. Ik moest veel geld voor hem uitgeven en had geen geld over voor mijn eigen behandeling. Hierdoor is de reuma erger geworden en kan ik nu niet meer zonder krukken lopen.” Een gezinslid met een handicap betekent voor die familie vaak een enorme kostenpost (Tovar Samanez e.a. 2005: 15). Een groot aantal van de geïnterviewden vertelde dat ze zich al jong bewust waren van de armoede waarin ze opgroeiden en de extra kosten die hun handicap voor hun familie met zich meebrengt. Zo zei iemand: “Mijn vader verliet ons toen ik kind was. Ik zag alle schulden en wilde niet dat mijn jongere broers en zusjes tekort zouden komen door mij. Daarom wilde ik mijn behandeling stopzetten. Ik zag mijn moeder iedere avond breien. Met de opbrengst van haar breiwerk kon ze de touwtjes aan elkaar knopen. Ik was wanhopig en probeerde mij lange tijd te verstoppen.” De sociaaleconomische situatie van (de familie van) mensen met een lichamelijke handicap in Peru is bepalend voor de wijze waarop na ongeluk of ziekte met het letsel kan worden verder geleefd en in hoeverre dit hun maatschappelijke en arbeidsmarktparticipatie beïnvloedt/belemmert. 8
3.1.2 Gezondheidszorg In Peru is de toegang tot basisvoorzieningen als gezondheidszorg niet vanzelfsprekend. In Nederland is iedereen tegenwoordig verplicht een ziektekostenverzekering af te sluiten en bestaat er een sociaal vangnet in de vorm van voorzieningen via de gemeente (Wet maatschappelijke ondersteuning) of de AWBZ. Hierdoor is er toegang tot diverse ondersteunende voorzieningen (operaties, medicijnen, therapieën, hulpmiddelen, revalidatie en dergelijke) hetgeen mensen vervolgens in staat stelt te participeren in de samenleving. Het gezondheidszorgsysteem in Peru is anders ingericht dan in Nederland. Zo zijn bijvoorbeeld ‘onze huisartsen’ vergelijkbaar met internisten in Peru die vanuit ziekenhuizen werken. Voor het maken van een afspraak met een internist moet men persoonlijk naar het ziekenhuis gaan. Vaak zijn mensen uren aan het wachten voor het maken van de afspraak die soms pas enkele weken later plaats kan vinden. Mensen zonder verzekering zijn aangewezen op particuliere artsen die door henzelf betaald moeten worden. Ook revalidatie ziet er anders uit, veel minder uitgebreid dan in Nederland, waar speciale revalidatiecentra zijn. In heel Peru zijn slechts drie revalidatiecentra met beperkte middelen, los van kleine revalidatieafdelingen in sommige ziekenhuizen. Ziektekostenverzekering Een ziektekostenverzekering is in Peru niet verplicht. Het merendeel van de bevolking kan het zich financieel niet veroorloven een ziektekostenverzekering af te sluiten. Onder de ziektekostenverzekering valt vergoeding voor bijvoorbeeld de internist, specialist, operaties en een aantal medicijnen. Niet alles wordt echter vergoed en is er een onderdeel voor een operatie niet aanwezig in het betreffende ziekenhuis (zoals metaal voor het zetten van een botbreuk) dan komt het voor dat mensen hier zelf voor moeten zorgen en betalen ondanks hun verzekering of dat ze moeten wachten totdat het uit een ander ziekenhuis is aangeleverd (hetgeen dagen kan duren). Er is geen sociaal vangnet zoals in Nederland, dat voorziet in het vergoeden van hulpmiddelen als rolstoelen, krukken en dergelijke. Het percentage mensen met een handicap zonder ziektekostenverzekering in Peru is hoog, 66%. Zij hebben geen toegang tot gezondheidszorgvoorzieningen (Arroyo 2004: 21, 49). Dit komt overeen met de gegevens uit het verkenningsonderzoek. Van de geïnterviewden heeft de meerderheid, 18 personen, geen ziektekostenverzekering. Van hen zeiden 5 dat ze in het verleden wel een verzekering hebben gehad, maar dat ze deze waren kwijtgeraakt door scheiding van ouders of door verlies van hun baan. De informatie uit de interviews bevestigt dat het hebben van een ziektekostenverzekering niet altijd de toegang tot middelen of ondersteuning garandeert die men nodig heeft. Een vrouw zei hierover: “Ik heb vroeger een verzekering gehad. Toen ik echter een heupprothese nodig had, werd die niet via deze verzekering vergoed. Ook de medicijnen die ik nodig had werden niet vergoed. Ik kreeg een goedkoop medicijn dat niet werkte. Het goede, dure medicijn moest ik zelf kopen.” Noodgedwongen worden keuzes gemaakt die wij in Nederland niet kennen, zoals uit het volgende citaat blijkt:
9
“Toen mijn man zijn werk verloor had ik geen verzekering meer. Ik heb medische zorg nodig, maar ik vind het nu belangrijker mijn geld aan de scholing van mijn kinderen te besteden dan voor mijn eigen gezondheid. Zij hebben nog een toekomst voor zich.” Bijna alle geïnterviewden (22) zeiden in het verleden of nu medische zorg nodig te hebben (operaties, medicijnen, therapieën of hulpmiddelen) maar hier geen financiële middelen voor te hebben. Een vrouw met polio schetste haar situatie: “Mijn vader maakte zelf mijn beugels. Sinds 9 jaar is mijn vader overleden. Ik had vroeger operaties nodig maar daar was geen geld voor en nu is het te laat voor deze operaties. Daarnaast zijn er op het platteland minder voorzieningen dan in de stad: niet elk dorp heeft bijvoorbeeld een gezondheidscentrum en als er een is, dan is die vaak maar een halve dag open. Voor ziekenhuizen, fysiotherapie en dergelijke moet men naar de stad, hetgeen een probleem is voor veel mensen in verband met hun mobiliteit en financiële situatie. Volgens nieuwe wetgeving in Peru heeft iedere persoon met een handicap in theorie recht op een basisziektekostenverzekering. Dit klinkt veelbelovend maar het werkt in de praktijk nog niet. De meerderheid van de mensen heeft geen toegang tot deze verzekering door hoge kosten voor het verkrijgen van de nodige papieren en de bureaucratie die bij het aanvragen ervan komt kijken. De papieren dienen op verschillende locaties in de steden aangeschaft te worden. Met name voor mensen op het platteland is dit een hoge drempel vanwege vervoerskosten en beperkte mobiliteit. Daarnaast is de regeling bij weinigen bekend. Dit blijkt ook uit het verkenningsonderzoek. Slechts een aantal mensen van de interviewgroep heeft van deze regeling gehoord. Zij zeiden echter het niet te zien zitten om zoveel moeite te moeten doen voor een verzekering die bovendien niet alle kosten dekt. Orthopedische hulpmiddelen: noodzaak, toegang en kwaliteit Een voorwaarde voor zelfstandig functioneren en verplaatsen is gebruik van aangepaste en deugdelijke orthopedische hulpmiddelen. Orthopedische hulpmiddelen kunnen in Nederland geleend of verkregen worden via de thuiszorg, verzekering of gemeente. Indien het om een blijvende handicap gaat is er toegang tot ergonomische orthopedische hulpmiddelen die op maat gemaakt worden. Een van de hulpmiddelen die de zelfstandigheid van mensen met een handicap vergroot, is bijvoorbeeld de rollator of de scootmobiel. Hiermee kunnen mensen zelfstandig boodschappen doen, naar de dokter, het buurthuis of hun werk gaan. In Peru zijn geen speciale regelingen of voorzieningen voor het verkrijgen van orthopedische hulpmiddelen. Mensen zijn aangewezen op familie, vrienden of contacten met charitatieve instellingen voor de aanschaf van hulpmiddelen. Het merendeel van de interviewgroep die op dit moment een hulpmiddel nodig heeft, of een erg oud hulpmiddel heeft dat aan vervanging toe is, geeft aan hier geen geld voor te hebben. De hulpmiddelen die in Peru in de orthopedische werkplaatsen gemaakt worden, zijn standaard, vaak niet op maat gemaakt en niet ergonomisch. De personen uit de interviewgroep gebruiken over het algemeen oude en standaard hulpmiddelen zoals okselkrukken, rolstoelen, beenbeugels en beenprotheses. Door de hoge kosten van de hulpmiddelen en de slechte toegankelijkheid, worden ze vaak zelf gemaakt door familieleden.
10
Twee personen vertelden: “Ik heb vanaf mijn tienerleeftijd deze beenbeugels. Ik ben nu volwassen en de beugels zijn inmiddels veel te klein en versleten. Ik gebruik ze nog omdat ik niets anders heb.” Een van de geïnterviewden gebruikt een (standaard) beenprothese, gemaakt in een lokale orthopedische werkplaats. Hij loopt hier echter niet goed op, omdat de prothese een gefixeerd enkelgewricht heeft. In Nederland worden beenprotheses met meedraaiende enkelgewrichten gemaakt, waardoor er makkelijker op gelopen kan worden. Ook zijn de rolstoelen die mensen hun leven lang gebruiken van het soort dat in Nederland alleen voor kortdurend gebruik worden uitgeleend via instellingen als de Thuiszorg. De ergonomisch aangepaste hulpmiddelen die er in Peru zijn, komen uit het buitenland via charitatieve instellingen. Eén van de geïnterviewde vrouwen heeft via zo’n instelling een elektrische rolstoel gekregen die speciaal voor haar op maat was gemaakt in de Verenigde Staten. De toegang tot hulpmiddelen en de kwaliteit hebben grote invloed op de mate waarin mensen kunnen participeren in de samenleving. Geen of slechte hulpmiddelen beperkt de mobiliteit en maakt het moeilijker om mee te doen.
3.1.3 Leef/woonomstandigheden In Nederland kunnen in tegenstelling tot Peru veel mensen met een lichamelijke handicap in hoge mate zelfstandig wonen met behulp van voorzieningen op maat zoals thuiszorg, aanpassingen in huis en hulpmiddelen. Dit is in Nederland geregeld via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 9 .
9 De Wmo draagt ertoe bij dat álle burgers kunnen participeren in de samenleving en dat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. De Wmo is van kracht sinds 1 januari 2007 en verving de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
11
In Peru woont een groot aantal van de mensen met een handicap bij hun familie en wordt door hen ondersteund (Tovar Samanez e.a. 2005: 41). Dit komt ook naar voren uit het onderzoek. Bijna alle geïnterviewden zeiden aangewezen te zijn op hun familie voor allerlei ondersteuning. Van hen wonen er 15 bij hun familie, 9 zijn getrouwd en hebben een gezin. Slechts 1 persoon woont zelfstandig. De ondersteunende rol van de familie en vrienden wordt erg gewaardeerd door de interviewgroep, maar tegelijkertijd ook als frustrerend ervaren omdat zij in grote mate afhankelijk van hen zijn. Zo zei een persoon: “Over het algemeen voel ik mij goed, maar als ze mij een lange afstand moeten duwen in mijn rolstoel voel in mij erg ongemakkelijk. Ik wil zo veel mogelijk zelfstandig zijn.” Belemmeringen in het openbare leven Door de geïnterviewden wordt aangegeven dat zij op talrijke gebieden belemmeringen ervaren in de directe leef/woonomgeving. Zo is de toegang tot openbaar vervoer slecht. Veel busjes zijn niet toegankelijk of stoppen niet omdat het veel tijd kost iemand met een rolstoel naar binnen te helpen/tillen en de rolstoel op het dak te binden. Daarnaast zijn veel openbare gebouwen (overheidsgebouwen, scholen, bedrijven) niet of slecht toegankelijk. Er is geen rolstoelingang, geen invalidentoilet en er zijn drempels en trappen zonder trapleuningen. Ook zijn er veel kuilen in de wegen en hoge stoepen. Met name op het platteland is de conditie van de wegen en straten zo slecht dat dit veel problemen oplevert voor mensen met een lichamelijke handicap. Ze zijn in hoge mate afhankelijk van derden om zich te kunnen verplaatsen. Een vrouw die op erg oude beugels loopt en altijd ondersteuning nodig heeft van 2 personen om te lopen, zei: “Eigenlijk heb ik nieuwe beugels nodig of een rolstoel en krukken, maar het dorp heeft veel zandwegen en kuilen dus lopen of me verplaatsen in een rolstoel blijft lastig. Ik hoop dat mijn oude beugels het nog een tijdje houden.” Uitsluitingsmechanismen Niet alleen obstakels op straat en in gebouwen zijn een belemmering voor de participatie van mensen met een lichamelijke handicap. Uitsluitingsmechanismen belemmeren dat mensen met een handicap volledig participeren, hetgeen hun sociale isolement nog vergroot. Diverse leiders van zelforganisaties zeiden dat er nog veel mensen zijn, met name op het platteland, die hun gehandicapte familielid verstoppen. Zij schamen zich of weten niet wat ze met hem/haar aanmoeten en welke mogelijkheden er zijn. De coördinator van een lagere en middelbare school voor kinderen met een lichamelijke handicap benadrukt het belang van acceptatie van een gehandicapt kind: “Als ouders problemen hebben met het accepteren van de handicap van hun kind, als het kind weggestopt wordt, niet naar school wordt gestuurd omdat dat als ‘weinig zinvol’ wordt gezien, dan is het voor het kind in de toekomst moeilijker om te participeren in de maatschappij.” Door het ontbreken van voorzieningen, de vele infrastructurele obstakels en uitsluitingsmechanismen worden mensen met een handicap in grote mate belemmerd om zelfstandig te participeren en zijn zij afhankelijk van vrienden en familie.
