Let op de kleintjes
Huiselijk geweld is het meest aangegeven delict in Nederland. In 2006 werden ruim 63.000 waren jonge kinderen getuige van het partnergeweld. Kinderen die getuige zijn kunnen last krijgen van problemen als depressie, plotselinge gedragsverandering, terugtrekken, concentratieverlies, baldadigheid, angst en boosheid. Bij jongens lijkt blootstelling aan geweld vaker tot externaliserend en agressief gedrag te leiden dan bij meisjes. Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders, lopen een grotere kans later zelf slachtoffer of dader te worden als zij liefdesrelaties aangaan (Dijkstra, 2001). Let op de kleintjes is een programma dat kinderen helpt om trauma’s te verwerken die opgelopen zijn doordat ze getuige waren van geweld in relaties. Het programma bevat veel creatieve verwerkingsopdrachten, die aansluiten op de leefwereld van de doelgroep, kinderen tussen 6 en 12 jaar. Het programma richt zich ook op het herstellen van relaties, hervinden en bevorderen van relationele vaardigheden en het vergroten van (het gevoel van) veiligheid. Let op de kleintjes is in 1999 ontwikkeld en beschreven door TransAct (nu MOVISIE). De kinderen volgen 9 bijeenkomsten, die een vaste structuur hebben en waarin gewerkt wordt met thema’s en creatieve werkvormen. De cursus beoogt in de eerste plaats de kinderen bewust te maken van de gevoelens die ze onder druk van de omstandigheden hebben weggestopt. In de loop der jaren is Let op de kleintjes verder ontwikkeld en aangepast voor verschillende doelgroepen, zodat er nu een aantal varianten bestaan, onder andere “En nu ik…!” van Vrouwenopvang Amsterdam, Raster i.s.m. Bureau Jeugdzorg en GGz Mentrum Jeugd en Kids Club van Bureau Jeugdzorg Haaglanden i.s.m. Raad voor de Kinderbescherming Den Haag.
Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties
incidenten gemeld bij de politie. In - naar schatting - minstens een kwart van deze incidenten
Let op de kleintjes Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties
MOVISIE * Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11 www.movisie.nl *
[email protected] * www.huiselijkgeweld.nl
Let op de kleintjes OMSL.indd 1
23-05-2008 10:12:36
Let op de kleintjes Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties
MOVISIE - Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling verzamelt, ontwikkelt en verspreidt kennis en adviseert op het gebied van welzijn, zorg en sociale veiligheid. MOVISIE werkt voor en samen met overheden, burgerinitiatieven, professionele en vrijwilligersorganisaties met als doel de participatie en zelfredzaamheid van burgers te vergroten. Centrale thema’s daarbij zijn vrijwillige inzet, mantelzorg, kwetsbare groepen, leefbaarheid en huiselijk en seksueel geweld.
MOVISIE
is ontstaan uit de fusie tussen de volgende organisaties: TransAct - aanpak huiselijk en seksueel geweld en vraagstukken rond sekse en etniciteit; CIVIQ - instituut vrijwillige inzet; Kenniscentrum Lesbisch en Homo-emancipatiebeleid; Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO); X-S2 - Kennisnetwerk Sociaal Beleid en onderdelen van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (waaronder NIZW Sociaal Beleid).
MOVISIE
Kijk voor meer informatie op WWW.MOVISIE.NL MOVISIE Postbus 19129 3501 DC Utrecht T: 030 – 789 20 00 F: 030 – 789 21 11 E:
[email protected] I: www.movisie.nl
MOVISIE Kennislijn: 030 789 21 12 MOVISIE Training & Advies: 030 789 22 22
Colofon Let op de Kleintjes. Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties Auteur: Anne-Marie de Ruiter Verhalen: Jantien van Middelkoop Illustraties: Monica de Ruiter Uitgave MOVISIE (v.h. TransAct) 1999 ISBN: 90-72127-35-8 Trefwoorden: geweld in relaties, vrouwenmishandeling, huiselijk geweld, hulpverlening. psycho-educatie, kinderen, preventie Bestellen: www.movisie.nl © MOVISIE, 2008 Overname van teksten is toegestaan met bronvermelding.
2
Inhoud 1
Inleiding
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Benaderingen Seksespecifieke benadering Multiculturele benadering Psychologische stromingen Uitgangspunten
7 7 7 8 9
3 3.1 3.2 3.3
Gevolgen Beleving en gevolgen Factoren van invloed op gevolgen Overdracht van geweld
10 10 11 11
4 4.1 4.2
Hulp en preventie Doelen Hulp- en preventiemogelijkheden
13 13 13
Literatuur
16
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
De psycho-educatieve groep Waarom een groep? Doelen en vorm Deelnemers Betrokkenheid moeders Werving en intake Organisatie en begeleiding
19 19 19 19 20 20 21
6 6.1 6.2 6.3
Draaiboek Structuur Vaste oefeningen Bijeenkomsten - Bijeenkomst 1 - Bijeenkomst 2 - Bijeenkomst 3 - Bijeenkomst 4 - Bijeenkomst 5 - Bijeenkomst 6 - Bijeenkomst 7 - Bijeenkomst 8 - Bijeenkomst 9
23 23 23 26 27 29 30 31 32 33 34 35 36
Kennismaking Boos Verdrietig of blij Gevoelens Ruzie Geweld Geheim en veiligheid Toekomst Afsluiting en evaluatie
Bijlagen 1. Voorbeelden wervingsfolders 2. Aandachtspunten voor werving en voorbereiding 3. Platen weerberichten 4. Verhalen 5. Illustraties bij verhalen 6. Illustraties bij ‘Introductie’ (bijeenkomst 1) 7. Illustraties gevoelens (bijeenkomst 4) 8. Casco huis (bijeenkomst 8) 9. Recept taart-zonder-oven (bijeenkomst 9)
37 39 40 45 55 64 73 78 80
3
Ve r a n t w o o r d i n g Het project ‘Let op de Kleintjes’ waar deze handleiding uit is voortgekomen, is tot stand gekomen dankzij een idee van Cees Hoefnagels. Voor het programma dat hieronder beschreven wordt, is onder andere geput uit enkele in de Verenigde Staten beproefde programma’s en op werkvormen die in Nederland worden gebruikt (Leslie Tutty 1998, Alessi en Hearn 1984, Ringrose 1986, Jansen 1997, Peled 1995). Het is bijgesteld op grond van reacties van deskundigen en op grond van de ervaringen van hulpverleners met dit programma. Met dank aan Francien Lamers-Winkelman Jeroen Claassen Cees Hoefnagels Dilek Karahsarli Tini Koole Hanny Krosenbrink Meta Kuipers Gerie van Maanen Silvana Mohansingh Dries de Moor Lianne Mutsaers Marie-Claire Neessen Marcel Oomens Nicoline Pegt John Plugge Chris te Riele Margo Riphagen Dorine Ros Jolanda Scheffer Liesbeth Steetsel Hanny Verkuylen Bianca Vlot Wendela Wentzel en het Landelijk Overleg Kinderwerk
4
1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de problematiek van geweld in relaties, de onzichtbare rol van kinderen en het project en de handleiding ‘Let op de kleintjes’. Geweld in relaties Al enige tijd is bekend dat geweld in relaties (ook wel aangeduid als thuisgeweld, huiselijk geweld of vrouwenmishandeling) op grote schaal voorkomt. Uit onderzoek blijkt dat één op de vijf vrouwen ooit in haar leven slachtoffer wordt van geweld in haar relatie en dat het bij één op de negen vrouwen (tussen de 20 en de 40) gaat om zeer ernstige vormen van geweld (Römkens 1989, Van Dijk 1997). De verschillende vrouwenopvangcentra in Nederland bieden al jarenlang opvang en hulp aan mishandelde vrouwen die uit huis vluchten. Stapje voor stapje beginnen ambulante hulpinstellingen met het creëren van een aanbod voor slachtoffers van geweld binnen relaties. Inmiddels zijn er in enkele regio’s in Nederland projecten opgezet, waarvan het doel is preventief op te treden tegen deze problematiek. Kinderen als getuige De meeste activiteiten op dit terrein zijn gericht op de volwassen slachtoffers van geweld in relaties. Enkele vernieuwende projecten in Nederland richten zich op de mannelijke daders van thuisgeweld. Voor kinderen uit deze gezinnen is echter nog vrijwel geen aandacht bij de reguliere hulpverlening. Zij zijn de onzichtbare slachtoffers van geweld in relaties. Zij leven jarenlang in een crisissituatie en ontwikkelen psychologische littekens, doordat ze getuige zijn van geweld tegen hun moeder gepleegd door hun (stief)vader. Vaak is dit iemand van wie ze houden. Ze worden deel van een oneerlijke samenzwering. Ze leren te zwijgen en te liegen en hun eigen behoeften opzij te zetten om een confrontatie te voorkomen. Vaak worden ze ook zelf slachtoffer van mishandeling (O’Keefe 1995). In de Verenigde Staten wordt uit onderzoek geconcludeerd dat er minimaal 3,3 miljoen kinderen per jaar getuige zijn van geweld tegen hun moeder door hun vader (Focus Nationale Women Abuse en Prevention Project 1994, Straus 1980). Dit is een veel te lage schatting, aangezien in dit onderzoek alleen kinderen zijn meegenomen die ouder zijn dan drie jaar en wiens ouders nog bij elkaar zijn (in veel situaties gaat het geweld na een scheiding door). Op basis van het grote aantal vrouwen dat in Nederland door een partner wordt mishandeld, kunnen we ervan uitgaan dat ook hier jaarlijks honderd duizenden kinderen getuige zijn (geweest) van ernstig geweld tegen hun moeder. Project ‘Let op de Kleintjes’ Een specifiek hulpaanbod voor deze kinderen is dus geen overbodige luxe. Aangezien uit divers onderzoek blijkt dat deze kinderen, met name de jongens, zelf ook vaak geweld gaan gebruiken als zij volwassen zijn, heeft opvang en ondersteuning voor deze kinderen tevens een preventief doel. Om deze broodnodige opvang vorm te geven is het project ‘Let op de Kleintjes’ gestart. In het kader van dit project heeft TransAct een psycho-educatief groepsprogramma ontwikkeld voor kinderen die thuis getuige zijn geweest van geweld. Het programma is door verschillende hulpverleners becommentarieerd, uitgevoerd en op grond daarvan bijgesteld. Dit programma staat in deze handleiding beschreven. Handleiding Deze handleiding is geschreven voor preventiewerkers, jeugdhulpverleners en kinderwerkers. Zij kunnen werkzaam zijn bij een Riagg jeugdafdeling, een Boddaertcentrum, in de jeugdpsychiatrie of bij een vrouwenopvangcentrum. Aan de hand van deze handleiding kunnen deze hulpverleners nagaan hoe hun eigen hulp- en preventie-aanbod gericht op deze kinderen er uitziet. Daarnaast kunnen zij ideeën opdoen om dit te verbeteren. Met het programma voor een psycho-educatieve groep kunnen hulpverleners direct aan de slag. In de handleiding wordt allereerst uiteengezet welke gevolgen kinderen uit gewelddadige gezinnen ondervinden en hoe overdracht van geweld van generatie op generatie plaatsvindt.
5
Vervolgens wordt ingegaan op bruikbare benaderingen van deze problematiek en op de gevolgen van het getuige zijn van geweld. In hoofdstuk 4 staat een overzicht van mogelijke interventies. In hoofdstuk 5 wordt het psycho-educatieve programma voor ‘getuigen van geweld’ uitgewerkt.
