Leidraad Terugkeer & Vertrek Versie 6.0
Datum Status
16 januari 2015 Definitief
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Colofon
Afzendgegevens
Auteurs
Directie Voorbereiden Vertrek Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.dtenv.nl Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
Pagina 3 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Aan de lezer
Beste belangstellende, Dit is de actuele editie van de Leidraad Terugkeer en Vertrek, waarin de werkgroep Leidraad een veelheid aan verbetermaatregelen rondom het vertrekproces heeft benoemd en beschreven. Kort na het uitkomen van de laatste Leidraad (d.d. 14 januari 2013) overleed de heer Dolmatov in het Detentiecentrum Rotterdam als gevolg van suïcide. Deze tragische gebeurtenis was aanleiding voor de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Onderzoeksraad voor Veiligheid om onderzoeken op te starten. Deze onderzoeken hebben geleid tot een aantal aanbevelingen om te komen tot verbeteringen binnen de Vreemdelingenketen. De verbetermaatregelen die betrekking hebben op de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners op het gebied van het vertrek van vreemdelingen uit Nederland, met name waar het gaat om gegevensuitwisseling, staan beschreven in deze editie. Zo hebben IND, COA en DT&V multidisciplinaire teams alsmede een ketenbreed calamiteitenteam opgericht. Daarnaast is een digitaal informatiesysteem ontwikkeld, waarin verschillende ketenpartners in het kader van een gedwongen terugkeer vreemdelinggegevens kunnen registreren. Aan dit tijdelijke informatiesysteem overdracht vreemdelingen (TISOV) wordt in de Leidraad aandacht besteed. Daarnaast zijn onder meer de volgende onderwerpen opgenomen: − De Gesloten Gezinsvoorziening in Zeist − Aanpassing van de werkwijze in Dublin-zaken − Meldplicht en inhuisregistratie − De start van de Pilots Lokale Samenwerking − De invoering van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures − De taken van Bureau Coördinatie Vreemdelingenzaken − Actuele informatie van IOM met betrekking tot de HRT-regeling Leeswijzer Als handreiking zijn alle verbetermaatregelen en de overige wijzigingen en aanvullingen in de Leidraad gemarkeerd met een pijl in de marge. De Leidraad is van ons! In de Leidraad is beschreven wanneer de processen van de diverse keten-/samenwerkingspartners elkaar raken, en hoe de diverse partners op die koppelvlakken dienen samen te werken. Een nauwgezette samenwerking is noodzakelijk om het vertrekproces rondom de vreemdeling die Nederland moet verlaten, zorgvuldig te laten plaatsvinden. Het Deelberaad Asiel dankt de werkgroep en alle organisaties die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze editie van de Leidraad hartelijk. Namens het Deelberaad Asiel, Renger Visser, voorzitter Op- en aanmerkingen over de inhoud van de Leidraad kunnen via de gebruikelijke lijn worden ingebracht en per mail worden verzonden aan de secretaris van het Deelberaad Asiel,
[email protected]. Het Deelberaad Asiel besluit of een ingebracht voorstel tot een mutatie in de Leidraad leidt. Pagina 5 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Pagina 6 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Inhoud
Colofon 3 Aan de lezer 5 Inhoud 7 1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.3 1.3.1 1.3.1.1 1.3.1.2 1.3.1.3 1.3.2 1.3.2.1 1.3.2.2 1.3.3 1.3.3.1 1.3.3.2 1.3.4
Samenwerking in de keten 9 Ketenbreed doel, verantwoordelijkheden en begrippen 9 Doelen en rollen van de diverse ketenpartners 10 DT&V (de terugkeerorganisatie) 10 Politie (de toezichtorganisatie) 11 COA (de opvangorganisatie) 11 IND (de toelatingsorganisatie) 12 Samenwerkingspartners 12 Gemeenten 12 Contact met gemeente 13 Bestuurlijke belemmeringen 13 Pilots Lokale Samenwerking 14 Stichting Nidos 14 Samenwerking tussen Nidos en DT&V - Stappenplan 15 Werkwijze en mogelijkheden van IOM bij (ex-)AMV 15 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) 16 Bureau Coördinatie Vreemdelingenzaken (BCV) 16 De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) 16 Koninklijke Marechaussee (KMar) 16
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
Overlegstructuur ketenpartners 19 Lokaal Terugkeeroverleg (LTO) 19 Calamiteiten/incidenten 22 Multidisciplinair Team (MDT) 22 Onderscheid MDT en Commissie Schrijnende Zaken (CSZ) 22 Regionaal Afstemmingsoverleg (RAO) 22 Deelberaad Asiel (DA) 23 Signaallijsten aan het DA 24 Werkwijze bij medische zaken die een belemmering vormen in de uitvoering 25
3 3.1
Procesbeschrijving algemene asielprocedure en verlengde asielprocedure 27 Herhaald asielverzoek 28
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.2.1 4.1.3 4.1.4 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.3.1 4.2.4
Werkprocessen (wie doet wat en wanneer) 31 DT&V 31 Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) 34 Gezinslocatie (GL) 35 Arrest Ferreira en humanitaire noodsituatie 37 Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) 37 Overeenkomst van Dublin (Verordening (EU) 604/2013) 37 Politie (AVIM) 39 Veiligheidsfouillering 40 Het stopzetten van de verstrekkingen en ontruiming 40 Inbewaringstelling (IBS) 41 IBS van gezinnen met minderjarige kinderen en van AMV 41 Tijdelijk Informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen (TISOV) 41 Pagina 7 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
4.3 4.3.1 4.4
COA - 42 Meldplicht en inhuisregistratie - 43 IND - 44 Bijlagen - 47 Bijlage 1: IOM - 49 Bijlage 2: VluchtelingenWerk Nederland - 53 Bijlage 3: Caseloadlijst - 55 Bijlage 4: Signaallijst - 57 Bijlage 5: Ketenbreed Calamiteitenteam - 59 Bijlage 6: Samenvatting Kaderbrief Handhaven 28-dagen termijn - 63 Bijlage 7: Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in AA-procedures - 65 Bijlage 8: Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in VA-procedures - 67 Bijlage 9: Overzicht taken en verantwoordelijkheden - 69 Bijlage 10: Lijst met afkortingen - 73
Pagina 8 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
1
Samenwerking in de keten
1.1
Ketenbreed doel, verantwoordelijkheden en begrippen De Leidraad staat in het teken van de ketensamenwerking. Daarnaast wordt in de Leidraad aandacht besteed aan de algemene en verlengde asielprocedure, de verschillende vormen van opvang van specifieke doelgroepen en de consequenties die deze vormen van opvang hebben voor de werkprocessen van iedere ketenpartner en de onderlinge samenwerking. De Leidraad is opgesteld door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), de Politie, (Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM)), het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Deze organisaties zijn ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, maar in gezamenlijkheid met elkaar, actief om onder regievoering van de DT&V, binnen de wet- en regelgeving, het gewenste doel te realiseren: zelfstandig of desnoods gedwongen vertrek van vreemdelingen zonder verblijfsrecht onder de Vw2000, niet alleen verblijvende in de COA-opvang maar ook vreemdelingen die zich in de gemeentelijke (maatschappelijke) opvang bevinden. Als dat niet direct mogelijk of wenselijk is, zal in goed overleg een andere oplossing moeten worden bereikt met oog voor de menselijke maat én met het leveren van maatwerk. Te denken valt bijvoorbeeld aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, inbewaringstelling (IBS) maar ook alternatieven voor IBS. Echter, ook zelfstandig vertrek zonder toezicht, het stopzetten van de verstrekkingen, ontruiming en vergunningverlening gedurende het vertrekproces kunnen het resultaat zijn van de gezamenlijke inspanning van de verschillende ketenpartners. Zowel de DT&V, de Politie, het COA en de IND zijn zich in het terugkeertraject steeds bewust van de wettelijke opvang- en vertrektermijnen en handelen hiernaar (zie ook bijlage 6). Het stopzetten van de verstrekkingen en beëindiging van de opvang vloeien rechtstreeks voort uit de afwijzende beschikking ex artikel 45 Vw2000 en eindigt daarom van rechtswege. Het COA heeft de wettelijke plicht de verstrekkingen stop te zetten. De Politie is verantwoordelijk voor de ontruiming en daarmee de beëindiging van de opvang. Het instrument casemanagement staat centraal bij het proces van terugkeer en vertrek. Onder casemanagement wordt verstaan de individuele begeleiding van een vreemdeling en het leveren van maatwerk. Casemanagement in de keten is het geheel van activiteiten gericht op het gezamenlijk realiseren van het vertrek van de vreemdeling. De aanpak maakt deel uit van een effectieve en een zorgvuldige uitvoering van het terugkeerbeleid. De samenwerkingsrelatie is gebaseerd op: • Intensieve, constructieve en actieve samenwerking; • Heldere afspraken over ieders rol, taken en verantwoordelijkheden; • Kennis van elkaars werk; • Vertrouwen in elkaars werk; • Het gebruik maken van de eigen kracht en de kracht van de ketenpartners; • Werkafspraken op de koppelvlakken. Deze uitgangspunten van samenwerking vormen de basis voor de Leidraad. De intensieve gezamenlijke begeleiding van de vreemdeling en het leveren van maatwerk is de kracht van de ketensamenwerking. Er worden gesprekken gevoerd waarvan de inhoud en uitkomsten ketenbreed worden geïnventariseerd, wat kan leiden tot bijstelling van de op de vreemdeling ontwikkelde vertrekstrategie. Pagina 9 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
De Leidraad biedt het kader waarbinnen de medewerkers van alle keten- en samenwerkingspartners gezamenlijk hun werk verrichten. De DT&V als terugkeerorganisatie, de Politie als toezichtorganisatie, het COA als opvangorganisatie, en de IND als toelatingsorganisatie doen, onder regievoering van de DT&V, al het mogelijke om de vreemdeling, die primair zelf verantwoordelijk is voor zijn terugkeer als hij niet langer in Nederland mag verblijven, terug te laten keren naar het land van herkomst of naar een ander land waar zijn toelating is gewaarborgd. Eenduidigheid van het begrippenkader en een actieve informatievergaring en informatie–uitwisseling, binnen de wettelijke grenzen, tussen de DT&V, de Politie, het COA en de IND is noodzakelijk om te komen tot een gezamenlijke vertrekstrategie. De informatievergaring en –uitwisseling vormen een belangrijk onderdeel van de door de ketenpartners met elkaar in convenanten en Dienst Niveau Overeenkomsten (DNO’s) vastgelegde afspraken. Het is aan de professionaliteit van de individuele medewerker om maatwerk te bieden binnen de kaders en waar dit niet mogelijk is, zaken op te schalen. Hoe de verschillende organisaties de eigen taken verrichten, blijft de verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie. Dit geldt ook voor interne werkprocessen en voor het registreren van gegevens in de eigen automatiseringssystemen. Gedetailleerde werkinstructies zijn binnen elke organisatie te vinden op de eigen websites. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) levert, gelet op haar specifieke rol bij vrijwillige terugkeer, eveneens een bijdrage aan de totstandkoming van de Leidraad. IOM voert als migratieorganisatie de vrijwillige terugkeer uit in nauwe samenwerking met de partners uit de vreemdelingenketen, onder eigen regie en in opdracht van de Nederlandse overheid. Voor informatie over IOM wordt verwezen naar bijlage 1. Ook VluchtelingenWerk Nederland heeft een bijdrage geleverd aan deze Leidraad. Voor informatie over VluchtelingenWerk Nederland wordt verwezen naar bijlage 2. Tot slot hebben de Koninklijke Marechaussee (KMar), Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Voogdij-instelling Stichting Nidos, en de Klankbordgroep Gemeenten een bijdrage geleverd aan deze versie van de Leidraad. Voor meer informatie over de keten- en samenwerkingspartners wordt verwezen naar de websites: www.dtenv.nl, www.politie.nl, www.coa.nl, www.ind.nl, www.iomnederland.nl, www.nidos.nl, www.vluchtelingenwerk.nl, www.dji.nl, www.defensie.nl/marechaussee, en www.vng.nl. Voor informatie over de verschillende terugkeer en re-integratie initiatieven wordt verwezen naar de volgende website: www.infoterugkeer.nl. 1.2
Doelen en rollen van de diverse ketenpartners De diverse ketenpartners dragen, zoals gesteld, actief bij aan het gemeenschappelijke resultaat. DT&V, Politie, COA en IND vervullen - naast de eigen specifieke taken - tevens een rol in het vertrekproces onder regie van de DT&V en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het verloop van het vertrekproces.
1.2.1
DT&V (de terugkeerorganisatie) Het doel van de DT&V, in de context van de Leidraad, is het bevorderen van het daadwerkelijk vertrek van vreemdelingen van wie het verzoek om toelating is afgewezen en die Nederland dienen te verlaten. De vreemdeling heeft daarin primair een eigen verantwoordelijkheid. De vreemdeling wordt begeleid door de regievoerder van de DT&V, die zich richt op een zorgvuldig, waardig en tijdig vertrek van de vreemdeling. De regievoerder is verantwoordelijk voor de regie op het Pagina 10 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
vertrekproces van de vreemdeling. Door persoonlijk contact met de vreemdeling, onder andere door middel van vertrekgesprekken, en overleg met de ketenpartners beoordeelt de regievoerder hoe het vertrek kan worden 'geregisseerd'. Daarin neemt de regievoerder het initiatief, zowel binnen het Lokaal Terugkeer Overleg (LTO) als daarbuiten. 1.2.2
Politie (de toezichtorganisatie) De overdracht van de toelatings- en terugkeertaken aan respectievelijk de IND en de DT&V, heeft voor de Politie de weg vrijgemaakt om zich binnen het vreemdelingendomein te concentreren op de hoofdprocessen handhaving (c.q. vreemdelingentoezicht) en opsporing (migratiecriminaliteit). Sinds 2014 zijn deze taken belegd bij de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), voorheen Vreemdelingenpolitie (VP). De vreemdelingentaak van AVIM is op vier pijlers gestoeld: • Handhaving en toezicht in het kader van de Vreemdelingenwet 2000; • Identificatie en identiteitsonderzoek als specialisme van AVIM; • Opsporing van migratiecriminaliteit; • Samenwerking in de keten. In het hier bedoelde vertrekproces vervult de Politie een cruciale rol voor wat betreft het identiteitsonderzoek. Het identiteitsonderzoek dient als onderbouwing voor het indienen van een verzoek tot het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten, waarmee een vreemdeling Nederland kan verlaten. De Politie is belast met het toezicht op de vreemdeling en kan op grond van haar bevoegdheden maatregelen aan de vreemdeling opleggen zoals de periodieke meldplicht en de vordering tot het verstrekken van informatie. In het kader van de strategiebepaling binnen het LTO zal de Politie de mogelijkheden van toe te passen bevoegdheden bespreken. Zo zal, indien daartoe aanleiding bestaat, door de Hulpofficier van Justitie (HOvJ) aan de hand van de wettelijke kaders getoetst worden of inbewaringstelling mogelijk is waarna de Politie de vrijheidsontnemende maatregel oplegt. Op grond van artikel 45, lid 1 sub e Vw2000 is de Politie eveneens bevoegd tot en verantwoordelijk voor ontruiming en daarmee beëindiging van de opvang. In die gevallen, dat de vreemdeling zich in dit kader aan het toezicht onttrekt, zal de Politie in alle gevallen via de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) (digitaal) het bericht omtrent vertrek (model M100) opmaken.
1.2.3
COA (de opvangorganisatie) Het COA biedt vreemdelingen veilige huisvesting, verstrekt middelen van bestaan en ondersteunt hen met gerichte programma's in hun voorbereiding op de toekomst, in Nederland of elders. De unit Plaatsing van het COA is verantwoordelijk voor de huisvesting van vreemdelingen. Het opzoeken en in gesprek zijn met de vreemdeling staat in het teken van activering1, veiligheid, leefbaarheid en beheersbaarheid op locatie en is gerelateerd aan zijn fase in de asielprocedure. Doel van het contact is de vreemdeling de volgende stap in zijn leven te laten zetten (of zich daarop voor te bereiden). Tijdens de terugkeerfase is een aantal contactmomenten gedefinieerd. De kennis die het COA over de vreemdeling heeft, is van groot belang voor de ketenpartners die ook met de vreemdeling in gesprek zijn. Het COA is als opvangorganisatie ook verantwoordelijk voor de (rechtmatigheid van de) opvang en het stopzetten van de verstrekkingen na afloop van de 28-dagen termijn. Het stopzetten van de verstrekkingen en beëindiging van de opvang vloeit 1
In deze context: activeren van de vreemdelingen om regie te (blijven) voeren over hun eigen leven, in Nederland of in het land van herkomst. Pagina 11 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
rechtstreeks voort uit de afwijzende beschikking ex artikel 45 Vw 2000 en eindigt daarom van rechtswege. Het is aan het COA om de rechtmatigheid te checken en over te gaan tot het stopzetten van de verstrekkingen wanneer de vreemdeling daarop geen recht meer heeft. Het COA voert het afrondingsgesprek met de vreemdeling. 1.2.4
IND (de toelatingsorganisatie) De IND is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toelatings- en naturalisatiebeleid in Nederland. Dat houdt in dat de IND alle aanvragen beoordeelt van vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of Nederlander willen worden. Als een aanvraag om toelating wordt afgewezen, dient de vreemdeling het land te verlaten. Voor vreemdelingen die een eerste afwijzing op hun asielverzoek hebben ontvangen wordt door de IND een overdrachtsdossier (OD) aan de DT&V gezonden. Ook worden overdrachtsdossiers gemaakt voor vreemdelingen die op grond van artikel 64 Vw2000 in COA-opvang zijn geplaatst en op verzoek van de DT&V voor vreemdelingen die om bemiddeling van de DT&V hebben gevraagd voor het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten ten behoeve van terugkeer. Het OD is voor de DT&V de basis voor het starten van de vertrekprocedure van de vreemdeling. De IND draagt daarnaast zorg voor het tijdig aanleveren van wijzigingen in de verwijderbaarheidsstatus, naar aanleiding van de door de IND genomen besluiten dan wel uitspraken gedaan door de rechter. Deze wijzigingen worden aangeleverd via de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV), waardoor de ketenpartners hiervan kennis kunnen nemen. Tevens heeft de IND een beslissende rol in de beoordeling van ambtshalve toets artikel 64 Vw 2000, ambtshalve signalering buitenschuld en ambtshalve toets B8 indien dergelijke zaken door de DT&V worden voorgelegd.