12
3.1.4 Onderwijs Opleidingsniveau speelt een belangrijke rol bij perspectief op werk. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met een handicap een lager opleidingsniveau hebben dan mensen zonder handicap. Onder de groep gehandicapten is het percentage vrouwen met een lager opleidingsniveau hoger dan dat van mannen. Reguliere scholen zijn over het algemeen niet uitgerust voor specifieke behoeften van mensen met een handicap, bijvoorbeeld speciale communicatiemiddelen voor doven/blinden of toegankelijkheid voor kinderen in een rolstoel. Hierdoor worden veel kinderen met een lichamelijke handicap uitgesloten van het reguliere onderwijs. Een aantal van hen komt bij het speciaal onderwijs terecht waar ze eigenlijk niet thuishoren. Het blijkt dat 75% van de kinderen met een handicap de lagere school doorloopt en dat slechts 3% doorstroomt naar de middelbare school. Van deze groep volgt 4% daarna een beroepsopleiding 10 (Maldonado Zambrano 2006: 10,11, 65, 100).
Diagram 2 Basisonderwijs 2
5
lagere school niet af lagere school middelbare school niet af
16
2
middelbare school
Zoals in diagram 2 te zien is, hebben 5 personen uit de interviewgroep (3 vrouwen, 2 mannen) alleen lagere school, 2 personen hebben de lagere school niet afgemaakt. Zij zeiden dat dit te maken had met hun handicap: één van hen schaamde zich vroeger heel erg voor haar handicap en de ander kon niet naar school vanwege zijn gezondheid. Een aantal van de geïnterviewden geeft aan dat er na de lagere school voor hen geen mogelijkheid was naar de middelbare school te gaan omdat deze te ver weg was en niet bereikbaar voor iemand in een rolstoel. Ook economische redenen speelden een rol. Zo zei iemand: “We waren met meerdere broers en zussen die naar school moesten, ik werd thuis gehouden.” Van de geïnterviewden hebben 16 de middelbare school afgerond (9 mannen, 7 vrouwen) en 2 niet. Afgaande op de algemene cijfers lijkt het erop dat de interviewgroep hoger scoort dan gemiddeld qua aantal dat tot en met de middelbare school onderwijs heeft gevolgd. Dit bleek ook uit wat de voorzitter van de Federatie voor gehandicapten van regio Lambayeque zei over het gemiddelde opleidingsniveau van de mensen met een handicap in de regio. Volgens zijn 10
Een kanttekening: Deze percentages hebben betrekking op de groep gehandicapten als geheel.
13
gegevens is dat normaal niet hoger dan de lagere school. Het feit dat het onderwijsniveau van de interviewgroep iets hoger is, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de geïnterviewden benaderd zijn via zelforganisaties waar zij over het algemeen actief bij betrokken zijn. Maldonado Zambrano zegt hierover dat sociale activiteit toeneemt bij een hoger opleidingsniveau. Mensen met alleen een lagere schoolopleiding blijken sociaal minder actief (2006: 231). Voor Nederlandse en ook Peruaanse begrippen blijft een opleidingsniveau tot en met de middelbare school echter gewoon te laag om daarmee goed te kunnen participeren op de arbeidsmarkt, hetgeen ook blijkt uit de gegevens van de interviewgroep. Diagram 3 Beroepsopleiding
3
geen beroepsopleiding 6
beroepsopleiding vak in praktijk geleerd 16
Tabel 3 Beroepsopleiding geen beroepsopleiding Beroepsopleiding vak in praktijk geleerd
vrouw 8 3 0
man 8 3 3
totaal 16 6 3
Diagram 3 en tabel 3 laten zien dat evenveel mannen als vrouwen geen beroepsopleiding hebben gevolgd. Slechts 6 van de geïnterviewden (3 mannen, 3 vrouwen) heeft een beroepsopleiding voltooid. Dit lage aantal komt overeen met de algemene cijfers. Opmerkelijk is dat alleen de 3 mannen en geen enkele vrouw, de kans hadden na hun studie op de arbeidsmarkt in te stromen. Van de geïnterviewden hebben er 3 een vak in de praktijk geleerd, allen mannen. Niemand heeft een universitaire studie gevolgd. De overgrote meerderheid van de geïnterviewden is niet doorgestroomd naar een beroepsopleiding. De meest genoemde reden is de financiële situatie, maar ook is toegankelijkheid als belemmering genoemd: “Ik wilde informatica studeren, maar dat ging niet omdat het gebouw drie verdiepingen en alleen maar trappen had.”
14
Hoewel niet iedereen zich hierdoor liet weerhouden: “Mijn vrienden hebben mij tijdens de opleiding altijd de trappen op- en afgedragen.” Naast ontoegankelijkheid of gebrek aan financiële middelen spelen ook uitsluitingsmechanismen in de samenleving een rol bij de toegang tot een beroepsopleiding. Zo vertelde een jonge vrouw die met behulp van beenbeugels en krukken loopt: “Ik wilde me inschrijven voor de kappersschool, maar ze zeiden dat er geen plaats was hoewel ik zeker wist dat er nog plaatsen vrij waren. Ik heb mijn nichtje toen gevraagd zich voor mij te laten inschrijven. Op de eerste schooldag waren ze erg verbaasd dat ik er was, ze hadden aangenomen dat ik de vakopleiding niet zou kunnen doen vanwege mijn handicap...” Maar ook binnen families vinden uitsluitingsmechanismen plaats, zoals een van de leiders van een zelforganisatie vertelde: “De mensen worden tot binnen hun eigen familie gediscrimineerd. Families willen soms niet investeren in een gehandicapt kind omdat ze er het nut niet van inzien.” Op het platteland zijn er meer beperkingen in verband met de infrastructuur en mobiliteit. Mensen ervaren het als een probleem om naar de stad te reizen voor een opleiding. Een jongen die buiten het dorp is opgegroeid gaf aan: “Mijn broers en zussen gingen naar school, ik kon niet omdat er geen vervoer was.” Een aantal van de geïnterviewden zegt een studie of vakopleiding te willen volgen om in staat te zijn een eigen handel te beginnen of uit te breiden. Met betrekking tot het volgen van onderwijs blijken mobiliteit, toegankelijkheid en geld een belangrijke rol te spelen. Ook verschilt de situatie op het platteland aanmerkelijk met die van de stad en blijken meer mannen dan vrouwen een vak in de praktijk te hebben geleerd. Ondanks het feit dat het opleidingsniveau van mannen en vrouwen van de interviewgroep gelijk lijkt, blijkt dat de mannen van deze groep meer kansen hebben gehad om op de arbeidsmarkt in te stromen dan de vrouwen. 3.1.5 Maatschappelijke participatie Omdat het merendeel van de geïnterviewden via diverse zelforganisaties benaderd is, is de participatiegraad onder deze groep hoog (zie diagram 4). Van de 25 geïnterviewden participeren 21 personen in zelforganisaties voor gehandicapten en/of in een maatschappelijke organisatie met een religieuze achtergrond. Enkelen zijn daarnaast actief binnen de kerk. Een aantal van hen is algemeen lid van de zelforganisatie, 8 van de 20 (evenveel vrouwen als mannen) vervullen een actieve rol binnen de organisatie zoals penningmeester, voorzitter of coördinator. Van de 4 geïnterviewden (1 vrouw en 3 mannen) die niet maatschappelijk actief zijn, wonen er 2 erg afgelegen op het platteland en hebben 2 geen tijd over na hun werk.
15
Diagram 4 Maatschappelijke participatie
4
ja nee
21
Veel van de geïnterviewden zeggen hun lidmaatschap van de zelforganisaties als een steun in de rug te ervaren: “De organisatie betekent veel voor mij. Sinds ik mij aangesloten heb, voel ik mij sterker. Ik ben niet meer alleen met mijn problemen en voel mij geen uitzondering meer daarin. Ik voel me thuis.” Een ander zei: “Omdat wij hier in Peru zo weinig voorzieningen hebben, zijn wij op elkaar aangewezen. Samen zijn we sterker. Ik ervaar mijn lidmaatschap van de organisatie als een grote ondersteuning.” Een van hen heeft een rolstoel gekregen via de zelforganisatie, een ander kan haar studie volgen dankzij een inzamelingsactie van de organisatie. De zelforganisaties blijken voor een aantal een belangrijk instrument om voor hun rechten op te komen. Zo zei iemand: “We organiseren soms een protestmars ondanks dat het ons geld en moeite (ivm mobiliteit) kost, om te laten zien dat wij er zijn en dat we rechten hebben. We protesteren op die manier ook tegen de plastic rolstoelen, die zijn gevaarlijk en voldoen niet.” De onderlinge solidariteit is erg groot. Veel mensen uit de interviewgroep willen gezamenlijk iets doen, bijvoorbeeld samen een onderneming opzetten zoals een restaurant of een centrum voor kinderen met een verstandelijke handicap. Een vrouw met polio zei: “Ik geef les aan kinderen met een verstandelijke handicap hier in het dorp. Er is hier niets voor die kinderen en de ouders weten niet wat ze met de kinderen aanmoeten. Dat is een groot probleem. Het is mijn droom om een centrum voor hen op te zetten waar ze zich kunnen ontwikkelen.” 16
Het is de wens van het merendeel van de geïnterviewden om mee te doen in de samenleving, een eigen inkomen te verwerven zodat zij een bijdrage kunnen leveren aan het gezinsinkomen en een zo onafhankelijk mogelijk leven leiden. “Ik wil mij nuttig en gewaardeerd voelen als volwaardig lid van de samenleving.” Participeren in een zelforganisatie of kerk maakt dat mensen zich sterker voelen en ondersteund weten. Ze voelen zich niet meer alleen. Maatschappelijk participeren betekent voor velen het doorbreken van hun sociaal isolement. Daarnaast bieden zelforganisaties de mogelijkheid om voor hun rechten als groep op te komen. Ook de onderlinge solidariteit is groot, mensen willen vooruit komen en zien mogelijkheden om dit samen te doen. 3.2 Economische situatie 3.2.1 Arbeidsmarkt In Peru is de groep gehandicapten volgens Francke en Cordero heel lang gezien als een groep die alleen maar vraagt van de overheid en samenleving en geen daadwerkelijke bijdrage levert. Er werd niet gezien dat zij kwaliteiten hebben die zij kunnen inzetten. Dit denkbeeld is de laatste paar jaar aan het veranderen, hetgeen in het overheidsbeleid terug te zien is (meer hierover in hoofdstuk 4). Er is een voorzichtige schatting gemaakt waaruit blijkt dat door uitsluiting van mensen met een handicap op de arbeidsmarkt, 7% van het bruto nationaal inkomen wordt misgelopen (2005: 2). De werkloosheid onder mensen met een handicap is veel hoger dan onder mensen zonder handicap. Volgens Maldonada Zambrano heeft 47% van de mensen met een handicap inkomsten uit arbeid, van wie 45% werkzaam is in de informele sector en slechts 2% een formele baan heeft 11 . Ze verdienen, in vergelijking met mensen zonder handicap, 35,3% minder aan salaris voor dezelfde werkzaamheden. Ze behoren tot de groep 'werkende armen', mensen die in armoede leven ondanks een baan (2006: 9). Bovengenoemde percentages komen ongeveer overeen met de bevindingen uit het verkenningsonderzoek. De helft van de geïnterviewden heeft geen inkomsten uit arbeid. Van de 25 geïnterviewden zijn er 3 in loondienst (1 vrouw, 2 mannen), 1 van hen (de vrouw) heeft een tijdelijk contract (zie diagram 5 en tabel 4). Alle 3 zeggen van hun salaris alleen de hoogst noodzakelijke kosten te kunnen betalen. Daarnaast blijken van de leiders van zelforganisaties alleen 4 mannen in loondienst te zijn (tabel 4) en geen enkele vrouw. Dit geeft een beeld over de ongelijke positie op arbeidsmarkt van vrouwen ten aanzien van mannen onder deze groep.