6
2
Benaderingen
Er zijn verschillende benaderingen en psychologische theorieën bruikbaar in de hulp aan kinderen die getuige zijn van geweld thuis. Deze benaderingen en stromingen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar goed aan door de verschillende invalshoeken. Hieronder volgt na een korte uiteenzetting van deze theorieën en benaderingen. 2. 1 Seksespecifieke benadering In de seksespecifieke benadering onderscheidt men de invloed van sekseverschillen op vier niveaus: - lichamelijke en biologische verschillen - ontwikkeling van vroeg-kinderlijke geslachtsidentiteit (het subjectieve gevoel tot de ene of de andere sekse te behoren). De opvoeding is gekleurd door maatschappelijke beelden over vrouwelijkheid en mannelijkheid waardoor jongens en meisjes verschillende kwaliteiten en eigenschappen ontwikkelen - de verschillende waardering van vrouwelijke en mannelijke eigenschappen vanuit sociaalmaatschappelijk en cultureel perspectief. Deze realiteiten hebben een onuitwisbare invloed op het zelfgevoel van mannen en vrouwen - verschillende positie, leefsituatie, kansen en mogelijkheden van vrouwen en mannen Therapie gebaseerd op deze visie richt zich op verschillen in socialisatie, de verschillende klachten en presentatie daarvan bij mannen en vrouwen, meisjes en jongens. Aandacht is er in seksespecifieke hulpverlening ook voor de invloed van de sekse van de hulpverlener en de sekse van de cliënt, die beide consequenties hebben voor het hulpverleningsproces. Deze benadering is belangrijk bij de problematiek van kinderen uit gewelddadige gezinnen, omdat gevolgen voor jongens en meisjes verschillend zijn en hun socialisatie en identificatie met hun vader en moeder een belangrijke rol speelt binnen de (verwerking van) problematiek. 2. 2 Multiculturele benadering In de multiculturele benadering gaat het om het besef dat er meer culturen, normen en waarden zijn dan de Nederlandse cultuur. Aangezien er mensen uit verschillende culturen in Nederland leven is het van belang om daarvoor oog te hebben. Zo zijn veel culturen minder individualistisch dan de Nederlandse en meer gericht op de gemeenschap en de familie. De aandacht die er in de Nederlandse hulpverlening is voor individuele noden en behoeften en daarmee ook voor assertiviteit en belang van eigen ontwikkeling en veiligheid, sluit niet altijd aan op andere culturen. In allochtone gezinnen is vaak geen sprake van een zogenaamd ‘onderhandel-huishouden’. Sommige allochtone gezinnen (die nog niet zo lang in Nederland zijn), leven geïsoleerd van de Nederlandse samenleving. Culturele factoren spelen in dat geval nog een grotere rol. Hoewel hierboven voorbeelden genoemd zijn van mogelijke cultureel bepaalde verschillen, is er geen standaardrichtlijn te geven voor hulp aan allochtone kinderen en hun ouders. Immers, er zijn enorme verschillen tussen herkomst, verblijfsduur in Nederland, normen in de gemeenschap en/of het gezin waarin mensen leven en vanzelfsprekend in karakters. Het is daarom vooral belangrijk dat binnen de hulpverlening en preventie oog is voor het feit dat de witte normen en gewoontes niet de enige noch de belangrijkste zijn. Er zijn voorbeelden waarbij een minder instrumentele benadering passend is: gewoon iemand helpen in plaats van alleen dat doen wat past binnen de vast omschreven hulpverlenerstaak. Daarnaast zou in de hulpverlening minder nadruk op autonomie gelegd kunnen worden. Dat sluit immers niet altijd aan op behoeften van cliënten. Dit geldt overigens ook vaak voor behoeften van autochtone cliënten! Als het gaat om kinderen uit gewelddadige gezinnen is het ook belangrijk om meer open te staan voor gezaghebbende personen in de betreffende gemeenschap. Door als hulpverlener zo iemand te benaderen als er problemen zijn in een gezin, kan bemoeienis met de opvoeding eerder worden geaccepteerd. Het gaat er echter vooral om de eigen vanzelfsprekendheden te onderzoeken zodat hulpverleners open kunnen staan voor de cliënt om wie het gaat, vrij van vooroordelen in de zin van : ‘in die cultuur is het toch normaal dat ...’ Omdat Nederland een multiculturele samenleving is, is deze benadering onontbeerlijk. Een
7
groot deel van de vrouwen en kinderen uit gewelddadige gezinnen dat naar vrouwenopvangcentra is gevlucht, is van allochtone afkomst. 2. 3 Psychologische stromingen Traumatheorie Als iemand een zeer schokkende gebeurtenis achter de rug heeft waardoor hij of zij cognitief, affectief en gedragsmatig wordt overweldigd, is er gedurende enige tijd sprake van verstoringen in het functioneren. Dit is een ‘normale’ reactie op een zeer stressvolle gebeurtenis. Als het geweld maar blijft voortduren en er geen mogelijkheid is (geweest) om deze gebeurtenis te verwerken, spreken we van een post traumatische stress-stoornis (P.T.S.S.). Traumatische gebeurtenissen veroorzaken dan voor lange tijd gevoelens als grote angst, hulpeloosheid en ontzetting. Gevoelens kunnen niet worden thuisgebracht en angst en hulpeloosheid kunnen niet worden geregeld. Er zijn eigenlijk twee soorten reacties op P.T.S.S.. Sommigen worden door de ervaringen en gevoelens overspoeld en hebben regelmatig last van herbeleving van het gebeurde; anderen hebben juist meer last van het verdringen of afweren van hun ervaringen en gevoelens die daarmee samenhangen. Zij zijn vaak zeer alert en schrikachtig. Ze slapen slecht en reageren heftig op kleine voorvallen. Therapie na een trauma is gericht op het onder ogen zien en verwerken van schokkende ervaringen, wat wil zeggen: integreren van het gebeurde in het bestaan, het een plek geven. Dan pas kan iemand vervelende gevoelens toeschrijven aan de ervaring in plaats van aan zichzelf. In de klassieke medische benadering worden reacties op een traumatische jeugdsituatie nog vaak als persoonlijkheidsstoornis geduid, waardoor het gevaar ontstaat dat het kind zelf de ‘schuld’ krijgt van de problemen die hij of zij door het trauma ervaart. In de vrouwenhulpverlening wordt het uitgangspunt gehanteerd dat gevolgen van een trauma te bezien zijn als een overlevingsmechanisme. Deze invalshoek is van groot belang bij de kinderen om wie het hier gaat. Tevens is het bij trauma’s van belang uit te gaan van samenhang tussen lichaam en geest. Bij kinderen kan, net als bij volwassenen, een trauma zich ‘vast zetten’ in het lichaam. Daaruit volgt dat praten alleen niet voldoende is voor de verwerking van een trauma. Systeemtheorie en Nagy Binnen de systeemtheorie gaat het om de dynamiek van relaties binnen een gezin, een systeem. Een richting binnen de systeemtheorie is de contextuele therapie. De grondlegger hiervan, Boszormenyi-Nagy, legt veel nadruk op de verbinding tussen het individu en zijn of haar vorige generaties en wat het individu zal doorgeven aan de volgende generaties. Als het niet goed gaat in een relatie van ouder tot kind, heeft dit negatieve gevolgen. Volgens Nagy is voor een kind het geven aan zijn of haar ouders van groot belang. Zo ontwikkelt het kind eigenwaarde. De balans raakt uit evenwicht als de ouder te weinig geeft aan het kind en het kind teveel aan de ouder. Een kind mag aanspraak maken op verzorging en vertrouwen van de ouders. Als zij tekort schieten in het geven van aandacht, veiligheid en liefde, dan verliest het kind vertrouwen in zichzelf. Een kind blijft evenwel nog lange tijd investeren in de ouders. Aangezien een gekwetst kind niet deloyaal kan zijn aan eigen ouders, zal het berokkend leed aan derden presenteren. Kwetsingen van kinderen door ouders zullen gevolg hebben voor de volgende generatie(s) als het leed niet verwerkt is. Belangrijke onderwerpen in zijn theorie en therapeutische benadering zijn de balans tussen geven en nemen en loyaliteiten. Contextuele therapie zal gericht zijn op het verbeteren van de ouder-kind relatie. De ouders moeten leren zien hoe kinderen hen willen bijstaan en zij moeten leren waardering en erkenning te geven aan de kinderen. Rubin Hoewel goede relaties kunnen helen volgens de benadering van Nagy, is onlangs ook een andere kant belicht (Rubin 1997). In Rubin’s boek zijn mannen en vrouwen geïnterviewd die afschuwelijke jeugdervaringen hebben, maar die ervaringen op indrukwekkende wijze verwerkt hebben, en nu een goed leven leiden. Elementen die telkens naar voren komen bij de geïnterviewden zijn isolatie (zij voelden zich apart staan van het gezin) en adopteerbaarheid (zij vonden makkelijk anderen die zich hun lot aantrokken). Juist dit hielp hen zich los te maken en niet
8
dezelfde weg op te gaan als hun ouders en andere gezinsleden. Dit geeft een indicatie van het belang van de stimulans die kinderen moeten krijgen om zich ook los van hun gezin, met behulp van anderen, te ontwikkelen. Ontwikkelingspsychologie Binnen de ontwikkelingspsychologie wordt de nadruk gelegd op stappen en voorwaarden voor een goede ontwikkeling. Zelfvertrouwen wordt voor een deel overgedragen op kinderen; ook het gebrek daaraan. Duidelijke regels en normen hebben een positief effect op kinderen, evenals de betrouwbaarheid van de ouders: zijn zij altijd fysiek en emotioneel beschikbaar? Een goed verloop van het hechtingsproces maakt een kind sterker. Kinderen uit gewelddadige gezinnen hebben minder kans op een ‘gezonde’ ontwikkeling en dito zelfvertrouwen. Dit komt omdat ze niet altijd op hun ouders kunnen rekenen en veelal een slecht voorbeeld aan hen hebben. Zo is vader bijvoorbeeld agressief of afwezig en heeft moeder problemen. 2. 4 Uitgangspunten Op basis van bovenstaande benaderingen kunnen tenslotte de volgende uitgangspunten geformuleerd worden voor hulpverlening aan de ‘stille getuigen’: • Getuige zijn van geweld door de eigen ouders kan een trauma tot gevolg hebben. • Het kind is niet zelf de schuld van de problemen die hij of zij door het trauma ervaart. De klachten en gedragsstoornissen die deze kinderen hebben zijn terug te voeren op de traumatiserende gebeurtenis en hebben meestal gediend als overlevingsmechanisme. Als zodanig moet hun gedrag ook geïnterpreteerd worden. Veelal is er geen sprake van een gezonde hechting en (daarmee) is er geen gezonde ontwikkeling van het zelfvertrouwen. • Deze kinderen worden veelal verscheurd door hun loyaliteit naar hun vader en hun moeder. • Veelal is er bij deze kinderen sprake van een verstoorde balans tussen geven en nemen. Er is immers een gewelddadige vader die zijn eigen tekorten afreageert en een moeder die constant in angst leeft. Zulke ouders zijn niet in staat om behoeften van hun kinderen te vervullen. Er is een grote kans op parentificering, wat wil zeggen dat het kind voor de ouders gaat zorgen. • Gevolgen en manieren van verwerking kunnen verschillend zijn, afhankelijk van geslacht en herkomst.
9
3
Gevolgen
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat de gevolgen zijn als kinderen (regelmatig) getuige zijn van geweld tegen hun moeder door hun vader. Deze gevolgen, zoals bekend geworden uit onderzoek, worden op een rijtje gezet. Omdat deze kinderen vaak ook zelf mishandeld worden, zijn de gevolgen van het getuige zijn niet geheel los te zien van de gevolgen van zelf mishandeld zijn. Enerzijds omdat kinderen dus vaak én getuige én slachtoffer zijn, anderzijds omdat de gevolgen zo op elkaar lijken. Ook wordt hieronder ingegaan op factoren die invloed hebben op de gevolgen die kinderen ervaren. Tenslotte wordt op een belangrijk gevolg op de langere termijn ingegaan, namelijk de overdracht van geweld. 3. 1 Beleving en gevolgen Jonge kinderen kunnen het geweld helemaal niet plaatsen. Ze voelen zich vaak schuldig, zeker als de ruzies over de kinderen zelf gaan. Ze voelen zich zeer angstig en machteloos omdat het geweld niet te voorspellen of voorkomen is en er veelal een dreigende sfeer in huis hangt. Ze schamen zich en voelen zich eenzaam door wat ze meemaken. Hun ouders zijn veelal niet beschikbaar omdat ze het druk hebben met hun eigen problemen, of niet in staat zijn hun kinderen genoeg zorg en aandacht te geven. Ondanks alles voelen ze zich loyaal aan hun ouders en veelal verscheurd door het idee partij te moeten kiezen en daarmee een van beide ouders tekort te doen. Ze zorgen vaak voor hun ouders (parentificering). Kinderen uit deze gezinnen leren dat er niets tegen geweld gedaan kan worden. Pas in de puberteit neigen ze ertoe partij te gaan kiezen. Het is immers eigen aan deze ontwikkelingsfase dat kinderen hun positie gaan bepalen. Hoe minder afhankelijk ze zijn van hun ouders hoe meer ze de schuld zullen geven aan hun moeder door afkeer van haar ‘slachtofferschap’, verlies van respect of juist aan hun vader door afkeer van zijn agressiviteit (Prescott en Letko, 1977). Overzicht van gevolgen (Carlson 1984, Peled 1995, ISPCC z.j.). Psychosomatisch hoofdpijn buikpijn slapeloosheid bedplassen nachtmerries Gedragsmatig problemen op school slechte prestaties slechte concentratie schuld- en schaamtegevoelens agressiviteit (vooral de jongens) teruggetrokkenheid en depressie (vooral de meisjes) veel huilen extreme angst passiviteit afhankelijkheid ontwikkelingsachterstand laag zelfbeeld gebrek aan sociale vaardigheden sterke weerbaarheid of juist helemaal niet parentificatie Fysiek Verwondingen door ouder te beschermen of per ongeluk doordat er met spullen gegooid wordt in een ouderlijk gevecht (33% van de kinderen van mishandelde vrouwen probeert verbaal of fysiek tussen hun ouders te komen tijdens het gevecht).
10
3. 2 Factoren van invloed op gevolgen Het soort en de ernst van de gevolgen verschillen vanzelfsprekend per kind. Factoren die op de gevolgen van invloed zijn (Peled 1995): 1. Sekse Jongens worden eerder agressief, ze vechten bijvoorbeeld veel op school. Meisjes gaan zich terugtrekken, worden passief en hangerig, zijn bang en ontwikkelen somatische klachten (Hilberman en Munson 1977). Jongens (van gemiddeld 7,6 jaar oud) ontwikkelen vaker gedragsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en worden vaker crimineel (Porter en O’Leary 1980). 2. Leeftijd Hoe minder verbale mogelijkheden hoe meer terugval op eerdere ontwikkelingsfases en fysieke klachten. Als kinderen groter worden, zijn ze ook vaak boos op hun moeder (Carlson 1984). 3. Ernst van geweld Hoe ernstiger de problemen tussen de ouders, hoe meer aanpassingsproblemen bij de kinderen (Carlson 1990, Peled 1995). 4. Reacties van ouders en anderen Het is zeker van invloed op de gevolgen hoe de ouders omgaan met wat het kind meemaakt, hoe er over gepraat wordt en of ze het kind bij hun ruzies betrekken. Anderen kunnen juist wel of juist niet een steun zijn voor kinderen. Het kan gaan om tantes en ooms, broertjes en zusjes, juffrouw op school, een huisvriend, etcetera. 5. Cultuur Vanzelfsprekend kan ook de cultuur van herkomst invloed hebben op hoe het trauma ervaren wordt. Ook de mate van isolatie in de Nederlandse samenleving, is van invloed. 6. Eigen mishandeling Vanzelfsprekend maakt het veel uit of kinderen zelf mishandeld of misbruikt worden. Dit gaat vaak samen met mishandeling van hun moeder. 7. Relatie tot vader Niet altijd is de gewelddadige partner van de moeder de eigen vader van de kinderen. Als het hun ‘stiefvader’ is, zullen zij een minder sterke band met hem hebben. Daardoor kunnen kinderen ook meestal makkelijker afstand van hem nemen en partij kiezen voor hun moeder. 3. 3 Overdracht van geweld Gaan kinderen wiens (stief)vader hun moeder slaat later zelf ook slaan, of zullen zij weer een gewelddadige partner vinden? Uit onderzoek hiernaar (Kalmuss 1984, Ulbrich and Huber 1981, Strauss 1980, Owens en Strauss 1975, Porter en O’Leary 1980, APA 1997) komen consistente conclusies. Het blijkt dat getuige zijn van geweld kan leiden tot agressie in de volwassenheid. Dit geldt zeker als kinderen geen emotionele ondersteuning elders krijgen en het gaat met name op voor jongens. Voor jongens die getuige zijn geweest van geweld in relaties is de kans veel groter dat zij op volwassen leeftijd de mening hebben dat je vrouwen best mag slaan. Zij lopen drie maal zoveel kans om zelf hun vrouwelijke partner te gaan slaan. Ondanks het leed dat zij in het gezin van afkomst hebben meegemaakt, imiteren zij diegene die ze sterk en stoer vinden en van wie ze afhankelijk zijn. Zij identificeren zich met de agressor. Overdracht naar meisjes geldt in veel mindere mate (Rosenbaum en O’Leary 1981). Dat wil zeggen dat meisjes waarvan de moeder slachtoffer is van vrouwenmishandeling later niet significant vaker een gewelddadige partner kiezen.
11
Er zijn ook factoren te noemen die de kans op overdracht verkleinen. Dit zijn: • psychologische weerbaarheid • groot zelfvertrouwen • ervaring van meer leuke dingen dan vervelende dingen • betrokkenheid bij andere familie, buurt • ondersteuning van familie of vrienden buiten het gezin (‘adopteerbaarheid’) participatie van familieleden in gezamenlijke maar ook onafhankelijke activiteiten • eigen bezigheden, zekere mate van isolatie van het gezin In het proces van intergenerationele overdracht zijn de beschreven benaderingen herkenbaar. Immers: (onverwerkte) trauma’s leiden tot psychologische problemen en lage zelfwaardering hetgeen ‘voorwaarden’ zijn om zelf gewelddadig te worden. Bij overdracht is eveneens sprake van het overdragen van de rekening van een ‘gemis’ op de volgende generatie (Nagy) en nemen jongens veel meer het gedrag van hun vader over, hetgeen op mannelijke identificatie duidt. Dat die overdracht met name voor jongens geldt, zou te maken kunnen hebben met het feit dat identificatie met een slachtoffer minder ingrijpend is dan identificatie met een agressieve dader. Ook kan het uitmaken dat de loyaliteit met de vader altijd verborgen is gebleven, waardoor de zoon deze later uit door het gedrag van de vader te kopiëren.
