Les 1 – Ontstaan aardgas In 1959 werd onder het land van boer Boon in de buurt van Slochteren gas ontdekt. Het bleek één van de grootste gasvelden van de wereld te zijn! Hoe is dat gas in de boden van Nederland nou eigenlijk ontstaan? Nederland met een tropisch klimaat Honderden miljoenen jaren geleden lag Nederland ergens anders op de aardbol. Het lag op de plaats waar nu Suriname ligt. Daar heerst een tropisch klimaat. Het is er elke dag 25 graden Celsius en het regent elke dag wel een keer flink hard. Vorming van aardgas Honderden miljoenen jaren geleden is ook het Nederlandse aardgas ontstaan. Dode bomen en planten werden onder een kilometersdikke laag zand samengeperst. Het gas dat daarbij vrijkwam is ons aardgas. Een woestijn in Nederland Nederland lag miljoenen jaren geleden op de plaats waar nu de Sahara-woestijn ligt. Elke dag was de temperatuur 40 graden Celsius. Nederland was toen een grote ondiepe zee. Door de hoge temperaturen verdampte er veel zeewater. Er bleef een dikke laag zout achter. Dankzij die dikke laag zout kon het aardgas niet ontsnappen. Aardgas vanaf 1959 Sinds 1959 pompt Nederland het aardgas op. Over 50 jaar is het waarschijnlijk allemaal op. Dan heeft Nederland in 100 jaar het aardgas in de Nederlandse bodem opgemaakt. Terwijl het honderden miljoenen jaren duurde om het te maken!
2 Kopieerblad 3.1
Opdracht 1 a) Miljoenen jaren geleden lag Nederland op een andere plek op aarde. Hierdoor had het ook een ander klimaat. Wat was het klimaat van Nederland toen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………..… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………..…… …………………………………………………………………………………………………………………………………………..
b) Zet de zinnen in de goede volgorde. ………
Er kwam een laag zand en klei op.
………
Daar bleven ze liggen langzaam rotten ze weg. Zo ontstond een dikke laag dode plantenresten.
………
Door de druk van de dikke lagen klei en zand werd de steenkool steeds warmer.
………
Planten en bomen gingen miljoenen jaren geleden dood en zij kwamen in het moeras terecht.
………
Door de warmte kwam er langzaam aardgas uit steenkool.
………
De laag plantenresten werd samengeperst en hierdoor ontstond er steenkool.
c) Aardgas is licht en wil opstijgen. Hoe komt het dat het aardgas niet op kon stijgen en dus in de Nederlandse bodem bleef zitten? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………..… …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………..………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
Opdracht 2 a) Zet op de wereldbol de nummers op de goede plaats. 1 = Suriname, 2 = de Sahara-woestijn en 3 = Nederland
3 Kopieerblad 3.1
b) Noteer de klimaateigenschappen op de juiste plaats op aarde. Kies uit: af en toe regen – heel veel regen – heet – geen regen – lekker warm – koel. •
Suriname
…………………………………………
en
…………………………………………
•
Sahara-woestijn …………………………………………
en
…………………………………………
•
Nederland
en
…………………………………………
…………………………………………
Opdracht 3 Nadat één van de grootste aardgasvelden ter wereld in Slochteren was gevonden, zijn er in de rest van Nederland nog meer aardgasvelden gevonden. Deze zijn alleen lang niet zo groot als het Groningen-gasveld. Ook onder de Noordzee zit veel aardgas. Nog steeds worden er nieuwe aardgasvelden gevonden. De groene vlekken op het kaartje hieronder zijn gasvelden. Weet jij welk gasveld waar op de kaart ligt? Vul de namen dan in bij de juiste nummer! Kies uit: Coevorden, Beemster, Slochteren, Rotterdam en Ameland.
1 = ………………………………………………………… 2 = ………………………………………………………… 3 = ………………………………………………………… 4 = ………………………………………………………… 5 = …………………………………………………………
4 Kopieerblad 3.1
Les 2 – Aardgas opsporen Opdracht 1 a) Zet de zinnen in de goede volgorde. ……. Er komt een boortoren te staan op de plek waar aardgas zit. ……. Met behulp van de echo’s kan er op de computer een kaart van de bodem worden gemaakt. ……. Grond komt tot ontploffing en de geplaatste microfoontjes vangen de echo’s van het geluid op. ……. De proefboring kan beginnen. ……. Van de kaart kan worden afgelezen waar er eventueel aardgas in de grond zit. b) Wat is er op de onderstaande plaatjes te zien? En wat heeft dit te maken met het opsporen van aardgas? Vertel het in je eigen woorden.
Afbeelding 1
Afbeelding 2 Afbeelding 3
Afbeelding 1: ……………………………………………………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
5 Kopieerblad 3.1
Afbeelding 2: …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Afbeelding 3: …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Opdracht 2 Lees de onderstaande tekst en maak er een strip bij.
