S6'<_DI21992
1. Nederland is overbevolkt en oververvuild. Daarom zullen wij proberen het aantal mensen binnen de landsgrenzen te verminderen. Voor zo'n beleid bestaat weinig ruimte, omdat de voortplanting aan de ouders wordt overgelaten en binnen Europa weinig mogelijkheden zijn om de migratie af te remmen. Maar machteloos zijn we niet. Ten eerste kan de k.inderbijslag - dat verkeerde signaal uit oude tijden worden afgeschaft en daarover willen we tenminste een serieuze discussie. Ten tweede zal het financieel onaantrekkelijk worden gemaakt om zich hier te Iande te vestigen. Hoge grond- en woonbelastingen kunnen daarbij he!-_ pen. Ten derde zullen toeristen worden ontmoedigd door toeristenbelastingen, hoge spoortarieven, luchthavenbelastingen. De infrastructuur (hotels, jachthavens) mag niet te makkelijk worden aangepast aan de druk van de vraag. Om nog iets van de meren en de kanalen te redden komt er een vaarbelasting met zeer hoge tarieven voor motorjachten. Dit alles is volledig in strijd met de heersende opvattingen.
2. Wij willen dat er werk is voor ieder die het zoekt. Dus zullen we de belasting op arbeid (sociale prernies daaronder begrepen) verminderen en uiteindelijk afschaffen, met uitzondering van een toptarief in de inkomstenbelasting. Wij handhaven het beginsel dat wie liever niet werkt een uitkering ontvangt die gekoppeld blijft aan het netto-minimumloon. Bijstandsontvangers worden niet teveel achter hun broek gezeten; zij hebben recht op hun eigen vrijheden.
3. Wij wilJei) gelijkheid onder de mensen, te beginnen bij het geld. We zullen hoge salarissen te-
Het PvdAprogram van Pen
Leve Nederland
J.
PEN
Emeritus - hooaleraar Economie Rijksuniversiteit Groninaen
gengaan, vooral in de openbare dienst. Ministers, Commissarissen der Koningin en een aantal burgemeesters kunnen er op rekenen dat ze gaan inleveren. De loon-en inkomstenbelasting zal van onder op worden afgebouwd, en we beginnen dus met een forse verhoging van de belastingvrije voet. Oat scheelt ook enorm in de belastingadrninistratie, zowel aan de kant van de belastingdienst als aan de kant van de belastingplichtigen. Dit is een nationaal belang van de eerste orde. We erkennen dat winsten noodzakelijk zijn, en daar past een beleid bij: het onderdrukken van looninflatie (zie hierna onder 6). Er blijven dus rijke mensen onder ons; maar ze moeten wei belasting betalen, het toptarief van de inkomstenbelasting wordt verhoogd tot 7 s%. Klachten over emigratie van vermogende mensen leggen we naast ons neer. Wij zullen de vermogensvorming bij modale inkomenstrekkers bevorderen, zowel micro- als macro-economisch. 4· Wij zijn voorstanders van soberheid. Het voorbeeld wordt gegeven door de openbare dienst: ministers en ambtenaren zullen zich niet meer verplaatsen in zware wagens. Er wordt weer gefietst in politiek Den Haag, zoals in de tijd van Drees. De consumptie wordt belast, en dan vooral de luxe-consumptie. Bij auto's kan dat makkelijk. Het vliegen wordt zeer duur, en niet aileen vanwege het milieu. We proberen door het onbelast Iaten van de inkomens en het belasten van de consumptieve bestedingen het nationale spaaroverschot te vergroten (ook via de 'Platina Regel', zie onder 7). We zien graag dat dat overschot wordt belegd in het buitenland. Nederland wordt een natie van renteniers. Laat de Japanners maar voor ons werken.
-
S&_0121992
5o6 s. We proberen het milieu te redden en we zullen aile instrumenten gebruiken die we in de kast hebben: overreding, fysieke ge- en verboden, vergunningen, en vooral ook de belastingtarieven. Wij bestrijden het misverstand dat milieuheffingen dienen om het milieubeleid te financieren - ze moeten het gedrag veranderen in economische zin, dat wil zeggen de schaarste moet doorwerken in de prijzen . Wij gaan dus alles belasten wat vervuilt, vooral bovenin de bedrijfskolom. De energiedragers zullen zeer duur worden. Dit beleid zal krimp teweeg brengen in de vervuilende sectoren. Wij zullen dit verlies aan reeel inkomen accepteren, maar niet zonder spijt en zonder moeite. Want wij geloven dat we nog een zekere groei van het reeel inkomen nodig hebben (bijvoorbeeld twee procent per jaar) om achterstanden weg te werken, bij de laagstbetaalden en bij de openbare voorzieningen. Macrokrimp is slecht voor ondernemers, werknemers, uitkeringsontvangers; en vooral voor de schatkist. Ook de Derde Wereld is niet gebaat bij de spanningen die een krimpend reeel inkomen bij ons teweeg brengt. Wij zijn dus pro-groei, maar aileen daar waar het kan zonder het milieu te schaden. Zou blijken dat technische vooruitgang plus een verschuiving van vervuilende naar schone produktie onvoldoende zijn om op een groeipad van zeg twee procent te blijven, dan stellen wij dit dilemma openlijk aan de orde. We kiezen dan voor het milieu. 6. Wij willen werk voor de mensen en geen inflatie en dus is de jaarlijkse loonruimte drie procent. Let op, dit is de gemiddelde geldloonstijging inclusief incidenteel. Wij zullen dit principe aan iedereen uitleggen en we zullen het toepassen in de publieke en de gesubsidieerde sector. We Iaten het CAO -overleg het liefst over aan de sociale partners . Wij respecteren voorlopig hun vrijheid om de loon-prijsspriraal op gang te houden, maar tart ons niet.
8. Omdat we langzamerhand hebben begrepen dat de veiligheid van de burgers door de meeste Nederlanders als een topprioriteit wordt gezien, verklaren we plechtig dat we de criminaliteit zullen bestrij den. Voorkomen ware natuurlijk beter, via het soberheidsideaal en de nieuwe gelijkheid, maar daar kunnen we niet op wachten. Dus willen we de pakkans verhogen en willen we een snellere berechting. Oat betekent meer politie op straat, te voet en per rijwiel. Er komen duizenden wijkagenten. De rechten van de verdachte blijven echter wat ze zijn, want het is beter dat er een paar boeven vrij rondlopen dan dater onschuldigen in de gevangenis zitten. Als verdachten vrijuit gaan door fouten in de procesgang zullen wij dat betreuren en zullen we er iets aan doen door betere voorzieningen bij de parketten, maar we zullen er niet over jammeren - dit Iaten wij over aan De Telearaif Verder wordt er voor iedereen een identificatieplicht ingevoerd .
E• k~
ki tr ve
ge b~
ni M lo w
9· Wij gaan de cultuur bevorderen, dat wil zeggen we gaan het oude beleid voortzetten op ruimere schaal. Oat gaat geld kosten (maar daar staat tegenover dat we ook vee! overheidsgeld zullen besparen; goedkoop wonen en goedkoop reizen worden als beleidsdoelstellingen afgeschaft) . Wij zullen de industriele vormgeving bevorderen. We zullen geld geven aan de architectuur, voor zover deze zich in de voorhoede bevindt, speciaal op milieugebied. Het muziekonderwijs wordt uitgebreid. Nederland moet een exporteur worden van internationale cultuurprodukten: muziek, dans, beeldende kunst, boeken. Wij zullen bevorderen dat het onderwijs waar mogelijk Engelstalig wordt en ons niets aantrekken van klachten over de teloorgang van het Nederlands, want die klachten zijn ongegrond. Wij zullen - van cultuur gesproken - de militaire rudimenten in het open bare vertoon verminderen en dat slaat speciaal op Prinsjesdag.
sc 0 de
EI be
D: da
ga tri
de dv 011
st<
7. Wij zijn tegen een groeiende staatsschuld en zullen dus proberen aile overheidsuitgaven, ook de overheidsinvesteringen, te dekken door goedgerichte belastingen. Dit is de Platina Regel. Deze zal het spaaroverschot vergroten (zie hoven, onder 4) . Aileen als er binnenlandse onderbesteding optreedt (dat wil zeggen als de bestaande produktiecapaciteit door een gebrek aan vraag leeg blijft staan) zullen we begrotingstekorten aanvaarden. Voor deze Keynesiaanse politiek wordt een apart begrotingshoofdstuk in het Ieven geroepen: de Buitengewone Dienst, die de tekorten registreert en de dekking regelt.
Wij zullen deze linkse ideeen binnen en buiten Europa uitdragen ook a! zeggen sommigen dat wij erom zullen worden uitgelachen. Men zal ons tegenwerpen dat wij moraliseren om vervolgens zelf door te gaan met moraliseren, vaak in nihilistische zin. Wij zouden het natuurlijk verkieslijk vinden als onze politieke vrienden overal in Europa aan de macht kwamen om bovenstaande ideeen uit te voeren, maar nu dit niet te verwachten valt zullen wij de Nederlandse beleidsruimte binnen Europa gebruiken in het nationale belang. Ons nationalisme is links, sober, egalitaristisch, milieuvriendelijk, piepklein en vooral burgerlijk. Leve Ned~rland. 1o.
WI
he nit he 19
afi ge sie inl
•
In ta<
Links na Maastricht tricht, kritiek die zich dan Even heeft het erop gelevermoedelijk tot wat techken dat de Franse bevolPETER GLOTZ king het Verdrag van Maasnocratisch gemopper en populistische retoriek had tricht zou afwijzen. Het Lid van de Duitse Bondsdaa voor des P D en verdrag was dan een vroebeperkt, met een handbehocfdredacteur van het door de Friedrich-Ebertweging van tafel kunnen ge dood gestorven. Zelfs St!ftuna uitaeaeven tijdschr!ft Neue Gesellschcift bestond het gevaar dat dan worden geveegd. Het lijdt Franlifurter Hifte geen twijfel dat 'Maasniet aileen het verdrag van tricht' een wezenlijke stap Maastricht zou zijn stukgeop weg naar de integratie is. Wei is de 'tempelconlopen, maar het gehele proces van Europese eenwording. Een vraag rue, hoe dan ook, opduikt is of structie' met de drie zuilen uiterst complex: de West-Europa niet zal worden a.angestoken door het Europese Gemeenschap, berustend op verdragen rue andermaal worden uitgebreid; afspraken over begrijpelijke, maar daarom niet minder problematieen gezarnenlijke buitenlandse- en defensiepolitiek, sche streven naar nationale onafhankelijkheid dat in alsmede over samenwerking op terreinen van justiOost-Europa overal de kop opsteekt. Staan we aan de vooravond van een renationalisering van Europa? tie en binnenlandse politiek. Bovendien blijven klassieke terreinen van buiten- en binnenlandse politiek En wat moet de positie van Europees links in deze intergouvemementeel en wordt aileen de economie beslissende fase zijn? in de breedste zin van het woord geheel gemeenschappelijk. Maar dankzij het verdrag wordt de conDit zijn vragen rue de rurecte actualiteit overstijgen, dat wil zeggen de situatie van de afgelopen en ko- flict remmende samenwerking binnen de EG vermende paar weken. Natuurlijk, het 'ja' van de Franruept. De Gemeenschap zal voortaan opk activiteisen voor Maastricht is niet aileen voor de Europese ten kunnen ontplooien op uiteenlopende terreinen Gemeenschap maar ook voor de rest van Europa van als (in algemene zin) onderwijs, cultuur, gezondheidszorg, de bescherming van consumenten, transcruciaal belang. De these rue ik hier wil formuleren Europese communicatienetwerken en industriegaat echter hoven het ratificeringsproces van Maasen ontwikkelingssamenwerking. Met 'Maastricht' tricht uit. lk ben er namelijk van overtuigd dat wij worden Europese burgerrechten ingevoerd (waardoor de historische breuk van 1989 hoe dan ook geonder het recht van vrije vestiging binnen de EG en dwongen zijn een nieuw concept voor Europa te ontwikkelen. beperkte kiesrechten). Daamaast krijgt het EuroDaarom zal mijn stellingname overeind blijven pese Parlement zowel invloed op benoemingen in staan, ongeacht de vraag of Maastricht a! dan niet de Europese Commissie als een (feitelijk) initiatiefwordt geratificeerd . Want ik vrees dat 1992 een recht voor de Europese Commissie en worden de herhaling van 1 9 54 te zien zal geven, inruen we ons regio 's en deelstaten in het Europese systeem verankerd . En last but not least: het verdrag biedt een niet voldoende aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid, ontstaan sinds de rarucale omwenteling van weliswaar nog onzeker - toekomstperspectief op een gemeenschappelijke munt alsmede de voor1989. Mocht rue aanpassing uitblijven, dan zal de waarden voor een succesvolle concurrentiepositie afwijzing van 'Maastricht' even dramatische gevolvan Europa op de wereldmarkten. Dit zijn evenzogen hebben als de afwijzing van de Europese Defensie Gemeenschap in de Franse Nationale Vergader- vele stappen in de goede richting. Mede gezien het gevaar dat Duitsland als grootste natiestaat binnen ing indertijd. Europa weer meer wantrouwen zal gaan oproepen, hebben de Duitsers aile redenen het verdrag op een Tempelconstructie In het evenwichtige politieke klimaat van de jaren bijna demonstratieve wijze te ratificeren. tachtig had de kritiek op het Verdrag van Maas-
-
S&_0121992
5o8 Toch moeten ook de meest vastberaden voorstanders van Europa een ding tot zich Iaten doordringen: de doelstelling die in het Verdrag van Maastricht wordt geproclameerd - de integratie van de nationale staten in een Europese Politieke Unie- zal niet worden gerealiseerd. Aileen oppervlak.kig bezien komt dit doordat enkele EG-landen het verdrag weilicht niet zullen ratificeren. Maar dit zijn slechts de uiterlijke tekenen van een radeloosheid die zich langzamerhand van de bevolkingen begint meester te maken. Ook de aperte blunders van de staatslieden zijn als verklaring onvoldoende. De gevaarlijke drang naar het intergouvernementele, de acceptatie van de Britse eis een eigen monetaire en sociale politiek te mogen handhaven, de onderschatting van het streven naar regionalisering in Europa, de minachting voor de bevoegdheden van de parlementen en, ten slotte, het onverrnogen de financiele politiek van de lidstaten op een lijn te brengen, terwijl er tegelijkertijd wei een Europese centrale bank wordt opgericht - a! deze blunders zullen niet de meiancholieke toon kunnen verklaren, waarrnee de naam van de onschuldige provinciestad Maastricht vermoedelijk nog wei eens zal worden uitgesproken. Hoe ernstig die onvolkomenheden ook zijn, ze hadden - onder 'normale' omstandigheden - gecorrigeerd kunnen worden, in I 996, in I 999 of zelfs in 2oo 1. Maar het probleem is dater in 1989 een breuk in de 'norrnaliteit' is opgetreden . Het jaar I 989 betekende voor de twintigste (en eenentwintigste) eeuw een even fundamentele omwenteling als het jaar I 848 voor de negentiende eeuw. 1989 is een keerpunt in de geschiedenis. Politici die dit niet willen zien en blauwdrukken van v66r I 989 op de wereid van na dat jaar toepassen, zijn gedoemd te falen en wei jammerlijk. Om met Bismarck te spreken: 'We kunnen de geschiedenis niet maken, we kunnen slechts afwachten tot ze zich voltrekt'. In I 989 voltrok zich 'de geschiedenis'. Het zou toch al te dwaas zijn als men zich in de belangrijkste Europese regeringscentra in slaap liet wiegen door de illusie dat het aangekondigde programma, eventueei met een enkele Oosteuropese toevoeging aan het orkest, gewoon kan doorgaan. Voor de EG kwam de bevrijding van het communisme der Oosteuropeanen zogezegd tien jaar te vroeg. Zal de ineenstorting van de Sovjetunie en de nasleep daarvan, tot het mislukken van de europeanisering van Europa lei den? Politieke Unie Men kan de mening verdedigen dat het plan om de Gemeenschap van Twaalf in een 'staatsvorrn' samen te brengen, slecht was voorbereid. De verschillen
vc ze sc ke te ke
tussen Griekenland, Portugal en Ierland enerzijds en Duitsland en Frankrijk anderzijds zijn immens. Van een gemeenschappelijke publieke opinie van de -twaalflanden is geen sprake, de politieke systemen, culturen en wereldbeschouwingen zijn zelfs in de kernstaten van West-Europa - of in de Ianden die zich graag als 'kern van Europa' beschouwen - zeer verschillend. Daarbij komt dat de Europese eenwording te zeer van hoven af werd opgelegd, met het argument dat het proces aileen maar verbeteringen zou brengen. Noch de Europese Ministerraad noch de Europese Commissie heeft de parlementen, laat staan de bevolkingen of politiek ge"interesseerde elites, ooit opgroepen tot het houden van een systematisch constitutioneei debat. En plotseling kwam de vuurproef: de muur tussen Oost en West werd neergehaald en toen moest blijken of het idee van de unie in de praktijk wei toepasbaar was. Een politieke unie van vijfentwintig natie- en veelvolkerenstaten, waarin zo'n dertig talen worden gesproken? Een 'Unie' van de Atlantische Oceaan tot aan de Oekrame, of desnoods tot aan de Russische grens? Een actief staatsverband, dat niet door de enorrne verschillen tussen de lidstaten verlamd zal raken? Een eenheid van Polen met zijn dertig partijen, Frankrijk met zijn gecentraliseerde, presidentiele systeem, de federale staten Belgie, Duitsland en Oostenrijk, en Zwitserland met zijn o-zo-gevoelige, viervoudige staatsbouwwerk? De EG werd in I 9 8 9 duidelijk voor een nieuwe keuze gesteld: Of men diende water bij de wijn te doen en het Unie-concept tot het idee van een losse confederatie verdunnen - ondanks aile afspraken in de Europese Akte en het Verdrag van Maastricht - Of men moest erkennen dat het grote plan niet te verwezenlijken was . De volgende proef op de som kwam sneller dan verwacht: tijdens de Golfcrisis bleken de Europeanen (bijvoorbeeld Engeiand en Frankrijk in de v N- Veiligheidsraad) verdeeid. Uiteindeiijk werden ze door de Verenigde Staten aan hun haren de oorlog ingesleept. Vervolgens brak in bet voorrnalige Joegoslavie de oorlog uit. AI meteen werd duidelijk dat de Europese Gemeenschap niet eens tot een gemeenschappelijke analyse kon komen. Laat staan dat zij als 'Veiligheidsraad' kon opereren, om nog maar te zwijgen van het op touw zetten van een of andere vereende militaire actie. Het boosaardige cynisme waarrnee extreem-rechts, extreem-links en de 'small is beautiful' -idealisten uit de voorsteden ('esperanto-geld', 'gigantomanie') zich de laatste tijd over de EG plegen uit te spreken is desondanks niet op zijn plaats. De EG kan niet
0(
ca rll>
ga Fr te: lo Wo
de zo be na de Wi
he ra; dr
In WI
de kr sle ee lin be W1
de sci de bit de str au wi be in< eo Se• Te de m1
-
de de
s&_o r2 1992
voortgaan op de weg die ze heeft ingeslagen. Maar zelfs a! zou de EG aileen een Economische Gemeenschap blijven, dan nog zou dat een geweldige politieke prestatie zijn. De economische kosten van desintegratie overstijgen nu reeds vrijwel altijd de politieke winst die men ermee hoopt te bereiken. Maar ook op politiek gebied heeft de zo zwaar gehandicapte EG a! menig succes geboekt. Het is namelijk niet ondenkbaar dat Duitsland, Oostenrijk of Hongarije, zonder de matigende invloed van Britten en Fransen, a! een paar flinke anti-Servische stommiteiten hadden begaan. Uiteraard waren ze niet ten oorlog getrokken, daartoe waren ze niet in staat. Maar wei hadden ze dreigende gebaren kunnen maken die door hun onvergeeflijkheid niet makkelijk vergeten zouden worden. De Europese Gemeenschap is de belangrijkste prestatie die het oude continent in de naoorlogse periode heeft geleverd. Ze moet behouden blijven. De EG zou het anker moeten worden, waaraan heel Europa zijn stabibteit ontleent. Maar hoe kan worden voorkomen dat ze verscheurd raakt, in stukken uiteen valt en tot hetzelfde wangedrocht verstart als ooit, vanaf 1 648, het Oude Rijk? Tendensen
In de tweede helft van de jaren tachtig, tot de omwenteling in Oost- en Midden-Europa in 1989, won de samenwerking tussen de twaalf van Europa aan kracht. Toegegeven, het Europese Parlement was slechts een 'tol-parlement', om een negentiendeeeuwse term van stal te halen. De Europese instellingen stelden zich eerst maar eens ten doe! om, via belastingmaatregelen, de verschillen tussen de voorwaarden voor de grote bedrijven te verkleinen. Bij de opbouw van een verzorgingsstaat op Europese schaal stuitte men op vee! grotere problem en dan bij de Europese deregulering. En de 'Politieke Unie' bleef van zuiver symbolisch-politieke waarde. Maar de hoop was gerechtvaardigd dat op de economische structuren politieke zouden volgen, hoewel niet als automatisme. In de negentiende eeuw was de overwinning van de nationale staten over de dynastieke belangen tenslotte ook het gevolg geweest van de industriele ontwikkeling, dat wil zeggen van een economisch proces. Sedert 19 8 9 tekenen zich vijf nieuwe tendensen af. Ten dele hadden ze zich al eerder ontwikkeld maar de implosie van de 'reeel-socialistische' structuren maakte ze manifest. - Vanafhet moment dater een einde kwam aan de dubbele hegemonie van de Verenigde Staten en de Sovjetunie, bestaan er in Europa geen hegemo-
niale mach ten meer. W eliswaar is nog onzeker of en onder wat voor soort !eiders Rusland (of de Oekra'ine) zijn krachten weer bijeen zal rapen. (Oat er in het Oosten opnieuw een grootmacht ontstaat, behoort zeker tot de mogelijkheden.) Maar voorlopig ontbreekt er in het Oosten een hegemoniale macht die handelend kan optreden. Oat is inmiddels wei tot Europa doorgedrongen. Helaas wordt in Europa echter een ander feit bewust verdrongen: dat namelijk de Koude Oorlog ook de Verenigde Staten op het randje van de uitputting heeft gebracht. De branden en plunderingen in Los Angeles symbolisereo de afkalvende macht van de staat in tal van grote Amerikaanse steden. De even zotte als sluwe miljardair Ross Perot kan niet als een koekoeksjong van het Amerikaanse politieke systeem worden afgedaan. Integendeel, hij is een produkt van dat systeem. De volgende Amerikaanse president zal vermoedelijk zo'n zeventigduizend van de driehonderdduizend Amerikaanse soldaten, die nu op het Europese continent zijn gestationeerd, handhaven. Maar de enig overgebleven wereldmacht wankelt. De agnostische houding van de vs tegenover de oorlog in Joegoslavie toont aan dat Europa zijn eigen boontjes moet doppen. Amerikaanse moeders zullen steeds heviger protesteren tegen politici die hun boys naar een ver en onoverzichtelijk slagveld in Europa willen sturen. Omgekeerd zal dit tot een toenemende kritiek op de Amerikaanse bases in Europa leiden. Want is het legitiem dat de Verenigde Staten hun Golfoorlog via het vliegveld bij Frankfurt voeren? Wie zijn handen niet voor mij in het vuur wil steken, hoeft op mij ook niet meer te rekenen, kan hier immers de redenering zijn. - Ten tijde van het communisme konden er in Midden- en Oost-Europa geen civiele samenlevingen ontstaan. Wat nu zichtbaar wordt, zijn, afgezien van een vaak te gering aantal echte democraten, de politieke biotopen uit de peri ode van v66r Hitler. Het nationalisme is daarvan de meest levenskrachtige, contrastrijke en herkenbare stroming. In Servie bewees Slobodan Milosevicz dat de autoritaire structuur van het communisme de beste overlevingskans heeft als de oude ideologie door het nationalisme wordt vervangen. Een oppositie krijgt nu eenmaal nooit veel speelruimte als de meerderheid der bevolking onder nationalistische vaandels tegen een broedervolk, erfvijand of minderheid optrekt. Wie hiervan voorbeelden wil zien, leze de programma's van Meciar en Cernogursky in Slowakije, Tudjman en Savka Dabcevic-Kuczan in Kroatie en Milosevicz en Vuk Draskovic in Servie. De een lijkt de ander bijkans te overschreeuwen om zijn trouw
5&_0121992
510 aan het nationalisme te bewijzen. En zoals bekend maken pluralisme en tolerantie in een politieke cultuur die eenmaal van de logica van het nationalisme is doordrongen, weinig kans meer. Voor West-Europa heeft dit alles drieerlei gevolgen. Om te beginnen ontstaat er ten oosten van de EG een cordon van economisch nauwelijks levensvatbare Ianden, die op hulp van de EG hopen en daarin schier onvermijdelijk teleurgesteld moeten worden. De nieuwe Ianden op de Balkan, de Baltische staten en Slowakije zijn voorbeelden van 'Republieken' die, zoals Frantisek Palacky het formuleerde, in tegenstelling tot Luxemburg en Zwitserland, geen 'nis' hebben van waaruit ze hun economieen kunnen opbouwen. In de tweede plaats kan de economische misere als motor voor het radicalisme gaan fungeren. Wie voor zijn bevolking onvoldoende voedsel heeft, biedt haar maar a! te vaak een immateriele compensatie aan: radicale retoriek, 'irredentisme', rituele aanvallen op een gevreesde tegenstander. De tijd van volkerenmoord en territoriale verovering breekt weer aan. En ten slotte heeft het neo-nationalisme in het Oosten al een noodlottige terugslag op het Westen. Het gaat hierbij niet slechts om de heropleving van nationalistische, rechts-populistische en regionalistische partijen en bewegingen. Wat gevaarlijker is, is dat de liberaal-conservatieve partijen wei eens niet tegen de verleidingen van het nationalisme hestand kunnen blijken. In parlementen en regeringen duiken vanuit esoterische kringen en circulaires weer al lang dood gewaande geo-politieke ideeen en ideeen over het vergroten van de invloedssfeer op. De nationalistisch georienteerde politici ruiken hun kans. Het in de naoorlogse jaren heersende tahoe op het nationalisme wordt doorbroken. - Terwijl in het Oosten het nationalisme een renaissance beleeft, komt het Zuiden in de greep van het fundamentalisme. Duitsers zijn geneigd Frankrijk en andere aan de Middellandse Zee grenzende Ianden gebrek aan belangstelling voor Oost-Europa te verwijten. Blijkbaar beselfen ze niet hoe schokkend de rampzalige ontwikkelingen in Algerije voor de Fransen moeten zijn. Een Europese politiek zal pas dan van de grond kunnen komen als de Duitsers de zuid-politiek van de EG even serieus nemen als de Fransen of Spanjaarden de oost-politiek, en omgekeerd. - In deze gecompliceerde situatie steekt een aloud Europees probleem de kop weer op: het machtsevenwicht tussen de staten, in het bijzonder
dw ger in ( die ver me Sta we ser aan inv