12
4
Hulp en preventie
In dit hoofdstuk worden doelen en mogelijke hulp- en preventiemogelijkheden uiteengezet die aansluiten op de problematiek van kinderen die getuige zijn van geweld in relaties. Deze doelen zijn afgeleid van de benaderingen van deze problematiek en van de gevolgen die deze problematiek op kinderen heeft. Aan het begin van dit hoofdstuk dient echter met klem benadrukt te worden dat de veiligheid van het kind voorop staat. Als een sterk bedreigende situatie blijft voortduren of als het kind ook seksueel en/of fysiek mishandeld wordt, dient ingegrepen te worden. 4.1 Doelen Met de uitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 2 in het achterhoofd, zijn doelen te formuleren van mogelijke interventies die te maken hebben met de verwerking van de concrete ervaringen die het kind heeft. Ten tweede zijn er doelen gericht op de vermindering van de gevolgen van de ervaring. Voor kinderen die nog in een gewelddadig gezin verblijven is een doel ook dat ze zichzelf leren beschermen. Verwerken ervaringen • ideeën over geweld bijstellen • gevoelens leren uiten en daarmee om leren gaan • gevoelens uiten over traumatische gebeurtenissen, deze een plek geven, geheim doorbreken Gevolgen reduceren • zelfvertrouwen verhogen; positieve ervaringen bieden • verbeteren sociale en communicatieve vaardigheden • verbeteren relatie met anderen • man/vrouw beelden bijstellen Bescherming opbouwen • sociaal netwerk opbouwen • zichzelf leren beschermen (in noodsituaties) 4. 2 Hulp- en preventie-mogelijkheden Het type interventie dat nodig is bij een kind dat getuige is geweest van geweld thuis is onder meer afhankelijk van de volgende factoren: • ernst van de ervaringen en de gevolgen bij het kind • situatie waarin het kind verkeert: bevindt het kind zich (nog) in een crisissituatie? Gaat het geweld nog door? Woont de (stief)vader nog bij het kind en de moeder in huis? • is er ook sprake van andere problematiek zoals mishandeling van het kind zelf of psychiatrische problemen van één of beide ouders? Jeugdzorg-instellingen en vrouwenopvangcentra hebben verschillende verantwoordelijkheden in hulp en preventie gericht op kinderen uit gewelddadige gezinnen. De Jeugdzorg heeft een taak in therapeutische begeleiding en behandeling van deze kinderen, in het opzetten van preventie-projecten zoals opvoedingsondersteuning en psycho-educatieve programma’s. Vrouwenopvangcentra waarin kinderen en vrouwen uit gewelddadige gezinnen verblijven, zijn in principe gericht op opvang en begeleiding. Hieronder worden mogelijkheden beschreven die beide sectoren hebben. Sommige van die interventies vinden daadwerkelijk plaats, anderen niet. Dit verschilt per regio en hangt ook af van extra inspanningen en financiële mogelijkheden. Jeugdzorg en -jeugdpsychiatrie Instellingen die onder deze sector vallen zijn de Riagg, Stichting Jeugdzorg, Jeugdpsychiatrie, Boddaerthuizen en Medisch kleuterdagverblijven.
13
Het is van groot belang dat er in deze instellingen structurele aandacht is voor slachtoffers en getuigen van geweld. Omdat mensen zich voor deze problemen schamen, is het nodig dat hulpverleners zich actief opstellen. Zo zouden intakers expliciet moeten nagaan of er sprake is van geweld in het gezin. Daarnaast zouden al deze instellingen een hulpaanbod moeten hebben, waarin deze geweldservaringen expliciet aan de orde komen. De jeugdzorg heeft ook een preventieve taak. Daarom zouden bijvoorbeeld preventie-afdelingen van een Riagg opvoedingsondersteuningsprogramma’s of psycho-educatieve programma’s kunnen organiseren voor deze kinderen. Bij dergelijke initiatieven is het belangrijk dat er wordt samengewerkt met vrouwenopvangcentra in de regio. Een uitwerking van een psycho-educatief programma voor deze kinderen is te vinden in hoofdstuk 5. Een ander voorbeeld van een zeer geschikt ‘preventieproject’ voor deze kinderen is het zogenaamde ‘Big Brother/Big Sister’-project, zoals dat in de Verenigde Staten al vanaf het begin van deze eeuw bestaat. Hierbij wordt aan jongens en meisjes uit problematische gezinnen een maatje (‘big sister’ of ‘big brother’) toegewezen. Dit is een vrijwilliger die drie keer in de maand een activiteit met het kind onderneemt. Het idee hierachter is dat het kind een vertrouwenspersoon krijgt die in een natuurlijke relatie als rolmodel fungeert. Onderliggend doel is om te voorkomen dat de jongens uit dergelijke gezinnen zelf gewelddadig worden in de volwassenheid. De meisjes krijgen met hun ‘big sister’ andere identificatie-mogelijkheden. In Nederland bestaat een dergelijk project alleen in Den Haag (Stichting Vitalis). Via school, hulpverlening en politie worden kinderen voor het project aangemeld. Vervolgens krijgen zij een grote broer of zus toegewezen. Bij dit project dient overigens extra aandacht uit te gaan naar eventuele pedo-seksuelen die zich als ‘big brother’ aanmelden. Vrouwenopvangcentra De hiervoor geformuleerde doelen en uitgangspunten kunnen voor een groot deel teruggevonden worden in de ‘reguliere’ activiteiten in vrouwenopvangcentra. De doelen zijn allereerst terug te vinden in de mogelijkheden die de opvanghuizen binnen de begeleiding kunnen bieden: • dagelijks (interveniërend) contact tussen begeleiders/hulpverleners of overleggen met moeders en kinderen in de leefgroep. Zij praten bijvoorbeeld met een kind dat verdrietig is of met een moeder over opvoedingskwesties; • systeemgericht werken, hetgeen inhoudt dat er een hulpverlener per systeem is en niet alleen maar iemand voor de moeder en het kind apart. Dit biedt goede mogelijkheden om in te gaan op de relatie tussen moeder en kind en rekening te houden met meerzijdige partijdigheid; • een mannelijke kinderhulpverlener is met name voor de jongens bijzonder belangrijk. Zij zien een ander soort man dan hun agressieve vader en krijgen daardoor een ander rolmodel. Ze kunnen door de mannelijke hulpverlener hun manbeeld bijstellen; • gerichte opvoedingsondersteunende activiteiten die de moeders leren de relatie met hun kind te verbeteren (zie voor overzicht NIZW 1998). Dit kan een groep voor moeders zijn over opvoeding maar ook bijvoorbeeld groepen ‘muziek op schoot’. Daarbij maken moeders met hun kinderen muziek. Via deze activiteit wordt aandacht besteed aan de moeder-kind relatie op een voor beiden positieve manier; • het (recreatief) kinderwerk dat in alle huizen aanwezig is, biedt kinderen de mogelijkheid positieve ervaringen op te doen, structuur te ervaren en aandacht te krijgen. Indirect wordt ook aan de verbetering van sociale vaardigheden gewerkt; • kindervergaderingen waarin kinderen onder andere gestimuleerd worden met elkaar dingen uit te praten. Ze krijgen inspraak en zien alternatieve manieren om conflicten die in het opvangcentrum spelen te hanteren; • kindergroepen (naast het recreatieve werk) zoals bijvoorbeeld de bewegingsgroep of een zelfverdedigingsgroep verbeteren het zelfvertrouwen en de assertiviteit van kinderen. Naast dergelijke activiteiten die plaatsvinden binnen de reguliere taken van vrouwenopvangcentra hebben sommige vrouwenopvangcentra (apart gesubsidieerde) projecten speciaal gericht op kinderen.
14
Voorbeelden zijn: Crèche Het Toevluchtsoord Groningen is een crèche gestart die ook toegankelijk is voor kinderen uit problematische gezinssituaties van buiten het toevluchtsoord. Zonder te problematiseren is deze crèche erop gericht kinderen positieve ervaringen te laten opdoen en een begin te maken met de verwerking van ervaringen. Er is extra aandacht voor de ontwikkeling van deze kinderen door signalering van specifieke problemen en door gebruik te maken van programma’s die op ieder individueel kind worden afgestemd. Drama-project In Blijf van m’n Lijf Haarlem heeft een drama-project gedraaid. Onder begeleiding van het Wereldkindertheater en een kinderwerker leerden kinderen zich in toneel te uiten en verder te ontwikkelen. Thema’s die door de toneelsstukken aan de orde kwamen waren: zelfvertrouwen, conflict, vertrouwen, respect en status. Ook dit blijkt een goede manier om kinderen spelenderwijs meer kracht en vertrouwen in zichzelf te geven. (Blijf van m’n Lijf Haarlem en Wereldkindertheater, 1997)
15
Literatuur Alessi, J.J. en K. Hearn (1984), Group treatment of children in shelters for battered women. In: A.A. Roberts (ed.), Battered women and their families (p.49-61). New York, Springer. American Psychological Association (APA) (1996), APA News Release, february 21. Witnessing Violence in childhood can lead to violence in Adulthood. Blijf van m’n Lijf Haarlem en Wereldkindertheater (1997), ‘Blijf in het theater’, Haarlem. Carlson B.E. (1990), Adolescent observers of marital violence. In: Journal of Family Violence, 5, 285-299. Carlson B.E. (1984), Children’s observations of interparental violence. In: A.R. Roberts (Ed.) Battered women and their families, (p. 147-167). New York, Springer. Deug, F. (1997), Het is menens hier! De omslag naar een multiculturele organisatie. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht. Dijk, T. van e.a. (1997), Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. Ministerie van Justitie, Den Haag. Hilberman E. & K. Munson (1977), Sixty battered women. Victimology 2, p. 460-471. Irish Society for the Prevention of Cruelty to Children (I.S.P.C.C.) (z.j.), Working with children who have experienced domestic violence, Dundale. Jansen-Linse Y. (1997), Draaiboek voor een groep seksueel misbruikte kinderen van 7 tot 11 jaar. RIAGG Stad Utrecht. Kalmuss D. (1984), The intergenerational transmission of marital violence. In: Journal of marriage and the family, 46, 11-19. Landis T. (1989), Children in shelters: An exploration of dissociative processes and traumatization in some children. Unpublished doctoral dissertation, University of Colorado, Boulder. Owens D.J. & M.A. Straus (1975), The social structure of Violence in childhood and approval of violence as an adult. In: Aggressive Behavior, 1, p. 193-211. Peled E. & J.L. Edleson (1992), Multiple perspectives on group work with children of battered women. Violence and Victims, 7, 327-346. Peled E., P.G. Jaffe, J.L. Edleson (1995), Ending the cycle of violence. Community responses to children of battered women. Sage Publications, California. Porter, B. & K.D. O’Leary (1980), Marital Discord and Childhood Behavior Problems. In: Journal of Abnormal Child Psychology, 8, p.287-295. Prescott S. & C. Letko (1977), Battered Women: a Social Psychological Perspective. In: M. Roy (ed.) Battered Women: A Psychological Study of Domestic Violence. Van Nostrand, New York. Ringrose, H.J. en E.H. Nijenhuis (1986), Bang zijn voor andere kinderen. Omgang en therapie met sociaal onhandige kinderen. Wolters-Noordhof Groningen.
16
Römkens, R. (1989), Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gevolgen en de achtergronden. Stichting WOSG, Amsterdam. Rubin, L.B. (1997), Het onverwoestbare kind. Ambo, Amsterdam. Straus M.A., R.J. Gelles en S.K. Steinmetz (1980), Behind closed doors: Violence in the American family, Garden City, New York, Doubleday. Varma M. (1977), Battered Women; Battered Children. In: M. Roy (Ed.) Battered women: A psychological Study of Domestic Violence. Van Nostrand, New York. Walker, L.E. (1979), The battered women. Harper & Row, New York.
17
18
5
De psycho-educatieve groep: wat, waarom en hoe?
