Leren vanuit je intuïtie; het activeren van je zelflerend vermogen Door Ine Bimbergen en Sandra Tulp
Leven is leren Leven is leren, jezelf voortdurend ontwikkelen. Dit begint als baby wanneer je je lichaam leert te gebruiken; als kind wanneer je je identiteit begint te ontdekken. Maar ook in het leven van een volwassene wordt voortdurend een beroep op ontwikkeling gedaan. Je neemt een andere baan waardoor je nieuwe vaardigheden ontwikkelt, je partner heeft kritiek op je en vind dat je zelfstandiger moet worden of onverwachte gebeurtenissen in het leven maken dat je je hierin moet plooien. Het leven heeft ontwikkeling als vanzelf in zich. Op het moment namelijk dat je je realiseert ergens niet tevreden over te zijn, ga je vanzelf zoeken naar hoe het anders kan. Doorgaans leidt dit eerst tot een zoektocht ‘naar buiten toe’: de omstandigheden moeten idealer, de ander moet veranderen, de cultuur moet anders….En dan volgen er, wanneer iemand bewustwording heeft, momenten dat deze zoektocht meer naar binnen gericht wordt. “Het heeft geen zin om weg te gaan want je neemt jezelf mee” is een uitspraak die daarbij past. “Ik kan een andere baan nemen om een prettigere baas te krijgen, maar voor hetzelfde geld, kom ik een zelfde soort baas tegen. Ik kan dus beter leren om zo met mijn baas om te gaan dat ik er geen last meer van heb.” In onze huidige maatschappij zijn we heel goed geworden om tijdens het leren ons verstand te gebruiken. We leren dan ook voornamelijk met ons verstand. Doordat we ons zo éénzijdig op het verstand toegelegd hebben, zijn we vergeten dat er nog andere manieren zijn om te kunnen ontwikkelen, namelijk via onze intuïtie. Dit ‘natuurlijk leren’ moeten de meeste van ons weer aanleren. Het leren met intuïtie vraagt een andere houding dan leren met het verstand. Jonge kinderen zijn experts in natuurlijk leren. Het zelflerend vermogen; hoe het begint Een kind gaat tijdens de eerste vier levensjaren nog niet naar school. Misschien wel naar een crèche, maar het ‘officiële leren’ begint op school. Toch leert een kind in die eerste vier jaar ontzettend veel. Het leert onder meer zitten, kruipen, lopen, praten en zijn behoeften kenbaar maken. Over het algemeen heeft het kind dit als het ware ‘vanzelf’ geleerd. Het leert door te kijken naar zijn ouders, broertjes, zusjes of andere kinderen en door waarneembaar gedrag na te doen. Het voelt hoe zijn lichaam werkt, gaat ermee experimenteren, maakt ontzettend veel fouten en oefent zo doende de verschillende lichaamsfuncties. Dat wat een kind leert, staat in verbinding met zijn lichaam en zijn omgeving. Het ziet en ervaart direct wat het hem oplevert om nieuwe dingen te leren. Zo zal een kind moeite doen om een speeltje te krijgen dat ver weg ligt. Het gaat huilen, de handjes uitstrekken en misschien al wel proberen ernaar toe te kruipen. De impuls van het mooie speeltje geeft een motivatie om te gaan experimenteren met zijn lichaam en met signalen geven naar de omgeving. Het kind krijgt meteen de terugkoppeling of datgene wat het wil, gelukt is of niet. Het kan het speeltje pakken of niet, het krijgt het speeltje van een ander of niet. Het kind leert zo doende op een natuurlijke en intuïtieve manier.