11 Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, is 70% van de Peruaanse bevolking werkzaam in de informele sector. Er bestaat een grote diversiteit aan kleine en grotere handeltjes. Mensen nemen zelf het initiatief, vaak omdat ze geen andere mogelijkheden hebben. Slechts enkelen hebben scholing op het gebied van ondernemerschap gehad.
17
Diagram 5 Arbeidsmarktparticipatie
3
werkloos 12
informele sector loondienst
10
Tabel 4 individuele interviews arbeidsmarkt participatie werkloos informele sector loondienst
vrouw 7 4 1
man 5 6 2
leiders zelforganisaties vrouw 2 0 0
man 2 0 4
10 Personen (4 vrouwen en 6 mannen) zijn in de informele sector werkzaam. Het merendeel van hen is straatverkoper, ze verkopen snoep, brood of zelfgemaakt vruchtensap, of verkopen vanuit huis een aantal producten. Over het algemeen hebben ze geen vaste verkooplocatie en is de onderneming heel kleinschalig. Zoals een vrouw vertelde, is de opbrengst minimaal: “Samen met een groepje gehandicapten zijn we een kleine handel begonnen. We verkopen vanuit huis zelfgebakken brood en gebraden kip. De opbrengst delen we, maar het is voor geen van ons een echte bron van inkomsten.” Het merendeel komt niet rond van de inkomsten uit hun handel. Slechts 3 van de 10, alle 3 mannen, verdienen net genoeg omdat zij samen met familieleden meerdere producten verkopen. Dat betekent echter niet dat zij voldoende verdienen voor bijvoorbeeld het afsluiten van een ziektekostenverzekering of het aanschaffen van een hulpmiddel. Werken in de informele sector wil over het algemeen zeggen een kleinschalige onderneming, geen vast inkomen, wisselende opbrengsten die vaak onvoldoende zijn (mede door de grote concurrentie) en door de lage winsten weinig mogelijkheden op het uitbreiden van de handel.
18
Uit eerdere onderzoeksgegevens blijkt dat vrouwen met een handicap een slechtere arbeidsmarktpositie hebben dan mannen. Zo stelt Maldonado Zambrano dat vrouwen een kwetsbare groep zijn onder gehandicapten. Van de vrouwelijke gehandicapten werkt 58% niet, tegenover 48% van de mannen en blijkt 29% van de mannen en 17% van de vrouwen een eigen inkomen uit (informele of formele) arbeid te hebben. Ook de toegang tot werk op een hoger niveau met meer verantwoordelijkheid is beperkt voor vrouwen met een handicap. Slechts 1% van de vrouwen heeft professioneel werk, in tegenstelling tot 12% van de mannen (2006: 9, 230-234). Dit komt ook uit het verkenningsonderzoek naar voren. Meer vrouwen (7) dan mannen (5) hebben geen inkomsten. Daarnaast werken er meer mannen dan vrouwen uit de interviewgroep in loondienst en hebben meer mannen dan vrouwen een informele handel die net voldoende oplevert om van rond te komen. Het feit dat de meerderheid van de geïnterviewden, en van hen meer vrouwen dan mannen, weinig tot geen inkomsten heeft, onderstreept dat de armoede onder de groep gehandicapten hoog is en met name vrouwen harder treft. Belemmeringen Volgens Maldonado Zambrano worden kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een handicap beperkt door uitsluitingsmechanismen, het ontbreken van aanpassingen, slechte toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbaar vervoer en geen toegang tot financiële middelen (2006: 230-234). Dit blijkt ook uit het verkenningsonderzoek. Een groot aantal van de geïnterviewden zonder werk zei dat dit direct met hun handicap te maken heeft. Een vrouw vertelde: “Ik was net klaar met mijn opleiding en was van plan werk te zoeken toen ik artritis kreeg. Ik had geen geld om de juiste medicijnen te kopen en mijn ziekte werd steeds erger. Hierdoor kan ik niet werken.” Anderen hebben wel gewerkt voordat zij gehandicapt raakten, maar konden daarna geen baan meer vinden.
19
De meerderheid van de werkende geïnterviewden (in de informele sector of in loondienst), komt dagelijks belemmeringen met betrekking tot toegankelijkheid tegen. Een vrouw die bij de gemeente werkt zei: “Ik ben altijd afhankelijk van hulp van derden om het gebouw in te komen, er is namelijk geen rolstoelingang.” Ook het ontoegankelijke openbaar vervoer wordt genoemd als een ernstige belemmering. Veel mensen uit de interviewgroep zeggen dat met name op het platteland en in de dorpen het niet makkelijk is werk te vinden. Dit wordt aan de ene kant veroorzaakt door de economische situatie op het platteland, aan de andere kant is de infrastructuur slecht, waardoor mobiliteit een groot probleem is. Ook de kosten van het openbaar vervoer zijn een probleem in verband met de financiële situatie. De geïnterviewden geven ook aan dat het vinden van werk wordt belemmerd omdat hun te lage vooropleiding geen aansluiting geeft op een beroepsopleiding of omdat het onderwijs niet toegankelijk is. Daarnaast ontbreekt in Peru een beroepsopleiding op maat voor aankomende ondernemers van deze groep die ondernemersvaardigheden (boekhouden, marketing, productie, management, personele zaken) combineert met kennis en inzicht over het werken/overleven in de informele sector. Uitsluitingsmechanismen op de arbeidsmarkt en de denkbeelden over mensen met een handicap die daaraan ten grondslag liggen worden door een groot aantal geïnterviewden genoemd als duidelijk obstakel. Zo werd gezegd: “Ze staan er niet bij stil dat als je benen niet goed functioneren, je handen dat wel doen. We kunnen een voorbeeld zijn voor anderen, dat het wel mogelijk is om te werken met een handicap en vooruit te komen.” En ook: “In Chiclayo werken er een paar rolstoelers op straat als geldwisselaar. Zij zouden eigenlijk zo bij een caja (wisselkantoor) in dienst kunnen komen met hun ervaring, maar dat gebeurt niet...” Een vrouw verwoordde als volgt de reactie van haar familieleden, toen zij in een marktkraam in een hoekje van een ziekenhuis haar producten ging verkopen (snoep, drinken, snacks en dergelijke): “Mijn zussen waren verbaasd, ze zeiden: ah, dat jij iets kan! Je kunt vooruitkomen! Wij dachten dat je dat niet kon.” Zij vertelde dat het werken in de marktkraam haar veel zelfvertrouwen en eigenwaarde heeft gegeven. Kansen Ondanks de belemmeringen op het gebied van handicap, opleidingsniveau, mobiliteit, toegankelijkheid en uitsluitingsmechanismen vindt een groot deel van de geïnterviewden dat er onder mensen met een lichamelijke handicap veel potentieel/arbeidskapitaal is dat
20
aangeboord kan worden, van het bakken van taarten tot het maken van professionele ceramiek of het exporteren van honing. Sommigen zijn heel creatief in het bedenken van oplossingen voor hun belemmering. Zo had een van de mannen een bakfiets omgebouwd tot een voor hem bruikbare bakfiets zodat hij, ondanks zijn handicap, zijn producten kon verkopen. Uit de interviews blijkt dat de onderlinge solidariteit heel groot is bij het bedenken van plannen voor kleine ondernemingen. Er wordt altijd gedacht in kansen en mogelijkheden voor meerdere mensen bij het opzetten van een handel of activiteit. Een aantal van de ideeën die genoemd werden zijn: een ceramiekwerkplaats, een restaurant of een orthopedische werkplaats. Mensen willen de krachten bundelen om gezamenlijk vooruit te komen, een bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen en zich nuttig te voelen in de maatschappij. Hierbij is het belangrijk dat ondersteuning aangeboden wordt in de vorm van trainingen en opleidingen op maat, gericht op ondernemerschap en empowerment, plus coaching, advies en toegang tot krediet. Dit vergroot de kansen op succesvolle en duurzame ondernemingen. 3.2.2 Ervaring met leen/spaarsystemen en microkrediet Toegang tot microkrediet of leen/spaarsystemen kan mensen op meerdere manieren ondersteunen. Het kan toegang geven tot basisvoorzieningen (medicijnen, operaties en dergelijke) en een middel zijn om een inkomen te verwerven door het opzetten/uitbreiden van een onderneming. Verder kunnen door deel te nemen aan leen/spaarsystemen kennis en vaardigheden worden opgedaan om een onderneming te starten. Bijvoorbeeld leren sparen, budgetteren, plannen en omgaan met betalingsverkeer. In hoofdstuk 5 wordt de ervaring gepresenteerd van Funder Perú die in het noorden van Peru met succes een laagdrempelig leen/spaarsysteem geïntroduceerd heeft. Juntas Juntas is een informeel spaarsysteem dat in Peru gebruikt wordt door kleine groepjes mensen, vaak bekenden van elkaar. Er wordt door ieder een bedrag ingelegd en bij toerbeurt krijgt een ieder de inhoud van de hele kas. Juntas is een middel voor kleinschalige projecten of aankopen, als er geen andere manier van sparen is. Geen van de geïnterviewden zegt te kunnen sparen. Slechts een aantal van hen heeft wel eens deelgenomen aan juntas. Hun ervaring is dat het alleen goed gaat met eerlijke en verantwoordelijke mensen. Het geld hebben ze gebruikt voor de aanschaf van meubels of als investering in hun kleine handeltje. Deze investering bleek echter niet genoeg om de handel structureel uit te breiden. Microkrediet De informele sector vertegenwoordigt ongeveer 40% tot 60% van de economische activiteit in ontwikkelingslanden. De omvang van de informele sector in Peru en de participatie van mensen met een handicap daarin is in de vorige paragraaf genoemd. Maldonado Zambrano constateert dat een van de centrale factoren die de ontwikkeling van ondernemerschap onder mensen met een handicap in de weg staat, de gebrekkige toegankelijkheid tot kredietsystemen is (2006: 234, 151). Het is van belang dat de toegang tot krediet voor mensen met een handicap laagdrempeliger wordt gemaakt.
21
Van de geïnterviewden hebben er 6 ooit een krediet aangevraagd en 4 van hen hebben er een gekregen (zie diagram 6). Dit waren kleine leningen (tussen de € 50,- en de € 200,-), meestal om de eigen handel uit te breiden. Zo heeft een van hen krediet aangevraagd voor een elektrische oven voor het afbakken van ceramiek. Een ander voor het tijdelijk uitbreiden van zijn handeltje met kerstspullen. Van de overige geïnterviewden zeggen 11 weinig af te weten van microkrediet maar wel geïnteresseerd te zijn, 5 willen geen schulden en 3 hebben wel eens een klein geldbedrag van familie of vrienden geleend. De groep die krediet heeft aangevraagd, bestaat uit allemaal mannen. De meeste vrouwen uit de interviewgroep zeggen geen schulden te willen, of alleen van familie te lenen.