5.1 Waarom een groep? Het type interventie dat in deze handleiding wordt beschreven is een psycho-educatieve groep voor kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties. Waarom is er gekozen om juist over deze specifieke interventie een handleiding te schrijven? De voordelen van hulpverlening aan kinderen door middel van een groep zijn: • groepen gaan isolement tegen. Kinderen merken dat zij niet ‘de enige zijn’. Isolement wordt doorbroken door contact met andere kinderen en contact met begeleiders. Ook leren kinderen van het contact dat anderen hebben met begeleiders. Andere kinderen hebben hetzelfde meegemaakt waardoor ze zichzelf niet meer buitengesloten en ‘anders’ voelen. • de structuur in een groep geeft een goed ‘voorbeeld’ en staat tegenover alle onrust en onduidelijkheid in de thuissituatie • kinderen kunnen gevoelens uiten in een veilige omgeving • een groep biedt mogelijkheden voor belangrijke educatieve en therapeutische oefeningen zoals conflict oplossingen, rollenspelen, drama en het elkaar feedback geven • er gaat een voorbeeldfunctie van de begeleider uit (modelling) • emotionele blokkades worden in een groep sneller doorgewerkt • een groep is voor kinderen minder bedreigend dan individuele therapie • er kunnen meer kinderen in minder tijd worden behandeld (een praktisch voordeel). Uit evaluatie-onderzoek (Jaffe, Wilson en Wolfe 1986) blijkt dat groepshulpverlening in een vrouwenopvangcentrum voor kinderen positieve resultaten opleverde. De hulpverlening had een positief effect op hun zelfvertrouwen, hun ideeën over geweld waren bijgesteld en de kinderen beschikten na enige tijd over meer vaardigheden in noodsituaties. 5.2 Doelen en vorm Het programma is bedoeld voor kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld. Het is gericht op het beginnen met de verwerking van ervaringen en heeft een ondersteunende en educatieve invalshoek. Kinderen leren emoties te uiten en op een andere manier met gevoelens en problemen om te gaan. Soms hebben kinderen ook (individuele) therapie nodig; de groep maakt kinderen klaar voor therapie. Een aantal doelen zoals hiervoor beschreven komt in het programma terug. Samenvattend is het streven met dit programma kinderen zich bewust te laten worden van hun gevoelens en van traumatiserende situaties en ze tegelijk te ‘ontschuldigen’. De tweede stap is om ze handelingsalternatieven aan te reiken en ze te ondersteunen in overlevingsstrategieën. Er is gekozen voor één thema per bijeenkomst. Tijdens de eerste bijeenkomst is de onderlinge kennismaking onderwerp van aandacht. Dan volgen drie bijeenkomsten waarin de vier basisgevoelens (boos, blij, bang verdrietig) aan de orde komen. Deze gevoelens worden gerelateerd aan de situatie thuis. Kinderen leren deze gevoelens te herkennen en ze leren wat ze kunnen doen als ze bang, boos of verdrietig zijn. Tijdens de drie daaropvolgende bijeenkomsten gaat het over ruzie, geweld thuis en tenslotte over geheim en veiligheid. De zevende bijeenkomst gaat over de toekomst en tijdens de laatste bijeenkomst wordt de groep afgesloten en geëvalueerd. De werkvormen die tijdens de bijeenkomsten gebruikt worden zijn wisselend: er wordt gekleid, getekend, gepraat (naar aanleiding van verhalen), spellen gedaan, toneel gespeeld, etcetera. 5.3 Deelnemers In principe is de groep bedoeld voor alle kinderen die uit een gezin komen waarin de moeder structureel mishandeld wordt door haar partner. Ook kinderen die schijnbaar probleemloos zijn en van wie bekend is dat ze uit zo’n gezin komen, kunnen in aanmerking komen voor de groep. Immers: niet ieder getraumatiseerd kind laat zo duidelijk merken dat het niet goed gaat met hem of haar. Met name teruggetrokken meisjes waar niemand ‘last van heeft’ kunnen toch hard hulp nodig hebben. Soms zal het om kinderen gaan die zelf eveneens mishandeld zijn. Ook zij kunnen profijt hebben van de groep. Het is sowieso van belang te beseffen dat sommige kinderen die in aanmerking komen voor de
19
groep, daarnaast of daarna ook individuele hulp nodig hebben. Soms blijkt dit pas tijdens de groep, soms zijn kinderen al in therapie. Een contra-indicatie voor de groep is psychiatrische problematiek. Aan de groep kunnen minimaal drie en maximaal acht jongens en meisjes meedoen die een leeftijd hebben tussen de zeven en de elf. 5.4 Betrokkenheid moeders Om te voorkomen dat de effecten van de hulp op de kinderen weer teniet gedaan worden, is het van groot belang dat er ook aandacht is voor de moeders van de deelnemers. Hun kind zal immers nieuwe dingen leren en ontdekken en dat heeft invloed op de opstelling van het kind thuis en op de omgang met de moeder. Daarom is het nodig dat er, voor de kindergroep van start gaat, voorlichting over de groep wordt gegeven aan de moeders of de huidige verzorgers. Een andere mogelijkheid om moeders en verzorgers uitgebreider te begeleiden is door middel van een groepsaanbod dat parallel loopt aan de kindergroep. Daarin kan in enkele bijeenkomsten worden toegelicht wat er in de kindergroep gebeurt, welke thema’s aan bod komen en welk doel dat dient. Daarnaast kan aandacht besteed worden aan opvoedingsvaardigheden in deze specifieke situatie. Een aantal instellingen in Eindhoven heeft gezamenlijk een dergelijk programma voor moeders ontwikkeld (voor meer informatie: Blijf van m’n Lijf Eindhoven). Daarnaast kan het belangrijk zijn dat moeders zelf hulp krijgen bij de verwerking van hun eigen problematiek. In de ideale situatie krijgt ook de dader hulp. 5.5 Werving en intake Er kunnen kinderen deelnemen die zijn aangemeld bij de Riagg of die in vrouwenopvangcentra1 verblijven of hebben gewoond. Tevens komen de kinderen in de groep terecht via een verwijzing van het maatschappelijk werk of de jeugdzorg. Soms komt een verwijzing tot stand via een hulpverlener die contact heeft met de moeder (die mishandeld is). Een systematische en planmatige werving voor de groep is noodzakelijk. Van belang is dat deze bijtijds wordt gestart (ongeveer een half jaar voordat de groep start): het gaat immers om een nieuw aanbod. Het zal enige tijd duren voordat dit aanbod bekendheid krijgt in de regio; de informatie moet doorsijpelen. Om (voldoende) deelnemers voor de groep te werven zijn er verschillende kanalen te gebruiken. Allereerst dienen intermediairs op de hoogte te zijn van het bestaan van de groep. Een methode hiervoor is het maken van een overzicht van alle sleutelfiguren op dit vlak en van hulpverleners die mogelijk (mishandelde) moeders of kinderen zien. Vervolgens moeten deze worden voorgelicht door middel van een brief met een folder, een gesprek en/of een informatie-bijeenkomst. Het is een belangrijke tip voor deze intermediairs dat ze niet alleen alert moeten zijn op de mogelijke problematiek bij kinderen en moeders maar er ook expliciet naar moeten vragen tijdens (bijvoorbeeld) het intake-gesprek. Mocht het van toepassing zijn, dan kunnen in dit gesprek folders voor moeders of voor de kinderen worden uitgereikt. Dezelfde folders kunnen bovendien in wachtkamers van bijvoorbeeld de Stichting Jeugdzorg, de Riagg (c.q. GGZ-instelling), het maatschappelijk werk en het vrouwenopvangcentrum worden neergelegd. Voorbeelden van folders voor moeders en intermediairs staan in bijlage1.
1 Over de vraag op welk moment kinderen uit opvangcentra kunnen deelnemen aan de groep, bestaan verschillende meningen. Enerzijds wordt gezegd dat kinderen pas moeten deelnemen als hun situatie rustiger is geworden, bijvoorbeeld als kinderen met hun moeder een eigen woning hebben betrokken. De dagelijkse problemen slokken hen dan niet meer zo op en ze hebben ruimte voor nieuwe ervaringen. Anderzijds geldt volgens de trauma-theorie juist dat het beter is om zo snel mogelijk aan verwerking te beginnen. Dit betekent bijvoorbeeld dat kinderen waarvan de moeder nog wel in een crisis verkeert, wel mee kunnen doen aan de groep.
20
5.6 Organisatie en begeleiding De meest ideale situatie is dat een jeugdzorg of -jeugdhulpverleningsinstelling in samenwerking met de vrouwenopvangcentra in de regio de groep organiseert. De werving kan gebeuren vanuit een preventie-afdeling van een Riagg (of GGZ-instelling). De groepsbegeleiding kan bestaan uit een hulpverlener van de Riagg en een pedagoog of kinderwerker/hulpverlener uit een vrouwenopvangcentrum. Een dergelijke samenstelling van het begeleiderskoppel is een waarborg voor professionele (therapeutische) begeleiding van de kinderen en voor kennis en ervaring met deze groep kinderen. Voor kinderen uit het vrouwenopvangcentrum die in de groep zitten, is het prettig dat zij één van de begeleiders kennen: dat geeft rust en continuïteit in het kinderwerk en deze begeleider weet wat er speelt bij de kinderen. Bovendien stimuleert het de kinderen om ook buiten de groep een beroep doen op één van hun begeleiders. Bij voorkeur is één van de begeleiders een man, omdat het belangrijk is dat de jongens en de meisjes een mannelijk rolmodel hebben dat anders is dan hun vader. Tenslotte is het van belang dat de organisatie die de groep verzorgt, zorg draagt voor een geschikte ruimte. Niet te leeg en te saai maar ook niet heel erg vol met prikkels die de kinderen teveel afleiden. Dan zouden de kinderen teveel afleiding hebben.
21
22
6
Draaiboek
In dit hoofdstuk worden per bijeenkomst de verschillende werkvormen beschreven. Het bijbehorende materiaal (zoals tekeningen en verhalen) is te vinden in de bijlagen. Er is uitgegaan van negen bijeenkomsten die elk ongeveer anderhalf uur duren. 6.1 Structuur Er is een vaste structuur per bijeenkomst zodat de kinderen zich veilig kunnen voelen. Het begin en het eind van de bijeenkomst zijn altijd hetzelfde, de oefeningen in het midden van de bijeenkomst wisselen. De opzet van iedere bijeenkomst is als volgt: Begin in de kring Weerbericht Verhaal en korte bespreking Pauze Oefeningen (verschillen per bijeenkomst) Bewegen Afsluiting in de kring De tijdsbewaking is te vergemakkelijken voor kinderen en voor u als begeleiders door een kookwekker te gebruiken. Deze geeft aan wanneer een onderdeel afgelopen is. Hieronder wordt één programma beschreven. Per groep zal bekeken moeten worden welke oefeningen meer en minder geschikt zijn: dat is natuurlijk zeer afhankelijk van de samenstelling van de groep. Zo nodig moet er bijgestuurd worden. Dit geldt ook voor de tijdsbewaking. De ene groep kan meer in anderhalf uur dan de andere. 6.2 Vaste oefeningen De vaste oefeningen die in iedere bijeenkomst terugkomen zijn : 1. en 7. Begin en afsluiting in de kring Vraag de kinderen in een kring te gaan staan en elkaars handen vast te houden. Vraag of iedereen de ogen wil sluiten en vervolgens diep wil ademhalen. Vraag dan of iedereen om de beurt in de hand van degene rechts van hem of haar wil knijpen. Als de cirkel rond is, haalt iedereen nog een keer diep adem. Deze oefening heeft een rituele functie en geeft duidelijk een gezamenlijk begin en eind aan. Als deze oefening aan het eind van de bijeenkomst wordt gedaan, zeg dan tenslotte samen met de kinderen: ‘Tot de volgende keer’. 2. Het weerbericht Vraag ieder kind om de beurt één van de vier weerberichten uit te kiezen dat past bij zijn of haar stemming van dat moment. Het kind kiest een weerbericht uit de vier platen (zonnig, bewolkt, onweer en regen) die in bijlage 3 staan. Deze weerbericht-platen kunnen aan de muur of flapover gehangen worden. Vraag naar de aanleiding van de stemming die het kind uitkiest en naar het belangrijkste gevoel wat het kind heeft. Een alternatief is de kinderen te vragen de situatie thuis van de afgelopen week uit te beelden aan de hand van een weertype. De begeleiders structureren de verhalen van de kinderen en geven complimenten. Nodig • platen van vier verschillende weertypes (bijlage 3) • flapover en plakband 3. Verhaal Vraag eerst altijd of er nog vragen zijn naar aanleiding van de dingen die de vorige keer in de groep zijn gezegd, gedaan en gebeurd. Start daarna met het verhaal dat past bij het thema van die bijeenkomst. Gebruik daarbij de
23
plaat die bij het betreffende verhaal past en hang deze op. Dit verhaal biedt mogelijkheid tot identificatie. Geef de kinderen tijdens het verhaal een stressbal zodat ze kunnen bewegen. Houd naar aanleiding van het verhaal een kort groepsgesprek waardoor herkenning bij de kinderen op gang komt. Ga eerst na of er vragen zijn naar aanleiding van het verhaal. Bespreek dan de ervaringen van de hoofdpersonen uit het verhaal en maak de overstap naar eigen ervaringen. Gebruik zoveel mogelijk vragen die aansluiten bij de specifieke groep die je voor je hebt: het niveau en de interesses kunnen zeer uiteen liggen. Per verhaal zijn enkele vragen geformuleerd, maar beter is het de groep te volgen en eigen vragen te bedenken. Let daarbij ook op reacties in de groep tijdens het verhaal. Via de verhaal-besprekingen kan ook worden teruggekomen op thema’s die erg bij de kinderen leven en/of die de vorige keer behandeld zijn. Tegelijkertijd dient het verhaal als introductie van het thema. Geef als begeleiders ook ideeën en tips als het gaat over handelingsalternatieven (met betrekking tot het thema van het verhaal). Nodig • verhaal • bijbehorende plaat • flapover en plakband 1 stressballetje voor elk kind 4. Pauze Las een korte pauze in waarin limonade wordt gedronken en koekjes worden gegeten. Eventueel kan het drinken gecombineerd worden met het groepsgesprek. Dan hebben de kinderen geen echte pauze; of dat raadzaam is en of de kinderen dat volhouden, verschilt per groep. Soms kunnen juist tijdens de pauze leuke en net even ‘andere’ onderwerpen aan bod komen, waardoor de kinderen goed kunnen ontspannen. Nodig • limonade • koekjes 5. Activiteiten Deze verschillen per keer en worden per bijeenkomst beschreven. 6. Beweging Deze bewegingsspelen fungeren ook als ontspanningsspel. Als het een zware bijeenkomst is geweest is het belangrijk om te eindigen met zo’n oefening. Dat vergemakkelijkt de overstap naar het dagelijkse leven. Als u iedere bijeenkomst dezelfde bewegingsoefening met de kinderen doet aan het eind van de bijeenkomst, geeft dat houvast. Maar het kan ook juist leuk zijn als om de beurt een kind uit de groep mag kiezen voor een spel. Hier volgen enkele voorbeelden van bewegingsspellen: Swingen De begeleiders zetten leuke (disco) muziek op en iedereen gaat swingen (begeleiders ook). Nodig • bandjes met swingende muziek • casette-recorder Stoelenruil Op één kind na zit iedereen op een stoel. Er moet van stoel gewisseld worden door seinen met de ogen te geven en de kinderen moeten zorgen dat ze niet zonder stoel komen te zitten. Tikkertje met bevrijders De twee tikkers gaan even op de gang staan. De begeleiders wijzen, zonder dat de tikkers het kunnen zien, twee bevrijders aan. Als daarna iemand getikt wordt en bevriest, kunnen de bevrijders diegenen weer ‘ontdooien’ door hen aan te tikken. Als beide bevrijders getikt zijn, houdt het spelletje op.