1.3
Samenwerkingspartners
1.3.1
Gemeenten De gemeenten spelen een belangrijke rol als samenwerkings- of ketenpartner in het terugkeerbeleid. Afhankelijk van de situatie is de gemeente een samenwerkingspartner of een ketenpartner. De gemeente is een: • Samenwerkingspartner: indien het een inwoner van de gemeente betreft waarin de gemeente géén voorzieningenverstrekker is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zaken waarbij de vreemdeling COA-gelden en/of -onderdak ontvangt. • Ketenpartner: indien de gemeente voorzieningenverstrekker is van de vreemdeling. In dat geval ontstaat er een Lokaal Terugkeer Overleg (LTO) van de DT&V, met in ieder geval de Politie en de gemeente. Voor nadere uitleg over het LTO wordt verwezen naar hoofdstuk 2.1. Ook in dit traject dragen de deelnemers van het LTO op basis van ieders verantwoordelijkheid zorg voor het vertrektraject van de vreemdeling, beëindiging van de voorzieningen en het opheffen van de (nood-)opvang. In voorkomende gevallen kunnen ook andere samenwerkingspartners participeren in het LTO, zoals een maatschappelijke organisatie of een ngo die lokaal betrokken is bij de vreemdeling. In principe worden alle door gemeenten voor bemiddeling aangedragen zaken in behandeling genomen ten einde in gezamenlijkheid naar een passende oplossing te zoeken. Er dient wel aan de navolgende voorwaarden te zijn voldaan: • De vreemdeling verblijft niet in de centrale opvang; • De vreemdeling heeft een asielachtergrond of er is een maatschappelijk belang om gedwongen vertrek ter hand te nemen; Pagina 12 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
• •
•
•
1.3.1.1
Het betreft geen zaak die reeds eerder bij de DT&V in behandeling is geweest zonder dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden; De burgemeester neemt een actieve houding aan in het driehoeksoverleg in zaken waarbij de vreemdeling criminele activiteiten heeft verricht of een ‘zwaar’ inreisverbod heeft gekregen (voorheen: ongewenst is verklaard), zodat ook het strafrechttraject ten volle kan worden benut; De gemeente neemt met betrekking tot bedoelde zaken deel aan het LTO, waarin alle relevante en toegestane stukken en gegevens door de partners worden uitgewisseld. Indien nodig wordt door de regievoerder van de DT&V met de vreemdeling in gesprek gegaan; De gemeente heeft de intentie alle voorzieningen te beëindigen bij vaststelling dat de vreemdeling geen medewerking verleent aan terugkeer.
Contact met gemeente Ook in gemeentezaken is het uitgangspunt dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is en blijft voor het organiseren van zijn vertrek. Gemeenten worden optimaal en proactief geïnformeerd en betrokken bij de uitvoering van het terugkeerbeleid en wat dit betekent voor de betreffende gemeente. Van belang is ook dat de gemeente in staat wordt gesteld informatie te verzamelen en deze in te brengen in het LTO. Ook kan de gemeente zelf dossiers inbrengen in het LTO. De DT&V trekt in de communicatie met de gemeenten op met de (keten)partners van het RAO. Voor nadere uitleg over het RAO wordt verwezen naar hoofdstuk 2.2. Als voorzitter van het RAO coördineert de DT&V de contacten met de gemeenten namens de ketenpartners en fungeert als eerste aanspreekpunt. Op die manier wordt de gemeente actief benaderd en wordt er op toegezien dat, hoewel de Politie en het COA hun eigen verantwoordelijkheden en lijnen hebben met de gemeente, als eenheid opgetreden wordt. Op lokaal niveau kan het RAO derhalve aanvullende afspraken met de gemeente maken in het kader van maatwerk. Gemeenten die geconfronteerd worden met vreemdelingen die verzoeken om tijdelijk onderdak, kunnen contact opnemen met de crisisinterventielijn van de DT&V. De DT&V zal duidelijkheid bieden over de status en achtergrond van de betrokken vreemdeling. Tevens zal de DT&V, zo nodig in overleg met de IND, op dossierniveau bezien welke mogelijkheden er bestaan en aan de hand daarvan samen met de gemeente naar een passende oplossing zoeken voor de betreffende casus. De crisisinterventielijn is 24 uur per dag bereikbaar via het volgende telefoonnummer: 088 077 71 77. De crisisinterventielijn is een faciliteit die bestaat naast het bestaande LTO, RAO en de bestaande contacten die gemeenten hebben met de afdelingsmanagers van de DT&V. Geadviseerd wordt dan ook om in eerste instantie contact te zoeken met de verantwoordelijke afdelingsmanager van de DT&V, alvorens gebruik te maken van de crisisinterventielijn.
1.3.1.2
Bestuurlijke belemmeringen Om eventuele bestuurlijke belemmeringen ten aanzien van de uitvoering van het vertrekproces in kaart te brengen en adequaat te behandelen, gelden de volgende uitgangspunten: • De RAO’s en LTO’s agenderen het onderwerp ‘samenwerking met gemeenten’ en notuleren relevante ontwikkelingen. Dit maakt tevens inzichtelijk of een gemeente al dan niet medewerking verleent aan het beëindigen van de voorzieningen en wat daarvoor de reden is;
Pagina 13 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
•
•
•
De RAO’s en LTO's monitoren of er binnen gemeenten, door gemeenten of hulpinstanties, (nood-)opvang wordt geboden aan vreemdelingen van wie het recht op opvang is verlopen. Gemeenten worden geacht zelf zaken aan te dragen ten behoeve van het afbouwen van maatschappelijke opvang. Hierbij is het belangrijk de stappen vanuit LTO en RAO om bijvoorbeeld met een gemeente tot overeenstemming te komen, zorgvuldig te monitoren; De LTO’s melden significante ontwikkelingen aan de RAO’s en leggen deze vast in de gemeentemonitor. De gemeentemonitor is een overzicht van de DT&V waarin per gemeente concreet aangegeven wordt hoe de uitvoering van het terugkeerbeleid verloopt. De vertegenwoordigers van de RAO’s beoordelen vanuit hun bevoegdheid of er met de gemeente overleg moet plaatsvinden met betrekking tot gemelde ontwikkelingen. De algemene stand van zaken betreffende de uitvoering van het vertrekproces wordt besproken in de klankbordgroep DT&V-gemeenten-COA-IND; In alle gevallen waarin knelpunten niet op lokaal of regionaal niveau kunnen worden opgelost, rapporteren de RAO’s aan het Deelberaad Asiel volgens het vastgestelde opschalingmodel. Vanuit het Deelberaad Asiel wordt beoordeeld of en zo ja welke vervolgactie noodzakelijk is. Eventuele vervolgacties die vanuit de daarboven gelegen gremia (bijvoorbeeld het kerndepartement, algemeen directeur DT&V, bestuursvoorzitter COA, etc.) worden ondernomen, worden door het Deelberaad Asiel teruggekoppeld aan de RAO’s.
1.3.1.3
Pilots Lokale Samenwerking In het kader van het programma Versterking Vreemdelingentoezicht en Handhaving (VVH), vastgesteld door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, is in 2013 het project Lokale Samenwerking geïnitieerd. Met dit project wordt beoogd om lokale problematiek met vreemdelingen op te lossen, illegaal verblijf tegen te gaan door vrijwillige terugkeer te stimuleren, en voor de gemaakte keuzes maatschappelijk draagvlak te creëren. In dat verband is landelijk een aantal pilots ingericht, waarbij gemeente, IOM, IND, Politie, DT&V en maatschappelijke (hulpverlenings-) organisaties - elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid - samenwerken in de aanpak van zaken waarin een gedeelde problematiek wordt ervaren. Dit kunnen zaken zijn van bijvoorbeeld overlastgevers of van vreemdelingen die kwetsbaar zijn of in een schrijnende situatie verkeren. De betreffende gemeente heeft in deze pilots de regie.
1.3.2
Stichting Nidos Stichting Nidos voert als onafhankelijke (gezins-)voogdij instelling, op grond van de wet, de voogdijtaak uit voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV). Huisvesting en begeleiding van AMV vallen onder de verantwoordelijkheid van het COA en Nidos. Het COA doet dit in centrale opvanglocaties (campus en POL-AMV) en kleinschalige opvang (KWE/KWG en Beschermde Opvang) bij contractpartijen van het COA. Nidos verzorgt de opvang in gezinnen. Gelet op hun kwetsbare positie verdienen alleenstaande minderjarige vreemdelingen extra aandacht: nauwe samenwerking met de Nidos-voogd en het COA in het terugkeer- en vertrektraject is dan ook een voorwaarde. Met het herijkte AMV-beleid (2013) is de AMV-vergunning komen te vervallen. Dit betekent dat een AMV na afwijzing van zijn asielverzoek terug kan naar het land van herkomst mits hier adequate opvang aanwezig is. In het kader van de herijking van het AMV-beleid is een kernboodschap geformuleerd, die door zowel Nidos als DT&V wordt gedragen. De kernboodschap luidt: “het bevorderen van het vrijwillig tijdig vertrek uit Nederland van de AMV die niet in aanmerking komt voor verblijf en daarmee het voorkomen van (langdurig) illegaal verblijf”.
Pagina 14 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Doel is de AMV eerder duidelijkheid te verschaffen over zijn toekomst. De begeleiding van de AMV zal, nog meer dan eerst het geval was, gericht zijn op het bereiken van een realistisch toekomstperspectief bij de jongere. Voor de AMV die in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend en wiens aanvraag in eerste aanleg is afgewezen, geldt dat het hierna beschreven stappenplan van toepassing is. De vreemdeling wordt actief besproken binnen het (veelal specifieke) LTO, waarin DT&V, Nidos, de mentor van het COA of de kleinschalige opvang, de Politie en op frequente basis de IND deelnemen. Als vertrek aan de orde is, geldt als uitgangspunt dat de minderjarige - mits adequate opvang voorhanden is terugkeert naar zijn land van herkomst. Voor het onderzoek naar adequate opvang en begeleiding in het land van herkomst wordt de afdeling Bijzonder Vertrek en Boekingen van de DT&V ingeschakeld. Indien nodig regelt deze afdeling de overdracht aan een instelling in het land van herkomst. Algemeen uitgangspunt is dat de terugkeer van AMV begeleid plaatsvindt. Over de gewenste vorm van begeleiding vindt altijd afstemming plaats tussen de betrokken partijen, inclusief de voogd en mentor. Wanneer door het LTO inbewaringstelling van een AMV overwogen wordt, zal in beginsel hiertoe pas worden besloten na overleg met de Nidos-voogd, waarbij het uitgangspunt is dat er zeer terughoudend met het middel van vrijheidsontneming wordt omgegaan. 1.3.2.1
Samenwerking tussen Nidos en DT&V - Stappenplan 1 De DT&V ontvangt na een afwijzende beschikking op de asielaanvraag een OD van de IND. De aan het OD gekoppelde regievoerder maakt een eerste dossieranalyse en neemt zo spoedig mogelijk contact op met de voogd met als doel om relevante informatie met elkaar te delen. Het contact kan zowel fysiek, telefonisch als via de mail plaatsvinden; 2 De regievoerder en de voogd bepalen een gezamenlijk stappenplan. Dit stappenplan (strategie) wordt door de regievoerder in het vertrekplan vastgelegd. Het te volgen stappenplan kan in overleg later bijgesteld en gewijzigd worden en in het vertrekplan worden opgenomen. Dit betreft een voortdurend proces van uitwisseling van informatie en terugkoppeling van uitgevoerde acties door de regievoerder en de voogd. Het actuele (gewijzigde) vertrekplan wordt door de regievoerder zo spoedig mogelijk gedeeld met de voogd; 3 Het eerste vertrekgesprek wordt door de regievoerder gepland. Vervolggesprekken worden met een frequentie van één gesprek per maand gevoerd. Afspraken voor vertrekgesprekken worden in overleg met de voogd gepland. De voogd wordt tevens uitgenodigd voor het vertrekgesprek; 4 De stappen 1 t/m 3 dienen uiterlijk voor het verlopen van de in de asielprocedure bepaalde vertrektermijn (28 dagen) uitgevoerd te worden. Als de AMV een afwijzing in de Algemene Asielprocedure (AA-procedure) heeft ontvangen, zal de vertrektermijn, afhankelijk van de behandelingsduur van een eventueel ingesteld beroep, snel aanvangen. In dat geval dient er minstens één vertrekgesprek gevoerd te worden. Voor meer informatie wordt verwezen naar het samenwerkingsconvenant tussen de DT&V en Nidos van 25 september 2009.
1.3.2.2
Werkwijze en mogelijkheden van IOM bij (ex-)AMV IOM biedt zowel AMV als ex-AMV extra ondersteuning bij vrijwillig vertrek naar het land van herkomst of een ander land, waar toelating is gewaarborgd. IOM heeft richtlijnen voor begeleiding bij terugkeer van een AMV en werkt hierin samen met Pagina 15 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
de Nidos-voogd van de minderjarige. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: • Er is vastgesteld dat de minderjarige zelf wil vertrekken; • De voogd in Nederland geeft expliciet toestemming voor vertrek; • De voogd in het land van herkomst geeft expliciet toestemming voor terugkeer, en verklaart dat hij/zij zorg zal dragen voor de minderjarige tot minimaal zijn/haar 18e levensjaar. Mocht er geen familielid in het land van herkomst zijn die de voogdij op zich kan nemen, kan IOM ondersteunen bij het vinden van alternatieven (bijvoorbeeld opvang door vrienden van de familie, opvanghuizen e.d.). Het zoeken naar alternatieven gebeurt alleen als het de expliciete wens van de minderjarige en de voogd is. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar bijlage 1. 1.3.3
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) DJI is verantwoordelijk voor de ten uitvoerlegging van straffen en maatregelen. In detentiecentra van DJI verblijven aan de grens geweigerde vreemdelingen en illegale vreemdelingen. De meeste vreemdelingen verblijven hier op grond van een bestuursrechtelijke maatregel. Doel is de vreemdeling beschikbaar te houden voor vertrek. Het bestuursrechtelijke karakter van de maatregel is terug te zien in de wijze waarop de bewaring wordt uitgevoerd. Naast de vreemdelingen die op een bestuursrechtelijke maatregel in een detentiecentrum verblijven, is er ook sprake van vreemdelingen die een strafbaar feit hebben gepleegd. Zij zitten eerst hun straf uit in een inrichting die valt onder het gevangeniswezen. Na het uitzitten van hun straf worden zij, als het vertrek niet direct kan plaatsvinden, in vreemdelingenbewaring gesteld.
1.3.3.1
Bureau Coördinatie Vreemdelingenzaken (BCV) Binnen DJI ligt de verantwoordelijkheid voor de selectie en plaatsing van vreemdelingen bij het Bureau Coördinatie Vreemdelingenzaken (BCV). Het BCV is belast met de optimale benutting van de capaciteit van de detentiecentra, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht (logistiek management). Het BCV neemt verder beslissingen ten aanzien van individuele vreemdelingen op het gebied van beveiliging, selectie, (over-)plaatsing, tijdelijk verblijf elders en behandelt bezwaaren beroepszaken. Het BCV levert op deze taakgebieden een bijdrage aan de ontwikkeling van het sectorale beleid en de implementatie daarvan.
1.3.3.2
De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) DV&O draagt zorg voor het vervoer van vreemdelingen vanaf de diverse centrale en decentrale opvanglocaties door geheel Nederland en het vervoer naar één van de vrijheidsbeperkende en/of gezinslocaties. Tevens draagt DV&O zorg voor het vervoer van vreemdelingen naar bewaringslocaties en de luchthaven. De vreemdeling mag bij het transport als uitgangspunt niet meer dan 20 kg bagage meenemen. Tevens draagt DV&O zorg voor het vervoer naar rechtbanken en naar locaties waar presentaties aan de diplomatieke vertegenwoordiging plaatsvinden in binnen- en buitenland. Vervoersbewegingen van DV&O ten aanzien van vreemdelingen die niet in het vertrekproces van de DT&V zitten, worden - in principe - niet in opdracht van de DT&V uitgevoerd. Een uitzondering hierop vormen de slachtoffers van mensenhandel.
1.3.4
Koninklijke Marechaussee (KMar) Door het Akkoord van Schengen zijn de grenscontroles aan de landgrenzen van Nederland met België en Duitsland vervallen. Hoewel de controles tussen de Schengenlanden zijn vervallen, moet men zich binnen het Schengengebied wel kunnen legitimeren met een geldig reisdocument. In Nederland is de Koninklijke Pagina 16 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Marechaussee vanaf mei 1994 belast met het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) waarmee ongewenste illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit wordt tegengegaan. Het MTV vindt steekproefsgewijs plaats aan de binnengrenzen met België en Duitsland, op de wegen, in de treinen, op het water en bij luchtverkeer. Met het MTV draagt de KMar bij aan de handhaving en toezicht in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. Een deel van de vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf aangetroffen in het kader van MTV wordt overgedragen aan de DT&V. De KMar voert het grenstoezicht uit in Nederland. Hierbinnen draagt de KMar zorg voor handhaving van de vreemdelingenwetgeving door de eerste opvang van asielzoekers die direct aan de grens asiel aanvragen. De KMar verricht op de aanmeldcentra vooral onderzoek naar de identiteit en er wordt bijvoorbeeld gezocht naar beschikbare reisdocumenten. Ten slotte draagt de KMar zorg voor de overdracht van uit te zetten vreemdelingen aan buitenlandse autoriteiten en het overnemen van in het buitenland ongewenste Nederlanders. Sinds een aantal jaren is het Expertisecentrum Identiteitsfraude & Documenten (ECID) gevestigd op Schiphol. Het ECID verricht landelijke ondersteuning en coördinatie op het gebied van identiteitsfraude en documentenonderzoek.
