Leidraad Preventief Medisch Onderzoek van werkenden
2
© nvab 2005, 2008 (toevoeging wbo in par. 4.2)
Niets in deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
isbn 90 76721 09 2
Uitgave NVAB Kwaliteitsbureau NVAB Postbus 2113 3500 GC Utrecht telefoon 030-2845750 fax 030-2943644 e-mail
[email protected] web www.nvab-online.nl Eindredactie M. Lebbink A. Vethman Auteur A.N.H. Weel Vormgeving en opmaak CO3 (T. van Lieshout) Coverfoto Digital Vision
Inhoudsopgave Voorwoord
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
a c h t e rgronde n e n uitg a ng spunten
2
pr o c e sb e schrij v ing pm o
Aanleiding voor de Leidraad Begripsbepaling Manco’s in de PAGO-praktijk Van PAGO naar PMO Kerndoelen Kwaliteitscriteria
Opzet procesbeschrijving Fase 1 Oriëntatie en besluitvorming Fase 2 Voorbereiding Fase 3 Uitvoering: individugerichte activiteiten Fase 4 Uitvoering: groepsgerichte activiteiten Fase 5 Evaluatie en vervolgplanning 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
8 0 10 10 11 12
14 17 23 29 36 39
to e li cht ing b ij proce sb e sch rijving Toelichting bij Actie A Toelichting bij Actie B Toelichting bij Actie F Toelichting bij Actie H Toelichting bij Actie I Toelichting bij Actie J Toelichting bij Actie L Toelichting bij Actie M Toelichting bij Actie N
Projectgroep opzetten en consulteren Doelen kiezen Inhoud vaststellen Uitvoering plannen Screeningstest uitvoeren Signaleringsvragenlijst invullen Aanvullend diagnostiek uitvoeren Individugerichte interventies adviseren Groepsanalyse en groepsrapportage opstellen
4 v e r a n t woording 4.1 Ontwikkelproces 4.2 Wettelijk kader van preventief medisch onderzoek 4.3 Literatuur
42 43 45 45 46 47 47 47 49
54 55 60
inhoudsopgave
3
4
leidraad preventief medisch onderzoek
Voorwoord De voor u liggende Leidraad is bedoeld als ondersteuning bij de opzet en uitvoering van preventief medisch onderzoek van werkende mensen. Daarbij is de bedrijfsarts een centrale en onmisbare professional. Maar hij kan deze hoofdrol alleen vervullen als ook de werkgever (en opdrachtgever) en de werknemers actief bij de opzet van het preventief medisch onderzoek betrokken zijn. Bovendien zal vaak de inzet van andere deskundigen nodig zijn. Deze Leidraad is daarom niet beperkt tot het handelen van de bedrijfsarts, maar geeft ook aan wat van andere ‘partijen’ wordt verwacht, opdat de bedrijfsarts zijn rol in het proces van het preventief medisch onderzoek optimaal kan vervullen. 5 De Leidraad moet een krachtige impuls geven aan het arbeidsgezondheidskundig onderzoek in Nederland. Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, waarvan sprake is in artikel 18 van de Arbowet, wordt in deze Leidraad geplaatst in het bredere kader van een bedrijfsgezondheidsprogramma dat ook individu- en groepsgerichte interventies omvat. Dat programma bestaat uit een preventief medisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende interventies en het kan meerdere cycli van activiteiten omvatten. Alleen als het onderzoek en de uitkomsten daarvan werkelijk als basis voor actie gaat fungeren, kan medisch onderzoek echt preventief zijn. Het belang van preventie wordt extra vergroot doordat veel mensen langer aan het werk zullen blijven dan tot voor kort het geval was. Effectieve preventie betekent daarom: langer gezond doorwerken. De Leidraad is bedoeld voor allen die bij besluitvorming, opzet en uitvoering van preventief medisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende interventies betrokken kunnen zijn. Dat zijn op de eerste plaats bedrijfsartsen vanwege hun centrale rol bij het preventief medisch onderzoek. Daarnaast is de Leidraad te raadplegen door andere arboprofessionals, de werkgever, daartoe aangewezen en geschoolde werknemers, en de werknemersvertegenwoordiging. Hoofdstuk 1 geeft een schets van de achtergronden en uitgangspunten bij deze Leidraad. Hoofdstuk 2 bevat de daadwerkelijke procesbeschrijving: een gedetailleerd overzicht van de fasen en acties die tijdens het preventief medisch onderzoek doorlopen worden. Hoofdstuk 3 bevat inhoudelijke toelichtingen bij de acties die in hoofdstuk 2 beschreven zijn. Hoofdstuk 4 biedt verantwoording voor de ontwikkeling van deze Leidraad.
voorwoord
6
leidraad preventief medisch onderzoek
1
ACHTERGRONDEN EN UITGANGSPUNTEN
achtergronden en uitgangspunten
7
1 Achtergronden en uitgangspunten 1.1 Aanleiding voor de Leidraad Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek van werknemers in Nederland is toe aan vernieuwing en verbetering. Het moet weer aantrekkelijk worden voor bedrijven en instellingen. Dat is de kern van de conclusies van het rapport Het Kind en Het Badwater van het Kwaliteitsbureau NVAB (2004). Het rapport beveelt de ontwikkeling van een Leidraad aan. 8 Preventief medisch onderzoek van werknemers kan alleen bijdragen tot gezondheidswinst als – gegeven de doelen die men wil bereiken - het juiste onderzoek wordt uitgevoerd en als daarop de juiste interventies volgen. Deze Leidraad is een procesbeschrijving van de activiteiten die in dat kader nodig zijn. De Leidraad omvat daarom meer dan wat gebruikelijk is bij werknemersonderzoek zoals dat in Nederland traditioneel met de term PAGO wordt aangeduid. Dat meerdere blijkt in drieërlei opzicht:
1 Vrijwillig en verplicht onderzoek De Leidraad beschrijft de optimale handelwijze voor het preventief medisch onderzoek van personen die beroepsarbeid verrichten. Dat omvat het vrijwillig arbeidsgezondheidskundig onderzoek bedoeld in artikel 18 van de Arbowet of in diverse bepalingen van het Arbobesluit. Maar het preventief medisch onderzoek omvat ook onderzoek waaraan de werknemer zich moet onderwerpen op grond van wet- en regelgeving buiten de Arbowet (bijvoorbeeld de Wet Luchtvaart, het Besluit Personenvervoer, de Spoorwegwet, het Besluit Stralingsbescherming). Deze “verplichte periodieke keuringen” hebben een doelstelling die heel goed past binnen de in paragraaf 1.5 geformuleerde kerndoelen. De doelstelling van de verplichte keuringen is zelfs nog iets ruimer: het gaat bij een aantal functies niet alleen om de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer zelf, maar ook van die van derden.1]
2 Arbeids- en persoonsgebonden risico’s Bij het vaststellen van de inhoud van het onderzoek zijn niet alleen in de arbeid gelegen gezondheidsrisico’s richtinggevend, maar ook persoonsgebonden gezondheidsfactoren die voor individuele of groepen werknemers in combinatie met arbeid een gezondheidsrisico kunnen opleveren. Voorbeelden zijn: een matige fysieke of psychische conditie, een
1]
Aanstellingskeuringen worden daarentegen buiten beschouwing gelaten. Hier is de Wet op de Medische Keuringen van toepassing. De procedure wordt beschreven in de Leidraad Aanstellingskeuringen (2005).
leidraad preventief medisch onderzoek
chronische aandoening, of riskante leefgewoonten. Deze persoonsgebonden factoren, die deels met gedrag en leefstijl samenhangen, kunnen ingrijpende consequenties hebben voor het functioneren in arbeid. Deels zijn zij beïnvloedbaar, bijvoorbeeld door training, medische behandeling, of verandering van gedrag op en buiten het werk. Daarmee is de klassieke risico-inventarisatie en - evaluatie niet langer het exclusieve uitgangspunt voor het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Dit is een breuk ten opzichte van de Leidraad PAGO van de SKB (1997), die als ondertitel had: “Het beslissingsproces van RI&E naar PAGO beschreven”.