24
Twister Een bekend spel waarbij gebruik wordt gemaakt van een kleed met kleuren en vlakken. De kinderen gooien een dobbelsteen die aangeeft naar welk vlak ze moeten met een been of een arm. Na een tijdje staat iedereen heel raar door elkaar. Het is een spel dat vaak veel hilariteit opwekt. Nodig • Twister(spel)
25
6.3
26
Bijeenkomsten
Bijeenkomst 1
Kennismaking
- Begin in de kring Leg uit hoe het werkt en voer het uit. - Kennismaking Vraag ieder kind te vertellen hoe hij of zij heet, waar het woont en hoe oud het is. Doe daarna het balspel. Dat spel houdt in dat de kinderen in een kring zitten en de bal naar elkaar toe gooien. Als een kind de bal krijgt, moet hij of zij de eigen naam noemen en de bal vervolgens naar iemand anders gooien. Nodig • bal - Kennismaking (Alternatief) Het spel ‘HINKELEN met VRAGEN’. Teken een hinkelbaan en vraag de kinderen om de beurt met de dobbelsteen te gooien. Zoveel als zij gooien moeten ze stappen hinkelen en elk blok waar ze op eindigen heeft een vraag. Als iedereen aan bod is geweest, stopt het spel. Doe zelf ook mee! Vragen zijn bijvoorbeeld: - wie vind je een leuke popster? - wat zijn je lievelingskleuren? - wat is je lievelingseten? - welke spellen vind je leuk om te doen? - wie woont er bij jou thuis? - wat is de leukste plek bij jou thuis? Nodig • krijt om hinkelbaan te tekenen - Introductie Vraag aan de kinderen wat ze weten over deze groep en bespreek naar aanleiding daarvan de bedoeling van de groep. Als toelichting kunt u, aan de hand van tekeningen in bijlage 6, onderstaande tekst als introductie gebruiken. Belangrijker is het om geen verhaal af te steken maar de informatie te verweven in een gesprek met de kinderen. Zorg dat ze zich vrij voelen vragen te stellen. Houd het kort en krachtig, anders wordt het te saai voor de kinderen. Geef ze tijdens dit gesprek een stressballetje. Leg uit dat ze hiermee altijd kunnen spelen in de groep (maar dan wel alleen) als ze aan het luisteren zijn, zodat hun handen ook wat te doen hebben. WAARVOOR IS DEZE GROEP (hang de eerste plaat van bijlage 6 op en licht toe) ‘Met deze kinderen gaan we negen keer bij elkaar komen. We gaan verhalen lezen, spelen, tekenen, kleien, oefeningen doen. Jullie zitten in de groep om dingen te leren. Niet om te leren rekenen of schrijven want het is hier geen school, maar om andere dingen te leren. Veel van jullie hebben meegemaakt dat je ouders vreselijke ruzie hebben en dat is voor kinderen heel erg vervelend. Je kunt er niets aan doen maar je kan er verdrietig van worden of boos of bang. Daarover gaan we dingen leren: wat kun je doen als je blij of boos bent. Of, wat kun je doen als je ouders vreselijke ruzie hebben. Of, als je moeder geslagen wordt. Nodig • illustratie 1 bij introductie (bijlage 6)
27
PAUZE - vervolg introductie AFSPRAKEN Hang illustratie 2 tot en met 8 op van bijlage 6 en licht de afspraken aan de hand daarvan toe: - je hoeft niets te doen of te zeggen als je dat niet wilt - iedereen luistert naar elkaar - je vertelt geen dingen door die je van andere kinderen hebt gehoord - wij (de begeleiders) vertellen ook niet door wat je gezegd hebt, alleen wel aan hulpverleners (deze indien van toepassing; dus als bekend is dat bepaalde kinderen al bij een hulpverlener komen. Probeer die hulpverleners zo te noemen als de kinderen ze zelf noemen; dat is beter te begrijpen voor ze) - wij zien ook jullie moeders, maar vertellen wat jullie zeggen niet aan de moeders. We vertellen wel wat voor spellen en oefeningen we hier in de groep doen - als je een keer echt niet kunt komen omdat je ziek bent, moet jij of je moeder even naar ons bellen (telefoonnummers met namen meegeven) - Wij -de begeleiders- nemen iedere keer iets lekkers mee! Geef tenslotte iedereen een multomap. Geef ze de platen van de introductie en de tekst van de groepsafspraken mee voor in de multomap. Nodig • illustraties bij introductie (bijlage 6); kopieën voor ieder kind • stressballetje voor elk kind • briefjes met telefoonnummers en namen van begeleiders • multomappen voor elk kind - Beweging en afsluiting in de kring Leg het bewegingsspel en vervolgens de afsluiting nogmaals uit en voer deze uit.
28
Bijeenkomst 2 -
Boos
Begin in de kring
- Weerbericht Introduceer deze oefening. Doe het zelf voor en vraag dan de kinderen om de beurt een weerbericht uit te kiezen en toe te lichten. Let op of de kinderen de vraagstelling vatten en stel zo nodig de volgende keer bij. - Verhaal Hang bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er vragen zijn. Suggesties voor vragen en bespreekpunten vanuit de begeleiding: Waarom is Kim boos? Kun je dat snappen? Schreeuwen jouw vader en moeder ook weleens tegen elkaar? Ben je ook weleens boos? Wat kun je doen als je boos bent? Doe suggesties als: • weggaan en even wandelen • met je huisdier spelen of praten • vertellen aan je broertje of zusje, oom of tante, neef of nichtje of vriendje of vriendinnetje • op je kussen slaan PAUZE - Afreageren Vraag de kinderen te denken aan iemand of iets waar ze boos op zijn. Probeer één of meer manieren met de kinderen uit zoals: - iedereen mag op kussens slaan. - iedereen krijgt een lege cola-fles en daarmee mogen ze heel hard op de tafel slaan. Nodig • kussens en/of lege cola-flessen - Dagboek Deel aan alle kinderen een dagboek uit met een slotje dat ze mogen houden. Leg uit wat de functie is van een dagboek: je kunt erin schrijven als je boos of verdrietig of blij bent. Of als je ouders of andere mensen vervelend doen tegen jou of tegen elkaar. Niemand mag het lezen, alleen als jij het wilt! Iedereen mag het dagboek mee naar huis nemen en voor zichzelf houden. Nodig • een dagboekje met slot voor elk kind -
Beweging en afsluiting in de kring
29
Bijeenkomst 3 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Ve r d r i e t i g o f b l i j
- Verhaal Hang bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er vragen zijn. Suggesties voor vragen en bespreekpunten vanuit de begeleiding: Kim is verdrietig en later is ze weer blij. Hoe kwam dat? Ben jij weleens verdrietig? Wanneer dan? Ben jij weleens blij? Wanneer dan? Wat kun je doen als je heel verdrietig ben en je wilt je lekkerder voelen? Schrijf de suggesties op een flap en vul aan met: • naar je veilige plek toe • tekenen of kleien • vertellen aan iemand die je aardig vindt wat er is gebeurd • aan je knuffel of huisdier vertellen • wandelen of rennen • iets leuks gaan spelen • tekenen of in je dagboek iets schrijven PAUZE - Veilige plek Vraag de kinderen of ze een veilige plek hebben, een plek die alleen van hen is en waar ze soms stiekem naar toe gaan als ze zich niet prettig voelen. Of als hun ouders ruzie hebben of hadden of zelfs slaan. Noem voorbeelden als: onder de trap, bij een boom in de buurt, in een hoekje van de kamer etcetera. Vraag of ze een plek willen tekenen of verven waar ze zich veilig zouden voelen. Geef aan dat ze een plek mogen tekenen die echt bestaat maar ze mogen er ook één bedenken. Vraag als iedereen klaar of de kinderen kort iets over de tekening willen vertellen. Nodig • vellen papier • potloden of stiften -
30
Beweging en afsluiting in de kring
Bijeenkomst 4 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Gevoelens
- Verhaal Hang de bij het verhaal passende tekening op en de tekeningen van blij, boos, verdrietig en bang (bijlage 7). Kleur deze tekeningen in zoals ook de buttons uit het verhaal zijn ingekleurd: rood voor boos, geel voor blij en blauw voor verdrietig. Wijs hier zonodig naar het verhaal. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er vragen zijn. Suggesties voor vragen en bespreekpunten: Wat voor buttons heeft Kim? Wat is een psycholoog (alleen bespreken als er kinderen in de groep zijn die ervaringen hebben met hulpverleners)? Leg uit dat het handig is te weten hoe je je voelt: Maak onderscheid tussen de verschillende gevoelens door de vier gezichten op te hangen. Een andere mogelijkheid is in de ruimte met touwen vier vlakken te onderscheiden: 1 voor bang, 1 voor boos, 1 voor blij en 1 voor verdrietig. Gebruik hiervoor de bijbehorende platen met een bang, boos, blij en verdrietig gezicht en leg die in de vlakken. Vraag de kinderen te gaan staan bij: Hoe voel je je als iemand heel boos wordt en gaat slaan? Hoe voel je je als iemand gemeen tegen je doet? Hoe voel je je als je een heel leuk feestje hebt? Hoe voel je je als een lief huisdier is doodgegaan? Nodig • touwen • illustraties gevoelens (bijlage 7) PAUZE - Toneelstuk Vraag de kinderen in groepjes van twee of drie (wijs zelf groepjes aan door te tellen) een toneelstukje voor te bereiden over één van de gevoelens. Verdeel de onderwerpen over de groepjes: bang, boos, blij of verdrietig. Ze kunnen verkleedkleren gebruiken uit de mand. Na de voorbereiding worden de toneelstukjes opgevoerd. De andere kinderen vertellen na het klappen wat ze leuk vonden aan het toneelstukje. Nodig • verkleedkleren Een alternatief (voor als u bovenstaande oefening als te moeilijk inschat voor deze groep) - Uitbeeld-oefening De hele groep loopt door de ruimte en voert opdrachten uit, zoals: - doe alsof je een verdrietige vrouw bent - doe alsof je een stoere meid of bink bent - doe alsof je een blij meisje of jongetje bent - doe alsof je een boze kat bent - doe alsof je een bang vogeltje bent -
Beweging en afsluiting in de kring
31
Bijeenkomst 5 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Ruzie
- Verhaal Hang de bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er nog vragen zijn. Suggesties voor vragen en bespreekpunten: Hoe gaat het met Kim? Welke gevoelens heeft zij denk je? Wat vindt Kim nu van haar moeder? Wat vindt Kim nu van haar vader? Hebben jouw papa en mama weleens ruzie? Vind je je papa of mama weeens niet lief? (dat mag!). Leg uit dat iemand meerdere kanten heeft. Ga in op het feit dat je vaak je papa en je mama lief vindt, ook al doen ze niet lief tegen elkaar. Wat voel/doe je als je ouders ruzie hebben? Benadruk: je kunt er niets aan doen! PAUZE - Onderhandelen Licht toe: ‘we gaan oefenen zonder ruzie dingen op te lossen’ Leg de situatie voor: ‘je vriendje of vriendinnetje wil buiten spelen en jij hebt daar geen zin in.’ De kinderen spelen deze situatie in groepjes van twee uit, met als opdracht dat ze duidelijk zeggen dat ze het niet willen. Bespreek na en ga op de ervaringen in. Wat werkte wel en wat niet? Vertel dat het belangrijk is dat ze goed luisteren en uitleggen dat ze het niet willen. ’Als je iets niet wil wat een ander wil, ben je nog steeds niet vervelend! Maar praat erover en ga nooit slaan.’ Alternatief - Poppenkast Vraag de kinderen het verhaal dat is voorgelezen na te spelen in de poppenkast. Dit kan in twee groepjes. Daarna kunnen ze eigen ervaringen met een ruzie naspelen. -
32
Beweging en afsluiting in de kring
Bijeenkomst 6 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Geweld
- Verhaal Hang de bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er nog vragen zijn. Suggesties voor vragen en bespreekpunten: Wat heeft Kim verteld aan Hassan? Wordt jouw moeder ook weleens geslagen? Hoe voel je je dan? Wat doe je dan? Toelichting geven; Als je moeder wordt geslagen, kun je er niets aan doen. Je kan alleen proberen erbuiten te blijven, weg te gaan of je te verstoppen. Als er veel kinderen uit een opvangcentrum in de groep zetten: ingaan op de verhuizing naar het opvangcentrum. PAUZE - Film Naar de sterren naar de maan (Ikon) Deze film gaat over een tweeling wiens ouders ruzie hebben. Selecteer een stukje uit de serie (3x 28 minuten) dat voor de betreffende groep geschikt is. Nabespreking: wat vinden de kinderen ervan? Wat herkennen ze? Nodig • videoband (te leen bij TransAct Infolijn tel. 030-230 06 66/alleen ‘s ochtends bereikbaar) • videorecorder Alternatief (of als er tijd is allebei doen) - Uitbeelden ruzie thuis Vraag de kinderen een schilderij te tekenen, te plakken of te verven op de ene helft van de flap (maak vantevoren een streep in het midden van de flaps), waarin hij of zij uitbeeldt wanneer er thuis ruzie was en geslagen werd. Vraag ze daarna op de andere helft van de flap te tekenen of te plakken hoe ze hadden gewild dat het afgelopen was. Aan het eind mag iedereen het kunstwerk laten zien en er iets over vertellen. Nodig • verf of kleurpotloden • vellen tekenpapier voor alle kinderen n.b. Als het poppenkast-spel vorige keer beviel kan het uitbeelden van geweld thuis ook via de poppenkast gebeuren (toelichting zie bijeenkomst 4). -
Beweging en afsluiting in de kring
33
Bijeenkomst 7 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Geheim en veiligheid