dat in Midden-Europa. In de jaren waarin Europa zich in de luwte van de supermachten kon verbergen - en lui achterover leunen - scheen dit probleem definitief tot het verleden te behoren. Maar sedert I989 wordt er weer gerekend en met argusogen naar elkaar gekeken. 'De Duitse eenheidsstaat stelt door zijn omvang, sterkte, positie en geschiedenis, te hoge eisen aan zowel de Duitsers zelf als aan hun buren', schreef Michael Stiirmer en die zin krijgt plotseling weer betekenis. Wie iets dergelijks formuleert, wordt Iicht van overgevoeligheid of valse Duitse bescheidenheid verdacht. Daarom wil ik een politicus citeren die nog nooit op deze zwakheden is betrapt en die zijn Duitsland ooit als 'modelstaat' liet aanprijzen. Helmut Schmidt analyseerde de situatie in Europa als volgt: 'De bevolking van Duitsland is momenteel vijfmaal zo groot als die van Nederland of Tsjechoslowakije, tweemaal zo groot als die van Polen en bijna anderhalf maal zo groot als die van Frankrijk, Italie of Engeland. Enkele van onze buren beginnen zich dan ook weer zorgen te maken ( ... ) . Als men faalt in het tot stand brengen van de economische en monetaire eenheid binnen de EG, dan zou Duitsland wei eens in hetzelfde zorgwekkende isolement terecht kunnen komen als ten tijde van Wilhelm I I . ' - In de wereldpolitiek heeft zich een paradigmawijziging voorgedaan, die nog onvoldoende tot de professionele buitenlandspecialisten is doorgedrongen. Deze wijziging vloeit niet direct voort uit de omwenteling van I 9 89, maar kon door de nucleaire dreiging van v66r I 989 nooit helemaal uit de verf komen. Was het vroeger zo dat natuurlijke rijkdommen voor een land belangrijk waren, de nieuwe bronnen van welvaart zijn van wetenschappelijke aard. Tegenwoordig komt het erop aan om de bij onderzoek en ontwikkeling opgedane kennis zo snel mogelijk te verspreiden en nuttig te maken voor produkten en produktieprocessen. Technologische ontwikkeling is belangrijker dan militaire macht. Maar bij de ontwikkeling van de cruciale strategische technologieen - de informatie- en biotechnologie, nieuwe grondstolfen, nieuwe energievormen, ruimtevaart en milieutechnologie - raakt Europa steeds verder achterop bij Japan en de Verenigde Staten. Bedroeg in I 979 het tekort op de Europese handelsbalans voor electronica nog I ,5 miljard dollar, in I 990 was dit deficiet tot veertig miljard opgelopen . Volgens verwachting zal het in I 996 58 miljard dollar bedragen. Dit hoeft niet te betekenen dat Europa van vandaag op morgen in intemationale organisaties en bij wereldpolitieke be~lissingen ge-
He de2 de ret' me sch kar. Ma de,
He· Em wo nar: CYJ sta< bui ool Wa ten taal gro cob Fra pOf nua de' and tw{ ' nu zicl re' kijk hul]
•
(Eu der tee1 (wa gez:
S &_0 I 2 I 992
511 dwongen zal worden een toontje lager te gaan zingen. Maar het gevaar van een sluipende verandering in de wereldrangorde - zoals Frankrijk en Engeland die vanaf 1945 moesten incasseren - is reeel. Een verenigd Europa dat handelend kan optreden (en met een markt van zes biljoen dollar de Verenigde Staten zou overtreffen) kan een belangrijke rol in de wereldpolitiek spelen. Maar een Europa van rivaliserende nationale staten zal zijn energie verspillen aan steeds hoger oplopende conflicten over grenzen, invloeden en andere oudbakken vetes. Het moet nog blijken hoe de Europese politiek op deze vijf uitdagingen reageert. Op dit moment lijkt de trend te zijn dat reele tegenstellingen onder vee! retoriek worden bedekt. Men lijkt zich bij voorkeur met ondergeschikte pun ten bezig te houden, waarop schijnsuccessen kunnen worden behaald. Maar dit kan veranderen. Op grond van het Verdrag van Maastricht zijn er in ieder geval drie scenario's voor de ontwikkeling van Europa denkbaar. DeE Gals Europese economische ruimte Het meest waarschijnlijke toekomstscenario voor de Europese Gemeenschap ziet er als volgt uit: De EG wordt uitgebreid met een aantal EVA-landen, met name Oostenrijk en Zweden, alsmede met Malta, Cyprus, Hongarije, Polen en de nieuwe Tsjechische staat. Bij zo 'n uitbreiding zal de samenwerking in de buitenlandse- en defensiepolitiek stagneren. Maar ook de econornische samenwerking komt in gevaar. Want door toetreding van enkele van de nieuwe staten - vooral de Oosteuropese - zullen de meer kapitaalkrachtige EG-landen worden gedwongen vee] grotere bedragen in het fonds voor ontwikkeling en cohesie te storten. Dit zal in zowel Duitsland, Frankrijk en Spanje als in Nederland een groeiend populistisch verzet oproepen. Dit protest zal ongenuanceerd, maar daarom niet minder effectief, op de 'superstructuur' van Brussel worden gericht. Een andere verzetshaard zal het regionalisme zijn, dat twee varianten kent: een progressieve variant van 'nuchtere huisvaders' die gehecht zijn aan de overzichtelijkheid van hun eigen regio, en een reactionaire variant die haatdragend op de arme sloebers neerkijkt, sloebers die ook nog de brutaliteit hebben hulp te eisen. In de concurrentiestrijd tussen de grote drie (Europa, Japan en de vs) zal dit Europa steeds verder achterop raken, omdat het weliswaar een systeem van aan elkaar gekoppelde munten heeft (waarin Duitsland de hoofdrol speelt), maar geen gezamenlijke munt. Bovendien zal dit type gemeen-
schap geen gemeenschappelijke industriepolitiek kunnen ontwikkelen: wie er in Engeland of Duitsland ook aan de macht komt, de invloed van neoliberalen zal groot genoeg zijn om de in aanzet aanwezige ideeen in Frankrijk terug te wijzen. Wat de veiligheidspolitiek betreft: die zal zich blijven beperken tot een geraffineerd, maar machteloos spel met meerdere ball en: de NAvo, wE u, VN en cvs E. Een bemiddelingsmechanisme, dat voor iedereen aanvaardbaar en tot handel en in staat is, komt zo niet van de grond, noch een gerespecteerde of in elk geval respectabele militaire 'vredesmacht'. De enige militaire organisatie die kan optreden, blijft de NAVO. De Amerikanen zullen, voorzover hun binnenlandse politiek het toelaat en het wenselijk lijkt, in Europese conflicten intervenieren en het oude continent verder in zijn sop gaar Iaten koken . Duitsland zal de meeste invloed in OostEuropa hebben en Frankrijk in het Zuiden. Op die momenten waarop zij een tandem vormen, bepalen zij de Europese politiek. Op den duur zullen er echter in beide Ianden weer diverse belangengroepen en rivaliteiten op de voorgrond treden. In het begin van de volgende eeuw zullen jonge politici van diverse pluimage zich profileren door zich honend over de gecompliceerdheid van Europa uit te Iaten het naast elkaar bestaan van het Europees parlement, de Europese Commissie, Europese Ministerraad, Raad van Europa, NAv o-conferentie van parlementariers, Adviserende Raad voor dew Eu en de cvsE-conferentie van parlementariers. Een echte kerel, zover zal het nog komen, zal een 'echte staat' will en. Teruaval in het rysteem van de nation ale staten
In het ergste, overigens onwaarschijnlijke geval worden we geconfronteerd met een snelle desintegratie van de gemeenschappelijke structuren. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren indien een aantal Ianden het Verdrag van Maastricht niet ratificeert. Een kettingreactie zou dan kunnen volgen: enige Ianden ratificeren niet, de andere besluiten zonder de uitvallers door te gaan, dat leidt tot een ingewikkeld politiek en ook juridisch debat, waardoor deE G wet- en regelgeving voor kortere of langere tijd verlamd raakt. Vee! waarschijnlijker is echter dat de EGinstellingen weliswaar formeel blijven functioneren, en zowel parlement als ministerraad bij wijze van spreken dagelijks bijeen komen. Maar dat desondanks enkele van de meest kapitaalkrachtige Ianden de EG-activiteiten gaan blokkeren, op dezelfde wijze als ooit de Verenigde Staten de Unesco het werken onmogelijk maakte. Resultaat: de politiek wordt
-
S&_0121992
512 weer volledig het domein van de nationale staten. In het Westen van Europa zal het tandem Frankrijk/ Duitsland domineren, in het Oosten het tandem Rusland / Oekralne. Dit zou ertoe leiden dat Europa terugkeert naar de klassieke structuur van de Entente: de kleinere staten groeperen zich rond de middelgrote. De na 1989 ontstane, economisch nauwelijks levensvatbare kleine staten raken binnen de invloedssfeer van de sterkere middelgrote Ianden. Rondom die centra zullen de wolven van het nationalisme dan weer gaan huilen. En in de centra zullen de geruststellende woorden opklinken dat er helemaal geen wolven meer zijn, dat het gehuil hooguit van verwilderde honden kan komen. ClustervorminB
Overal waar een 'in het ergste geval' is, is ook een 'in het beste geval'. Nu het eenwordingsproces in crisis verkeert, kunnen de Europeanen bewijzen dat zij tot leren in staat zijn. Hiervan zouden ze blijk geven wanneer ze de Europese gemeenschap als 'grote' gemeenschap van zestien, achtien, twintig of tweeentwintig Ianden, in stand houden, maar de politieke samenwerking in kleinere, meer overzichtelijke, en aan elkaar verwante configuraties organiseren. Deze lijn heet 'clustervorming' en houdt het volgende in: er worden meerdere federatieve en multinationale staten gevormd die groot genoeg zijn om, op een aantal terreinen, op wereldniveau een belangrijke rol te kunnen spelen. Daarbij moet men denken aan de wereldmarkt, het milieu, de drugshandel, terrorismebestrijding, oorlogsdreiging en oorlog. Maar deze federate staten dienen tegelijkertijd overzichtelijk genoeg te blijven om hun eigen complexiteit te kunnen hanteren. Als deze lijn wordt gevolgd ontstaat er een nieuwe, flexibele Europese geografie: in enkele grote regio's (WestEuropa, Scandinavie, Baltikum en Donau-gebied) ontstaan multinationale federaties, waarnaast enkele natiestaten of meervolkerenstaten (Engeland, Nederland, Zwitserland?) er de voorkeur aan geven onafhankelijk te blijven. In andere regio's - bijvoorbeeld op de Balkan - zouden losse confederaties het beeld kunnen bepalen. Als resultaat zal er een Europa unterschiedlicher Dichtiakeit ontstaan. Maar aile Europese Ianden maken dan wei dee! uit van een grote Europese economische ruimte, een ruimte overigens die duidelijk meer dan aileen een vrijhandelszone client te zijn. In dit scenario moeten de diverse dimensies van elkaar worden gescheiden. De onderliggende gedachte client daarbij te zijn dat het hele eenwordingsproces niet op losse schroeven mag komen te staan als enkele Europese naties hun soevereiniteit
aan gemeenschappelijk instellingen willen overdragen, en andere niet. Oat moet integendeel aanleiding zijn om de banden te ontwarren en opnieuw aan elkaar te knopen. Wat de economie betreft: het is evident dat er op dit gebied een diepgaande samenwerking tussen een groot aantal nationale staten mogelijk is. Hieraan zou gewerkt moeten worden. Wat de buitenlandse en defensiepolitiek betreft: als enkele staten op die terreinen hun soevereiniteit willen behouden, moet dat worden gerespecteerd. Omgekeerd dienen andere Ianden die ook deze soevereiniteit aan gemeenschappelijke instellingen willen overdragen, hiertoe in staat gesteld te worden. De verdragen en toekomstplannen van de Europese eenwording moeten wat dit betreft worden bijgesteld. Maar het grote doel - de constructieve samenvoeging van de natuurlijke, intellectuele en economische rijkdommen van Europa - hoeft niet te worden losgelaten.
De Stat• die echt de' ten Een Am· re n tijdc Brit Am· mm mul slot waa luid jon! voo moe
Vlucht naar voren
Wie de huidige stand van zaken realistisch bekijkt kan aan een ding niet Ianger twijfelen: Maastricht zal niet tot de Europese Politieke Unie leiden. De weg naar verbreding van de EGis ingeslagen, en op die weg is geen terugkeer mogelijk. Maar het is een illusie om te denken dat ruim twintig Ianden, Ianden die qua omvang, structuur, geschiedenis en politieke cultuur sterk van elkaar verschillen, op de gebieden van buitenlandse-, defensie- en financiele politiek in een echte gemeenschap zouden kunnen samenwerken. Er zijn maar twee opties: lf men legt zich neer bij een Europa van de - toch nog tamelijk nauw verbonden - nationale staten, lf men probeert nieuwe wegen in te slaan, kortom de optie van 'de vlucht naar voren' . Mijn stellige overtuiging is dat er in grote lijnen drie redenen voor de tweede optie zijn . Het oude probleem van het machtsevenwicht in het midden van Europa moet worden opgelost. Daartoe is het noodzakelijk dat de grootste en economisch sterkste nationale staat, Duitsland, wordt ingekaderd en de traditionele rivaliteit tussen Duitsland en Frankrijk voor eens en altijd wordt opgeheven. Het doel moet zijn om Duitsland duurzaam aan het Westen te binden. Oat doe! wordt niet bereikt als Duitsland in een tussenpositie wordt gedrongen, in die positie dus waarin het opnieuw illusies kan gaan koesteren over zijn brugfunctie tussen Oost en West. Hoe gevaarlijk die positie is blijkt uit de geschiedenis: reeds al te vaak heeft zij ongerechtvaardigde hoop en onverdiende haat jegens dit land opgroepen.
Een len vra< oud gesc
S&_0121992
De Europeanen moeten ophouden de Verenigde Staten als een soort grote broer te zien, een broer die ze bij tijd en wijle verfoeien, maar die ze bij echte gevaren altijd te hulp kunnen roepen. Zolang de Verenigde Staten tegenover de 'verspreide' staten van Europa staan, zal dit beeld niet verdwijnen. Een Europa van de nationale staten blijft voor de Amerikaanse president en zijn mannen een kneedbare massa. Telkens zal het ongeveer zo verlopen als tijdens de Golfcrisis: de vs nemen de beslissing, de Britten stellen zich onvoorwaardelijk achter de Amerikanen, de Fransen proberen enige historische momenten lang een eigen Europese politiek te formuleren, maar ze krijgen te weinig steun - en ten slotte sjokt heel Europa achter de Amerikanen aan, waarbij Duitsland de rol speelt van het braafste, luidruchtigste maar niet geheel in de maat lopende jongetje uit de klas. De Koude Oorlog is evenzeer voorbij als de Tweede W ereldoorlog: de vazallen moeten gelijkwaardige bondgenoten worden. Een multipolaire wereld, onstaan sinds het wegvallen van de dubbelhegemonie van vs en su in 1989, vraagt om nieuwe actoren die kunnen optreden . De oude nationale staten gaan echter tezeer onder hun geschiedenis gebukt om deze rol te kunnen vervul-
len . Zou Duitsland waar dan ook in Europa kunnen 'intervenieren' - met de beste, humanitaire bedoelingen - zonder dat de betrokken partijen de Duitsers aan het hakenkruis herinneren? En geldt niet hetzelfde voor Italie, Turkije, Hongarije, Oostenrijk en menig ander land? Vormt het koloniale verleden van Engeland en Frankrijk niet telkens weer een rem bij beslissende bewegingen? Gezien deze situatie is het heel begrijpelijk dat de oude verwachtingen omtrent 'Volkenbonden', zoals de cvsE en vN, weer heropleven. Maar zolang een reorganisatie van de top en de overige instellingen van de v N niet te realiseren valt, en de cvsE, zoals onlangs nog bleek, binnen enkele dagen kan worden opgeblazen, zal die hoop niet worden ingelost. Europa client zijn ervaringen en krachten te bundelen . Maar de verschillen binnen Europa zijn zo groot dat er voor die bundeling diverse vormen gevonden zullen moeten worden. Wie al deze argumenten overziet, moet wei hopen dat de huidige crisis van de politieke Europese Unie tot geheel nieuwe initiatieven zal leiden. Volgens mij zouden deze initiatieven, bijvoorbeeld, in een communique kunnen worden samengevat, dat als volgt luidt:
COMMUNIQUE
Op initiatiif van de president van de Franse Republiek en de bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland kwamen in Luxembura de reaerinasleiders van de zes oprichtinasstaten van de Europese Gemeenschap bijeen voor een eerste overlea omtrent de verdiepina van de politieke samenwerkin9. Tijdens dit over lea liet de Nederlandse reaerina weten slechts een waarnemer naar de verdere beraadslaainaen te zullen sturen. De reaerinasleiders van Belaie; de B R D, Frankrijk, ltalie· en bet aroothertoadom Luxembura hebben besloten dat zij voortaan de volaende richtlijnen zullen hanteren bij hun streven naar een bundelina van krachten in Europa in een Politieke Unie: 1 . De staats- en reaerinashorifden zijn vastbesloten om de verdraasverplichtinaen die hun landen in het kader van de Europese Gemeenschap zijn aanaeaaan, volledia na te komen . Zij aeven tevens uitdrukkinB aan hun menin9 dat de politieke situatie die sinds I 989 in Europa bestaat, een samenwerkina op de terreinen van de buitenlandse-, difensie- en monetaire politiek absoluut noodzakelijk maakt. De ontwikkelina van de rifaelopen Jaren heift echter aanaetoond dat deze samenwerkina noch in de krin9 van de twaa!J lidstaten van de E G, noch in de bredere krina van landen die het lidmaatschap hebben aanaevraaad, van de arond zal komen. Daarom willen wij in de landen waarin wij de verantwoordelijkheid draaen, alvast een beain maken . Wij zullen onze volkeren een Politieke Unie voorstellen, die de naam 'Vereniade Staten van West-Europa' waardiB zou kunnen blijken.
2. Het doel van ons initiatiif is niet om de staatsinstellinaen die wij de eer hebben te verteaenwoordiaen, op te hljfen. De identiteit van deze staten, hun historische waarde, culturele autonomie en instituties zullen aehandhacifd blijven. Wel zijn we van plan de opaa-
S&_0121992
ven te dpnieren die we gezamenlijk op. ons kunnen nemen. Deze opgaven liggen volgens ons vooral op de aebieden van de buitenlandse politiek, de difensiepolitiek, en de.financiiile en monetaire politiek. Als uitaanaspunt voor de moneta ire unie zullen die besluiten dienen die in het Verdraa van Maastricht betrdJende de Economische en Monetaire Unie van de twaa!J zljn genomen. 3. Ons initiatiifberust niet op het idee van een nauwere samenwerkina van de reaerinaen der betrokken staten. Een deraelijke samenwerkinB was in het kader van de bestaande Europese instellinaen even aoed realiseerbaar aeweest. lnteaendeel, we streven naar een meer substantie1e toenaderinB tussen ons volkeren. Daartoe zal de aroei van een aemeenschappelijke politieke cultuur worden aestimuleerd. Het Vlaams, Frans, ltaliaans en Duits zullen in de Europese instellinaen als aelijkberechtiade talen aaan aelden. Er zal een onderwijscommissie in het Ieven worden aeroepen die, met inachtneminB van de autonomie van landen en reaio's, een kern-leerproaramma optstelt waarin cultuur en aeschiedenis .van alle deelnemende landen recht worden aedaan. Tevens achten we het nodiB dater voldoende meertaliae scholen worden opaericht, i:odat er binnen ons staatsverband binnen enkele decennia voldoende burners zullen zijn die meerdere talen spreken. Ook zullen we een aantal Europese universiteiten stimuleren hun onderwijs in twee talen aan te bieden .
E• Is he Leer1 niet • zich' Mag twaa: I\ geen tifice Maar acht( van I orier. nent enig(
diep< deze
heid, 4· De vernieuwde Politieke Unie die wij nastreven, zal een unie van volkeren dienen te zijn, en niet van politieke klassen. Met het ooa op deze doelstellinB zullen we in de parlementen het voorstel indienen voor een aantal verkiezinasronden waarbij de bevolkinB zich over de rechten en plichtinaen van de te creeren instellinaen kan uitspreken. We verwachten dat dit proces drie jaar in beslaa zal nemen. Daarna zullen de parlementen een arondwetaevende veraaderinB bijeen moeten roepen, metals opdracht om binnen achttien moanden een ontwerp-arondwet op te stellen. Elke lidstaat zal met dertiB cifaevaardiaden aan deze arondwetaevende veraaderina deelnemen. 5· Met ons initiatiif willen we zowel de identiteit van de staten waarboraen als een aemeenschappelijke identiteit voor de Vereniade Staten van West-Europa opbouwen. We aeloven daarom dat de democratische structuur van het nieuwe staatsverband op een tweekamermodel moet berusten. Want in zo 'n stelsel behouden de cifzonderlijke, aekozen parlementen een aroot dee] van hun rechten, terwijl ze in de vorm van een senaat een tweede kamer tesenover zich kriJaen. Elke reaio (elk land) zal met twee aekozen verteaenwoordi aers aan de senaat deelnemen . Aan de top van de Vereniade Staten van West-Europa komt een direct door de bevolkinB aekozen president. Dit zijn basisaedachten, die door de arondwetaevende veraaderinB verder ontwikkeld veranderd kunnen worden .
rif
6 . Ons initiatiif richt zich niet teaen de Europese partners die dit document niet ondertekenden. We hebben slechts de consequentie willen trekken uit hetjeit dat een daadkrachti ae politieke samenwerkinB in een meer complex staatsverband niet van de arond kan komen. We hopen dat ons initiatiif aanzet tot bet nemen van soortaelijke intiatieven. Ons doe] is een cotifederatie van alle Europese staten, die tevens in een doelmatiae Europese economische ruimte samenwerken.
7. De stoats- en reaerinasleiders die dit document hebben ondertekend, zijn vastbesloten aaranties te bieden voor de blijvende deelname van hun staten en parlementen aan alle Europese instellinaen . Europa kan niet door een enkele instellinB worden verteaenwoordiad. Europa is een aecompliceerd vlechtwerk van instellinaen, die elkaar niet remmen maar elkaar inteaendeel versterken. De aeschiedenis leert dat de Europese eenheid niet in een stap kan worden aerealiseerd. Daar zijn vele stappen voor nodia. We baseren ons op de ideee"n van de arondleaaers van de Europese eenheid en zien onsze!J als schakel in de lanae reeks van Europeanen die met diverse middelen hetzelfde doe] nastreifden: een vereni9d, vreedzaam en welvarend Europa.
bijna van ratifi hetn Euro geva; dalis1 len v gescl
Heti de
E
grot< deC Rijk Otto natic het
difin Nulo Wils der Wer niet
opdo kelt, ceero mult
zo g
repu gaan kere:
pie pi wan<
s&..D121992
Europees Links
Is het niet te vroeg voor de 'vlucht naar voren'? Leert de geschiedenis van de Europese eenwording niet dat aile doelen slechts zijn bereikt omdat men zich er met de uiterste volhardendheid in vastbeet. Mag men het project van de Politieke Unie van de twaalf al zo snel opofferen? Natuurlijk, het establishment van Europa zal geen nieuwe concepten aandurven voordat het ratificeringsproces van Maastricht achter de rug is. Maar het zich vastklampen aan projecten waarvan de achterliggende logica is weggevallen, getuigt niet van karakter. Het duidt eerder op een verlies aan orientatie. De poging om het hele Europese continent - en ook Turkije - in een Politieke Unie te verenigen en die unie tegelijk tot een soort staat te verdiepen, is tot mislukken gedoemd. In het Iicht van deze poging krijgen de tegenstanders van de eenheid, ondanks al hun anti-modernistische obsessies, bijna het aanzien van realisten. Mocht het Verdrag van Maastricht niet door aile laJ!den worden geratificeerd, dan zal Europa in de diepste crisis sinds het mislukken van de Eo G in I 954 raken. Wag en de Europeanen geen uitbraakpoging, dan lopen ze het gevaar dat ze op de ridder van na de val van het feodalisme gaan lijken. Het grote epos over de lotgevallen van zo'n ridder is door de Spanjaard Cervantes geschreven. Het is een wanhopige situatie. Historisch gezien zijn de Europeanen specialisten in het opbouwen van grote, multi-etnische staten: te beginnen bij Karel de Grote, daama de Hohenstauffers in het Duitse Rijk en later Oostenrijk-Hongarije, Rusland en het Ottomaanse Rijk. Zelfs Pruisen was een multinationale staat. Pas na de revoluties van I 848 kreeg het nationalisme en het idee van de natiestaat dpnitiif (en ook in Midden-Europa) de overhand. Nu loopt de wereld ten einde die, ge'inspireerd door Wilsons idealen omtrent het 'zelibeschikkingsrecht der volkeren', in de verdragen van na de Eerste W ereldoorlog werd neergelegd. Desondanks kan niet worden uitgesloten dat zich in dit Europa geen op de toekomst gericht modem federalisme ontwikkelt, geen zinvolle, maar onvermijdelijk gecompliceerde samenwerking van 'veelvolkerenstaten' in multinationale staatsorganisaties. Nee, er kan evenzo goed een losse, structuurloze verzameling van republiekjes ontstaan. De weg die Bohemen is gegaan - de weg van inkadering in een grote veelvolkerenstaat, via de kleine veelvolkerenstaat, naar de piepkleine natiestaat - kan men als een teken aan de wand beschouwen. Maar de Europeanen lijken afge-
stompt. Ze schrikken pas wakker als het te laat is zoals uit het verlate gejammer over de slachtoffers van het nationalisme op de Balkan bleek. In deze situatie doe ik een beroep op Europees links. Links zet immers de tradities van de universalistische, antinationalistische idealen van de Verlichting voort. Links moet nu beseffen dat het heroplevende nationalisme in Oost-Europa weliswaar een begrijpelijke reactie op het leninistische intemationalisme is, een intemationalisme waarachter maar al te vaak Russisch of Servisch imperialisme verscholen ging. Maar het kan soms enorm gevaarlijk zijn politieke stromingen op zo'n sympatiserende, begripvolle wijze te benaderen. Nu reeds gebruiken Schotse, Waalse, Baskische of Corsicaanse seperatisten argumenten van Kroaten, Slovenen en Esten om hun nationalisme te schragen. De ergemis van de Slovenen, die hun belastingen naar Kosovo of Macedonie zagen vloeien, versterkt de ergernis van Umberto Bossis en zijn Lombardijnse Liga over het feit dat belastingen die in Milaan zijn opgebracht in het gat van Palermo verdwijnen. Zo heeft ook het Hongaarse populisme al lang weerklank gevonden bij radicaal-rechts in zowel Duitsland als Frankrijk. Links moet nu ophouden over het jaar I 9 89 te filosoferen. Ze dienen de consequenties uit de historische breuk van dat jaar te trekken. Louter toezien hoe Oost-Europa in natiestaten versplintert, zou betekenen dat zij hun fouten van v66r de Eerste Wereldoorlog herhalen. Indien ze nu niet voorkomen dat het grote Europese plan de verkeerde weg in slaat, zullen ze spoedig, ingekapseld in nationale monaden, tegenover een overmacht van rechts komen te staan. Europa staat voor een kruispunt. Op de bekende weg kan men niet verder gaan. Bij gebrek aan vooruitgang dreigt er echter niet aileen stagnatie, maar achteruitgang. In het rechtse kamp wordt het idee van de natiestaat opnieuw geformuleerd. Het antwoord daarop is de 'single community' Qacques Delors) en niet de universalistische 'Volkenbond'. Op den duur kan de terugval in de natiestaten slechts worden verhinderd als er een realistische idee van de Unie tegenover wordt gesteld. En dat betekend een retour aux sources, een 'terug naar de bronnen'. Voor deze kar moe ten we ons met zijn allen Iaten spannen.