Diagram 6 Ervaring met microkrediet
5
2 4
geweigerd microkrediet verkregen geïnteresseerd
3
leent van familie wil geen schulden 11
Uit de bevindingen van het verkenningsonderzoek komt naar voren dat microkrediet niet toegankelijk is voor een grote groep gehandicapten. Dit komt door de huidige criteria. Criteria die gehanteerd worden voor het verkrijgen van een krediet zijn: het hebben van eigendomspapieren, een vast inkomen, iemand die zich garant stelt, de onderneming mag niet te klein zijn (geen straatverkoop), de persoon moet een vaste locatie hebben en de onderneming moet minimaal een half jaar bestaan. De criteria zijn bij ongeveer de helft van de geïnterviewden bekend en worden door hen als een belemmering ervaren. Naast de hoogte van de rente worden de garantsteller, de omvang van de onderneming, de eigendomspapieren en de bestaansduur als grootste belemmeringen genoemd. Eén van hen vertelde: “Ik wilde een lening voor het aanschaffen van een draaischijf om mijn productie van ceramiek te vergroten zodat ik meer inkomsten zou hebben, maar dat werd geweigerd omdat ik geen vast inkomen heb.”
22
En: “Ik wilde een lening om mijn handel in vruchtensappen uit te breiden, maar dat werd geweigerd omdat mijn omzet te klein is” Een zelforganisatie heeft geëxperimenteerd met het geven van krediet aan een aantal gehandicapten. Zij vertelden hierover: “Om een aantal leden economisch vooruit te helpen, hebben we met geld van een Italiaanse organisatie karretjes aangeschaft om snoep te verkopen. Deze hebben we aan een aantal van onze leden ‘gegeven’, inclusief wat kapitaal (een gasfles) op voorwaarde dat als het niet zou lukken met de verkoop, ze het materiaal terug zouden moeten geven. Het bleek echter niet te werken. Het geld kon niet worden teruggegeven omdat het al gebruikt was voor een zieke oom of tante en het materiaal werd uitgeleend of weggegeven aan een familielid. Slechts één persoon heeft er een succes van kunnen maken en hij verkoopt nog steeds. Verder is het helemaal mislukt. Wat we ervan geleerd hebben is dat als we dit nog eens willen doen, we de mensen eerst moeten trainen en hen moeten ondersteunen bij de dagelijkse administratie.” Hieruit blijkt dat een lening in de vorm van geld en/of materiaal geen garantie is voor een succesvolle handel of onderneming. Een probleem van de informele sector is een tekort aan ondernemerschapvaardigheden waardoor de kansen op een succesvolle onderneming klein zijn. Zoals in het onderzoeksrapport van Handicap International 12 aangegeven wordt, spelen meerder factoren hierbij een rol, zoals individuele kwaliteiten, onderwijsniveau, eerdere ervaring als ondernemer maar ook de duurzaamheid van de onderneming en de condities van de markt (2006: 91). Training op het gebied van ondernemerschap (het maken van een ondernemersplan, het verrichten van marktonderzoek, financieel beheer, empowerment en dergelijke) en begeleiding zijn belangrijk voor een duurzame, winstgevende onderneming. Gezien de algemene situatie van mensen met een handicap lijkt de kans op het krijgen van een krediet voor de meesten klein omdat zij niet aan de criteria kunnen voldoen. Microkrediet kan een effectief instrument zijn voor aankomende ondernemers in combinatie met ondersteuning in de vorm van trainingen en coaching. 3.3 Samenvatting resultaten persoonlijke interviews Uit dit verkenningsonderzoek is naar voren gekomen dat het merendeel van de mensen met een handicap in armoede leeft. Over het algemeen hebben de geïnterviewden en hun familieleden onvoldoende economische middelen waardoor zij geen toegang hebben tot de gezondheidszorgvoorzieningen als een ziektekostenverzekering. Aangeboren of door een ongeluk of ziekte verkregen handicaps konden daardoor niet voorkomen of overwonnen worden door preventieve maatregelen of tijdige en consistente behandeling. Soms zijn handicaps hierdoor erger geworden. Geen toegang tot bijvoorbeeld goede orthopedische hulpmiddelen betekent een grote belemmering voor de mobiliteit. Ook factoren als een gebrekkige infrastructuur en de ontoegankelijkheid van gebouwen en openbaar vervoer spelen een rol. De huidige situatie waar mensen met een handicap zich in bevinden belemmert hun sociale en economische participatie in de samenleving en hun kansen om vooruit te komen.
12 ‘Good Practices for the Economic Inclusion of People with Disabilities in Developing Countries. Funding Mechanisms for SelfEmployment’.
23
Mede door bovengenoemde factoren is het opleidingsniveau van mensen met een handicap over het algemeen laag en de werkloosheid hoog, met name onder vrouwen. Een grote groep werkt weliswaar in de informele sector, maar de inkomsten hieruit zijn nauwelijks voldoende en volstaan niet om te sparen of om de onderneming uit te breiden. Uit het verkenningsonderzoek bleek dat zelfs als vrouwen een beroepsopleiding hebben, zij minder kansen hebben op in- en doorstroom op de arbeidsmarkt dan mannen. Meer mannen dan vrouwen zijn in loondienst, maar over het algemeen is de instroom op de arbeidsmarkt onder mensen met een handicap bijna nihil. Toegang tot microkrediet lijkt slechts voor een minderheid weggelegd en de voorwaarden blijken te hoogdrempelig. Uit het verkenningsonderzoek bleek dat slechts een klein aantal mannen krediet aangevraagd en gekregen heeft. Het feit dat de meerderheid van de geïnterviewden weinig tot geen inkomsten heeft, onderstreept dat de armoede onder de groep gehandicapten hoog is en met name vrouwen harder treft. Het is gebleken dat mensen vanwege hun handicap uitgesloten worden van o.a. onderwijs en arbeidsmarkt. Uitsluitingsmechanismen binnen familie en samenleving beïnvloeden de ontwikkeling en participatie van mensen met een lichamelijke handicap. Op het platteland is het isolement van mensen met een handicap groter dan in de steden. Het platteland is wat betreft infrastructuur zeer ontoegankelijk voor mensen met mobiliteitsproblemen. Daarnaast zijn gezondheidszorgvoorzieningen ver weg. Mensen moeten lange afstanden afleggen voor medische ondersteuning. Bovendien is de economische situatie op het platteland slechter dan in de stad, waardoor er minder kansen zijn op sociale en arbeidsmarktparticipatie. Mensen met een lichamelijke handicap willen boven alles kunnen participeren in de samenleving. Ze willen niet alleen hun eigen brood verdienen, maar ook hun familie ondersteunen en zich daardoor een gewaardeerd en nuttig lid van de samenleving voelen. Er is veel behoefte aan (h)erkenning en begrip van de eigen situatie, hetgeen vaak gevonden wordt bij zelforganisaties. Binnen deze organisaties vinden zij ondersteuning en mogelijkheden tot persoonlijke ontwikkeling. Zelforganisaties bieden ook kansen voor het ontwikkelen van bestuurlijke en/of leiderschapsvaardigheden. De onderlinge solidariteit is groot. Bij velen van de interviewgroep bestaat de wens om gezamenlijk een onderneming op te starten. Er zijn ideeën voor orthopedische werkplaatsen, een restaurant en de export van ceramiek en honing. Door de krachten te bundelen, hopen mensen vooruit te komen. Zelforganisaties zouden veel baat hebben bij begeleiding en financiële ondersteuning. Zij hebben in de praktijk niet de middelen en handvaten om hun ideeën uit te voeren.
24
4.
Overheidsbeleid ten aanzien van mensen met een handicap
In dit hoofdstuk wordt het overheidsbeleid van de Peruaanse overheid ten aanzien van de sociaaleconomische positie van mensen met een handicap beschreven. 4.1 Wet 27505 Wet 27505 is in januari 1999 van kracht geworden met als doel het waarborgen van de rechten van mensen met een handicap met betrekking tot: gezondheidszorg, werk, onderwijs, revalidatie, sociale zekerheid en preventie zodat zij sociaal, economisch en cultureel kunnen integreren. Voorbeelden van onderdelen van de wet zijn: - De 3%-norm voor werkgevers: bij bedrijven met minimaal 30 werknemers moet 3% van de werknemers iemand met een handicap zijn. - Universiteiten moeten 5% van het aantal plaatsen voor mensen met een handicap reserveren. - Vrijstelling van belasting bij de invoer van hulpmiddelen en aangepaste vervoersmiddelen. - De ‘Oficina Nacional de Promoción Laboral para Personas con Discapacidad’ (nationaal kantoor ter bevordering van arbeidsmarktparticipatie van mensen met een handicap) is opgericht met als doel de rechten van werknemers met een handicap te promoten, werkgevers te adviseren en te bemiddelen. Om de wet uit te voeren, zijn een aantal overheidsinstellingen in het leven geroepen. Op landelijk niveau is dat CONADIS (paragraaf 4.2), op regionaal niveau OREDIS en op lokaal niveau OMAPED (zie paragraaf 4.3). Ook is een beleidsprogramma opgesteld, genaamd PIO (zie paragraaf 4.4). Daarnaast worden rondetafelgesprekken georganiseerd waar afgevaardigden van zelforganisaties voor mensen met een handicap aan deelnemen, om politici inzicht te geven in de situatie van mensen met een handicap en uit te leggen tegen welke belemmeringen zij aanlopen met betrekking tot participatie in het algemeen. Veel geïnterviewden geven aan de ondersteuning van de overheid op het gebied van scholing, revalidatie en inkomensgenererende activiteiten op prijs te stellen en nodig te hebben. “Wij hebben veel potentieel en willen graag deelnemen aan de samenleving, we zijn tot veel in staat maar hebben hierbij wel ondersteuning nodig.” 4.2 CONADIS CONADIS: ‘Consejo Nacional para la Integración de la Persona con Discapacidad’(nationale adviesraad voor de integratie van mensen met een handicap) heeft als doel het formuleren, implementeren en uitvoeren van specifieke programma’s van de overheid. De taken van CONADIS zijn: - Registreren van mensen met een handicap zodat inzicht verkregen wordt in het aantal gehandicapten en het soort handicap dat mensen hebben; - Registreren van zelf- en belangenorganisaties voor mensen met een handicap; - Trainen van de coördinatoren van de lokale kantoren (OMAPED); - Bewustwordingstrainingen voor bijvoorbeeld docenten van universiteiten en eigenaren van busjes voor het openbaar vervoer, om inzicht te krijgen in de situatie van mensen met een handicap; - Sociale en medische ondersteuning (mensen informeren bij welke instanties ze terecht kunnen); 25
-
Organiseren van een markt of andere activiteit waar mensen met een handicap eigengemaakte producten kunnen verkopen.