- Verhaal Hang de bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het verhaal voor. Vraag of er vragen zijn. Suggesties voor vragen of bespreekpunten - Wat is het geheim van Hassan? - Hebben jullie weleens een geheim? Is dat leuk of niet? Aan wie vertel je het dan? Vul aan met bijvoorbeeld de volgende opmerkingen: ‘Soms is het leuk om een geheim te hebben. Bijvoorbeeld als je stiekem iets ergens verstopt hebt of als je zelf een geheimtaal hebt gemaakt. Soms voelt een geheim niet zo leuk. Bijvoorbeeld als je je schaamt of als je boos bent op jezelf. Omdat je bijvoorbeeld iets gedaan hebt wat niet mag, zoals een mooi bord laten vallen. Soms voelt een geheim niet leuk als iemand zegt: dat mag je niet doorvertellen terwijl je het juist wel graag wilt vertellen. Kim durfde bijvoorbeeld eerst nooit te vertellen dat haar papa en mama verschrikkelijke ruzie hadden, want dat mocht niet. Maar ze voelde dat ze het toch moest doen. Toen ze het verteld had was ze blij en opgelucht. Een geheim kun je wel vertellen aan iemand anders, maar alleen als je het zelf wilt. Je vertelt een geheim als je iemand vertrouwt.’ PAUZE - Geheim inkleien Vraag de kinderen een geheim te tekenen of op te schrijven en het briefje op te vouwen. Vervolgens kunnen ze zichzelf kleien en het geheim in het kleiwerk verstoppen. Als ze het later weer willen hebben of willen zien, kunnen ze het werkstuk kapot gooien. Het is ook mogelijk er een poortje in te kleien waardoor ze makkelijk bij het geheim kunnen komen. Doe het eventueel voor. Nodig • klei • papiertjes en pennen voor elk kind - Veiligheidsplan Geef eerst toelichting: ‘Het is belangrijk om te weten wie je kan vertrouwen. Als het niet goed gaat en er hele vervelende dingen gebeuren thuis, kun je daarnaar toe gaan.’ Elk kind vertelt wat hij of zij in zo’n geval zou doen en schrijft ideeën op in de eigen multo-map. Bespreek dit na en geef elkaar zo tips. Sommige dingen liggen per kind anders (bijvoorbeeld een kind gaat naar een speciale tante die hij of zij heel erg vertrouwt) maar sommige tips kunnen voor iedereen gelden (zoals bel de kindertelefoon of een andere hulpverlener). Deel de blaadjes uit met de noodnummers. Nodig • a4tje met noodnummers: maak vantevoren een lijstje met een paar telefoonnummers uit de regio (bijvoorbeeld van de Kindertelefoon) die de kinderen in nood kunnen bellen. Kopieer ze voor de kinderen. Beweging en afsluiting in de kring
34
Bijeenkomst 8 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
To e k o m s t
- Verhaal Hang de bijpassende tekening op. Geef iedereen een stressbal. Lees het begin van het verhaal voor. Vraag vervolgens de kinderen met elkaar (goed luisteren, niet door elkaar heen praten) te bedenken wat het laatste verhaal over Kim en Hassan is. Leg uit: ‘het is leuker om een goed einde te maken’. Als iedereen teveel door elkaar gaat roepen, kun je ervoor kiezen om een rondje te maken en de kinderen om de beurt iets te laten bedenken voor het verhaal. Eventuele bespreekpunten: Hoe vindt je het dat Kim gaat verhuizen? Ben je ook weleens verhuisd en hoe vond je dat? Wat wil jij later worden? Hierna is het leuk om in te gaan op het feit dat het hierbij niet uitmaakt of je een meisje of een jongen bent. PAUZE - Toekomst tekenen Deel platen uit met daarop een tekening van het casco van een huis. Vraag de kinderen de tekening van een huis af te maken (het casco in te vullen) door te tekenen en/of te plakken. Vraag ze het huis te maken waar ze later in willen wonen. Gebruik potloden, stiften, verf of tijdschriften (voor het plakken). Ze kunnen het huis maken zoals ze het zelf willen en ze kunnen ook tekenen wie er dan in wonen. Als de huizen klaar zijn worden ze opgehangen en kunnen de kinderen er om de beurt iets over vertellen. N.B. Het kan leuk zijn, zeker als er meerdere allochtone kinderen in de groep zijn, om ze een land te laten tekenen waar ze willen wonen of een huis in een land waar ze zouden willen wonen. Nodig • een kopie voor ieder kind van de illustratie van het casco van het huis (bijlage 8) • stiften, potloden of verf of tijdschriften/lijm/ scharen Alternatief als het onderwerp vertrouwen sterk naar voren komt: - Vertrouwensoefening Leg uit dat deze oefening gaat over vertrouwen. Als je iemand vertrouwt, is het iemand bij wie je je lekker voelt en bij wie je denkt dat diegene goed voor je is. Doe deze oefening eerst voor. De bedoeling is dat ieder kind achter een ander kind gaat staan met een hand op diens schouder en met de ogen dicht. Zo wordt hij of zij de kamer rondgeleid. Bespreek de oefening na met vragen als ‘Was het leuk om te doen?’ ‘Vond je het ook eng?’ -
Beweging en afsluiting in de kring
35
Bijeenkomst 9 -
Begin in de kring
-
Weerbericht
Afsluiting en evaluatie
- Verhaal afsluiten Lees het laatste verhaal voor over Kim en Hassan (dat goed eindigt). Hang de bijpassende tekening op. Laat de kinderen de bespreekpunten bepalen. PAUZE (kort) - Evaluatiespel Een aantal papiertjes met evaluatievragen erop wordt in een hoed gedaan en ieder kind trekt er een vraag uit en geeft antwoord. Vragen zijn bijvoorbeeld: • wat kun je doen als je een geheim hebt? • hoe voel je je als iemand jouw geheim doorvertelt? • wat kun je doen als je boos bent? • wat kun je doen als je iemand wilt duidelijk maken dat je niet wil doen wat hij/zij vraagt? • hoe voel je je als je ouders ruzie hebben? Wat doe je dan? • wanneer bel je de Kindertelefoon? • mogen alle mensen, vrouwen, mannen, meisjes of jongens huilen? • wat helpt als je een probleem hebt? (praten) - Feestje De begeleiders vertellen dat dit de laatste keer is. Het is mogelijk dat de begeleiders een terugkomdag met de kinderen afspreken. Geef dan briefjes mee voor de moeders, zodat zij weten wanneer het is. Ook kunnen de kinderen als ze daar groot genoeg voor zijn, contact houden door met elkaar te schrijven. Dan kan er ruimte worden ingebouwd om adressen uit te wisselen. Licht vervolgens toe: Om afscheid te nemen van elkaar gaan we een feestje vieren door met z’n allen taarten te maken. De groep wordt in tweeën gedeeld, zodat iedere begeleider instructies aan een groepje kan geven. Deze instructies zijn afhankelijk van het aantal kinderen in een groepje en het is dus handigst om van te voren te bedenken wie wat kan doen. Na het ‘bakken’ (het is het handig om een recept te gebruiken van een taart die niet in de oven hoeft: zie bijlage 9) wordt de taart opgegeten. -
Afscheidscadeautjes
Geef alle kinderen iets leuks mee als afscheid. Het kan leuk zijn om iedereen een persoonlijk en zelfgemaakt ‘diploma’ te geven. Of een sleutelhanger voor het dagboek dat iedereen heeft, bijvoorbeeld in de vorm van een handje (afscheidssymbool) . Nodig • zelfgemaakte, persoonlijke diploma’s (met bijvoorbeeld voor iedereen een speciaal compliment) • afscheidscadeautje (bijvoorbeeld sleutelhangers met dag-handje) -
36
Afsluiting in de kring
Bijlage 1 Wervingsfolder voor intermediairs (van Blijf van m’n Lijf Dordrecht en De Grote Rivieren)
Wervingsfolder voor moeders (van Blijf van m’n Lijf Dordrecht en De Grote Rivieren)
Bijlage 2
Aandachtspunten voor voorbereiding en werving
Voorbeeld van een planning voorbereidende en wervende activiteiten Maand 1 • overeenstemming bereiken over: wie vinden wij in de groep passen? Waar zijn deze kinderen te vinden? (via welke instellingen/hulpverleners kunnen zij worden aangemeld) • lijst maken van belangrijke intermediairs/sleutelfiguren in de regio • wervingsfolder maken voor intermediairs en voor moeders • wervingsfolders mailen Maand 2 • eerste verwijzingen? Vervolgens de eerste intake-gesprekken met moeders en kinderen (folder aan moeders geven) • ruimte en programma regelen/begeleidende brief en uitnodiging opstellen voor de kinderen • bijeenkomst met intermediairs; informatie over groep en handvatten (voor doorverwijzing, vragen in intake) geven • voorbereiden groep: ruimte huren, benodigde spullen, draaiboek samen doornemen, taken verdelen • voorbereiden bijeenkomst(en) voor moeders Maand 3 • verdere intakes naar aanleiding van verwijzingen Maand 4 • bijeenkomst voor moeders • start groep
39
Bijlage 3
40
We e r b e r i c h t e n
1
2
3
4
Bijlage 4
Ve r h a l e n
Thema: BOOS (bijeenkomst 2)
NIET EERLIJK
“Kim, doe niet zo flauw. Kim ! Kim, ik weet dat je boven bent.” Het blijft stil in de boomhut. ‘Vreemd,’ denkt Hassan. “Kim ! Kim !” “Ja.” Het klinkt niet ècht vriendelijk. “Kim, mag ik boven komen ?” vraagt hij voorzichtig. De touwladder komt langzaam naar beneden. Hassan klimt zo voorzichtig mogelijk naar boven. De ladder kraakt onder zijn zware lijf. Boven zijn hand is het touw heel dun. Nog voorzichtiger probeert hij het. “Wat is er,” vraagt hij als hij zijn hoofd door het gat van de vloer steekt. Geen antwoord. Kim zit in een hoekje. Haar blonde krullen in de war. Tussen haar ogen zit een grote rimpel. Het lijkt net of ze geen lippen meer heeft, zo hard bijt ze erop. “Wat een zootje hier,” zegt Hassan terwijl hij tegen over haar neer zakt op de grond. Alles is van z’n plek. Zelfs hun handenschilderij ligt kapot op de grond. Hassan slikt snel. En nog een keer. Hij weet niet wat hij zeggen moet. ‘Hoe kan ze dat nou doen,’ denkt hij. Om de beurt hebben ze hun hand in de klei gedrukt. Hun pinken en duimen gekruist. “Nu horen we voor altijd bij elkaar, dat zie je op dit handenschilderij,” had Kim plechtig gezegd. Hassan had het eerst een rare naam gevonden voor iets van klei. Toch was hij er erg trots op. En nu ligt het daar in stukken. Kim kijkt naar de grond. Haar knokkels zijn wit. “Ben je boos ?” probeert Hassan voorzichtig. Weer geen antwoord. Kim lijkt wel een standbeeld. “Als je niks zegt, ga ik weer weg,” zegt Hassan boos en staat op. “Jij snapt er toch niks van !” roept Kim. “Je hoeft niet zo te schreeuwen. Ik heb toch niks gedaan,” roept Hassan terug. Hij voelt zijn hoofd helemaal rood worden. Wild raapt Hassan de stukken op. Kim zegt niks. Hassan probeert de scherven aan elkaar te leggen. Het lukt niet. Zijn handen willen te snel. “’k Ben boos,” zegt Kim zacht. “Hoezo ?” Hassan z’n ogen zoeken de grond af. “Nou, m’n moeder zat aan de telefoon heel hard tegen m’n vader te schreeuwen. Dat doet ze elke keer. Dan hangt m’n vader op en kan ik ook niet meer met hem praten. “Mm Mm,” zegt Hassan terwijl hij de stukken in elkaar schuift. Er mist nog één stuk. “Toen heb ik heel hard op de trap gestampt en de kamerdeur dicht gegooid en toen viel de ruit eruit.” Hassan kijkt op. “En nu mag ik niet naar Mc Donalds,” zegt Kim. “Hoezo niet ?” vraagt Hassan. “Voor straf, omdat ik boos was,” zegt Kim met een gek gezicht. “Wat een rotstreek,” zegt Hassan. Kim gaat bij de scherven zitten. “Welke zoek je nog ?” vraagt ze. “Jouw duim en dus mijn pink,” zegt Hassan. Ze moeten allebei lachen. Hassan graait met zijn hand tussen de stapel planken. “’k Heb het geloof ik.” Hassan z’n wang drukt plat tegen de vloer. Z’n hele gezicht staat scheef. Kim moet er om lachen. Hassan klopt z’n kleren af en legt het laatste stuk in de open plek. Het handenschilderij is weer compleet. “’k Zal kijken of ze in het opvanghuis lijm hebben,” zegt Kim. “Da’s je geraaien,” zegt Hassan.
45
Thema: VERDRIETIG OF BLIJ (bijeenkomst 3)
FEEST Kim loopt langzaam. Ze sleept haar ene been voor het andere. Ze heeft geen zin om naar het opvanghuis te gaan. Kim d’r keel voelt raar. Hij doet zelfs een beetje zeer. Eigenlijk weet ze niet goed waar ze heen wil. Ze loopt zomaar wat. “Hè slome, kijk uit !” Tegelijk voelt Kim een flinke dreun tegen haar rug. Snel drukt ze haar hand op de plek. Het doet zeer. “Moet je daar maar niet lopen, als wij aan het voetballen zijn,” roept een jongen met vuurrood haar. “Schop effe terug, kleintje !” Kim d’r keel zit dicht. Ze kan niks zeggen. Het liefst zou ze de bal hard weg trappen. Kim durft het niet. Netjes schiet ze terug. De bal komt in de bosjes terecht. “Trutje !” De andere jongens lachen hard. Kim draait zich om. Het stormt in haar hoofd. Er rolt een traan over haar wang. Ze slentert verder. Haar hoofd naar beneden en haar handen als zware stenen in d’r zakken. Opeens is ze in de straat van Hassan. Zonder nadenken loopt Kim naar het huis. Ze voelt het trillen van de bel onder haar vinger. Er hangen slingers voor het raam. “Hè Kim, wat leuk dat je langs komt. Kom je binnen we hebben feest, Ayse is jarig.” Kim schudt haar hoofd. Ze kijkt naar de grond. “We hebben taart en iedereen is blij,” rebbelt Hassan’s moeder verder. Ze loopt de hal weer in. Ze ziet niet eens dat Kim blijft staan. Er komt vreemde muziek uit de woonkamer. Kim voelt zich raar in haar buik. “Kim.” Hassan’s ogen worden even heel groot. Daarna knijpt hij ze samen tot twee kleine spleetjes. ’t Lijkt wel of je gejankt hebt,” zegt hij en trekt Kim naar binnen. In de kamer zitten heel veel mensen. Iedereen heeft z’n schoenen uit. Ze zitten op kussens. ‘Zeker niet genoeg stoelen,’ denkt Kim. De mensen spreken Turks. Zo praat Hassan ook wel eens. Kim verstaat er niets van. De mensen lachen hard. Kim schrikt. Snel veegt ze met haar mouw over haar gezicht. Een man met een grote zwarte snor praat hard. De snor beweegt snel. “Hier, taart,” zegt Hassan terwijl hij Kim een schoteltje in haar handen drukt. Er ligt een raar vierkant stroperig dingetje op. “Turkse taart,” zegt hij en trekt Kim mee naar boven. In Hassan’s kamer zijn heel veel kinderen. Overal ligt speelgoed. Kim gaat op de traptrede zitten en begint aan de taart. Bij elke hap wordt de keelpijn een beetje minder. “Kijk,” zegt Ayse, “heb ik van m’n moeder gekregen”. Ze draait haar hoofd. Kim ziet niks. “Mooi hé. Ik mag nu al gaatjes want.... Ineens ziet Kim de oorbelletjes tussen Ayse’s zwarte krullen. Ze schitteren in het licht van de lamp. Net als haar ogen. “Mooi zeg,” zegt ze snel en neemt een hap van de taart. “Heb jij ook een cadeautje ?” vraagt ze. “Eh.. eh..nee,” stottert Kim. “Vergeten,” verzint ze. “Moet je ’t even ophalen,” zegt Ayse. “Wie gaat er mee dansen !” brult Hassan. Kim staat op. “Ik breng het morgen, okè,” zegt Kim terwijl ze naar Hassan z’n kamer loopt. De twee kleine oorbelletjes bewegen op en neer. Hassan staat op een stoel. “Kim en ik doen de lampen en de rest gaat dansen,” roept hij. “Ik wil bij haar,” zegt een jongetje dat op Hassan lijkt. “Nee, Kim hoort bij mij,” zegt Hassan. Hij springt van de stoel en trekt haar naar het lichtknopje. Ze lachen naar elkaar. Kim voelt zich ineens heel groot en sterk. Snel doet Hassan alle gordijnen dicht en zet de muziek keihard aan. “Kom op dansen !” roept hij hard. Kim knippert zo snel ze kan. De lichten flitsen aan en uit. Ze moet lachen. “Kom op, kleintjes,” roept ze terwijl ze naar Hassan lacht. Ze dansen allemaal. Ze is helemaal vergeten waarom ze verdrietig was.