Schouten & Nelissen
Pagina 1 van 6
1
Als een kind vervolgens naar een traditionele school gaat, lijkt het of meteen vergeten wordt wat het kind ‘vanzelf’ allemaal al geleerd heeft en hoe hij dat gedaan heeft. Volwassenen gaan nu bepalen wat het moet leren en wanneer en hoe het dat moet doen. Daarbij wordt de leerstof uit de context van het lichaam en de omgeving gehaald. Datgene wat geleerd moet worden, speelt zich vanaf dit moment vooral af in het hoofd van het kind. Het gaat om abstracte kennis. Want wat draagt het kennen van de tafel van twee immers bij aan het leven van een zevenjarig kind? Hoe kan een kind van die leeftijd deze stof integreren in zijn leven? De meeste kinderen kunnen dit niet en daarmee blijft de kennis buiten het ‘echte leven’ van het kind staan. Hierdoor moet het kind meer moeite doen om de tafel van twee te leren, dan wanneer die tafel een geïntegreerde plek in zijn leven zou hebben. De focus verleggen van resultaat naar (leer) proces Op de meeste scholen wordt het leerresultaat beoordeeld door een leraar. Deze beoordeling maakt vergelijken of competitie mogelijk. De een heeft een hoger of lager cijfer dan de ander en dit gegeven wordt al gauw vertaald naar: ‘De een is slimmer en de ander is dommer’. We durven geen vragen te stellen, want vragen worden bestempeld als ‘dom’. Daarnaast komt de focus vaak op de te halen (rapport)cijfers te liggen, in plaats van op het leerproces zelf. Er is meestal geen kans de proef nog eens te doen, wat de vraag oproept waar het nu werkelijk om gaat. Om het leren of om het cijfer? Het zelflerend vermogen wordt hiermee kortom niet aangesproken. Bovendien heeft dit hele proces vaak een nadelig effect op het zelfvertrouwen. Dit proces speelt vervolgens door in het werkende leven. In organisaties wordt vaak teveel focus gelegd op het resultaat. Hierdoor vergeten we dat dit resultaat alleen al lerende en door kleine stappen te zetten, bereikt kan worden. Ons lineaire denken (zie kader) verondersteld echter dat we weten welke stappen en in welke volgorde we ze moeten nemen. In werkelijkheid weten we echter vaak niet welke stap we als volgende moeten nemen. Bovendien is vaak onduidelijk of een stap ons dichter naar het gewenste resultaat brengt of er juist verder van weg. Het is een kwestie van uitproberen en dat experimenteren draagt per definitie onzekerheid over de uitkomst met zich mee. Het kan zijn dat je het gewenste resultaat dus niet behaalt. Je kunt het ‘fout’ doen. Maar als er alleen beoordeeld wordt op resultaat, is de kans groot dat mensen niet durven te experimenteren, zoals vaak blijkt. We creëren daarmee met zijn allen een vicieuze cirkel; enerzijds willen we dat mensen initiatieven nemen, anderzijds willen we dat niemand fouten maakt. Terwijl we ondertussen blijven geloven in de ‘waarheid’ van het lineaire denken. Een kind noemt experimenteren spelen. Het voegt aan uitproberen plezier toe. Het kan plezier ervaren omdat het geen eisen stelt aan wat het resultaat van zijn spelen moet zijn. Het spel is niet goed of fout. Bij het intuïtieve leren gaat het er dus om je focus te verleggen van het resultaat naar het (leer) proces zelf. Een manier om dit te doen, is door evaluatie of reflectie in te zetten. Je evalueert dan je eigen leerproces door vragen te stellen. Hierdoor activeer je jouw zelflerend vermogen (zie ook oefening 1 aan het eind van het hoofdstuk). Verder kan het je helpen om te kijken hoe je plezier en uitdaging kan beleven aan het leerproces. De meeste mensen worden vrolijk van plezier en uitdaging zorgt voor prikkeling en stimulans. Alle drie ingrediënten om actief te durven experimenteren en hiermee je eigen weten te ontdekken.
1
Onder een traditionele school verstaan we in deze context een school die eenzijdig nadruk legt op leren door gebruik te maken van het verstand. Tegenwoordig zijn er ook schoolinitiatieven zoals bijvoorbeeld “Iederwijs” of de vrije school, die een meer holistische en natuurlijke benadering kiezen voor het stimuleren van de ontwikkeling van een kind.
