lessenplan Serieus Spel in de Klas
inhoud Vooraf
5
leS 2 School life
25
Sociale competentie De lessen Verwerkingsopdrachten bij les 1 Algemeen
5 6 6 6
Voorbereiding Start Verwerking Reflectie Opdracht (tweetallen) Afronding
26 26 26 26 27 27
KenniSmaKingSleS ‘dit ben iK’
7
Start Verwerking Afronding
8 8 9
leS 3 terugKijKen
29
Voorbereiding Verhaallijnen Opdrachten maken Wat zou jij doen? Wat zou jij doen? – Handleiding leerkachten/docenten
30 31 32 33 34
leS 1 durVen en doen
11
Voorbereiding Start Verwerking Verwerkingsopdracht Suggestie: markt Verwerkingsopdrachten bij les 1 Durven en Doen Middenbouw PO Bovenbouw PO Onderbouw VO
12 12 13 13 14 15 15 18 21
Lessenplan Serieus Spel in de Klas
Vooraf In ‘Serieus Spel in de Klas’ werken de leerlingen aan de ontwikkeling van hun sociale competenties. Dit vindt plaats in een serie van drie lessen: 1. Durven en Doen (theater) 2. Schoollife (game) 3. Terugkijken (reflectie)
In de lessen vinden verschillende activiteiten plaats, maar steeds gebruiken de leerlingen de online tool ‘Dit ben ik’ (ditbenik.ning.com) als plaats waar ze eigen producten kunnen bewaren en kunnen reflecteren. ‘Dit ben ik’ is als het ware de schil rondom de drie lessen. ‘Dit ben ik’ is een combinatie van: 1. een soort profielpagina waarin leerlingen informatie over zichzelf kunnen plaatsen en 2. een middel dat ze gebruiken om op een aantal momenten te reflecteren op hun eigen vragen en leerervaringen. In schema ziet dat er als volgt uit:
Kennismaking met ‘Dit ben ik’
Durven en doen
‘DIT BEN IK’ School Life
Terugkijken
Sociale competentie Sociale competentie is het vermogen om adequaat te handelen in sociale situaties. Met adequaat handelen bedoelen we dat iemand zowel rekening houdt met zijn eigen belangen als met die van een ander. Hoe sociaal competent een persoon is, komt tot uiting in zijn gedrag. Veel scholen hebben houvast aan een onderverdeling in sociaal competent gedrag, waarbij wordt uitgegaan van acht gedragscategorieën. De gedragscategorieën waar de leerlingen aan gaan werken zijn: Ervaringen delen: Met anderen delen wat je bezighoudt, zowel positieve als negatieve ervaringen. Bijvoorbeeld: een grapje maken, met een ander praten over iets naars dat je meemaakte. Aardig doen: De ander op een positieve manier benaderen en zorgdragen voor anderen. Bijvoorbeeld: een ander een complimentje geven, een ander helpen. Samen spelen en werken: Samen met anderen iets tot stand brengen. Hierbij zijn samen overleggen, afspraken maken en ideeën inbrengen belangrijk. Bijvoorbeeld: vragen of je mee mag doen, afspreken wat je gaat spelen. Een taak uitvoeren: Omgaan met taken en opdrachten. Schoolse en andere taken, zoals de planten water geven, het bord schoonmaken, de klas opruimen. Bijvoorbeeld: doorzetten bij een moeilijke klus, je schoolwerk afmaken. Jezelf presenteren: Jezelf kenbaar maken in het gezelschap van anderen. Bijvoorbeeld: een praatje maken met kinderen die je niet kent, in de groep iets vertellen.
5
6
Een keuze maken: De manier waarop je kiest en beslist en je eigen keuzes kunt maken. Bijvoorbeeld: kiezen waarmee je wilt spelen, terugkomen op een beslissing. Opkomen voor jezelf: Omgaan met weerstand van anderen en voor jezelf zorgen. Bijvoorbeeld: er iets van zeggen als een ander voordringt, het zeggen als een ander zich niet aan een afspraak houdt. Omgaan met ruzie: Op een goede manier conflicten oplossen. Bijvoorbeeld: naar een ander luisteren bij een ruzie, een compromis sluiten. © 2006 CED-Groep, Uitgeverij Kwintessens Amersfoort
de leSSen Parallel aan de drie genoemde tools bestaat het project Serieus Spel uit drie lessen. In de pilot worden deze lessen in één week uitgevoerd.
VerwerKingSopdrachten bij leS 1 Bij les 1 horen verwerkingsopdrachten die aansluiten bij de situatie die in deze les centraal staat (zie bijlage I). U kunt zelf kiezen met welke verwerkingsopdracht u aan de slag gaat met de leerlingen. Per leeftijdsgroep kunt u een keuze maken uit drie verwerkingsopdrachten. Het doel van de verwerkingsopdracht is dat leerlingen reflecteren op wat ze in deze les zijn tegengekomen door dit in een (bescheiden) product te verwerken. U kunt het beste een keuze maken voor een werkvorm op grond van een aantal factoren: • hoe is de klas: wat speelt er, hoe is de sfeer? • is er een werkvorm die in het verleden al succesvol gebleken is? • wat willen de leerlingen zelf graag?
Zie les 1 (Durven en Doen) voor meer informatie over de verwerkingsopdrachten
algemeen De drie lessen worden hieronder beschreven. Voorafgaand aan de drie lessen is ook een kennismakingsles beschreven. In deze kennismakingsles kunnen leerlingen al oefenen met ‘Dit ben ik’. ‘Dit ben ik’ is een computerprogramma op het web dat in het project door de leerlingen steeds gebruikt wordt. Als leerlingen vóór les 1 al tijd krijgen om met ‘Dit ben ik’ te stoeien, zullen de andere lessen vlotter verlopen. Hiervoor kan de leerkracht/docent deze kennismakingsles gebruiken. In de praktijk is het mogelijk dat aan een les een extra lesmoment gekoppeld wordt. Bijvoorbeeld als een les anders te lang duurt, of als de leerkracht er dieper op in wil gaan, of om een van de verwerkingsopdrachten bij les 1 uit te voeren.
Algemene aanwijzingen bij de SECO-lessen zijn: • in kleine groepen praat beter • maak gebruik van coöperatief leren • kinderen moeten eigen keuzes kunnen maken • maak gebruik van meervoudige intelligentie Als leerkracht neemt u vooraf alle lessen door om organisatie en spullen op tijd gereed te hebben. Bijvoorbeeld de klassenindeling, de groepsindeling en beschikbaarheid van tijdschriften, knutselmateriaal enz. Vergeet ook niet de beschikbaarheid van voldoende en goed werkende computers.
KenniSmaKingSleS ‘dit ben iK’
8
Kennismakingsles Dit ben ik
Nodig: Planning:
computer met internetverbinding. Een leerling per pc.
Verwerking Daarna mogen de leerlingen ‘Dit ben ik’ gaan vullen.
bij voorkeur één week of meer weken voor les 1. De tool ‘Dit ben ik’ In ‘Dit ben ik’ beschrijven leerlingen wie ze zijn en wat hun bezighoudt. Kennismaking met ‘Dit ben ik’
Durven en doen
Ze kunnen hier van alles in kwijt: • Dagboek/weblog • Afbeeldingen, foto’s • Zelf ingesproken tekst • Andere audio-bestanden • Film De leerling bepaalt voor elk object: dit is zichtbaar voor niemand/vrienden/iedereen.
‘DIT BEN IK’ School Life
‘Dit ben ik’ wordt een soort portfolio voor de leerling. Wat een leerling toevoegt wordt voorzien van een datum, zodat een leerling kan terugkijken naar veranderingen over de tijd.