3 Onderzoek en interventies De Leidraad omvat uiteraard het medisch onderzoek van werknemers, maar daarnaast ook de interventies die daaruit voortvloeien. Onderzoek alleen leidt niet tot gezondheidswinst. Deze nieuwe Leidraad is dus meer dan de zoveelste leidraad PAGO. Het is een hulpmiddel voor de opzet van preventieve gezondheidsprogramma’s in bedrijven, die niet alleen vroege signalering, maar ook – waar nodig - diagnostiek en preventieve activiteiten omvatten. Een strakke en nauwkeurige procesbeschrijving is een noodzakelijke voorwaarde voor de verbetering van de praktijk. Het is ook een voorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek naar kwaliteit en effectiviteit van preventief medisch onderzoek. Met behulp van de Leidraad wordt de uitvoeringspraktijk toetsbaar en onderzoekbaar. De procesbeschrijving zelf is nieuw ontwikkeld en derhalve nog niet wetenschappelijk getoetst. Uitgangspunten voor deze Leidraad zijn de huidige state of the art, zoals beschreven in de Handwijzer voor het PAGO (zie ww.nvab-online.nl onder Projecten), de gebundelde inzichten van bedrijfsartsen (via een projectgroep, commentaarronden onder bedrijfsartsen, alsmede een uitvoeringstoets verkregen) en van andere betrokkenen (deskundigen, werkgevers, werknemers). Voor de in deze Leidraad vermelde onderzoeksmethoden en interventies worden evidence-based aanbevelingen gegeven.
1.2 Begripsbepaling Het gaat in de Leidraad om alle medisch onderzoek van werknemers met een primair of secundair preventief doel, en de daarop aansluitende acties (interventies) om preventie en gezondheidswinst te realiseren. Dit onderzoek wordt internationaal aangeduid als workers’ health surveillance: preventieve gezondheidsbewaking van werknemers. Het interventiedeel wordt min of meer afgedekt met het begrip workplace health promotion: gezondheidsbevordering die gebruik maakt van de structuur van de arbeidsorganisatie. Onderzoek, acties, procesevaluatie en effectmeting worden samengevat in de ene term ‘bedrijfsgezondheidsprogramma’.
achtergronden en uitgangspunten
9
1.3 Manco’s in de PAGO-praktijk De praktijk rond het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) in Nederland laat veel te wensen over. Er is onduidelijkheid en verwarring over doelen, methoden en instrumenten. Veel werkgevers voldoen niet of niet meer aan hun verplichtingen op grond van de Arbowet. De overheid handhaaft de wettelijke PAGO-verplichting niet of nauwelijks: de Arbeidsinspectie kijkt alleen nog of PAGO in het contract met de bedrijfsarts/ arbodienst is opgenomen, en gaat niet na of er sprake is van daadwerkelijke uitvoering.
10
Het aantal werknemers dat een PAGO krijgt aangeboden lijkt langzaam maar zeker af te nemen. De werkgevers / afnemers zijn niet tevreden over de prijs-kwaliteit-verhouding en kunnen gemakkelijk onder hun wettelijke verplichting uit komen. De werknemers vinden dat het PAGO weinig voorstelt: het onderzoek is voor hen soms een soort ritueel dat verder nauwelijks consequenties heeft. De aanbiedende bedrijfsartsen/arbodiensten weten niet goed raad met deze ontwikkelingen. Feit is dat PAGO niet meer hoog op de lijst van producten van arbodienstverlening staat. Daarnaast ontbreekt het bij PAGO vaak aan continuïteit. In tegenstelling tot wat de P van Periodiek doet vermoeden, is veel PAGO een ad hoc gebeuren, waarbij geen link wordt gelegd met andere activiteiten binnen het bedrijfsgezondheidsbeleid. Ernstiger is het vaak achterwege blijven van het vooraf expliciet stellen van doelen. Daardoor is evaluatie achteraf niet goed mogelijk, en valt er ook geen zinnig woord te zeggen over de effectiviteit. Wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van PAGO ontbreekt. In de literatuur hebben wij geen systematische review over de effectiviteit van workers’ health surveillance aangetroffen. De vraag naar een evidence-based PAGO wordt evenwel steeds nadrukkelijker gesteld. Welke argumenten hebben professionals om werknemers en werkgevers te doen geloven dat PAGO bijdraagt tot de gezondheid van de bedrijfspopulatie, en niet alleen in extreme arbeidssituaties met grote gezondheidsrisico’s, waar een arbeidshygiënische aanpak vermoedelijk effectiever is?
1.4 Van PAGO naar PMO In een gebrekkige uitvoering, maar ook in het gemis aan harde wetenschappelijke bewijzen voor de effectiviteit, liggen redenen om tot een vernieuwing en ‘protocollering’ van de uitvoeringspraktijk te komen. Daarbij doet zich een unieke kans voor om het beperkte kader dat het Nederlandse PAGO sedert 1994 kenmerkt (“alleen de in de arbeidssituatie gelegen gezondheidsrisico’s zijn bepalend voor het onderzoek”) te verlaten en nieuwe visies op integraal gezondheidsmanagement, nationaal en internationaal, onder de loep te nemen
leidraad preventief medisch onderzoek
en in de nieuwe werkwijze te integreren. Bovendien moet PAGO aantrekkelijk worden voor werkgevers om erin te investeren, en voor werknemers om eraan deel te nemen. Het mag niet achterwege blijven op plaatsen waar het echt geïndiceerd is. Dit alles vereist zorgvuldige afstemming tussen alle betrokkenen over doelen, methoden en kwaliteitscriteria. Een breedgedragen consensus, uitmondend in een helder protocol en toetsbare kwaliteitscriteria, is nodig om een basis te leggen voor een betere uitvoeringspraktijk. Gelet op de nieuwe wegen die de Leidraad kiest, is er aanleiding om een nieuwe naam te kiezen die zoveel mogelijk recht doet aan de gekozen uitgangspunten. Daarnaast moet de naam duidelijk zijn, niet te lang, en herkenbaar voor een breed publiek. Na ampele discussies is gekozen voor “preventief medisch onderzoek”. Met ‘preventief’ wordt benadrukt dat onderzoek alléén niet volstaat: interventies zijn nodig om preventie te realiseren. Met ‘medisch’ wordt de centrale rol van de bedrijfsarts onderstreept. Het eerste kerndoel is immers de preventie van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen. Het woord ‘onderzoek’ is in de naam gehandhaafd. De relatie met het werk, die in de term ‘arbeidsgezondheidskundig’ tot uitdrukking werd gebracht, wordt niet meer afzonderlijk genoemd, omdat ook andere dan in de arbeid gelegen factoren (die wél arbeidsrelevant kunnen zijn) het onderzoek bepalen. Het gaat evenwel steeds om preventief medisch onderzoek ‘van werknemers’, zoals in de toevoeging tot uitdrukking wordt gebracht.