Pagina 17 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
2
Overlegstructuur ketenpartners
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inrichting van de overlegstructuur en informatie-uitwisseling tussen de ketenpartners. Onderlinge communicatie vindt actief en zo nodig mondeling (telefonisch of persoonlijk) plaats. Voor de sturing op het samenwerkingsverband is een aparte, ketenbrede overlegstructuur ingericht. Kern daarvan zijn de Lokale Terugkeeroverleggen (LTO’s) en de Regionale Afstemmingsoverleggen (RAO's). Het is noodzakelijk om in een herkenbare frequentie met elkaar te communiceren. 2.1
Lokaal Terugkeeroverleg (LTO)2 Het doel van een LTO is in gezamenlijkheid het zelfstandige, desnoods gedwongen vertrek van een vreemdeling te bewerkstelligen, door intensief samen te werken, contact te zoeken en te onderhouden. De regievoerder van de DT&V (tevens voorzitter), de medewerker van de Politie, en de casemanager van het COA vormen samen het LTO. De IND was geen deelnemer in de LTO’s. Dat werd als een groot gemis ervaren. Om die reden heeft het Deelberaad Asiel besloten dat er vanaf begin 2014 per LTO een IND-medewerker wordt aangewezen als contactpersoon. Deze contactpersoon is bereikbaar voor overleg over complexe toelatingsvraagstukken, die tijdens het vertrekproces aan de orde komen. Voor overige vragen aan de IND blijft de Ketenservicelijn het aangewezen medium, de IND-deelnemer aan het LTO wordt hiervoor niet ingezet. Daarnaast woont deze contactpersoon tenminste vier keer per jaar het LTO bij. Ten aanzien van de VBL en gezinslocaties wordt structurele aanwezigheid wenselijk geacht, en is de IND-contactpersoon één keer per maand aanwezig bij het LTO. Bij andere dan centrale opvangvoorziening kan in plaats van het COA desgewenst door de gemeente aan het LTO worden deelgenomen. Ook een LTO waarbij zowel door het COA als door een vertegenwoordiger van de gemeente wordt deelgenomen, is mogelijk. Het LTO is ervoor verantwoordelijk om per vertrekdossier de vertrekstrategie af te stemmen, gegevens te completeren, te bespreken, de voortgang van het vertrekproces te monitoren en een risicoanalyse met betrekking tot houding en gedrag van de vreemdeling op te stellen, te bespreken en zo nodig onder de aandacht van het RAO te brengen. De voor het LTO te agenderen dossiers worden bepaald door de caseloadlijst van de DT&V (zie bijlage 3). Ieder contactmoment tussen de DT&V, de Politie, het COA en zo nodig de IND wordt gezien als horend bij het werken in LTO-verband. Dit impliceert dat de LTO-leden elkaar, in de zin van een actief samenwerkingsverband, vrijwel dagelijks informeren. De gezamenlijke LTO-leden komen naast deze contactmomenten, in beginsel iedere twee weken bijeen. In het LTO wordt ook, binnen de wettelijke kaders, (pro)actief informatie met betrekking tot terugkeermogelijkheden, houding en gedrag met het oog op veiligheidsaspecten tijdens gesprekken, en gewijzigde gezinssamenstellingen gedeeld. Dit impliceert dat informatie uit (terugkeer-)gesprekken met de vreemdelingen, de registratie van incidenten, het multidisciplinair overleg (MDO) en (feitelijke) waarnemingen binnen de wettelijke kaders in het LTO gedeeld wordt. Met deze informatieuitwisseling in de keten wordt getracht incidenten tijdens gesprekken, tijdens een inbewaringstelling of uitzetting door gebrek aan (actuele) 2
In het kader van de verbetermaatregelen wordt momenteel gewerkt aan een meer robuuste en uniforme werkwijze voor de LTO’s. De uitwerking hiervan zal zijn weg vinden in een latere editie van de Leidraad. Pagina 19 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
informatie over bijvoorbeeld agressief gedrag, medicijngebruik of eerdere suïcidepogingen zoveel mogelijk te voorkomen. Zie in dit kader ook paragraaf 4.2.4 over het Tijdelijke Informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen (TISOV). Algemene persoonsgegevens kunnen in beginsel door het COA aan ketenpartners worden verstrekt. Voorbeelden van algemene persoonsgegevens zijn o.a. gegevens over de actuele verblijfplaats van de vreemdeling en gegevens over het gedrag van de vreemdeling zoals dat blijkt uit het al dan niet opleggen van ordemaatregelen. Wel dient altijd een afweging per individueel geval plaats te vinden of het uitwisselen van informatie noodzakelijk is. Onder omstandigheden kan verstrekking van algemene persoonsgegevens door het COA aan ketenpartners onverenigbaar zijn met het doel waarvoor die gegevens zijn verkregen. Het leveren van medische informatie van vreemdelingen in de COA opvang is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GC A). De vreemdeling dient een instemmingsverklaring te tekenen ten behoeve van de overdracht van het medisch dossier. Er is een samenwerkingsprotocol tussen GC A en DJI opgesteld om dit proces bij een inbewaringstelling te borgen. Medisch gerelateerde informatie waarover een COA medewerker beschikt zoals zwangerschap, medicijngebruik, depressieve uitingen, suïcidale uitingen, kortademigheid, slecht ter been of slechthorend zijn, kan van groot belang zijn tijdens een vreemdelingenbewaring en een uitzetting. Ten aanzien van uit te zetten (ex-)asielzoekers geldt daarom dat de inbewaringstellende instantie voorafgaand aan de inbewaringstelling van zowel het COA als de DT&V per mail informatie ontvangt over de onderdelen ‘gedrag’, ‘medisch’ en ‘incidenten’ wanneer COA en DT&V over deze informatie beschikken. De verkregen en/of waargenomen informatie dient feitelijk beschreven te worden, dus vrij van eigen interpretatie en oordeel. Is er informatie beschikbaar over een reisdocument, dan verstrekt de DT&V ook deze informatie. De inbewaringstellende instantie neemt de verstrekte informatie op in het (interne) Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ en verzendt deze informatie digitaal naar het TISOV. De ingevulde informatie is op dat moment real-time inzichtelijk voor de ketenpartners. Voor de verdere behandeling van het dossier is het dus uitermate belangrijk dat alle bijzonderheden in het Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ zijn vermeld. De caseloadlijst van de DT&V blijft leidend voor bespreking in het LTO. De regievoerder stelt de vertrekstrategie vast op basis van de aanwezige feiten en omstandigheden uit het dossier, de resultaten uit het LTO en de gedeelde informatie van de leden van het LTO. De leden voeren de vastgestelde vertrekstrategie uit en handelen daarbij ieder vanuit hun eigen organisatieverantwoordelijkheid. In bijzondere gevallen wordt binnen het LTO in gezamenlijkheid besproken of aanwezigheid van de regievoerder wenselijk is als de vreemdeling zijn verblijfplaats verlaat (vertrek, VBL/GL-plaatsing, inbewaringstelling). Indien één of meerdere LTO-leden aangeven geen uitvoering te kunnen geven aan de voorgestelde vertrekstrategie, wordt dit - nadat dit in het LTO is besproken en er geen oplossing voorhanden is - middels een signaallijst opgeschaald naar het RAO. Het is belangrijk dat er snel opgeschaald wordt naar een hoger niveau binnen de overlegstructuur bij knelpunten, veiligheidsrisico’s, (verwachte) termijnoverschrijdingen, bijzonderheden of gevoelige zaken. De administratie van de DT&V verzendt wekelijks een overzicht met de geplande vertrekgesprekken aan de Politie en aan het COA zodat zij voorafgaand aan het vertrekgesprek de regievoerder van de DT&V kunnen informeren over mogelijke bijzonderheden in het kader van de veiligheid en beheersbaarheid. Pagina 20 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
De regievoerder van de DT&V is verantwoordelijk voor het secretariaat van het LTO, het actueel houden van de vertrekstrategie en de opschaling van signaallijsten naar het RAO. Ieder lid van het LTO kan het initiatief nemen tot het opstellen van een signaallijst. De regievoerder van de DT&V blijft echter verantwoordelijk voor de uiteindelijke versie die wordt aangeboden aan het RAO. Voor ieder dossier wordt aan de hand van een door de DT&V -met input van de Politie, het COA, zo nodig de IND, en derden- opgesteld vertrekplan een vertrekstrategie bepaald. Wanneer deze ontbreekt, kan er geen vertrekgesprek plaatsvinden. Er vindt afstemming plaats met andere partners, zoals IOM en Nidos. Het LTO rapporteert aan het RAO over de voortgang en resultaten van de caseload en overschrijdingen van de wettelijke vertrektermijnen. De kracht van de gezamenlijke samenwerking in het LTO zit in het uiteindelijk vertrek van de vreemdeling als er geen toegestaan verblijf aan de orde is of kan zijn. Daarbij houden de LTO-leden gezamenlijk de wettelijke termijnen in acht. Vanuit ieders verantwoordelijkheid binnen het LTO dient sturing op deze termijnen strak plaats te vinden (zie bijlage 6). De verantwoordelijkheid van het stopzetten van de verstrekkingen direct na het verloop van de wettelijke termijnen, ligt bij het COA. Indien het niet mogelijk is de datum van het beëindigen van de verstrekkingen te laten samen vallen met het einde van de vertrektermijn zal dit worden opgeschaald naar het RAO. Ook ‘administratief geplaatsten’ - vreemdelingen die met toestemming van het COA (B7 procedure) verblijven op een ander adres - dienen besproken te worden in het LTO om te voorkomen dat zij uit het zicht van de keten verdwijnen. Het COA brengt deze zaken in het LTO in, voorzover ze niet al voorkomen op de caseloadlijst van de DT&V. Het LTO kan door middel van een signaallijst (zie bijlage 4) zaken aan het RAO voorleggen. Indien het een voorlegging van een individueel dossier betreft, kan de uitleg in de signaallijst beperkt worden gehouden en kan worden volstaan met een verdere verwijzing naar het bijgevoegde vertrekplan inclusief strategie. Van belang is dat het LTO middels de signaallijst een afgestemd advies aan het RAO voorlegt. Dit advies heeft te allen tijde een integrale benadering en is oplossingsgericht. De betrokken partijen ontvangen bij voorkeur binnen 5 werkdagen van het RAO een terugkoppeling op de voorgelegde signaallijst. De deelnemende organisaties rapporteren uitzonderingen en bijzonderheden via de eigen vertegenwoordiger in het RAO. De volgende zaken worden in ieder geval per signaallijst aan het RAO voorgelegd: • Vragen/knelpunten/onduidelijkheden over het te volgen gemeenschappelijk beleid; • Verschillen van inzicht tussen de (keten)partners die de voortgang hinderen; • Verzoeken om af te wijken van de kaders zoals gesteld in de Leidraad; • Verwachte termijnoverschrijdingen; • Calamiteiten, incidenten en publicitaire gevoeligheden met betrekking tot een individueel dossier; • Melden stopzetten verstrekkingen door het COA (in het geval van termijnoverschrijdingen) in zaken die niet in de caseload van de DT&V zijn opgenomen; • Verwachte problemen met betrekking tot (terug)plaatsing van een vreemdeling op een bepaalde locatie.
Pagina 21 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
2.1.1
Calamiteiten/incidenten Wanneer er sprake is van vreemdeling gebonden incidenten, publicitair gevoelige zaken of calamiteiten, dan is iedere deelnemer van het LTO verantwoordelijk voor de informatievoorziening in de eigen lijn. Daarnaast geldt dat calamiteiten/incidenten gemeld dienen te worden aan het Ketenbrede Calamiteitenteam (KCT), dat sinds 2013 actief is. Voor meer informatie over het KCT en de werkwijze bij een calamiteit/incident wordt verwezen naar bijlage 5. Individuele DT&V-medewerkers die door de media benaderd worden, verwijzen de media door naar de persvoorlichter directie Communicatie van het ministerie van Veiligheid en Justitie; de COA-medewerkers verwijzen door naar de COAwoordvoerder. De medewerkers van de Politie verwijzen naar de afdeling Communicatie van de betreffende Eenheid. Het lijnmanagement wordt op voorhand geïnformeerd over dit contact met de media.
2.1.2
Multidisciplinair Team (MDT) Soms spelen er dermate veel bijzonderheden in een zaak, dat de inzet van een Multidisciplinair Team (MDT) wenselijk is. Een MDT heeft als doel om binnen de vreemdelingenketen gezamenlijk bepaalde - vastgelopen - zaken die (mogelijk) politiek, media- en maatschappelijk gevoelig zijn opnieuw integraal en met een frisse en onbevangen blik te beoordelen en een advies uit te brengen over het vervolg. De MDT’s bestaan uit ervaren medewerkers van de IND, DT&V en COA. Inmiddels is gestart met een MDT in Rijswijk, Zwolle en Den Bosch. Iedere betrokken ketenpartner heeft een MDT-coördinator (met achtervang), die optreedt als eerste aanspreekpunt voor MDT-aanvragen. Mocht een LTO besluiten dat het instellen van een MDT in een individuele zaak wenselijk is, dan kan zij dit voorstellen aan het RAO. Na akkoord van het RAO worden de directies van de verschillende ketenpartners op de hoogte gesteld, en kan de zaak bij de MDT-coördinator onder de aandacht worden gebracht.
2.1.3
Onderscheid MDT en Commissie Schrijnende Zaken (CSZ) Zaken die via een MDT worden voorgelegd aan de Staatssecretaris gaan niet meer via de Commissie Schrijnende Zaken (CSZ). Indien het advies van een MDT leidt tot een voorstel aan de Staatssecretaris om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid, dan gaat deze nota via de IND-vertegenwoordiger in het MDT met het MDT advies naar de Staatssecretaris. De CSZ buigt zich met ingang van januari 2014 alleen nog over zaken die door ‘externen’ onder de aandacht worden gebracht, zoals burgemeesters, Kamerleden, en hoogwaardigheidsbekleders. Het gaat daarbij om brieven die worden aangemerkt als urgentie, waarbij de antwoordbrief door de Staatssecretaris zelf wordt ondertekend.
2.2
Regionaal Afstemmingsoverleg (RAO) De leden van het RAO zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het optimaal uitvoeren van het vreemdelingenbeleid, of het nu gaat om toelatings-, terugkeer-, handhavings- of opvangbeslissingen. Onderwerpen aangaande de terugkeer van vreemdelingen die locatie overstijgend zijn vragen bijzondere aandacht van alle ketenpartners. Middels een signaallijst (zie bijlage 4) kunnen vanuit de LTO’s zaken opgeschaald worden. Hierbij valt o.a. te denken aan vragen, verschillen in inzicht of onduidelijkheden over het te volgen gemeenschappelijke beleid, knelpunten in de samenwerking tussen de (keten-)partners, verzoeken om af te wijken van de kaders, voorlegging van een individueel dossier en melding van stopzetten verstrekkingen door het COA buiten de DT&V-caseload. Ook indien problemen Pagina 22 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
ontstaan, of de verwachting is dat problemen gaan ontstaan, bij het (terug)plaatsen van vreemdelingen op een bepaalde locatie, zal het LTO de afstemming zoeken met het RAO. Deze vraagstukken worden opgeschaald naar het RAO, zodat gezamenlijk naar een oplossing op maat kan worden gezocht. Complexe zaken die een landelijke politieke en/of publicitaire uitstraling kunnen krijgen, worden voorgelegd aan het Deelberaad Asiel. In het RAO wordt niet alleen aan individueel terugkerende vreemdelingen aandacht gegeven. Doel van het RAO is tevens om organisatieontwikkelingen en capaciteitsinzet vroegtijdig te melden, zodat ketenpartners hierop kunnen anticiperen. Van medewerkers van VluchtelingenWerk Nederland komen regelmatig signalen binnen van op handen zijnde ontruimingen van kwetsbare bewoners. Indien een dergelijke casus zich voordoet kan de medewerker van VluchtelingenWerk contact opnemen met de regiodirecteur die op zijn/haar beurt de afstemming zal zoeken met de voorzitter van het RAO en de casus zal inbrengen. Op regionaal niveau zullen de contactgegevens van de voorzitters van de RAO’s worden gedeeld met de regiodirecteur van VluchtelingenWerk. Er is afgesproken dat de regiodirecteuren jaarlijks aansluiten bij de Deelberaad Asiel / RAO+ bijeenkomst. De RAO’s zijn primair verantwoordelijk voor: • Uitvoering van en communicatie over de kaders die door het Deelberaad Asiel zijn vastgesteld; • Het doorvertalen van landelijke vastgestelde doelen naar het LTO, zoals deze door het Deelberaad Asiel richting het RAO worden gerapporteerd; • Het goed functioneren van de binnen hun regio opererende LTO’s. De RAO’s besteden hierbij met name aandacht aan de resultaten (kwantitatief en kwalitatief), voortgangsbewaking en de wijze van opereren; • De samenwerking met de andere samenwerkingspartners, waarbij het contact met gemeenten centraal staat; • Het oplossen van knelpunten die LTO-overstijgend zijn; • Het bespreken en afhandelen van binnengekomen signaallijsten van de LTO’s; • Een goede informatievoorziening richting het LTO en het Deelberaad Asiel; • Terugkoppeling naar het LTO en het opstellen van een besluitenlijst. Samenstelling: • Afdelingsmanager Voorbereiden Vertrek van de DT&V, tevens voorzitter van het overleg; • Hoofd Politie, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel; • COA-unitmanager Uitvoering; • Unitmanager/plaatsvervangend unitmanager/senior medewerker IND; • Project coördinator REAN decentraal IOM, stichting Nidos en gemeenten nemen in voorkomende gevallen op uitnodiging deel. Het COA draagt zorg voor de verslaglegging van hetgeen in het RAO is besproken en besloten. 2.3
Deelberaad Asiel (DA) Ter ondersteuning van het Topberaad Vreemdelingenketen zijn in december 2013 deelberaden ingericht die betrekking hebben op het primaire proces: Asiel, Regulier en Toegang en Toezicht. Terugkeer vormt onderwerp van gesprek in elk van deze drie deelberaden. Daarnaast is er het deelberaad Keteninformatisering (DKi). De deelberaden zijn in de plaats gekomen van de afstemmingsoverleggen. Het DA heeft de taak om tactische vraagstukken in de keten integraal te bespreken en op te pakken. Het DA vormt het escalatieniveau voor de LTO’s en RAO’s. Pagina 23 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Ten aanzien van deze overleggen is afgesproken dat sprake is van een wisselend voorzitterschap. De invulling van het secretariaat wordt besproken in het betreffende tactische overleg. Al deze overleggen hebben de mogelijkheid tot het uitnodigen van andere ketenpartners, indien de agenda hiertoe aanleiding geeft. De tactische overleggen zien toe op realisatie van de bestuurlijke en materiële randvoorwaarden ten behoeve van de uitvoering van het vertrekproces. De deelberaden rapporteren regelmatig aan de algemeen directeur van de DT&V, de portefeuillehouder vreemdelingen van de Nationale Politie, de bestuursvoorzitter van het COA en de hoofddirecteur van de IND. Het • • • • •
• •
DA is verantwoordelijk voor: Bespreken prioriteiten en beleidsontwikkelingen in de keten; Bespreken van verslagen en ingekomen signaallijsten van de RAO’s; Waarborgen terugkoppeling richting RAO’s; Opstellen van de nieuwsbrief voor de gehele keten; Bespreken stand van zaken - aan de hand van de gemeentemonitor of informatie van de VNG - met betrekking tot de medewerking van gemeenten aan de uitvoering van het terugkeerbeleid; Bespreken en doorvertalen van landelijk vastgestelde doelen naar de RAO’s; Uitvoeren van verzoeken van de Directeur Generaal Vreemdelingenzaken (DGVz).
Signalen uit de keten en opdrachten van het kerndepartement kunnen ertoe leiden dat het DA een werkgroep opricht om een specifiek onderwerp te onderzoeken of uit te werken. Er is regelmatig overleg tussen de voorzitters van de verschillende deelberaden. 2.3.1
Signaallijsten aan het DA De signaallijsten van het RAO aan het DA dienen zo voorgelegd te worden dat duidelijk is welke stappen in een dossier in het kader van de vertrekstrategie zijn genomen, welke stappen nog zullen worden gezet en welke oplossingen er eventueel nog zijn op toelatingsgebied. De signaallijst bevat een integrale afweging. Dat betekent dat een dossier altijd is beoordeeld op toelatings-, terugkeer- én opvangaspecten. Daarbij zijn ook eventuele politieke en publicitaire risico’s meegenomen en afgewogen. Eventuele oplossingsrichtingen zijn intern voorbesproken. Voor- en nadelen worden meegenomen in het advies en de juridische kant is leidend. Gegeven de complexiteit van de dossiers wordt een creatieve gedachtegang voorgesteld. Uit de signaallijsten moet in ieder geval helder blijken: • op welke wijze de organisaties gezamenlijk tot bepaalde constateringen zijn gekomen; • of er tussentijds intern is geschakeld; • hoe lang het LTO nodig denkt te hebben om voorstellen te realiseren (dus óf betrokkene keert binnen afzienbare tijd terug óf er is nog een termijn nodig om een toelatingsverzoek af te wachten); • wat er verandert bij een negatieve dan wel positieve beslissing op een toelatingsverzoek voor de betrokken vreemdeling; en • of betrokkene werkt aan zijn/haar vertrek (dit dient via gesprekken met de regievoerder/casemanager vastgesteld te worden).