Terugkijken
Tijdens de hele lessenserie zal in ‘Dit ben ik’ gewerkt worden. Voor de leerlingen start het project met het werken in ‘Dit ben ik’.
Start Leid de les in door: • Leerlingen te laten vertellen over wat ze typisch bij zichzelf vinden passen/wat ze zelf leuk vinden (kleuren, dieren, films, muziek, gedichten...) • Leerlingen te laten vertellen of ze op internet profielpagina’s hebben (Hyves of een andere) en hoe ze die gebruiken. Wat voor foto’s van zichzelf zetten ze daarop, wat vertellen ze over zichzelf? Zetten ze er ook filmpjes, muziek of iets anders op? Welke?
Laat de leerlingen vrij in wat ze in hun ‘Dit ben ik’ plaatsen. Leerlingen kunnen zelfgemaakte tekst en objecten in ‘Dit ben ik’ plaatsen, maar ook objecten die ze ergens vandaan halen. Daarmee kunnen ze laten zien: dit hoort bij mij. ‘Dit ben ik’ is voorgestructureerd: Ik ben trots op…, Ik ben bang voor ... enz. Net zoals in een vriendenboekje. U roostert, vóór Les 1 Durven en Doen, een of meer momenten in waarin leerlingen in ‘Dit ben ik’ kunnen werken. Daarnaast is het zinvol op een of meer momenten leerlingen die dit willen, te laten vertellen over wat zij erin willen plaatsen of geplaatst hebben. Dit om andere leerlingen te inspireren en te voorzien van ideeën.
afronding • Vonden de leerlingen het leuk om te doen? • Wat hebben ze vooral gedaan? • Hoeveel van de inhoud houden ze voor zichzelf en hoeveel voor vrienden/familie/openbaar? U vat samen wat ze in deze les gedaan hebben: • De leerlingen hebben informatie over zichzelf verzameld. Daarmee kunnen ze laten zien wat ze leuk vinden en wat bij hen hoort. Deze informatie is zichtbaar voor de leerlingen zelf en misschien ook voor anderen. Vertel de leerlingen dat ze vaker in ‘Dit ben ik’ mogen werken. Ze zullen er bijvoorbeeld ook in werken bij het maken van opdrachten in de komende lessen.
leS 1 durVen en doen
12
Les 1 Durven en doen
Durven en Doen kan op twee manieren uitgevoerd worden: live met (PABO-)studenten/acteurs of door middel van filmpjes. De eerste manier heeft de voorkeur. Vooraf contact tussen studenten en docent is zeer gewenst. Duur:
1,5 uur
Nodig:
veilige ruimte voor leerlingen, filmcamera om scènes op te nemen.
Kennismaking met ‘Dit ben ik’
Voorbereiding • Plaats tafels en stoelen indien nodig in een carré-opstelling. • Maak zelf de afweging of u wel of niet vooraf vertelt wat het onderwerp van de scène is. Dit kan afhankelijk zijn van zaken die in de klas spelen. In ieder geval is het niet per se nodig het onderwerp te introduceren. • Bereid u erop voor om in de les zoveel mogelijk uit de leerlingen te laten komen, en niet alles zelf aan te geven of te sturen. • Denk na hoe de leerlingen zullen reageren, neem ze serieus, misschien zal blijken dat zaken die tussen de leerlingen onderling spelen anders in elkaar steken dan u zelf dacht.
Start Durven en doen
De acteurs nemen (een deel van) de rol van de leerkracht op zich.
School Life
U legt de leerlingen vooraf uit wat ze gaan doen: ze krijgen een toneelstukje te zien, waarna ze zelf suggesties mogen geven voor een ander verloop van het stukje. U vertelt eventueel wat het onderwerp is.
‘DIT BEN IK’
Terugkijken
N.B. niet bij elke scène of bij elke leeftijdsgroep zullen de acteurs altijd meteen het regiemodel (zie hieronder) inzetten. Soms gebruiken ze eerst een werkvorm om het regiemodel voor te bereiden, of wordt het regiemodel door een andere werkvorm vervangen. Vervolgens geeft u het woord aan de acteurs.
In deze les worden leerlingen geconfronteerd met een situatie die de basis vormt voor hun activiteiten in de drie projectlessen. Ze gaan aan de slag met de vragen die deze situatie oproept. De les start met live-acteurs die de situatie neerzetten of met het vertonen van de filmbeelden van de situatie.
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
regiemodel Wanneer een of meer scènes door acteurs uitgespeeld worden, wordt het regiemodel toegepast. Dit houdt in: 1. De scène wordt een eerste keer gespeeld. 2. De scène wordt een tweede keer gespeeld, waarbij de leerlingen elk moment ‘Stop’ kunnen zeggen. Dit om een wijziging van de scène te suggereren: een van de acteurs moet zich anders gaan gedragen, waardoor de scène beter verloopt (minder kans op conflict of ander probleem). 3. Vervolgens is het natuurlijk zaak te kijken of de scène hier inderdaad mee verbetert. Indien gebruik wordt gemaakt van filmbeelden in plaats van live-acteurs kan het regiemodel ook worden toegepast: 1. De scène wordt een eerste keer vertoond. 2. De scène wordt een tweede keer vertoond, waarbij de leerlingen elk moment ‘Stop’ kunnen zeggen om een wijziging van de scène te suggereren. Het verloop van de scène wordt dan mondeling besproken.
VerwerKing gesprek Na het tonen van de situatie volgt een klassengesprek. Dit is een open gesprek, waarin u leerlingen uitnodigt zelf te komen met een aantal ideeën over de situatie. Het doel van het gesprek is dat leerlingen meningen uitwisselen over goed en minder goed gedrag in deze situatie en dat ze dit in verband brengen met hun eigen gedrag. Met stimulerende, zo open mogelijke vragen laat u de leerlingen de probleemsituatie analyseren. • Wat gebeurt hier? • Wat voor gevoel roept dit bij je op? • Hoe kan dit zo komen? Bij toepassing van het regiemodel komt het verschil tussen de eerste en de tweede versie aan de orde. • Waarom heb je het zo veranderd? • Wat valt je op als je kijkt naar de 1e en de 2e versie? • Wat voor gevoel roept dit bij je op? • enz...
Leerlingen moeten in dit gesprek op weg geholpen worden, zonder dat u hun suggestieve vragen voorlegt. U leidt het gesprek zodanig dat de situatie vanuit verschillende kanten/ personen belicht wordt. U moet bedacht zijn op emotionele reacties bij de kinderen. Let erop of er kinderen zijn die niets zeggen in het gesprek, of zich bijzonder gedragen (een aantal keer naar de wc willen of zo).
VerwerKingSopdracht De verwerkingsopdrachten (blz. 15 en verder) sluiten aan bij de inhoud van de scènes die gespeeld zijn door de acteurs. U kunt zelf kiezen met welke verwerkingsopdracht u aan de slag gaat met de leerlingen. Het doel van de verwerkingsopdracht is dat leerlingen reflecteren op wat ze in deze les zijn tegengekomen door dit in een (bescheiden) product te verwerken. Aan het einde van elke verwerkingsopdracht staat met picto’s aangegeven welke gedragscategorieën van sociale competentie worden aangesproken door de opdracht. Ook staat aan het einde van elke opdracht beschreven op welke manier de leerlingen ICT kunnen gebruiken om een eigen digitaal product te maken. Dit product kunnen ze in hun persoonlijke ‘Dit ben ik’-omgeving zetten (mits het een digitale vorm heeft). Denk daarbij aan: • PowerPoint • Poster maken in MS Word • Foto maken • Video maken • Bericht op een weblog schrijven • Tekening maken en scannen • Stripverhaal maken • Digitale tekening maken • Audio: iets inspreken of zingen
13
14
leS 1 durVen en doen
U kunt het beste een keuze maken voor een werkvorm op grond van een aantal factoren: • hoe is de klas: wat speelt er, hoe is de sfeer? • is er een werkvorm die in het verleden al succesvol gebleken is? • wat willen de leerlingen zelf graag? Leerlingen kunnen in deze lesfase ook in duo’s of in groepjes werken. De leerling plaatst het resultaat van de opdracht tenslotte in ‘Dit ben ik’. De leerling kan op dit moment of op een later moment ook andere elementen in ‘Dit ben ik’ wijzigen/ aanvullen.