1.5 Kerndoelen Een fundamentele vernieuwing is de introductie van de drie kerndoelen voor het preventief medisch onderzoek: 1 preventie van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen bij individuele en groepen werknemers 2 bewaken en bevorderen van de gezondheid van individuele en groepen werknemers in relatie tot het werk 3 bewaken en verbeteren van het functioneren en de inzetbaarheid van individuele medewerkers. De kerndoelen stimuleren alle betrokkenen om zich vooraf de kritische vraag te stellen wat men nu precies met een PMO voor een bepaalde organisatie wil bereiken. De drie kerndoelen gelden voor elk PMO. Afhankelijk van de bedrijfssituatie en de gezondheidsrisico’s kan een bepaald kerndoel in een gegeven situatie een hogere prioriteit krijgen. Het hanteren van de kerndoelen bij de opzet en de uitvoering van het PMO is daarmee een essentieel kwaliteitscriterium geworden. De gekozen onderzoeksmethoden en inter-
achtergronden en uitgangspunten
11
venties moeten gebaseerd zijn op tenminste één van de drie kerndoelen. Het wordt nu mogelijk om de effectiviteit van een PMO te bepalen, doordat bij de evaluatie kan worden nagegaan in hoeverre de kerndoelen zijn bereikt.
1.6 Kwaliteitscriteria Een bedrijfsgezondheidsprogramma is geen eenmalige activiteit, maar heeft een cyclisch karakter. In elke cyclus worden in principe de vijf fasen van het PMO doorlopen.
12 • • • • •
Het International Labour Office te Geneve heeft een aantal randvoorwaarden en kwaliteitseisen geformuleerd voor workers’ health surveillance (ILO 1999). Deze randvoorwaarden zijn: workers’ health surveillance is onderdeel van een groter geheel, waarbij de nadruk ligt op primaire, soms op secundaire preventie de basis van workers’ health surveillance is risk assessment uitvoering dient altijd plaats te vinden op individueel én collectief niveau doelstellingen dienen vooraf te worden geformuleerd het vinden van afwijkingen moet tot adequate actie leiden. Deze randvoorwaarden hebben mede ten grondslag gelegen aan het formuleren van de Leidraad.
1 2 3 4
5 6 7 8 9
Een concreet programma voor workers’ health surveillance moet volgens de ILO voldoen aan vier criteria: noodzaak relevantie wetenschappelijke validiteit effectiviteit. De projectgroep die de ontwikkeling van de Leidraad coördineerde voegt hieraan de volgende meer praktische criteria toe: doelmatigheid in de uitvoering (beheersen van kosten en benodigde tijd) uitvoerbaarheid binnen het bedrijf (geen hinderlijke verstoring van werkprocessen) acceptatie door de individuele werknemer (goede voorlichting vooraf) subsidiariteit (de gekozen onderzoeksmethoden en interventies zijn de beste gegeven de omstandigheden) proportionaliteit (de belasting als gevolg van de uitvoering van het onderzoek is redelijk in verhouding tot de te verwachten resultaten).
leidraad preventief medisch onderzoek
2
PROCESBESCHRIJVING PMO
leidraad preventief medisch onderzoek
13
2 Procesbeschrijving PMO Opzet procesbeschrijving Ideaaltypisch beeld
14
De procesbeschrijving in dit hoofdstuk staat centraal in de Leidraad. Per fase wordt geschetst hoe een preventief medisch onderzoek optimaal wordt gerealiseerd. De ene fase levert hierbij steeds ingrediënten op die organisatie en professionals nodig hebben om de volgende fase in te kunnen gaan. Zo ontstaat een ideaaltypisch beeld, gebaseerd op consensus en praktijkervaring, dat – daar wetenschappelijk bewijs vooralsnog ontbreekt – pretendeert op dit moment de best practice te zijn. De Leidraad kan zo als meetlat voor kwaliteit fungeren.
Toepasbaar op alle organisaties De Leidraad heeft betrekking op alle typen arbeidsorganisaties, bedrijven en instellingen: klein, middelgroot en groot. Kortheidshalve spreken we in de Leidraad steeds van “het bedrijf”. De procesbeschrijving is goed toepasbaar op middelgrote en grote organisaties (50+ bedrijven). Overigens zullen niet voor alle organisaties steeds alle activiteiten binnen de beschreven procesfasen van toepassing zijn. Voor kleinere bedrijven kan een andere wijze van uitvoering wenselijk zijn. Zo is het voor een kleine organisatie praktischer om geen projectgroep in te stellen, maar een coördinator of projectmanager, die nauw samenwerkt met de bedrijfsarts. Brancheorganisaties kunnen met name aan kleine bedrijven ondersteuning bieden, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de inhoud van het preventief medisch onderzoek, het te kiezen instrumentarium en het doorlopen van de cyclus.
Vijf fasen Het proces van realisering van één cyclus van een preventief medisch onderzoek (een bedrijfsgezondheidsprogramma) omvat vijf fasen. Iedere fase kent één of meer acties. Deze zijn in de beschrijving aangeduid met een doorlopende belettering, om verwijzingen te vergemakkelijken. Binnen één fase kunnen verschillende acties soms gelijktijdig plaatsvinden. Elke actie sluit af met een concreet resultaat. In hoofdstuk 3 staan inhoudelijke toelichtingen op de acties die in de procesbeschrijving uiteengezet worden.
leidraad preventief medisch onderzoek
Fase 1 a b c d
Oriëntatie en besluitvorming projectgroep opzetten en consulteren doelen kiezen budgettaire mogelijkheden vaststellen beslissing nemen
Fase 2 e f g h
Voorbereiding taken verdelen inhoud vaststellen instanties en professionals contracteren uitvoering plannen
Fase 3 i j k l m
Uitvoering: individugerichte activiteiten screeningstest uitvoeren signaleringsvragenlijst invullen functionele geschiktheid onderzoeken aanvullende diagnostiek uitvoeren individugerichte interventies adviseren
15
Fase 4 Uitvoering: groepsgerichte activiteiten n groepsanalyse en groepsrapportage opstellen o groepsinterventies uitvoeren Fase 5 Evaluatie en vervolgplanning p evalueren en vervolg plannen
procesbeschrijving pmo
Case Kolba Om de praktische vertaling van de soms abstracte procesbeschrijving te vergemakkelijken, is case Kolba toegevoegd. Bij elke actie staat een beschrijving van de concrete manier waarop deze actie in het bedrijf Kolba is uitgevoerd.