Schouten & Nelissen
Pagina 2 van 6
Lineair denken versus intuïtieve divergentie Het verstand en de intuïtie, gebruiken twee verschillende bronnen van leren. Met het verstand kunnen we heel goed lineair denken. Lineair denken gaat over denken in reeksen, in rechte lijnen en in een opéénvolgende tijd. Hierdoor ontstaan oorzaak-en-gevolgketens. Dit denken is convergent, het ordent, het sluit uit, het richt zich op één punt, het creëert hierdoor ook belemmeringen. Intuïtie gebruiken, heeft te maken met het zien van het geheel; met samenhang, beelden, associaties en gevoelens. Intuïtie inzetten is divergent, het schept mogelijkheden en daarmee creativiteit. Nieuwsgierigheid en het inzetten van eigen wijsheid De meeste kennis die wij tot ons nemen op scholen, draagt het etiket van ‘waar’ of ‘onwaar’. We leren dát wat vroegere wetenschappers voor ons bedacht hebben en we nemen dit als waarheid aan. Doordat we beoordeeld worden op onze antwoorden, komt de focus ook op die antwoorden te liggen. We vragen ons niet meer af waarom het antwoord zo is, maar leren (uit het hoofd) dat het antwoord zo is. Zo nemen we aan ‘hoe dingen zijn’ in plaats van dat we vanuit onszelf op zoek te gaan naar antwoorden en ontdekkingen in onze omgeving. We ontwikkelen daarmee ons geheugen terwijl we onze nieuwsgierigheid en eigen wijsheid leren wegstoppen. Dit zorgt ervoor dat we maar al te vaak blind geloven in het advies van een dokter, baas of ander gezaghebbend persoon. “De dokter zal het toch wel weten”, zeggen we dan. We nemen stellingen die in kranten, boeken of op internet staan als waarheden over. “Maar het stond in de krant!”, is dan het argument. We verruilen onze eigen wijsheid voor antwoorden van buitenaf. Wies krijgt voor het eerst in haar leven een ontspanningsmassage. De masseuse vraagt aan haar of ze prettig op de massage tafel ligt. Wies antwoordt dat haar fysiotherapeut heeft gezegd dat ze op deze manier op de tafel moet liggen omdat die goed voor haar is. De masseuse herhaalt haar vraag en Wies besluit om anders te gaan liggen. Wies heeft tot nu toe de waarheid van de therapeut geloofd waardoor ze nooit aan zichzelf gevraagd heeft wat zij eigenlijk goed voor zichzelf vindt. Ze realiseert zich nu dat de andere manier van liggen haar pijn doet. Het inzetten van onze eigen wijsheid of intuïtie is ondergesneeuwd geraakt. Door geschiedenis en de ontwikkelingen in onze maatschappij, is de nadruk op het lineaire denken gelegd. We zijn er zo aan gewend in oorzaak en gevolg te denken, dat iets ‘niet waar’ is wanneer er geen lineaire gedachtegang aan ten grondslag ligt of wanneer die gedachtegang niet rationeel helder te maken is. Wil je anders gezegd geloofwaardig overkomen, dan moet je met argumenten verklaren waarom iets volgens jou de waarheid is. Impliciet hebben we met elkaar afgesproken dat de waarheid datgene is wat iedereen op een zelfde manier waarneemt. En juist dat op dezelfde manier waarnemen, gebeurt niet zo vaak in het leven. We nemen meestal verschillend waar. We ervaren de wereld en het leven vanuit wie we zijn op dat moment, vanuit de ontwikkeling die we doorgemaakt hebben en vanuit onze overtuigingen. Dat samen vormt het perspectief van waaruit we kijken. ‘Verschillende’ waarheden kunnen daarmee waar zijn, zoals het volgende gedicht van 2 de Perzische soefimeester, Rumi illustreert.