SuggeStie: marKt Als afsluiting kunt u er ook voor kiezen (eventueel op een ander moment van de dag) een markt te organiseren waarop de leerlingen hun producten kunnen laten zien. U moet afwegen in welke mate u van alle leerlingen verwacht dat ze iets laten zien, of alleen van de leerlingen die dit zelf willen. Mogelijk zijn er leerlingen bij wie het onderwerp gevoelig ligt en hun producten daarom liever voor zichzelf houden. N.B. In de volgende les gaan de leerlingen de game School Life spelen. Het is zeer aan te bevelen de leerlingen vóór deze les al een keer (10 minuten) met de game kennis te laten maken en ervaringen te laten opdoen.
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
VerwerKingSopdrachten bij leS 1 durVen en doen
Deze verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de inhoud van de scènes die gespeeld zijn door de acteurs. Aan het einde van elke verwerkingsopdracht staat – indien mogelijk - aangegeven welke gedragscategorieën van sociale competentie worden aangesproken door de opdracht. Het is aan de leerkracht om dit goed in het oog te houden en hier verder inhoudelijk invulling aan te geven.
middenbouw po Verwerkingsopdracht 1: poppenkast Materiaal • Poppenkast • Poppenkastpoppen • Fotocamera Doel
• De leerlingen ervaren hoe het is om samen te spelen en te werken.
Instructie Verdeel de klas in groepjes van vier leerlingen. Elk groepje leerlingen verzint zelf een heel kort verhaaltje dat lijkt op de gespeelde scène en vervolgens worden de rollen in het groepje verdeeld. De leerlingen hebben de beschikking over allerlei verschillende poppenkastpoppen. Leg uit dat de leerlingen zelf personages aan de poppen mogen koppelen. Dit houdt in dat een politiepop geen politie hoeft te zijn, maar bijvoorbeeld als het kleine broertje kan fungeren. De leerlingen spelen kort hun eigen scène in de poppenkast. Hiervan worden foto’s gemaakt voor in ‘Dit ben ik’. Nabespreking Na het spelen van de scènes van alle groepjes wordt er met de leerlingen besproken wat ze ervan vonden. Er wordt dan vooral ingegaan op het samenwerken in de groepjes en de sociale competenties die daarbij worden aangesproken. Denk hier bijvoorbeeld aan de gedragscategorie ‘samen spelen en werken’. Daarbij gaat het om het samen met anderen iets tot stand brengen. Hierbij zijn samen overleggen, afspraken maken en inbrengen van ideeën belangrijk. Bijvoorbeeld: afspreken wat je gaat spelen en wie welke rol op zich neemt. Gedragscategorieën van sociale competentie Samen spelen en werken
15
16
Les 1 Durven en doen
Verwerkingsopdracht 2: Twister Materiaal • Het spel Twister (liefst meerdere spellen) • Fotocamera • Computer Doel De leerlingen ervaren hoe het is om samen te spelen en te werken en rekening te houden met elkaar. Instructie Verdeel de klas in groepjes en laat deze groepjes het spel Twister spelen. Door de klas in teams/groepjes te verdelen leren de kinderen in groepsverband te werken. Er kunnen foto’s worden gemaakt (liefst in het midden van het spel, wanneer de kinderen al aardig ‘in de knoop’ staan en aan het einde, wanneer ze bijvoorbeeld omvallen). Deze foto’s kunnen in het ‘Dit ben ik’ geplaatst worden. Nabespreking Laat hierna de leerlingen in een kort verslag beschrijven wat hun eigen ervaringen zijn tijdens het spelen en wat hun gevoelens waren op bepaalde momenten. Zijn ze dingen tegengekomen die te maken hebben met de door de acteurs gespeelde scène? Of is alles helemaal goed verlopen? Het verslag (in MS Word) kunnen ze plaatsen op ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Samen spelen en werken
Aardig doen
En eventueel:
Omgaan met ruzie
Verwerkingsopdracht 3: voetbalplaatjesdiefstal Materiaal • DVD-speler • DVD met scène voetbalplaatjesdiefstal • Pen • Papier • Computer Doel De leerlingen ervaren hoe het is om zich in te leven in de gevoelens van anderen. Instructie De kinderen hebben de scène over de vermeende voetbalplaatjesdiefstal gezien. Speel hem nog eens af op de dvd en zeg er bij dat ze moeten proberen zich in elk personage in te leven. Vervolgens werken ze elk personage uit. Hierin moet staan: • Wat zouden de personages denken? • Hoe denk jij dat deze personages zich voelen? • In wie kan jij je het meeste inleven? En Waarom? Hoe zou jij je voelen? De leerlingen plaatsen dit in ‘Dit ben ik’. Ten slotte roept u voor elk personage een leerling naar voren. Elke leerling speelt een personage, maar nu worden alleen de gedachten verwoord. Hier krijg je dus niet alleen te zien hoe iemand zich van de buitenkant gedraagt, maar ook verschillende gedachtegangen. Ze zien dan ook dat iemand door hun actie zich heel rot kan voelen. Nabespreken Dit kan klassikaal worden opgepakt en de leerkracht kan vragen of de leerlingen het eens zijn met de gedachten die de leerlingen hebben verwoord en waarom juist wel of niet. Gedragscategorieën van sociale competentie Aardig doen Omgaan met ruzie
Opkomen voor jezelf
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
Verwerkingsopdracht 4: sportief spel Materiaal • Sportbenodigdheden zoals een bal • Foto/videocamera • Computer Doel De leerlingen ervaren hoe het is om te winnen en te verliezen en om te gaan met (on)sportief gedrag. Instructie Dit is een sportieve activiteit die bijvoorbeeld ook tijdens de gymles kan worden uitgevoerd. Laat de leerlingen zelf groepjes samenstellen. Al naar gelang de tijd die hiervoor beschikbaar is, de klassengrootte, en het aantal leerkrachten/assistenten die aanwezig zijn, kunnen dit twee groepen zijn of meerdere groepjes. Deze groepen gaan tegen elkaar voetballen, korfballen of een andere teamsport uitoefenen. Let hierbij op reacties van de leerlingen. Hoe loopt dit bij hun in de klas. De leerkracht is de scheidsrechter. Nabespreking Na het eerste spel laat u de leerlingen in een kring zitten. Samen wordt gepraat over hoe het spel is gespeeld; waarom de winnaars denken dat ze gewonnen hebben, waarom de verliezers denken dat ze verloren hebben, hoe dit op te lossen is. Vervolgens hoe de leerlingen het hebben ervaren om te verliezen, te winnen, complimenten te krijgen, kritiek te krijgen, sportief of onsportief gedrag van anderen te zien, etc. Geef je anderen de schuld of ligt het ook aan jezelf, of kan niet iedereen overal goed in zijn, etc. De leerkracht laat vooral de leerlingen aan het woord maar stuurt het gesprek. Als er leerlingen zijn die de schuld krijgen dan gaat de leerkracht hier kort op in. Hij spreekt de hele klas aan op het feit dat niet iedereen overal goed in is. Maar ook moet er aandacht besteed worden aan het feit dat leerlingen voor zichzelf moeten opkomen. Ook hier laat hij de klas naar oplossingen zoeken.