(Vertaling: Margreet de Boer]
-
s&..o•2•992
ambit zomi antw<
De logische stap van Maastricht 'Een voorzichtige samensluitvorming met gekwalivatting van de teneur van ficeerde meerderheid vergemakkelijken het tot de bijdragen zou kunnen P. DANKERT stand komen van beleid op zijn: de ontnuchtering van Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken die gebieden, de institutioen door Europa' . Zo benele opzet van de E G-zuil commentarieerde de s & oredactie, in' het zomerblijft die van het oude E E Gverdrag, zij het nu onder een door de Europese Raad nummer, de zes, nogal uiteenlopende, artikelen gedomineerd Unie-dak. Onder die Unie vall en ook over de Europese Gemeenschap na Maastricht. Noch Maastricht, noch het Europa van voor Maas- het buitenlands en veiligheidsbeleid en de samentricht geeft aanleiding voor de verondersteling dat werking op de terreinen justitie en binnenlandse zawe aan 'the morning after' toe zijn. Europa heeft ken, elk met een eigen intergouvernementele pijler . Hoewel gestreden kan worden over de vraag of nooit in een toestand van roes verkeerd, het is altijd ploeteren geweest. Met enige goede wil is de vijfja- de gemaakte afspraken ver genoeg gaan - of in het rige periode van opbouw van de interne markt, van geval van de EMu te ver - is deze stap in het economische eenwordingsproces een stap vooruit. Hij '8 7 tot heden, daarop als een gunstige uitzondering werd door de omstandigheden afgedwongen. Een aan te merken. Maar daarbij mag niet onvermeld blijven dat die interne markt, in het Verdrag van munt moet verhinderen dat de interne markt in naam een o -mark zone wordt, een bank dat Beieren Rome, per I 970 was voorzien en de niet-verwezenlijking ervan onze concurrentiepositie op de wereld- over die ene munt meer te zeggen krijgt dan Nederland. De afspraken op sociaal en rnilieugebied zijn markt zodanig had aangetast en onze werkloosheid zo had opgejaagd, dat weinig anders restte dan tot nodig om grenzen te stellen aan de marktwerking. Aileen de Britten opteerden voor een uitzonderingseen nieuw verdrag, de Europese Akte, te besluiten en het ditmaal nog uit te voeren ook. De Europese positie. Hun behoefte aan beperking van de markteenwording heeft geen tijden van echte euforie werking is gering en over de derde fase van de EM u gekend, we! lange perioden van sclerose en ontrafe- willen ze zich, zoals in Europese monetaire zaken gebruikelijk, later een oordeel vormen. De Denen, ling. ook meer aan de Europese markt dan aan de Europese Gemeenschap gehecht - a! was het zich in een Economisch oetij referendum over de Europese Akte uitsprekende Meestal vielen die moeilijke tijden samen met perioDeense volk ook in I986 over die interne markt al des van economische stagna tie. In dat Iicht kwam de niet enthousiast - will en nu de Britten volgen op het Europese Raad van Maastricht nog net op tijd om de punt van de derde fase van de EMu. overeenstemming tussen de twaalf regeringen op papier te zetten. De goedkeuringsdiscussie in de lidPost-communistisch tijdperk staten demonstreert dat het econornisch getij inmiddels aan het verlopen is, en dat dit politieke conseOntnuchtering? Gemeten naar wat tussen I958 en I 99 I in de E G mogelijk was, is Maastricht een flinke quenties dreigt te krijgen. De in de Limburgse hoofdstad overeengekomen stap in een ook nu nog moeizaam proces. Toch is er ook bij mij onvrede over het in Maastricht bereikte Europese Unie is niet meer dan een logische en hoogst noodzakelijke stap in een nu veertig jaar oud en ongerustheid over de toekomst. Die onvrede en eenwordingsproces. Het economische integratiedie ongerustheid hebben maar weinig van doen met proces wordt er, na de Europese Akte, met name de verwerping van het Nederlandse voorstel voor door de Economische en Monetaire Unie, tot zijn een Politieke Unie op 30 september I 99 I. Dat voorstel was weliswaar wat de structuur betreft hellogische voltooiing gebracht. Bepalingen over milieu- en sociaal beleid - in beide gevallen is de bederder, en op het punt democratisering aanzienlijk
I989
organ Dat' bond! Raad voor er rna miscb eend oefen aanzit zaakt• hadd( echte van d politi tiem; defen I996
•
DeE1 der a: ken i onde1 stelli1 ook, tegen voor sche : meer enigd het s . tegra· mete• datis we ti Politi en ve ontw West gevol leg t1 den, confli staan het p nietr ex-0 lijk a ande1
--
-
-- - -
-
----
----
- --
S&_0121992
ambitieuzer dan wat Maastricht bracht, het gaf net zo min als dat latere ontwerpverdrag een adequaat antwoord op de centrale vraag waar we in Europa na 1989 voor staan: hoe kunnen we ons doeltreffend organiseren voor het post-communistische tijdperk? Oat was in de kern het probleem dat de Duitse bondskanselier en de Franse president de Europese Raad van Dublin (juni 1990) voorlegden, en waarvoor Maastricht een oplossing moest bieden . Die is er maar zeer gedeeltelijk gekomen. Met de Economische en Monetarie Unie - net als de interne markt een ditmaal, althans op papier, geslaagde herhalingsoefening - wordt de West-Europese integratie zeer aanzienlijk versterkt, al zullen de erdoor veroorzaakte spanningen nog groot zijn. Een voorproefje hadden we in september al. De Politieke Unie is echter zwak: het intergouvernementele karakter van de samenwerking op de terreinen buitenlandse politiek en veiligheid en binnenlandse zaken en justitie maakt besluitvorrning over wat dan ook moeilijk; defensiesamenwerking in EPu ve!"band zal pas in 1996 worden besproken. De Europese integratie heeft zich tot 1989, niet zonder aanmoediging uit Washington, kunnen voltrekken in de luwte van de Oost-West tegenstelling, onder de vleugels van de N Avo. Dank zij die tegenstelling, dank zij de ermee verbonden Duitse deling ook, kon de politiek van het overwinnen van oude tegenstellingen, met name van de Frans-Duitse, met voor het publieke debat weinig grijpbare economische rniddelen worden gevoerd. Oat werkt zo niet meer nu het communisme dood en Duitsland herenigd is, al is dat nog geen reden om van de titel van het s & D - artikel van Maarten Brands, 'Europese integratie en celdeling in een centrifugaal tijdvak' dan me teen ook maar een program te maken. Maar, en dat is het probleem, Maastricht is dat ook niet. Zoals we tijdens de Joegoslavische crisis in de Europese Politieke Samenwerking - de buitenlands-politieke en veiligheidsvoorloper van een niet zoveel verder ontwikkeld Maastricht - hebben kunnen zien is West-Europa dan misschien wei in staat de interne gevolgen van externe conflicten door frequent overleg tussen de Twaalf binnen veilige perken te houden, met het naar een oplossing brengen van deze conflicten hebben we de grootste moeite. Soms staan we elkaar zo in de weg dat er niets gebeurt of het probleem alleen maar erger wordt. Het ziet er niet naar uit dat Joegoslavie het laatste conflict in het ex-Oosten zal zijn. De volgende zijn niet noodzakelijk alleen burgeroorlogen of verder weg van voor andere EG-landen politiek gevoelige gebieden. De
kans dat ze in de interne verhoudingen in de Gemeenschap dieper ingrijpen dan de Servisch-Kroatisch-Bosnische burgeroorlog is reeel. Maastricht heeft ons daar onvoldoende tegen gewapend. Het is de vraag of een samenwerkingsovereenkomst van twaalf staten, met zeer verschillende tradities wat internationaal optreden betreft, dat ooit zal kunnen. Europees tj Atlantisch
Er zijn er die menen, het geldt vooral het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, maar ook Ianden die zich aan de periferie van het Europese continent wanen of er werkelijk liggen, zoals Nederland en Portugal - dat Amerikaans leiderschap West-Europa in ieder geval de komende tijd van de keus 'Europees of Atlantisch' vrijwaart. Ze hebben gelijk voor zover ze menen dat er geen alternatief is voor het Atlantisch bondgenootschap en West-Europa zeker nog op middellange termijn niet in staat zal zijn op eigen kracht problemen buiten het N Avo gebied in Europa, als eenmaal geweld dreigt, in de hand te houden of op te lossen. Het ziet er echter steeds meer naar uit dat de vs die problemen buiten het N Avo - gebied in Europa onder de eerste verantwoordelijkheid van de W esteuropese bondgenoten vindt vallen. Die hebben in Maastricht geen voorstellen aangenomen die het waarschijnlijk maken dat die verantwoordelijkheid ook genomen kan worden. Het is niet te verwachten dat in 1996 in het kader van de Twaalf wei overeenstemming mogelijk is. De Denen liggen op dat punt nu a! dwars . Amerika niet? Europa niet? De risico's die daaruit voortvloeien voor zowel de Atlantische als de Europese samenwerking zijn zeer groot. Federale richtinB
Het Deense nee en de nasleep daarvan, de moeizame goedkeuringsprocedure in het Verenigd Koninkrijk, de politieke impasse die het Franse volk met het krappe 'ja' na 2o september in het eigen land veroorzaakte, het zijn tekenen aan de wand. In de publiciteit is Maastricht al zo ongeveer doodverklaard . W egens gebrek aan alternatief moet wei voorkomen worden dat dit ook echt gebeurt. Maastricht is een bescheiden, maar zeer noodzakelijke stap in een doorgaand Europees proces, soms zelfs, zoals bij het veiligheidsbeleid, nauwelijks meer dan een pas op de plaats . Het houdt wat de ex-Europese Econornische Gemeenschap betreft de federale koers aan, en wat de justitiele samenwerking betreft, de intergouvernementele van EPS, Palma en Trevi. In het op 30 september verworpen Nederlandse voorstel was a! niet anders voorzien, met dan een wezenlijk ver-
s&.o a2 •992
schil: de twee intergouvernementele pijlers waren niet, met de EG-pijler, onder het dak van een door de Europese Raad gedomineerde Europese Unie gebracht. Het is om tal van redenen van groot belang dat die EG-pijler, de kern van het gebouw van Maastricht, zich in federale richting verder kan ontwikkelen. Natuurlijk, ook in zo'n federale opzet is het informele gewicht van de grote lidstaten groter dan het formele. Zowel het gebruik dat die grote lidstaten willen maken van het in Maastricht in het verdrag opgenomen subsidiariteitsbeginsel om het initiatiefrecht van de Europese Comrnissie in te perken als de bijna permanente neiging het Hof ervan te beschuldigen zich te gedragen als 'een regering van rechters' tonen aan dat de bestaande Gemeenschapsstructuur hun macht duidelijk matigt. Het Hof van Justitie, de rol van de Commissie in het besluitvormingsproces, de meerderheidsbesluitvorming in de Raad, en tot op zekere hoogte ook de betrekkelijke onafhankelijkheid van het Europees Parlement, dragen reeel bij tot de redelijke evenwichtigheid van de verhoudingen in de Gemeenschap. Kleine Ianden zijn daardoor niet bij voorbaat verliezers in het spel. De bestaande structuur heeft in ieder geval een wezenlijk tekort. Een volwaardige parlementaire democratie is de EG niet. Daarvoor zijn verdere wetgevende bevoegdheden voor het Europees Parlement nodig, ook na de in Maastricht gedane toezeggingen die het EP tot een reele machtsfactor in de interinstitutionele verhoudingen in de Gemeenschap kunnen maken . Het probleem, met name in de publieke opinie, blijft vooral dat de parlementaire controlemogelijkheden beperkt blijven zolang de uitvoerende macht in de Gemeenschap rninder bij de Commissie dan bij de Raad van Ministers ligt, dank zij de zogenaamde cornitologie. Europese parlementaire controle zal, zolang de uitvoering van beleid via ambtenaren uit twaalf lidstaten, middels Europese algemene maatregelen van bestuur of vergelijkbare besluiten, wordt geregeld, gebrekkig blijven. Het is moeilijk in te zien hoe door nationale parlementaire controle dit gat te dichten is . Het is een punt dat in het Nederlandse de bat over de versterking van de rol van het nationale parlement in het Europees beleid nog niet opgekomen is. In die discussie speelt vooral de vraag hoe de Tweede Kamer, anders dan vlak voor en vlak na besluitvorming in de Raad van Ministers, bij dat beleid betrokken kan worden. De Britse 'scrutiny' -procedure, in feite overleg tussen regering en parlement over nieuwe Commissievoorstellen kort nadat deze zijn ingediend, geeft het parlement de mogelijkheid de consequenties van zo 'n voorstel voor de nationale wetgeving te
beoordelen en de regering orientaties mee te geven voor de op Europees onderhandelingsniveau te volgen koers. Het huidige, in de Nederlandse praktijk functionerende overleg is te sterk gericht op de uiteindelijke besluitvorming in de Europese rninisterraden. Vaak beperken die raden zich tot het overnemen van reeds op het ambtelijke niveau van werkgroepen en comites van permanente vertegenwoordigers tot stand gekomen comprornissen, ofhouden ze zich bezig met het zoeken van overeenstemming over de laatste losse einden van een in de kern reeds overeengekomen pakket. Juist op die kern zou de democratische besluitvorming zich moeten concentreren. Het kleine Europa Toch moet geprobeerd worden de nationale parlementen meer bij het Europese proces te betrekken. Ze kunnen ertoe bijdragen dat het Europese besluitvormingsproces beter wordt gecontroleerd . Ze kunnen ook mede zorgen voor een zodanige transparantie van dat proces dat het moeilijker wordt voor demagogen om de publieke opinie angst voor Europa aan te jagen en de door Deense en Franse referenda ontstane toestand permanent te maken. Ze kunnen er bovenal aan bijdragen dat er over Europese problemen even verklaarbaar van politieke mening wordt verschild als over nationale. Bolkestein heeft, helaas niet altijd zonder te provoceren en daardoor nieuwe verwarring te wekken, een nuttige aanzet in die richting gegeven. De Britse 'scrutiny' -procedure in beginsel nu a! mogelijk door een debat op basis van de door de regering aan de Kamer gezonden fiches over nieuwe Commissie-voorstellen, is het meest voor de hand liggende middel om het nationale parlement te betrekken bij de rol van het Raadslid Nederland in het Europese proces. Essentieel blijft daarbij de verantwoording achteraf door de regering. Bij het bepalen van een regeringsstandpunt over de vraag of een bepaald besluit op Europees dan wei op nationaal niveau genom en moet worden komt de Kamer, zeker waar het gaat om competenties die zowel van de lidstaten als van de Gemeenschap zijn, eveneens een belangrijke rol toe.
Met dit soort additionele invloed van de nationale parlementen wordt het democratisch tekort in de EG zeker formeel niet opgeheven. Dat kan, zeker waar het gaat om besluitvorming bij meerderheid, aileen langs de weg van het Europees Parlement. Op die weg zullen we in 1996, bij de in Maastricht voorziene vervolgconferentie, verder moeten.
-
Tegen Ooste serlan• voor c van d( die pin deling weet1 kan ~ neme1 word1
- - - - - - - - - - - -- - -
s&.o
Tegen die tijd moet de uitbreiding met Ianden als Oostenrijk, Zweden, Finland, misschien ook Zwitserland en Noorwegen, zijn gerealiseerd. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat die verbreding van de Gemeenschap de in Maastricht besloten verdieping - zeker als Denemarken door heronderhandeling van het verdrag een uitzonderingspositie weet te bedingen - op een aantal terreinen in gevaar kan brengen en voortgang in een lntergouvernementele conferentie in 1996 onwaarschijnlijk wordt. Dan zal, sterker nog dan in september tij-
121992
dens de monetaire crisis, opnieuw de roep naar 'het kleine Europa' van Frankrijk, Duitsland en de Benelux gehoord worden. Het is beter die zowel voor de Europese Gemeenschap als voor de leden en nietleden van dat kleine Europa gevaarlijke ontwikkeling te voorkomen door Denemarken ervan te weerhouden een Europa van de drie snelheden tot stand te brengen: dat van de Europese Unie, dat van Denemarken en dat van de Europese Economische Ruimte.
S&_D121992
520
Goede e maatschaJ gelijkheid groepen i herkenba
Het PvdAprogram van VanDriel
vervuiling van openbare In het verkiezingsprogramruimten en niet aangesproma 1994- 1998 staat voor ken worden op hoe ze zelf de PvdA vernieuwing van hiermee in eigen straat of de verzorgingsstaat voorSIMON VAN DRIEL buurtomgaan. Hetkan niet op. Vernieuwing die nodig zo zijn dat zij klagen over is om vervuiling van de Directeur Gemeentelijke Sociale Dienst misbruik van uitkeringen verzorgingsstaat tegen te DenHaaa en belastingen, maar zelf gaan. De kern van de verongestraft de voordeligste nieuwing bestaat uit goed actief beheer en minder en beter beleid. Te lang is arrangementen kiezen en daarmee uitkeringen oneiactief, doeltreffend beheer veronachtzaamd, te lang genlijk gebruiken of belasting ontduiken. waren ideeen belangrijker dan de uitvoering en de uitvoerbaarheid ervan. De PvdA moet het beheer Het is niet acceptabel dat burgers zich van hun maatvan de samenleving, van de verzorgingsstaat met schappelijke verplichtingen ontslagen voelen omdat haar sociale markteconomie een morele lading ze belasting betalen. Hondenbelasting is geen exgeven. Als dat lukt zal het meer stemmen opleveren cuus hondepoep achter te Iaten, reinigingsrechten betalen geen verontschuldiging om huisvuil zo aan te dan beloften blijven doen die niets of slechts onverschilligheid opleveren. Vee! mensen zijn van mening bieden dat het straatvuil wordt. oor werkgevers is dat de overheid - landelijk, provinciaal en lokaal - in het betalen van vennootschapsbelasting geen excuus om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen haar beheerstaken tekort schiet. Meer nadruk op die taken zal ertoe bijdragen het vertrouwen van de burvoor (langdurig) werklozen. W eigering van werklozen om zich te Iaten schogers in de overheid te herstellen. De overheid zal len of omscholen, ook op hogere leeftijd, wordt niet haar oor te luisteren moeten leggen om daar waar de geaccepteerd. Zo zal de burger ook aangesproken overheid terecht mismanagement wordt verweten, worden op verantwoordelijkheid voor eigen gehaar resultaten te verbeteren . zondheid door rniddel van een flink eigen risico bij Er moeten kwaliteitscriteria worden geformuleerd onvcrantwoordelijk gedrag. Te vee! gebruik van de auto wordt financieel bestraft, weinig gebruik been deze dienen te worden getoetst. Nadruk op goed loond. Herhaald onverantwoord rijgedrag leidt tot beheer betekent echter niet dat de overheid in alle een grote kans op inbeslagname van auto en rijbegevallen zelf het beheer voor haar rekening neemt. Zij zal dit beheer in vee! gevallen overlaten aan voegdheid. maatschappelijke organisaties. Maar de overheid zal Coed beheer, rechtvaardiaheid en solidariteit wei de standaard bepalen en de normen vaststellen, waaraan actief en doeltreffend beheer afgemeten Goed beheer wordt getoetst aan rechtvaardigheid en solidariteit. Oat betekent dat aan alle burgers gelijke wordt. eisen zullen worden gesteld en ook alle burgers gelijke verwachtingen van de overheid mogen koesEiaen verantwoordelijkheid van burners teren. Goed beheer betekent niet dat de Staat (a Ia carte) Doelgroepenbeleid wordt afgeschaft. De zwakaile wensen van de burgers vervult met voorbijgaan aan hun eigen verantwoordelijkheid . Duidelijk keren in de samenleving zullen, zonder voorbij te wordt gemaakt wat de verantwoordelijkheden zijn gaan aan hun eigen verantwoordelijkheden, steun in van de politick, van de maatschappelijke organisaties de rug krijgen. Zij die op grond van leeftijd of geen van de burgers. Burgers worden sterker dan zondheid blijvend op een uitkering zijn aangewezen mogen een gelijke welvaartsontwikkeling verwachvoorheen aangesproken op die eigen verantwoordeten als werkenden. lijkheid. Het kan niet zo zijn dat burgers klagen over
Decem
De centra metkracl ten en t< centraal t te decent op de ge: lijkheden meentelij len tusse1 kent hie1 van gedel zijds hek beleid Of De rijksl 1985 tot men met weer ho! gebied te Conse~
)I
De nadn verse b dichtbij met goe• heid, na• crirninali validen, sluitstuk van de p• Een k ningen g tie van rr herenigi1 vernieu' delgrote gehaven• te recht> in te VOl ruimten reinigin! de hure1 juist in< verenigi nauw sa· van huu: heerder maatsch
S&_0121992
521 Goede en betaalbare woningen, tegengaan van maatschappelijk isolement, voldoende scholingsmogelijkheid en voldoende werkgelegenheid voor alle groepen in de samenleving zijn en blijven daamaast herkenbare PvdA-speerpunten. Decentralisatie
Decentralisatie naar gemeente en provincie wordt met kracht vorm gegeven. Niet door taken af te stoten en tegelijkertijd zeggenschap zoveel mogelijk centraal te houden. En ook niet door bezuinigingen te decentraliseren en vooral de risicos af te wentelen op de gemeenten, maar door taken, verantwoordlijkheden en zeggenschap over te dragen. De gemeentelijke zelfstandigheid mag leiden tot verschillen tussen gemeenten. Minder en beter beleid betekent hier enerzijds vereenvoudiging of afschaffing van gedetailleerde regelgeving van het rijk en anderzijds helder, overzichtelijk en herkenbaar algemeen beleid op kempunten. Punten die uitvoerbaar zijn. De rijksbijdrage aan het gemeentefonds, die van 1985 tot 1992 gerelateerd aan het Nationaal Inkomen met ruim 25 procent daalde, wordt geleidelijk weer hoger. Uitbreiding van het stedelijk belastinggebied ten koste van rijksbelastingen is acceptabel. Consequenties van actiif, doeltr1Jend beheer
De nadruk op beheer heeft consequenties voor diverse beleidsterreinen. Effectief beheer begint dichtbij huis in de eigen gemeente, onder andere met goed onderhoud, fysieke en psychische veiligheid, nadruk op de bestrijding van kleine en grote criminaliteit, goede zorg voor ouderen en mindervaliden, schone straten. En, met nadrukkelijk als sluitstuk, meer investeren in de uitvoerende taken van de politie die zichtbaar aanwezig moet zijn. Een kabinet met de PvdA zal zich meer inspanningen getroosten op het vlak van versnelde integratie van minderheden in de samenleving en zal gezinshereniging aan stringente regels binden. De stadsvernieuwing zal een nieuwe impuls krijgen. De rniddelgrote en grote steden krijgen extra geld om hun gehavende buurten en wijken op te knappen. Het is te rechtvaardigen om ter financiering huurbelasting in te voeren. Zichtbaar beter beheer van openbare ruimten wordt aantrekkelijk gemaakt door lagere reinigingsrechten en het niet verder verhogen van de huren. Daarnaast wordt het eigen woningbezit, juist in deze buurten, gestimuleerd. Woningbouwverenigingen werken bij buurt- en stedelijk beheer nauw samen met nieuw op te richten verenigingen van huurders en eigenaren en de gemeente, als beheerder van de open bare ruimte . Stedelijk beheer in maatschappelijke zin wordt versterkt door meer
wijk- en buurtvoorzieningen van extra murale aard op het vlak van gezondheidszorg en gezinszorg. lnvesteren in de toekomst: milieu, onderwijs en werk
Milieubeheer wordt met kracht voortgezet; het leefmilieu heeft grote prioriteit, wat ondermeer leidt tot intensivering van bodemsanering. Voor een goed beheer gericht op de toekomst is een optimaal onderwijssysteem van het grootste belang. De kwaliteit van het basisonderwijs wordt verder verbeterd, onder meer door kleinere klassen en betere betaling van onderwijskrachten . Ge"investeerd wordt in intensief onderwijs in achterstandssituaties. Vervolgonderwijs wordt financieel gekort als de resultaten in vergelijking met vergelijkbare scholen te wen en overlaat en in het omgekeerde geval beloond. W erkgevers worden verplicht een bepaald quotum minderheden in dienst te nemen of te scholen. Bedrijven worden belastingfaciliteiten geboden indien ze overgaan tot het oprichten van bedrijfsscholen. Met werklozen worden contracten gesloten met vastlegging van wederzijdse verplichtingen op het gebied van onderwijs en werk. Uitkeringsgerechtigden die niet ziek ofbejaard zijn en van wie is vastgesteld dat ze geen kans meer hebben op een reguliere arbeidsplaats worden verplicht 2 o uur per week te besteden aan maatschappelijk nuttige activiteiten. Niet-werkenden zijn op deze wijze solidair met werkenden. De PvdA zal zich inzetten voor meer op "maat gesneden uitkeringen . lndividualisering van uitkeringen wordt langzamerhand ingevoerd. Politieke democratie
Een grotere nadruk op beheer vergt een andere invulling van de politieke democratie. Met behoud van het primaat van het politieke bestuur, dat ook richtinggevend is op het terrein van normen en waarden, worden maatschappelijke organisaties maar ook commerciele organisaties vaker ingeschakeld. De politiek bepaalt het kader en het gewenste resultaat. Ook de burger krijgt meer ruimte in de politieke democratie. Er komt een besluitvormend referendum. De PvdA is voorstander van de gekozen burgemeester. Het gaat er - samenvattend - om de legitirniteit en doeltreffendheid van politiek beleid te vergroten: door uitvoerbaar beleid en een actief toezicht op naleving.