2
Rumi, D.A., Rumi gedichten, Uitgeverij Ankh-Hermes bv, Deventer, 1998
Schouten & Nelissen
Pagina 3 van 6
Olifant De kamer is donker. Op de tast voelen we, Allemaal. De één voelt een slurf: Het lijkt wel een tuinslang. De ander een poot: Nee, ’t is een pilaar. Een oor: een waaier. Een rug:een troon van leer. Allen voelen een deel, En denken aan het geheel. Wat we nodig hebben is licht, Een enkele kaars volstaat. Als we kijken naar andere manieren van leren dan zien we bijvoorbeeld dat in de Oosterse leertradities, het stellen van vragen een veel grotere rol speelt dan het geven van antwoorden. De leermeester antwoordt in deze traditie op de vraag van de leerling door het stellen van een wedervraag. De leerling leert daardoor zelf te zoeken naar het antwoord ofwel naar zijn waarheid. Hiermee wordt het eigen leervermogen van de leerling aangesproken. Men doet het altijd voorkomen of bij een vraag een antwoord hoort. Voor de wijze hoort bij de vraag een wedervraag. J. Greshoff (1888-1971) De (verborgen) leervermogens van het lichaam Zoals we bij de ontwikkeling van het kind gezien hebben, leert een jong kind grotendeels via zijn lichaam. Ons lichaam reageert namelijk vaak al van nature op een goede manier. Wanneer je bijvoorbeeld op een bouwplaats loopt en uit je ooghoek ziet dat er een steen van de bouwsteiger valt, ga je niet eerst nadenken wat je moet doen. Je reageert in een reflex en springt opzij zodat die steen jou niet raakt. Je lichaam en spieren weten kennelijk wat ze moeten doen en komen gelijk in actie. Ze reageren direct op de ‘waarheid’. Timothy Gallwey beschrijft in zijn boek ‘Spelenderwijs werken’ hoe je ook tijdens bewuste leerprocessen weer gebruik kunt maken van dit natuurlijk leren. Gallwey heeft jaren gewerkt als tennisleraar en hij merkte toen dat zijn aanwijzingen een averechts effect hadden: hoe meer aanwijzingen hij gaf om beter te slaan, hoe slechter zijn leerling ging spelen. Dit komt volgens Gallwey doordat de leerling zich gaat focussen op de aanwijzingen om het beter te doen. Door dit focussen vergeet de leerling te vertrouwen op en te luisteren naar zijn lichaam. De leerling ontwikkelt veeleer de houding van: ‘Ik doe het niet goed, het moet anders.’ Anders gezegd, gaat de leerling denken: ‘Wat mijn lichaam vanzelf allemaal doet, klopt niet. Maar de leraar weet hoe het wel moet.’ Het leerproces komt hierdoor buiten het lichaam en de leerling zelf te staan. Het proces gaat via aanwijzingen die door het verstand worden opgevangen.
Schouten & Nelissen
Pagina 4 van 6
gebeurtenis/prikkel
verstand
bedachte reactie
Toen Gallwey dit ontdekte, stopte hij met het geven van aanwijzingen binnen zijn lessen. In plaats daarvan ging hij met de leerling bespreken wat die wilde bereiken. Waarop hij neutrale observatieopdrachten gaf. Hij zei bijvoorbeeld: “Let er eens op hoe snel de bal aankomt. Verder mag je niets veranderen.” Het geven van een dergelijke opdracht, maakte dat de leerling het niet goed of fout kon doen. De leerling hoefde zich alleen maar te concentreren, waardoor deze ruimte kreeg om op de reacties van zijn lichaam te vertrouwen en deze te volgen. Tot grote verbazing van Gallwey, ging de leerling hierdoor ook nog ‘automatisch’ beter spelen. gebeurtenis/ prikkel
neutrale observatie
intuïtieve reactie van het lichaam
Tijdens de zangrepetitie vroeg de dirigent mij om mijn ademhaling te volgen en vooral te ademen door mijn buik. Met mijn verstand probeerde ik te doen wat ze vroeg en dat lukte mij niet echt. Jaren daarna ging ik stemwerk doen. Daar maakte ik kennis met een fysieke oefening waarbij ik mijn armen op een bepaalde manier moest bewegen. Door het simpelweg maken van deze beweging, merkte ik dat ik vanzelf ging ademhalen met mijn buik. En dit zonder erbij na te denken. Sandra Ook voor mentale leerprocessen geldt dat je vanuit jezelf een effectieve reactie kan vinden als je vanuit een neutrale