Aardgas uit de grond halen: dat klinkt gemakkelijker dan het is. Want aardgas zit niet overal in de bodem. En als het er wel zit, dan is het soms maar een heel klein beetje. Als je naar aardgas wilt boren, moet je dus eerst weten waar het zit. Daarom heeft de NAM mensen in dienst die heel veel weten van de aardbodem. Zij kunnen onder andere kaarten maken van de ondergrond. Geologen bijvoorbeeld, die alles weten over verschillende bodemsoorten en gesteente. Maar ook seismologen. Dat zijn mensen die met apparaten uitzoeken welke aardlagen en soorten gesteente er precies onder de bodem zitten. En waar die zitten. Trillende grond Seismologen gebruiken apparaten waarmee ze de bodem laten trillen. De trillingen weerkaatsen op de verschillende lagen in de bodem. Computers houden bij hoe en wanneer de trillingen terugkomen. Op de computers kunnen de seismologen zien wat voor lagen er in de bodem zitten. En hoe diep. Ze weten dan hoe de aardbodem eruit ziet. Daar maken ze een kaart van. Op die kaart kunnen de geologen zien hoe groot de kans is dat er aardgas in de bodem zit. Zo weet je waar je het beste kunt gaan boren. Proefboring Om zeker te weten of er aardgas in de bodem zit, neemt de NAM een kijkje. Ze doet dat met een proefboring. Dat gaat zo: 1.De NAM legt een locatie aan waar straks al het werk wordt gedaan. Dit lijkt op een voetbalveldje van beton. (Stripplaatje 2) 2.Eerst komt er een boortoren op de plek waar de geologen denken dat het aardgas zit.
(Stripplaatje 3)
6 Kopieerblad 3.1
3.De boortoren duwt lange boorbuizen de grond in. Aan het einde van zo’n boorbuis zit een grote, draaiende beitel: de boorkop. Die boort een gat in de bodem, vaak kilometers diep. (Stripplaatje 4) 4.De boortoren pompt vloeistof door de boorbuizen. Die spoelt al het losgeboorde gruis weg. (Stripplaatje 5) 5.Als de beitel bij de laag aangekomen is waar misschien aardgas zit, zet het boorpersoneel op het boorgat, boven aan de buis, een soort kraan. Met die kraan kunnen ze de toevoer van het gas regelen. (Stripplaatje 6) Wel of niet genoeg aardgas? Na de proefboring weet je direct of er op die plek aardgas zit. Het komt er dan namelijk vanzelf een beetje uit als je de kraan van de boorbuis open draait. Maar is de hoeveelheid aardgas ook de moeite waard om uit de grond te halen? Om daarachter te komen, doet de NAM verschillende proeven. Ze kijkt bijvoorbeeld naar hoe snel het aardgas stroomt, en wat de temperatuur en druk is. Al die gegevens samen bepalen of het zin heeft om het aardgas echt te gaan produceren op die plek. Als er te weinig zit, verdient de NAM namelijk nooit het geld terug dat voor het bouwen van een aardgasinstallatie nodig is. De test wordt nog een keer herhaald. Om zeker te zijn dat alle gegevens kloppen. Meestal duurt het testen twee tot drie weken. Weg met die boortoren! Dan wordt de boortoren afgebroken. Als er niet genoeg aardgas in de grond zit, maakt de NAM het boorgat veilig dicht. Maar als er genoeg aardgas in de grond zit, zet de NAM een afsluiter op het boorgat. Dat is een soort kraan. Meestal komen er ook apparaten te staan om het aardgas klaar te maken voor gebruik. De druk en de temperatuur van het aardgas worden verlaagd. Ook maakt de NAM het aardgas ‘schoon’. Er zit namelijk nog vaak water in, en andere stoffen zoals zand. Daarna komt het in het gasnetwerk terecht. En kun je het gebruiken.
7 Kopieerblad 3.1
Stappenplan strip maken Stap 1
Lees de voorgaande tekst goed door. Als je het een lastig onderwerp vindt, lees je de tekst nog een keer.
Stap 2
Hieronder staat wat er in de strip moet komen te staan. Bedenk hoe je dit kun laten zien. Stripplaatje 1: er is nog niets bijzonders te zien, behalve een landschap. Stripplaatje 2: De NAM legt een locatie aan waar straks al het werk wordt gedaan. Dit lijkt op een voetbalveldje van beton. Stripplaatje 3: .Eerst komt er een boortoren op de plek waar de geologen denken dat het aardgas zit. Stripplaatje 4: De boortoren duwt lange boorbuizen de grond in. Aan het einde van zo’n boorbuis zit een grote, draaiende beitel: de boorkop. Die boort een gat in de bodem, vaak kilometers diep. Stripplaatje 5: De boortoren pompt vloeistof door de boorbuizen. Die spoelt al het losgeboorde gruis weg. Stripplaatje 6: Als de beitel bij de laag aangekomen is waar misschien aardgas zit, zet het boorpersoneel op het boorgat, boven aan de buis, een soort kraan. Met die kraan kunnen ze de toevoer van het gas regelen.
Stap 3
Maak een schets.
Stap 4
Ben je tevreden over de schetsen, teken dan de echte strip op het volgende blaadje.
Stap 5
Bedenk een leuke titel voor je strip.
8 Kopieerblad 3.1
……………………………………………………………………………………….
9 Kopieerblad 3.1
Klaaropdrachten
E H H B N E K M F E N A T S I F Q S Y O D O E E H I A Y D K R N R E P O O L E E N L M L G O M A D I I R W N Y L O O K N E E T S V S O T E P W G T D I C W V L D V N F R
M O L O
R T A C
O R E N
F D O S
T S K K
A E O F
L W B S
P O F E
R A A H
O A A M
O D R I
B S D L
I W G I
E E A E
G A S U
R G O E N E R G I E I Z Q I P N C E S L O C H T E R E N S K E I E N H R T J C S M Q M S A C N E G R P I U C L H E Y D P E R H W
Stel je voor jij voor jij moet de toets maken over aardgas. Bedenk drie goede vragen die je in de toets zou stellen. Één vraag moet beginnen met wanneer, één vraag moet beginnen met waarom en één vraag moet beginnen met wat. Tip: gebruik de boeken of dit werkblad erbij. Wanneer……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Waarom………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Wat………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
10
Kopieerblad 3.1