Indien mensen zich laten registreren, kunnen zij een aantal tegemoetkomingen krijgen zoals 50% korting op culturele evenementen, recreatie en sport en 50% korting op het openbaar vervoer. Een nadeel is dat er geen wettelijke compensatie bestaat voor de ondernemers in het openbaar vervoer, die daarom toch van mensen met een handicap eisen dat ze de volledige reiskosten betalen en in sommige gevallen zelfs dat ze een extra ticket voor hun rolstoel betalen. CONADIS heeft een grote taak bij de uitvoering van de wet, maar heeft heel weinig financiële middelen. Het kantoor van CONADIS voor de twee grote regio´s, Lambayeque en Cajamarca, bevindt zich in de stad Chiclayo op een ontoegankelijke, lawaaierige, kleine locatie. De coördinator van dit kantoor heeft polio en is een rolstoelgebruiker. Hij is weliswaar in overheidsdienst maar heeft geen ziektekostenverzekering. Hij moet zijn werk doen zonder ondersteunend personeel, zonder kantoorfaciliteiten (hij heeft via via een computer gekregen) en betaald zelf zijn reiskosten als hij de regio in moet (deze 2 regio’s samen zijn ongeveer 4x Nederland). Zijn werk wordt daarnaast bemoeilijkt omdat een groot deel van de regio uit hooggebergte bestaat. 4.3 OMAPED OMAPED staat voor: ’Oficina Municipal de Atención a las Personas con Discapacidad’ (gemeentelijk informatiekantoor voor mensen met een handicap). Elke gemeente is verplicht een OMAPED-kantoor te openen waar mensen met een handicap terecht kunnen met hun vragen. Inmiddels heeft 50% van de gemeenten in de regio Lambayque zo’n kantoor. De leider van de Federatie voor gehandicapten van Lambayeque heeft veel gelobbyd en advies gegeven aan de burgemeesters van de gemeenten uit deze regio met betrekking tot het nut en het opzetten van deze kantoren. Hij gaf aan dat de grootste belemmerende factor altijd weer het gebrek aan financiële middelen is. De taken van de coördinatoren van de OMAPED-kantoren zijn: - Registreren van de doelgroep; - Huisbezoeken om de doelgroep te lokaliseren; - Ondersteunen bij invullen van papieren en aanvragen van bijvoorbeeld identiteitspas; - Sociale en medische ondersteuning (mensen informeren bij welke instanties ze terecht kunnen); - Ondersteuning bij het geven van workshops voor het maken en verkopen van bijvoorbeeld handwerk. Zowel CONADIS als OMAPED registreren de mensen met een handicap. Er is echter gebleken dat de gegevens van OMAPED niet worden doorgegeven aan CONADIS. Faciliteiten als computers, een intern computernetwerk en een algemene databank voor registratie van gegevens ontbreken. Veel wordt alleen op papier geregistreerd. 4.4 PIO Onder de vorige president is een plan opgesteld met als doel het creëren van gelijke kansen voor mensen met een handicap en het reduceren van de extreme armoede onder deze groep. Dit plan heet officieel: “Plan de Igualdad de Oportunidades para las Personas con Discapacidad 2003-2007”, afgekort PIO.
26
Het algemene doel van PIO is om de levenskwaliteit van mensen met een handicap te helpen verbeteren. Hiervoor zijn in het plan de volgende beleidslijnen uitgezet 13 : - Uitbreiden van de dienstverlening met betrekking tot gezondheidszorg, preventie en revalidatie; - Toegang garanderen tot onderwijs; - Scheppen van kansen op de arbeidsmarkt; - Opheffen van alle denkbare hindernissen; - Bevorderen en ondersteunen van actieve participatie en deelname van mensen met een handicap in besluitvormingsorganen. Tijdens een tussenevaluatie van PIO in 2005 14 bleek echter dat weinig van de geplande activiteiten tot dan toe uitgevoerd waren. Als redenen werden genoemd: - Het budget is te beperkt; - Er zijn te weinig mensen met een handicap en hun organisaties bij betrokken; - Er is te weinig draagvlak bij diverse overheidsinstanties. 4.5 Overig beleid Zoals in hoofdstuk 1 vermeld is, heeft Peru het VN-Verdrag voor de rechten van mensen met een handicap geratificeerd. Daarnaast in sinds 2003 het decennium ingegaan voor inclusief onderwijs: ‘Decada de Educación Inclusiva: 2003 – 2012’. Ook heeft de overheid beleid ingevoerd om de arbeidsmarktparticipatie van mensen met een handicap te bevorderen. Mensen krijgen voor een jaar de kans om werkervaring op te doen. Een vrouw vertelt hierover: “Via het Ministerie van Gezondheid heb ik de mogelijkheid gekregen voor 1 jaar een kleine kiosk te runnen in een van hun ziekenhuizen. Ik kreeg een hoekje in een gang en moest zelf via een lening een vitrine, een stoel en mijn koopwaren aanschaffen. Ook kreeg ik voordat ik met de verkoop zou beginnen een cursus ondernemerschap via het ministerie. Het gaat nu goed met de verkoop, maar na dit jaar moet ik hier weg omdat er dan een andere persoon met een handicap op deze plaats komt. Het is niet makkelijk een nieuwe plaats te vinden waar nog niemand iets verkoopt. Ik heb tot nu toe niets gevonden en het ministerie helpt mij hier niet bij” Het idee van een ervaringsplaats is goed, maar het blijkt geen structurele verbetering voor de persoon in kwestie. Zoals deze vrouw aangeeft, heeft zij geïnvesteerd in haar handeltje, maar blijkt het heel erg moeilijk een nieuw verkooppunt te vinden. Soms wordt het ingevoerde overheidsbeleid weer teruggedraaid. Een voorbeeld hiervan is het veranderde gemeentebeleid van een stad in het noorden met betrekking tot de toegang tot het regionaal revalidatiecentrum. De fysiotherapeut van het centrum vertelt: “Tot vorig jaar konden mensen met en zonder ziektekostenverzekering hier gewoon terecht voor het volgen van diverse programma’s zoals fysiotherapie, psychologische ondersteuning en het ontwikkelen en versterken van hun kwaliteiten. De meeste van hen hadden geen verzekering. Sinds 1 jaar worden mensen zonder verzekering door de gemeente niet meer toegelaten. Het aantal cliënten van het revalidatiecentrum is
13 14
Zie: ‘Plan de Igualdad de Oportunidades para las Personas con Discapacidad 2003- 2007: Gobierno del Perú’. Toledo Manrique, A. (2003) Zie P. Francke en C. Cordero april 2005
27
drastisch gedaald. Nu wordt het revalidatiecentrum met sluiting bedreigd omdat het aantal cliënten zo sterk is afgenomen.” De mensen met een handicap die revalidatie nodig hebben kunnen nu nergens terecht. Ondanks het bestaan van wet nr. 27505 en verschillende politieke maatregelen die de rechten van mensen met een handicap beschermen op het gebied van gezondheid, onderwijs en werk, zijn veel activiteiten nog in het stadium van uitvoering. Een veel gehoorde klacht tijdens het onderzoek van zowel de werknemers van de overheidsinstellingen, de interviewgroep als de leiders van de diverse zelforganisaties, is dat wet 27505 en het plan PIO vooral een wet en plan op papier zijn. Er is geen toezicht op de naleving van de wet.
28
5.
Maatschappelijke- en kredietorganisaties
In het kader van het onderzoek is een heel scala aan organisaties benaderd om inzicht te krijgen in hun ervaringen, bevindingen en mogelijkheden met betrekking tot maatschappelijke en arbeidsmarktparticipatie van mensen met een lichamelijke handicap. Er is onderscheid gemaakt tussen zelforganisaties: organisaties van/voor mensen met een handicap, maatschappelijke organisaties: organisaties van diverse achtergrond die een rol (kunnen) spelen bij participatie van mensen met een handicap, en financiële instellingen als microkredietorganisaties en organisaties van leen/spaarsystemen. 5.1 Zelforganisaties Zeven zelforganisaties van mensen met een handicap hebben deelgenomen aan het onderzoek. Hun ledenaantal is tussen de 25 en 280. De oudste zelforganisatie is opgericht in 1981, de jongste in 2005. Het merendeel van de benaderde zelforganisaties bevindt zich op het platteland. Een van deze organisaties is de Federatie van zelforganisaties van mensen met een handicap in de regio Lambayeque, die in 2006 is opgericht en 6000 leden telt. In het totaal zijn bij deze Federatie inmiddels 32 zelforganisaties aangesloten. Van de 9 leiders van de zelforganisaties die geïnterviewd zijn, hebben 7 mannen en 2 vrouwen een leidinggevende rol (zie diagram 5). Diagram 5 Leiders zelforganisaties
2
vrouw man
7
Een meerderheid van de mannen die deze organisaties opgericht hebben, zijn hoger opgeleid dan gemiddeld voor mensen met een handicap geldt en zijn vroeger in loondienst geweest. Door hun handicap zijn ze werkloos geworden. Via hun vroegere werkgever hadden zij een ziektekostenverzekering en de nodige revalidatie en hulpmiddelen ontvangen. De vrouwen die leider zijn van de organisaties hebben niet de uitgangspositie van bovengenoemde mannen, noch wat opleiding, noch wat werkervaring betreft. Zij hebben geen goede hulpmiddelen en geen toegang tot zorgvoorzieningen. Alle leiders zetten zich in voor hun organisatie omdat zij graag een bijdrage willen leveren aan het verbeteren van de levensomstandigheden van mensen met een handicap.
29
Activiteiten Uit de interviews met de leiders van de diverse zelforganisaties blijkt dat het lidmaatschap van zo’n organisatie als een enorme steun in de rug ervaren wordt. Omdat er in Peru weinig voorzieningen voor mensen met een handicap zijn, is een zelforganisatie een goede manier om de krachten te bundelen en elkaar te ondersteunen. De onderlinge solidariteit is erg groot. Een aantal van de zelforganisaties heeft met behulp van geld van charitatieve instellingen een stuk land met een lokaal kunnen kopen of hebben een lokaal in bruikleen van de gemeente. Het blijken over het algemeen lokalen zonder meubilair die nodig opgeknapt moeten worden. De organisaties bieden activiteiten op het gebied van persoonlijke ontwikkeling aan, waaronder bijvoorbeeld thematische bijeenkomsten over zelfvertrouwen en zelfwaardering. Soms wordt door middel van een fondsenwervingsactiviteit (een loterij of verkoop van zelfgemaakt eten) geld ingezameld voor het bezoek aan een arts, een hulpmiddel of geld voor een opleiding van een van de leden. Ook streven een aantal van de leiders er naar gesprekspartner te zijn en te lobbyen op overheidsniveau voor het naleven van de rechten van gehandicapten (zie foto). Komend jaar gaan een aantal mensen van de Federatie bedrijven bezoeken, met hen praten over werkmogelijkheden en tegelijkertijd kijken of de bedrijven zich aan de 3%-norm van de overheid houden met betrekking tot het minimale percentage mensen met een handicap in hun personeelsbestand. Foto: dankzij de lobby van een breed netwerk van zelforganisaties en de dialoog met de regionale overheid, ondertekenen vertegenwoordigers van de regionale overheid en gemeentes een intentieverklaring om wet 27505 na te leven.
Belemmeringen… De leiders van de zelforganisaties geven aan dat hun leden zich uitgesloten voelen van volwaardige participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Slechte toegankelijkheid van gebouwen en openbaar vervoer en het gebrek aan toegang tot goede hulpmiddelen en gezondheidszorg worden als een grote belemmering ervaren, omdat dit hun mobiliteit en daarmee hun participatie in de samenleving in de weg staat. Bij meerdere zelforganisaties leeft het idee om een orthopedische werkplaats op te richten waar hulpmiddelen gerepareerd en geproduceerd kunnen worden, om zo tegemoet te komen aan de grote behoefte die er is aan goede hulpmiddelen: “Er zijn veel problemen met rolstoelen. We hebben mensen die rolstoelen kunnen repareren, maar er is geen materiaal.” Voor het realiseren van zo’n werkplaats, het opleiden van mensen en het aanschaffen van materialen, is echter geen geld. Een ander bijkomend probleem is dat mensen over het algemeen geen financiële middelen hebben om de hulpmiddelen aan te schaffen of te laten repareren.