Case Kolba
Situatiebeschrijving
Kolba International is een bedrijf met vestigingen in Nederland, Denemarken en Oostenrijk, dat dieselmotoren voor zware voertuigen (landbouwmachines, bussen en vrachtwagens) produceert. In totaal werken er 1600 mensen. Het bedrijf zag zijn omzet de laatste vijf jaar met 40% stijgen, maar verwacht een kentering als de Betuwelijn in gebruik wordt genomen.
16
In de Nederlandse vestiging van Kolba, gevestigd te Nederpoort, werken 220 medewerkers. Hier werkt men aan de technische verbetering van dieselmotoren voor vrachtwagens. In testsituaties wordt voortdurend gelet op de samenstelling van de uitlaatgassen. Daarnaast is er ook een groot meet- en controlestation voor voertuigen die eerder door Kolba zijn geleverd. Het bedrijf is sinds 1994 aangesloten bij de gecertificeerde arbodienst Ganymedes en is in het algemeen tevreden over de dienstverlening. De nieuwe maatwerkregeling was voor Kolba geen reden om het contract met de arbodienst ter discussie te stellen. Het verzuimpercentage was in 2004 5,7%, dat was 0,2% hoger dan in 2003. Per afdeling zijn er grote verschillen in het verzuim.
a b c d
Eind 2004, begin 2005 is er weer een risico-inventarisatie en –evaluatie verricht. De RI&E-rapportage uit maart 2005 stelt vier prioriteiten: terugdringing van de blootstelling van medewerkers aan uitlaatgassen vermindering van de blootstelling aan schadelijk lawaai nadere analyse van de verzuimverschillen klimaatregeling en aanpak van luchtwegklachten in een van de kantoorafdelingen. Voor het eerste risico is in het plan van aanpak afzuigapparatuur voorgesteld, voor het tweede het dragen van otoplastieken (gehoorbeschermers op maat die in de uitwendige gehoorgang moeten worden geplaatst). Voor de twee andere problemen wordt een preventief medisch onderzoek (PMO) aanbevolen. (Het vorige medewerkersgezondheidsonderzoek, toen nog PAGO genoemd, dateert van 1999.)
leidraad preventief medisch onderzoek
Fase 1
Oriëntatie en besluitvorming
Actie A
Projectgroep opzetten en consulteren
Projectgroep opzetten -
Er kunnen verschillende aanleidingen voor een preventief medisch onderzoek zijn: het management neemt het initiatief tot een preventief medisch onderzoek de werknemers vragen om een preventief medisch onderzoek de bedrijfsarts adviseert het preventief medisch onderzoek. Voor de eerste oriëntatie op een mogelijke start van een preventief medisch onderzoek stelt het management een interne projectgroep in. Bij een klein bedrijf kan in plaats daarvan een personeelslid worden aangesteld als coördinator of projectmanager. Bij het instellen van de projectgroep dient men zich te realiseren dat zowel interne als externe uren van de leden gebudgetteerd moeten worden. De projectgroep (of de –coördinator) onderzoekt de wenselijkheid en de uitvoerbaarheid van een preventief medisch onderzoek. Bovendien bewaakt de projectgroep het proces in de verschillende fasen. De bedrijfsarts is steeds adviserend lid van de projectgroep. Andere kerndeskundigen2] kunnen eveneens adviserend lid zijn. (Meer informatie over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in paragraaf 3.1: Toelichting bij Actie A) Resultaat Een projectgroep of projectcoördinator die verantwoordelijk is voor de opzet en uitvoering van het periodiek medisch onderzoek is door het management ingesteld.
Consulteren De projectgroep vormt zich een beeld van mogelijke doelen en wijzen van uitvoering van het preventief medisch onderzoek door zich intern en extern te informeren.
• • • • • •
Intern in de organisatie consulteert de projectgroep: het management, de werknemersvertegenwoordiging, de leidinggevenden en de afdeling personeel en organisatie. De volgende binnen het bedrijf aanwezige informatiebronnen kunnen geconsulteerd worden: een recente personeelsenquête of medewerkerstevredenheidsonderzoek recente verslagen van werkoverleg het sociaal jaarverslag van de afgelopen twee jaren recente personeelsstatistieken (leeftijdsopbouw, aanstelling, verzuim, verloop, afkeuring) de meest recente rapportage van de risico-inventarisatie en –evaluatie een recente verzuimanalyse.
2]
Kerndeskundige volgens artikel 14 en 20 van de Arbowet.
procesbeschrijving pmo
17
Extern consulteert de projectgroep: kerndeskundigen en de brancheorganisatie. Resultaat De projectgroep heeft inzicht in: • de doelstellingen voor het preventief medisch onderzoek • het draagvlak daarvoor binnen de organisatie • de praktische haalbaarheid.
Case Kolba 18
Actie A Projectgroep opzetten en consulteren
Het plan van aanpak spreekt van uitvoering van de acties in het voorjaar van 2005. Het bedrijf twijfelt echter nog aan de ernst van de risico’s en heeft dan ook nog geen actie ondernomen. Zomer 2005 stelt de OR de uitkomsten van de RI&E en het plan van aanpak met het PMO-advies opnieuw aan de orde. In de overlegvergadering volgt een stevige discussie. De argumenten van de OR dat het niet langer verantwoord is om de aanpak van de problemen uit te stellen zijn overtuigend. Het management neemt het initiatief tot een preventief medisch onderzoek. In dezelfde vergadering wordt een interne projectgroep ingesteld. Deze bestaat uit een lid van het MT (dat P&O in portefeuille heeft), de arbocoördinator, en de secretaris van de OR. Men besluit nog de eigen veiligheidskundige van Kolba voor de projectgroep uit te nodigen. Voor de projectgroepleden wordt een urenbudget vastgesteld en voor het project de looptijd. Er wordt een eerste vergadering gepland voor over een week. De secretaris van de OR zal de bedrijfsarts van Ganymedes uitnodigen om als adviserend lid in de projectgroep zitting te nemen. Na een week komen de vijf leden van de projectgroep bijeen. De OR-secretaris heeft het nodige voorwerk gedaan en ervoor gezorgd dat iedereen van tevoren het RI&E-rapport, het sociaal jaarverslag over 2003 en 2004, de verzuimcijfers vanaf 2001 en de resultaten van een werkdrukenquête van een HBO-student P&O uit 2004 heeft kunnen doorlezen. De projectgroep maakt een lijst van problemen die aandacht verdienen bij het PMO. De bedrijfsarts adviseert hierover nadere informatie te verzamelen door intern (bij medewerkers en leidinggevenden) en extern (arbeidshygiënist en arboverpleegkundige van Ganymedes) mensen te raadplegen. Er wordt een taakverdeling gemaakt.
leidraad preventief medisch onderzoek
Actie B
Doelen kiezen
De projectgroep maakt een globaal bedrijfsgezondheidsprogramma, waarin de kerndoelen en de bedrijfsspecifieke doelen zijn benoemd. Elk periodiek medisch onderzoek heeft drie kerndoelen, waarvan er één kan prevaleren: 1 Preventie van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen bij individuele en groepen werknemers 2 Bewaken en bevorderen van de gezondheid van individuele en groepen werknemers in relatie tot het werk 3 Bewaken en verbeteren van het functioneren en de inzetbaarheid van individuele medewerkers De bedrijfsspecifieke doelen die het bedrijf kiest, moeten passen in de kerndoelen, maar kunnen er een uitwerking van zijn. (Meer informatie over kerndoelen en bedrijfsspecifieke doelen in paragraaf 3.2: Toelichting bij Actie B).