Nogmaals Hierna zou u nog een keer een soortgelijk toernooi of spel kunnen spelen waar ze bij moeten samenwerken. Let erop of het gedrag veranderd is. Ook dit wordt weer teruggekoppeld in een klassengesprek. Wat ging nu beter, waarom wel of niet, hoe komt dat, etc.? Tijdens het spel kunnen foto’s of een videofilmpje gemaakt worden, maar ook maken de leerlingen een verslag (MS Word) en zetten dit in hun ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Samen spelen en werken Opkomen voor jezelf
Een keuze maken
17
18
Les 1 Durven en doen
Bovenbouw PO Verwerkingsopdracht 1: mens erger je niet Materiaal • Het spel mens erger je niet (liefst meerdere spellen) • Kaartjes in dezelfde kleur met daarop “speel het spel zoals het moet”, en 1 zelfde kaartje met daarop “speel zoveel mogelijk vals, maar let erop dat de medespelers in je groep dit niet merken” • Pen en papier • Tekenmateriaal: papier, potloden/stiften • Computer Doel De leerlingen ervaren hoe het is om voor zichzelf op te komen als een ander zich niet aan de regels houdt. Instructie Leg de kinderen uit hoe het spel “mens erger je niet” gespeeld wordt. Verdeel de leerlingen in groepjes. Geef één leerling van de groep de opdracht om steeds als er iemand niet kijkt vals te spelen. Het is de bedoeling dat de andere leerlingen dit niet weten. Dit doet u door alle leerlingen kaartjes te geven in dezelfde kleur. Op alle kaartjes van de leerlingen in de groepjes staat hetzelfde, namelijk: “Speel het spel zoals het moet”. Behalve op één kaartje, daar staat iets anders, namelijk: “Speel zoveel mogelijk vals, maar let erop dat de medespelers in je groep dit niet merken”. Laat de groepjes leerlingen het spel spelen en bekijk wat er allemaal in de klas gebeurt. Nabespreking Bespreek na het spel met de leerlingen wat er gebeurde tijdens het spel. Stel ook steeds vragen over welke gevoelens dit bij de leerlingen opwekt. De gedragscategorieën ‘opkomen voor jezelf’ (omgaan met weerstand van anderen en voor jezelf zorgen door er bijvoorbeeld iets van te zeggen als een ander zich niet aan de regels houdt) en eventueel ‘omgaan met ruzie’ (conflict oplossen op een goede manier) komen aan bod.
Hierna mogen de leerlingen een stukje schrijven of een tekening maken voor in hun ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Opkomen voor jezelf
Omgaan met ruzie
Verwerkingsopdracht 2: de placemat Materiaal • Vellen papier met daarop de afbeelding zoals hieronder is weergegeven • Pennen/potloden • Computer/fotocamera Doel De leerlingen ervaren hoe het is om samen te werken en te overleggen en daarbij hun eigen mening te delen met andere leerlingen. Instructie Bij deze verwerkingsopdracht wordt gebruik gemaakt van de coöperatieve werkvorm ‘de placemat’. De klas wordt in groepen van 4 verdeeld. Per 4 leerlingen wordt er een placemat uitgedeeld.
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
Voorbeeld: In elk vak (boven, onder, links en rechts) kan elke leerling van het groepje individueel schrijven wat hij/zij van de scène vindt. Heeft hij/zij oplossingen of zijn er dingen waar hij/zij het wel of juist niet mee eens is?
Verwerkingsopdracht 3: sportief spel Materiaal • Sportbenodigdheden zoals een bal • Foto/videocamera • Computer
Als iedereen hiermee klaar is wordt er overlegd over het middenvak. Hierin komt een soort van samenvatting te staan van het groepje.
Doel De leerlingen ervaren hoe het is om te winnen en te verliezen en om te gaan met (on)sportief gedrag.
De kinderen moeten dus samen overleggen wat ze belangrijk vinden voor in het middelste vak.
Instructie Dit is een sportieve activiteit die bijvoorbeeld ook tijdens de gymles kan worden uitgevoerd. Laat de leerlingen zelf groepjes samenstellen. Al naar gelang de tijd die hiervoor beschikbaar is, de klassengrootte, en het aantal leerkrachten/assistenten die aanwezig zijn, kunnen dit twee groepen zijn of meerdere groepjes. Deze groepen gaan tegen elkaar voetballen, korfballen of een andere teamsport uitoefenen. Let hierbij op reacties van de leerlingen. Hoe loopt dit bij hun in de klas. De leerkracht is de scheidsrechter.
Nabespreken Als alle groepjes klaar zijn worden de placemats besproken. De kinderen vertellen over hoe het middelste vak werd samengesteld. Ga in op de sociale competenties die hierbij worden aangesproken. Denk bijvoorbeeld aan de gedragscategorie ‘opkomen voor jezelf’, waar het gaat om omgaan met weerstand van anderen en voor jezelf zorgen. Werd er naar iedereen geluisterd? Waren er leerlingen die het initiatief namen enz. Hierna kunnen alle leerlingen de placemat overnemen (scan, foto) voor in hun ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Opkomen voor jezelf
Samen spelen en werken
Nabespreking Na het eerste spel laat u de leerlingen in een kring zitten. Samen wordt gepraat over hoe het spel is gespeeld; waarom de winnaars denken dat ze gewonnen hebben, waarom de verliezers denken dat ze verloren hebben, hoe dit op te lossen is. Vervolgens hoe de leerlingen het hebben ervaren om te verliezen, te winnen, complimenten te krijgen, kritiek te krijgen, sportief of onsportief gedrag van anderen te zien, etc. Geef je anderen de schuld of ligt het ook aan jezelf, of kan niet iedereen overal goed in zijn, etc. De leerkracht laat vooral de leerlingen aan het woord maar stuurt het gesprek. Als er leerlingen zijn die de schuld krijgen dan gaat de leerkracht hier kort op in. Hij spreekt de hele klas aan op het feit dat niet iedereen overal goed in is. Maar ook moet er aandacht besteed worden aan het feit dat leerlingen voor zichzelf moeten opkomen. Ook hier laat hij de klas naar oplossingen zoeken.
19
20
leS 1 durVen en doen
Nogmaals Hierna zou u nog een keer een soortgelijk toernooi of spel kunnen spelen waar ze bij moeten samenwerken. Let erop of het gedrag veranderd is. Ook dit wordt weer teruggekoppeld in een klassengesprek. Wat ging nu beter, waarom wel of niet, hoe komt dat, etc.? Tijdens het spel kunnen foto’s of een videofilmpje gemaakt worden, maar ook maken de leerlingen een verslag (MS Word) en zetten dit in hun ‘Dit ben ik’.
Nabespreken Vervolgens pakt de leerkracht het klassikaal op en bespreekt met de leerlingen de antwoorden in de rijtjes. In een kort klassengesprek komt aan bod: waarom roddelen mensen? Waarom vinden we dat wel/niet leuk? Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van roddelen? Etc.