S&_0121992
522
Darwin of Kafka De Nederlandse verzorgingsstaat in
Het was even slikken toen degelijk nieuwe wijn in nieuwe zakken. ik de nieuwe lange termijnstudies van het Centraal Dit is niet Ianger een droge presentatie van onPlanbureau, Scannina the Future en Nederland in Driedoorgrondelijke modelberekeningen, maar een bevoud onder ogen kreeg. 1 Is het eerbiedwaardige instigrijpelijk verhaal in bijna PAUL DE BEER tuut in een mid-life-crisis gewone-mensentaal. De Econoom, medewerker van de verzeild geraakt, zo vroeg toon heeft zelfs af en toe Wiardi Beckman Stichtina ik mij af, en probeert het iets luchtigs. Bij het beeld daar nu met een verjondat wordt geschetst van de wereld (in het ene hoek) of gingskuur weer uit te koNederland (in het andere) over vijfentwintig jaar, men? Zo lang ik me kan herinneren onderstreepte het kun je je echt iets voorstellen. Het lijkt wei de quanPlanbureau zijn wat stoffige imago van betrouwbare tummechanica voor leken verklaard. Rekenmeester met een bewonderenswaardig eenHet c PB pretendeert overigens niet aan te geven vormige en saaie reeks publikaties. Ofhet nude talhoe de wereld of Nederland er over een kwart eeuw laze Onderzoeksmemoranda en W erkdocumenten zal uitzien, maar slechts hoe ze er uit zou kunnen zien. Er worden geen 'voorspellingen' gedaan, maar betrof, of de jaarlijkse hoogtepunten, de Macro Economische VerkenninB (MEv) en het Centraal Econoeen aantal contrasterende scenario's geschetst. 2 misch Plan (cEP), alle hadden ze dezelfde zakelijke, Deze scenario's, zo wordt in de inleiding van Nevaal-gele omslag en een al even weinig opwindend derland in Drievoud gesteld, zijn juist bedoeld om binnenwerk van grijze tekst, tabellen en een enkele recht te doen aan de fundamentele onzekerheid over wiskundige formule of grafiek. de toekomst (p.JS). In beginsel zou iedereen dan Maar neem nu eens Scannina the Future of Nederook haar eigen toekomstbeeld kunnen construeren. land in Drievoud ter hand. Oat voelt gelijk al heel De scenario's van het CPB hebben bij voorbaat niet anders: kloeke boekwerken met een glanzende ommeer geldingskracht of waarschijnlijkheid dan een slag, waarop, tegen een stemmige donkerbruine willekeurig ander scenario, mits dit intern consistent is, een zekere geloofwaardigheid heeft en een achtergrond met een stijlvol rood streepje, felgekleurde, van rood naar violet verlopende neonletaantal autonome trends (bijvoorbeeld ten aanzien van de demografische ontwikkeling) als uitgangsters op je af springen. Sla een van beide boeken open en het is alsof je per ongeluk door een Amerikaans punt neemt. De scenario's van het CPB zijn dan ook veel meer bedoeld om de grenzen af te tasten waarpopulair-wetenschappelijk werk bladert, zo onrustig oogt de bladspiegel. In- en uitspringende (tusbinnen zich de toekomst zal afspelen dan om het sen)koppen, vetgedrukte samenvattingen of terzijmeest waarschijnlijke toekomstbeeld in kaart te des, en naast de onvermijdelijke tabellen ook vele brengen. kleurige schema's en grafieken en zelfs paarse, groeDit heeft belangrijke consequenties voor het gebruik dat men van deze toekomststudie kan maken. ne en blauwe schutbladen om het begin van een hoofdstuk aan te geven. Ze kan door politici en beleidsmakers niet worden gebruikt als een vast referentiepad of een basisvaNieuwe wijn riant, waartegen men verschillende beleidsopties Oat maakt nieuwsgierig naar de inhoud . Want een kan afzetten. De studie moet, zoals het CPB zelf in nieuw imago meet je je natuurlijk nog niet aan door het slothoofdstuk aangeeft, worden gezien als een aileen een nieuw jasje. Maar de tekst blijkt het nieuhandreiking bij de 'strategische' discussie over het we uiterlijk alleszins te rechtvaardigen. Het is wei toekomstige beleid. Het CPB weigert nog Ianger de
2015
rol te sp gelijk he matie ov enkele st de discw leidkom namelijk Driel Uitgang! Nederlan
spectiev• concurn wichtspt econom het ged< perspec1 verteger gens het econom resultaa· individu van stor perspec kerheid gen lei< econom dit pers van de bedrijfs keling t trale eJ, nomisd aileen c Overhe maar.
1.
Scannl
'![the WOI Nederlan van deN, Centraal Uitgeve1 2. De ee dat het < de prete spellen. dat het s gen ging den voo gangspu reaHteit suggere• waarbij tieve uit ningen,
s&_o
rol te spelen van 'scheidsrechter' die bepaalt wie gelijk heeft, maar Ievert slechts achtergrondinformatie over een aantal lange termijn trends en doet enkele suggesties voor mogelijke invalshoeken voor de discussie. De verantwoordelijkheid voor het beleid komt daarmee te liggen waar ze hoort te liggen, namelijk bij de politici zelf. 3 Drie perspectieven, vier senario 's
Uitgangspunt voor zowel ScanninB the Future als Nederland in Drievoud vormen drie economische perspectieven, die ruwweg overeenkomen met drie concurrerende economische 'scholen'. Het Evenwichtsperspectief is gebaseerd op de neo-klassieke economische theorie, het Coordinatieperspectief op het gedachtengoed van Keynes, en het Vrije Marktperspectief op de (neo-)Oostenrijkse school (met vertegenwoordigers als Hayek en Schumpeter). Volgens het Evenwichtsperspectief is een evenwichtige economische ontwikkeling min of meer vanzelf het resultaat van het gedrag van ratione_el handelende individuen en een overheid die zich zoveel mogelijk van storend optreden onthoudt. In het Coordinatieperspectief daarentegen kan de fundamentele onzekerheid over de toekomst tot cumulatieve verstoringen leiden indien het optreden van verschillende economische actoren niet wordt gecoordineerd. In dit perspectief is dan ook een vee! actiever optreden van de overheid nodig, in samenwerking met het bedrijfsleven, om een stabiele economische ontwikkeling tot stand te brengen. Concurrentie is het centrale element in het Vrije Markt-perspectief. Economische vooruitgang is nooit pijnloos, maar kan aileen op de vrije markt tot stand worden gebracht. Overheidsingrijpen verslechtert de situatie aileen maar.
I. Scanning the Future. A long-term study '![the world economy I 990-20 I 5 en Nederland in Drievoud. Een scenariostudie van de Nederlandse economie I 990 - 20 I 5, Centraal Planbureau, Den Haag: sou Uitgeverij Plantijnstraat, I992. 2. De eerHjkheid gebiedt te erkennen, dat het c PB ook in het verleden nooit de pretentie had de toekomst te voorspellen. Telkenmale werd benadrukt dat het slechts om vooruitberekeningen ging die aileen geldingskracht badden voor zover de geformuleerde uitgangspunten en veronderstellingen realiteit zouden worden. Niettemin suggereerde de wijze van presentatie, waarbij de nadruk lag op de kwantitatieve uitkomsten van de modelberekeningen, een vee! grotere mate van
12 1992
Vol gens het c P B is het gevaarlijk om je eenzijdig op een van deze perspectieven te richten. In de praktijk zal een optimale mix van de drie perspectieven moeten worden gezocht, waarbij echter wei een ervan de meeste nadruk kan krijgen. Ik ga voorbij aan de vraag of de keuze van de drie perspectieven wei zo gelukkig is, maar volsta met de constatering dat ze geenszins vanzelfsprekend is. 4 Zo kan men zich afvragen wat nu eigenlijk het wezenlijke verschil is tussen het Evenwichts- en het Vrije Markt-perspectief. Het CPB lijkt het eerste vooral als een mooi theoretisch ideaal te zien en het tweede als een meer realistische visie op de marktwerking in de praktijk. Op deze plaats is het vooral van beJang te constateren, dat het CPB niet van een specifieke visie op het functioneren van de economie uitgaat, maar verschillende invalshoeken bruikbaar acht. De vier scenario's voor de wereldeconomie in ScanninB the Future worden gekenmerkt door een verschil in nadruk op deze drie perspectieven, al moet gezegd dat de relatie tussen de perspectieven en de scenario's niet altijd even helder is. Zo wordt niet erg duidelijk of de verschillen tussen de scenario's in de eerste plaats voortvloeien uit uiteenlopende interpretaties van hoe de wereldeconomie werkt of dat zij het gevolg zijn van verschillende beleidskeuzes. Heel summier kunnen de scenario's als volgt worden gekenschetst. In Global Shift is het Vrije Markt-perspectief dominant, hetgeen gepaard gaat met liberalisatie van de intemationale handel en een sterke technologische dynamiek. Het zwaartepunt van de wereldeconomie verschuift van de gebieden rond de Atlantische Oceaan naar die rond de Stille Oceaan: vooral de economieen van Japan en andere
exactheid dan de scenario's in de nieuwste studies. 3. Dat was natuurlijk vroeger ook al zo. Maar tot nu toe verscholen politici zich maar al te graag achter berekeningen en 'voorspellingen' van het CPB om hun argumenten kracht bij te zetten. Althans, als die voorspellingen in hun kraam te pas kwamen. Anders waagde een poHticus het nog wei eens om vraagtekens te zetten bij de veronderstellingen van het CPB, al kon men daarmee toch duidelijk minder eer inleggen. Zo weigerde Groen Links bij de Tweede Kamerverkiezingen van I989 als enige partij om zijn programma door het c PB te Iaten doorrekenen, omdat de modellen van het c PB niet
geschikt zouden zijn om de radicale beleidsvoorstellen van Groen Links, zoals een groentax, te verwerken. Dit zeer goed te verdedigen standpunt leverde Groen Links echter voornamelijk honende reacties en nauwelijks waardering op. Een stempel van goedkeuring door het c PB was blijkbaar een minimumeis om een verkiezingsprogramma serieus te nemen. 4· Zie daarvoor enkele bijdragen aan de discussie over Scanning the Future in ESB, met name H.W. deJong, 'Nostradamus in economenland' en H. Visser, 'Drie visies op economische ontwikkeling' in ESBvan IJ -5-I992 en D.Jacobs, 'Het CPB en de toekomst' inESB van I0-6-I992.
s &_o '2 1992
Aziatische Ianden groeien zeer sterk. Europa, dat onvoldoende inspeelt op zich wijzigende omstandigheden, moet vee! terrein prijs geven, maar Amerika stabiliseert zijn positie . Balanced Growth wordt gekenmerkt door een combinatie van de sterke elementen uit de drie perspectieven, waardoor internationale coi:irdinatie (vooral op het terrein van milieubeleid) kan samengaan met een sterke technologische dynamiek en een goede marktwerking. De economische groei is evenwichtiger over de verschillende regio's verdeeld dan in Global Shift. In European Renaissance is sprake van de vorming van handelsblokken en minder competitieve marktstructuren. Binnel) deze blokken ligt het accent op het Coi:irdinatieperspectief. De groei concentreert zich in Europa, waar de verdere integratie volgens plan verloopt, en het Verre Oosten; Amerika raakt achterop. Global Crisis is een soort worst case-scenario . Er worden protectionistische handelsblokken gevormd, diffusie van nieuwe technologieen wordt vertraagd en intemationale samenwerking (in het bijzonder op milieugebied) blijft uit. Het gevolg is dat de economische groei wereldwijd inzakt en zich aan het begin van' de volgende eeuw een voedselcrisis voordoet die fitmondt in een diepe mondiale recessie. Nederland's toekomstbeeld In Nederland in Drievoud wordt voor de eerste drie
van deze scenario's van de wereldeconomie een toekomstbeeld voor Nederland geconstrueerd . Omdat de gevolgen van het Global Crisis scenario volgens het c PB voor Nederland weinig afwijken van die van Global Shift, is op basis van Global Crisis voor Nederland geen apart scenario opgesteld. Het is belangrijk dat men zich realiseert, dat de drie scenario's in Nederland in Drievoud zich zowel onderscheiden door de 'exteme' gegevens ('memoranda' in CPB-jargon) met betrekking tot wereldhandel, prijspeil van invoer en uitvoer en dergelijke, als door de aard van het sociaal-economische beleid dat in Nederland wordt gevoerd. Dit betekent, dat de verschillende beleidsopties elk tegen een andere intemationale achtergrond worden gepresenteerd. Het voordeel daarvan is een grote variatie in toekomstbeelden . Een belangrijk bezwaar is echter, dat op deze wijze niet duidelijk wordt in hoeverre het Nederlandse beleid ertoe doet. De verschillen in uitkomsten tussen de scenario's zijn immers het gecombineerde effect van de intemationale ontwikkelingen en het nationale beleid . Daarbij heeft het bovendien iets verwarrends, dat deze scenario's in Nederland in Drievoud dezelfde Engelse naam dragen
als in ScanninB the Future, hoewel die naam niets te maken heeft met het in Nederland gevoerde beleid. Zo wordt tegen de internationale achtergrond van het Balanced Growth scenario in Nederland een 'vrije markt' -beleid gevoerd. Oat dit scenario in veel opzichten voor Nederland de gunstigste resultaten oplevert kan echter zowel zijn toe te schrijven aan de relatief gunstige ontwikkeling van de wereldeconomie als aan het in dit scenario gevoerde beleid. Niettemin bestaat het gevaar, dat sommigen hieruit toch zullen concluderen, dat de CPB-jury de beleidskeuze in Balanced Growth tot 'beste' heeft uitgeroepen. Het is bovendien wat merkwaardig, dat de keuze van de drie scenario's pas aan het eind van het rapport en dan nog heel kort, wordt gemotiveerd. Het CPB heeft ervoor gekozen om in elk van de scenario's het beleid in Nederland in grote lijnen te Iaten aansluiten bij dat van de Europese Gemeenschap. 'Het belangrijkste argument hiervoor is de sterke en nog verder toenemende verwevenheid van de Nederlandse en Westeuropese economieen, waardoor het voor Nederland steeds moeilijker wordt zich te onttrekken aan het algemeen Europees kli maat.' (p. 37 r) Deze opvatting mag onder politici en beleidsmakers zo langzamerhand gemeengoed zijn, zou je van een instituut als het CPB toch niet mogen verwachten, dat het de vanzelfsprekendheid hiervan juist in een lange termijn studie aan een kritisch onderzoek onderwerpt? W eliswaar wordt door het CPB de opvatting tegengesproken, 'dat er geen enkele bewegingsvrijheid meer overblijft voor nationaal sociaal-economisch beleid.' (p . 375) Maar lezing van het rapport laat toch in sterke mate de indruk achter, dat Nederland weinig anders kan doen dan zo goed mogelijk 'meedoen' met de rest van de wereld, of in ieder geval Europa. Hoewel de CPB-studie beoogt een strategische discussie over verschillende beleidsopties op gang te brengen, zou juist de indruk erdoor kunnen worden versterkt, dat er voor een kleine open economie als de Nederlandse nauwelijks iets te kiezen valt. Drie scenario's, twee beleidskeuzes
Oat neemt niet weg, dat de verschillende scenario's die het c PB schetst voldoende stof tot nadenken geven. Misschien is het daarbij, om de onderlinge vergelijkbaarheid te bevorderen, het beste om niet teveel acht te slaan op de verschillende internationale achtergronden waartegen de Nederlandse beleidskeuzes worden geschilderd. Eigenlijk gaat het in Nederland in Drievoud dan om slechts twee beleidskeuzes. Het Global Shift scena-
rioword1 breken v< rio waari beloop w kansen, ; gezien di Nederlan hoeft het scenario groei en heid en sterk op. kelingen bijstellin. laat. Ni{ dergelijk zen. Daa zeker no zijn. Ee1 rond eer nale uitd herzieni1 leid), va hetmee: sen op c van een Om< merkelij Shift SCI liggen, < ze, well ontbrek heid. T< sie niet voud we Global: minst ~ wreekt tegen ec zouden Europe: achterg leid als nadruk voerd i het Vri ontbret nen zijr van v1
s&_o
rio wordt namelijk vooral gekenmerkt door het ontbreken van een doelbewust beleid. Het is een scenario waarin de ontwikkelingen grotendeels op hun beloop worden gelaten, een scenario van de gemiste kansen, zoals het CPB het aanduidt (p.369). Aangezien dit scenario wordt geschetst tegen een voor Nederland ongunstige internationale achtergrond, hoeft het niet te verbazen, dat de uitkomsten in dit scenario tamelijk rampzalig zijn . De economische groei en werkgelegenheid stagneren, de werkloosheid en (daardoor) de collectieve uitgaven !open sterk op. Pas rond het jaar 2oo5 dwingen de ontwikkelingen, zo wordt verondersteld, tot een radicale bijstelling van het beleid, maar dan is het in feite a! te laat. Niemand zal uiteraard moedwillig voor een dergelijk beleid (ofbeter: ontbreken van beleid) kiezen. Daarmee hoeft het Global Shift scenario echter zeker nog niet het minst waarschijnlijke scenario te zijn. Een impasse in de politieke besluitvorming rond een aantal belangrijke nationale en internationale uitdagingen (zoals de Europese eenwording, de herziening van de verzorgingsstaat en·het rnilieubeleid), valt zeker niet uit te sluiten. De discussie over het meest wenselijke beleid zal zich evenwel toespitsen op de twee andere scenario's, waarin sprake is van een bewuste strategische beleidskeuze. Omdat deze beide andere scenario's een aanmerkelijk positiever beeld opleveren dan het Global Shift scenario, lijkt de conclusie voor de hand te liggen, dat een duidelijke en consistente beleidskeuze, welke dat ook is, in ieder geval beter is, dan het ontbreken van een duidelijke keuze of besluiteloosheid. Toch kan deze (op zichzelf plausibele) conclusie niet zonder meer op grand van Nederland in Drievoud worden getrokken, omdat, zoals gezegd, het Global Shift scenario uitgaat van de voor Nederland minst gunstige internationale ontwikkeling. Hier wreekt zich het feit, dat hetcPB de scenario's niet tegen een zelfde achtergrond heeft geschilderd. Hoe zouden de beleidskeuzes in Balanced Growth en European Renaissance het tegen de internationale achtergrond van Global Shift doen? Stel, dat een beleid als in European Renaissance, met een sterke nadruk op het Coordinatieperspectief, wordt uitgevoerd in een wereld die wordt gedomineerd door het Vrije Markt-perspectief waarin aile coordinatie ontbreekt. Zou het resultaat dan niet slechter kunnen zijn dan van een weinig doordachte mengelmoes van verschillende beleidsperspectieven, waarin
111991
vooral op ad hoc basis op de internationale ontwikkelingen wordt gereageerd? Nederland in Drievoud blijft bet antwoord op dergelijke vragen schuldig. Optutten rif cifslanken? Het nationale beleid berust in het Balanced Growth en het European Renaissance scenario op twee contrasterende visies op de sociaal-econornische rol van de overheid. Je zou ze- hoewel het CPB dat niet doet- kunnen aanduiden als resp. het Angelsaksische en het Zweedse model. Met wat meer woorden zou je ze kunnen kenschetsen als respectievelijk een ontspannen, maar harde, Darwinistische waarborgstaat en een royale, maar strenge, Kafkaeske verzorgingsstaat. 5 Sommigen zullen misschien simpelweg van een 'rechts' en een 'links' scenario willen spreken. Het verschil tussen beide opvattingen over de rol van de overheid concentreert zich op de collectieve uitgaven, en vooral de sociale zekerheid. In European Renaissance wordt onze 'royale' verzorgingsstaat grotendeels intact gelaten. Hij wordt weliswaar van wat franje ontdaan (de werkloosheidsuitkeringen blijven bijvoorbeeld iets achter bij de loonontwikkeling), maar tegelijk ook wat opgetut (de duur van de vervolguitkering van de ww wordt verlengd, de AOw-uitkering en de kinderbijslag worden extra verhoogd). Maar daarvoor is wei vereist, dat iedereen a! het mogelijke doet om de verzorgingsstaat in stand (dat wil vooral zeggen: betaalbaar) te houden. Dit veronderstelt in ieder geval een redelijke consensus over het sociaal-economische beleid en bereidheid tot samenwerking en discipline. Het Coordinatieperspectief vormt dan ook de centrale invalshoek in dit scenario. Uitkeringsontvangers worden strikt aan hun plichten (tot scholing en acceptatie van werk) gehouden, op straffe van forse sancties. De vakbonden accepteren dat belemmeringen in c Ao 's voor de creatie van laagbetaalde banen (bijvoorbeeld te hoge laagste loonschalen) worden weggenomen, terwijl de werkgevers zich verplichten om meer laaggeschoolden aan te nemen.
In Balanced Growth daarentegen, vormt het Vrije Markt-perspectief het leidende beginsel. De overheid vertrouwt hier niet op de bereidwillige medewerking van de sociale partners, maar streeft ernaar de tucht van de markt te Iaten heersen. Dit vormt de reden voor een 'fundamentele herijking van de ver-
5· De vergelijking met Darwin en Kafka wordt op p.378 door het CPB zelf gesuggereerd.
Scl\_0121992
526 zorgingsstaat' (p.••7), waarvan het opvallendste element de invoering van een gegarandeerd en gelndividualiseerd basisinkomen is. Voor degenen die het basisinkomen in de eerste plaats met radicaal links (zoals de PPR, de Voedingsbond FNV en de Werkplaats Basisinkomen) associeren, mag dat nogal verrassend klinken. Een basisinkomen zoals het CPB dat beschrijft, in de vorm van een negatieve inkomstenbelasting, is echter al jaren geleden door een ' rechtse' econoom als Milton Friedman bepleit. In zijn visie - die door het CPB in Balanced Growth wordt overgenomen - is een laag basisinkomen juist een uitstekend middel om de markt de vrUe hand te kunnen geven. Dit betekent niet, dat het CPB voor een aedeeltelijk basisinkomen kiest dat zo laag is dat men wei gedwongen wordt er een inkomstenbron bij te zoeken (zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid eerder in zijn rapport Waarboraen voor zekerheid6 heeft bepleit). Het niveau van het basisinkomen wordt in het jaar 2o •5 op de helft van het sociaal minimum van een (echt)paar vastgesteld. Bovendien is het 'tempo van invoering ( ... ) zodanig dat voor alleenstaande sociale minima zonder arbeidsinkomen geen koopkrachtverliezen ten opzichte van 1990 optreden' (p.119). Maar dit zal wei worden gerealiseerd in een wereld waarin, dankzij de gestage econornische groei, de koopkracht van de gemiddelde werknemer met 7 2 procent is toegenomen . De relatieve inkomenspositie van een alleenstaande die uitsluitend het basisinkomen ontvangt, zal derhalve in 2o 15 aanmerkelijk zijn verslechterd ten opzichte van de huidige alleenstaande die van de bijstand moet rondkomen. Het CPB benadrukt dan ook, dat degenen die uitsluitend op het basisinkomen zijn aangewezen, flink achterop raken. Overigens worden bejaarden daarbij ontzien; zij krijgen een hoger basisinkomen. De invoering van de negatieve inkomstenbelasting gaat gepaard met een ingrijpende afslanking van de verzorgingsstaat. De duur van de loongerelateerde uitkeringen (ww en zw /wAo) wordt beperkt tot twee jaar. Aile andere aanspraken op een sociale uitkering hoven het basisinkomen moeten door rniddel van aanvullende particuliere verzekeringen worden geregeld. Pensioenen worden volledig gelndividualiseerd en daarmee vee! meer het resultaat van individuele keuzes, waarbij evenwicht bestaat tussen baten (pensioenaanspraken) en lasten (pen-
sioenprernie). In de zorgsector worden prikkels ('incentives') en concurrentie vergroot door eigen bijdragen en eigen risico's van de gebruikers en een krachtig mededingingsbeleid gericht op de verzekeraars en verstrekkers . Dat de vrije markt in dit scenario centraal staat, betekent niet dat de overheid zoveel mogelijk terugtreedt. Op verschillende terreinen is sterkere regulering juist nodig om een goede marktwerking en concurrentie te bevorderen. Kartelvorrning wordt tegengegaan en vrije vestiging van 'vrije' beroepsbeoefenaren (zoals notarissen en specialisten) bevorderd . Algemeen verbindend verklaring van CAOafspraken vindt aileen nog plaats wanneer het afspraken met zogeheten positieve externe effecten betreft (zoals ten aanzien van scholing en arbeidsplaatsen voor kansarme groepen). Ook het prijsbeleid wordt zoveel mogelijk marktconform: prijssubsidies voor landbouw, volkshuisvesting en openbaar vervoer worden verminderd of afgeschaft en in de prijs van het autogebruik worden de externe effecten (zoals luchtvervuiling) in rekening gebracht. Er wordt verondersteld, dat op mondiaal niveau overeenstemming wordt bereikt over de invoering van een co 2 -heffing, waardoor het energieverbruik flink wordt afgeremd. Verder wordt er door de overheid meer in onderwijs en (fysieke) infrastructuur genvesteerd. In feite stelt het CPB dat zowel de beleidskeuze in European Renaissance als die in Balanced Growth werkt, of in ieder geval kan werken. In beide scenario's is er sprake van een gestage groei van produktie en werkgelegenheid, nemen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid fors af en wordt de belasting van het natuurlijk milieu verrninderd (zonder dat overigens in 2 o 15 a! van een 'duurzame ontwikkeling' kan worden gesproken). Dat opal deze gebieden Balanced Growth (het Angelsaksische model) in kwantitatief opzicht wat beter scoort dan European Renaissance (het Zweedse model), kan wellicht grotendeels worden toegeschreven aan de wat gunstiger internationale ontwikkelingen in het eerste scenario, a! valt toch moeilijk aan de indruk te ontkomen, dat het CPB wei degelijk een voorkeur voor deze beleidskeuze wil uitspreken. Zomermaanden
Wat moet je als politieke partij nu met een toe-
6. WRR, Waarboraen voor zekerheid. Een nieuw stelsel voor sociale zekerheid op horifdlijnen, Rapporten aan de Regering 26, Den Haag: Staatsuitgeverij, 1985 .
komststud de eerste r de hoek v vernomen zijn: een < een derge: dat men f zoekt mer gramma s (en verve gaan), ofv afwijst or onderste vruchten dragen, li maanden Drievoud ~
Nu dt ligt en de bezig zijn met Nede tweemo1
De eerstt Europear vormt da beleid te1 nario ver die de p, Commis: Aan de 'verwor, loongere arbeidSO' en uitker ke verb• zekerhei Aangezit gunstige ven/acti naar 81 57 tot 5• lectieve om van• geheel a Nederlan
euze he1 sporing harding
S&._0121992
5 27 komststudie als Nederland in Drievoud? Op grond van de eerste reacties zou je haast zeggen: niets; want uit de hoek van de politiek is tot nu toe vrijwel niets vernomen . Toch hoeft dat niet verontrustend te zijn: een onmiddellijke reactie van 'de politiek' op een dergelijk lijvig rapport betekent maar a! te vaak, dat men er zo snel mogelijk vanaf wil zijn. Ofwel zoekt men een paar zaken die ook in het partijprogramma staan om het rapport te kunnen omhelzen (en vervolgens op de oude voet voort te kunnen gaan), ofwel pikt men een paar dingen eruit die men afwijst om het rapport met een gerust hart in de onderste Ia te kunnen schuiven. Om de beoogde vruchten - een 'strategische beleidsdiscussie' - te dragen, lijkt het beter als de politici er de zomermaanden voor hebben uitgetrokken om Nederland in Drievoud grondig te bestuderen. Nu de zomer echter a! geruime tijd achter ons ligt en de politici a! weer met vee! dringender zaken bezig zijn, wil ik een suggestie doen wat de PvdA met Nederland in Drievoud aan moet. lk zie globaal twee mogelijkheden. De eerste en gemakkelijkste reactie zou zijn, dat het European Renaissance scenario een bevestiging vormt dat de PvdA op de goede weg is. Vooral het beleid ten aanzien van de verzorgingsstaat in dit scenario vertoont vee! overeenkomsten met de koers die de PvdA het afgelopen jaar7- zoals die door de Commissie Wolfson is aangegeven - heeft uitgezet. Aan de ene kant vasthouden aan de belangrijkste 'verworvenheden' van de verzorgingsstaat (zoals loongerelateerde uitkeringen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid en de koppeling tussen lonen en uitkeringen), aan de andere kant een aanmerkelijke verbetering van de uitvoering van de sociale zekerheid en een vee! actiever arbeidsmarktbeleid. Aangezien het CPB laat zien, dat een dergelijk beleid gunstige resultaten afwerpt (de verhouding inactieven/ actieven loopt terug van de huidige 86 per 1 oo naar 81 per 1 oo, de collectieve uitgaven dalen van 57 tot 54% van het nationaal inkomen en ook de collectieve lasten kunnen iets omlaag), is er geen reden om van de ingeslagen weg af te wijken, laat staan een geheel andere marsroute uit te stippelen. Kortom, Nederland in Drievoud geeft geen aanleiding tot serieuze heroverwegingen; het vormt hooguit een aansporing om het ingezette beleid met des te meer valharding voort te zetten.