• • • • •
Het globale bedrijfsgezondheidsprogramma bevat ook een globale beschrijving van het preventief medisch onderzoek, inclusief de te verwachten interventies. Daartoe maakt de projectgroep gebruik van: algemene informatie over wettelijke eisen t.a.v. arbeidsgezondheidskundig onderzoek algemene informatie over kerndoelen van preventief medisch onderzoek eerder preventief medisch onderzoek van werknemers van het bedrijf lopende gezondheidskundige interventies voor groepen werknemers de bij Actie A vermelde informatiebronnen. De projectgroep legt het globale bedrijfsgezondheidsprogramma voor aan management en werknemersvertegenwoordiging. Zij stelt het voorstel bij op grond van de ontvangen reacties. Resultaat Een globaal bedrijfsgezondheidsprogramma is door management en werknemersvertegenwoordiging vastgesteld. Daarin zijn de kerndoelen en de bedrijfsspecifieke doelen voor het preventief medisch onderzoek opgenomen.
procesbeschrijving pmo
19
Case Kolba
Actie B Doelen kiezen
Na een week komt de projectgroep opnieuw bijeen. Er blijkt binnen het bedrijf, zowel bij MT als medewerkers en leidinggevenden, voldoende draagvlak voor een PMO. De bedrijfsarts geeft een (anoniem) overzicht van de beroepsziekten die hij de afgelopen twee jaar heeft gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Het betreft voornamelijk aandoeningen van het bewegingsapparaat (14x). Voorts 2x een huidaandoening en 2x een luchtwegaandoening. Die cijfers zijn niet erg hoog te noemen, gezien de aard en omvang van het bedrijf. De projectgroep beziet nu de kerndoelen voor PMO. Kerndoel 2: het bewaken en bevorderen van de gezondheid van individuele en groepen werknemers in relatie tot het werk, acht men het meest van toepassing op de problemen. Dit kerndoel krijgt dan ook de hoogste prioriteit. Veel mensen hebben immers gezondheidsklachten. De projectgroep is van mening dat de werkomstandigheden daar zeker een deel van kunnen verklaren, maar niet alles. Veel medewerkers hebben minder gezonde leefgewoonten: bijna 70% rookt meer dan tien sigaretten per dag (vooral in de productieafdelingen) en velen zijn te zwaar.
20
Als bedrijfsspecifieke doelen kiest men: Terugdringing van het percentage rokers tot minder dan 50% vóór eind 2006. Aandacht voor gezonde voeding op alle afdelingen. Een bedrijfsprogramma “gezond bewegen”. Analyse van de verzuimverschillen en aanpak van de oorzaken, om te beginnen op de afdelingen met meer dan 7,5% verzuim. e Analyse en aanpak van de luchtwegklachten op kantoor. a b c d
De gekozen doelen worden uitgewerkt tot een globaal bedrijfsgezondheidsprogramma. De projectgroep legt dit voorstel voor aan management en OR. Het management reageert enthousiast. De OR mist de aanpak van de lawaaiproblemen en de uitlaatgassen. De projectgroep stelt dat de aanpak daarvan direct van start kan gaan en niet op het PMO hoeft te wachten. Na enig discussiëren over en weer voegt men toch de bewaking van het gehoor van de medewerkers op de meetafdelingen toe aan het globale programma, alsmede – op advies van de arbeidshygiënist – de vroege opsporing van effecten van blootstelling aan uitlaatgassen.
leidraad preventief medisch onderzoek
Actie C
Budgettaire mogelijkheden vaststellen
Op basis van het in Actie B opgestelde globale bedrijfsgezondheidsprogramma maakt de projectgroep een voorlopige en globale schatting van de kosten van het preventief medisch onderzoek. Daarbij worden ook de te verwachten interventies en de te verwachten opbrengsten betrokken. Zo mogelijk weegt de projectgroep de geschatte kosten af tegen het beschikbare budget. Bij de schatting van de kosten maakt de projectgroep gebruik van: • interne consultaties • branche-informatie • kostenramingen van de bedrijfsarts/arbodienst of van andere dienstverlenende instellingen. De projectgroep gaat na of externe cofinanciering van het preventief medisch onderzoek mogelijk is, bijvoorbeeld door een zorgverzekeraar. Resultaat Een schatting van kosten en financieringsbronnen (intern en extern) op basis van het globale bedrijfsgezondheidsprogramma is door de projectgroep opgesteld.
Case Kolba • • • • • • • • • •
Actie C Budgettaire mogelijkheden vaststellen
De projectgroep begroot de kosten van het PMO als volgt: budget interne en externe projectgroepleden budget eigen medewerkers tbv organisatorische taken voorlichtingscampagne PMO individuele onderzoeken bij 220 medewerkers a ¤ 175 extra tijd externe deskundigen voor overleg en rapportage kosten groepsrapportage antirookcampagne (uit te besteden) campagne beweging en voeding stelpost individuele interventies onvoorzien Totaal
¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤
p.m. p.m. 3.500 38.500 6.400 2.200 11.000 7.200 15.000 5.000 88.800
Er wordt gezocht naar mogelijke cofinanciering via het arboconvenant voor de Mobiliteitsbranche (geen resultaat) en via de collectieve verzekeraar van Kolba. Deze laatste gaat, behalve het verzuim, per 1 januari 2006 ook optreden als collectieve zorgverzekeraar voor het personeel van Kolba en hun gezinnen. Gelet op de sterke nadruk op een gezonde levensstijl ziet de verzekeraar wel een mogelijkheid tot schadelastreductie, indien het PMO zijn doelen behaalt. Men zegt een aanmoedigingssubsidie van ¤ 17.500 toe. Blijft over: ¤ 71.300 (+ pm-posten) door het bedrijf zelf te financieren.
procesbeschrijving pmo
21
Actie D
Beslissing nemen
De projectgroep brengt aan het management en de werknemersvertegenwoordiging verslag uit van haar werkzaamheden in Actie A tot en met C. Zij presenteert daartoe: • de resultaten van de consultatie • het globale bedrijfsgezondheidsprogramma • de voorlopige schatting van de kosten. Vervolgens adviseert de projectgroep over de mogelijke start van het preventief medisch onderzoek.
22
De werknemersvertegenwoordiging bepaalt haar standpunt over het verslag en het advies en brengt dit standpunt over aan het management. Als het management overweegt af te wijken van het advies van de projectgroep, vindt hierover overleg met de projectgroep plaats. De bedrijfsarts beoordeelt de consequenties van eventuele afwijkingen van het advies in professioneel en ethisch opzicht. Resultaat Het besluit om wel of niet over te gaan tot voorbereiding en uitvoering van het preventief medisch onderzoek is door het management genomen.