Pagina 24 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
2.3.2
Werkwijze bij medische zaken die een belemmering vormen in de uitvoering Het DA ontvangt regelmatig signaallijsten van de RAO’s waarin het LTO op belemmeringen stuit in de uitvoering van het beleidskader ten aanzien van de beëindiging van opvang en onderdak van vreemdelingen in de COA-locaties, de VBL en GL’s. De knelpunten in de uitvoering doen zich met name voor in zaken van vreemdelingen die al dan niet rechtmatig in Nederland verblijven, op grond van de stand van zaken in hun procedure geen recht hebben op opvang of onderdak en waarvan de beëindiging van de opvang of onderdak op bezwaren stuit vanwege de medische en/of psychische gesteldheid van de betrokken vreemdeling. Het DA volgt met betrekking tot bovenstaande de volgende werkwijze: 1 Naar aanleiding van de besluitvorming in het DA, waar is geconstateerd dat een beëindiging op bezwaren stuit, kan het bestuurslid met de portefeuille Uitvoering van het COA op grond van zijn verantwoordelijkheid besluiten de opvang of het onderdak tijdelijk te continueren; 2 Zaken waarin de opvang of het onderdak tijdelijk gecontinueerd wordt, vallen buiten het beleidskader en worden periodiek door het DA besproken om de voortgang in deze zaken te monitoren. Over de reden van overschrijding van de 28-dagentermijn wordt ten behoeve van de monitoring gerapporteerd door het DA. De DT&V blijft gedurende de monitoring van deze zaken activiteiten verrichten in het kader van het vertrektraject, onder meer indien nodig het LPtraject. De dossiers worden ook periodiek besproken in het LTO; 3 Beleidsmatig wordt onderkend dat er ruimte is om volgens de onder 1 en 2 geschetste lijn tijdelijk buiten de wettelijke kaders opvang te bieden. Het DA beziet per situatie of het noodzakelijk is, gezien de medische situatie van betrokkene(n), de opvang te continueren; 4 In het kader van de noodzakelijke monitoring wordt het DA op de hoogte gehouden van het verloop van de concrete individuele zaken waaromtrent besloten is de opvang te continueren. Van belang bij het volgen van deze werkwijze is dat het DA beslist op basis van de informatie die het RAO aanlevert. Het RAO is daarmee ook verantwoordelijk voor het volgen van het verdere proces en de rapportage daarover aan het DA.
Pagina 25 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
3
Procesbeschrijving algemene asielprocedure en verlengde asielprocedure
Per 1 juli 2010 wordt door de uitvoeringsinstanties in de asielketen de verbeterde asielprocedure uitgevoerd. Hieronder volgt een uiteenzetting van de algemene asielprocedure (AA) en de verlengde asielprocedure (VA). Indien een vreemdeling zich meldt bij een aanmeldcentrum van de IND met het verzoek een asielaanvraag in te dienen, wordt deze vreemdeling opgenomen in de centrale ontvangstlocatie (COL) in Ter Apel. In Zevenaar, Ter Apel en Den Bosch bevinden zich de aanmeldcentra. Nadat de vreemdeling door de Politie is geïdentificeerd en geregistreerd en hij is gescreend op TBC, wordt de vreemdeling in een proces opvanglocatie (POL) geplaatst. Wanneer TBC wordt geconstateerd, treedt het COA-tbc-protocol in werking conform de afspraken met de GGD. COA zal in dat geval de ketenpartners informeren, en zo nodig wordt een verzoek artikel 64 Vw2000 opgestart. De POL’s zijn gelegen in de omgeving van de aanmeldcentra. Vanaf het moment dat de Politie de vreemdeling in een aanmeldcentrum identificeert en registreert, gaat de rust- en voorbereidingstermijn (RVT) lopen. Aan deze termijn is geen maximummaar wel een minimum termijn van 6 werkdagen verbonden. Voor iedere vreemdeling die dit wil wordt een medisch advies afgegeven, gericht op de vraag of er belemmeringen bestaan om de vreemdeling te horen. Daarnaast wordt algemene voorlichting gegeven door VluchtelingenWerk en wordt de vreemdeling inhoudelijk op zijn procedure voorbereid door een advocaat. Aan het einde van de RVT gaat de vreemdeling de AA-procedure in. Op dag 1 voert de IND een eerste gehoor, op dag 2 wordt dit eerste gehoor besproken en is er gelegenheid tot het indienen van correcties en aanvullingen. Op dag 3 voert de IND het nader gehoor met de vreemdeling en op dag 4 is de nabespreking en de mogelijkheid voor het indienen van correcties en aanvullingen. Op dag 5 zal een voornemen uitgebracht worden en tijdens dag 6 bestaat voor de vreemdeling de gelegenheid voor het indienen van een zienswijze. Op dag 7 zal de beschikking worden geslagen door de IND en worden uitgebracht. Dag 8 is gereserveerd voor het uitreiken van de beschikking en het nabespreken van de beschikking met de advocaat. De mogelijkheid bestaat om de AA-procedure met maximaal zes dagen te verlengen. Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt bij bv. ziekte, een bezoek aan de rechtbank of het uitvoeren van onderzoek naar documenten. Nadat de afwijzende beschikking is uitgereikt zal de vreemdeling worden overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum. Het COA is verantwoordelijk voor de huisvesting en begeleiding van de vreemdeling. Het COA maakt op uiterlijk dag 8 bij de IND en de DT&V bekend waarheen de vreemdeling vanuit de POL uitgeplaatst gaat worden. De IND kan zo het overdrachtsdossier naar de betreffende afdeling van de DT&V sturen. Na uitplaatsing in een asielzoekerscentrum zal binnen vier weken uitstroom of doorstroom plaatsvinden door zelfstandig vertrek naar het land van herkomst, of door het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel en plaatsing in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL, maximaal 12 weken), Gezinslocatie (GL), of inbewaringstelling (afhankelijk van het zicht op uitzetting), of het stopzetten van de verstrekkingen (0 dagen).
Pagina 27 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Na de negatieve AA-beschikking kan de vreemdeling, binnen een week, in beroep gaan en, om uitzetting te voorkomen, een verzoek tot een voorlopige voorziening (vovo) indienen. Gedurende de vertrektermijn van vier weken behouden vreemdelingen, van wie de asielaanvraag is afgewezen, opvang. Het beroep en de vovo zullen binnen de vertrektermijn van vier weken worden behandeld. Indien het beroep ongegrond wordt verklaard en de vovo wordt afgewezen is de vreemdeling verwijderbaar. Bij een toegewezen vovo volgt rechtmatig verblijf, wordt de COA-opvang verlengd en gaat de vreemdeling qua behandelsystematiek onder de verlengde asielprocedure vallen. Ook als een aanvraag niet binnen de AA-procedure kan worden behandeld, gaat de vreemdeling onder de VA-procedure vallen. Na het nader gehoor in de AA-procedure kan de IND op elk moment besluiten dat er meer onderzoek nodig is dan in de genoemde 8 dagen uitgevoerd kan worden. De asielaanvraag wordt dan verder behandeld in de VA-procedure. Na een afwijzende beschikking in de VA-procedure heeft de vreemdeling vier weken de tijd om een beroepschrift in te dienen. Het beroep geeft schorsende werking, dus de vreemdeling hoeft geen vovo in te dienen. Nadat het beroep ongegrond is verklaard, start de vertrektermijn van 28 dagen. De VA-procedure duurt maximaal 6 maanden (IND-beslistermijn). Gedurende de VAprocedure heeft de vreemdeling recht op COA-voorzieningen. De 28 dagentermijn dient zo strikt mogelijk gehanteerd te worden en voor personen die geen recht op opvang hebben, dient zo snel mogelijk de opvangvoorzieningen te worden beëindigd en zal, indien nodig, tot ontruiming worden overgegaan (zie ook de Kaderbrief in bijlage 6). Binnen de algemene en verlengde asielprocedure bestaan op dit punt accentverschillen: Algemene asielprocedure: • De dag na uitreiking/verzending van de afwijzende beschikking op de asielaanvraag (dag 8 van de AA-procedure) gaat de vertrektermijn van 28 dagen lopen; • Op dezelfde dag (dag 9) gaat de dag voor het instellen van het beroep lopen. De beroepstermijn is een week en dit heeft geen schorsende werking. Er kan een verzoek tot een vovo worden ingediend voor het afwachten van de behandeling van het beroep in Nederland. De vertrektermijn blijft lopen; • Als de vovo wordt toegewezen ontstaat rechtmatig verblijf en recht op opvang. De dag na de bekendmaking van de uitspraak waarin het beroep ongegrond wordt verklaard, begint de vertrektermijn van 28 dagen te lopen; • Indien het beroep gegrond wordt verklaard valt de aanvraagfase weer open en is er op basis daarvan recht op opvang. Verlengde asielprocedure: • De dag na uitreiking/verzending van de afwijzende beschikking op de asielaanvraag gaat de vertrektermijn van 28 dagen lopen; • Als binnen 28 dagen beroep wordt ingesteld is sprake van rechtmatig verblijf en recht op opvang. De eerdere vertrektermijn komt te vervallen; • De dag na bekendmaking van de uitspraak begint de 28 dagen termijn te lopen. 3.1
Herhaald asielverzoek Op 1 april 2014 zijn de laatste maatregelen in het kader van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST) in werking getreden. Dit programma heeft onder meer tot doel snel duidelijkheid te verschaffen aan een vreemdeling die (opnieuw) een aanvraag doet. De invoering van PST, en met name de invoering van Pagina 28 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
de ééndagstoets, heeft geleid tot aanpassing van de ketensamenwerking op de aanmeldcentra (AC) Ter Apel, Zevenaar en Den Bosch. De IND zorgt ervoor dat de ketenpartners dagelijks worden voorzien van een lijst waarop de instroom staat aangegeven evenals de dag van behandeling van de aanvraag. Voor de tweede en opvolgende aanvragen is binnen PST een voorbereidingstijd van twee weken ingepland vóór de start van de ééndagstoets. Deze voorbereidingstijd is van groot belang voor het uitwisselen van informatie tussen de verschillende ketenpartners en het vaststellen en/of aanpassen van de (vertrek-)strategie. Eén maal per week vindt er op de AC’s een HASA- (herhaalde asielaanvraag) afstemmingsoverleg plaats waarin DT&V, Politie, COA en IND participeren. Gezamenlijk wordt een strategie bepaald voor het geval dat de IND tijdens de ééndagstoets of de AA-procedure tot afwijzing van de vervolgaanvraag zal komen. De regievoerder van de DT&V monitort de voortgang in de zaken. Zodra een wijziging in de procedure optreedt, dient te worden bezien of de vooraf besproken (vertrek-)strategie kan worden gehandhaafd of dient te worden bijgesteld, worden de vervolgacties bepaald en wie van de ketenpartners daarvoor verantwoordelijk is.
Pagina 29 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
4
Werkprocessen (wie doet wat en wanneer)
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de activiteiten die de ketenpartners uitvoeren om -zo mogelijk- tot feitelijk vertrek te komen. Dit dynamisch proces van samenwerking, leidt tot een gefundeerde en transparante werkwijze, waarbij de vertrekstrategie te allen tijde actueel wordt gehouden. De overlegstructuur (LTO/RAO/DA) zoals beschreven in hoofdstuk 2 is onverkort van toepassing op de hieronder beschreven algemene asielprocedure en verlengde asielprocedure. 4.1
DT&V Algemene Asielprocedure De DT&V ontvangt binnen drie werkdagen na de negatieve AA-beschikking een zichtbaar gelabeld, dan wel via BVV als zodanig herleidbaar, overdrachtsdossier van de IND. Direct na ontvangst van het overdrachtsdossier wordt dit in behandeling genomen. Ontbrekende stukken worden door de IND binnen twee werkdagen na een daartoe ontvangen verzoek nagezonden. Er zullen vervolgens in beginsel drie vertrekgesprekken worden gepland. De vreemdeling wordt schriftelijk uitgenodigd voor deze drie vertrekgesprekken. Bij de uitnodigingsbrief ontvangt de vreemdeling een DT&V-introductiepakket bestaande uit een in zijn taal opgesteld informatieblad AA betrekking hebbende op zijn vertrekproces en het informatieblad ‘interview met een diplomatieke vertegenwoordiging in het kader van terugkeer’. Vervolgens wordt het overdrachtsdossier ingedeeld op een regievoerder van de DT&V. De regievoerder zal o.a. een analyse maken van de vertrekopties (geldig reisdocument, claim artikel 6 Vw2000, EU-Staat, Terug- of Overnameverdrag, Laissez Passer) en de benodigde activiteiten zullen worden gestart. Ook zal de regievoerder de toetsingsmomenten checken, de vertrekstrategie bespreken en vaststellen in het LTO en eventueel onderzoek naar (identiteits)documenten starten. Om de Laissez Passer (LP)-opdracht zo optimaal mogelijk te onderbouwen zal de regievoerder beoordelen of een aanvullend identiteitsonderzoek door de Politie gewenst is. Indien dit het geval is, zal dit in het LTO worden besproken. De regievoerder zal vervolgens, uiterlijk op kalenderdag 10, het eerste vertrekgesprek voeren. Zo nodig wordt door de regievoerder een LP-opdracht opgemaakt en aangeboden aan de afdeling Laissez Passer van de DT&V. Deze afdeling zal vervolgens, in de vertrektermijn van vier weken, de LP-opdracht indienen bij de desbetreffende diplomatieke vertegenwoordiging, zodat een presentatie in persoon snel kan volgen. Bij de presentatie van de vreemdeling zal een medewerker van de afdeling Laissez Passer aanwezig zijn. De regievoerder reikt altijd aan de vreemdeling een kopie uit van de stukken zoals deze bij de diplomatieke vertegenwoordiging zijn ingediend. Uitreiking van deze stukken dient in ieder geval plaats te vinden vóórdat een feitelijke presentatie bij een diplomatieke vertegenwoordiging plaatsvindt. Na de presentatie zal de afdeling Laissez Passer frequent bij de diplomatieke vertegenwoordiging rappelleren naar de voortgang. Het registreren en uitwerken van het eerste vertrekgesprek en het opmaken van de LPopdracht dient binnen twee weken na het eerste vertrekgesprek afgerond te zijn. In het eerste vertrekgesprek verwijst de regievoerder van de DT&V ook nadrukkelijk door naar IOM voor wat betreft de mogelijkheden van zelfstandig vertrek.
Pagina 31 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Binnen de vertrek- en beroepstermijn van 28 dagen (dit is tevens de periode waarin recht op opvang bestaat) zal opnieuw een vertrekgesprek gevoerd worden met de vreemdeling. Dit zal rond de 15e kalenderdag plaatsvinden. Indien in deze periode, voorafgaand aan de beëindiging van de vertrektermijn, door het LTO een termijnoverschrijding wordt verwacht zal de zaak via een signaallijst worden voorgelegd aan het RAO. Het RAO zal vervolgens het LTO adviseren dan wel opschalen naar het DA. In de vierde week zal het derde vertrekgesprek plaatsvinden. Voorafgaand aan dit gesprek zal de vertrekstrategie geactualiseerd zijn, die zal leiden tot uitstroom/doorstroom in de vorm van vertrek naar het land van herkomst, plaatsing in de VBL of GL middels het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, inbewaringstelling, dan wel beëindiging van de voorzieningen. Tijdens dit gesprek zal eventueel ook het resultaat van de presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiging worden besproken. Indien de vreemdeling geen recht meer heeft op opvang zal het COA een afrondingsgesprek voeren, waarin het stopzetten van de verstrekkingen wordt aangekondigd. Ook dan zal het dossier uit de caseload van de DT&V stromen. Gedurende het gehele vertrektraject wordt het dossier besproken in het LTO en zo nodig in het RAO. Alleen indien sprake is van een ontruiming wordt de gemeente per brief geïnformeerd over de terugkeerhandelingen in het betreffende dossier en het resultaat hiervan. De COA-locatie ter plekke ontvangt een kopie van de brief aan de gemeente. Indien sprake is van een ontruiming zal ook het COA de gemeente per brief op de hoogte brengen. Na doorstroom of uitstroom zal het vertrekdossier worden doorgeleid naar de VBL, de GL, de detentielocatie, of worden gearchiveerd. Gedurende de gehele periode houdt de regievoerder het vertrekplan actueel. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlage 7. Verlengde Asielprocedure Indien een vreemdeling de VA-procedure volgt, ontvangt hij binnen maximaal zes maanden een IND-besluit op de asielaanvraag. Indien de IND niet aan deze beslistermijn kan voldoen, zal de opvang uiteraard gecontinueerd worden. Nadat een vreemdeling 8 dagen in een POL heeft verbleven wordt hij, in afwachting van de verdere procedure, overgeplaatst naar een azc. Na de negatieve VA-beschikking start de vertrektermijn van 28 dagen, waarna het recht op opvang eindigt. De vreemdeling kan deze vertrektermijn opschorten door in beroep te gaan tegen de negatieve VA-beschikking. De termijn voor de behandeling van een beroepschrift is maximaal zes maanden. Na een voor de vreemdeling negatieve uitspraak in beroep geldt wederom een vertrektermijn van 28 dagen, waarna het recht op opvang eindigt. De DT&V ontvangt binnen drie werkdagen na de negatieve VA-beschikking een zichtbaar gelabeld, dan wel via BVV als zodanig herleidbaar, overdrachtsdossier van de IND. Direct na ontvangst van het overdrachtsdossier wordt dit door de DT&V in behandeling genomen. Ontbrekende stukken worden door de IND binnen vijf werkdagen na een daartoe ontvangen verzoek nagezonden. Vervolgens wordt een eerste vertrekgesprek gepland. Daarna wordt het dossier aan de caseload van een regievoerder van de DT&V toebedeeld. Er zal, gelijk aan de AAPagina 32 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
procedure, o.a. een analyse worden gemaakt van de vertrekopties (geldig reisdocument, claim artikel 6 Vw2000, EU-Staat, Terug- of Overnameverdrag, Laissez Passer) en de benodigde activiteiten zullen worden gestart. Ook zal de regievoerder de toetsingsmomenten checken, de vertrekstrategie met de LTO-leden bespreken en vaststellen en eventueel onderzoek naar (identiteits)documenten starten. Vervolgens zal de regievoerder, binnen vier weken, het eerste vertrekgesprek voeren, registreren en uitwerken. Tijdens het eerste vertrekgesprek ontvangt de vreemdeling een in zijn taal gesteld informatieblad VA betrekking hebbende op zijn vertrekproces en het informatieblad ‘interview met een diplomatieke vertegenwoordiging in het kader van uw terugkeer’. Ook wordt tijdens het eerste vertrekgesprek zo nodig een LP-opdracht opgemaakt en aangeboden aan de afdeling Laissez Passer van de DT&V. In het eerste vertrekgesprek verwijst de regievoerder van de DT&V nadrukkelijk door naar IOM voor wat betreft de mogelijkheden van vrijwillig vertrek. De DT&V kan een vreemdeling tevens doorverwijzen naar het Nederlandse Rode Kruis om hem te helpen zijn familie in het buitenland op te sporen. Het Rode Kruis maakt zich sterk voor het herstellen van die verloren gegane contacten. Het Rode Kruis helpt ook op verzoek van de vreemdeling bij het opvragen en doorsturen van persoonsbewijzen, zoals geboorte- of huwelijksaktes. Het Nederlandse Rode Kruis is bereikbaar via telefoonnummer 070 445 58 22 en via e-mail-adres
[email protected]. Voor meer informatie kan de vreemdeling de website www.vermistepersonen.nl raadplegen. Zodra de zittingsdatum bekend is geworden zal, nadat een tweede vertrekgesprek is ingepland, het dossier opnieuw worden ingedeeld op een regievoerder. Tijdens dit gesprek zal de vreemdeling worden gevraagd naar eventuele aanvullende informatie ten behoeve van de LP-opdracht. Om de LP-opdracht zo optimaal mogelijk te onderbouwen zal de regievoerder beoordelen of een aanvullend identiteitsonderzoek door de Politie gewenst is. Indien dit het geval is, zal dit in het LTO worden besproken. Binnen zes weken na de zittingsdatum wordt de uitspraak verwacht. Zodra de uitspraak van de rechtbank bekend is, zal een derde vertrekgesprek worden gepland en gevoerd. Voorafgaand aan dit gesprek zal de strategie geactualiseerd worden die zal leiden tot doorstroom of uitstroom in de vorm van vertrek naar het land van herkomst, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw2000, inbewaringstelling, stopzetting van de verstrekkingen dan wel ontruiming. Indien in deze periode door het LTO een termijnoverschrijding wordt verwacht, zal de zaak via een signaallijst worden voorgelegd aan het RAO. Het RAO zal vervolgens het LTO adviseren dan wel - met berichtgeving aan het LTO - opschalen naar het Deelberaad Asiel. Zodra de vreemdeling presenteerbaar is, zal door de afdeling Laissez Passer van de DT&V de LP-aanvraag bij de desbetreffende diplomatieke vertegenwoordiging worden ingediend. Aan de vreemdeling wordt een kopie uitgereikt van de stukken zoals deze bij de diplomatieke vertegenwoordiging zijn ingediend. Uitreiking van de stukken dient in ieder geval plaats te vinden vóórdat een feitelijke presentatie bij een diplomatieke vertegenwoordiging heeft plaatsgevonden. Bij de presentatie van de vreemdeling zal een medewerker van de afdeling Laissez Passer aanwezig zijn. Na de presentatie zal de afdeling Laissez Passer frequent bij de diplomatieke vertegenwoordiging rappelleren naar de stand van zaken. Gedurende het gehele vertrektraject wordt het dossier besproken in het LTO en zo nodig in het RAO. Pagina 33 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Binnen twee dagen na doorstroom of uitstroom zal - met uitzondering voor de vreemdeling die zelfstandig is vertrokken zonder toezicht - een gemeentebrief worden verstuurd. Middels deze brief wordt de gemeente geïnformeerd over de terugkeerhandelingen in dit betreffende dossier en het resultaat hiervan. De COAlocatie ter plekke ontvangt een kopie van de brief aan de gemeente. Vervolgens zal het dossier worden verzonden naar de VBL, de GL, de detentielocatie, of het archief. Indien sprake is van een ontruiming zal het COA de gemeente per brief op de hoogte brengen. Gedurende de gehele periode zal de regievoerder het vertrekplan actueel houden. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlage 8. 4.1.1
Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) Tijdens het vertrektraject wordt duidelijk wat de vertrekmogelijkheden zijn. Op basis daarvan wordt bij het bepalen van de strategie bezien of inbewaringstelling of het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel geïndiceerd is. Als het lichtere middel van vrijheidsbeperking kan worden toegepast, zal dat ook de lijn zijn. Dit laat overigens onverlet dat, indien het belang van de openbare orde dat vordert, overgegaan kan worden tot inbewaringstelling. Indien een vreemdeling wordt geplaatst in de VBL krijgt hij vóór vertrek naar de VBL een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw2000 opgelegd. Hiermee kan de vreemdeling in beginsel maximaal 12 weken op de VBL verblijven. Het doel van de VBL is het verder intensief werken aan terugkeer en het bieden van een alternatief voor vreemdelingenbewaring. De volgende doelgroepen komen in aanmerking voor plaatsing in de VBL: • Vreemdelingen, van wie de asielaanvraag is afgewezen, die een vertrekplicht hebben, die voorafgaand aan de maatregel in de opvang van het COA of gemeentelijke (nood)opvang hebben verbleven, en vreemdelingen, van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken dan wel niet is verlengd, en die een vertrekplicht hebben; • Vreemdelingen die alternatieve opvang wordt geboden om uit een lokaal politiek-bestuurlijke impasse te geraken, dit enkel na accordering door de voorzitter van het RAO; • In zijn algemeenheid dient er ten aanzien van de vreemdeling zicht op terugkeer (zelfstandig desnoods gedwongen) te zijn. Voorwaarden voor plaatsing in de VBL • Het complete vertrekdossier wordt door de regievoerder van de DT&V en de casemanager van het COA overgedragen aan de regievoerder en casemanager op de VBL; • Er heeft een expliciete afweging plaatsgevonden door de HOvJ in het kader van inbewaringstelling. Hieruit is naar voren gekomen dat de vreemdeling niet in bewaring gesteld wordt, maar dat het lichtere middel van de vrijheidsbeperkende maatregel moet worden toegepast (zie Vc2000 A5/5). Indien het overduidelijk is dat daadwerkelijk vertrek vanuit een VBL ook niet gerealiseerd zal worden, kan het LTO besluiten over te gaan tot het stopzetten van de verstrekkingen. Indien één of meerdere LTO-leden aangeven geen uitvoering te kunnen geven aan de voorgestelde vertrekstrategie en in geval van bijzondere zaken wordt dit middels een signaallijst opgeschaald naar het RAO; • Aan de overplaatsing ligt een volledig ingevuld en up-to-date vertrekplan en een gemotiveerde vertrekstrategie van het LTO ten grondslag; Pagina 34 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
• •
Voor iedere vreemdeling is een LP-opdracht ingediend; Elke vreemdeling mag maximaal 20 kilo aan bagage meenemen naar de VBL.