Een andere reactie daarentegen, zou kunnen luiden, dat het voor een politieke partij vruchtbaar is om haar opvattingen van tijd tot tijd te toetsen aan andere prikkelende ideeen. Ook als ze besluit vast te houden aan haar eigen ideeen, dan kan ze dat in ieder geval met des te meer overtuiging doen . De PvdA zou zich dan ook eens serieus in de verdiensten van het Balanced Growth scenario moeten verdiepen. Maar is er dan niet aile reden voor de PvdA om de beleidskeuzen uit dit scenario te verwerpen? W ordt daarin de verzorgingsstaat niet bijna volledig uitgekleed en de vrije markt kritiekloos omhelsd? Toch is het te gemakkelijk dit scenario aileen op grond van een dergelijke oppervlakkige indruk te verwerpen. Om te beginnen zouden de uitkomsten van dit scenario de PvdA te denken moeten geven. De kwantitatieve resultaten mogen dan, vanwege de gunstige internationale context, wat geflatteerd zijn, de prestaties op het gebied van economische groei, werkgelegenheid en milieu liegen er niet om. Als het de PvdA in de eerste plaats om de resultaten is te doen en niet zozeer om de mid de len, is daarin a! voldoende reden gelegen om het scenario aan een nader onderzoek te onderwerpen. Maar ook de 'fundamentele hervorming' van de collectieve sector bevat aspecten die voor de PvdA het overwegen waard zijn. Vooral de wijze waarop de sociale zekerheid en het belastingstelsel door de invoering van een negatieve inkomstenbelasting in elkaar worden geschoven heeft aantrekkelijke kanten . Het zou tot een belangrijke stroomlijning van en betere afstemming tussen verschillende ~nko mensoverdrachten kunnen leiden. Maar ook een 'grote uitruil' tussen allerlei subsidies (bijvoorbeeld voor volkshuisvesting) en de inkomstenbelasting ook wei aangeduid als 'balansverkorting' - om daarmee het 'rondpompen' (zoals Flip de Kam het pleegt te noemen) van geld van de burger naar de overheid en weer terug, te verminderen, zou van de zijde van de PvdA wat meer serieuze aandacht verdienen. W ellicht het belangrijkste bezwaar dat van PvdA-zijde tegen deze 'grote operatie' zou kunnen worden ingebracht is, dat de inkomensverschillen in dit scenario aanmerkelijk toenemen . Dit wordt echter veroorzaakt doordat sommigen (werkenden) er sterk op vooruit gaan en niet doordat anderen (uitkeringsgerechtigden) reeel erop achteruit gaan. Gezien het huidige kabinetsbeleid lijkt een dergelijke ontwikkeling inmiddels ook door de PvdA te wor-
7. Commissie Wolfson, Niemand aan de kant. Om de toekomst van de verzorgingsstaat, Amsterdam: Partij van de Arbeid, januari
199 2.
-
5&_0121992
den aanvaard. Het betekent natuurlijk wei het einde van het streven naar een parallelle inkomensontwikkeling.
kunnen zijn, dat men op geen van beide terreinen zijn doeleinden realiseert.
Het streven naar een marktconform beleid stelt de PvdA - en het coA trouwens niet minder - mogelijk voor een lastig dHemma. In het Balanced Growth scenario is er geen ruimte voor het del en van verantwoordelijkheden met de sociale partners. Bepaalde zaken (denk aan de sociale zekerheid) zijn ofwel de verantwoordelijkheid van de overheid, ofwel van het particuliere initiatief. In het laatste geval is het geen taak van de overheid om afspraken tussen bij voorbeeld vakbonden en werkgeversorganisaties aan anderen bindend op te Ieggen. Momenteel bestaat bij de PvdA de neiging om in sommige gevallen marktconforme instrumenten te hanteren (denk aan regulerende heffingen) en in andere gevallen in overleg en samenwerking met het maatschappelijk middenveld tot afspraken te komen (denk aan milieuconvenanten en het algemeen verbindend verklaren van CAo's). Door de wijze waarop het Balanced Growth en het European Renaissance scenario tegenover elkaar worden geplaatst, suggereert het CPB evenwel dat er een scherpe keuze tussen beide beleidslijnen moet worden gemaakt. Of dat terecht is, kan men betwisten. Maar het is evenmin vanzelfsprekend, dat men naar believen voor bet ene en dan weer voor het andere kan kiezen. lmmers, als men op het ene beleidsterrein een goede marktwerking tracht te bevorderen, maar deze op een ander terrein weer frustreert, zou het resultaat wei eens
Er is echter geen reden om bij voorbaat ervan uit te gaan, dater slechts een keuze mogelijk zou zijn tussen het beleid van Balanced Growth en dat van European Renaissance. 8 Het moet voor de PvdA juist een uitdaging zijn om een meer 'linkse' variant van het Balanced Growth scenario te ontwerpen, waarin bijvoorbeeld integratie van de minimumuitkeringen in de belastingheffing gepaard gaat met het handhaven van de wettelijk geregelde bovenminimale uitkeringen. Hoe een dergelijke 'linkse' variant van het 'rechtse' beleid in Balanced Growth er precies zou moeten uitzien en zou uitwerken, valt niet een, twee, drie aan te geven. Maar het zou zeker de moeite waard zijn als de PvdA zich daarin eens serieus zou verdiepen.
Een uitgestoken nek
8. In de Sociale nota '99 3 (Tweede Kamer, '992 - 1993, 22 8o2)stellende bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Vries en Ter Veld, dat het mogelijk is 'het goede van
Het Centraal Planbureau heeft met de publikatie van Scannin9 the Future en Nederland in Drievoud zijn nek uitgestoken. Door het arbitraire en geconstrueerde karakter van zijn toekomstscenario's te onderstrepen, stelt het c PB zich bewust kwetsbaar op en legt daarmee zijn haast onaantastbare positie als 's Rijks orakel van Delphi in de waagschaal. Voor de kwaliteit van het politieke debat over het sociaal-economische beleid kan dat geen kwaad. Het is nu aan de politici om het voorbeeld van het CPB te volgen en hun eigen toekomstbeelden te ontwerpen.
beide scenario's met elkaar te verenigen. ( ... ) Het is niet juist de nadruk op de vrije markt en intensivering van coordinatie als tegengestelden te zien.' (p.r4) Mijns inziens Iaten zij in hun
korte reactie op Nederland in Drievoud echter niet overtuigend zien hoe beide benaderingen met elkaar kunnen worden verzoend.
illegal bijna hiern
w
woon in het die w eerstg ve re' land v er eer man • van d York ten v1 onder als di1 krach Polen D getro· nen i! een n moei: land geh01 met' voelt D titels Maar nigal ons J, niet t dime:
c. Degr
sene straft niet' vere:
D
mach de st
S&_0121992
Over illegalen J.
WALLAGE
Staatssecretaris van Illegalen, zo zegt het woord Militaire bescherming, beOnderwijs . en Wetenschappen lastingheffing, regels om bijna per definitie, horen interne conflicten ordentehier niet. lijk te beheersen maakten W aarom raken die paar woorden 'verwijderen' en 'verdwijnen' ons dan zo het binnen aantrekkelijker dan buiten . Vaak - niet in het ruggemerg? Omdat het problemen bloot legt altijd - geeft een gemeenschappelijke taal uitdrukdie we liever niet willen zien. Het gelijk van de king aan wat geleidelijk identiteit wordt. eerstgeborene is een kwetsbaar gelijk. Ons exclusieWaar vee! van deze regels de status quo dienden, bracht de handel de dynarniek. Aan de grens vond de ve recht op de rijkdom en de voorzieningen van dit land worden vooral geschraagd door het feit dat wij afweging tussen andermans en eigen belang plaats. er eerst waren. Toen Mario Cuomo en Lew LehrBegeerde goederen mochten naar binnen, besmettelijke ziekten liever niet. Noodzakelijke arbeidsman campagne voerden om het gouverneurschap krachten waren welkom, gevreesde concurrentie op van de staat New York stelde Lehrman voor New de arbeidsmarkt heel wat minder. En altijd was er York te sluiten voor nieuwe immigranten. 'We zitten vol' was zijn even eenvoudige als doeltreffende dat gelijk van de vismarkt. De Iegaliteit staat alleronderbouwing. Cuomo won het debat toch: 'Lew, eerst ten dienste van de winnaars en pas dan van de verliezers. En op de voorwaarden van de eersten. als die wetten van jou aan het begin van de eeuw van kracht waren geweest was noch jouw grootvader uit Gemeenschappelijke arrangementen hebben de Polen noch de mijne uit Italie hier binnengekomen.' grens tussen binnen en buiten verder versterkt. De De grens tussen legaal en illegaal wordt niet getrokken door wie buiten staat, maar door wie binverzorgingsstaat is een onderlinge waarborgstaat: nen is. En binnen is binnen. Waar legaliteit meestal help jij mij dan help ik jou. Maar het is wei de solidaeen natuurlijk gezag heeft is dat met verblijfstitels riteit van de contributiebetalers. En al binnen de moeizamer. De joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsgrenzen wankelt dat wederzijds hulpbetoon. Niet land werden legaal buiten de deur van ons land zozeer de calculerende als wei de afwentelende burgehouden. Toelating had onze goede betrekkingen ger verschraalt het draagvlak. Het leidt tot een hermet de boze buur kunnen schaden. Wie terugkijkt nieuwd normbesef waarin gezocht wordt naar een voelt slechts schaamte. eigentijds equivalent van 'wie niet werkt zal ook niet eten'. Men moet niet aileen contributie betalen om De wereld van grenzen, paspoorten en verblijfstitels is het domein van het juridisch definieerbare. mee te blijven delen, maar ook overigens eigen bijMaar het leert ons over de werkelijkheid net zo weidragen leveren. Voor Gasten aan Tafel is steeds rninnig als de voorschriften over wettige betaalmiddelen der ruimte, zelfs al hebben ze een geldige verblijfstions leren over de waarde van de gulden. Oat pleit tel. Er vormt zich ook zonder de aanwezigheid van niet tegen die voorschriften, maar voor een meer- illegalen een legale, niet participerende onderklasse dimensionale verkenning dan het formele aileen. (wit en zwart), jegens wie het geldende gelijk-oversteken principe maar aarzelend wordt toegepast. Contributiebetalers Nu zou dit alles nog tot een vraagstuk van geleiDe grens tussen mijn en dijn, tussen wij en hun, tusdelijkheid en maatvoering kunnen worden verklaard als zich in historisch opzicht niet een revolutie volsen eigen en vreemd is van aile tijden . Als Kai'n gestraft moet worden omdat hij zijn broeder's hoeder trok. Het einde van de geschiedenis is misschien niet niet wil zijn geeft God een zware straf: ' ... een zwerdaar, dat van de nationale staat kondigt zich onmisver en een vagebond zult ge zijn op de aarde ... ' kenbaar aan. De zeggenschap over grondgebied, van fysieke Net op het moment dat sommigen bepleiten de machtsuitoefening tot geformaliseerde regels heeft Internationale niet meer te zingen heeft hij zich volde stad-staat, het burgerschap, de natie gemaakt. trokken . De wereld is een marktplein . Handel,
s&..o•21992
530 bankwezen en communicatie spelen zich, bijna ongehinderd door landsgrenzen, wereldwijd af. Europa trekt zijn consequenties, hoe moeizaam dat ook gaat. Vrij verkeer van personen en goederen binnen Europa maakt dat onze grens niet meer bij Roosendaalligt, maar in Zuid-Spanje, niet meer bij Lobith maar bij bet !Jzeren Gordijn, onzaliger nagedachtenis. Het is de spanning tussen open grenzen en voor illegal en gesloten voorzieningen waar wij nu op stuiten. Kon de stad-staat de poorten sluiten, de afgrendeling van ons eigen belang is heel wat complexer. Eerlijk deleR Deze spanning wordt nog vergroot door ongehoorde verschillen in welvaart tussen Ianden in Oost en West, Zuid en Noord en een mobiliteit die ook · geheel nieuwe dimensies heeft gekregen. Alles bijeen staat niet alleen de legitimiteit van ons handelen ('streng maar rechtvaardig' zeggen we), maar ook de effectiviteit ervan ter discussie: wie immers het vraagstuk van de ongenode gasten af doet met 'ze · moeten er uit', zal tenminste moeten erkennen dat 'ze' er met open grenzen ook zo weer in zijn. Deze situatie confronteert ons vooral met veel ongerijmdheden in ons eigen denken en handelen. 'Eerlijk delen' zeiden we. Oat kost ons voor wie hier legaal verblijft al de grootste moeite, voor wie buiten staat hebben we de solidariteit op afstand, ontwikkelingssamenwerking geheten. Steeds vaker wordt dat budget aangesproken om binnenlandse problemen met aanwezige buitenlanders op te lossen, een vervuiling van begrippen en intenties waar Jan Pronk zich terecht tegen keert. Wanneer op moreel goed te verdedigen gronden wordt bepleit het onderscheid legaal/illegaal van zijn scherpte te ontdoen moeten de consequenties daarvan met name voor de legaal hier verblijvenden goed worden bezien. Bij gebrek aan landsgrenzen verleggen we de streep tussen mijn en dijn naar de voorzieningen. Aanspraak op die voorzieningen wordt ontleend aan de verblijfsstatus. Wie het met het begrip illegaal wat minder nauw wil nemen ontneemt vee! migranten bun sterkste argument op volledige participatie, namelijk.hun rechtmatige aanwezigheid, burger als alle andere. En dat probleem wordt met de in redelijkbeid te verwachten aanzuigende migratie alleei-1 maar groter. Maar dat is niet de enige ongerijmdheid. Een van de kerndoelen van de verzorgingsstaat is de garantie van een aantal basisveiligheden voor iedereen. De gezamenlijke arrangementen waren van minimumloon tot oudedagsvoorziening, van verzekering te-
gen werkloosheid tot bescherming tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid ook bedoeld om een onderklasse te voorkomen. Althans binnen de toen nog afgegrendelde landsgrenzen. De illegaal werkt vaak niet aileen beneden het minimumloon, bij ziekte wordt er niet doorbetaald, bij invaliditeit is er geen basis voor bestaanszekerheid. Dezelfde sociale voorzieningen die ons land voor buitenlanders zo aantrekkelijk maken verliezen hun binnenlandse universele betekenis naarmate bet aantal illegalen toeneemt. Bij premiebetaling door illegale werknemers ontstaat een schemerzone, die aan deze paradox niet wezenlijk afdoet. Natuurlijk men kan dit - met Abram de Swaan zien als een vorm van internationale herverdeling van welvaart, wat we niet brengen komt men wei halen. Maar waar het stelsel al bijna kantelt onder de last van zwarte en grijze circuits van hier legaal verblijvenden is er weinig fantasie nodig om zich de opstand van de contributiebetalers vroeger of later voor te stellen. Het zal er toe leiden dat vee! collectieve arrangementen gei'ndividualiseerd zullen worden, gemeenschappelijke basispakketten zullen versmallen, wie zich kan bijverzekeren gaat zijn gang maar. Zo bezien leidt al te makkelijk solidariteitsdenken snel tot zijn eigen teloorgang. De risico's van 'ieder voor zich' zien we in de Verenigde Staten. Velen waren daar via hun werk individueel verzekerd tegen ziekte en invaliditeit. Wie daar zijn baan verliest raakt ook zijn sociale zekerheid kwijt. Dertig miljoen onverzekerde Amerikanen hopen dat President Clinton een gemeenschappelijk draagvlak weet te organiseren voor individuele medische kosten. Het vraagstuk van mensen zonder geldige verblijfstitel gaat dan ook niet alleen over het handhaven van de rechtstaat, maar zeker zo zeer over het handhaven van de verzorgingsstaat. Het sociale contract is een afspraak tussen de deelnemers, geen voorziening met een onbeperkte open inschrijving. Bij het verder vervagen van de grens tussen mensen met en zonder een geldige verblijfstitel komen ook die twee arbeidsmarkten die zich bij ons hebben ontwikkeld in een ander Iicht te staan. Die ene, de officiele en die andere, die Felix Rottenberg 'de derde wereld aan de Noordzee' noemde. Nu bevinden op die laatste markt vraag en aanbod zich in het illegale: werkgevers behoren niet onder het minimumloon te betalen, werknemers horen een verblijfsvergunning te hebben. Wie die markt wil witten zal vroeger of later de prijs van een principiele discussie over de functie van het minimumloon
moete ningv ken da doend zegge1 bewal< en arl gevol! ogen1 Re De sci tij dui herlei de we arbek hetoF banie1 aal-de maar conte land; staat, de pa: tiek e E1 woor berge no em vaaki Gem• de pr
s&..o
121992
531 moeten betalen. Het is niet aannemelijk dat de beloning voor eenvoudig werk zo zal worden opgetrokken dat het aanbod op de officH!le arbeidsmarkt voldoende zal zijn. Wie geen grens wil trekken, dat wil zeggen, of die oude door douane en marechaussee te bewaken grens, of die nieuwe rond voorzieningen en arbeidsmarkt, moet wei consequent zijn en de gevolgen daarvan voor onze verzorgingsstaat onder ogen zien. Retoriek
De scherpte van het debat over illegalen in onze partij duidt op diepe onzekerheid. Vee! daarvan valt te herleiden tot een onverwerkt verleden. Toen tussen de wereldoorlogen de ultieme poging werd gedaan arbeiders over de grenzen heen te organiseren tegen het opkomend fascisme gebeurde dat onder die oude banier 'arbeiders hebben geen vaderland'. De sociaal-democratie behield zijn intemationale idioom, maar verankerde zich steeds meer in de nationale context. Na 1945 verdiepte die band met het eigen land; de regeringsdeelname bracht de verzorgingsstaat, die op zijn beurt de verzoening bracht tussen de partijen die een generatie eerder elkaar nog politiek en maatschappelijk naar het Ieven stonden. En hoewel velen onze intemationale verantwoordelijkheid levend trachtten te houden, Tinbergen, Mansholt en Pronk om slechts enkelen te noemen, blijft verbondenheid met de allerarmsten vaak in retoriek steken. Onze inbedding in Europese Gemeenschap en Atlantisch Bondgenootschap is in de praktijk van alle dag vele malen sterker dan onze
feitelijke betrokkenheid bij de Derde Wereld. De val van de Muur brengt de armoede fysiek en psychologisch dichterbij, maar dat leidt eerder tot defensief gedrag dan tot een bevrijdend nieuw gebaar van intemationale solidariteit. Zo bezien is het te begrijpen dat velen onze schuld jegens de armsten ten dele denken te vereffenen door de illegale economische gelukzoekers in ons land maar te gedogen. Tussen twee uitersten zullen we op de tast verder moeten. Niet de illusie Iaten voortbestaan dat met een consequent maar humaan uitwijzingsbeleid oorzaken van de aanwezigheid van illegalen worden weggenomen. Grote welvaartsverschillen, open grenzen en toenemende mobiliteit zullen Ianden als de onze eerder meer dan minder confronteren met mensen die de welvaart zelfkomen halen. Maar ook die andere uitweg, gedogen, of dan ten minste het gedogen van het gedogen, is ons niet gegeven. Het zal de positie van legale migranten geleidelijk ondermijnen, het beperkt het draagvlak voor voortgaande immjgratie van politieke vluchtelingen en ontheemden, het zal de druk op beperking van gezinshereniging doen toenemen en het versterkt de nu al aanwezige erosie van onze sociale zekerheid. En hovena!: waar angst en onzekerheid bij de autochtone bevolking nu al leidt tot bedenkelijke signalen van vreemdelingenhaat jegens voluit tot participatie gerechtigde rnigranten zal een vervaging van de grens tussen legaal en illegaal die veenbrand alleen maar aanwakkeren. De humaniteit is gediend m~t de nuance.
s &..o • 2 1992
532 BOEKEN
Een paar stappen te we1mg N . F. Roest bespreekt: Varia!ie in Bestuur. Een visie op lokaal bestuur, reoiovormina en provincie.
Commissie DeZeeuw, Centrum voor Lokaal Bestuur/ Wiardi Beckman Stichting, Amsterdam, 1992 .
INHOUD
Lokaal bestuur Van Thijn
In de eerste helft van de jaren 'So werd een jarenlange discussie over de 'reorgarusatie van het binnenlands bestuur' door de toenmalige regeringscoalitie van CDA en vvo als een nachtkaars gedoofd . Via 'verlengd lokaal bestuur' moesten regionale problemen voortaan maar worden opgelost door samenwerking van gemeenten. Daartoe werd de Wet gemeenschappelijke regeling (wGR) verrueuwd. De PvdA verzette zich destijds vergeefs tegen deze gang van zaken. Zij wees op de noodzaak van bestuur op regionale schaal. Daarvoor was door het kabinet-Den Uyl voorgesteld om 'regionale doe-provincies' te vormen, waarin de bestaande provincies zouden opgaan. Ons verzet tegen de toenmalige regeringsonmacht mocht niet baten. Sterker nog, de bestaande regionale besturen in Rijnmond en de agglomeratie Eindhoven werden opgeheven. Een op dat moment ogenschijnlijk klein wapenfeitje van de PvdA was een motie van van de Kamerleden Stofl"elen en Alders, waarin werd uitgesproken dat de Wet gemeenschappelijke regelingen 'geen bevredigende bestuurlijke oplossing' zou bieden voor de grootstedelijke agglomeraties. In die motie werd de regering verzocht in overleg met de betrokken
gemeentebesturen te zoeken naar de 'meest geeigende bestuurlijke structuur' voor de grootstedelijke regia's. De motie - aangenomen met de steun van vvo en D66, terwijl CDA, PPR en klein rechts tegen waren - werd door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken naast zich neergelegd. Ook de (groot)stedelijke regia's moesten zich maar zien te redden met deW GR. Wie weet hoe het toegaat in intergemeentelijke samenwerking in stedelijke gebieden, zal het niet verbazen dat Stoffelen en Alders gelijk kregen. Wel gebeurde dat vee) sneller dan verwacht werd. Want al in 1989 werd door verschillende deskundige instanties (Commissie-Montijn,WRR,RBB) geconstateerd dat het bestuur in de grootstedelijke regia's niet was berekend op de taken die vervuld moesten worden. De RBB noemde het gebruik van de w GR in deze gebieden 'ineffectief, inefficient en moeilijk democratisch controleerbaar'. Deze constateringen zetten een bestuurlijk-organisatorisch (groei)proces in gang - aangeduid met termen als 'Bestuur op Niveau' (BoN) en 'Kaderwet bestuur in verandering' - dat stapsgewijs moet leiden tot een krachtig en volwaardig regionaal bestuur in de (groot)stedelijke gebieden. De gebieden moeten binnen een aantal jaren beschikken over een bestuurslichaam dat beslissingen kan nemen en (doen) uitvoeren, waarvoor de bevoegheden nu nog bij de afzonderlijke gemeenten, provincies, functio nele bestuursvormen of het rijk berusten. Gelet op het gewicht van de taken en bevoegdheden van deze stadsgewestelijke bestu-
ren, is van het uiteinde Ik ga proces l mer ken is het o noodza< waardig niet me lend is Tweed1 zaak. B en PvdJ die in d derhek CDA
Die ee niet aa omwa met de baar b mers, delijke stuurs' gevolg heden het zullen zelfs ' naarm sturen Ov wem• zijn d uitgd weld: de-K2 ringsr punt datu voud veell tOt V<
de pr wil h stad circa bestt
s&..o 121992
533 BOEKEN ren, is rechtstreekse verkiezing van het algemeen bestuursorgaan uiteindelijk geboden. lk ga ervan uit dat dit soNproces bekend is. Wel wil ik opmerken - en gezien het verleden is het ook opmerkelijk - dat de noodzaak van krachtig en volwaardig stadsgewestelijk bestuur niet meer omstreden is. Opvallend is de eenstemmigheid in de Tweede Kamer over deze noodzaak. Begin dit jaar vonden CDA en PvdA zich in een aantal moties, die in de Kamer een ruime meerderheid kregen. CDA
Die eenstemrnigheid lijkt (nog?) niet aanwezig, wanneer het gaat om wat er verder moet gebeuren met de organisatie van het openbaar bestuur in Nederland. Immers, wanneer in de (groot)stedelijke gebieden regionale bestuursvormen komen, heeft dat gevolgen voor de bestaande overheden. Hun functie en positie in het 'bestuurlijk krachtenveld' zullen veranderen - en mogelijk zelfs verdwijnen - wanneer en naarmate stadsgewestelijke besturen een rol gaan spelen. Over deze vraag - 'Wat doen we met de rest van Nederland?' zijn de meningen nog lang niet uitgekristalliseerd. Opvallend is we! dathet CDA (althans de Tweede-Kamerfractie van onze regeringspartner) hierover een standpunt naar buiten heeft gebracht, dat uitblinkt door heldere eenvoud en dat inhoudelijk verdraaid veellijkt op het vroegere voorstel tot vorrning van geregionaliseerde provincies. Kort weergegeven wil het CDA hetland (dus zowel stad als platteland) verdelen in circa 25 regio's met elk een eigen bestuur dat bovengemeentelijke
bevoegdheden uitoefent met inbegrip van de huidige provinciale bevoegdheden. Binnen de PvdA is de meningsvorming nog niet zover uitgekristalliseerd. Om 'een opinierende bijdrage' aan de gedachtenwisseling binnen de partij te leveren en om bij te dragen aan een heldere standpuntbepaling van de PvdA stelde het bestuur van het Centrum voor Lokaal Bestuur ( c LB) een commissie in. Deze commissie - voorgezeten door Friso de Zeeuw en dus de 'Comrnissie De Zeeuw' genoemd - bracht on_langs haar eindrapport uit, onder de titel 'Variatie in Bestuur'. De comrnissie pleit voor een gedifferentieerde ontwikkeling van het bestuur. In zeven stedelijke gebieden moet volwaardig, rechtstreeks gekozen regiobestuur tot ontwikkelingkomen. Degemeenten in deze regio's moeten zich bezighouden met de dagelijkse leefomgeving van de bevolking en daarvoor de nodige bestuurlijke bevoegdheden hebben. De stedelijke centrurngemeenten moeten worden gesplitst in kleinere gemeenten. De provinciale bemoeienis met de stadsgewesten moet zoveel mogelijk worden verminderd. Maar de stedelijke regiobesturen kunnen volgens de commissie niet helemaal provincievrij worden. Ermoeteen bovenregionaal bestuur in stand blijven. Daarvoor moeten de bestaande provincies in het westen van het land worden samengevoegd tot een Randstadprovincie. In de rest van Nederland kan de situatie ongewijzigd blijven. Gemeenten kunnen op basis van de (iets 'aangescherpte') WGR in onderlinge samenwerking en onder toezicht en met stimulering van de provin-
cie voorzien in regionale maatregelen, daar waar die nodig zijn. Het rapport van de CommissieDe Zeeuw kan inderdaad een bijdrage leveren aan de gedachtenvorming en standpuntbepaling van de PvdA over de ontwikkeling van de bestuurlijke organisatie. Er valt in elk geval niet aileen veel op te mer ken over, maar ook aan te merken op het rapport. In de eerste plaats moet men zich afvragen of het bij de samenstelling van de commissie bij het c L s niet bekend was dat er, 66k binnen de partij, verschillende meningen Ieven over de toekomstige ontwikkeling van de inrichting van het openbaar bestuur. Een belangrijk punt van verschil in visie betreft de positie en ontwikkeling van de huidige provincies. Gegeven dat verschil van opvatting wekt het verbazing dat de inbreng vanuit de grote steden en grootstedelijke regio's in de samenstelling van de Comrnissie-De Zeeuw getalsmatig vee! minder gewaarborgd was dan die uit provinciale hoek. Wanneer de samenstelling van de commissie evenwichtiger was geweest, was de kans op een meer afgewogen rapport groter geweest. Nu zal in de discussie over het rapport een aantal dingen moeten worden rechtgezet. Ik wil daaraan een bijdrage leveren. Ik laat de details buiten beschouwing en richt mijn commentaar op drie hoofdthema's: - de mate waarin regionaal bestuur in Nederland nodig is; - de verhouding tussen regiobestuur en lokaal bestuur; - de vraag naar 'intermediair bestuur' tussen regio's en rijk.