Case Kolba
Actie D Beslissing nemen
In de eerstvolgende overlegvergadering brengt de projectgroep verslag uit. Men presenteert de doelen en de voorlopige kostenraming, alsmede de toegezegde ondersteuning van de zorgverzekeraar. Naar inhoud zal het PMO een set vragenlijsten over gezondheid, leefstijlfactoren en werk omvatten, alsmede – bij groepen werknemers - een screening van het gehoor en de longfunctie. Serumcholesterol en bloeddruk worden bij alle medewerkers gemeten, maar er wordt op advies van de bedrijfsarts niet bij iedereen een ECG gemaakt. Dat gebeurt alleen op indicatie van eventuele klachten. Met dat laatste heeft de OR wel wat moeite, maar uiteindelijk toont men zich ontvankelijk voor de argumenten van de bedrijfsarts. Het management besluit, gehoord de projectgroep en de reactie van de OR, om over te gaan tot voorbereiding en uitvoering van het PMO.
leidraad preventief medisch onderzoek
Fase 2
Voorbereiding
Actie E
Taken verdelen
De projectgroep maakt een voorstel voor de toewijzing van taken voor het vaststellen van de inhoud (Actie F) en het plannen van de uitvoering (Actie G) van het preventief medisch onderzoek aan interne en externe personen of instanties. Externe expertise, bijvoorbeeld van de bedrijfsarts, wordt vaak ingezet bij de keuze van valide en betrouwbare onderzoeksmethoden en bij de uitvoering van het onderzoek. De projectgroep maakt bij het maken van het voorstel gebruik van: • het globale bedrijfsgezondheidsprogramma (zie Actie B) • de voorlopige schatting van de kosten (zie Actie C) • reeds lopende contracten met externe deskundigen of deskundige diensten. De projectgroep legt het voorstel voor de taakverdeling voor aan het management. Het management wijst de taken toe. Resultaat De taken voor het vaststellen van de inhoud en het plannen van de uitvoering zijn toegewezen aan interne of externe personen of instanties.
Case Kolba
Actie E Taken verdelen
De projectgroep krijgt nu formeel de opdracht van het MT om het preventief medisch onderzoek voor te bereiden en de uitvoering ervan te coördineren. De projectgroep wijst de bedrijfsarts van arbodienst Ganymedes aan als de expert die zwaarwegend advies zal uitbrengen omtrent de inhoud van het PMO. Met name gaat het hier om de keuze van de onderzoeksmethoden. De bedrijfsarts zal ook bij de uitvoering en rapportage een centrale rol spelen. De arbeidshygiënist van de arbodienst zal adviseren bij het vaststellen van de inhoud. De arboverpleegkundige zal worden ingezet bij de voorlichting vooraf, en in de uitvoeringsfase, met name bij de individugerichte advisering. Voor wat betreft de voorziene groepsinterventies (voeding, beweging, antirookcampagne) gaat de bedrijfsarts een voorstel voor de aanpak maken. De arbodienst zou hier een rol kunnen spelen, maar waarschijnlijk moeten er ook zaken worden uitbesteed. Dan wijst de projectgroep nog een aantal taken toe aan eigen medewerkers van Kolba. Het betreft hier organisatorische taken: de voorlichting voor leidinggevenden en medewerkers, de tijdsplanning, en de locatie. Men besluit om een aantal bedrijfsruimtes in te richten als onderzoeksunit voor het PMO. Het management gaat akkoord met de opgestelde taakverdeling.
procesbeschrijving pmo
23
Actie F
Inhoud vaststellen
De projectgroep stelt een voorstel op voor de inhoud van het preventief medisch onderzoek: het bedrijfsgezondheidsprogramma. De bedrijfsarts adviseert de projectgroep daarbij.
• • • • 24
• • • •
De bedrijfsarts maakt voor zijn advies gebruik van de volgende zaken: het globale bedrijfsgezondheidsprogramma (zie Actie B) de voorlopige schatting van de kosten (zie Actie C) de wettelijke eisen t.a.v. arbeidsgezondheidskundig onderzoek de voor het bedrijf relevante wettelijke eisen t.a.v. geschiktheidsonderzoek voor specifieke functies informatie over algemene gezondheidsrisico’s in het bedrijf informatie vanuit de sociaal-medische begeleiding van werknemers van het bedrijf de relevante richtlijnen van de NVAB en van andere organisaties (NHG-Standaarden voor huisartsen; richtlijnen CBO voor specialisten; richtlijnen Nederlandse Hartstichting) informatie van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (registratierichtlijnen; adviezen t.a.v. gezondheidsbewaking bij de preventie van beroepsziekten).
De bedrijfsarts adviseert de projectgroep over wel of geen opname in het programma van de volgende onderdelen: • screening: de bedrijfsarts gaat na of er een indicatie is voor een screenende vragenlijst of een screeningstest, en zo ja, of er een vragenlijst of test voorhanden is die aan de criteria voldoet. (Meer informatie over screeningscriteria in paragraaf 3.3: Toelichting bij Actie F) • onderzoek naar de functionele geschiktheid: de bedrijfsarts gaat na of er sprake is van functies waarvoor een medisch onderzoek wettelijk verplicht is (zie Actie K), en zo ja, welke voor deze functies de specifieke functie-eisen zijn en welke aspecten van de belastbaarheid in het onderzoek aan de orde moeten komen. Ook adviseert de bedrijfsarts over de groepsindeling voor de groepsrapportage. Bijvoorbeeld door medewerkers te groeperen van wie de taken, de arbeidsomstandigheden of de organisatorische setting vergelijkbaar zijn. Het is raadzaam groepen samen te stellen die voor de organisatie herkenbaar zijn, zodat op basis van de rapportage een goede interventie gekozen kan worden. De projectgroep legt het bedrijfsgezondheidsprogramma met daarin de uitgewerkte inhoud van het preventief medisch onderzoek en de groepen waarover gerapporteerd zal worden, voor aan het management en de werknemersvertegenwoordiging. In overleg met de projectgroep en de bedrijfsarts kan het management wijzigingen aanbrengen in de inhoud. Indien het management op onderdelen wil afwijken van het advies van de bedrijfsarts en de projectgroep, wordt de reden hiervan schriftelijk vastgelegd ten
leidraad preventief medisch onderzoek
behoeve van de evaluatie. De bedrijfsarts werkt niet mee aan onderzoek dat op professionele of ethische gronden als zinloos of schadelijk moet worden aangemerkt. Resultaat Het bedrijfsgezondheidsprogramma is door het management vastgesteld. Daarin is de inhoud van het preventief medisch onderzoek vastgelegd.