Gedragscategorieën van sociale competentie
Gedragscategorieën van sociale competentie
Samen spelen en werken
Een keuze maken
Opkomen voor jezelf
Verwerkingsopdracht 4: roddelen Materiaal • Pen • Papier Doel De leerlingen reflecteren over hun ervaringen met roddelen. Instructie Ga met de klas in een kring zitten. Een leerling fluistert iets in het oor van degene naast hem en deze fluistert weer dat wat hij/zij hoort, door aan zijn/haar buurman enz. De laatste moet dan hardop zeggen wat hij/zij heeft gehoord. Zo zie je vaak dat woorden heel erg verdraaid kunnen worden. Waarschijnlijk heeft iedereen wel een ervaring met roddelen. Laat de leerlingen in groepjes van vier om de beurt hun verhaal doen. Vervolgens laat u elk groepje op papier een rijtje maken waarom ze het leuk vinden om te roddelen en een rijtje met de negatieve kanten van roddelen. Hopelijk is het rijtje met de negatieve kanten langer.
Laat de leerlingen hun eigen ervaring met hun rijtje in ‘Dit ben ik’ plaatsen.
Ervaringen delen Opkomen voor jezelf
Aardig doen
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
onderbouw Vo Verwerkingsopdracht 1: feestje op papier Materiaal • Papier • Pennen • Computer Doel De leerlingen ervaren hoe het is om samen te werken en keuzes te maken en reflecteren over hun eigen aanpak. Instructie Geef de leerlingen de opdracht om zelf een feestje op papier te organiseren. Bij een feestje organiseren moet worden gedacht aan: • Locatie • Thema • Aankleding • Muziek • Drank • Eten/hapjes • Etc. Vervolgens worden groepjes gemaakt van 3 à 4 leerlingen die moeten proberen er samen uit te komen (let op de groepssamenstelling, hoe diverser hoe beter, niet vriendjes allemaal bij elkaar). Er wordt hier een beroep gedaan op de organisatietalenten van de leerlingen, waar de gedragscategorieën ‘samen spelen en werken’, ‘een keuze maken’, ‘een taak uitvoeren’ en eventueel ‘omgaan met ruzie’ aan bod zullen komen. Let erop hoe dit proces verloopt per groepje en als het kan ook per individuele leerling. Als leerkracht observeer je goed en zo kun je bijsturen in een gesprek.
Nabespreking Koppel dit terug in een klassengesprek. Vraag leerlingen naar hun aanpak, oplossingen en hoe eventueel ontstane ruzies zijn ontstaan of juist kunnen worden opgelost. Het “feestje op papier” kan als tekstdocument, maar ook bijvoorbeeld als leuke Powerpoint presentatie worden geplaatst in ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Samen spelen en werken Taak uitvoeren
Een keuze maken Omgaan met ruzie
Verwerkingsopdracht 2: roddelen Materiaal • Pen • Papier Doel De leerlingen reflecteren over hun ervaringen met roddelen. Instructie Ga met de klas in een kring zitten. Een leerling fluistert iets in het oor van degene naast hem en deze fluistert weer dat wat hij/zij hoort, door aan zijn/haar buurman enz. De laatste moet dan hardop zeggen wat hij/zij heeft gehoord. Zo zie je vaak dat woorden heel erg verdraaid kunnen worden. Waarschijnlijk heeft iedereen wel een ervaring met roddelen. Laat de leerlingen in groepjes van vier om de beurt hun verhaal doen. Vervolgens laat u elk groepje een rijtje maken waarom ze het leuk vinden om te roddelen en een rijtje met de negatieve kanten van roddelen. Hopelijk is het rijtje met de negatieve kanten langer.
21
22
Les 1 Durven en doen
Nabespreken Vervolgens pakt de leerkracht het klassikaal op en bespreekt met de leerlingen de antwoorden in de rijtjes. In een kort klassengesprek komt aan bod: waarom roddelen mensen? Waarom vinden we dat wel/niet leuk? Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van roddelen? Etc. Laat de leerlingen hun eigen ervaring met hun rijtje in ‘Dit ben ik’ plaatsen. Gedragscategorieën van sociale competentie Ervaringen delen
Aardig doen
Opkomen voor jezelf
Verwerkingsopdracht 3: sterke en zwakke kanten Materiaal • Pen • Papier • Computer • Presentatiemateriaal (zelf in te vullen) • Fotocamera • Scanapparaat Doel De leerlingen reflecteren over hun eigen sterke en zwakke kanten en leren zichzelf te presenteren. Instructie a) Laat alle leerlingen bedenken en voor zichzelf opschrijven wat zijn/haar sterke en zwakke punten zijn. Dit wordt in eerste instantie niet gedeeld met elkaar. b) Om de beurt gaat een leerling een andere leerling beschrijven in positieve termen (complimenten), terwijl de andere leerlingen in de klas moeten raden welke leerling beschreven wordt. Let op: er mogen alleen positieve dingen gezegd worden. Hier ervaren de leerlingen om te letten op de positieve kanten van iemand. Hier komt de gedragscategorie ‘aardig doen’ aan bod.
c) Vervolgens gaan leerlingen iets maken, voorbereiden, presenteren etc. waar hun sterke en zwakke punt in naar voren komt. Het positieve moet het negatieve overtreffen. Iemand is bijvoorbeeld zwak in taal maar erg creatief. Hij kan dan bijvoorbeeld met krantenknipsels een kunstwerk maken. Een ander voorbeeld: een leerling is goed in taal maar slecht in muziek, dan kan deze een verhaal schrijven over iets wat met muziek te maken heeft. Hij of zij zoekt hier informatie over op etc. Het is dus de bedoeling dat de kinderen hun sterke kant gebruiken om iets van hun zwakke kant te laten zien. De leerlingen kiezen waarschijnlijk vanzelf iets waar ze goed in zijn om een zwakker punt te laten zien. Nabespreken De leerlingen werken dan eerst individueel en dan gaan ze in groepjes van 4 bij elkaar zitten en kunnen ze hun eigen werk bespreken met elkaar. Hierbij moet het ook mogelijk zijn dat de leerkracht helpt waar nodig is. De opdracht kan heel ruim worden opgevat. De gedragscategorieën ‘jezelf presenteren’ en ‘aardig doen’ staan hier centraal. De bedoeling is dat leerlingen gaan zien dat ze zelf ook zwakke kanten hebben en daar anderen niet respectloos voor behandelen, en ook dat iedereen sterke kanten heeft. Eveneens leren leerlingen inzien dat zij hun eigen zwakke punt kunnen compenseren met een van hun sterke punten. Het resultaat kan bijvoorbeeld in de vorm van een foto of scan van het gemaakte werk (afhankelijk van wat de leerling gedaan/gemaakt heeft) in het ‘Dit ben ik’ geplaatst worden. Leerlingen die het willen kunnen/mogen hun resultaat presenteren aan de klas. Gedragscategorieën van sociale competentie Aardig doen
Jezelf presenteren
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
Verwerkingsopdracht 4: de placemat Materiaal • Vellen papier met daarop de afbeelding zoals hieronder is weergegeven • Pennen/potloden • Computer/fotocamera Doel De leerlingen ervaren hoe het is om samen te werken en te overleggen en daarbij hun eigen mening te delen met andere leerlingen. Instructie Bij deze verwerkingsopdracht wordt gebruik gemaakt van de coöperatieve werkvorm ‘de placemat’. De klas wordt in groepen van 4 verdeeld. Per 4 leerlingen wordt er een placemat uitgedeeld.