s&_o 121992
534 BOEKEN Mate van regiobestuur De Commissie-De Zeeuw onderschrijft de noodzaak van regionaal bestuur in de vier grootstedelijke gebieden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) . Zij noemt het 'aanvaardbaar' dat het kabinet daaraan nog drie gebieden heeft toegevoegd (Eindhoven/ Helmond, Arnhem/Nijmegen en Enschede/Hengelo), maar de noodzaak tot 'centrale sturing' doet zich hier volgens de commissie minder voelen. Tegen uitbreiding van het aantal BoN -gebieden op dit moment heeft de commissie bedenkingen, omdat de 'intensieve maatschappelijke samenhang ontbreekt'. Deze gedachtengang van de commissie wordt niet onderbouwd. De commissie merkt terecht op dat duidelijk gemaakt moet worden welke 'intensiteit en dynamiek van de maatschappelijke samenhangen' in een gebied bepalend worden geacht om voor dat gebied een regionale bestuursvorrn tot stand te brengen. Maar zonder expliciet te maken welke criteria zijzelf daarvoor aanlegt, maakt zij wel keuzen tussen de stedelijke regio's waar het BONproces (op dit moment) wel en waar het niet moet plaatsvinden. Op geen enkele wijze toont zij aan dat en in welk opzicht de 'maatschappelijke samenhang' - en daarmee de bestuurlijke problematiek - in de zeven genoemde BON-regio's groter is dan die in bijvoorbeeld de stadsgewesten Leiden, Dordrecht, Haarlem, Groningen, Tilburg, Breda of Maastricht. Specifiek vergelijkend onderzoek tussen stadsgewesten is mij niet bekend. Uit het v NGonderzoek 'Steden vergeleken' (1984/ 1985) kwam evenwel een zeer genuanceerd beeld naar
voren over de mate waarin de (groot) stedelijke problematiek in een aantal stedelijke gemeenten voorkomt. Het is dus niet zo makkelijk de stedelijke gebieden te onderscheiden naar de intensiteit van bestuurlijke problematiek. Mijns inziens het veel meer om een aliJdende schaal van de mate waarin e.e n gebied te maken heeft met regionale problemen. Dat betekent dat in elke regio waar zich op een gegeven moment de noodzaak voordoet, volwaardig regionaal bestuur tot stand moet worden gebracht. Dat moet naar mijn mening zowel voor stedelijke als voor nietstedelijke ('landelijke ') gebieden gelden. De Commissie-De Zeeuw maakt echter een - opnieuw niet onderbouwd - onderscheid tussen de grootstedelijke gebieden en andere regio' s om vervolgens twee 'modellen'(!) te presenteren voor de ontwikkeling van de binnenlandse bestuursorganisatie: een met een 'volwaardig' regionaal bestuur voor de stedelijke agglomeraties en een voor de landelijke gebieden, waarin intergemeentelijke samenwerking op basis van de (aangescherpte) WGR de 'aangewezen weg' is. De commissie wijst dus de ontwikkeling van 25 'volwaardige' bestuursregio's, zoals bepleit vanuit het c D A, resoluut van de hand. De argurnenten daarvoor overtuigen echter niet. In de eerste plaats generaliseert de commissie ten onrechte alle 'nietgrootstedelijke' gebieden. Ook in sommige 'landelijke' gebieden kan zich een dringende noodzaak van krachtig regionaal bestuur (gaan) voordoen. Zo zijn er goede redenen te noemen om ten behoeve van het behoud en de ont-
wikkeling van het Groene Hart van Holland een krachtig regiobestuur te vormen. Hetzelfde geldt voor Het Gooi. In de tweede plaats lijkt de Commissie-De Zeeuw te vergeten dat het met 'verlengd lokaal bestuur' moeilijk is om tot integraal democratisch bestuur te komen. Dat geldt waar het gaat om integrale behartiging van gemeentelijke taken, maar het gaat in nog sterkere mate op voor de zeer wenselijke inbedding van allerlei functionele bestuursvorrnen in integrale bestuurslichamen. De terecht ook door de commissie gewenste vereenvoudiging van het bestuur kan in de landelijke regio's niet worden waargemaakt. Het is niet onjuist dat de comrnissie rekening wil houden met het verschil in intensiteit van de bestuurlijke problematiek tussen de regio' s (gesteld dat die verschillen inzichtelijk te maken zijn). Het is dan ook niet bezwaarlijk dat de commissie pleit voor differentiatie in de bestuurlijke regiovorming, maar wel dat zij die presenteert als het ui teindelijke perspectief (eindmodel) voor de bestuurlijke organisatie. Het gevaar van de gedachtengang van de commissie is dat zij de ontwikkeling van effectieve, efficiente en democratische regionale bestuursvorrnen belemmert in gebieden- stedelijk of niet- waar dat gelet op maatschappelijke samenhangen en op te lossen problemen nodig wordt. Reaiobestuur en lokaal bestuur Een van de belangrijkste redenen om in de stedelijke gebieden regiobesturen te vorrnen, is dat een aantal huidige gemeentelijke taken en bevoegdheden moeten worden vervuld op ~en grotere
schaal c gemee1 het uit ning zij be lang nale sc zaken < geving hartigd veau. Dit a! gem~ schrev• terop werkir Ool bestuu sie-De van de meent gionaa sluit zi die he in BO I missie relatie neno' regio. wanne ibilitei ties w: werkt teem datm vernie hetva. huidig (maar van be gemec
De C. menir ten in lijkm bestu1 inkle. daarrr waarc trumn•
s&.o
121992
535 BOEKEN schaal dan die van de afzonderlijke Mijns inziens gaat het erom de gemeenten. In algemene zin moet schaal van het lokaal bestuur te het uitgangspunt naar mijn mebrengen op dat van de dagelijkse ning zijn, dat zaken van regionaal leefomgeving. Dat moet gelden belang worden vervuld op regiovoor alle gemeenten in de regio. nale schaal. Daarbinnen worden Gemeenten als Zoetermeer en Haarlemmermeer (beide ruim zaken die de dagelijkse (lee£) om1oo.ooo inwoners) komen evengeving van mensen betreffen, behartigd en afgedaan op dat nizeer in aanmerking voor opsplitveau. sing als de centrumgemeente in Dit uitgangspunt wordt in het hun regio. Aanvankelijk meende ik uit het rapport te mogen begrijalgemeen in brede kring onderschreven. Verschillen treden echpen dat de commissie dit ook zo ter op in de concretisering en uitbedoelde. Bij de presentatie van werking ervan. het rapport heeft de voorzitter Ook in het stedelijk-regionale van de commissie echter gezegd bestuursmodel van de Commisdat opsplitsing van de grote stad sie-De Zeeuw wordt een aantal - de randgemeenten moet geruststellen, zodat 'deze niet meer van de huidige taken van de gebang hoeven te zijn dat ze worden meenten overgeheveld naar regionaal niveau. De commissie overlopen door de grote stad' sluit zich aan bij de taakverdeling (Trouw, 16-Io-92). Dat is een in die het kabinet heeft opgenomen het rapport niet uitgesproken in so N-2. Terecht pleit de comoverweging, waarop veel valt af te missie ervoor dat bevoegdheden dingen. relatief eenvoudig moeten kunnen overgaan van gemeenten naar Vol gens de Commissie-DeZeeuw regio. Het zou goed zijn geweest, moeten de centrumgemeenten wanneer zij die gedachte van Aexworden opgedeeld in nieuwe gemeenten van ten minste 25.ooo ibiliteit in bestuurlijke competenties wat verder zou hebben uitgeinwoners. Waarop dat cijfer is werkt. AIs daarvoor een goed sys- gebaseerd wordt niet toegelicht, teem kan worden ontwikkeld, is maar vermoedelijk berust het op dat mijns inziens een wezenlijker de gedachte dat een bestuurgebied van die omvang het mogelijk vernieuwing van het bestuur dan het vastleggen van een meer op de maakt full-time dagelijks bestuurders aan te stellen en een bepaalde huidige problemen toegesneden (maar opnieuw starre) verdeling mate van ambtelijke ondersteuvan bevoegdheden tussen regio en ning te garanderen. De vraag is gemeenten. dan wel, waarom dit aileen moet gelden voor gemeenten die ontstaan na opsplitsing van grotere De Commissie-De Zeeuw is van mening dat de centrumgemeen- gemeenten. Als het wenselijk is ten in de stedelijke gebieden tege- gemeenten van die omvang in te lijk met de vorming van een stadsstellen, moet dan niet evenzeer bestuur moeten worden gesplitst worden overgegaan tot opheffing in kleinere gemeenten. Ik ben het van bestaande gemeenten van daarmee eens, maar ik vraag me af kleiner formaat door ze samen te waarom dit alleen voor de cenvoegen tot/met gemeenten van trumaemeente zou moeten gelden. de vereiste grootte?
Rand(stad)provincie? Behalve over een aantal grootschalige bevoegdheden van de huidige gemeenten moeten regionale besturen ook de beschikking krijgen over belangrijke verantwoordelijkheden, die thans worden vervuld door de provincie. Een belangrijk punt van discussie daarbij is, of aile provinciale bevoegdheden moeten overgaan naar de regiobesturen. Ook de Commissie-De Zeeuw vindt dat de provincie zich moet terugtrekken uit de grootstedelijke gebieden, wanneer daar volwaardig regionaal bestuur tot stand komt. De provinciale bemoeienis moet worden teruggebracht tot een minimum. 'Volstrekt provincievrij kan echter niet', aldus de commissie in haar rapport. Zij meent dat er een bovenregionaal coordinerend bestuursorgaan moet zijn en dat mag niet het rijk zijn, want dat zou een centralistische tendens zijn, waarvan de commissie zegt niet gecharmeerd te zijn. Om de terugtrekking van de provincies in de Randstad te bevorderen en om te voorkomen dat deze provincies te dicht zitten op de gemeenten in de niet-stedelijke regio's, moeten ze worden samengevoegd tot een Randstadprovincie. Aldus komt de commissie voor de Randstad uit op wat zij een model van 'drie-en-een-halve bestuurslaag' noemt: gemeenten, regiobestuur in de stedelijke regio's, een Randstadprovincie en het rijk.
Dit deel van het rapport is het allerzwakst. In de eerste plaats is het de vraag, of en waarom voor de coordinatie op het niveau van de Randstad een afzonderlijk bestuursorgaan nodig
s&..nt21992
BOEKEN zou zijn. De commissie geeft geen indicatie van onderwerpen waarvoor zo 'n krachtige coordinatie vereist is. Natuurlijk zullen de regio's hun beleid op elkaar moeten afstemmen, maar daarvoor bestaat in de Nederlandse bestuursstructuur al sinds jaar en dag de mogelijkheid: overlea en samenwerkinB. Op geen enkele manier maakt de commissie duidelijk, waarom tussen de regio's in de Randstad samenwerking ontoereikend zou zijn voor coordinatie, terwijl zij 'verlengd lokaal bestuur' daarvoor wei de aangewezen weg vindt in andere del en van het land. Op analoge wijze zou 'verlengd regionaal bestuur' kunnen voorzien in de coordinatie tussen de Randstadregio's. Ook tussen de huidige provincies op Randstadniveau kan in de (toegenomen) coordinatiebehoefte nog ruimschoots worden voorzien door samenwerking. De commissie spreekt van een 'heel intensie- · ve' samenwerking tussen de huidige Randstadprovincies. Maar die intensiteit valt mijns inziens nogal mee: voorlopig is overleg nog voldoende voor afstemming van het beleid. Niet valt in te zien waarom dat wezenlijk zal veranderen, wanneer de Randstad zal zijn verdeeld in volwaardige bestuursregio 's. Een tweede punt van kritiek op het voorstel van de CommissieDe Zeeuw tot vorming van een Randstadprovincie houdt in dat het niet consistent is. 'Voor de werkgroep staathet buiten kijf dat een respectabel aantal taken van de provincie overgedragen client te worden aan het volwaardig regionaal bestuur; dat geldt bijvoorbeeld grotendeels voor de ruimtelijke ordeningstaken (streek-
planbevoegdheid), verkeer en vervoer, planning van zorgvoorzieningen en milieu taken', aldus het rapport. Dan rijst echter wei de vraag, met welke bevoegdheden en instrumenten een Randstadprovincie dan nog de coordinatie tussen de regio's tot stand kan brengen. Als zij is ontdaan van al dan niet aile bevoegdheden van de huidige provincies, kan zij in feite aileen maar via overleg proberen de regiobesturen tot afstemming van bestuur te brengen. Oat kunnen die regiobesturen echter zelf ook wei; een Randstadprovincie zou dat interregionaal overleg slechts compliceren. Zo 'n bestuurlijke papieren tijger kan niet worden gekarakteriseerd als 'volwaardig' bestuur; het is een marginaal bestuurslichaam: meer een randprovincie dan een 'Randstadprovincie'. Rechtstreekse verkiezing ervan zou volstrekt misplaatst zijn. Als een Randstadprovincie in staat moet zijn coordinatie tussen de regio 's te bewerkstelligen, dan moet zij daarvoor de bevoegdheden en instrumenten behouden c. q. verkrijgen. Maar dan kan niet meer gesproken worden van 'provincie-arme' regiobesturen. Bovendien is er dan sprake van vergroting van de 'bestuursdichtheid'. De Commissie-De Zeeuw spreekt weliswaar over een 'drieen-een-halve-bestuurslaag', maar dat is verhullend woordenspel. Als naast regiobesturen een Randstadprovincie wordt ingesteld, die rechtstreeks wordt gekozen en die beschikt over bestaande of nieuwe coordinerende bevoegdheden, dan is dat zonder meer een extra bestuurslaag. Zo'n bestuurslichaam zal zich op de een of andere manier (willen) manifesteren
en profileren. Daarmee neemt het aantal spelers op het 'bestuurlijk midden veld' verder toe en dat vergroot slechts de complexiteit en de dichtheid van het bestuur. Ik laat dan nog maar de vraag buiten beschouwing hoe het handelen van de Randstadprovincie en dat van de andere provincies op elkaar moeten worden afgestemd. Ten derde is vorming van een Randstadprovincie volgens de Commissie-De Zeeuw noodzakelijk om decentralisatie van rijkstaken te bevorderen. Bij nadere beschouwing blijkt die stelling toch minder houdbaar dan op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn. In de eerste plaats is er in rijkstaken altijd een element van eenheid van bestuur op nationaal niveau aanwezig. Oat kan ook door een Randstadprovincie niet worden overgenomen. Wat er dan overblijft van de huidige rijkstaken, komt naar mijn mening in aanmerking voor overdracht aan de bestuursregio's. Daarnaast is bij toekenning van rijkstaken en -bevoegdheden aan een Randstadprovincie maar in een zeer formele zin sprake van 'decentralisatie'. De taakuitoefening op zo 'n Randstadschaal staat feitelijk net zo ver, en in de beleving wellicht zelfs verder, af van het regionaal en lokaal niveau als die op rijksniveau. In de vierde plaats stelt de commissie dat 'de herkenbaarheid van het provinciaal bestuur - die nu zeer laag is - met de vorming van een Randstadprovincie eerder zal toe- dan afnemen'. Ik acht die stelling volstrekt onbewezen. Of een bestuursorgaan herkenbaar is voor de bevolking, is vpor een be-
langrijk bestuw terst g• provinc weinig coordir de com van de zal on1 identitt mening Daa1 omdet delen v zo bezv 'herker voortb• pro vine ten de I Het Randst bestum ning"' heeft. ' stadniv worder king. Oat dat de provint vrij mo tegend, worden
deze st en juric althans rechtsg paalt c Nederl provin• bestuw maken. worde1
S&_0121992
537 BOEKEN
I
I
langrijk dee! afhankelijk van zijn bestuurlijke betekenis. Die is uiterst gering voor een Randstadprovincie met voor de burger weinig herkenbare bestuurlijkcoordinerende taken. Of meent de commissie dater in de beleving van de bevolking zoiets bestaat of zal ontstaan als een Randstadidentiteit en, zo ja, waarop is die mening gebaseerd? Daarnaast rijst de vraag waarom de commissie het voor andere delen van het land kennelijk niet zo bezwaarlijk vindt dater weinig 'herkenbare' provincies blijven voortbestaan. Zij wijst immers provinciale schaalvergroting buiten de Randstad van de hand. Het mag duidelijk zijn dat een Randstadprovincie als zelfstandig bestuurslichaam naar mijn mening weinig reden tot ontstaan heeft. Waar coordinatie op Randstadniveau nodig is, kan daarin worden voorzien via samenwer-
king. Oat betekent niet dat ik vind dat de nieuw te vormen regio's provincie-arm of zelfs provincievrij moeten worden gemaakt. lntegendeel, ze moeten ze!J provincie worden aemaakt. De reden voor deze stelling is van pragmatische en juridische aard. De Grondwet, althans de interpretatie die onzc rechtsgeleerden eraan geven, bepaalt dat het grondgebied van Nederland moet zijn ingedeeld in provincies. Om de te vormen bestuursregio' s provincievriJ te maken, zou de Grondwet moeten worden gewijzigd. Oat kost veel
tijd. De totstandkoming van regiobestuur in het westen van het land mag daardoor niet vertraagd worden en dat hoeft ook niet. Door de huidige provincies (te beginnen in de Randstad) te splitsen in de afzonderlijke regio's, die provinciale status krijgen, gaan de provincies op in de regio's.
zowel verzet als op de grenzen van betaalbaarheid. Gegeven de onvermijdelijkheid van differentiatie en fasering en gezien de aard en intensiteit van de problemen, ligt het voor de hand te beginnen in de Randstad. Maar er is geen enkele reden om de ontwikkeling van volwaardig regionaal bestuur elders op dit moment uit te sluiten.
Aile sebieden
En zie daar, dat is het model dat de PvdA jarenlang heeft bepleit en dat, inderdaad, inhoudelijk zeer dicht komt bij het recente CDAvoorstel voor de toekomstige in_richting van het binnenlands bestuur. De commissie wenste een langetermijnperspectief te bieden voor de ontwikkeling van de bestuurlijke organisatie, maar zij is blijven steken bij een tussenstap. Het perspectief moet naar mijn mening zijn dat in aile regio's een volwaardig regionaal bestuur tot ontwikkeling komt. Oat zal via een gedifferentieerd en gefaseerd groeiproces moeten gebeuren. Op die wijze kan niet aileen Aexibel worden ingespeeld op behoeften die zich in concrete gevallen op bepaalde momenten voordoen, maar ook uit een oogpunt van haalbaarheid en financien zijn differentiatie en fasering van dit proces wenselijk en onvermijdelijk. Een bestuurlijke regionalisatie die wordt uitgevoerd als een 'grote operatie' zal - zo heeft de ervaring met eerdere pogingen geleerd - immers stuiten op
Naar mijn mening is het in deze optiek mogelijk het CDA-model van regiovorming en de gedachten van de Commissie-De Zeeuw met elkaar te verenigen door zein elkaars verlengde te zien. Dan moet wei worden afgestapt van de grimmige en pertinente afwijzing van de gedachte om op termijn volwaardige regio's in aile gebieden tot stand te brengen. Die afwi jzing houdt ook het grote risico in dat de besluitvorming tot (snelle) vorming van regio's in de grootstedelijke gebieden wordt belemmerd. Die belemmering mag niet door de PvdA veroorzaakt worden, nu eindelijk de mogelijkheid bestaat voortgang te maken met de hoognodige regionalisatie van het openbaar bestuur op een wijze die de partij steeds heeft voorgestaan. N.F. ROEST
Secretaris van de Road voor het bin nenlands bestuur;tevens lid van de Provinciale staten Zuid Holland. Dit artikel is op persoonlijke titel neschreven.
-
s &..o 1 2 1992
BOEKEN
Tussen politiek en politicologie Bart Tromp bespreekt: Ed van Thijn, Democratie als hartstocht. Commentaren en pleidooien 1966 - 1991,
VanGennepAmsterdam, 1991.
In dit boek heeft Ed van Thijn dertien artikelen van uiteenlopende aard en kwaliteit bijeengebracht, die hij tussen 1966 en 199 1 schreef (of uitsprak) - een peri ode waarin hij achtereenvolgens fractievoorzitter was in de Amsterdamse gemeenteraad, Kamerlid, fractievoorzitter daar, minister van Binnenlandse zaken en, sinds 19 8 3, burgemeester van Amsterdam. Geen ander beroep dan dat van politicus heeft hij uitgeoefend. Maar hij is tegelijk steeds een beoefenaar van de wetenschap der politiek geweest, ook al was hij dat in functie sle~hts als medewerker van dew B s - een functie die hij combineerde met het lidmaatschap van de gemeenteraad. Democratie als hartstocht demonstreert bovenal dat deze combinatie bij Van Thijn een ongemakkelijke is. 'Zwei Seele ... ach, streiten in meiner Brust'. De diagnose van de politieke werkelijkheid zit de politicus niet zelden in de weg; maar de onverschrokken analyse van hoe de politiek in elkaar zit wordt aan de andere kant vaak verijdeld door de behoefte de eigen politieke speelruimte niet te beperken - hoe 'virtueel' die feitelijk ook is. Het gaat hier overigens niet om de spanning tussen 'politiek' en 'wetenschap'. Daarvoor mist Van Thijns politicologie (en niet aileen die van hem) tezeer wat ik zou willen noemen: sociologische vi-
sie. Van Thijns politicologische inzichten zijn sterk gebaseerd op de 'economische', 'rationalistische' benadering van de politiek; een benadering die weinig of geen oog heeft voor de onbedoelde gevolgen van politiek handelen. De sociologische visie heeft juist daarvoor oog. Oat gemis komt al meteen naar voren in het eerste van de drie substantiele artikelen in dit boek, het hoofdstuk 'Van partijen tot stembusakkoorden'. Oat dateert van 196 7 en het is in zekere zin Van Tijns meest klassieke artikel. Het is zijn pleidooi voor een staatkundige vernieuwing, waarin het 'primaire doe!. .. van ons partijpolitiek organisatiepatroon' 'niet het uitdragen van beginselen, het bijeenhouden van volksgroepen, het verzoenen van tegenstellingen, het nastreven van idealen client te zijn', 'maar de vorming van twee alternatieve regeringen en de opstelling van twee alternatieve regeringsprogramma' s' (41). Van Thijn toont zich hier een propagandist van de economische theorie van de democratie, zoals die voor het eerst in 19 57 op dit terrein werd uiteengezet door Anthony Downs. Zijn ideaaltypische constructie lijkt het meest op het Britse stelsel, en dat aileen al stemt tot nadenken. Het Britse stelsel doet inderdaad aile dingen niet die Van Thijn ook niet wil, maar aileen onder ideale omstandigheden produceert het twee altematieve regeringen waartussen gekozen kan worden. In andere situaties kan een partij jarenlang aan de regeringsmacht blijven op basis van rond de veertig procent van de uitgebrachte stemmen, zoals de Conservatieven vanaf 19 79 . Geen wonder dat juist in Groot-Brittanie steeds lui-
der de roep weerklinkt om een meer representatief kiesstelsel, dat recht doet aan het feit dat er meer dan twee partijen zijn. Nu pleitte Van Thijn niet voor een tweepartijstelsel, maar voor stembusakkoorden tussen partijen, maar daarbij gaat hij voorbij aan de problem en die daaraan kleven. Hij heeft een keer zijn zin gekregen, in 1972, met Keerpunt, het gezamelijke verkiezingsprogramma van PvdA, 066 en de PPR. Oat stembusakkoord was echter gebaseerd op het uitgangspunt dat die partijen in een Progressieve Volkspartij op zouden gaan. Toen dat niet gebeurde is het experiment niet herhaald; o66 haakte - zwaar gehavend door deze manoeuvre - af, en een nieuw akkoord tussen PvdA en PPRmisluktein 1977. Hetisniet de enige plaats waar men van Van Thijn zou verwachten dat hij bijna vijf en twintig jaar na dato zijn oorspronkelijke diagnose en remedie tegen het Iicht van de ervaring zou houden. Oat geldt voor zijn fameuze onderscheid tussen 'pedule-' 'waaier-' en 'tangdemocratie'. Volgens zijn toenmalige diagnose bevond Nederland zich in het laatste stadium van de waaierdemocratie, waarop onverbiddellijk de tangdemocratie zou volgen, tenzij men nog net op tijd voor de penduledemocratie zou kiezen. Oat is niet gebeurd. Volgens Van Thijn bevonden wij ons in 1967 in het eindstadium van de waaierdemocratie. 'De zelfontbinding van ons democratisch systeem bevindt zich nog in een beginfase. Maar dat is voor hen die het afkalvingsproces will en keren ( .. .) tevens zo'n beetje het eindstadium.' De 'peduledemocratie' - die neerkomt op een twee?eling in de
democr voerd. cratie', partijer afgekn~
en ex1 cratisd het aan waaierc zweem niet erl 1991 g nose e1 maartc Oat nose va naastzi hij in 1 diagno: van tm pas nu Comm PvdAi:
Van h~ kel in nietzel die Vru intervi met de nadev Dittm lyticus nog st1 lijk ve1 Van T bewin• gen rr nooit l kabine louw 1 kabine artikel van ell ten be: '0, leranti
S Bt_O I 2 I 992
5 39 BOEKEN democratie is toen niet ingevoerd. Maar van een 'tangdemocratie', waarbij de democratische partijen langzamerhand worden afgeknepen door extreem-linkse en extreem-rechtse antidemocratische partijen, is 25 jaar na het aangekondigde einde van de waaierdemocratie niet de minste zweem te bespeuren. Het is dan niet erg overtuigend om in de in 1991 geschreven inleiding diagnose en pleidooi uit 1967 aileen maar te herhal en. Oat wil niet zeggen dat de diagnose van toen er over de hele linie naast zit. Van Thijn heeft gelijk als hij in die inleiding stelt dat zijn diagnose van de politieke partij van toen zijn tijd vooruit was, en pas nu, met het rapport van de Commissie Van Kemenade, in de PvdA is onderschreven. Van het tweede belangrijke artikel in deze bundel kan men dat niet zeggen. Oat zijn de conclusies die Van Thijn destijds trok uit de interviews die W outer Gortzak met de PvdA-bewindslieden hield na de val van het kabinet Den Uyl. Dit toont hem op zijn best als analyticus, en alles wat daarin staat is nog steeds relevant. Het is eigenlijk verbijsterend dat de lessen die Van Thijn voor partij, fractie en bewindslieden trok uit de ervaringen met het kabinet Den Uyl nooit geleerd zijn, al niet bij het kabinet Van Agt- Den Uyl-Terlouw en ook niet bij die van het kabinet Lubbers-Kok. Terwijl dit artikel tot de verplichte literatuur van elke PvdA-politicus zou moeten behoren. 'Overleeft de tolerantie de tolerantie?' uit 1985 is de derde ge-
wichtige bijdrage aan dit hoek. Het is enerzijds een soms wat moeizame ontleding van het begrip 'tolerantie', waarbij Van Thijn zigzagt tussen 'tolerantie' als een norm ('gij zult tolerant zijn') en 'tolerantie' als de ongewilde uitkomst van een proces waarin minderheden gedwongen worden met elkaar rekening te houden. Misschien is het - door dit voor de goegemeente gecompliceerde verhaal- dat de politieke lading die het daarna krijgt nooit de aandacht en de uitwerking heeft gekregen die het ver_dient. Die politiek lading begint met Van Thijns angst dat 'links het vloerkleed onder de tolerante samenleving dreigt vandaan te trt;kken ' ( 1 6 3), omdat uit angst zelfbedachte taboes over 'minderheden' en 'zwakkeren' het beginsel van de gelijke rechtsbedeling, dat hij de levensvoorwaarde noemt voor een tolerante samenleving, wordt opgegeven . Zijn - hier wat kernachtig weergegeven slotsom - is dat de tolerantie in Nederland alleen maar in stand kan blijven als het beginsel van gelijke rechtsbedeling strak wordt gehandhaafd, of het nu om criminelen, krakers, !eden van etnische groepen of economisch 'zwakkeren' gaat. Maar Van Thijn heeft deze slotsom niet zozeer in nuanceringen verpakt, als in verbale houtwol. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij anders zes jaar eerder dezelfde rol in het publieke de bat had gespeeld als die nu wordt vertolkt door Bolkestein, met een betoog dat in de kern niet verschilt van dat van Van Thijn. Wat tenslotte opvalt is dat de
plaats van de gelegenheidsstukken die een groot deel van de bundel vullen niet wordt ingenomen door substantiele artikelen. W aarom - om me te beperken tot twee bijdragen aan Socialisme &.. Democratie - ontbreekt zijn 'De PvdA en de regeringsdeelname' ( 1981 ), waarin hij een grondige analyse geeft van de dilemma's tussen regeren en oppositie die soAP en PvdA zich in de loop van hun geschiedenis hebben gesteld? Hij bekent zich erin tot Daudts leerstuk van de 'uiterste noodzaak', net als de polarisatietactiek een vondst uit de economische theorie van de democratie. lk meen dat dat leerstuk op theoretische zowel als empirische gronden moet worden verworpen, op zijn laatst na de vorming van het kabinet Lubbers-Kok; daartoe bestond voor de christen-democraten immers nog programmatisch noch getalsmatig een 'uiterste noodzaak'. Verklaart deze gebleken onhoudbaarheid het ontbreken? Ik kan het mij niet voorstellen. Het tweede artikel dat in deze bundel opvallend ontbreekt, is 'Over burgerlijke ongehoorzaamheid', dat toch mag gelden als het laatste woord dat de PvdA over te dit onderwerp heeft Iaten horen. Oat de aanleidingen om er toen over spreken (Dodewaard, kruisvluchtwapens, kraken) thans niet meer aan de orde zijn, is toch geen reden om de doordachte argumentatie van de positie van de PvdA ten op zichte van 'burgerlijke ongehoorzaamheid' nu ook maar te vergeten. BART TROMP
-
5&_0121992
Tristia 1 o
Eiland
O p een blauw eiland in een hemelwijd water Bloeide, lana na de dood van de planter, wildwen De oranje en droen vrucht. Zijn vervaJlen huis: Een paar limoenen, drie iele bomen zwaar van WarriB aroen. Dit waren zijn turquoise vlekken, Zijn oranjes, dit was planters nularaadsaroen, Een nroen aebrander aroener in de aroenste zon. Dit waren zijn stranden, zijn zeeheester in wit Zand, de kletsen van zijn lanaaerkte kwelders. Ver van het zijne een eiland. Daarop rustte Als een bern, een eiland zuidwaarts, daarop rustte Een ananas sappiB als zomer op Cuba . En la-bas, Ja-bas, nroeiden de koele bananen, Hinaen in de zwaarbeladen boom die zich hooa In de wolken boort en halfover de wereld bui9t. · Hij dacht vaak aan hetland vanwaar hij kwam, Hoe heel dat land een meloen was, roze Goedbeschouwd en niettemin een moaelijk rood. Een onbewoaen man in neaatiiflicht Had die last nooit kunnen draaen zo sterven, Zuchtend dat hij scheiden moest van Banjo Ploin9.