Feitelijke plaatsing naar de VBL De regievoerder van de DT&V legt de maatregel op grond van artikel 56 Vw2000 op. Tevens krijgt de vreemdeling door de Politie een dagelijkse, (met uitzondering van de zaterdag en zondag) meldplicht opgelegd op grond van artikel 54 Vw2000. Door het COA op de VBL wordt in het kader van de inhuisregistratie een dagelijkse meldplicht opgelegd. Voordat overgegaan wordt tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel, bespreekt het LTO hoe wordt omgegaan met vreemdelingen, die weigeren naar de VBL te gaan en zich mogelijk gaan verzetten. Tijdens het eind-/vertrekgesprek wordt de maatregel op grond van artikel 56 Vw2000 opgelegd en wordt de vreemdeling uitdrukkelijk voorgehouden wat de gevolgen zijn bij het niet voldoen aan de opgelegde maatregel. Indien de vreemdeling niet naar de VBL gaat, wordt de opgelegde maatregel ingetrokken. Als ten tijde van de overplaatsing naar de VBL de vreemdeling weigert mee te werken en desgevraagd ook niet van plan is om op de gestelde datum naar de in de maatregel aangewezen gemeente te vertrekken, dan overtreedt hij artikel 56 Vw2000, strafbaar gesteld in artikel 108, eerste lid Vw2000. De HOvJ kan derhalve opnieuw de afweging maken of hierdoor het zwaardere middel van inbewaringstelling is geïndiceerd. Indien dit niet het geval is, dient het LTO (en eventueel RAO) te beoordelen of de verstrekkingen per direct stopgezet kunnen worden en het COA dienaangaande te adviseren. 4.1.2
Gezinslocatie (GL) Op 11 januari 2011 heeft het Gerechtshof Den Haag in de zaak Ferreira bepaald dat het onderdak van een gezin met minderjarige kinderen in de VBL niet mag worden beëindigd. Als gevolg van deze uitspraak behouden gezinnen met minderjarige kinderen onderdak zolang de kinderen minderjarig zijn en hun vertrek uit Nederland nog niet heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze uitspraak is ervoor gekozen om gezinnen met minderjarige kinderen onderdak te verlenen. Daarvoor zijn aparte locaties ingericht, namelijk de gezinslocaties. Deze categorie van vreemdelingen blijft in het zicht van de DT&V en blijft dus deel uitmaken van de caseload van de DT&V. Voor de verschillende categorieën gezinnen met minderjarige kinderen betekent dit het volgende: • Gezinnen met minderjarige kinderen met rechtmatig verblijf maar zonder recht op opvang die in de reguliere opvang van het COA verblijven, worden geplaatst in een GL; • Aan gezinnen met minderjarige kinderen van wie een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw2000 (toegangsweigering aan de grens) wordt opgeheven, wordt onderdak geboden in een GL; • Aan gezinnen met minderjarige kinderen van wie de vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59 of artikel 59a Vw2000 wordt opgeheven, wordt onderdak geboden in een GL; • Als een gezin met minderjarige kinderen reeds in een reguliere opvanglocatie van het COA verblijft, een herhaalde asielaanvraag indient, en deze negatief wordt afgedaan in de algemene asielprocedure, dan wordt verder onderdak geboden in de GL; • Als een gezin met minderjarige kinderen zonder opvang van de Rijksoverheid een herhaalde asielaanvraag indient, en deze aanvraag wordt negatief afgedaan in de algemene asielprocedure, wordt geen onderdak in een GL Pagina 35 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
•
verleend. In uitzonderlijke gevallen kan hen, na beoordeling van de DT&V, onderdak worden aangeboden in een GL; Gezinnen met minderjarige kinderen van wie de COA-opvang of het onderdak in een VBL reeds in het verleden is beëindigd, of die nooit opvang van de Rijksoverheid hebben gehad, komen in beginsel niet in aanmerking voor onderdak in een GL. In gevallen waarin sprake is van een situatie zoals verwoord in het arrest Ferreira kan, na beoordeling van de DT&V, onderdak worden aangeboden in een GL.
In de volgende situaties zal plaatsing in de GL worden beëindigd: • Alle kinderen in het gezin hebben de leeftijd van 18 jaar bereikt; • Het vertrek uit Nederland kan worden geëffectueerd; • Het gezin wordt alsnog een verblijfsvergunning verleend; • Het gezin is zelfstandig zonder toezicht vertrokken; • De gronden waarop de vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, zijn komen te vervallen. Deze opsomming is niet limitatief. Opgemerkt wordt dat gezinnen zelf geen keuzevrijheid hebben ten aanzien van de plek waar zij onderdak krijgen aangeboden. Indien een gezin weigert in te gaan op het aanbod voor een plaats in de GL, kan dus alsnog tot beëindiging van de voorzieningen worden overgegaan. Bij brief van 19 december 2011 heeft de toenmalige Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de gezinslocaties. In deze brief heeft de minister aangegeven dat overplaatsingen pas plaatsvinden indien is geborgd dat kinderen binnen twee weken na hun overplaatsing naar de gezinslocatie toegang tot een school hebben. Daarnaast heeft de minister in de brief aan de Kamer expliciet gesteld dat in alle gevallen een overplaatsing pas zal plaatsvinden nadat het continueren van medische behandeling op de nieuwe locatie is gewaarborgd. Het voorgaande betekent voor de LTO’s dat goed moet worden afgestemd of toegang tot scholing en het continueren van de medische behandeling geborgd zijn. De DT&V kan de vrijheidsbeperkende maatregel voor verblijf in de GL niet eerder opleggen dan nadat het COA heeft gemeld dat scholing en het continueren van de medische behandeling zijn geregeld voor het betreffende gezin. Het verblijf in de GL zal plaatsvinden onder oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 56 Vw2000. De verantwoordelijkheid voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel ligt bij de DT&V. Op basis van artikel 54 Vw2000 zal de Politie ook een meldplicht opleggen in de GL. Instructie bij weigering vervoer naar een GL De LTO’s worden geconfronteerd met de weigering van een gezin om vervoerd te worden naar de gezinslocatie. Het Gerechtshof in Den Haag heeft bepaald dat het onderdak van een gezin met minderjarige kinderen alleen mag worden beëindigd als er een verblijfsalternatief wordt aangeboden. Een gezinslocatie biedt dit verblijfsalternatief. Indien een gezin weigert in te gaan op een aanbod voor een vorm van onderdak, kan dus alsnog tot beëindiging van voorzieningen worden overgegaan. Indien vooraf wordt ingeschat dat een gezin zal weigeren mee te werken, kan het LTO, na afstemming met het RAO, afspraken maken over een mogelijke ontruiming door de Politie.
Pagina 36 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
4.1.2.1
Arrest Ferreira en humanitaire noodsituatie Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad inzake Ferreira (brief DGVz aan ketenpartners van 6 december 2012) is besloten tot het verlenen van onderdak in een gezinslocatie aan gezinnen ten aanzien van wie door het ontbreken van onderdak van Rijkswege een humanitaire noodsituatie ontstaat. Medewerking aan vertrek vormt geen criterium bij deze beoordeling. De DT&V dient te beoordelen of sprake is van een humanitaire noodsituatie. Doorslaggevend bij deze beoordeling is of een gezin al dan niet op straat terecht komt c.q. de nacht op straat moet doorbrengen bij het achterwege blijven van onderdak aangeboden door de overheid. Het gezin moet door middel van verklaringen en eventueel documenten redelijkerwijs aannemelijk maken dat onderdak van het Rijk voor hen de enige beschikbare optie is. Belangrijk bij de beoordeling is om te weten hoe een gezin voorafgaand aan de toelatingsaanvraag of vraag om onderdak in het levensonderhoud heeft voorzien c.q. onderdak had. Indien het gezin opvang of onderdak had bij een particulier/gemeente/organisatie, zal uit de verklaringen van het gezin moeten blijken dat deze opvang voor hen niet meer beschikbaar is. Dergelijke zaken kunnen bij de DT&V bekend worden gemaakt door onder meer de gemeente, de IND (in geval van het indienen van vervolgaanvragen asiel indien men geen recht meer heeft op opvang van rechtswege op basis van de Rva 2005) en COA.
4.1.3
Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) Per 1 oktober 2014 is in het detentiecentrum Zeist de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) voor gezinnen met minderjarige kinderen en voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) in gebruik genomen. De GGV is een locatie waarbij sprake is van vreemdelingenbewaring, maar waar volledige bewegingsvrijheid is met onder andere toegang tot internet en speelvoorzieningen. Voor meer informatie over dit onderwerp zie paragraaf 4.2.3.1.
4.1.4
Overeenkomst van Dublin (Verordening (EU) 604/2013) Dublin-claimanten worden in de context van de Leidraad gedefinieerd als: vreemdelingen die in ons land een asielaanvraag hebben ingediend en ten aanzien van wie een andere staat uit hoofde van de Verordening (EU) 604/2013 (Overeenkomst van Dublin) het verzoek tot overdracht heeft gehonoreerd. Per september 2011 zijn de terugkeergerelateerde taken in het kader van de Dublin-verordening en Terug- en Overnameovereenkomsten (T&O’s) door de DT&V overgenomen van Bureau Dublin van de IND. Dit betekent concreet dat de DT&V het proces van effectuering van Dublin-claims ter hand neemt. Het proces van claims leggen blijft belegd bij Bureau Dublin van de IND. Per 1 januari 2014 is de nieuwe Dublinverordening (Verordening (EU) 604/2013) van kracht. De nieuwe Verordening heeft gevolgen voor het terugkeerproces. De belangrijkste wijzigingen zijn: • Betere informatievoorziening aan de vreemdeling; • Het aanleveren van een format met betrekking tot medische aspecten; • In gesprekken met de Dublin-claimant toetst de DT&V of de vreemdeling meewerkt aan zijn overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat. Indien dat het geval is, vervoert DV&O de vreemdeling op de dag van vertrek naar de luchthaven Schiphol, of - in het geval van overdracht aan België of Duitsland – naar de betreffende landsgrens; Pagina 37 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
•
•
• • •
Anders dan voorheen kan een IBS niet meer alleen op grond van de Dublinclaim plaatsvinden. Er moet voor een IBS sprake zijn van een significant risico op onderduiken. Dat wordt aangenomen als er een lichte en een zware bewaringsgrond aanwezig is. Het mondeling aangeven niet mee te willen werken aan de overdracht is een zware grond voor een IBS. De HOvJ neemt dit in de beoordeling van de zaak mee; In het kader van deze Verordening zijn nieuwe bewaringsgronden gecreëerd: artikel 59a Vw2000 en artikel 6a Vw2000 (de laatste specifiek voor grensgeweigerde Dublin-claimanten); Aanpassing van de bewaringstermijn: na het claimakkoord mag een bewaring (in beginsel) maximaal 6 weken voortduren; Elke vreemdeling die wordt overgedragen ontvangt een overdrachtsbesluit, waartegen een rechtsmiddel (beroep) kan worden ingesteld; Extra waarborgen bij AMV: de overdracht moet in het belang zijn van de minderjarige.