Voorbeeld: In elk vak (boven, onder, links en rechts) kan elke leerling van het groepje individueel schrijven wat hij/zij van de scène vindt. Heeft hij/zij oplossingen of zijn er dingen waar hij/zij het wel of juist niet mee eens is? Als iedereen hiermee klaar is wordt er overlegd over het middenvak. Hierin komt een soort van samenvatting te staan van het groepje. De kinderen moeten dus samen overleggen wat ze belangrijk vinden voor in het middelste vak. Nabespreken Als alle groepjes klaar zijn worden de placemats besproken. De kinderen vertellen over hoe het middelste vak werd samengesteld. Ga in op de sociale competenties die hierbij worden aangesproken. Denk bijvoorbeeld aan de gedragscategorie ‘opkomen voor jezelf’, waar het gaat om omgaan met weerstand van anderen en voor jezelf zorgen. Werd er naar iedereen geluisterd? Waren er leerlingen die het initiatief namen enz. Hierna kunnen alle leerlingen de placemat overnemen (scan, foto) voor in hun ‘Dit ben ik’. Gedragscategorieën van sociale competentie Opkomen voor jezelf
Samen spelen en werken
23
leS 2 School life
26
Les 2 school life
De leerlingen spelen de Secogame ‘School Life’. Duur:
1,5 uur
Nodig:
computer met internetverbinding. Een leerling per pc.
Kennismaking met ‘Dit ben ik’
Start Leidt de les in door te vertellen dat de leerlingen een game gaan doen waarin Seco, de hoofdpersoon van de game ‘School Life’, centraal staat. Seco is het ‘personage’ dat de speler (de leerling dus) kan laten bewegen door met de muis te bewegen en op de linker muisknop te klikken. Door het spel heen worden vragen gesteld waar Seco antwoord op moet geven. Het is de bedoeling dat de leerlingen Seco deze vragen laten beantwoorden zoals zij dat zelf in het echt ook zouden doen.
Verwerking Durven en doen
‘DIT BEN IK’
Geef de leerlingen 30 tot 45 minuten om ‘School Life’ te spelen. Geef ze hierna 5 minuten om in ‘Dit ben ik’ iets op te schrijven over hoe ze het vonden. (Wanneer alle leerlingen tegelijk ‘School Life’ spelen, is dit minder noodzakelijk, want dan kunt u de nabespreking meteen laten volgen).
School Life
Reflectie
Terugkijken
Voorbereiding • Laat de leerlingen al een keer vrijblijvend kennis maken met ‘School Life’, zonder dat er punten gescoord kunnen worden en dergelijke. • Zorg voor voldoende beschikbare pc’s. • Organiseer de les afhankelijk van de computersituatie bij u op school. Beschikt uw school over een computerpracticum met voldoende pc’s, dan kunt u alle leerlingen tegelijk laten spelen en daarna de nabespreking/reflectie doen. Hebt u alleen een beperkt aantal computers in de klas/op de gang, maak dan een rooster om groepjes leerlingen achtereenvolgens te laten gamen.
Na het spelen van ‘School Life’ volgt een nabespreking, klassikaal of in kleinere groepjes. Hierin wordt besproken wat de leerlingen van de game en van de in de game voorkomende situaties en dilemma’s vonden. Vragen die u hierbij kunt stellen: • Hoe vond je het om te kiezen? Makkelijk, moeilijk? Waarom? • Kies je in dit spel hetzelfde als in het echt? Of misschien juist niet? • Vind je het goede antwoord zelf ook het goede antwoord? Zijn er misschien meer ‘goede’ antwoorden? • Herken je situaties? Koos je toen hetzelfde? • Zou je nu anders kiezen als je weer in die situatie kwam? Houd goed in het oog of er onderwerpen zijn die extra aandacht behoeven. Als veel leerlingen bijvoorbeeld invullen dat ze het bij een ruzie op een knokken zetten, dan brengt u omgaan met ruzie als bijzonder aandachtspunt in tijdens de nabespreking.
leSSenplan SerieuS Spel in de KlaS
opdracht (tweetallen) In ‘School Life’ kwam Seco steeds in een situatie terecht waarin hij kon kiezen voor verschillende antwoorden. Kun je zelf nog een situatie bedenken met vier verschillende keuzes? Zet de leerlingen met deze opdracht in tweetallen aan het werk. Houd in de gaten of de duo’s achtereenvolgens werken aan: • Het kiezen van een situatie • Het bedenken van vier antwoordalternatieven Laat de tweetallen op het laatst de taken verdelen: één schrijft de situatie en antwoordalternatieven zo goed mogelijk op, de ander maakt een tekening van de ruimte waarin die situtie zich afspeelt. Bespreek een aantal door de leerlingen bedachte situaties klassikaal na. • Hoe ben je op deze situatie gekomen? • Wat zou jouw eigen keuze zijn als je zelf in die situatie zou raken? • Of als de leerling een situatie heeft opgeschreven die hij zelf heeft meegemaakt: wat heb je toen zelf gedaan? Zou je het nu weer op die manier doen?
afronding De leerlingen kunnen hun ervaringen met ‘School Life’ en hun zelf bedachte situatie met de vier keuzemogelijkheden in hun ‘Dit ben ik’ plaatsen.
27
leS 3 terugKijKen
30
leS 3 terugKijKen
Duur:
naar inschatting van leerkracht/ docent
Nodig:
computer met internetverbinding. Een leerling per pc.
Kennismaking met ‘Dit ben ik’
Durven en doen
‘DIT BEN IK’ School Life
Terugkijken
Voorbereiding U kunt in deze les op verschillende manieren met terugkijken aan de slag. • Lees de mogelijkheden hieronder door en maak een keuze. • Maak indien nodig een groepsindeling. • Zorg dat u de benodigde materialen bij de hand heeft.
Mogelijkheid 1: Verhaallijnen Leerlingen werken in een groepje. Ze krijgen een verhaallijn op papier en maken daar een verbeterde versie van. Beide versies spelen ze. Daarna volgt een nabespreking. De leerlingen zetten de gemaakte ‘toneelscripts’ in ‘Dit ben ik’ en plaatsen daar een berichtje over hun ervaringen bij.
Mogelijkheid 2: Opdrachten in ‘Dit ben ik’ Leerlingen kunnen bij drie films een aantal reflectievragen beantwoorden. Zij beantwoorden deze vragen door één van de zes emoticons aan te klikken. Deze emoticons staan voor de emoties vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en afschuw. De leerlingen kunnen medeleerlingen vragen om hun antwoorden te beoordelen en zien ook of zij door anderen gevraagd zijn om als beoordelaar op te treden. Dit vormt weer een basis voor een nabespreking en het plaatsen van ervaringen in ‘Dit ben ik’.
Mogelijkheid 3: Wat zou jij doen? Leerlingen zien een interactief filmpje waarbij de leerling zelf één van de personages is. Gedurende het bekijken van het filmpje geeft de leerling d.m.v. een emoticon aan welk gevoel hij/zij heeft en geeft ook met tekst aan waarom hij/ zij zich zo voelt. Het filmpje gaat verder, maar hoe, dat is afhankelijk van het antwoord dat de leerling gegeven heeft. Dat gebeurt nog 2 of 3 keer. Als de leerling dit vaker speelt merkt hij/zij dat verschillende emoties verschillende gevolgen hebben. Dit vormt weer een basis voor een nabespreking en het plaatsen van ervaringen in ‘Dit ben ik’.