cif
INH
Wallace Stevens ( 1879- 1955)
uit: Notes towards a supreme fiction
COMMENTAAR
De meeste ballinggedichten spelen zich op eilanden af, te beginnen bij Sapfo . Blijkbaar is zo 'n paradijselijk oord niet aileen maar de gelukldge verblijfplaats voor een lezer en zijn lievelingsboeken. Het vasteland, zeg maar het volle wereid en het Ieven, blijven trekken. Daarom zijn zij die in ballingschap verkeren, wart ruimte betreft, tijd en taal merendeels ongelukldg.
Een uitzondering is de verassende eenzaad in dit gedicht van de geniale grappenmaker Wallace Stevens. De planter eigende zich een eiland toe wat niet eens het zijne was en bleef verlangen naar zijn land van herkomst, nog dichter bij de zon. Hij is nooit teuggekeerd, en waar hij noodgedwongen-Teefde heeft hij er het beste van gemaakt wathij kon.
Of dat voor de ballingdichters die op het ogenblik in ons land Ieven of elders in Europa moeten Ieven geldt, is een pijnlijke vraag. Zonder het blauw van de verbeelding, en de poezie zal het in ieder geval niet gaan. REIN BLOEM
Inkome Brinkm Milieu, Alles is
s&.o
HOOFDEN
121992
&
ZINNEN
Het einde van het inkomensbeleid Ook dit jaar waren het weer de inkomenseffecten van het regeringsbeleid die rond - en vooral v66r - Prinsjesdag de gemoederen in politiek Den Haag in beroering brachten. Ondanks de groeiende kritiek op het gebruik van de 'koopkrachtplaatjes' van het Centraal Plan bureau lijken ze - in ieder geval voor de Partij van de Arbeid - nog altijd toetssteen te zijn voor het sociaal-democrati~che gehalte van het gevoerde kabinetsbeleid. Des te opmerkelijker is het, dat het kabinet-Lubbers/Kok onlangs, zonder dat politici of media zich erover verbaasd lijken te hebben, het inkomensbeleid officieel ten grave heeft gedragen .
INHOUD
lnkomensbeleid Brinkman Milieu, overheid en auto Alles is mode
In voorgaande jaren verblijdden de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (szw) op de derde dinsdag van september de liefhebbers van cijfers en statistieken met enkele informatieve nota's: de nota inkomensbeleid, de (financiele) nota sociale zekerheid en de rapportage arbeidsmarktbeleid, naast een notitie werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid met de beleidsvoornemens op dit terrein. Dit jaar kwam er uit de koker van s z w echter nog slechts H:n nota, die wellicht ter compensatie de pretentieuze titel 'Sociale Nota I 993' mee kreeg. DeSociale Nota is volgens de bewindspersonen te beschouwen als de opvolger van genoemde nota's uit voorgaande jaren. Daarmee 'wordt gestreefd naar analyses en beleidspresentaties waarin de verschillende beleidsvelden van het departement
in samenhang en in relatie tot de centrale beleidsdoelstellingen worden bezien.' (p. I) Kortom, een stap op weg naar een 'meer gei'ntegreerde aanpak'. Maar wat zijn anno 199 2 nog die centrale doelstellingen van szw? Gelijk in het begin komen we in de paragraaf 'Belang arbeidsparticipatie' de eerste tegen. Daarna wordt echter geleidelijk duidelijk, dat dit eigenlijk de eniae centrale doelstelling is. W eliswaar wordt ook de waarborgfunctie een hoofddoelstelling van het szw-beleid genoemd . Deze staat echter, zo wordt in de Nota geconstateerd, op gespannen voet met de arbeidsparticipatie. In hethoofdstuk over ' participatie en sociale zekerheid' wordt duidelijk gemaakt hoe de afweging tussen beide client uit te vallen, want 'als algemene lijn [kan] worden gesteld dat voor de sociale zekerheid het bevorderen van de arbeidsparticipatie als uitgangspunt voor het beleid voorop behoort te staan, met op de tweede plaats de waarborgfunctie.' (p.37) Nog krasser is de opvatting van de bewindspersonen over het inkomensbeleid. 'Het inkomensbeleid is evenzeer gericht op arbeidsparticipatie. De toepassing van het inkomenspolitieke instrumentarium staat in dienst van werkgelegenheidsbevordering en van een betere aansluiting van vraag en aanbod en kan als zodanig in hoge mate als instrumented worden beschouwd .' (p. I 1) In gewoon Nederlands: inkomensbeleid is geen doe! meer, maar slechts een middel om de arbeidsparticipatie te verhogen! Misschien is deze opvatting in Den Haag inmiddels gemeengoed ge-
5&_0121992
HOOFDEN worden, maar ik stond hiervan toch wei even te kijken. Hoe lang leek het ineens geleden, dat het kabinet-Den Uyl met zijn streven naar een gelijke verdeling van inkomens, kennis en macht, de bestaande maatschappelijke ongelijkheid de oorlog verklaarde ... In het vervolg van _de Nota blijkt er beslist geen sprake te zijn van een onhandige formulering. Voor zover er verder nog iets over inkomens wordt gezegd, heeft dit uitsluitend betrekking op de (negatieve) effecten ervan op de arbeidsparticipatie. De inkomensverdeling vormt niet aileen geen doe! meer van het overheidsbeleid, blijkbaar acht men ze ook niet meer van belang voor de beoordeling van de consequenties van het beleid. Want in tegenstelling tot de vroegere nota's inkomensbeleid en sociale zekerheid, wordt in de Sociale Nota geen enkele feitelijke informatie over de inkomensverdeling en -ontwikkeling meer verstrekt. Trouwens, met het opheffen van de Rapportage arbeidsmarkt is ook de beste Nederlandse informatiebron over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt om zeep geholpen. Hoezeer alles in het beleid van s z w ondergeschikt wordt gemaakt aan de bevordering van arbeidsparticipatie blijkt onder meer uit het hoofdstuk 'De arbeidsmarkt voor lager opgeleiden'. Om te beginnen wordt ge-
&
ZINNEN
constateerd, dat de toestroom van laag opgeleiden naar de arbeidsmarkt waarschijnlijk groter zal zijn dan de groei van het aantal banen waarvoor zij in aanmerking komen. Niettemin blijken er nogal wat moeilijk vervulbare vacatures voor laag opgeleiden te zijn. Vervolgens wordt vrijwel het gehele hoofdstuk gevuld met voorstellen hoe laag opgeleide werklozen meer geprikkeld (of zeg maar rustig geprikt) kunnen worden om die ban en te accepteren. Naast een effectief sanctiebeleid wordt vooral de afstand tussen uitkering en loon als een probleem gezien. Daarom wordt voorgesteld om de (netto) uitkeringen geleidelijk te Iaten achterblijven bij de loonontwikkeling. Gaandeweg lijkt men hierbij echter ieder gevoel voor proporties kwijt te raken. Op basis van de weinig nauwgezette becijferingen in de Nota mogen we ervan uitgaan, dat de groep laag opgeleiden waarover men zich zoveel zorgen maakt, hooguit een kwart miljoen personen om vat. Stel, dat het voorgestelde beleid zo succesvol is, data! deze mensen aan het werk worden geholpen . Dan zijn er altijd nog een kleine vier miljoen andere uitkeringsgerechtigden die het zonder werk moeten doen. Aangezien ongeveer So procent van hen op een minimumuitkering is aangewezen, zullen ruim drie miljoen uitkeringsgerechtigden met een achterblijvende uitkering worden geconfronteerd opdat in het gun-
stigste geval 25o duizend laag opgeleiden aan een baan worden geholpen. Aangezien inkomenbeleid nog slechts instrument en geen doe! meer is, wordt aan deze consequentie van het beleid echter geen woord vuil gemaakt. Het is niet mijn bedoeling op deze plaats het streven naar een grotere arbeidsparticipatie ter discussie te stellen - al kunnen er wei meer kanttekeningen bij worden geplaatst dan de laatste tijd gebruikelijk is. Maar het omhelzen van een nieuwe doelstelling kan toch niet betekenen, dat een oude hoofddoelstelling van de sociaaldemocratie - het streven naar een rechtvaardige inkomensverdeling - zonder pardon aan de kant wordt gezet? Een vraag die te meer dringt, omdat het geenszins vaststaat dat het kabinetsbeleid daadwerkelijk het beoogde effect op de arbeidsparticipatie zal sorteren. Het prikkelen van uitkeringsgerechtigden is daarvoor, zoals de bewindspersonen van szw in feite zelf erkennen, volstrekt onvoldoende. In ieder geval zal daarnaast een doeltreffend werkgelegenheidsbeleid moeten worden gevoerd. Maar evenals naar een inkomensbeleid zal men ook naar een werkgelegenheidsbeleid in de Sociale Nota tevergeefs op zoek gaan.
PAUL DE BEER
Econoom, medewerker Wiardi Beckman Stich tina
Brinkr een ' n Sixtie~ Er is een 1 jaren 'So moeidhei< decenniur van onbe van drao overheid vanglamo ment. He circus van bij de hot Jijke OnV! tachtig zi Waarop : Daarom strijd: die de jaren z, Dan Q!; Weziene van norm ger- eng! vervaging gaan do01 pline en variant. c hiervan c ker: teru1 van de ja1 gereform draait om lijke geza. de arts, d< tieman', 'Niet Ian de Volkskr paald wei: Brinkman
van, zoah typeert, van Swiel Niet z cultuur · ontspoon
S&_0121992
543 HOOFDEN
Brinkman of een 'revival of the Sixties'? Er is een revolte gaande tegen de jaren 'So. Alom heerst er vermoeidheid met dat kille, zak:elijke decennium. Oat waren de jaren van onbeschaamd materialisme, van draconische saneringen bij overheid en markt, de Me Decade van glamour en kortzichtig rendement. Het is over en uit met het circus van heb- en zelfzucht; voorbij de houding van maatschappelijke onverschilligheid. De jaren tachtig zijn definitief ten einde. Waarop zich nu te orienteren? Daarom woedt een verbeten strijd: die tussen de jaren vijftig en de jaren zestig. Dan Qyayle We zien een luide roep om herstel van norm en en waarden, van burger- en gemeenschapszin. Normvervaging moet worden tegengegaan door de terugkeer van discipline en tucht. De jaren vijftigvariant. CDA-leider Brinkman is hiervan de Nederlandse vertolker: terug naar het Alblasserdam van de jaren vijftig, die idylle op gereformeerde grondslag. Het draait om herstel van het 'natuurlijke gezag in de samenleving van de arts, de onderwijzer en de politieman', aldus Brinkman in zijn 'Niet lanterfanten '-interview in de Volkskrant (7-1 r-'9 2) . Met bepaald weinig raffinement schildert Brinkman hier een restauratie van, zoals Jan Tromp het vrolijk typeert, de standensamenleving van Swiebertje en Saartje. Niet zozeer de jaren-tachtigcultuur van commercie of de ontspoorde 'religie van de vrije
&
ZINNEN
markt' moeten het hier ontgelden - deze worden nauwelijks geproblematiseerd - ; neen, de permissive society is het doelwit. Dit antiautoritair relict uit de jaren zestig zou in combinatie met de economische individualisering van de jaren tachtig een explosief mengvat vol 'calculerende burgers' hebben opgeleverd. Hoe deze opnieuw in het gareel te krijgen? Een curieuze tangbeweging van finan ciele prikkels en een 'top down' afdwinging van publieke moraal moeten hier het werk doen . Brinkman beroept zich op politiek-filosofische concepten als 'eenvoud en overzichtelijkheid', ja zelfs op de 'natuurlijke loop der dingen'. Benauwd moralisme, dat in het licht van de complexe maatschappelijke vraagstukken van vandaag een gevaarlijk hoog Dan Qyayle-gehalte kent. Brinkman's paternalistisch appel op burgermansfatsoen is de poldervariant van het Amerikaanse 'Family Values-debat' . Deze moralistische reactie op de jaren tachtig ziet primair 'de burger als probleem'. Daartegenover staat een meer op de jaren zestig georienteerde reactie: het politiek-maatschappelijk bestel als probleem. Bill Clinton Want - in aile postmoderne verwarring - ook de wilde jaren zestig zijn terug. Het meest sprekende voorbeeld: een hippie in het Witte Huis . Saturday Niaht Live liet wat dat betreft aan duidelijkheid niets te wensen over . Het persifleerde Bill Clinton als hasjies rokend kind van de flower power. De baby boom generatie heeft
nu zijn eigen president. For chanae, voor een herwaardering van het elan en de spirit van de jaren zestig. Veranderingsgezindheid, de dynamiek van de jeugd als motor voor politieke verandering is terug van weggeweest. Een Iichte hunkering naar het veranderingsgezinde idealisme van die jaren zestig valt ook in Nederland te bespeuren. In tal van opzichten beleven we zelfs een soort reprise van de zestiger jaren. Van den Berg en Molleman's Crisis in de Nederlandse politiek zou bij wijze van spreken zo herdrukt kunnen worden. De daarin geschetste spanning tussen politiek systeem en maatschappelijke veranderingen leest als de 'vraagpunten' van de Commissie Deetman . o 66 biedt de fraaiste parallel: populair in de jaren '6o, populair begin jaren negentig. o66 blijkt een geschikte barometer voor het politiek-cultureel klimaat, la~o es voor politieke laagconjunctuur. En jawel, ook het vocabulaire van de jaren zestig is weer en voque. Staatkundige en bestuurlijke vernieuwing, de kloof tussen politiek en burger, het politiek establishment versus de overigen (Oerlemans), 'radicale democratisering' is weer terug op de politieke agenda. Er zijn meer signalen di e duiden op een herwaardering van de jaren zestig. De jaren '6o zijn hier metafoor voor veranderingsgezindheid, kritische zin en authenticiteit. N eem de Academische rede van J. Gevers, bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam (zie s & o van november). Waar zijn collega's druk in de weer zijn met geldverwerving en
s&_o 121992
544 HOOFDEN public relations voor hun 'ondernemende universiteiten', breekt Gevers een lans voor die malle 'kritiese universiteiten' van toen. Zij mochten dan soms 'Karl Marx-universiteit' gedoopt zijn, de universiteiten van de jaren zestig bleven trouw aan het aloude universitaire ideaal: bevordering van een kritjsche en autonome houding. Geen uitverkoop aan of slaafse-afhankelijkheid van overheidsbureaucratie of commerciele belangen, integendecl: de maatschappij vreesde de 'hete adem van de Academie'. Voor Gevers is de 'geest' van de jaren zestig inspiratiebron voor de 'kritische universiteit van de eenentwintigste eeuw'.
Die geest waart ook rond in het onlangs verschenen pamflet Alles is te koop. Een vriendenclub van journalisten toont daarin zijn afkeer van de 'commerciele gekte.' van de jaren 'So en '9o. Adriaan van Dis, Hofland, Jansen van Galen, Geert Mak, Hubert Smeets en Rene Zwaap bundelen in Alles is te koop hun ergernis over de verwording van de openbare ruimte, preciezer: over de uitverkoop van overheidstaken. De cultuur van faxende projectontwikkelaars en consultants, handelend in Iucht en wind, moet het ontgelden. Overheid en politiek, de hoeders van het algemeen belang, hebben het Iaten afweten, beten in het stof voor commercie en 'durfkapitaal'. De publieke zaak werd verkwanseld, de menselijke maat uit het oog verloren. Alles is te koop is een fraai } 'Accuse tegen de teruggetreden overheid, tegen de onmacht van de politiek en de schijnmacht van de vlotte zakenbabbel. Het bepleit heel jaren zestig - zo niet een
&
ZINNEN
maakbare dan toch een betrouwbare en standvastige overheid; het is tegelijk een pleidooi voor herstel van authenticiteit. Helemaal terug zijn de jaren zestig in een aardig boekje dat recent in de NIVON-serie 'Cultuur: crisis en vernieuwing' verscheen. Onder de titel Het volle leven schreef Vrij Nederland-journalist Ruclie Kagie een essay, waarin hij de teloorgang van de idealen van de jaren zestig/ zeventig onderzoekt. Zonder die idealen zal er geen sprake kunnen zijn van een multiculturele samenleving, zo valt zijn stellingname, wat kort door de bocht, sa men te vatten. Rudi Kagie houdt hoven alles een sympathiek pleidooi voor nieuwsgierigheid. Het volle leven is een oproep om zich open te stellen voor datgene wat van de eigen 'leefwereld' afwijkt, om nieuwsgierig te zijn naar 'hoe het ook anders kan'. De collectieve verrnindering van idealisme in de afgelopen jaren heeft de balans doen doorslaan naar gebrek aan mededogen, naar een eenzijdige bevrediging van particuliere behoeften. Kagie laat zien hoe relatief individuele vrijheid en ware tolerantie in dit zogenaamde tijdperk van individualisering zijn . lndividualisering staat vooral voor ruimte voor pluriforrniteit van 'leefstijlen'; de tolerantie hapert bij de eigen leefwereld van allochtonen. 'Het volle Ieven' wordt gekenmerkt door waardering voor variatie en verschillen tussen mensen; bevordering hiervan zal noodzakelijk zijn voor een verschuiving van de balans naar: 'opkomen voor jezelf en voor elkaar'.
Voor Kagie en anderen vormen dus juist de jaren zestig de inspiratiebron voor herstel van normbesef en gemeenschapszin. De ingredienten zijn hier: actief, kritisch burgerschap en een gemoderniseerd politiek-maatschappelijk bestel dat een maximaal beroep doet op de zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid van mens en. Overheidsbureaucratie, restanten van de verzuiling en de 'religie van de vrije markt' zijn hier de obstakels voor de verdere ontwikkeling van de 'prudent progressieve' Nederlandse cultuur. Paarse coalitie Zo gezien, is er een 'Kulturkampf aan de gang om de erfenis van de jaren tachtig. Een strijd tussen orientaties, tussen de jaren vijftig en jaren zestig.
Een progressieve veranderingsgezinde partij als de PvdA zal zeer alert de frontberichten van deze strijd moeten volgen. Zoals de dorninantie van progressieve politiek in de jaren zestig en zeventig in zeer sterke mate het produkt was van toenmalige culturele getijdestromingen in de samenleving, zo zal ook een mogelijke nieuwe opleving van progressieve politiek direkt samenhangen met wat er in de samenleving aan gedachten en houdingen wordt ont-. wikkeld. De proclamatie van burgerzin en normherstel vanuit de torenhoge Haagse departementen doet daar weinig aan af. Het zal de deels autonome dynamiek van maatschappelijke houdingen en verhoudingen zijn, die het politiek-cultureel klimaat van de jaren negentig zal be pal en. En daarmee de ruimte voor, wie weet,
eennieuw• progressie Waarh( onderstrOJ eenorient
Milieu auto
Dit voor Beckman tie over ', milieu'. I Ieiding v< dit thema vanhetAI - grotenc rijden en Aan dt - in het Schermet 'Consum teit' dat < ferentie ' kosten v zaakt die nu niet · gebracht heid het aanzienli opbreng: nancierir len. Teg• anderzij< bracht: I rechtvaa ling dat < van gro gekomet taak var sche par men om draaien. Ikwi gendatl ste argUJ
s&.o
121992
545 HOOFDEN een nieuwe ideeendominantie van progressieve politiek. Waarheen zullen de culturele onderstromen ons voeren, naar een orientatie op de jaren vijftig of
&
ZINNEN
de jaren zestig? Mocht Brinkman de eerste baby boom premier van Nederland worden, dan kennen we het begin van een antwoord.
inkomens- en milieubeleid, onhoudbaar is. Als de auto om milieuredenen duurder moet worden, dan is er geen overweging Dit voorjaar hield de Wiardi van verdelende rechtvaardigheid Beckman Stichting een conferendie zich daartegen verzet. Wie vindt dat zo'n maatregel ten ontie over 'consumptiepatronen en milieu'. In de discussie naar aanrecllte lagere inkomensgroepen van het gebruik van de auto uitleiding van de inleidingen werd dit thema - het was in de dagen sluit, moet de auto niet kunstvan het Arnsterdamse referendum matig (en dus vooral op kosten van toekomstige generaties) - grotendeels versmald tot 'autorijden en milieu'. goedkoop houden, maar de inkoAan de ene kant werd betoogd . mensverhoudingen veranderen. - in het voetspoor van Annette Er zijn 'primaire goederen' waarvan we vinden dat ze voor ieSchermer in haar was-rapport 'Consument. milieu en mentalidereen beschikbaar moeten zijn, teit' dat de aanleiding tot de conongeacht koopkracht: gezondferentie vormde - dat autorijden heidszorg (of althans de harde kosten voor het milieu veroorkern van de zorgvoorzieningen), onderwijs, stemrecht. Andere zazaakt die in de prijs van het goed ken beschouwen we als particunu niet tot uitdrukking worden gebracht. Daarom moet de overliere consumptiegoederen, die via de markt verdeeld mogen worheid het autorijden op termijn aanzienlijk duurder maken, en de den . Ten aanzien van deze laatste opbrengst gebruiken voor de fi- categorie Iaten we individuen hun nanciering van milieumaatregeeigen prioriteiten vaststellen en len . Tegen deze redenering werd hun eigen keuzen maken, gegeven anderzijds het volgende ingedie prioriteiten, hun budget, en bracht: het is een teken van een de prijzen die op de markt tot stand komen. rechtvaardiger inkomensverdeling dat de auto binnen het bereik Niemand betwist dat autorijden in de tweede categorie hoort. van grote bevolkingsgroepen is gekomen. Het kan moeilijk de Het is een individuele beslissing taak van een sociaal-democratieen bepaald dee! van je inkomen daarvoor te reserveren, en niet sche partij zijn het initiatief te nemen om die ontwikkeling terug te voor andere bestedingsmogelijkdraaien. heden . Stel nu dat een bepaald arIk wil in dit commentaar betotikel dat lange tijd door bijna iedereen gebruikt wordt, plotsegen dat het verband dat in dit laatste argument gelegd wordt tussen ling vee] duurder wordt, bijvoor-
Milieu, overheid en auto
Toch maar zo'n paarse coalitie? RENE CUPERUS
beeld omdat een daarin gebruikte grondstof schaarser is geworden, of - utopische gedachte? - omdat er geen 'lage lonen Ianden' meer zijn. Dan zullen vee] mensen hun geld aan iets anders gaan uitgeven. Verschuivingen in consumptiepatronen die veroorzaakt worden door veranderingen in de produktiekosten doen zich in een markteconomie voortdurend voor; daar schuilt niets onrechtvaardigs in. De milieukosten van de auto worden niet automatisch door de werking van de markt in de prijs ervan vertaald; daarom moet de overheid zorgen dat die 'externe kosten' in rekening worden gebracht. Ook dat zal tot een ander keuzepatroon leiden, en ook dat heeft met verdelende rechtvaardigheid niets te maken. Als iedereen een rechtvaardig inkomensaandeel heeft, en de prijzen komen op de juiste manier tot stand - zonder monopolievorming, en met volledige internalisering van externe kosten - dan is het feit dat een deel van de kopers bepaalde goederen gaat vermijden omdat ze te duur worden, geen reden over onrechtvaardigheid te klagen: zij stellen blijkbaar andere prioriteiten. 'Maar het onrechtvaardige is dat alleen de rijken zich het dan kunnen permitteren auto te rijden .' Als dat inderdaad onrechtvaardig is, is het helemaal geen reden nu dit ene consumptiegoed te gaan subsidieren, en zodoende
s &..o
HOOFDEN de mensen te bevoordelen die dit artikel hoog op hun prioriteitenlijstje hebben staan. Het is een reden de inkomens gelijker te rnaken. Stel dat de inkomens volstrekt gelijk verdeeld waren. Dan zou het argument om de prijs van het autorijden te verhogen nog steeds met onverminderde kracht opgaan. En zo'n verhoging zou nog steeds tot verminderde consumptie leiden. Het kan er niet om gaan om ongeacht de milieukosten de relatieve plaats van het autorijden in het totale consumptiepakket in stand te houden, maar hoogstens de samenstelling van het consumentenkorps te veranderen. En dat laatste kan dan onmogelijk voor het autorijden aileen gelden. In deze redenering ben ik ervan uitgegaan dat de waarde van de auto bestaat in de verplaatsingsmogelijkheden die hij biedt. Tegen dat uitgangspunt kan wor- . den opgemerkt dat daarmee een belangrijke, misschien de belangrijkste sociale betekenis van de auto over het hoofd gezien wordt. De auto behoort tot de maatschappelijke grondslagen van het zelfrespect', om met John Rawls te spreken . Door een auto aan te schalfen laat je zien mee te teilen. De auto heeft een aantal eigenschappen die hem voor deze rol in het bijzonder geschikt maken: het afgebakende domein dat de berijder ervaart als hij zoveel paardekrachten aan zich onderwerpen kan. Ook het triviale feit dat hij gewoonlijk voor de deur staat, permanent in het blikveld van de buren. Moeten we nude arbeider dit emancipatiesymbool bij uit-
1 2 1992
&
ZINNEN
stek afpakken? Stel dat we ons door dit argument Iaten overtuigen. Het zou dan een reden zijn het autorijden voor de lager betaalden te subsidieren, het zou echter helemaal geen reden zijn om die subsidie aan aile automobilisten te verlenen, laat staan om het te doen in de vorm van een vrije afwenteling van de milieukosten. De juiste methode zou zijn de auto zo duur te maken als hij, externe kosten meegewogen, behoort te zijn, en vervolgens de lagere inkomensgroepen aanspraak te geven op een automobiliteitssubsidie waarvan de kosten via de inkomstenbelasting 'naar draagkracht' worden omgeslagen. (Zou je die subsidie ook aan iets anders mogen besteden dan aan het autorijden? Nee, want het argument was juist dat je precies dit ene speciale goed als grondslag van maatschappelijke erkenning niet kon missen.) Maar als het argument op deze manier in beleid vertaald wordt, blijkt meteen hoezeer het innerlijk tegenstrijdig is. Wat dan immers over het hoofd wordt gezien is het feit dat de auto zijn rol als statussymbool aileen maar kan vervullen omdat hij een indicator is van bestedingsmogelijkheden. Door het gebruik van deze indicator worden allereerst de mensen identificeerbaar die zich 'geen auto kunnen veroorloven' . En vervolgens worden in prijsklasse en bouwjaar van het gekozen model verschillen in koopkracht zichtbaar. Dan zie ik nog af van verschillen in levensstijl - ik bedoel: life-style. Dit alles zou juist egalitaristen een gruwel moeten zijn!