30
Veel van de zelforganisaties willen zich richten op het starten van een gezamenlijke onderneming. Stimuleren van ondernemerschap vraagt, gezien de link tussen armoede en handicap, om een integrale aanpak met oog voor toegang tot zorgvoorzieningen en onderwijs. Het uitgangspunt van de Federatie is om het menselijk kapitaal van mensen met een handicap op de arbeidsmarkt in te zetten. De voorzitter vertelt welke stappen hiervoor nodig zijn: “De vraag is niet of we het kunnen, maar hoe we het gaan aanpakken. Om te beginnen revalidatie, dan training/scholing en vervolgens productie.” Een aantal van de ideeën die genoemd werden voor een onderneming zijn: een naaiatelier, verkoop van schoonmaakmiddelen, een bakkerij en een internetcafé. Het grootste struikelblok hierbij is het ontbreken van financiële middelen (b.v. krediet of subsidie), zoals uit het volgende citaat blijkt: “We hadden afspraken om brood af te zetten bij de gemeente, ze zouden dagelijks 40.000 broodjes kopen. Het was de bedoeling dat we een contract zouden opstellen, maar we konden niet aan geld komen voor de machines, dus ging het niet door…” Voor het aanvragen van bijvoorbeeld projectsubsidie of leningen voor het opzetten van een onderneming zijn officiële documenten zoals eigendomspapieren nodig. De procedures voor het aanvragen en verkrijgen van deze documenten duren erg lang en zijn kostbaar. Bovendien moet men hiervoor naar de stad. Veel zelforganisaties zijn erg lang bezig met het in orde maken van de papieren en vaak lukt het niet omdat ze onvoldoende financiële middelen hebben. De coördinator van een organisatie vertelt: “We hebben bij de Japanse ambassade een project ingediend. Dit werd echter afgewezen omdat wij van onze eigen grond nog geen eigendomsverklaring hebben.” Een ander obstakel is de beschikbaarheid van de leden die in de informele sector werkzaam zijn voor het starten van een onderneming zijn. Zo vertelde iemand: “Een van onze leden verdient haar geld met het zingen bij begrafenissen. Ze is de hele dag op het kerkhof om haar diensten aan te bieden. Ze kan het zich niet permitteren inkomsten hieruit mis te lopen door mee te doen met een startend project waarbij het niet zeker is hoeveel ze daarmee zal verdienen.” Een onderneming moet snel iets opleveren, in ieder geval hetzelfde of meer dan men in de informele sector verdient, anders doen mensen niet mee. …maar ook successen Eén zelforganisatie stak wat betreft ontwikkelde activiteiten boven alle andere zelforganisaties uit. De organisatie is in 2000 opgericht door 2 mannen die zelf tijdens hun beroepsleven gehandicapt zijn geraakt. Eén was in loondienst van de overheid, de ander bij een groot bedrijf. Beiden hebben deel kunnen nemen aan een eenmalig proefproject dat jaren geleden door de overheid was gestart om mensen met een handicap meer kansen te geven. Het project bestond uit revalidatie, toegang tot hulpmiddelen en trainingen. Beiden hadden via hun werk een ziektekostenverzekering. Na dit project hebben zij besloten deze zelforganisatie op te richten. Zij vertelden:
31
“We hebben eerst onszelf gerehabiliteerd en onze tegenspoed overwonnen voordat we andere mensen met een handicap gingen aanmoedigen hetzelfde te doen. Wij zijn een voorbeeld van hoe het kan. We kwamen veel mensen met een handicap tegen die het heel moeilijk hadden en in extreme armoede leefden. Hierdoor kwam het idee naar voren om een organisatie op te richten en mensen met een handicap te ondersteunen, ze aan te moedigen zich op meerdere gebieden te ontwikkelen, voor zichzelf op te komen en een beter bestaan te creëren.” De organisatie heeft 280 leden en wordt onder andere door het Liliane Fonds ondersteund. De doelen van de organisatie zijn: revalideren, opleiden en werk creëren. Op het terrein van de organisatie bevindt zich een fysiotherapieruimte waar 6 therapeuten werken en ongeveer 100 mensen per week komen. Er wordt logopedie gegeven en er is door henzelf een aangepaste motortaxi gemaakt om mensen met een handicap die niet op eigen krachten kunnen komen, op te halen en weg te brengen. Daarnaast is er op het terrein een kapper en een gaarkeuken. Gezien de activiteiten die zelforganisaties in staat zijn te verwezenlijken gericht op het verbeteren van de situatie van mensen met een handicap, blijkt het heel effectief om te investeren in projecten voor mensen met een handicap en hun zelforganisaties. 5.2 Maatschappelijke organisaties Maatschappelijke organisaties die in het kader van dit onderzoek zijn bezocht, zijn onder te verdelen in organisaties die gericht zijn op mensen met een handicap zoals de Fraternidad Cristiana de Personas Enfermas y con Discapacidad (Christelijke vereniging voor zieken en mensen met een handicap), La Molina, Santo Toribio en het Liliane Fonds, en organisaties die mensen met een handicap binnen hun organisatie hebben en/of open staan om hun specifieke expertise in te zetten voor mensen met een lichamelijke handicap zoals de ONMA/GIES en CIAP. Fraternidad De Fraternidad is in 1967 opgericht door een Europese pater. In Peru heeft zij 5000 leden. Zij richt zich op de spirituele en fysieke ontwikkeling van mensen met een handicap en biedt onder andere ondersteuning op het gebied van revalidatie. Ook worden mensen uit hun isolement gehaald door hen aan huis te bezoeken. Activiteiten zijn gericht op persoonlijke ontwikkeling, participatie en bewustwording. De coördinator vertelde dat het wel eens voorkomt dat mensen hun hulpmiddel verkopen omdat ze eten nodig hebben. Verder wordt naar middelen gezocht om mensen de mogelijkheid te geven de lagere of middelbare school af te maken of een beroepsopleiding te volgen. Bovendien probeert de Fraternidad druk uit te oefenen op de overheid zodat ze doen wat ze beloofd hebben. Zo participeren ze bijvoorbeeld in de rondetafelgesprekken die de overheid organiseert. Voor hun activiteiten dienen ze bij verschillende instanties een begroting in om voor de verschillende onderdelen geld binnen te krijgen. Met betrekking tot de financiële situatie merkte de coördinator op: “Ik ervaar het soms als een beperking dat ik niet meer middelen heb terwijl er zoveel nodig is. We zijn een beetje afhankelijk van de goede wil van anderen. De Fraternidad heeft niet zo veel geld meer.”
32
Liliane Fonds Het Nederlandse Liliane Fonds heeft een nationaal kantoor in Peru. Zij werken met mentoren die werkzaam zijn bij/of contacten hebben met diverse organisaties in heel Peru. Zo zijn er mentoren werkzaam bij bijvoorbeeld de Fraternidad en La Molina. Via deze mentoren komt bij het Liliane Fonds informatie binnen over kinderen en jongeren die dringend ondersteuning nodig hebben met betrekking tot bijvoorbeeld medische zorg. La Molina La Molina is een lagere en middelbare privé-school voor kinderen/jongeren met een lichamelijke handicap, opgericht door een Duitse vrouw in 1954 en nu overgenomen door een congregatie. De school staat in Lima en is uniek in Peru. In La Molina worden de jongeren van de laatste 2 klassen voorbereid op de toekomst door middel van arbeidsmarktoriëntatie. Sinds kort is La Molina ervaringsplaatsen aan het creëren voor de afgestuurde jongeren door het afsluiten van samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven om hen op deze manier een kans op de arbeidsmarkt te geven. Dit project staat nog in de kinderschoenen. Santo Toribio Santo Toribio is een staatsschool voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. De school heeft een aantal (sociale) werkplaatsen gecreëerd waar jongeren werkervaring op kunnen doen. Zij werken in een bakkerij waar naast brood ook pastei, cake en empanadas worden gebakken. Daarnaast is er een werkplaats voor leerbewerking (portemonnees, sleutelhangers), een sieradenwerkplaats en een voor houtbewerking (gebruiksvoorwerpen als onderzetters en kapstokken). Alle producten worden lokaal afgezet bij bedrijven en scholen waar contracten mee zijn. Een aantal jongeren die daartoe in staat is, komt in aanmerking voor een ervaringsplaats bij bijvoorbeeld een lokale bakker. ONMA/GIES De ONMA: Organización Nacional de la Mujer de la Industria Azucarrera (landelijke organisatie van vrouwen in de suikerrietindustrie) is in 1992 opgericht in het noorden van Peru. De organisatie telt 2200 leden in de regio Lambayeque waaronder een aantal vrouwen met een lichamelijke handicap. Het doel van de ONMA is om vrouwen van de suikerrietplantages te scholen en hen voor te bereiden op het verwerven van inkomsten. De ONMA geeft trainingen op het gebied van persoonlijke ontwikkeling, zelfwaardering, assertiviteit, en - samen met de GIES: Grupo de Iniciativa Economia Solidaria (organisatie voor eerlijke handel)- trainingen op het gebied van leiderschap, marketing en ondernemerschap met een focus op solidaire economie. Daarnaast staan binnen de ONMA reproductieve rechten en huiselijk geweld centraal. De trainingen zijn doelgericht, en hebben als uitgangspunt dat vrouwen het geleerde in de praktijk moeten brengen. Er is ook een nazorgtraject. Met betrekking tot de leden met een lichamelijk handicap vertelde de coördinator: “Omdat deze personen ervaren dat zij niet uitgesloten worden bij ons, willen ze graag dat andere vrouwen met een handicap dit ook ervaren en betrekken ze hen bij onze programma’s. Mede door onze trainingen heeft een van de vrouwen met een lichamelijke handicap besloten een vereniging voor gehandicapten op te richten.” De ONMA heeft een uitgebreid netwerk en werkt samen met diverse organisaties in de noordelijke regio’s, waaronder CIAP.
33
CIAP CIAP: Central Interregional de Artesanos del Peru (landelijk netwerk voor ambachtslieden in Peru) is opgericht in 1989 door ambachtslieden zelf en is nog steeds groeiende. CIAP heeft 2300 leden, waaronder een aantal ambachtslieden met een handicap. De producten van de leden worden in 372 eigen winkels verkocht. Het doel van CIAP is productie en export van handwerk op basis van eerlijke handel (fair trade) en het verbeteren van de levensomstandigheden van de leden, hun familie en woongemeenschap. Het handwerk dat geproduceerd wordt, zijn kunst- en gebruiksvoorwerpen van diverse materialen als ceramiek, hout, bamboe, textiel, metaal en leer afkomstig uit de 25 regio’s van Peru. CIAP biedt de leden de volgende activiteiten aan: ondernemerschapstraining, marketing en PR, organisatorische ondersteuning, productontwikkeling en sociale activiteiten als congressen en feestelijke bijeenkomsten. De producten worden in de eigen winkels en in onder andere Europa verkocht via het bedrijf Intercrafts Peru. Aangezien weinig ambachtslieden toegang tot leningen bij banken hebben (vanwege een te hoge rente of omdat er geen lening wordt verstrekt omdat men als ambachtsman geen vast inkomen heeft), heeft CIAP voor de eigen leden een coöperatief van lenen en sparen opgericht, de COOPAC (Cooperativa de Ahorro y Crédito del Artesano). De COOPAC betrekt zijn geld voornamelijk uit spaargeld van zijn leden en uit opbrengsten van de winkels van CIAP. Een klein deel van het geld komt van een Franse non-gouvernementele organisatie. Binnen de CIAP is er geen speciaal beleid voor leden met een handicap. Iedereen die kan en wil participeren binnen het netwerk is welkom. Tijdens het onderzoek is een aantal ambachtslieden met een lichamelijke handicap doorverwezen naar dit netwerk. 5.3 Kredietorganisaties Microkrediet wordt in ontwikkelingslanden ingezet als instrument om de armoede te verminderen. Aangezien mensen met een handicap in ontwikkelingslanden tot de armsten behoren, is tijdens het onderzoek gekeken wat en of microkrediet voor deze groep een rol kan spelen en wat de ervaringen/bevindingen van microkredietorganisaties zijn. Een drietal microkredietorganisaties (IPR, Idesi, Edpyme Solidaridad) en een leen/spaarsysteeminstelling (Funder Perú), allen in het noorden van Peru, hebben deelgenomen aan het onderzoek, evenals Oikocredit in Lima. In Peru bestaat sinds 1990 het netwerk COPEME 15 . Dit netwerk heeft als doel het bevorderen van de ontwikkeling van kleine ondernemingen. Meer dan 60 instellingen hebben zich hierbij aangesloten, waarvan 40 ngo's met kredietprogramma’s in de arme wijken van de steden en op het platteland. Donoren van dit netwerk zijn onder andere Nederlandse ontwikkelingsorganisaties als Hivos, Oxfam Novib en ICCO. Oikocredit Het Nederlandse Oikocredit is opgericht in 1975 om kerken en kerkgerelateerde organisaties een alternatief investeringsinstrument te bieden gericht op de belangen van de armen, met als doel te investeren in rechtvaardigheid door kredieten te verstrekken aan de productieve ondernemingen van minderbedeelden. 16 Het hoofdkantoor bevindt zich in Nederland. Oikocredit gelooft dat arme mensen in ontwikkelingslanden zelf in staat zijn een beter bestaan op te bouwen. Met een microkrediet kunnen ze voor hun eigen inkomen zorgen. 15 16
COPEME: Consorcio de Organizaciones Privadas de Promoción al Desarollo de la Micro y Pequeña Empresa Zie: Oikocredit, investeren in mensen.