observatie handelt. Neem het volgende voorbeeld van Ine: Ooit leerde ik in een training de feedbackregels: “beschrijf het gedrag van de ander zonder oordelen en benoem het effect van dit gedrag op jou”. Ik zag toen werkelijk niet in wat ik daarmee zou kunnen. Ik kon me op geen enkele manier voorstellen dat ik binnen mijn werk gevoelens zou tonen. Dat leek me zwak, onnodig kwetsbaar en overbodig. Ik had ook nog nooit een collega op zo’n manier kritiek horen geven. Enige tijd later, op mijn werk, reageerde een collega heel fel en direct op mij zonder mij te vragen naar mijn werkelijke bedoeling. Ik werd overdonderd en wist in eerste instantie niet tegen mijn collega te reageren. Toch realiseerde ik mij dat ik iets moest gaan zeggen om de relatie met mijn collega prettig te houden. Ik ging na wat er gebeurd was en waarom ik mij zo gekwetst voelde. Ik zocht mijn collega weer op, beschreef zijn gedrag en vertelde wat ik daarbij voelde. Deze aanpak werkte bijzonder effectief. Achteraf realiseerde ik me dat ik onbewust, de als ‘nutteloos’ bestempelde feedbackregels, perfect had toegepast. Zowel je lichaam als je geest geven dus impulsen. Deze impulsen voelen en ze volgen, kan je creativiteit brengen en andere oplossingen bieden dan de oplossingen die je met je verstand bedacht zou hebben. Het voelen van deze impulsen, is vaak niet zo gemakkelijk. Ze kunnen namelijk ander handelen voortbrengen dan dat wat in het sociale verkeer normaal of wenselijk is en waardoor je je dus bloot stelt aan mogelijke kritiek uit je omgeving. Het voelt dus vaak veiliger om maar mee te doen met de ongeschreven sociale regels en je impuls te stoppen. Je verstand rationaliseert of relativeert je natuurlijke impulsen weg. Hoe vaker dit mechanisme optreedt, hoe sterker je ratio wordt ten koste van je natuurlijke impuls totdat je deze zelfs niet meer voelt. Een vrouw die op latere leeftijd in een rolstoel terechtkwam, vertelde dat ze een heel leuk en spontaan contact had met kinderen tot ongeveer acht jaar. Die kinderen kwamen naar haar toe en vroegen haar bijvoorbeeld waarom ze in een rolstoel zat, of haar benen ziek waren en of ze hard kon rijden met haar stoel. Kinderen ouder dan ongeveer acht jaar, zag Schouten & Nelissen
Pagina 5 van 6
ze vaak kijken. Maar deze kinderen kwamen geen vragen stellen en al zeker niet wanneer er een ouder bij was. Waarschijnlijk hadden ze de boodschap gekregen dat ‘vragen stellen aan zo’n mevrouw niet netjes was of zielig.’. De impuls die er eigenlijk was, die van nieuwsgierigheid of contact maken, wordt onderdrukt omdat er een norm is die zegt dat dit niet hoort. Tips voor activering van het zelflerend vermogen Het zelflerend vermogen wordt wél aangesproken op het moment dat je jezelf gaat toestaan dat je: • niet weet hoe je het gewenste resultaat gaat behalen; • niet weet of je het verwachte resultaat gaat behalen; • het resultaat kunt loslaten ofwel het resultaat niet vooraf vastlegt; je de weg belangrijker maakt dan het resultaat; • gebaande paden gaat verlaten (je uitspreekt zonder te letten op de sociale conventies) en stopt met het denken in routinematige patronen ofwel wanneer je durft te spelen en te experimenteren; • mag openstaan onder meer door simpelweg waar te nemen wat er gebeurt; • ervaart en accepteert wat je vindt in je hoofd, wat je voelt met emoties en wat er gebeurt in je lichaam (verstak je bijvoorbeeld, voel je je ongemakkelijk en denk je ‘Waar slaat dit op’? of voel je je ontspannen en blij en denk je: ‘Ik laat los wat ik aan gedachten in mijn hoofd heb, omdat ik vanzelf ontdek waar het toe leidt?’); • jezelf afvraagt of je energie krijgt van het proces of juist niet; • spontaan impulsen mag volgen (dit zoals gebeurt wanneer je bezig gaat met bijvoorbeeld improvisatietheater, want daarin staat het volgen van impulsen centraal met als uitgangspunt dat elke impuls goed is).
Schouten & Nelissen
Pagina 6 van 6