46
Thema: GEVOELENS (bijeenkomst 4)
BUTTON “Wat is dat voor ding ?” “Wat ?” “Nou, dat.” Hassan wijst naar een rond groen ding op de trui van Kim. “Een button,” zegt Kim en drukt haar kin op haar borst. Ze maakt het speldje aan de achterkant los. Dan stopt ze de button snel in haar zak. Het is stil. Kim d’r hoofd wordt een beetje rood. “Heb je die van school ?” vraagt Hassan verder. “Nee van m’n moeder,” zegt Kim en doet de rits van haar zak dicht. “Waar is het voor ?” Kim zegt niks. Samen lopen ze richting de hut. “Je kunt het me toch wel vertellen ?” Kim zuigt de hoek van haar mond naar binnen en staart naar de grond. Hassan kijkt naar haar. Hij wacht. ‘Kim doet nooit zo,’ denkt Hassan. Langzaam lopen ze verder. Onder de boomhut blijven ze staan. Kim haar mond gaat langzaam open. “’t Is van de psycholoog.” “Spycholoog ? Wat is dat nou weer ?” “Kom”, zegt Kim en klimt naar boven. Hassan klimt achter haar aan. Kim gaat op de grond zitten en haalt het ding uit haar zak. “Deze is voor als ik me gewoon voel,” vertelt ze. “Thuis heb ik er nog meer. Ze hebben allemaal een andere kleur.” “Waarom,” vraagt Hassan. “Zo kan mijn moeder zien hoe ik me voel.” “Hoe dan ?” vraagt Hassan en trekt z’n wenkbrauwen helemaal omhoog. “Vind je het stom ?” vraagt Kim terwijl ze de button snel achter zich neerlegt. “Nee, maar ik snap er niks van,” zegt Hassan een beetje boos. “Als ik de rode op doe, weet m’n moeder dat ik boos ben. De gele is voor blij en de blauwe voor verdrietig,” zegt Kim. “En de groene is gewoon”. “Geef mij dan maar een gele,” zegt Hassan. “Ik ben blij want het is zaterdag.” Kim glimlacht. Het is even stil. “Voel jij je gewoon ?” vraagt Hassan. “Vanochtend wel ja maar nu weet ik het niet precies.” “Hoe is dat dan, gewoon ?” “Dat je niet blij bent, niet verdrietig èn niet boos,” zegt Kim. “Oh”, zegt Hassan “En moet dat van ...eh...dinges ?” “Die psycholoog, .... mm mm,” zegt Kim. “Wat is dat dan zo’n psych...” “Daar gaan m’n moeder en ik heen om te praten.” “Over jou ?” vraagt Hassan. “Mm mm,” knikt Kim. Hassan kijkt naar de handen van Kim. Ze friemelt aan de button. Kim laat het speldje steeds onder haar duim vandaan schieten. “Kan je moeder toch ook gewoon aan je vragen ?” zegt Hassan. “Wat ?” “Nou, of je blij of verdrietig bent”. Kim kijkt even op. Ineens voelt ze het speldje in haar duim prikken. “Dan weet ik het niet,” zegt ze boos en knijpt in haar duim. Er komt een piepklein rood bolletje bloed uit. “Precies de goeie kleur,” zegt Hassan. “Hoezo ?” vraagt Kim een beetje boos. Ze steekt haar duim in haar mond. “Rood is toch voor als je boos bent,” zegt Hassan.
47
Thema: RUZIE (bijeenkomst 5)
RUZIE “Kim, ben jij dat ?” roept Hassan naar beneden. De touwladder kraakt. “Ik dacht al dat je niet meer zou komen,” gaat Hassan verder. Kim haar hoofd komt door het gat van de hut. Ze zegt niets. “Ben je weer boos,” zegt Hassan. Dan ziet hij dat Kim huilt. “’k Weet het niet,” zegt Kim. Ze ploft neer op het kussen in de hoek. Ze veegt haar arm langs haar neus. Snel wrijft ze met haar hand over de snotterige plek op haar mouw. “Wat is er ?” vraagt Hassan terwijl hij op het andere kussen gaat zitten. “Ze hebben weer ruzie,” zegt Kim zacht. Er rolt een traan over haar wang. Hassan kijkt snel naar de grond. “Waren ze weer aan het bellen ?” vraagt hij. “Nee,..... .” Het is even stil. Kim haalt haar neus op. “’t Is gemeen van m’n moeder,” zegt ze boos. “Ze zei dat we het goed gingen maken met m’n vader.” “Zijn jullie naar je vader geweest ?” vraagt Hassan en kijkt Kim met grote ogen aan. “Nee, m’n vader was bij het station. Hij had allemaal cadeautjes meegenomen. Ook één voor m’n moeder.” “Oo..,” zegt Hassan. “Toen gingen ze praten. M’n moeder deed helemaal niet lief tegen ’m. En nou is het niet gelukt,” zegt Kim boos. “Wat ?” vraagt Hassan. “Nou dat ze weer vrienden worden.” “Wat zei ze dan ?” “’k Weet niet meer precies. M’n vader zei steeds dat ie mij wou zien. Dat ie zo alleen was in ons huis. Volgens mij moest ie bijna huilen. Hij ging vragen of m’n moeder weer terug kwam. Dat was heel gek. M’n moeder zei niks. Ze trok heel hard haar hand los. Nou, toen werd ie kwaad. M’n vader sloeg heel hard tegen de muur. Vlakbij m’n moeders gezicht.” Hassan zit van schrik gelijk rechtop. “Heeft ie je moeder geslagen ?” “Nee ’t was niet raak. Maar m’n moeder was heel kwaad. Ze schreeuwde tegen m’n vader dat ie ons nooit meer zal zien. Ze nam niet eens haar cadeautje mee. “Kwam je vader niet achter jullie aan ?” “Nee,” zegt Kim verdrietig. “Hij schopte heel hard tegen de muur.” Hassan weet niet wat hij zeggen moet. Het is stil in de hut. “Wat had jij gekregen ?” probeert hij voorzichtig. “Dit,” zegt Kim terwijl ze haar hand uitsteekt. Hassan ziet een ringetje om Kim haar vinger. Er zit een beertje op. “Echt zilver,” zegt Kim. “Mooi,” zegt Hassan. Hij zucht. “Wil je bij je vader wonen?” vraagt hij. Kim kijkt naar haar hand. Ze friemelt aan het beertje. Ze schuift het ringetje heen en weer. “’k Weet het niet.” “Waarom niet,” zegt Hassan verbaasd. “Da’s weer zielig voor m’n moeder,” zucht ze en steekt het ringetje in haar zak.
48
Thema: GEWELD (bijeenkomst 6)
PROBLEMEN “Wat heb jij nou ?” “Gevallen,” zegt Hassan. Hij heeft een dikke bult vlak boven zijn oog. Kim kijkt nog eens goed. Ook zijn lip is dik. Het lijkt alsof ie bloed. Ze kan het niet zien. Het is te donker in de hut. “Laat eens kijken,” zegt Kim terwijl ze naar Hassan toe kruipt. “Laat maar,” zegt Hassan en draait zijn hoofd. Nu valt er precies een strook licht op zijn gezicht. Het bloed op zijn lip is opgedroogd. Om de dikke bult is het rood en blauw. “Heb je pijn ?” vraagt Kim terwijl ze haar vinger naar de bult uit steekt. Snel duwt Hassan haar arm weg. “’t Is niks, laten we wat leuks gaan doen,” zegt hij vlug. “Is het op school gebeurd ?” “Nee thuis. Hou nou maar op met zeuren. Zullen we hiermee verder gaan anders komt ie nooit af.” Kim kijkt naar Hassan. Hij rolt de twee stokken uit elkaar. Het papier ertussen staat nu helemaal strak. Kim durft niks meer te vragen. “Kleur jij Gelderland ?” vraagt Hassan. Zelf buigt hij zich voorover en begint met de provincie Zuid-Holland. Kim kijkt naar Hassan‘s blauwe plek. Het glimt een beetje. “Eh...welke is Gelderland ?” vraagt ze. “Daar, bij Arnhem.” Hassan wijst naar een rode stip op de kaart. “Arnhem, daar woonden we eerst,” zegt Kim opgewekt. “Oh”. Hassan kleurt verder. Hij heeft z’n potlood helemaal schuin in zijn hand. Met grote krassen ziet Kim het blauwe vlak steeds groter worden. Ze wil zeggen dat Hassan het netjes moet doen maar durft het niet. Ze kijkt nog een keer naar zijn gezicht. Ze zegt niets. Het is stil. Je hoort alleen het krassen van de potloden. “Nu kom ik er niet meer zo vaak, in Arnhem.” “’t Is ook wel ver weg,” zegt Hassan en kijkt even op. “Ja dat ook, maar het was er ook niet echt leuk,” zegt Kim. Dromerig volgt ze met haar ogen de punt van het potlood over het papier. “De laatste keer hadden ze heel erge ruzie. “M’n vader begon heel hard te schelden tegen mijn moeder. Hassan kijkt op. Zijn potlood beweegt langzaam door. “Dat doet ie wel vaker. Maar m’n moeder schreeuwde terug. Dat deed ze anders nooit. Toen werd ie pas echt boos. Ik durfde me amper te bewegen. Later ben ik snel naar buiten gegaan. Ineens kwam m’n moeder naar buiten. Ze huilde. Hij kwam achter haar aan en schreeuwde dat ze nooit iets goed kon doen. Dat was nog niet zo erg maar toen gaf ie haar een klap op d’r hoofd. Hassan drukt zijn potlood hard op het papier. Krrrak ! De punt breekt. Snel steekt hij de achterkant van het potlood in zijn mond. “Hij sleurde haar aan d’r trui mee naar de deur. Mijn moeder struikelde. Toen knalde ze met haar hoofd tegen de deur. Ik durfde niet meer naar binnen. Later toen m’n vader weg was, zijn we weggegaan.” “Weggegaan, ..... naar ’t opvanghuis” ?! vraagt Hassan terwijl hij het potlood uit z’n mond haalt. Er zitten allemaal deuken in. “Ja, m’n moeder had een hele grote koffer meegenomen. Toen gingen we met de trein. Ze had een blauwe bult bij haar oog. Net als bij jou.” Kim knikt met haar hoofd in de richting van Hassan’s bult. “Alleen zat er bij haar een snee in.” Hassan kijkt snel naar het papier. “Wat nog het gemeenste was, aan de telefoon was ie ineens heel aardig. En weet je wat ie zei..... dat m’n moeder toch wel raar gevallen was !” Ineens wordt het heel stil in de hut. Kim kijkt naar Hassan. Hij probeert de punt terug te doen in het potlood. Het lukt niet. Dan pakt hij Kim’s potlood en zegt: “kom op, dan is ie morgen af.”
49
Thema: GEHEIM EN VEILIGHEID (bijeenkomst 7)
GEHEIM “Gelukkig zie je niks meer van die barst,” zegt Hassan terwijl hij met zijn vingers over het handenschilderij glijd. Kim kijkt hoe hij zijn handen in zijn zakken stopt. Zo blijft hij een tijdje staan. ‘Gek, zo van achteren lijkt hij net iemand anders,’ denkt Kim. ‘Hij lijkt veel kleiner. Komt vast door z’n broek. Die is veel te groot. Z’n pijpen hangen helemaal op de grond’. “Vind je niet ?” vraagt Hassan. Hij draait z’n hoofd naar Kim. “Eh.... wat ? Kim ziet Hassan z’n bult. Hij is bijna weg. “Nou van die barst”. “Oh,..eh... ja,” zegt Kim snel. “Ik denk dat het betekent dat wij hele goeie vrienden zijn.” Hassan draait zich om en gaat op de grond zitten. Nu kan Kim het handenschilderij goed zien. Je ziet er inderdaad niets meer van. “Jij bent mijn beste vriend,” zegt Hassan en kijkt naar Kim. “Vriendin, als je een meisje bent heet dat vriendin,” zegt Kim een beetje lachend. “Ach, wat maakt het uit. Ik ben het liefst met jou.” Kim kijkt verlegen naar de grond. Ze speelt met haar veter. “Ben ik ook jouw beste vriend ?” vraagt Hassan. Zijn grote donkere ogen kijken Kim vragend aan. “Eh.. .” Daar heeft Kim nog nooit over nagedacht. Ze draait met haar ogen naar boven en dan weer naar beneden. Het is even heel stil. “Ja,” zegt Kim met een grote glimlach. “Maar....als ik jou een geheim vertel, zeg je het dan tegen niemand ?” vraagt Hassan. “Wat voor geheim ?” Kim gaat dichterbij hem zitten. Hassan is stil. Hij bijt op zijn lip. Ineens staat hij op. Hij gaat met zijn gezicht naar het handenschilderij staan. “Ik moet zeker weten dat je het niet door verteld,” zegt Hassan ernstig. Hij staat kaarsrecht. De knokkels van zijn hand zijn wit. Kim ziet de helft van zijn gezicht. Door de bult ziet het er vreemd uit. Zijn ogen staren strak naar het handenschilderij. Ineens voelt Kim zich raar in haar buik. “Okè, ik vertel het aan niemand,” zegt ze zacht. “Je mag niet naar me kijken,” zegt Hassan streng. Snel kijkt Kim voor zich. “Goed,” zegt ze. Haar stem trilt een beetje. Hassan schraapt z’n keel. Kim hoort dat hij diep ademhaalt. “Een vriend van mij heeft een groot probleem.” Zijn stem klinkt raar. Kim wil naar hem kijken. Snel kijkt ze naar een losse plank in de vloer. Haar hart klopt in haar keel. “Zijn vader.” Hassan praat snel. “Die sloeg z’n moeder met de stofzuigerstang. Toen is hij ertussen gesprongen.” Het suist in Kim haar hoofd. “Waarom ?” vraagt Kim zacht. Ze durft niet naar Hassan te kijken. “Omdat hij steeds kwaaier werd. Z’n moeder had een bloedneus. Ze had haar handen voor haar ogen gedaan en moest heel hard huilen. Dan wordt hij altijd nog wilder.” Kim voelt haar hart nog harder bonzen. Snel kijkt ze even naar Hassan. Hij staat nog steeds precies hetzelfde. Z’n hoofd is vuurrood. “Hij stopte niet. Toen wilde mijn vriend haar helpen. Maar zijn vader sloeg ’m in z’n gezicht en riep dat hij aan de kant moest gaan. Vlak daarna kreeg ie de stofzuigerstang tegen zijn hoofd.” Kim durft geen adem te halen. Langzaam draait ze haar hoofd naar Hassan. Zijn handen hangen slap langs zijn lijf. Het lijkt alsof ie heel moe is. “Waarom slaat hij ?” vraagt Kim voorzichtig. “’k Weet het niet. Soms als mijn eh.... zijn moeder niet luistert, gebeurd het gewoon”. “Vaders mogen niet slaan”, zegt Kim. n.b. Dit laatste stuk waarin Hassan vertelt over de ervaring van een ‘vriend’ van hem kan vervangen worden door hetzelfde verhaal waarbij Hassan gewoon vertelt dat het over hemzelf gaat. Het is afhankelijk van het niveau (de leeftijd) van de groep of wordt opgepikt dat Hassan het eigenlijk over zichzelf heeft.