34
Oikocredit verstrekt leningen of investeringskapitaal aan microfinancieringsinstellingen, coöperaties en kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden. Duurzaam investeren en eerlijke handel is hierbij het motto. Sinds 2005 heeft Oikocredit een kantoor in Lima. Ze hebben momenteel 25 projecten, gericht op het versterken van de lokale markt op het platteland. Hieronder bevinden zich ook duurzame en fair-tradeprojecten (organische koffie bijvoorbeeld). Naast het inventariseren, toetsen en monitoren van deze projecten, vervult Oikocredit een intermediaire functie. Zo worden bijvoorbeeld producenten van fair-tradeproducten gekoppeld aan fair-tradehandelaren. Een van de samenwerkingspartners van Oikocredit is Pro Mujer. Pro Mujer is een organisatie die zich richt op het verbeteren van de levensomstandigheden van de armste vrouwen - en daarmee hun familie - in Zuid-Amerika, waaronder Peru. Pro Mujer doet dit door middel van microfinanciering, ondernemerstrainingen en gezondheidszorgondersteuning. Een aantal projecten van Oikocredit worden door organisaties als ICCO ondersteund in de vorm van bijvoorbeeld een garantieplan (soort risicofonds). Met betrekking tot het verstrekken van krediet aan mensen met een lichamelijke handicap zei de coördinator: “Iedereen is welkom binnen Oikocredit, we weten alleen niet of en hoeveel mensen met een handicap een krediet krijgen omdat we hier niet op registreren….…hoe dan ook, op zich passen speciale programma’s gericht op mensen met een handicap binnen ons sociale karakter.” Oikocredit wil op overheidsniveau een regeling treffen zodat er een risicofonds voor het verstrekken van kredieten komt in zones waar veel regen of juist veel droogte is. Op deze manier kunnen meer groepen die het hard nodig hebben van krediet worden voorzien. IPR, Idesi Lambayeque en Edpyme Solidaridad IPR, Idesi Lambayeque en Edpyme Solidaridad 17 zijn kredietorganisaties die leningen verstrekken aan kleine boeren en ondernemers binnen hun specifieke aandachtsgebied: stad, semi-stedelijk gebied (sloppenwijken) of platteland. Sectoren die zij ondersteunen zijn onder andere landbouw, visserij, handwerk, kleine winkeltjes en motortaxi’s. Naast financiële dienstverlening bieden deze organisaties diensten aan op het gebied van ondernemerschap (bedrijfsvoering, boekhouding, productontwikkeling e.d.). De kredieten die zij verlenen liggen tussen de 200 en 10.000 soles (€ 50,- en € 2500,-) met een rentepercentage variërend van 3% tot 6% per maand. Criteria voor het verkrijgen van een krediet zijn: - De onderneming moet minimaal een half jaar bestaan; - Identiteitspapieren; eventueel eigendomspapieren van eigen woning; - Niet geregistreerd staan in het ‘Central de Riesgos’ (schuldenregistratie); - Referentie/garantsteller; - Vaste locatie (geen straatverkoop); 17
IPR : Investigación y Promoción Regional: Financiële instelling tbv regionale ontwikkeling. Idesi: Instituto de Desarollo del Sector Informal: Instituut tbv de ontwikkeling van de informele sector. Edpyme is een financiële instelling tbv de ontwikkeling van kleine ondernemingen.
35
- Ondernemersplan. Er wordt vaak een huisbezoek afgelegd om de risico’s met betrekking tot de kredietverlening in te schatten. De organisaties verstrekken kleine kredieten aan een ondernemer met lage inkomsten om zo te voorkomen dat zij verder in de schulden raken doordat zij hun krediet niet af kunnen betalen. De kredietvrager heeft geen spaargeld nodig om een krediet te krijgen. Geen van de kredietorganisaties verleent een starterskrediet. Dit brengt een te groot risico met zich mee dat ze als organisatie niet kunnen dekken. Met betrekking tot kredietverlening aan mensen met een lichamelijke handicap wordt door alle drie opgemerkt: “Er zijn geen of misschien enkele cliënten met een handicap. Dit registreren we niet. Er wordt ook geen speciaal beleid gevoerd. Zij moeten voldoen aan dezelfde criteria als ieder ander.” Een van de managers die in het verleden bij een andere financieringsorganisatie aan een programma voor mensen met een handicap heeft gewerkt, zei: “Mensen met een handicap hebben moeite met het voldoen aan de criteria. Ze hebben een speciaal programma nodig. Hiervoor moet gekeken worden wat deze groep nodig heeft op het gebied van hulpmiddelen, speciale aanpassingen en training. Er zou een integraal programma aangeboden moeten worden: trainingen op het gebied van zelfwaardering, ondernemerschap, leiderschap en organisatie.” Alle drie de microkredietorganisaties zeggen op dit moment geen financiële ruimte te hebben voor een risicofonds, maar wel open te staan voor samenwerkingspartners en het zoeken naar mogelijkheden voor de financiering van starterskredieten en een speciaal risicofonds. Funder Perú Funder Perú 18 is opgericht met als doel de armoede op het platteland te reduceren door het ondersteunen van kleine ondernemingen en kleine boeren. De ngo zet zich in om hen toegang te geven tot financiën, technologie en tot afzetmogelijkheden op de markt. De methodologie is in Nederland ontwikkeld en eerst in Honduras ingezet. Daar worden ketens van ondernemingen ontwikkeld die het totale productieproces omvatten (van zaaien tot verkoop). In 2005 is het eerste proefproject gestart in Peru in Lambayeque. 19 De methode van Funder Perú bestaat uit het ontwikkelen van ondernemerschap en het oprichten van zogeheten Unicas: Uniones de Credito y Ahorro: krediet- en spaareenheden.
18
Funder Perú: Fundación Desarollo Empresarial Rural Perú. Dit project is een samenwerkingsverband tussen Funder Perú, COFIDE (Corporación Financiera de Desarollo van de Peruaanse overheid en ALIDE (Asociación Latinoamericana de Instituciones Financieras para el Desarollo). Daarnaast wordt er met lokale gemeenten samengewerkt.
19
36
Een Unica heeft 2 doelen: - Het ontwikkelen en versterken van ondernemersvaardigheden, financiële vaardigheden (krediet- en spaarsysteem) en organisatorische vaardigheden; - Een financieel basissysteem vormen, gericht op sparen en toekennen van microkredieten. De eenheden lossen zelf hun problemen met kleine ondernemersinitiatieven op. Karakteristieken van een Unica: Een Unica wordt gevormd door 10 tot 30 families die in eerste instantie geld inleggen. De families zijn in staat om hun eigen kapitaal te beheren, rentepercentages vast te stellen, krediet te verlenen en de boekhouding te beheren. Leden van de Unica lenen tegen een iets lager percentage dan niet-leden. Funder Perú draagt een complete methodologie over aan de mensen die een Unica willen vormen, bestaande uit onder andere een training van 3 maanden op het gebied van organisatie, boekhouden, administratie en financieel beleid. De Unicas worden door Funder Perú ondersteund en begeleid. De methode blijkt een groot succes in Lambayeque. Er zijn inmiddels 160 Unicas opgericht, waarin 1900 families participeren. Zo’n 9000 personen profiteren er direct van. Vaak zijn de leiders van een Unica vrouwen 20 . Daarnaast worden nieuwe ondernemingen opgericht doordat mensen makkelijker toegang hebben tot krediet, en training krijgen in ondernemerschap. Ook worden leningen gebruikt voor dringende benodigdheden op het gebied van gezondheid, onderwijs, voedsel en zaaigoed voor het land. Enkele ervaringen van leden van een Unica: “Allereerst willen we onze levenskwaliteit verbeteren. Daarna gaan we projecten ontwikkelen of bedrijven oprichten waar onze kinderen kunnen werken. We proberen bronnen van inkomsten te genereren voor onze jongeren.” “We hebben grond maar soms is er geen geld om te zaaien. Nu kunnen we makkelijk krediet krijgen om zaaigoed te kopen. Om onze (Unica) kas aan te vullen organiseren we soms etentjes.“ “We hebben nu 5000 soles aan sociaal kapitaal opgebouwd in 2 jaar tijd met 18 families. We kunnen krediet krijgen tegen 5% rente of geld sparen tegen 2% rente. We beheren alles zelf. Het gaat heel goed.” Met de rente hebben de mensen geen moeite omdat zij eerder alleen tegen 15% tot 20% konden lenen. De methode van Funder Perú, gericht op economische alfabetisering, blijkt effectief en succesvol. Het is een laagdrempelige en toegankelijke methode. Kredieten worden verstrekt voor zowel basisbehoeften als voor het starten of uitbreiden van de eigen onderneming en daarnaast hebben mensen de mogelijkheid om te sparen en vaardigheden te leren als budgetteren en boekhouden.
20
Volgens de Women’s World Banking is het inkomen van vrouwen erg belangrijk in de strijd tegen armoede. Vrouwen gebruiken hun geld eerder om gezondheidszorg en onderwijs voor hun kinderen te betalen, een investering die het gezin kan helpen de armoedespiraal te ontvluchten (M. Wilschut, 2008).
37
Dit leen/spaarsysteem lijkt meer te beantwoorden aan de behoeften van mensen met een lichamelijke handicap. Funder Perú heeft geen inzicht in het aantal mensen met een handicap dat participeert binnen de Unicas, maar wil hen er in de toekomst zeker bij betrekken.
38
6.
Conclusies en aanbevelingen
Door dit verkenningsonderzoek naar de wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijke handicap met betrekking tot maatschappelijke en economische participatie, ben ik nog meer gaan beseffen en waarderen wat in Nederland is opgebouwd aan voorzieningen en mogelijkheden voor mensen met een handicap en dat dit ook verwezenlijkt zou moeten worden in Peru. Het heeft mij ook gesterkt in de mening dat er voor deze doelgroep speciale aandacht nodig is binnen het ontwikkelingssamenwerking(OS)-beleid.