Middels een overdrachtsdossier van de IND stromen Dublin-verordeningszaken van vreemdelingen die in Nederland asiel hebben aangevraagd in bij de DT&V, en worden belegd bij de verantwoordelijke regievoerder voor het bepalen van de vertrekstrategie, het voeren van gesprekken met de vreemdeling en de bespreking in het LTO. Centraal staat een tijdige overdracht naar het verantwoordelijke land, dat wil zeggen voor de uiterste overdrachtsdatum (UOD). Inzet is de overdracht zo spoedig mogelijk nadat een vreemdeling juridisch verwijderbaar is geworden, te laten plaatsvinden. Gedurende het gehele vertrekproces kan de Dublin-claimant een bezwaar indienen tegen de feitelijke overdracht. De afdoening daarvan is de verantwoordelijkheid van de DT&V. Alle Dublinclaimanten worden binnen een week na ontvangst van het overdrachtsdossier uitgenodigd voor een gesprek met de regievoerder van de DT&V, waarbij wordt ingegaan op de diverse mogelijkheden voor vertrek. In het gesprek brengt de regievoerder ook de medische bijzonderheden in kaart en laat de regievoerder zo nodig een medische toestemmingsverklaring ondertekenen. De vreemdeling ontvangt voorafgaand aan het gesprek een DT&V informatieblad in het kader van Dublin. De vreemdeling wordt middels de folder en het vertrekgesprek op de hoogte gesteld van de mogelijke scenario’s voor het vertrek, namelijk: 1. Het vertrek naar het andere Europese land zelf of met hulp van de DT&V organiseren De vreemdeling kan zelf zijn vertrek naar het andere Europese land regelen of kan de DT&V verzoeken om ondersteuning. De ondersteuning van de DT&V kan bestaan uit: • vervoer naar de grenspost/luchthaven; • een benodigd vliegticket (voor een enkele reis); • een geldig grensoverschrijdingsdocument, het zogenaamde Dublin Laissez Passer. 2. Een mogelijk gedwongen overdracht door de DT&V aan het andere Europese land. Hierbij kan de vreemdeling in bewaring worden gesteld De DT&V beoordeelt daarvoor het dossier en bepaalt welke middelen ingezet gaan worden om dit te regelen. De DT&V kan bijvoorbeeld aan de Politie verzoeken om de vreemdeling voor de overdracht in bewaring te stellen. Pagina 38 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
3. Vertrek met hulp van IOM of de DT&V binnen de vertrektermijn van 28 dagen naar het land van herkomst Bij het vrijwillig vertrek van Dublin-claimanten naar het land van herkomst is van belang dat dit voor de datum van de overdracht kan plaatsvinden en nadat middels het IND-verificatieformulier toestemming is verkregen van de regievoerder. Met IOM is afgesproken dat vrijwillig vertrek kan plaatsvinden, mits: • dit binnen 30 dagen gerealiseerd kan worden. IOM kan in speciale gevallen verzoeken om deze termijn met 14 dagen te verlengen, en; • er nog geen vlucht is geboekt door de DT&V, en; • het geen Dublin-shopper betreft (een vreemdeling met meer dan twee dactytreffers buiten Nederland). Uitgangspunt is dat het IOM-traject niet mag leiden tot uitstel van de overdracht aan de verantwoordelijke Dublin-staat en zeker niet tot overschrijding van de UOD. Indien de DT&V bemiddelt bij vertrek naar het land van herkomst dient de vreemdeling al in het bezit te zijn van een geldig reisdocument of hier binnen de gestelde termijn voor te zorgen. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlagen 7 en 8. 4.2
Politie (AVIM) In zowel de algemene als de verlengde asielprocedure is de Politie verantwoordelijk voor identificatie van de vreemdeling en het identiteitsonderzoek, het toezicht op de vreemdeling, de uitvoering en de toepassing van haar bevoegdheden op grond van de (vreemdelingen)wetgeving en handhaving van de openbare orde. Zowel gedurende de AA-procedure als de VA-procedure krijgt de vreemdeling een meldplicht opgelegd. De meldplicht is een bevoegdheid die wordt toegepast in het kader van de toezichtstaak van de Politie. In principe betreft het een wekelijkse meldplicht voor de vreemdeling. Hiervan kan worden afgeweken vanwege bijvoorbeeld medische redenen (minder frequent) of vanwege bijvoorbeeld houding en gedrag (frequenter). De frequentie van de meldplicht wordt in het LTO besproken. Indien gewenst kan de medewerker van de Politie, na afstemming in het LTO, bij het vertrekgesprek aanwezig zijn. In het vertrekproces vervult de Politie een cruciale rol voor wat betreft het eersteof tweedelijns identiteitsonderzoek. Het identiteitsonderzoek dient als onderbouwing voor het indienen van een verzoek tot het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten, waarmee de vreemdeling Nederland kan verlaten. Voor het op een juiste en adequate wijze uitvoeren van een eerste- of tweedelijns onderzoek is het van belang dat alle bij het LTO beschikbare informatie met betrekking tot de betreffende vreemdeling ter beschikking komt van de Politie. Algemene Asielprocedure In de COL vindt het eerstelijns identificatie- en identiteitsonderzoek plaats. Het proces-verbaal van dit onderzoek dient onder meer als onderbouwing voor het indienen van een verzoek tot het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten, als proces-verbaal voor de bestuurlijke afdoening en/of ten behoeve van een strafrechtelijk of vreemdelingrechtelijk traject. Binnen de vertrektermijn van vier weken zal binnen het LTO met de DT&V, COA en IND de strategie bepaald worden die zal leiden tot doorstroom of uitstroom. De Politie zal afwegen of en in welke vorm zij haar bevoegdheden in de vorm van oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, ontruiming of inbewaringstelling kan en mag toepassen. Alleen de Politie of de KMar toetst aan de hand van de Pagina 39 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
wettelijke kaders (artikel 59 en artikel 59a Vw2000) of inbewaringstelling of omzetting daarvan mogelijk is. De opheffing van de inbewaringstelling geschiedt door de HOvJ. Indien deze niet beschikbaar is, en ná uitspraak van de rechter, kán de vreemdelingenbewaring worden opgeheven door een senior regievoerder van de DT&V. Verlengde Asielprocedure De taken binnen de VA-procedure zijn gelijk aan die van de AA-procedure. Binnen de verlengde procedure zal de Politie op verzoek van de DT&V een nader identificatie- en identiteitsonderzoek verrichten. Tijdens de behandeling van het vertrekdossier bij de DT&V kan informatie naar boven komen waardoor aanvullend onderzoek van de Politie nodig is. Een dergelijk verzoek aan de Politie wordt in LTO-verband besproken. Voorts kan de Politie op verzoek van de DT&V, op grond van haar bevoegdheden bij vreemdelingen die beschikken over een reisdocument, dit document ter fine van uitzetting vorderen. Vorenstaande geldt zowel voor de AA- als voor de VA-procedure. 4.2.1
Veiligheidsfouillering De Politie kan op basis van artikel 8 van de Politiewet een veiligheidsfouillering uitvoeren als daar aanleiding toe bestaat. Enkele voorbeelden van situaties waarin de Politie deze bevoegdheid kan toepassen: • De vreemdeling heeft antecedenten waarbij geweld in het spel was; • De vreemdeling heeft aangegeven suïcide gedachten/neigingen te hebben. Het gaat dus om indicaties waaruit blijkt dat de vreemdeling een gevaar kan vormen voor zichzelf of de omgeving. De Politie zal voorafgaand aan een gesprek een inschatting maken of een fouillering op zijn plaats is, en zal die fouillering in dat geval vóór het vertrekgesprek uitvoeren, dit om incidenten zoveel als mogelijk te voorkomen.
4.2.2
Het stopzetten van de verstrekkingen en ontruiming Het COA voorziet de vreemdeling van diverse verstrekkingen zoals woonruimte. Indien deze van rechtswege en binnen de wettelijke kaders (dienen te) worden beëindigd, kan er een ontruiming volgen. Feitelijk komt het er op neer dat de met het toezicht op de vreemdeling belaste ambtenaren van de Politie een onroerende zaak gedwongen ontruimen om daarmee het verblijf/onderdak in de geboden verstrekking te beëindigen. Indien een situatie ontstaat van een gedwongen ontruiming is samenspraak tussen het COA en de Politie noodzakelijk. Het COA moet voldoen aan een aantal voorwaarden (wijze van beëindiging en termijnen). De Politie is op grond van artikel 45 Vw2000 bevoegd om na afloop van de vertrektermijn (28 dagen) een onroerende zaak gedwongen te ontruimen en daarmee het verblijf/het onderdak/gebruik van de verstrekte voorziening te beëindigen. In eerste aanleg zal het stopzetten van de verstrekkingen een zaak zijn tussen het COA en de vreemdeling. Indien een vreemdeling de verstrekte voorziening (woonruimte) na afloop van de termijn niet vrijwillig verlaat kan een beroep worden gedaan op de Politie. Het is een zelfstandige bevoegdheid van de Politie om tot ontruiming over te gaan. Dit is niet afhankelijk gesteld van het verzoek van het COA. Dat afstemming binnen het LTO wordt gezocht is evident. De Politie maakt echter haar eigen afweging. De Politie kan dus door het COA worden ingeschakeld voor de feitelijke ontruiming en/of kan na afloop van de vertrektermijn zelfstandig en van rechtswege op basis van haar bevoegdheid tot ontruiming overgaan. Het COA ontruimt niet zelf. Het is dus zaak dat de Politie en het COA hierover (lokale) werkafspraken maken. Pagina 40 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
4.2.3
Inbewaringstelling (IBS) Indien de openbare orde of nationale veiligheid de inbewaringstelling vordert, kan de HOvJ besluiten tot inbewaringstelling op grond van artikel 59 of artikel 59a Vw2000. Een vrijheidsontnemende maatregel wordt als uiterste middel ingezet. Er wordt een afweging gemaakt of een ander, lichter, middel effectief kan worden toegepast. De HOvJ heeft, alvorens deze maatregel op te kunnen leggen, informatie uit het LTO nodig. De vertrekstrategie en de verslagen van de vertrekgesprekken zijn hierbij veelal leidend. De HOvJ bepaalt op basis van de beschikbare stukken of inbewaringstelling in de rede ligt. De HOvJ koppelt de bevindingen en de gemaakte afwegingen terug aan het LTO. De bevoegdheid tot het opleggen van de maatregel tot bewaring ligt bij de HOvJ. De senior regievoerder van de DT&V van de detentielocatie kan, onder bijzondere omstandigheden, tijdens het verblijf van de vreemdeling op deze locatie de opgelegde maatregel omzetten of beëindigen.
4.2.3.1
IBS van gezinnen met minderjarige kinderen en van AMV Per 1 oktober 2014 is in het detentiecentrum Zeist de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) voor gezinnen met minderjarige kinderen en voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) in gebruik genomen. De GGV is een locatie waarbij sprake is van vreemdelingenbewaring, maar waar volledige bewegingsvrijheid is met onder andere toegang tot internet en speelvoorzieningen. De GGV heeft geen celuitstraling, zoals dat bij andere bewaringslocaties meer het geval is. Met de ingebruikname van de GGV kunnen gezinnen met minderjarige kinderen, ook zonder dat zij eerder een toezichtmaatregel hebben overtreden, weer in beginsel 14 dagen voor het vertrek in bewaring worden gesteld. Op deze wijze wordt getracht onttrekking aan het toezicht en verdwijnen in de illegaliteit van verwijderbare gezinnen met minderjarige kinderen en van AMV, te voorkomen. De GGV is bestemd voor: • Gezinnen met minderjarige kinderen die in bewaring zijn gesteld op grond van artikel 59 of artikel 59a Vw2000 en gereed zijn voor uitzetting (maximaal verblijf in beginsel 14 dagen); • Gezinnen met minderjarige kinderen, die na screening door de IND geen toegang tot Nederland hebben gekregen en op grond van artikel 6 Vw2000 in grensbewaring zijn geplaatst (maximaal verblijf in beginsel 30 dagen); • Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die in bewaring zijn gesteld op grond van artikel 59 Vw2000, maximaal verblijf in beginsel 14 dagen, tenzij: − de AMV is verdacht van of veroordeeld wegens een misdrijf; − de AMV eerder met onbekende bestemming vertrokken is uit de opvang of zich niet heeft gehouden aan een opgelegde meldplicht of vrijheidsbeperkende maatregel; of − aan de AMV de toegang geweigerd is aan de buitengrens, en de minderjarigheid nog niet is vastgesteld.
4.2.4
Tijdelijk Informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen (TISOV) Gegevens die nodig zijn voor een goed lopend proces om een gedwongen vertrek uit Nederland te realiseren waarbij sprake is van vreemdelingenbewaring, worden in TISOV vastgelegd. TISOV beoogt het risico van informatieverlies - gevolg van het door verschillende ketenpartners invullen van formulieren - weg te nemen. TISOV wordt vanuit de digitale systemen van de Politie en de KMar rechtstreeks gevoed. Ten aanzien van uit te zetten (ex-)asielzoekers geldt dat de inbewaringstellende instantie, voorafgaand aan de inbewaringstelling, binnen het LTO van zowel het COA Pagina 41 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
als de DT&V per mail informatie ontvangt ten behoeve van de onderdelen ‘gedrag’, ‘medisch’ en ‘incidenten’ wanneer COA en DT&V over deze informatie beschikken. Is er informatie beschikbaar over een reisdocument, dan verstrekt de DT&V ook deze informatie. De inbewaringstellende instantie plaatst de verkregen informatie in het (interne) Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’, waarna het digitaal wordt verstuurd naar TISOV. De ingevulde informatie is op dat moment real-time inzichtelijk voor de ketenpartners. Voor de verdere behandeling van het dossier is het dus uitermate belangrijk dat alle bijzonderheden in het Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ zijn vermeld. Is er sprake van inbewaringstelling van een (ex-)asielzoeker buiten kantoortijden en is er geen consultatie tussen ketenpartners aan vooraf gegaan, dan worden de dienstdoende piketambtenaren van COA en DT&V door de inbewaringstellende instantie benaderd om mondeling de benodigde informatie over de onderdelen ‘gedrag’, ‘medisch’ en ‘incidenten’ te verstrekken, zodat deze informatie in het (interne) Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ kan worden verwerkt, en digitaal naar TISOV kan worden verstuurd. De inbewaringstellende instantie verzoekt de piketambtenaar van COA en DT&V om de gegevens tevens schriftelijk te bevestigen. Binnen de keten zijn afspraken vastgelegd welke instantie verantwoordelijk is voor het registreren van welke gegevens in TISOV, nadat de inbewaringstelling heeft plaatsgevonden. Uitgangspunt van TISOV is dat elk van de voor het systeem geautoriseerde ketenpartners zelf zorg draagt voor het invoeren en actualiseren van gegevens van de vreemdeling, voor wie de desbetreffende ketenpartner op dat moment verantwoordelijk is. Herkenbaar in TISOV blijft wie op welk moment welke gegevens heeft vastgelegd. Gegevens van een ketenpartner in TISOV kunnen wel worden aangevuld maar niet worden overschreven. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlagen 7 en 8. 4.3
COA Het COA is verantwoordelijk voor de opvang van vreemdelingen op COL, POL, kleinschalige opvang en azc’s en voor het verblijf van vreemdelingen in de VBL en GL. Zowel in de COL als in de POL zorgt het COA voor maaltijden, onderdak en begeleiding waar nodig. Na plaatsing in een azc heeft de vreemdeling recht op volledige verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Dit geldt zowel voor de AAafgewezenen als voor de vreemdelingen in de VA-procedure. Voor AMV geldt dat zij op het moment van plaatsing in de POL-AMV al vallen onder de Rva. Fasespecifieke begeleiding van AA-afgewezenen richt zich vooral op het brengen en herhalen van de boodschap dat op dag 29 de opvangvoorzieningen zullen worden beëindigd (realiteitsconfrontatie). In week 1 is er een rechten- en plichtengesprek gecombineerd met het kennismakingsgesprek door de casemanager. Tijdens de inplaatsing en het kamerbezoek (in week 2 of 3) door de woonbegeleider vindt wederom een realiteitsconfrontatie plaats. In week 4 voert de casemanager het afrondingsgesprek. Tijdens dit gesprek wordt gecontroleerd of de vreemdeling gereed is voor vertrek. Voor ondersteuning bij terugkeer verwijzen de COAmedewerkers door naar instanties als de DT&V, VluchtelingenWerk en IOM. Met vreemdelingen in de VA-procedure worden door het COA een kennismakingsgesprek en coachingsgesprekken gevoerd. Deelname aan de op Pagina 42 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
terugkeer gerichte training is verplicht. Ook tijdens kamerbezoeken wordt deelname aan terugkeerprogramma’s gestimuleerd. Ook zal, indien van toepassing, een afrondingsgesprek plaatsvinden. De unit Plaatsing van het COA is verantwoordelijk voor de plaatsing van de vreemdelingen op locaties van het COA. Het COA is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid en het stopzetten van de Rva. Vanuit de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid op locatie en de samenwerking met de ketenpartners draagt het COA bij aan de beëindiging van de opvangvoorzieningen en de daaruit voortvloeiende ‘ontruiming’. Het COA informeert de Politie over de naderende stopzetting van de verstrekkingen en verzoekt de Politie een datum voor ontruiming te bepalen. De feitelijke ontruiming of de eventuele inbewaringstelling is de verantwoordelijkheid van de Politie (zie ook hoofdstuk 3.3). Wanneer de DT&V een vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd, draagt het COA zorg voor de aankomstreservering in de VBL, voor het verzoek aan DV&O om het vervoer naar de VBL te verzorgen en voor de voorbereiding van de vreemdeling op de verhuizing. Het komt voor dat een gemachtigde aan de IND vraagt of het mogelijk is om zijn cliënt, totdat de rechtbank op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep heeft beslist, in de opvang te laten. Alleen het COA kan beslissen over continuering van de opvang. De IND kan hier dus geen toezeggingen over doen. Indien hij dit wenst zal de gemachtigde een ordemaatregel bij de rechtbank moeten vragen. Wanneer deze is toegewezen kan de opvang gecontinueerd worden. 4.3.1
Meldplicht en inhuisregistratie Als het gaat om de meldplicht en inhuisregistratie werken COA en Politie nauw samen. De meldplicht wordt uitgevoerd in het kader van vreemdelingentoezicht. Dit is een wettelijke taak van de Politie (artikel 54, lid 1 Vw2000). De frequentie van de meldplicht kan afgestemd worden op de individuele omstandigheden van de vreemdeling. Zo nodig kunnen daar in LTO-verband afspraken over worden gemaakt, maar uitsluitend binnen de daartoe geldende wettelijke kaders. De overeengekomen frequentie moet aansluiten bij het doel van de meldplicht: het houden van toezicht op de vreemdeling. Andere belangen voor de overheid (zoals het stimuleren van terugkeer) bij het handhaven van de maatregel kunnen wel worden meegewogen, maar vormen niet de basis. Indien daar naar de mening van DT&V aanleiding toe is, kunnen op locatie afspraken gemaakt worden over de aanwezigheid van DT&V tijdens de meldplicht. De praktische uitvoering wordt overgelaten aan het LTO. De inhuisregistratie dient om vast te stellen of de vreemdeling nog in de opvangvoorziening verblijft en aanspraak maakt op voorzieningen. De inhuisregistratie op azc’s geschiedt op basis van artikel 19, lid 1 onder e Rva3. Op de reguliere opvangcentra valt een vreemdeling (over het algemeen) onder de strekking van de Rva 20054. Vreemdelingen die zich niet houden aan de inhuisregistratie kunnen een ROV5 maatregel opgelegd krijgen. Meerdere malen niet registreren leidt tot kamercontrole en MOB6 melding/beëindiging van de opvang.
3
De asielzoeker die onderdak heeft in een opvangvoorziening is verplicht:...e: zich wekelijks te melden bij het COA teneinde te kunnen vaststellen of hij nog in de opvangvoorzieningen verblijft en aanspraak maakt op opvangvoorzieningen. 4 Regeling Verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. 5 Regeling onthouding verstrekkingen. 6 De constatering dat een vreemdeling ‘met onbekende bestemming’ is vertrokken. Pagina 43 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL of GL) of onder een VBL-regime, kent voor het COA geen wettelijke basis. Bewoners vallen niet onder de Rva. ROV maatregelen zijn derhalve niet mogelijk. Het COA heeft een Incidenten & Maatregelen Regeling op basis waarvan het bij overtreding van de huisregels (waar de inhuisregistratie onderdeel van uit maakt) mogelijk is tot inhouding van verstrekkingen over te gaan wanneer men zich niet houdt aan de inhuisregistratie. Meldplicht en inhuisregistratie worden uit efficiency overwegingen in de uitvoering gecombineerd: locatie
frequentie meldplicht Politie
azc 1x per week vbl 5 x per week gezinslocatie 1x per week
frequentie inhuisregistratie COA gecombineerd met meldplicht gecombineerd met meldplicht 5x waarvan 1x gecombineerd met meldplicht
De Politie is bevoegd om overtredingen van de meldplicht te sanctioneren. Het COA heeft de mogelijkheid overtredingen van de inhuisregistratie te sanctioneren. Beide sancties zijn in juridische zin naast elkaar mogelijk. Zowel de meldplicht als de inhuisregistratie dient strak en consequent gehandhaafd te worden. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlagen 7 en 8. 4.4
IND Nadat een vreemdeling een afwijzende beschikking heeft ontvangen, stuurt de IND binnen twee werkdagen een overdrachtsdossier (OD) aan de DT&V. Dit OD is voor de DT&V de basis voor het starten van de vertrekprocedure van de vreemdeling. Ontbrekende stukken worden binnen twee werkdagen (in de AA-procedure) of binnen vijf werkdagen (in de VA-procedure) na een daartoe ontvangen verzoek nagezonden. Zowel in de AA-procedure als in de VA-procedure informeert de IND de DT&V over het indienen van een verzoek tot een voorlopige voorziening en beroep na een afwijzende beschikking, de zittingsdatum en de uitspraak in beroep. Ook voorziet de IND de DT&V van aanvullende stukken ten behoeve van het overdrachtsdossier zoals de uitspraak in beroep. Kort voor het vertrek van de vreemdeling vraagt de DT&V aan de IND of de vreemdeling kan vertrekken, een zogenaamde finale vertrekcheck. Elke finale vertrekcheck dient schriftelijk te worden voorgelegd. Voor het verkrijgen van een finale vertrekcheck bij groepsgewijze terugkeer (de overheidsvluchten) wordt de IND vroegtijdig door de DT&V betrokken. Ook heeft de IND een beslissende rol in de beoordeling van de ambtshalve toets buitenschuld indien deze door de DT&V wordt voorgelegd. Ook kan een vreemdeling vanwege medische klachten niet in staat zijn om te reizen of dient onderzocht te worden of er adequate medische behandeling in het land van bestemming voorhanden is. Hiertoe kan een verzoek tot toepassing van artikel 64 Vw2000 worden ingediend. De IND toetst artikel 64 Vw2000 niet eerder dan nadat bij een vreemdeling de rechtsplicht ontstaat om Nederland te verlaten. Zolang de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, kan geen beroep worden gedaan op artikel 64 Vw2000. Het indienen van een verzoek om toetsing aan artikel 64 Vw2000 geeft geen recht op opvang en genereert geen rechtmatig verblijf. Alleen een toekenning Pagina 44 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
van artikel 64 Vw2000 geeft recht op opvang en rechtmatig verblijf. De aanvraag heeft bij inwilliging effect op het vertrekproces en de verlenging van de opvang door het COA. Zowel in de AA-procedure als de VA-procedure wordt, als dit is geïndiceerd, uitstel van vertrek direct verleend. Er zijn twee mogelijkheden waarop een toetsing van artikel 64 Vw2000 tot stand kan komen: 1 Een schriftelijk verzoek om beoordeling van artikel 64 Vw2000; 2 Een ambtshalve beoordeling van artikel 64 Vw2000. Ad 1. Een schriftelijk verzoek om beoordeling van artikel 64 Vw 2000 van een vreemdeling of zijn raadsman dient bij de IND te worden ingediend. De IND handelt het verzoek af door een medisch advies te vragen aan het Bureau Medische Advisering (BMA). Ad 2. De regievoerder van de DT&V meldt aan de IND dat er indicaties zijn die erop kunnen wijzen dat een vreemdeling om medische redenen niet kan reizen en/of bij vertrek een medische noodsituatie zou kunnen ontstaan. Gelijktijdig wordt een door de vreemdeling ondertekende toestemmingsverklaring doorgezet naar de IND. Voor de beoordeling van het verzoek om toepassing van artikel 64 Vw2000 schakelt de IND het Bureau Medische Advisering (BMA) in. De IND meldt het resultaat van het door BMA ingestelde onderzoek alsmede het genomen besluit op het verzoek om toepassing van artikel 64 Vw2000 aan de DT&V. Zoals hierboven reeds is vermeld, schort een beroep op artikel 64 Vw2000 dan wel ambtshalve toetsing aan artikel 64 Vw2000 het stopzetten van de verstrekkingen formeel niet op. Er dient echter altijd een beoordeling plaats te vinden of het medisch gezien verantwoord is dat een beroep op artikel 64 Vw2000 dan wel een ambtshalve toetsing aan genoemd artikel buiten de opvang wordt afgewacht. In het kader van de zorgvuldigheid wordt dit in LTO-verband bezien op grond van de individuele omstandigheden van de vreemdeling. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar bijlagen 7 en 8.