Bij 2 en 3 kunt u als leerkracht zien wat de antwoorden van de leerlingen zijn. Op de volgende pagina’s vind u een uitwerking de lesmogelijkheden: • Mogelijkheid 1: Verhaallijnen • Mogelijkheid 2: Opdrachten maken • Mogelijkheid 3: Wat zou jij doen? • Handleiding Wat zou jij doen?
van alle drie p. 31-32 p. 32-33 P. 33-34 P. 34
Lessenplan Serieus Spel in de Klas
verhaallijnen Start Leg de leerlingen uit dat ze nu zelf in groepjes een stukje gaan spelen. Ze krijgen eerst een verhaallijn op papier met de opdracht daar een ‘verbeterde’ versie van te bedenken. Daarna gaan ze beide versies spelen. Geef de verhaallijnen aan de groepjes. Verwerking Geef de groepen 5 à 10 minuten om het voor te bereiden. Ze noteren hun eigen ‘goede’ versie op papier. Dit kan in taal, maar bijvoorbeeld ook in een storyboard. Kinderen mogen ook afwijken van de verhaallijn en zelf een onderwerp/ situatie bedenken. Laat alle groepen hun stukje in de twee versies spelen. Spreek elke keer na het spelen uw waardering uit, maar ga verder nog niet op de inhoud in. Bespreking Houd een korte nabespreking waarin centraal staat: waarom koos je voor die oplossing? Laat alle groepjes aangeven: • Hadden jullie ook andere oplossingen? Waarom juist deze gekozen? • Heb je zelf wel eens zoiets meegemaakt (de ‘slechte’ of de ‘goede’ versie)?. Hoe vond je dat?
Afronding Wie wil mag zijn ‘Dit ben ik’ presenteren aan de groep/klas. Wanneer de leerlingen in een computerlokaal werken, kan de afronding meteen plaatsvinden. Wanneer u werkt met leerlingen die om de beurt van de computers gebruikmaken, vindt de afronding pas later (op dezelfde of een volgende dag) plaats.
Verhalenlijnen voor Les 3 Terugkijken Leeftijd 9-10 Bij elke scène 4 leerlingen: (A) (B) (C) (D) Een leerling (A) heeft genoeg vriendjes (B)(C), er komt echter een nieuwe leerling(D) in de klas. Deze kan het niet goed vinden met (A). De vrienden van (B)(C) doen aardig tegen (A) als de nieuwe leerling(D) er niet bij is. Is de nieuwe leerling (D) er wel bij laten ze leerling (A) in de steek.
Reflectie Geef de leerlingen gelegenheid om van hun script een digitale versie te maken (Word-bestand, foto, scan).
Leeftijd 11-12 Bij elke scène 4 leerlingen: (A) (B) (C) (D)
Leerlingen plaatsen het in deze les gemaakte script in ‘Dit ben ik’. Daarna schrijven ze in ‘Dit ben ik’ over hun ervaringen in deze les: • Had je deze situaties (goed en slecht) zelf al eens meegemaakt? • Wat voor gevoel kreeg je in deze situatie (toen en nu)? • Wat vond je goed gaan en wat minder? • Wat doe je als je weer in zo’n situatie komt?
De Cito-toetsen zijn geweest en de schoolkeuze van de leerlingen is bekend. Een groot deel van de klas gaat naar het VMBO, HAVO en VWO. Er is echter 1 leerling(A) die naar de praktijkschool gaat. Er zijn 3 andere leerlingen (B)(C) (D) die de leerling hiermee pesten en uitlachen. De leerling heeft hierdoor problemen met het naar school gaan. Ze kan in de les niet meer goed werken en opletten. Ze blijft de week erna thuis, omdat ze “ziek” is.
Omdat dit de laatste les is krijgen leerlingen de gelegenheid extra in ‘Dit ben ik’ te werken. Ze mogen de bestaande inhoud aanvullen/wijzigen.
31
32
leS 3 terugKijKen
Leeftijd 13/14: 4 leerlingen: Leerling a: pester Leerling b: meeloper Leerling c: meeloper Leerling d: gepeste Leerlingen a, b en c staan op het schoolplein van de middelbare school te roken. Leerling d heeft altijd zijn huiswerk af, haalt goede punten en loopt langs dit groepje. Leerling a roept dat leerling d erbij moet komen staan en ook een sigaretje moet komen opsteken. Leerling d is dit niet van plan en wil doorlopen, maar a, b en c laten hem er niet langs. Leerling b en c vinden het eigenlijk zielig, maar toch houden ze hem tegen. Ze roepen dat hij een studiebol is en ook eens moet meeroken. Leerling d weet niet wat hij moet doen, hij voelt zich erg ongemakkelijk, maar zou ook heel graag ook wel eens bij die groep willen horen. Uiteindelijk laten ze hem door en lachen ze hem achter zijn rug uit.
opdrachten maKen Start Leg de leerlingen uit dat ze nu individueel opdrachten gaan maken. De leerlingen kunnen via de hoofdpagina van hun ‘Dit ben ik’ de button ‘Tools’ aanklikken. Daar krijgen ze weer twee buttons te zien: ‘School Life’ en ‘Terugkijken’. Voor les 3 moeten ze de button ‘Terugkijken’ aanklikken. Op de pagina ‘Terugkijken’ kunnen de leerlingen een aantal dingen doen: • Opdrachten maken; • Beoordelaars van hun opdrachten uitkiezen; • De opdrachten van hun klasgenoten beoordelen via ‘Wat vind jij?’; • Terugkijken hoe hun eigen opdrachten beoordeeld zijn door de beoordelaars; • ‘Wat zou jij doen’ starten. Voor deze les moeten de leerlingen de optie ‘opdrachten maken’ aanklikken.
Verwerking Bij ‘Opdrachten maken’ krijgen de leerlingen een aantal filmpjes te zien. Bij deze filmpjes horen steeds drie reflectievragen die zij moeten beantwoorden. Zij beantwoorden deze vragen door één van de zes emoticons aan te klikken. Deze emoticons staan voor de emoties vreugde, verdriet, angst, woede, verbazing en afschuw. De leerlingen kunnen medeleerlingen vragen om hun antwoorden te beoordelen en zien ook of zij door anderen gevraagd zijn om als beoordelaar op te treden. U kunt als leerkacht zien hoe de leerlingen de reflectievragen beantwoord hebben en hoe de leerlingen de opdrachten van andere leerlingen beoordeeld hebben en vice versa. Bespreking Houd een korte nabespreking waarin wordt ingegaan op de geschetste situaties en de gekozen oplossingen. Waarom kozen de leerlingen voor de gekozen emoticons? Zouden ze dit zo ook in echte situaties doen? Laat de leerlingen ook vertellen hoe ze het vonden om andere leerlingen te beoordelen en om zelf beoordeeld te worden door anderen. Reflectie Geef de leerlingen de gelegenheid om op te schrijven wat ze van de filmpjes in de opdrachten vonden en hoe ze het beoordelen van de opdrachten en het beoordeeld worden vonden (Word-bestand, scan). Laat ze hierbij ook ingaan op hun eigen ervaringen in vergelijkbare situaties: • Heb je deze situaties zelf ook al eens meegemaakt? • Wat voor gevoel kreeg je in die situatie(s)? • Wat doe je als je weer in zo’n situatie terecht komt? Leerlingen plaatsen dit in hun ‘Dit ben ik’. Omdat dit de laatste les is krijgen de leerlingen de gelegenheid extra in ‘Dit ben ik’ te werken. Ze mogen de bestaande inhoud aanvullen/wijzigen.
Lessenplan Serieus Spel in de Klas
Afronding Wie wil mag zijn ‘Dit ben ik’ presenteren aan de groep/klas. Wanneer de leerlingen in een computerlokaal werken, kan de afronding meteen plaatsvinden. Wanneer u werkt met leerlingen die om de beurt van de computers gebruik maken, vindt de afronding pas later (op dezelfde of een volgende dag) plaats.