50
Thema: TOEKOMST (bijeenkomst 8)
LATER “Nu kan ie niet meer lekken.” Hassan trekt aan het zeil. Snel slaat hij de laatste spijker in het dak van de hut. “Kom op naar binnen,” zegt Kim. Ze kruipt in het hoekje van de hut en maakt met haar billen een kuiltje in de kussens. Haar natte jas laat ze van zich afglijden. Zachtjes tikt de regen op het nieuwe dak van de hut. Kim luistert. “Nu mag het echt gaan plenzen,” zegt Hassan terwijl hij naar binnen komt. Zijn haar zit helemaal tegen zijn hoofd geplakt. Hij kruipt snel naar het kussen naast Kim. Zijn lippen zijn een beetje paars. “Nou, kom op hozen maar,” zegt hij en kijkt naar boven. “Heb je aan de voorkant ook spijkers gedaan ?” “Sst,” zegt Hassan. “’t Gaat harder.” De regen klettert op het zeil. Ze staren naar het dak. “Nog harder,” fluistert Hassan. Hij drukt zijn vuisten op zijn bovenbenen. Het wordt helemaal stil in de hut. Alleen de regen maakt geluid. Kim kijkt snel even naar de twee starende ogen van Hassan. Ze krijgt een warm gevoel in haar buik. “Jammer dat ik nu niet meer zo vaak kan,” zegt ze. Het blijft stil. De regen klettert door. “Jammer,” zegt ze nu iets harder. “Wat ?” vraagt Hassan. Hij kijkt op. “Dat ik hier niet zo vaak meer kan komen.” “Ja,” zegt Hassan. Hij kijkt naar de grond. “Is alles al in het nieuwe huis ?” vraagt hij. “Mm..mm, alleen nog een paar spullen. Die nemen we vanmiddag zelf mee.” “Vanmiddag al ?” grote ogen kijken Kim aan. Ze knikt. “Waarom kan je eigenlijk niet op onze school blijven,” vraagt Hassan. “Dan zie ik je tenminste nog.” “M’n moeder vindt de oude school te ver. Ze zegt ook dat die nieuwe beter is.” “tsss,” sist Hassan. “Wat maakt dat nou uit.” “Als je later wil werken moet je op een goeie school zitten, zegt m’n moeder.” “Wat wil jij later worden dan ?” vraagt Hassan. “Eh.....moeder,” zegt Kim. “Nou, daar hoef je niet voor naar school hoor,” zegt Hassan. “Of.....dierenarts.” “Nou ja, dat is voor jongens,” roept Hassan. “Je kan beter juf of zuster worden. “Dat is helemaal niet waar,” zegt Kim. “Meisjes kunnen ook wel dierenarts worden. Als je ’t maar leuk vindt.” Hassan trekt een raar gezicht. “Wat wil jij later worden ?” vraagt Kim. Hassan springt op. Hij staat met zijn benen wijd en z’n armen in z’n zij. “Ik word politie !” roept hij. “Nee....nog beter, ik wordt baas van de hele wereld.” Hij slaat met z’n vuist tegen zijn borst. “Dan sluit ik alle slechte mensen op. Ook de mensen die slaan. Dan geef ik ze niks te eten, dan gaan ze vanzelf dood. Dan blijven er alleen nog goeie over.” Zijn gezicht is helemaal rood. “Ik weet het,” zegt Kim serieus. “Ik ga in het opvanghuis werken,” zegt ze ineens. “Dan ga ik zorgen dat alle moeders en kinderen heel sterk worden. Hassan en Kim kijken elkaar aan. Hassan lacht een beetje met zijn ogen. De regen tikt zachtjes door. Ineens gaat Kim rechtop zitten. “Heb jij je horloge om ?” vraagt ze terwijl ze iets naar Hassan toe buigt. “Ik moet om half vier thuis zijn.” “In ’t nieuwe huis ?” vraagt Hassan. “Nee, in ’t opvanghuis. Om vier uur gaan we met de bus naar mijn nieuwe huis.” “Nog vijf minuten en dan is ’t half vier,” zegt Hassan zacht. “Dan moet ik rennen.” Kim springt op. Bij het gat blijft ze staan. Ze heeft een raar gevoel in haar keel. Het is helemaal stil. De regen is gestopt. “Eh, nou..... ik moet weg,” zegt ze snel. De touwladder kraakt. Daarna is het stil in de hut. Ineens veert Hassan op. Hij kruipt zo snel mogelijk naar het gat. Hij gaat plat op zijn buik lig-
51
gen en steekt z’n hoofd naar buiten. “Kim !!” roept hij zo hard als hij kan. Met een schok draait Kim zich om. Ze veegt met haar mouw langs haar gezicht.
52
Thema: AFSCHEID (bijeenkomst 9)
LATER “Nu kan ie niet meer lekken.” Hassan trekt aan het zeil. Snel slaat hij de laatste spijker in het dak van de hut. “Kom op naar binnen,” zegt Kim. Ze kruipt in het hoekje van de hut en maakt met haar billen een kuiltje in de kussens. Haar natte jas laat ze van zich afglijden. Zachtjes tikt de regen op het nieuwe dak van de hut. Kim luistert. “Nu mag het echt gaan plenzen,” zegt Hassan terwijl hij naar binnen komt. Zijn haar zit helemaal tegen zijn hoofd geplakt. Hij kruipt snel naar het kussen naast Kim. Zijn lippen zijn een beetje paars. “Nou kom op hozen maar,” zegt hij en kijkt naar boven. “Heb je aan de voorkant ook spijkers gedaan ?” Ssst,” zegt Hassan. “’t Gaat harder.” De regen klettert op het zeil. Ze staren naar het dak. “Nog harder,” fluistert Hassan. Hij drukt zijn vuisten op zijn bovenbenen. Het wordt helemaal stil in de hut. Alleen de regen maakt geluid. Kim kijkt snel even naar de twee starende ogen van Hassan. Ze krijgt een warm gevoel in haar buik. “Jammer dat ik nu niet meer zo vaak kan,” zegt ze. Het blijft stil. De regen klettert door. “ Jammer,” zegt ze nu iets harder. “Wat ?” vraagt Hassan. Hij kijkt op. “Dat ik hier niet zo vaak meer kan komen.” “Ja,” zegt Hassan. Hij kijkt naar de grond. “Is alles al in het nieuwe huis?” vraagt hij. “Mm...mm, alleen nog een paar spullen. Die nemen we vanmiddag zelf mee.” “Vanmiddag al ?” grote ogen kijken Kim aan. Ze knikt. “Waarom kan je eigenlijk niet op onze school blijven,” vraagt Hassan. “Dan zien we je tenminste nog.” “M’n moeder vindt de oude school te ver. Ze zegt ook dat die nieuwe beter is.” “tsss,” sist Hassan. “Wat maakt dat nou uit.” “Als je later wil werken moet je op een goeie school zitten zegt m’n moeder.” “Wat wil jij later worden dan,” vraagt Hassan. “eh.....moeder,” zegt Kim. “Nou, daar hoef je niet voor naar school hoor,” zegt Hassan. “Of ....dierenarts.” “Nou ja, dat is voor jongens,” roept Hassan. “Je kan beter juf of zuster worden.” “Dat is helemaal niet waar,” zegt Kim. “Meisjes kunnen ook wel dierenarts worden. Als je ’t maar leuk vindt.” Hassan trekt een raar gezicht. “Wat wil jij later worden ?” vraagt Kim. Hassan springt op. Hij staat met zijn benen wijd en z’n armen in z’n zij. “Ik wordt politie !” roept hij. “Nee....nog beter, ik wordt baas van de hele wereld.” Hij slaat met zijn vuist tegen zijn borst. “Dan sluit ik alle slechte mensen op. Ook de mensen die slaan. Dan geef ik ze niks te eten, dan gaan ze vanzelf dood. Dan blijven er alleen nog goeie over.” Zijn gezicht is helemaal rood. “Ik weet het,” zegt Kim serieus. “Ik ga in het opvanghuis werken. Dan ga ik zorgen dat alle moeders en kinderen heel sterk worden. Hassan en Kim kijken elkaar aan. Hassan lacht een beetje met zijn ogen. De regen tikt zachtjes door. Ineens gaat Kim rechtop zitten. “Heb jij je horloge om ?” vraagt ze terwijl ze iets naar Hassan toe buigt. “Ik moet om half vier thuis zijn.” “In ’t nieuwe huis ?” vraagt Hassan. “Nee, in ’t opvanghuis. Om vier uur gaan we met de bus naar mijn nieuwe huis.” “Nog vijf minuten en dan is ’t half vier,” zegt Hassan zacht. “Dan moet ik rennen.” Kim springt op. Bij het gat blijft ze staan. Ze heeft een raar gevoel in
53
haar keel. Het is helemaal stil. De regen is gestopt. “Eh, nou..... ik moet weg,” zegt ze snel. De touwladder kraakt. Daarna is het stil in de hut. Ineens veert Hassan op. Hij kruipt zo snel mogelijk naar het gat. Hij gaat plat op zijn buik liggen en steekt z’n hoofd naar buiten. “Kim !!” roept hij zo hard als hij kan. Met een schok draait Kim zich om. Ze veegt met haar mouw langs haar gezicht. “Met welke bus gaan jullie?” Kim zet haar handen om haar mond. “Die bij het zwembad,” roept ze. “Ik kom daar ook !” “Okè,” roept Kim met een hoge stem en draait zich om. Ze huppelt. En weg is ze de hoek om. Even later staat Hassan bij de bushalte. Hij gaat op de stoeprand zitten. In zijn armen heeft hij een pakketje. Hij klemt het stevig vast. “Hé, Hassan !” Kim komt de hoek om. Ze heeft haar schooltas op haar rug. Snel gaat Hassan staan. “Lijkt wel of je naar school gaat,” zegt hij een beetje lacherig. Kim’s moeder sjouwt wel vier tassen. Ze loopt heel langzaam. “Wat veel spullen voor twee mensen zeg,” zegt Hassan. “Zo jongen,” zegt Kim’s moeder en zet de tassen met een plof neer. “Wat leuk dat je ons uit komt zwaaien.” Hassan knikt. “Ik heb nog wat voor je,” zegt Kim en steekt haar arm uit. In haar hand heeft ze een foto. “Heeft m’n moeder gemaakt,” zegt ze. Op de foto staat Kim voor de boomhut. Het lijkt alsof ze iets zegt. “Mooi,” zegt Hassan. “Die hang ik op in de hut. Die kan nu mooi aan het spijkertje van het....... Ineens stopt Hassan met praten. “Achterop staat het nieuwe adres,” zegt Kim’s moeder. “Kunnen je nog eens een kaartje sturen.” “Mag Kim nog wel eens bij mij komen ?” vraagt Hassan. “Natuurlijk, maar dat moeten we dan afspreken. Op een zaterdag of zo. Dan is er wat meer tijd.” “En in de vakantie mag Hassan bij mij logeren, hè mam.” Kim kijkt naar haar moeder. “Daar ga ik eerst met de ouders van Hassan over bellen.” Hassan kijkt verlegen. “Hier,” zegt Hassan. Hij geeft Kim het pakketje. “Van mij.” Kim pakt het voorzichtig aan. Het is zwaar. Ze scheurt het papier eraf. Dan ziet ze het handenschilderij. Even is het stil. “Wil je het niet ?” vraagt Hassan een beetje zenuwachtig. “Natuurlijk wel....maar vind je het niet erg ?” Hassan schudt z’n hoofd. Kim lacht en klemt het tegen zich aan. “Ik hang ’m in mijn slaapkamer.” “Dan hang ik jouw foto in de hut aan het spijkertje,” zegt Hassan en lacht. “Daar komt ie,” zegt Kim d’r moeder. Snel pakt ze alle tassen. “Kom je zaterdag ?” vraagt Hassan snel aan Kim. “Als het mag van m’n moeder,” zegt ze. Ze praat heel lief vindt Hassan. Kim klimt in de bus. De bus is erg vol. Ze gaan helemaal achterin zitten. Ineens het gesis van de deuren ! Ze gaan dicht. Hassan kijkt naar Kim. Ze moet lachen. De bus rijd weg. Kim beweegt haar lippen. Ze zegt iets. Hassan zwaait zo hard hij kan. Als de bus verdwenen is draait hij zich om. Nog even kijkt hij naar de foto. Ineens weet hij wat ze zei. “Zaterdag in de hut,” mompelt hij in zichzelf.
54
Bijlage 5
Illustraties bij verhalen
55
56
Bijlage 6
64
Illustraties bij ‘Introductie’ (bijeenkomst 1)
Bijlage 7
Illustraties gevoelens (bijeenkomst 4)
73
74
76
77
Bijlage 8
78
Casco huis (bijeenkomst 8)
Bijlage 9
Recept voor taart zonder oven
Nodig voor twee taarten: 2 taartbodems 6 blikken kersen of ander fruit halve liter slagroom hagelslag spuitbus Verspreid het fruit over de taartbodem. Klop de slagroom (met handmixer of elektrisch) en verspreid deze over het fruit. Versier de slagroom met hagelslag.
80
Let op de kleintjes
Huiselijk geweld is het meest aangegeven delict in Nederland. In 2006 werden ruim 63.000 waren jonge kinderen getuige van het partnergeweld. Kinderen die getuige zijn kunnen last krijgen van problemen als depressie, plotselinge gedragsverandering, terugtrekken, concentratieverlies, baldadigheid, angst en boosheid. Bij jongens lijkt blootstelling aan geweld vaker tot externaliserend en agressief gedrag te leiden dan bij meisjes. Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders, lopen een grotere kans later zelf slachtoffer of dader te worden als zij liefdesrelaties aangaan (Dijkstra, 2001). Let op de kleintjes is een programma dat kinderen helpt om trauma’s te verwerken die opgelopen zijn doordat ze getuige waren van geweld in relaties. Het programma bevat veel creatieve verwerkingsopdrachten, die aansluiten op de leefwereld van de doelgroep, kinderen tussen 6 en 12 jaar. Het programma richt zich ook op het herstellen van relaties, hervinden en bevorderen van relationele vaardigheden en het vergroten van (het gevoel van) veiligheid. Let op de kleintjes is in 1999 ontwikkeld en beschreven door TransAct (nu MOVISIE). De kinderen volgen 9 bijeenkomsten, die een vaste structuur hebben en waarin gewerkt wordt met thema’s en creatieve werkvormen. De cursus beoogt in de eerste plaats de kinderen bewust te maken van de gevoelens die ze onder druk van de omstandigheden hebben weggestopt. In de loop der jaren is Let op de kleintjes verder ontwikkeld en aangepast voor verschillende doelgroepen, zodat er nu een aantal varianten bestaan, onder andere “En nu ik…!” van Vrouwenopvang Amsterdam, Raster i.s.m. Bureau Jeugdzorg en GGz Mentrum Jeugd en Kids Club van Bureau Jeugdzorg Haaglanden i.s.m. Raad voor de Kinderbescherming Den Haag.
Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties
incidenten gemeld bij de politie. In - naar schatting - minstens een kwart van deze incidenten
Let op de kleintjes Handleiding voor psycho-educatie aan kinderen die getuige zijn (geweest) van geweld in relaties
MOVISIE * Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11 www.movisie.nl *
[email protected] * www.huiselijkgeweld.nl
Let op de kleintjes OMSL.indd 1
23-05-2008 10:12:36