Conclusies Sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap in Peru • Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het merendeel van de mensen met een lichamelijke handicap in armoede leeft. Door gebrek aan financiële middelen en geen toegang tot zorgvoorzieningen, konden aangeboren of door een ongeluk of ziekte verkregen handicap niet worden voorkomen of overwonnen door middel van preventieve maatregelen of een tijdige en consistente behandeling. Soms zijn handicaps hierdoor erger geworden. Bovendien is de kwaliteit van de orthopedische hulpmiddelen vaak standaard, niet aangepast en niet ergonomisch. De meerderheid van de mensen met een handicap kan zich geen hulpmiddel veroorloven. • Het opleidingsniveau van mensen met een handicap is over het algemeen laag en de werkloosheid is hoog, met name onder vrouwen. • Vrouwen met een lichamelijke handicap bevinden zich in een zwakkere sociaaleconomische positie dan mannen met een lichamelijke handicap. Vrouwen hebben minder kansen/mogelijkheden om hun situatie te verbeteren door in- of doorstroom op de arbeidsmarkt en het ontwikkelen van leiderschapskwaliteiten. • Er ontbreekt in Peru een beroepsopleiding op maat voor aankomende ondernemers waar ondernemersvaardigheden aan bod komen, aangevuld met kennis en inzicht over het werken/overleven met hun onderneming in de informele sector. • De toegankelijkheid van het openbaar vervoer en openbare gebouwen is slecht. Dit beperkt de participatie van mensen met een handicap op vele niveaus in hun dagelijks leven. • De economische situatie op het platteland is slechter dan in de stad, waardoor er minder kansen zijn op sociale en arbeidsmarktparticipatie. Daarnaast leven mensen met een handicap op het platteland in een groter isolement dan in de steden. Voorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs zijn niet goed bereikbaar of slecht toegankelijk voor mensen met mobiliteitsproblemen vanwege de gebrekkige infrastructuur. • Uitsluitingsmechanismen binnen familie en samenleving beïnvloeden de ontwikkeling en de sociale en economische participatie van mensen met een handicap. Toegang tot microkrediet en leen/spaarsystemen • Het merendeel van de mensen met een handicap heeft geen toegang tot microkrediet. De criteria voor het verkrijgen van een krediet vormen vaak een te hoge drempel. De microkredietorganisaties die werkzaam zijn in de regio hebben geen specifiek beleid voor deze groep. • Er bestaat een laagdrempelig en toegankelijk leen/spaarsysteem in de regio dat gericht is op economische alfabetisering en dit kan goed van toepassing zijn voor mensen met een lichamelijke handicap.
39
Organisaties en instellingen die werken met/voor mensen met een handicap • Zelforganisaties van mensen met een handicap zijn van groot belang om hun sociaal isolement te doorbreken. Deze organisaties bieden de mogelijkheid tot wederzijdse ondersteuning en leveren zo een bijdrage aan zelfontplooiing van leden en sociale participatie van mensen met een handicap in het algemeen. Bovendien bieden deze organisaties de mogelijkheid om bestuurlijke- en leiderschapskwaliteiten te ontwikkelen. Deze organisaties ontvangen echter geen structurele financiële ondersteuning/subsidies, waardoor hun activiteiten beperkt blijven. • Deelname aan lokale en regionale netwerken van zelforganisaties versterkt de positie van mensen met een handicap als gesprekspartner van de overheid. • Er zijn een aantal lokale en nationale maatschappelijke organisaties die bereid zijn hun kennis en expertise in te zetten voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten gericht op mensen met een handicap. • De wet ten behoeve van de rechten van mensen met een handicap (wet nr. 27505) bestaat sinds 1999. De wet is in het stadium van uitvoering, er zijn echter heel weinig financiële middelen om de wet ten uitvoer te brengen. In Peru worden door de overheid en door diverse maatschappelijke en zelforganisaties al wel stappen ondernomen gericht op het verbeteren van de sociaaleconomische situatie van mensen met een handicap, maar voor een structurele verbetering is het naar mijn mening belangrijk om inclusief en gericht OS-beleid te voeren en ondersteuning te bieden die voorwaardenscheppend is, die de vicieuze armoede cirkel doorbreekt en mensen in hun kracht zet. Hieronder volgen gerichte aanbevelingen voor met name OS-organisaties.
Aanbevelingen 1.
De armoede onder mensen met een handicap in ontwikkelingslanden is hoog. In het kader van armoedebestrijding wereldwijd (een van de millenniumdoelen) is het van groot belang disability op de internationale agenda van overheden en OS-organisaties te zetten en aan te dringen op specifiek en inclusief beleid gericht op het verbeteren van de sociaaleconomische situatie van mensen met een lichamelijke handicap.
2.
De deelname van mensen met een handicap en hun zelforganisaties aan lokale, regionale en landelijke netwerken zou moeten worden ondersteund, zodat hun positie als gesprekspartner van de overheid wordt versterkt.
3.
Het is zaak om vanuit Nederland/Europa kennis en expertise over te dragen op het gebied van ergonomische orthopedische hulpmiddelen, zodat in Peru een productiewerkplaats voor ergonomisch orthopedisch materiaal opgezet kan worden.
4.
Campagnes van landelijke, regionale en lokale organisaties in Peru die de ontoegankelijkheid van overheidsgebouwen, bedrijven en het openbaar vervoer aankaarten, hebben ondersteuning nodig.
5.
De informele sector speelt een belangrijke rol in de Peruaanse economie, daarom is het van belang om ondernemerschap te stimuleren onder mensen met een lichamelijk handicap zodat zij zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ondernemers met een lichamelijke handicap, die een klein bedrijfje starten of hebben verdienen ondersteuning, zodat zij voldoende inkomsten kunnen genereren. Kennisoverdracht en managementondersteuning kan de bedrijfsvoering van een onderneming verbeteren en versterken. Een onderwijsprogramma met training op maat 40
op het gebied van ondernemerschap (marktonderzoek, boekhouden, besturen, leiderschap, empowerment e.d.) en coaching zal ten goede komen aan de capaciteitsopbouw van de (toekomstige) ondernemer en de onderneming, zodat de duurzaamheid van de onderneming gewaarborgd wordt, evenals het inkomen van de ondernemer. 6.
Er is speciale aandacht voor vrouwen met een lichamelijke handicap nodig bij programma’s/projecten die leiden naar toetreding tot de arbeidsmarkt en maatschappelijke participatie.
7.
Toegang tot leen/spaarsystemen (als Funder Perú) en microkrediet blijken effectief bij armoedebestrijding. Er zouden een proefprojecten gestart kunnen worden met: * Funder Perú waarbij mensen met een lichamelijke handicap toetreden tot bestaande of nog op te richten Unicas. De methode is toegankelijk en laagdrempelig voor mensen met een handicap, ze komt tegemoet aan de behoefte aan krediet voor basisbehoeften, en krediet voor het starten of uitbreiden van de eigen onderneming. Sparen is daarnaast de eerste stap om de ondernemersgeest te stimuleren. * Microkredietorganisaties die mensen met een lichamelijke handicap in staat stellen als klant gebruik te maken van diensten; hiervoor is een speciaal risicofonds nodig.
8.
Het bedrijfsleven in Peru dient te worden betrokken bij projecten gericht op arbeidsmarktparticipatie van mensen met een lichamelijke handicap. Het zou een goede zaak zijn als Nederlandse bedrijven in Peru en Peruaanse overheidsinstellingen een sociaal fonds zouden creëren dat gericht is op programma’s ten behoeve van de sociaaleconomische participatie van mensen met een handicap.
9.
Binnen de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Peru moet aandacht worden gevraagd voor door ondernemers met een lichamelijke handicap vervaardigde producten en voor de arbeidsmarktsituatie van mensen met een handicap.
10. Met behulp van trainingen op het gebied van empowerment en leiderschap zouden meer mensen met een lichamelijke handicap een voortrekkersrol kunnen spelen op het gebied van sociale en economische participatie. 11. Er zouden expertise, kennis en financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld aan gezamenlijke projecten van zelforganisaties, maatschappelijke organisaties en OS-organisaties die gericht zijn op de sociaaleconomische participatie van mensen met een lichamelijke handicap. 12. Het is van essentieel belang om bij toekomstige projecten de samenwerking aan te gaan met lokale ngo’s die kennis en expertise kunnen overdragen en toegang hebben tot de groep mensen met een lichamelijke handicap. 13. In Nederland is aandacht en bewustwording nodig voor de specifieke levenssituatie en de rechten van mensen met een lichamelijke handicap in Peru en elders in de wereld. 14. En tot slot moeten we ernaar blijven streven om draagvlak te creëren voor het betrekken van mensen met een lichamelijke handicap bij het ontwikkelen van beleid en bij de besluitvorming, in Nederland en in Peru.
41
Literatuurlijst Arroyo, J. (2004) El Derecho a la Salud de las Personas con Discapacida: Estado de la Cuestión. CEEDIS (Comisón Especial de Estudio sobre Discapacidad del Congreso). Lima: Fondo Editorial del Congreso del Perú Canseco Cisneros, J.D., E. de la Puente Haya, J.R. Risco Montalván, A. E. Townsend Diez Canseco, G. Helfer Palacios y R. Florián Cedrón. (14 december 2005) Proyecto de Ley que Regula el Plan de Igualdad de Oportunidades para Personas con Discapacidad. Lima: CEEDIS Claus, S. (21 december 2007) Bijna een jaar na de ondertekening van het Verdrag. Wat is de stand van zaken? Retrieved 3 maart 2008 from Dutch Coalition on Disablity and Development: http://www.dcdd.nl Dieusaert, T. (2006) Peru, Amsterdam: Kit Publishers/OxfamNovib Directorio sobre Educación, Salud y Asociaciones de Personas con Discapacidad (2006). CEEDIS. Lima: Fondo Editorial del Congreso del Perú Francke, P. en C. Cordero (april 2005) El Plan de Igualdad de Oportunidades para las Personas con Discapacidad: Balance y Propuesta. Lima: CEEDIS Good Practices for the Economic Inclusion of People with Disabilities in Developing Countries. Funding Mechanisms for Self-Employment. (2006) Frankrijk: Handicap International Guía de Trámites Administrativo para Personas con Discapacidad (november 2004). Lima: Defensoría del Pueblo Internationaal ondernemen en samenwerken, Peru. (n.d.) Retrieved december 2007 from EVD: Agentschap van het Ministerie van Economische Zaken: www.evd.nl Latest Developments, Convention and Optional Protocol Signatories & Ratifications (2008). Retrieved mei 2008 from UN Enable, Rights and Dignity of Persons with Disability: www.un.org/disabilities Ley General de la Persona con Discapacidad: nr. 27050. (6 januari 1999) Gobierno del Perú Maldonado Zambrano, S. (2006) Trabajo y Discapacidad en el Peru: Mercado Laboral, Políticas e Inclusión Social. CEEDIS. Lima: Fondo Editorial del Congreso del Perú
42
Manifiesto de Lima. (november 2005) Lima: CEEDIS Oikocredit, investeren in mensen Retrieved maart 2008 from Oikocredit: www.oikocredit.org Peru, Betrekkingen met Nederland. (n.d.) Retrieved 7 januari 2008 from Ministerie van Buitenlandse Zaken: www.minbuza.nl Questions and Answers: US Convention. (18 juli 2007) Retrieved 3 maart 2008 from Dutch Coalition on Disablity and Development: www.dcdd.nl Toledo Manrique, A. (2003) Plan de Igualdad de Oportunidades para las Personas con Discapacidad 2003- 2007: Gobierno del Perú Tovar Samanez, T. en P. Fernández Castillo (2005) Las Voces de ‘LOS OTROS’, Consulta Nacional sobre Discapacidad. CEEDIS Lima: Fondo Editorial del Congreso del Perú Tovar Samanez, T. en P. Fernández Castillo (2005) Aprender Vida. La Educación de las Personas con Discapacidad. CEEDIS Lima: Fondo Editorial del Congreso del Perú Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo). (n.d.) Retrieved mei 2008 from Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: www.minvws.nl Wilschut, M. (29 april 2008) Microkrediet bereikt minder vrouwen, Retrieved mei 2008 from: www.oneworld.nl
43
Dit verkenningsonderzoek: wensen, behoeften, belemmeringen en kansen van mensen met een lichamelijk handicap in Peru m.b.t. sociale en economische participatie, heeft geresulteerd in het oprichten van stichting Onbegrensd Ondernemen: Onbegrensd Ondernemen is een onafhankelijke stichting die concrete activiteiten onderneemt om de economische en maatschappelijke positie van mensen met een lichamelijke handicap te verbeteren in Zuid en Midden Amerika, te beginnen in Peru. De stichting werkt samen met lokale organisaties en gaat uit van de kracht, kwaliteiten en ervaringen van de mensen zelf. Ondernemerschap, toegang tot microkredieten, spaarsystemen en opleidingen zijn hierbij sleutelwoorden.
Cisca Beckers Onbegrensd Ondernemen Postbus 26083 2502 GB Den Haag 06 33637752
[email protected] www.onbegrensdondernemen.nl