Wat zou jij doen? Start Leg de leerlingen uit dat ze nu individueel aan de slag gaan met ‘Wat zou jij doen’. De leerlingen kunnen via de hoofdpagina van hun ‘Dit ben ik’ de button ‘Tools’ aanklikken. Daar krijgen ze weer twee buttons te zien: ‘School Life’ en ‘Terugkijken’. Voor les 3 moeten ze de button ‘Terugkijken’ aanklikken. Op de pagina ‘Terugkijken’ kunnen de leerlingen een aantal dingen doen: • Opdrachten maken; • Beoordelaars van hun opdrachten uitkiezen; • De opdrachten van hun klasgenoten beoordelen via ‘Wat vind jij?’; • Terugkijken hoe hun eigen opdrachten beoordeeld zijn door de beoordelaars; • ‘Wat zou jij doen’ starten. Voor deze les moeten de leerlingen de optie ‘Wat zou jij doen?’ aanklikken. Vertel de leerlingen dat zij hier een filmpje te zien krijgen waarin zij zelf één van de hoofdpersonen spelen. In het filmpje spelen zij met Michelle met Playmobil en worden gepest door Ron. Tijdens het bekijken van het filmpje moeten de leerlingen drie keer reageren op de situatie door een emoticon aan te klikken. Vertel de leerlingen dat de keuze die zij hier maken van invloed is op het verdere verhaal. Als de leerling de emotie ‘woede’ kiest, zullen de personages in het filmpje anders reageren dan bij bijvoorbeeld de emotie ‘verdriet.
Verwerking De leerlingen gaan individueel de interactieve film ‘Wat zou jij doen?’ bekijken. Tijdens het bekijken worden de leerlingen drie keer geconfronteerd met een bepaalde situatie waarop hij of zij moet reageren met één van de zes emoties. Voor of na het bekijken van de film, die hoort bij de gekozen emotie, moet de leerling ook een vraag beantwoorden. De leerling krijgt de volgende vragen: • Waarom ben ik [emotie]? • Ik heb gezien wat er is gebeurd. Hoe voel ik me nu? • Ik heb gezien hoe anderen reageren op mijn emoties. Stel dat ik weer in zo’n situatie terecht kom, hoe pak ik dat dan aan? Bespreking Houd een korte nabespreking waarin centraal staat: waarom koos je voor die emotie? Laat de leerlingen aangeven: • Waarom koos je deze emotie? Had je ook een andere emotie kunnen kiezen? Was het verhaal dan anders verlopen denk je? • Heb je zelf wel eens zoiets meegemaakt? Hoe vond je dat? Hoe reageerde je toen en hoe zou je dat nu doen? Reflectie Geef de leerlingen de gelegenheid om op te schrijven wat ze van het filmpje vonden en hoe ze het vonden om meteen te zien wat het kiezen voor een bepaalde emotie voor consequenties had (Word-bestand, scan). Laat ze hierbij ook ingaan op hun eigen ervaringen in vergelijkbare situaties: • Heb je deze situaties zelf ook al eens meegemaakt? • Wat voor gevoel kreeg je in die situatie(s)? • Wat doe je als je weer in zo’n situatie terecht komt? Leerlingen plaatsen dit in hun ‘Dit ben ik’. Omdat dit de laatste les is krijgen de leerlingen de gelegenheid extra in ‘Dit ben ik’ te werken. Ze mogen de bestaande inhoud aanvullen/wijzigen.
33
34
leS 3 terugKijKen
Afronding Wie wil mag zijn ‘Dit ben ik’ presenteren aan de groep/klas. Wanneer de leerlingen in een computerlokaal werken, kan de afronding meteen plaatsvinden. Wanneer u werkt met leerlingen die om de beurt van de computers gebruik maken, vindt de afronding pas later (op dezelfde of een volgende dag) plaats.
wat zou jij doen? – handleiding leerKachten/ docenten wat zou jij doen? ‘Wat zou jij doen?’ biedt een omgeving waarbij het ervaren, gebruiken en reflecteren van emoties centraal staat. De leerlingen worden hierbij aan de hand van een interactieve video gevraagd te reageren op bepaalde situaties aan de hand van zes vooraf vastgestelde emoties (vreugde, woede, verdriet, angst, verbazing & afschuw). Middels het reflecteren op de gemaakte keuzes krijgen de leerlingen inzicht in het effect van zijn of haar eigen emoties op die van een ander. hoe werkt het? ‘Wat zou jij doen?’ bestaat uit een interactieve video waarbij de leerling één van de personages is. In deze video zijn twee kinderen, Michelle en de kijker, aan het spelen met Playmobil. Ze worden gepest door Ron (en later ook door een vriend van Ron), die het spelen onmogelijk maakt. Gedurende het bekijken van de video wordt de leerling drie keer geconfronteerd met een bepaalde situatie waarop hij of zij als één van de personages dient te reageren vanuit één van de zes emoties. De keuze van de leerling heeft invloed op de verloop van de video. Als de leerling de emotie ‘woede’ kiest zal het personage anders reageren dan bij de emotie ‘verdriet’.
Voor of na het bekijken van de video, die hoort bij de gekozen emotie, dient de leerling ook een vraag te beantwoorden. Hierdoor wordt er een beroep gedaan op het inzicht van de leerling in het effect van de eigen emoties op die van anderen. De kijker krijgt respectievelijk de volgende vragen: 1. Waarom ben ik [emotie]? 2. Ik heb gezien wat er is gebeurd. Hoe voel ik me nu? 3. Ik heb gezien hoe anderen reageren op mijn emoties. Stel dat ik weer in zo een situatie terecht kom, hoe pak ik dat dan aan? De verschillende keuzes en de antwoorden van de leerling worden vastgelegd in een overzicht. Dit overzicht kan vervolgens gebruikt worden om dit individueel of in klassikaal verband te bespreken. De leerkracht heeft de mogelijkheid om leerlingen 3 maal de interactieve video van ‘Wat zou jij doen?’ te laten doorlopen. Op deze wijze kan de leerkracht zien of de leerling bij een tweede of derde maal anders handelt en beter inzicht heeft in het effect van de eigen emoties op anderen. Daarnaast kan een leerkracht de leerlingen ook een opdracht meegeven bij doorlopen van de interactieve video.
colofon
Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 2.5 Nederland De gebruiker mag: ■ het werk kopiëren, verspreiden, tonen en op- en uitvoeren onder de volgende voorwaarden: Naamsvermelding. De gebruiker dient bij het werk de naam van Kennisnet te vermelden. Niet-commercieel. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Geen Afgeleide werken. De gebruiker mag het werk niet bewerken. ■ Bij hergebruik of verspreiding dient de gebruiker de licentievoorwaarden van dit werk kenbaar te maken aan derden. ■ De gebruiker mag uitsluitend afstand doen van een of meerdere van deze voorwaarden met voorafgaande toestemming van Kennisnet. Het voorgaande laat de wettelijke beperkingen op de intellectuele eigendomsrechten onverlet. www.creativecommons.org/licenses Dit is een publicatie van stichting Kennisnet. www.kennisnet.nl seco.kennisnet.nl
Inhoud en tekst Paul de Maat Marjolein Gielen Jolien Ritzen Michelle Souren
CED-Groep CED-Groep Hogeschool Zuyd Hogeschool Zuyd
Stichting Kennisnet postadres Postbus 778 2700 AT Zoetermeer bezoekadres Paletsingel 32 2718 NT Zoetermeer T 0800 - KENNISNET F (079) 321 23 22 kennisnet.nl seco.kennisnet.nl
Kennisnet. Leren vernieuwen.