Pagina 45 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlagen
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
IOM VluchtelingenWerk Nederland Caseloadlijst Signaallijst Ketenbreed Calamiteitenteam (KCT) Samenvatting Kaderbrief handhaven 28-dagen termijn Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in AA-procedure Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in VA-procedure Overzicht taken en verantwoordelijkheden Lijst met afkortingen
Pagina 47 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 1: IOM
De medewerkers van IOM geven informatie over de perspectieven van vrijwillig vertrek en de mogelijkheden van IOM om de vreemdeling hierbij te ondersteunen. Wanneer de vreemdeling nog geen keus heeft gemaakt, worden tijdens het gesprek samen met de betrokken vreemdeling de alternatieven afgewogen, waarbij vrijwillige terugkeer als een realistisch alternatief wordt aangeboden. Indien het de wens van een vreemdeling is om het zelfstandig vertrek uit Nederland door IOM te laten faciliteren, wordt getoetst of voldaan wordt aan de voorwaarden van het Return and Emigration of Aliens from the Netherlands (REAN) programma. Indien de migrant een asielverleden heeft, wordt getoetst of hij/zij aan de voorwaarden voldoet voor het project en de Herintegratie Regeling Terugkeer (HRT). IOM levert zoveel als mogelijk haar vertrektrajecten op maat aan de vreemdeling aan. Hierbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie: belemmeringen worden in kaart gebracht en, waar mogelijk, weggenomen. REAN Onder REAN kunnen vreemdelingen gebruik maken van de volgende ondersteuning: • Advies en informatie over terugkeer of hervestiging; • Informatie over mogelijkheden in landen van herkomst; • Assistentie bij het verkrijgen van reisdocumenten; • Begeleiding op Schiphol en indien nodig, tijdens transit en op de luchthaven van bestemming; • Vliegticket en eventuele ‘inland vergoeding’; • Een Ondersteuningsbijdrage (OSB) indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan; • Individuele begeleiding / herintegratie voor AMV, slachtoffers van mensenhandel en/of vreemdelingen met een medische indicatie. Het programma is in de eerste plaats bedoeld voor vreemdelingen die met toestemming van de Nederlandse overheid in Nederland verblijven in afwachting van een beslissing op hun aanvraag tot verblijf of na afwijzing van de aanvraag. Ook vreemdelingen die niet of niet meer in Nederland mogen verblijven of vreemdelingen met een verblijfsvergunning kunnen een beroep op REAN doen. HRT regeling 2012 De Herintegratie Regeling Terugkeer 2012 (HRT) heeft als doel het zelfstandige vertrek uit Nederland van (ex-)asielzoekers te bevorderen en bij te dragen aan duurzame terugkeer naar het land van herkomst of duurzame hervestiging in een derde land. De HRT 2012 wordt uitgevoerd door IOM. De HRT-regeling biedt een extra herintegratiebijdrage van € 1.750 aan een volwassene of AMV en € 880 per meereizend kind, naast de ondersteuningsbijdrage (OSB). De OSB bedraagt € 500 of € 200 voor een volwassene of AMV en € 100 of € 40 per meereizend kind. (Ex-)asielzoekers die aan de REAN en HRT voorwaarden voldoen en die terugkeren naar of zich hervestigen in een land op de HRT landenlijst (zie HRT landenlijst) komen in aanmerking voor HRT. (Ex-)asielzoekers waarvan de verblijfsvergunning is of wordt ingetrokken, door de IND of op eigen initiatief, behoren ook tot de doelgroep.
Pagina 49 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Tevens dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: • De (ex-)asielzoeker doorloopt niet de Algemene Asielprocedure op het moment van de aanvraag; • De (ex-)asielzoeker is niet tot ongewenst vreemdeling verklaard; • De (ex-)asielzoeker heeft geen inreisverbod van meer dan 5 jaar opgelegd gekregen; • De (ex-)asielzoeker is niet veroordeeld voor mensenhandel of -smokkel of een zedendelict; • De aanvraag tot verlening van verblijfsvergunning van de (ex-)asielzoeker is niet afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van Genève; • De (ex-)asielzoeker verblijft op het moment van de aanvraag niet in vreemdelingenbewaring7; • De (ex-)asielzoeker behoort niet tot de ‘Dublin in-claim’ doelgroep. De financiële herintegratieondersteuning onder het HRT 2012 project kan gecombineerd worden met eventueel individuele herintegratieondersteuning in natura. Het gaat hierbij om ondersteuning bij bijvoorbeeld het vinden van een baan, het opzetten van een eigen bedrijf of het volgen van een opleiding. Op de websites van IOM (www.iom-nederland.nl en www.buildyourreturn.nl) is meer actuele informatie te vinden over de voorwaarden van het REAN programma en de HRT regeling en andere herintegratieprojecten. Voor algemene informatie over vrijwillige terugkeer en IOM, kan ook contact worden opgenomen met het informatienummer van IOM: 088 746 44 66. IOM en AMV IOM biedt de mogelijkheid van extra ondersteuning aan (ex-)AMV bij terugkeer, zoals: bemiddeling bij het herstellen van contact met de familie, het adviseren bij herintegratie en het doorverwijzen naar plaatselijke hulpverleningsorganisaties. Onder het UAM-project (Unaccompanied Minor Asylumseeker) van IOM kan extra ondersteuning worden geboden aan (ex-)AMV: • Een herintegratiefonds van maximaal € 4000 voor AMV en € 1.500 voor exAMV, afhankelijk van de mogelijkheden in het land van herkomst en de wensen (opleiding, werktraject, eigen bedrijf). De IOM-missie in het land van herkomst begeleidt de herintegratie; • Additioneel kan een (ex-)AMV in aanmerking komen voor de HRT regeling van € 1.750 in cash; • Indien een (ex-)AMV aan de voorwaarden van HRT en UAM voldoet, mag dit gecombineerd worden; • Het vertalen van relevante documenten, zoals diploma’s, voorafgaand aan vertrek; • AMV kunnen relevante inentingen vooraf aan vertrek vergoed krijgen door IOM. Op de website van IOM (www.iom-nederland.nl) is meer actuele informatie te vinden over het UAM project.
7
(ex-)asielzoekers die vóór de inbewaringstelling een aanvraag voor vertrek bij IOM hebben ingediend, komen wel in aanmerking voor de Herintegratie Regeling Terugkeer. Pagina 50 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
IOM en de DT&V IOM is verantwoordelijk voor haar eigen vertrektrajecten. Gesprekken tussen de vreemdeling en de IOM-medewerker zijn vertrouwelijk. Gegevens worden alleen verstrekt aan derden met toestemming van de vreemdeling. Het verstrekken van informatie is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. De rol van IOM is in de AA-procedure dezelfde als in de VA-procedure. IOM en DT&V hebben afspraken gemaakt over de uitwisseling van gegevens. In een maandelijks overzicht en per dossier verstrekt IOM gegevens aan de DT&V. Bij ondertekening van een Bewijs van Aanvraag (BvA) voor vrijwillig vertrek met IOM, tekent de vreemdeling tevens voor toestemming van de uitwisseling van deze gegevens aan de DT&V. Maandelijks overzicht wordt gegeven over: 1 Nieuw uitgegeven BvA’s; 2 Verlengde BvA’s (1 maand geldig); 3 Vertrokken vreemdelingen; 4 Ingetrokken en afgewezen BvA’s, inclusief antwoord op de volgende vragen: • Heeft de vreemdeling identiteitsdocumenten overgelegd tijdens de BvAperiode? • Heeft IOM een reisdocument aangevraagd tijdens de BvA periode? • Heeft IOM een reisdocument verkregen tijdens de BvA periode? • Zo ja en voor zover bij IOM bekend, is het document geaccepteerd bij vertrek door o.a. de luchtvaartmaatschappij? • Zo nee, en voor zover bij IOM bekend, reisdocument niet verkregen wegens: a andere nationaliteit; b valse of vervalste documenten bij aanvraag reisdocument; c andere redenen, namelijk....; d onbekend. Per dossier • Alle IND-verificaties, voor dossiers van uitgeprocedeerde vreemdelingen waarvoor de 28-dagentermijn is verstreken, worden (na ondertekening BvA) via de IND doorgestuurd aan de DT&V; • Alle intrekkings- en afwijzingsbrieven worden aan de DT&V verzonden; • Na een schriftelijk verzoek kan de DT&V na vertrek van de vreemdeling bij IOM een kopie van het reisdocument opvragen. Na vertrek uit Nederland met IOM worden de DT&V en de IND standaard geïnformeerd over het vertrek via een ‘vertrekbevestiging’, waarvoor de vreemdeling vooraf toestemming heeft gegeven. Verdere informatie kan door IOM zonder toestemming van de vreemdeling- niet worden gedeeld. Bovenvermelde informatie over de status van IOM-dossiers wordt verstrekt aan de DT&V, afdeling Voorbereiden Vertrek Hoofddorp. DT&V Hoofddorp is verantwoordelijk voor het doorgeven van informatie aan regievoerders van de DT&V.
Pagina 51 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 2: VluchtelingenWerk Nederland
VluchtelingenWerk is een onafhankelijke mensenrechtenorganisatie die de belangen van vluchtelingen en asielzoekers behartigt. VluchtelingenWerk biedt praktische begeleiding tijdens de asielprocedure en ondersteunt vluchtelingen en asielzoekers bij het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland. Ook zet de organisatie zich in voor het vergroten van het draagvlak voor vluchtelingen en asielzoekers alsmede een goed asiel- en integratiebeleid, maar wordt wel geconfronteerd met de realiteit dat asielzoekers uitgeprocedeerd raken en geconfronteerd worden met de intrekking van hun verblijfsvergunning. Uitgangspunt voor VluchtelingenWerk is dat terugkeer alleen aan de orde kan zijn voor hen die geen vrees hebben voor vervolging dan wel een wrede of onmenselijke behandeling in het land van herkomst. Daarom zet de organisatie zich in voor een zorgvuldige asielprocedure. Als geen bescherming in Nederland nodig is, mag Nederland verwachten dat (ex-)asielzoekers terugkeren. Zelfstandige terugkeer heeft daarbij de voorkeur. Terugkeer moet volgens VluchtelingenWerk veilig en waardig geschieden. Het is daarbij belangrijk dat er perspectief is op het opbouwen van een bestaan in het land van herkomst. Daarnaast is het van belang dat de (ex-) asielzoeker beschikt over goede informatie over de mogelijkheden voor verblijf in Nederland en de situatie in het land van herkomst. Pas met die informatie kunnen (ex-)asielzoekers een goede keuze maken. VluchtelingenWerk wordt na de vertrekgesprekken met de regievoerder van DT&V veelvuldig geconsulteerd door (ex-)asielzoekers. Zij hebben vragen, twijfels en willen graag een luisterend oor of een second opinion. VluchtelingenWerk voorziet in deze behoefte, onder andere door het voeren van gesprekken met de (ex-) asielzoeker over de (op handen zijnde) afwijzing van een asielaanvraag. Een vluchtverhaalanalyse kan onderdeel uitmaken van deze gesprekken. Enerzijds dient dit als rouwverwerking en acceptatie van de beslissing dat men niet in Nederland kan blijven. Anderzijds heeft dit als doel om uit te sluiten dat asielzoekers niet ten onrechte naar een onveilige situatie worden teruggestuurd. Sinds maart 2012 maakt VluchtelingenWerk onderdeel uit van het samenwerkingsverband Duurzame Terugkeer op Maat. De rol van VluchtelingenWerk is onder andere het geven van voorlichting aan en het begeleiden van (ex-)asielzoekers wiens asielverzoek is afgewezen. Indien terugkeer aan de orde is, verwijst VluchtelingenWerk door naar organisaties die zich specifiek op terugkeer richten, zoals Maatwerk bij Terugkeer en IOM.