Case Kolba
Actie F Inhoud vaststellen
De bedrijfsarts gaat een advies over de inhoud van het PMO opstellen. De eerder geformuleerde bedrijfsspecifieke doelen zijn hiervoor zijn belangrijkste uitgangspunt. Verder maakt hij gebruik van de wettelijke eisen inzake arbeidsgezondheidskundig onderzoek en gaat hij na of er binnen Kolba functies voorkomen waarvoor een medisch onderzoek verplicht is. Hij verzamelt de beschikbare bedrijfsinformatie. Welke beroepsziekten heeft hij de afgelopen jaren gemeld? Hij raadpleegt de richtlijnen die van toepassing zijn. Vanwege de beoogde aanpak van klachten aan de luchtwegen betreft dat hier de NVAB-richtlijn Astma en COPD, met name de paragrafen over preventie. Voorts kunnen de registratierichtlijnen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten hier van nut zijn. De bedrijfsarts zoekt hier bij ‘door chemische agentia veroorzaakte beroepsziekten’ en bij ‘beroepslongaandoeningen’. Om gezondheidsklachten en leefgewoonten goed in kaart te brengen kiest de bedrijfsarts voor de basisvragenlijst uit het Modellenboek van SKB Vragenlijst Services, toe te passen bij alle werknemers. Zo wordt het mogelijk om afdelingen te vergelijken op gezondheid en werkbeleving, hetgeen kan bijdragen aan de verklaring van de verzuimverschillen tussen afdelingen. Voor de meetafdelingen en de kantoorafdeling met luchtwegklachten wordt de gezondheidsmodule Luchtwegen als vragenlijst gekozen.
• •
• • •
Voor alle medewerkers worden de volgende onderzoeken geselecteerd: biometrisch onderzoek: lichaamsgewicht en –lengte, ter bepaling van de Body Mass Index orgaanfunctieonderzoek: bloeddrukmeting. Voor de medewerkers op de meetafdelingen wordt daaraan nog toegevoegd: toonaudiometrie spirometrie (FEV1 en FVC) uitscheiding van 1-hydroxypyreen in de urine: een methode om de interne blootstelling aan dieseluitlaatgassen, met name polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) te meten; het betreft hier een zeer gevoelige en specifieke screeningsmethode.
procesbeschrijving pmo
25
•
De medewerkers op de kantoorafdeling met luchtwegklachten krijgen als aanvullend onderzoek: spirometrie (FEV1 en FVC). Urineonderzoek op 1-hydroxypyreen kan hier achterwege blijven, omdat arbeidshygiënische metingen op deze kantoorafdeling geen blootstelling aan dieseluitlaatgassen hebben aangetoond. Kolba heeft 12 chauffeurs in dienst. Zij maken testritten met de voertuigen en doen ook internationaal expeditiewerk. Voor hen wordt het wettelijk verplichte onderzoek van het gezichtsvermogen (visus en gezichtsvelden) in het PMO opgenomen.
26 Bij het uitwerken van de inhoud maakt de bedrijfsarts een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de kosten. Hij slaagt erin binnen het begrote bedrag van ¤ 38.500 te blijven (¤ 175 per medewerker), mede doordat lichamelijk onderzoek bij dit PMO niet bij alle medewerkers wordt verricht, maar alleen op indicatie van klachten. Samen met de projectgroep stelt de bedrijfsarts de groepsindeling op ten behoeve van de groepsrapportage. Gelijke functiegroepen worden zoveel mogelijk bijeengenomen. Men streeft naar groepsgroottes van 15 tot 50 personen. De projectgroep licht het voorstel toe aan management en OR. Er is nog enige discussie over het al of niet inzetten van een stressvragenlijst, maar uiteindelijk ziet men daarvan af, omdat dat onderwerp voldoende aan bod komt in de basisvragenlijst. MT en OR gaan akkoord met het voorstel voor de inhoud van het PMO.
leidraad preventief medisch onderzoek
Actie G
Instanties en professionals contracteren
De projectgroep vraagt offertes aan externe instanties en/of professionals. Zij maakt daarbij gebruik van de opgestelde taakverdeling (zie Actie E) en de vastgestelde inhoud van het preventief medisch onderzoek (zie Actie F). De projectgroep adviseert het management over de ontvangen offertes. Nadat het management over de offertes heeft beslist, draagt de projectgroep zorg voor het opstellen van de contracten met de dienstverleners. Het management ondertekent de contracten met de dienstverleners. Resultaat De afspraken met externe instanties en/of professionals (arbodienst, bedrijfsarts) zijn contractueel vastgelegd.
Case Kolba
Actie G Instanties en professionals contracteren
De projectgroep vraagt de arbodienst om offerte uit te brengen. Ganymedes baseert zich op de eerdere kostenraming en brengt de volgende offerte uit: • • • •
individuele onderzoeken bij 220 medewerkers a ¤ 175 extra tijd externe deskundigen voor overleg en rapportage kosten groepsrapportage onvoorzien Totaal
¤ ¤ ¤ ¤ ¤
38.500 6.400 2.200 3.000 50.100
Uitgangspunt bij deze offerte is dat de arbodienst optreedt als tussenpersoon tussen het bedrijf en de instantie die de vragenlijsten verwerkt en analyseert. Na een positief advies van de projectgroep gaat het MT akkoord met deze offerte. Kolba en Ganymedes ondertekenen het contract inzake de ondersteuning bij de realisering van dit PMO.
procesbeschrijving pmo
27
Actie H
Uitvoering plannen
De projectgroep voert overleg over de planning met alle bij de uitvoering betrokken personen (zie Actie E). Het management neemt het vastgestelde bedrijfsgezondheidsprogramma, inclusief het tijdsschema, op als een vast onderdeel van jaarplan (management preview) en jaarverslag (management letter).
28
De projectgroep organiseert de introductie en voorlichting van het preventief medisch onderzoek bij de werknemers van het bedrijf. De projectgroep richt zich daarbij vooral op uitleg en toelichting omtrent de doelen en de consequenties van het preventief medisch onderzoek. Als er sprake is van functies waarvoor een wettelijk verplicht medisch onderzoek geldt (zie Actie F), dan worden de betrokken werknemers vooraf uitdrukkelijk geïnformeerd over de mogelijke consequenties van deze aspecten van het preventief medisch onderzoek voor het vervullen van de functie. (Meer informatie over de rechten van werknemers in paragraaf 3.4: Toelichting bij Actie H) Resultaat De uitvoering van het preventief medisch onderzoek is door de projectgroep gepland.
Case Kolba
Actie H Uitvoering plannen
In de wekelijkse bijeenkomst voor leidinggevenden wordt de planning van het PMO op de agenda gezet. De projectgroep licht het PMO-voorstel toe en de bedrijfsarts gaat kort in op de inhoud. Als periode van uitvoering week 45 t/m 49. De onderzoekseenheid op het bedrijf kan maximaal 11 werknemers per dag onderzoeken, gedurende vier dagen per week. Men verwacht een hoge opkomst gezien vroegere ervaringen. De projectgroep coördineert de voorlichting en instructie van de medewerkers. Deze activiteiten starten in week 42. Het PMO komt op de agenda van alle werkoverleggen. Verder zijn er aparte bijeenkomsten, folders, affiches en artikelen in het personeelsblad. Er wordt een aparte bijeenkomst georganiseerd voor de 12 chauffeurs. De projectgroep draagt ook zorg voor een planning per afdeling en per werknemer. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van leidinggevenden en medewerkers.
leidraad preventief medisch onderzoek
Fase 3
Uitvoering: individugerichte activiteiten
In de procesbeschrijving van de uitvoering van het preventief medisch onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de individugerichte (Fase 3) en de groepsgerichte (Fase 4) activiteiten en interventies.