Door het autorijden voor de laagstbetaalden te subsidieren, kan men niet bereiken dat voor de verliezers in deze competitie hun treurig lot verzacht wordt: dat is een onmogelijke doelstelling. Het is zoiets als: aan het eind van het voetbalseizoen aile teams in de eredivisie evenveel punten geven als nummer een. Als we vervolgens het autorijden niet aileen voor de laagstbetaalden, maar over de hele linie gaan subsidieren, stapelen we de ene tegenstrijdigheid op de andere. Daarmee veranderen we aan de relatieve verhoudingen immers niets. We stellen ons dan het doel de mensen onderaan de maatschappelijke ladder omhoog te helpen door iedereen op die ladder in Staat te stellen een Stapje hoger te doen. Wel wordt daardoor iets anders bereikt: dat de auto zijn prominente plaats als parameter van het statusverschil behoudt. Zou het autorijden bijvoorbeeld twee maal zo duur worden als thans, dan zou (bij een gelijkblijvend inkomensniveau) het duurzaam gevolg niet zijn dat de mensen die besluiten hun geld aan iets anders uit te geven daarmee en bloc 'zakken' op de maatschappelijke ladder. Zo werkt een maatschappelijke ladder niet. Het zou er aileen toe leiden dat de betekenis van de auto als criterium voor een plaats op de ladder afueemt. Mensen beschikken op dit gebied nu eenmaal over een ongekende inventiviteit. GOVERT DEN HARTOGH
Bijzonder hoonleraar Medische ethiek aan de Universiteit van Amsterdam.
Alles is Er is - gelul nieuws on• spraak Alles Zuylentwe aanleiding ' ering van seau, die v vanaleven · Opinies er gaan op d· spraakmakt decreteert. zien van de veiligheid • derland . Met nar Iaten aanp afgelopen t probleem · de verloed normenhe terwijl de • gingstaat d bijdrage is heidin Net ken valt. ' ven, moet luisteren l deskundig• criminalit< breken va: dereen tot gen word1 als een van ken van de dat land.~ meer bew tatie de P tot openlij lens ten a: en opvatt neemt nu vormenaa Daarna democrati aanpraten heid mom
s &..o
121992
547 HOOFDEN
Alles is mode Er is - gelukkig ofhelaas- weinig nieuws onder de zon. De uitspraak Alles is mode deed Belle van Zuylen twee eeuwen geleden naar aanleiding van de collectieve verering van de ideeen van Rousseau, die volgde op een periode van al even collectieve verguizing. Opinies en emoties komen en gaan op de golven van wat de spraakmakende gemeente erover decreteert. Oat geldt ook ten aanzien van de huidige discussie over veiligheid en onveiligheid in Nederland. Met name de PvdA heeft zich Iaten aanpraten dat zij zich de afgelopen twintigjaar niet om het probleem van de criminaliteit en de verloedering van waarden en norm en he eft bekommerd. En dat terwijl de opbouw van de verzorgingstaat de grootste preventieve bijdrage is geweest aan de veiligheid in Nederland die er te bedenken valt. Wie het niet wil geloven, moet zijn oor maar eens te luisteren leggen bij Amerikaanse deskundigen op het gebied van criminaliteitspreventie. Het ontbreken van collectieve, voor iedereen toegankelijke voorzieningen wordt door hen aangegeven als een van de belangrijkste oorzaken van de enorrne onveiligheid in dat land. Zoals we! vaker zou wat meer bewustheid van eigen prestatie de PvdA sieren; de neiging tot openlijk beleden schuldgevoelens ten aanzien van eigen daden en opvattingen in het verleden neemt nu en dan masochistische vorrnen aan. Daamaast hebben de sociaaldemocratische politici zich Iaten aanpraten dat gebrek aan veiligheid momenteel de grootste zorg
&
ZINNEN
van de hele Nederlandse bevolking is. Daarbij drie kanttekeningen. Ten eerste: veiligheid is een weinig exact gedelinieerd begrip. Wanneer politici erover spreken, gaat het grosso modo om twee dingen: de verloedering van de oude wijken, en de als ontoereikend ervaren bestraffing (te weinig agenten, te weinig cellen, te vee! ontsnappingen). Maar in aantallen slachtoffers gemeten is het verkeer nog steeds een van de grootste bedreigingen van de veiligheid in Nederland. Dit nog afgezien van kwalitatieve verschillen: de wijze waarop inbreuk wordt gemaakt op je veiligheid op straat, maakt ook nogal wat uit. De afgelopen maanden is in mijn nabije omgeving tweemaal een zestienjarig kind doodgereden door een dronken automobilist. Op geen enkele manier valt dat in de 'slachtoffer-enquetes' waarmee onveiligheid gemeten wordt, af te zetten tegen alle fietsen die in je Ieven gestolen worden. Kortstondige overlast en ergernis versus levenslang verdriet. Ik voel mij dan ook in mijn gevoel van veiligheid vee! meer bedreigd door wat er in het verkeer met mijn kinderen kan gebeuren, dan door de gedachte dat mijn fiets straks wellicht gestolen is. Ten tweede: Amsterdam is Nederland niet. Onder invloed van degenen die de discussie leiden, wordt vaak de indruk gewekt alsof de situatie in de grote steden van de Randstad exemplarisch is voor heel Nederland. Waar is het goed voor om de begrijpelijke en gefundeerde zorg en angstgevoelens van een klein dee! van de bevolking - de mensen in een aantal buurten en wijken van die grote steden - aan te praten aan
een meerderheid die voor dat soort angstgevoelens helemaal geen reden heeft? En bovendien: wie er voortdurend op hamert dat norrnovertreding 'gewoon' is geworden, bevordert juist wat hij wil bestrijden. Wantniets is mensen meer eigen dan zich aanpassen aan wat 'gewoon' is. Ten derde: Nederland is, 66k in de grote steden, nog steeds een eiland van rust en vredigheid, vergeleken met vee! - ook nabije andere Ianden. Er wordt regelmatig gesproken over 'mensen die de straat niet meer opdurven'. Natuurlijk moet het serieus worden genomen als dat werkelijk een veelvoorkomend verschijnsel wordt. Maar verrnijdingsgedrag is van aile tijden, en meestal heel verstandig . Het is verstandig om op de stoep te blijven als voetganger of als spelend kind, ook al perkt dat je vrijheid danig in. En je moest ook twintig jaar geleden al niet 's nachts in je eentje door het Vondelpark of door de Leidse Hout fietsen, ook al was dat de kortste weg. Maar in welk ander land loopt een premier, een minister, zonder enige begeleiding of bescherrning gewoon over straat? Waar elders kun je een congres houden met alle sociaaldemocratische !eiders van WestEuropa, regeringsleiders incluis, zonder dat er voortdurend witte motorescortes door de stad scheuren? We zouden er naar moeten streven dat karakter van Nederland te behouden. Oat betekent dat de treurige, maar gelukkig hoogst incidentele steekpartijen in het openbaar vervoer niet worden beantwoord met bewapening van de controleurs, maar met twee andere maatregelen: op aile trams en bussen conducteurs terug - correctie van een
s &..o
HOOFDEN verkeerde beslissing uit het verleden- en een vee! strengere controle op en bestraffing van wapenbezit. Dan wordt de beginnende geweldsspiraal afgebroken, in plaats van opgebouwd totdat er geen weg terug meer is. Is er dan niets veranderd in de afgelopen jaren dat r.eden geeft tot zorg? Natuurlijk wel. De moraal ten aanzien van wetten, regels en gemeenschapszin is inderdaad aan revitalisering toe, of het nu gaat om belastingen, uitkeringen, milieuvervuiling of straatgedrag. De oude wijken in de grate steden zijn inderdaad verloederd geraakt; en verloedering schept een gevoel van onveiligheid. Er is in allerlei opzichten een verharding opgetreden in de sociale omgang;
1 2 1992
&
ZINNEN
dat geldt ook het geweld waannee sommige misdrijven gepaard gaan. En de 'verkleuring' van de laagste sociaal-economische regionen in de samenleving heeft aan die veranderingen een etnische component toegevoegd die de situatie brandbaarder maakt. Veiligheid is daarin echter niet het hoofdprobleem, maar een afgeleid probleem. Want de twee cruciale vraagstukken waar de Nederlandse samenleving dit decennium voor staat, zijn de sodale en fysieke houdbaarheid van de samenleving. Slagen we erin op milieugebied de vergaande maatregelen te nemen die nodig zijn om de trend van steeds meer schade aan het milieu tijdig om te buigen naar minder schade? Slagen we erin de uitgangspunten waar-
op de verzorgingsstaat is gebaseerd, overeind te houden terwijl de uitwassen worden bestreden? En slagen we erin de integratie van grate groepen kansanne allochtonen op een zodanige manier te Iaten verlopen dat f:r geen gekleurde onderklasse ontstaat, en dat racistische gevoelens geen voet aan de grand krijgen? Dat strekt veel verder, en vergt veel meer gecoi::irdineerde inspanning op diverse niveau's, dan 'het bevorderen van de leefbaarheid via sociale vernieuwing in de wijken'. Maar het is de enige manier om veiligheid - als bijprodukt van een houdbare samenleving - echt te waarborgen. GREETJE VAN DEN BERGH
ARTIKEI
Barendregt, I - In men: Beer, Paul dt - Solidar - Darwir staat in 2 - Hetein Bergh, J. Th. - De Pvd Bergh, Greel en Wittevee1 - Duisen annerm; Bergh, Gree· - Gansd - Alles is Bomhoff, Ed - Kantte commiss Bordewijk, I - Alders - Het P\ Bordewijk, I - Leve h Bosscher, D - Jacque 251-257
Boutellier, I - Richar Brands, Ma< - Europ gaal tijd' Bressers, H; - Overh 3 24-33'
Busse maker - Sociaa misverst Cohen, M.J - Dena Cuperus, R - Brinla - Cultu Dankert, P. - Delo! Depla, Paul - Teclu; matie- e partijen Don, Henk - HetA port-W
S&_D121992
549 REGISTER
ARTIKELEN
Barendregt, Nel - In memoriam Thea van Lier 339- 34I Beer, Paul de - Solidariteit en verzorgingsstaat 3 3 I - 3 3 8 - Darwin of Kafka. De N ederlandse verzorgingsstaatin loiS 522 -528 - Het einde van het inkomensbeleid 54 I-54 3 Bergh, J. Th. J. van den - De PvdA hoort in Amsterdam thuis 8 8-8 9 Bergh, Greetje van den, en Kam, Flip de, en Witteveen, Willem - Duisenberg: ' De armen rijker, niet de rijken armermaken' 362 - 364 Bergh, Greetje van den - Gansch het raderwerk 2 34 - Alles is mode 547 -548 Bomhoff, Eduard J. - Kanttekeningen bij het rapport van de commissie-Wolfson 76-78 Bordewijk, Paul - Alders en de ziekenhuis-c Ao 40 3-404 - Het PvdA-program van Bordewijk 440-44I Bordewijk, Paul, en Plasterk, Ronald - Leve het Deense 'nee' 457-465 Bosscher, Doeko - Jacques de Kadt en de Partij van de Arbeid 25I - 257
Boutellier, Hans - Richard Party en de sociaal-democratie I 69 - 17 I Brands, Maarten - Europese integratie en celdeling in een centrifugaal tijdvak 297-300 Bressers, Hans - Overheidsbelnvloeding van consumptiepatronen 324- 330
Bussemaker, Jet, en Kersbergen, Kees van - Sociaal-democratie en verzorgingsstaat: vier misverstanden 1 9 3- 2 o 2 Cohen, M.J. - De noodzaak van sturing I so-152 Cuperus, Rene - Brinkman of een 'revival of the sixties' 543 -545 - Culturele milieuschade? 451 -454 Dankert, P. - De logische stap van Maastricht 5 I 6-5 I 9 Depla, Paul, en Tops, Pieter - Technologic en politiek. De betekenis van informatie- en communicatietechnologie voor politieke partijen 383 - 389 Don, Henk - Het A B c van de verzorgingsstaat. Over het rapport-Wolfson I25- I29
I
9 9 2
Oriel, Simon van - 'Als het lukt' Een kritiek op het rapportWolfson I2I - 124 - Het PvdA-program van Van Oriel 52o-52 1 Droppert, Hans - Herijking van waarden in de sociale zekerheid 21 - 24
Fichter, Tilman - Angst voor Duitsland? 61 -6 7 Gevers, J .K.M. - Serieus besturen in het schemerduister I47 - 149
- De hete adem van de Academic 466 -470 Geers, Mark, en Meulen, Lennart van der - Karikaturisering en inkapseling van o66 46 -48 Goedmakers, Annemarie - Het plan Delors 11 : Opstap naar een federale begroting? 215-2 23 - In memoriam J oop van Santen 28 2- 28 3 Glotz, P. - Links na Maastricht 5o7- 5 I 5 Hajer, Maarten - Milieu als moderniseringsvraagstuk I -7 Hartmans, Rob - Naschrift Hartmans 504 Hartogh, G. den - Milieu, overheid en auto 545-546 Heering, Aart - Lofderhistorie I38 - 14o Hees, Eric, en Zijl, Jan van - Toekomstbeeld van de landbouw 48 I -487 Hillebrand, R. - Politieke recrutering in de jaren negentig 475-480
Hupkes, Sander - Partijdigheid als algemeen belang 15- 2o Jakson, Jola - Nog is de sociaal-democratie niet verloren 406 -407
Jong, Arie de - Het nieuwe huisvestingsbeleid 433 -439 Jurgen, Eric - Naschrift 94 Kalma, Paul - Sternheim's cultuursocialisme 141 - 143 - Hoezo, arbeidsparticipatie? I 7 2 - I 75 Kalma, Paul, en Meijer, Wim - In gesprek met Ad Oele 311 - 318 Kam, Flip de, en Bergh, Greetje van den, en Witteveen, Willem - Duisenberg: 'De armen rijker, niet de rijken armer maken' 362-364 Kersbergen, Kees van, en Bussemaker, Jet - Sociaal-democratie en verzorgingsstaat: vier misverstanden I 9 3- 2 o 2
S&_0121992
55° REGISTER Knapen, Ben - De N ederlandse spagaat 3o I -3 o 3 Koning, Mark de - Paars biedt perspectief 264- 266 Koppen, Paul - Het rninistelsel en de rechtsgelijkheid 247-250 Kossman, E.H. - Overpeinzingen van een buitenstaander 29 I- 29 3 Lock, Grahame - De idee van de universiteit I 59- I 6o Lof, Ed - Arbeidsparticipatie: een gesprek 8- I 4 Manenschijn, Gerrit - De toekomst van de sociaal democratic 89-9 I - Antwoord aan o66 I44 - Leven en dood in de politick I 87- I 90 · - Leven en dood in de politick I I 355-358 Meulen, Lennart van der, en Geeres, Mark - Karikaturisering en inkapseling van o66 46-48 Meijer, Wim, en Kalma, Paul - In gesprek met Ad Oele 3 I I-3 I 8 Netelenbos, T. - Instellingsautonomie en collectieve autonomic I 57- I 58 Os, Henkvan - Mislukte cultuurspreiding? po-3 23 Pans, Ralph - Regionaal beshiur 56-6o Peeters, Chris - Moeten vertegenwoordigers gecontroleerd worden? 42-44 Pen, J. - Het PvdA-program van Pen So 5-5o6 Plasterk, Ronald, en Bordewijk, Paul - Leve het Deense 'nee' 457-465 Praag, C.S. van - Bolkestein tegen de rest 409-4 I 7 Praagjr, Ph. van - Van polarisatie naar concensus I o5- I I 2 Priemus, Hugo - Onderzoekscholen: de univesiteiten van de toekomst I 6 I- I 63 Redaktie s & o - De ontnuchtering van Europa 289-290 - Een nieuw verkiezingsprogramma voor de PvdA 36I Righart, Hans - Milieu in beweging 4 I 8-4 23 Rinnooy Kan, A.H.G . - Cohesie; door saamhorigheid en beleidsconcurrentie 304-307 Rost van Tonningen, M.G. - Visie op Europese eenwording 308-3 Io Rozemond, S. - Bolkestein, Islam en mensenrechten 49-55 - vvoenEuropa 28o-282
I
9 9
2
Ruigrok, Winfried, en Tulder, Rob van - 'Toyotisme' en de crisis in de sociaal-democratie 68-75 Rutenfrans, Chris - De criminaliteit van etnische minderheden 237 - 240 Salet, Willem - Een dynamische orde 241 - 246 Scheffer, Paul - De angst regeert 44-45 - Adam Michnik en de kunst van het compromis 97·104 Stevens, L.G.M. - Fiscale normvervaging 258-263 Stokkum, Bas van - Sociale dienstplicht of een publieke boterham? 498- soo Timmermann, H. - Post-communisten in Oost-Europa 374-382 Tops, Pieter, en Depla, Paul - Technologic en politick. De betekenis van informatie- en communicatietechnologie voor politieke partijen 383-389 Traa, Maarten van, - In memoriam Willy Brandt soo- 5o2 Trommel, Will em, en Vroom, Bert de - Ecn korter arbeidsleven 426 -43 2 Tromp, Bart - Partijvernieuwing? 25-3 2 - Moedwillige deprofessionalisering 153- I 56 - Een plan voor een plan 404-406 Tulder, Rob van, en Ruigrok, Winfried - 'Toyotisme' en de crisis in de sociaal-democratie 68-75 Veld, Roe! in 't, - Het PvdA-program van In 't Veld 47 I -474 Velema, Willem - Het vergiet van Dunning 21 1 -2 I4 Verloren van Themaat, P. - De toekomst van de sociaal-democratie 28 3- 286 Verrips, Ger - Bevelen aan burgers 86-88 - Messen en slijpstenen 185- 187 - Het eind van het 'historisch comprornis' 235-236 - Klaprozen tussen de rui:nes van Absurdistan 365-373 - Weerbaarheid en onverschilligheid 454-455 Verwey-Jonker, Hilda - Het PvdA-program van Verwey-Jonker 424-425 Vos, Cor de - Global Village 358-360 Vroom, Bert de, en Trommel, Will em - Een korter arbeidsleven 426-43 2 Wallage, J. - Overillegalen 529-531
Wiggers, J. - Voorl heid 2c Wilterdink - Deni' 113-12 Witteveen - Dem - Dev< - De a Witteveen en Kam, F! - Dui! armer · Witteveen - Het~
145·1 < - Dev Woltgens, - De[ Geme• 294·2 : Wijne,Jo - Nie1 - Dei Zijl, Jan v - Toe
S/lD121992
SSI REGISTER Wiggers, J.H. - VoorkeursbehandeUng van vrouwen en geUjkheid 203 - 21 o Wilterdink, Nico - Denivellering in de vennogensverhoudingen II3-120
Witteveen, Willem - De macht van het getal 233 - 234 - De vanzelfsprekendheid aan de macht 354-355 - De calculerende voorlichter 497-498 Witteveen, Willem, en Bergh, Greetje van den, en Kam, Flip de - Duisenberg: 'De arm en rijker, niet de rijken anner maken' 362 - 364 Witteveen, W.J. - Het schemerduister van de universiteit 145- 146.
- De verambtelijkte universiteit 164- 168 Woltgens, M.A.M. - De Denen, een verbrede Europese Gemeenschap en het democratisch primaat 294- 296
Wijne, Joh. S. - Nieuw evenwicht noodzakeUjk 92-93 - De ideologie van de SDAP 5o3 Zijl, Jan van, en Hees, Eric - Toekomstbeeld van de landboouw 48 1-48 7
I
9 9
2
BOEKEN
Bergh, Greetje van den - Jose van Dijk, Het socialisme spant zijn nouden net overde wereld. Het kunst- en cultuurbeleid van des D A P
399-40 I
Berg, J.Th.J. van den, en Woltgens, M.A.M . - Jelle Zijlstra, Per slot van rekenin9, memoires 442 -446
Bosscher, Doeko - Madelon de Keizer, Het Parool1940-1945: Verzetsblad in oorlonstijd 79 - 8 1
Gortzak, Wouter - Fout na de oorlog. Fascitische en racistische ornanisaties in Nederland 1950- 1990 494-495
Haas-Berger, R.M. - Frank Kuitenbrouwer, Het recht om met rust selaten te worden. Over privacy. 270-272
Hart, Richard 't - H. L. W esseling, Verdeel en heers: De delinB van Afrika, 1880- 1914 38-4o
Hartrnans, Rob - Joh .S. Wijne, De ideolosische BiJzelinB van de sociaal-democratie in Nederland als bijdrane tot haar isolement tijdens het interbellum 393-395
Kam, Flip de - Rick van der Ploeg, De economie heift seen ziel 130-133
Koole, Wibo - Jan Nekkers (red.), Contouren van vernieuwin9. Herorientatie in de Partij van deArbeid 267-270 ·
Mulder, Bertus - A.L. Mok, In het zweet uws aanschijns .... lnleidinB in de arbeidssociolosie. 2 7 2-2 7 5
Oversloot, Hans - W. B. Prins, Op de bres voor vrijheid en pluraliteit. Po/itiek in de post-meuif.ysische revisie van Hannah Arendt 36- 38
Pen, Jan - Y.S. Brenner, The Rise and Fall cifCapitalism 176- 180
Praagjr ., Ph. van - Stephen Padgett en William E. Paterson, A History cif Social Democracy in Postwar Europe 446-449
Rabbinge, Rudy - Donella H. Meadows, en Dennis L. Meadows, en Jorgen Randers, De nrenzen voorbij: een wereldwijde catastrcife cif een duurzame wereld 48 8-490
Roermund, G. van - Th . W. A. de Wit, De onontkoombaarheid van de politiek. De soevereine vijand in de politieke filosofie van Carl Schmitt 49 1-49 3
s&.o 121992
552 REGISTER Ribberink, Anneke - Marjan Schwegman e.a. (red.), Twaaifde Jaarboek voor vrouwenaeschiedenis. Op het strijdtoneel van de
I
9 9
2
POEZIE
Tristia
politiek 27 5- 278
- Liesbeth van Zoonen, Moeten strijdende vrouwen zo aufzijn? De vrouwenbeweaina en de media 257 - 278
Righart, Hans . - Marnix Krop e.a. (red .), Het twaaifde 1aarboek voor het democratisch socialisme 3 3-3 6
Roermund, B. van - B. Tromp:Het einde van de politiek? 347 - 349
Roest, N .F. - Commissie de Zeeuw, Variatie in bestuur. Een visie op lokaal bestuur, reaiovormina en provincie 53 2-5 3 7
Schutte, G.J. - R.B. Andeweg (red.), Ministers en ministerraad 349-352
Stiphout, H.A . van - A.J. F. Kobben, De weerbarstiae waarheid. Opstellen over wetenschap 227 - 229
Terpstra, Marin - J . van San ten, Geld. Teken van aeestelijke vrijheid 229-231
Trappenberg, Margo - A.W. Musschenga, B. Voorzanger & A. Soeteman (eds), Morality, Worldview and Law. The Idea
cj a Universal Morality and Its Criti:s 2 24.- 2 27
- Commissie van het wetertschappelijk lnstituut van het CDA, Genen en arenzen. Een christen -democra tische bijdraae aan de dicussie over aentechnoloaie
342 -345
Tromp, Bart - Henny Suiting, Richtinaen en partijstrijd in de
sri A P.
Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland 391 - 393 - Leonard Ornstein & Max van W eezel, De verloren eifenis. Het slinkend vertrouwen in de sociaal-democratie 345-346 - E. van Thijn, 'Democratie als hartstocht' 538-539
Velzen, Wim van - Annie van den Bosch en Joop Goudberg (red.), Extreme armoede, mensenrechten, partnerschap
180 - 183
Vries, Jouke de - J.J.A. Thomassen, Hedendaaese democratie 133 - 136
Werdmolder, Hans - Jan Rath, Minoriserina: de sociale constructie van 'etnische minderheden' 82-84
Wiedijk, C.H . . - Bas van Dongen, Revolutie cj intearatie. De Sociaal Democratische Arbeiderspartij in Nederland tijdens de tweede wereldoorloe 396- 399
Ajgi, Gennadi . . - Coming out of a ravine ( Vertalmg: Walhs Wilde-Menozzi en Anna Enquist) 402 Bei Dao - Wtgang (vertaling: Maghiel van Crevelen) 2 3 2 - Tongval (vertaling: Maghiel van Crevelen) 232 Blum, Peter - Tristia 279 Celan, Paul - 'Hommage aan Mandelstam' 41 Hiisgen, Lucas - Peregrijn der olijven 496 Kohler, Marijke - Afscheid 1 3 7 Lubicz Milosz, Oscar Vladislav de - De wagen 450 Mapanje, Jack - Zelfs Milimbo-baai staat droog 353 Sapfo - Bakermat 1 (vertaling: Rein Bloem) 85 Stevens, Wallace - Eiland 540 Ungaretti, Gu.iseppe - In memoriam (vertaling: Karel van Eerd) 1 84