Pagina 53 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 3: Caseloadlijst
Pagina 55 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Pagina 56 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 4: Signaallijst
Signaallijst RAO: Datum voorleggen aan RAO/Deelberaad Asiel: LTO/azc/*gemeente (verblijf): Naam / telefoonnummer regievoerder DT&V: Naam / telefoonnummer medewerker Politie: Naam / telefoonnummer casemanager COA: Reden voorlegging RAO: О vragen/knelpunten/onduidelijkheden over het te volgen gemeenschappelijk beleid О verschillen van inzicht tussen de (keten)partners die de voortgang hinderen О verzoeken om af te wijken van de kaders zoals gesteld in de Leidraad О voorlegging van individueel dossier in het kader van calamiteiten, incidenten en publicitaire gevoeligheden О melding stopzetting verstrekkingen door het COA buiten de DT&V caseload termijnoverschrijding О verwachte problemen mbt (terug)plaatsing van vreemdeling op een locatie О overig, te weten:
*Indien het voorlegging individuele dossiers betreft: V-nummer Naam Geboortedatum Alleenstaand/*Gezinssituatie Land van herkomst/ nationaliteit Huidige stand van de procedure Verwijderbaar/*ontruimbaar sinds OVR/Inreisverbod ‘zwaar’/1F
: : : : : : : :
Geef hieronder dan wel in het vertrekplan een kort overzicht van de stand van zaken waar in ieder geval de onderstaande aspecten in terug te vinden zijn: Totaal aantal gevoerde gesprekken: Houding van de vreemdeling tijdens de gesprekken: Reis- en identiteitsdocumenten of kopieën ervan aan/afwezig: Vertrekmogelijkheden / stand van zaken m.b.t. LP: IBS/VBL mogelijkheid: Is er sprake van de aanwezigheid van een netwerk (denk aan familieleden met status?): Pagina 57 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Medische aspecten: Risicoanalyse:
Inhoud vraag/verzoek/opmerking aan RAO:
Beslispunt/oplossingsrichting vanuit LTO:
Standpunt RAO:
Deadline reactie RAO: Terugkoppeling naar LTO d.d.:
Pagina 58 van 73
(in principe 5 werkdagen)
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 5: Ketenbreed Calamiteitenteam
Inleiding Binnen de vreemdelingenketen bestaat al geruime tijd aandacht voor calamiteiten, zoals psychische problemen, ernstige verstoringen van de openbare orde en rust en veiligheid, honger- en dorststakingen, suïcide, suïcidepoging en suïcidedreiging bij en door vreemdelingen. In het Vreemdelingen Beleidsoverleg van 22 oktober 2012 is de nota met betrekking tot de inrichting van het Ketenbrede Calamiteitenteam (KCT) goedgekeurd. Daarin is afgesproken dat de genoemde ketenpartners het KCT direct informeren over calamiteiten, ongeacht het intensiteitsniveau, zodat eventueel handelen niet door een gebrekkige informatieoverdracht wordt gehinderd. Het procesprotocol KCT bestaat uit een samenvoeging van de protocollen van de verschillende ketenpartners, waarbij aansluiting is gezocht bij het bestaande protocol: ‘Coöperatie bij calamiteiten in de vreemdelingenketen’ van 24 oktober 2011 van het COA, de DT&V en de IND. In dit protocol staan ketenbrede afspraken over hoe de partners in de vreemdelingenketen, te weten COA, DT&V, IND en DJI elkaar over dit onderwerp informeren en waar nodig met elkaar samenwerken. Het KCT is actief sinds 1 mei 2013. Het KCT bestaat uit COA, DT&V, IND en DJI. De Politie neemt geen deel aan het KCT. Iedere organisatie heeft zijn eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de uitvoering van het vreemdelingenbeleid, onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Iedere organisatie vervult zijn rol zelfstandig maar in samenspraak met en afhankelijkheid van de ketenpartners. Door de raakvlakken tussen de primaire processen zijn ook de bedrijfsvoeringsprocessen van de ketenpartners met elkaar verbonden. Het KCT legt verantwoording af aan de opdrachtgever, de DG Vreemdelingenzaken, via de voorzitter van het Deelberaad Asiel. Doelstelling KCT Het KCT ondersteunt de staande organisaties. Het primaire doel van het KCT is naast het stabiliseren van calamiteiten ook het voorkomen (van escalatie) van calamiteiten. Adequate informatieuitwisseling is hierbij essentieel. Het gezamenlijk functioneren draagt bij aan een snelle uitwisseling van gegevens en snelle interventie. Door te werken met een centrale database, kunnen trends gesignaleerd en geanalyseerd worden. Periodiek zal het KCT de werkzaamheden en de samenwerking in de keten evalueren. Organisatie KCT Het Ketenbreed Calamiteitenteam bestaat uit vier medewerkers van de IND, vier medewerkers van de DT&V die middels een vastgesteld piketrooster beschikbaar zijn, en twee medewerkers van het COA. Het team is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar. De aansturing geschiedt door de (roulerend) voorzitter van het Deelberaad Asiel, die tevens eindverantwoordelijk is voor het functioneren van het KCT. Coördinatie van calamiteiten binnen de keten Het begrip calamiteit Elke organisatie binnen de vreemdelingenketen kan te maken krijgen met calamiteiten. Onder een calamiteit wordt verstaan: Elke situatie waarin door een handeling van een vreemdeling - of een dreiging daarmee - een gevaar voor zichzelf en/of anderen ontstaat of kan ontstaan. Pagina 59 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Gezien de vele verschijningsvormen is het niet mogelijk om te definiëren wat in dit kader precies als calamiteit moet worden aangemerkt. Het uitvoeren van het vreemdelingenbeleid, waar het afwijzen van aanvragen tot verblijf en terugkeer een wezenlijk onderdeel van uitmaakt, kan bij de vreemdeling een negatieve reactie uitlokken. Elke ketenpartner heeft haar eigen interne afspraken op welke signalen zij interveniëren. Gezien het belang van efficiënte informatieoverdracht en uniforme toepassing van het protocol is afgesproken dat het KCT altijd geïnformeerd wordt, ongeacht de aard en intensiteit van de calamiteit. Vier intensiteitsniveaus: Vanwege de veelheid en het uiteenlopende karakter kan er niet op alle signalen geacteerd worden. Er worden vier intensiteitsniveaus onderscheiden: 1 De vreemdeling geeft signalen af, bijvoorbeeld door lichaamstaal, waaruit blijkt dat er wellicht een risico is op het ontstaan van een calamiteit; 2 Uit een mondelinge of schriftelijke mededeling van de vreemdeling of zijn gemachtigde blijkt een risico op een calamiteit; 3 de vreemdeling heeft bepaalde handelingen verricht, die wijzen op een serieus risico op een calamiteit; 4 De vreemdeling heeft handelingen verricht waardoor een calamiteit is ontstaan - bijvoorbeeld een suïcidepoging - waardoor onmiddellijk actie nodig is. Het maken van een melding – intensiteitsniveau 1 en 2 Indien een medewerker van één van de ketenpartners constateert dat er sprake is van één van de hierboven genoemde situaties, wordt hiervan melding gemaakt bij het KCT. De medewerker van het KCT beoordeelt de melding op intensiteitsniveau en zet zo nodig direct acties uit. Bij meldingen die vallen onder intensiteitsniveau 1 en 2 zal er in principe geen interventie gepleegd worden. Medewerkers van alle betrokken ketenpartners hebben echter wel een meldplicht aan het KCT wanneer zij op de hoogte zijn van een dreigende calamiteit, dus ook met een laag intensiteitsniveau. Het KCT bepaalt in deze wel (met het oog op het voorkomen van calamiteiten) welke ketenpartners hierover geïnformeerd worden en of inzet van het KCT, ondanks het lage intensiteitsniveau, geboden is. Tevens wordt de informatie opgeslagen in de centrale database, zodat deze ook met de betrokken ketenpartners zal worden gedeeld. Het is belangrijk dat deze informatie voor alle ketenpartners direct beschikbaar is, zodat het ontstaan van calamiteiten zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Meldingen van intensiteitsniveau 1 en 2 worden ook met de plaatselijke LTO’s gedeeld, zodat in brede kring oplossingen kunnen worden gezocht. Het maken van een melding – intensiteitsniveau 3 en 4 Bij meldingen van intensiteitsniveau 3 en 4 wordt na onderlinge afstemming direct actie ondernomen door het KCT, dat hiervoor is gemandateerd. Deze actie richt zich in eerste instantie op het stabiliseren van de ontstane calamiteit, zodat de betrokken organisaties verder kunnen gaan met de reguliere taken. De zaakverantwoordelijke medewerker/regievoerder uit het primaire proces blijft verantwoordelijk voor de zaak. Het KCT treedt niet in de verantwoordelijkheid van de staande organisaties. De COA locatiemanager blijft verantwoordelijk voor de leefbaarheid en veiligheid op de COA-locatie. Dat geldt eveneens voor de inrichtingsdirecteur van de DJI-locatie. Bij het beoordelen van de signalen wordt afgegaan op de deskundigheid van de individuele medewerker die dagelijks met de vreemdeling te maken heeft. Voorts is elke organisatie ervoor verantwoordelijk een intern proces in te richten dat ervoor zorgt dat het KCT onverwijld wordt geïnformeerd als zich een calamiteit voordoet. Pagina 60 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Handelwijze bij calamiteiten Stap 1: melding bij het KCT De calamiteit wordt gemeld via de mailbox van de betreffende organisatie. Stap 2: eerstelijns actie van het KCT Het KCT neemt contact op met de melder en verzamelt onder meer de volgende informatie: • Waar doet de calamiteit zich voor? • Wanneer is de calamiteit begonnen? • Van wie is het signaal gekomen/wie heeft de calamiteit geconstateerd? • Wat is de identiteit (inclusief v-nummer) van de vreemdeling die de calamiteit veroorzaakt? • Wat is de aard van de calamiteit (honger-dorststaking, suïcidedreiging of anderszins)? • Heeft het handelen van de vreemdeling een bepaald doel? Zo ja: welk doel? • Welke acties zijn reeds ondernomen? • Wie is het aanspreekpunt ter plaatse? • Is er sprake van opvang en zo ja welke? Eventueel kan het KCT de melder vragen een te formeren begeleidingsteam te adviseren en/of een logboek bij te houden van de handelingen die plaatsvinden. Aan de hand van deze informatie bepaalt het KCT het intensiteitsniveau van de melding en wordt bepaald of inzet van het KCT noodzakelijk is. Stap 3: daadwerkelijke inzet KCT Indien geoordeeld wordt dat inzet van het KCT noodzakelijk is, zal de medewerker van het KCT de voorzitter van het Deelberaad Asiel als eerstverantwoordelijke voor het KCT en de directies van de betrokken ketenpartners onverwijld informeren over de inzet en de te nemen of de reeds ondernomen acties. Vanaf de melding van de calamiteit tot aan de beëindiging van de inzet van het KCT wordt door de leden van het KCT voortdurend contact onderhouden met de zaakverantwoordelijke medewerkers (casemanagers). Bij het COA en de DT&V zullen dit veelal de medewerkers zijn die reeds contact hebben (gehad) met de vreemdeling. Bij de IND zal contact worden opgenomen met de unitmanager van de betreffende unit waar het dossier in behandeling is, zodat deze een casemanager kan aanwijzen. De aangewezen casemanager van de IND buigt zich met urgentie over het dossier van de betreffende vreemdeling, en neemt zo nodig met voorrang een inhoudelijke beslissing in het dossier. Hij/zij houdt het KCT hiervan op de hoogte. Het KCT onderhoudt de contacten met de vreemdeling en/of een contactpersoon (gemachtigde). Het KCT zal alleen contact hebben met gemachtigde over de calamiteit zelf. De casemanager is verantwoordelijk voor de inhoudelijke contacten. De inspanningen van het KCT zijn er op gericht een (dreiging van de) calamiteit te stabiliseren c.q. te beëindigen. Over de wijze waarop het KCT in gesprek gaat met de vreemdeling worden eerst afspraken gemaakt met een eventueel begeleidingsteam op locatie, of - als dit relevant is - met ketenpartners op locatie. Urgentie in een dossier houdt pas op wanneer het KCT de casemanager en de keten heeft geïnformeerd over de afloop van de zaak. De casemanager bepaalt na afstemming met het KCT de verdere dossierrouting. Stap 4: de afronding Het KCT informeert de keten en de casemanagers over de afloop van een interventie. In overleg wordt besloten hoe lang begeleiding van het KCT noodzakelijk is. Pagina 61 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Omgang met de media Communicatie over calamiteiten is voorgehouden aan de afdeling Persvoorlichting van het ministerie van Veiligheid en Justitie, die hierover contact onderhoudt met de hoofddirectie van de verschillende ketenpartners.
Pagina 62 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 6: Samenvatting Kaderbrief Handhaven 28-dagen termijn
Op 4 november 2010 hebben de DT&V, de Politie, het COA en de IND de opdracht gekregen de 28-dagen termijn zo strikt mogelijk te hanteren en voor personen die geen recht op opvang hebben deze zo snel mogelijk te beëindigen en indien nodig tot ontruiming over te gaan. Voor de uitvoering wordt maximaal gebruik gemaakt van de bestaande samenwerking en overlegstructuren, de LTO’s, RAO’s en het DA (voorheen Afstemmingsoverleg). Er is een projectteam samengesteld met vertegenwoordigers met voldoende mandaat van de betrokken uitvoeringsorganisaties: DT&V, Politie, COA, IND en DMB. Het COA heeft een projectleider geleverd. Het projectteam heeft een aantal korte termijn maatregelen getroffen waaronder het wegwerken van de voorraad van het huidige aantal vreemdelingen dat mogelijk onrechtmatig in de opvang verblijft, zodat de uitvoerende organisaties waar dat van toepassing is de beëindiging van de opvangvoorzieningen, dan wel ontruiming, dan wel verwijdering voortvarend te laten plaatsvinden. De uitvoering zal logischerwijs in de uitvoerende afdelingen en locaties van de betreffende organisaties plaatsvinden. De uitvoerende organisaties nemen elk de verantwoordelijkheid voor hun eigen taken en stemmen deze met elkaar af binnen het LTO en schalen zo nodig op via de gebruikelijke lijn. De huidige regelgeving ten aanzien van verantwoordelijkheden en bevoegdheden laat het volgende beeld zien. • De IND beslist over de toelating en de vertrektermijnen. De IND levert informatie over verblijfsrecht en verwijderbaarheidsinformatie (via de BVV) aan de andere organisaties. Wanneer een rechtbank een uitspraak doet, dan wordt deze aan de IND gezonden, waarmee de IND de verblijfs- en verwijderbaarheidsinformatie aanpast. • De rechtbanken toetsen het besluit van de minister aan het geldende recht wanneer beroep is ingesteld. • Het recht op opvang eindigt van rechtswege. • Het COA is verantwoordelijk voor het stopzetten van de Rva, maar vanuit de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid op locatie blijft het COA (financiële) voorzieningen verstrekken totdat de vreemdeling vertrokken blijkt of daadwerkelijk ontruimd is. • Het COA houdt een gesprek met de vreemdeling kort voor het eindigen van de opvangvoorzieningen c.q. plaatsing in de VBL en informeert de Politie. • Indien het COA vanuit de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid van de opvang constateert dat een vreemdeling onrechtmatig in de opvang verblijft, dan informeert het COA hierover de Politie. • Op grond van artikel 45 van de Vw2000 is de Politie bevoegd tot (en daarmee verantwoordelijk voor) ontruiming, wanneer de vreemdeling niet uit zichzelf de opvang verlaat. Het COA heeft geen bevoegdheid om te ontruimen. • De Politie is belast met het vreemdelingentoezicht. De Politie is bevoegd om binnen te treden, maar deze bevoegdheid is beperkt tot het geval dat een vreemdeling daadwerkelijk wordt uitgezet en daartoe het betreden van een plaats noodzakelijk is.
Pagina 63 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
•
•
•
De Politie is bevoegd tot inbewaringstelling van vreemdelingen en tot het opmaken van een (digitaal) bericht omtrent het vertrek (M100). Medewerkers van het COA zijn geen ambtenaren. Het COA is niet belast met het toezicht op vreemdelingen en is niet bevoegd om binnen te treden. Indien het COA vanuit de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid van de opvang constateert dat een vreemdeling uit zichzelf de opvang heeft verlaten, dan informeert het COA hierover de Politie. De DT&V is verantwoordelijk voor het vertrektraject en niet voor het beëindigen van de opvangvoorzieningen.
Verder is elke organisatie verantwoordelijk voor de eigen managementinformatie en het correct informeren van de andere uitvoeringsorganisatie. Indien na het verlopen van de 28-dagentermijn ontruimd moet worden met de sterke arm, dan voert de Politie een controle uit zodra het COA vaststelt dat de vreemdeling niet is vertrokken. Het COA informeert de Politie. Beëindiging van de opvangvoorzieningen dan wel ontruiming wordt uitgevoerd binnen de grenzen van het geldende beleid. Het COA heeft een coördinerende rol voor de aanpak op de korte termijn. Dit past bij het feit dat het COA verantwoordelijk is voor het beëindigen van de opvangvoorzieningen, voor de gang van zaken op de opvanglocaties en voor de bewonersadministratie. Het COA heeft hiermee het mandaat om een coördinerende rol op zich te nemen ten aanzien van de eigen doorstroom en uitstroom en om de ketenpartners zo nodig aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. De DT&V houdt de regierol ten aanzien van het vertrekproces. Noodzakelijk is dat de betrokken partijen dezelfde en juiste juridische uitgangspunten hanteren. In dit verband wordt opgemerkt dat de begrippen ‘verwijderbaar’ en ‘geen recht op opvang’ niet dezelfde betekenis hebben. Deze begrippen blijken in de praktijk veelal door elkaar gebruikt te worden, wat kan betekenen dat ten onrechte niet wordt overgegaan tot beëindiging van de opvang. Op de lange termijn zal de projectgroep knelpunten inventariseren en verbetervoorstellen doen ten aanzien van een uitvoeringskader en de informatievoorziening. Het doel hiervan is het opstellen van een heldere praktische taakverdeling en verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van het gezamenlijke ontruimings- en verwijderingsproces, met als doel het voortvarend realiseren van vertrek uit de opvang dan wel vertrek uit Nederland. Ook zal de projectgroep met een voorstel komen ten aanzien van het door de IND zo vroeg mogelijk opvoeren in het systeem van uitspraken van de rechtbanken in alle procedures. Tot slot wordt hierbij opgemerkt dat de 28-dagentermijn zo strikt mogelijk wordt gehanteerd, maar wel in goed bestuurlijk overleg.
Pagina 64 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 7: Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in AAprocedures
Pagina 65 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Pagina 66 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 8: Schematisch overzicht vertrekprocedure DT&V in VAprocedures
Pagina 67 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Pagina 68 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 9: Overzicht taken en verantwoordelijkheden
Instantie
Politie
COA
IND
DT&V
LTO
RAO
DA
(AVIM) Taken Identificatieonderzoek
X
Identiteitsonderzoek
X
Toezicht
X
Handhaving openbare orde
X
Opleggen meldplicht
X
Versturen OD dossier
X
Leveren herstelverzuim OD
X
Labelen AA
X
Labelen VA
X
Verwijzen naar IOM
X
Voeren gesprek stopzetten
X
X
verstrekkingen Ontruimingsbrief gemeente
X
Actueel houden vertrekplan
X
Uitreiken informatiepakket terugkeer
X
Analyse vertrekopties en activiteiten
X
LP opdracht indienen
X
Melden termijnoverschrijding
X
Advisering m.b.t. termijnoverschrijding
X
Opschalen termijnoverschrijding
X
Beslissen termijnoverschrijding vanuit
X
RAO, implementatie landelijke doelstellingen, vaststelling ketenbrede afspraken, vaststelling prioriteiten DT&V informeren zittingsdatum Indienen LP bij diplomatieke
X X
vertegenwoordiging Rappelleren LP
X
Gemeentebrief (mits niet MOB)
X
Kopie gemeentebrief naar COA
X
Opleggen maatregel ex artikel 56
X
Vw2000 Pagina 69 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Instantie
Politie
COA
IND
DT&V
(AVIM) Afweging IBS/maatregel IBS/opheffen
X
IBS Verzorgen opvang vreemdelingen
X
COL /POL verzorging maaltijden,
X
onderdak, begeleiding Verstrekkingen volgens Rva regeling
X
Voeren gesprekken
X
Opheffen Rva regeling
X
Ontruiming
X
Aankomstreservering VBL
X
Verzoek vervoer naar VBL
X
Vorderen reisdocumenten
X
X
DT&V informeren over vovo en beroep
X
DT&V informeren over uitspraak
X
Finale vertrekcheck bij IND
X
Schriftelijke uitnodiging voor
X
vertrekgesprek Verzoeken tot aanvullend ID-onderzoek
X
Uitreiken kopie stukken zoals ingediend
X
bij diplomatieke vertegenwoordiging Organiseren / plannen presentatie
X
Uitnodiging voor presentatie
X
Terugkoppeling presentatie aan
X
regievoerder Terugkoppeling presentatie aan
X
vreemdeling Doorzenden dossier naar VBL, GL of
X
detentielocatie Informeren van Politie (AVIM) inzake
X
ontruiming Informatie aanleveren tbv vulling
X
Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ Vulling (intern) Model M118
X
‘aanmeldformulier vreemdeling’ Digitale verzending Model M118 ‘aanmeldformulier vreemdeling’ naar TISOV Pagina 70 van 73
X
X
LTO
RAO
DA
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Instantie
Politie
COA
IND
DT&V
LTO
RAO
DA
X
X
X
X
X
X
(AVIM) Aandragen zaak voor MDT Voorleggen ambtshalve toets artikel 64
X
Vw2000 Voorleggen ambtshalve advies buiten
X
schuld Voorleggen ambtshalve signalering B8 Beoordeling ambtshalve toets artikel
X X
64 Vw2000 Beoordelen ambtshalve toets buiten
X
schuld Beoordelen ambtshalve toets
X
schrijnendheid Beoordelen ambtshalve toets B8
X
Pagina 71 van 73
DEFINITIEF | Leidraad Terugkeer & Vertrek | 16 januari 2015
Bijlage 10: Lijst met afkortingen
AA Algemene Asielprocedure AVIM Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel AMV Alleenstaande Minderjarige Vreemdeling BCV Bureau Coördinatie Vreemdelingenzaken BMA Bureau Medische Advisering BvA Bewijs van Aanvraag BVV Basisvoorziening Vreemdelingen COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers COL Centrale Ontvangstlocatie CSZ Commissie Schrijnende Zaken DA Deelberaad Asiel DGVz Directeur Generaal Vreemdelingenzaken DJI Dienst Justitiële Inrichtingen DMB Directie Migratiebeleid DT&V Dienst Terugkeer & Vertrek DV&O Dienst Vervoer & Ondersteuning GCA Gezondheidscentrum Asielzoekers GGV Gesloten Gezinsvoorziening GL Gezinslocatie HOvJ Hulpofficier van Justitie HRT Herintegratie Regeling Terugkeer IBS Inbewaringstelling IND Immigratie- en Naturalisatiedienst IOM Internationale Organisatie voor Migratie KCT Ketenbreed Calamiteitenteam KMar Koninklijke Marechaussee KWE/KWG Kleine Wooneenheid / Kleine Woongroep LP Laissez Passer LTO Lokaal Terugkeeroverleg MDO Multidisciplinair Overleg MDT Multidisciplinair Team MTV Mobiel Toezicht Veiligheid OD Overdrachtsdossier OSB Ondersteuningsbijdrage POL Proces Opvanglocatie PST Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures RAO Regionaal Afstemmingsoverleg REAN Return and Emigration of Aliens from the Netherlands ROV Regeling Onthouding Verstrekkingen RVA Regeling Verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen RVT Rust- en Voorbereidingstermijn TISOV Tijdelijk Informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen UAM Unaccompanied Minor Asylumseeker UOD Uiterste Overdrachtsdatum VA Verlengde Asielprocedure VBL Vrijheidsbeperkende Locatie VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten VOVO Voorlopige Voorziening VVH Versterking Vreemdelingentoezicht en Handhaving VWN VluchtelingenWerk Nederland Pagina 73 van 73