1 2 3 4
Afhankelijk van het bedrijfsgezondheidsprogramma (zie Actie F) kunnen de volgende individugerichte activiteiten worden ingezet: screeningstest uitvoeren signaleringsvragenlijst invullen functionele geschiktheid onderzoeken aanvullende diagnostiek uitvoeren. De eerste drie activiteiten worden vaak gelijktijdig uitgevoerd. De vierde volgt eventueel uit de eerste drie.
Actie I
Screeningstest uitvoeren
In het preventief medisch onderzoek kunnen screeningstesten worden ingezet voor onderzoek naar: – vroege gezondheidseffecten van blootstelling in de arbeidssituatie – risicofactoren die aan de persoon van de werknemer zijn verbonden. De bedrijfsarts heeft de screeningstest getoetst aan de criteria voor screening (zie Actie F en Toelichting bij Actie F). De mogelijke opbrengst van de screening is daarbij afgewogen tegen de nadelen. (Meer informatie over screeningsinstrumenten in paragraaf 3.5: Toelichting bij Actie I) De bedrijfsarts schat de effectiviteit van de screeningstest door middel van de berekening van de grootheid NNS (numbers needed to screen). Hiertoe is informatie nodig over de sensitiviteit en specificiteit van de screeningstest en over de prevalentie van de aandoening die men wil voorkómen, in de populatie waartoe de te onderzoeken werknemers behoren. De bedrijfsarts kan voor dit toetsen en afwegen een beroep doen op een deskundige, op de expertise van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, of op een wetenschappelijk onderzoeksinstituut. Resultaat Van individuele werknemers is bekend of en in welke mate er sprake is van vroege gezondheidseffecten en/of gezondheidsschade. procesbeschrijving pmo
29
Case Kolba
Actie I Screeningstest uitvoeren
De bedrijfsarts heeft overleg gevoerd met een deskundig laboratorium op het punt van de bepaling van 1-hydroxypyreen in de urine, en het hierbij te kiezen ‘afkappunt’. De bepaling zelf wordt door datzelfde laboratorium uitgevoerd. Screening, signalering en functionele geschiktheid zijn afzonderlijke stappen in het PMO, maar vinden meestal gelijktijdig plaats. Zo ook bij Kolba International.
30
De werknemers melden zich op de afgesproken tijd bij de onderzoekseenheid. Medische assistenten ontvangen hen daar. Na het invullen van de vragenlijsten vindt het verdere onderzoek plaats. Een mobiele audiometrieruimte van de arbodienst is ter plaatse aanwezig.
leidraad preventief medisch onderzoek
Actie J
Signaleringsvragenlijsten invullen
Onder signalering verstaan we het opsporen van bestaande problemen en knelpunten in relatie tot gezondheid en werk. De werknemers vullen daartoe voor hun werksituatie relevante vragenlijsten in. De vragenlijsten kunnen zowel aspecten van de werkbelasting en de beleving daarvan bevatten, als gezondheidsklachten die met het werk kunnen samenhangen. De vragenlijsten kunnen traditioneel op papier of elektronisch worden uitgezet. (Meer informatie over signaleringsinstrumenten in paragraaf 3.6: Toelichting bij Actie J) Resultaat Van individuele werknemers is bekend welke problemen en knelpunten in relatie tot gezondheid en werk zij ervaren.
Case Kolba
Actie J Signaleringsvragenlijsten invullen
Nadat de werknemer zich bij de onderzoekseenheid heeft gemeld, vult hij de vragenlijsten in die voor hem van toepassing zijn. De medisch assistent controleert daarna de vragenlijst op volledigheid van invulling. De ingevulde vragenlijsten worden als ‘medisch geheim’ verzonden aan het verwerkingsbureau waarmee Ganymedes afspraken heeft gemaakt. Nadat de vragenlijsten door het verwerkingsbureau zijn verwerkt, ontvangt de bedrijfsarts voor elke werknemer een individueel profiel met daarop de signalerend beantwoorde vragen. Op grond van dit profiel, en van de uitkomsten van het verdere onderzoek, maakt hij een selectie van werknemers met mogelijke gezondheidsproblematiek met wie hij zelf de uitkomsten en eventuele verdere acties wil bespreken. De overige werknemers bespreken de uitkomst van het onderzoek met de arboverpleegkundige.
procesbeschrijving pmo
31
Actie K
Functionele geschiktheid onderzoeken
De bedrijfsarts heeft zich op de hoogte gesteld van de functie-eisen (functiebelastingsprofiel) en de daarvan af te leiden belastbaarheidseisen. Voorts heeft hij nagegaan voor welke functies binnen het bedrijf wettelijke eisen voor medisch onderzoek gelden (zie Actie F). Bij voorkeur voert de eigen bedrijfsarts het medisch onderzoek naar de functionele geschiktheid uit. Voor de werknemer staan bij dit onderzoek vaak belangen op het spel. De bedrijfsarts is zich in deze onderzoekssituatie daarom bewust van mogelijke discrepanties tussen zijn eigen onderzoeksresultaten en de beantwoording van vragenlijsten door de werknemer. 32 Als er sprake is van een wettelijk verplicht medisch onderzoek, vraagt de bedrijfsarts of de werknemer hiervan op de hoogte is. Zo nodig informeert de bedrijfsarts de werknemer over de inhoud van het onderzoek en de mogelijke consequenties ervan voor het vervullen van de functie. Resultaat Van individuele werknemers is hun inzetbaarheid ten opzichte van het belastingsprofiel voor hun functie beoordeeld. Daarbij is rekening gehouden met eventuele wettelijke eisen voor die functie.
Case Kolba
Actie K Functionele geschiktheid onderzoeken
Van de 12 chauffeurs nemen er 9 deel aan de wettelijk verplichte keuring: van de drie andere was de medische verklaring nog van recente datum. In één geval twijfelt de bedrijfsarts aan de functionele geschiktheid; hij vraagt het advies van het CBR in deze zaak en maakt een afspraak voor deze chauffeur. Een andere chauffeur, die al meer dan 10 jaar schadevrij rijdt, acht hij niet langer geschikt op grond van een gezichtsscherpte van 0,30 (met correctie) aan het linker oog. De chauffeur is het daar niet mee eens en gaat bij de directie van Ganymedes een herkeuring aanvragen.
leidraad preventief medisch onderzoek
Actie L
Aanvullende diagnostiek uitvoeren
Op indicatie van de onderzoeksresultaten na screening (Actie I), signalering (Actie J) of onderzoek van de functionele geschiktheid (Actie K) vindt aanvullend diagnostisch onderzoek plaats. Doel van deze diagnostiek is om een vermoede aandoening aan te tonen of uit te sluiten. (Meer informatie over diagnostische instrumenten in paragraaf 3.7: Toelichting bij Actie L) De bedrijfsarts informeert de onderzochte werknemer over de noodzaak of wenselijkheid van aanvullend onderzoek. Alleen als de werknemer daarmee instemt, wordt het aanvullend onderzoek uitgevoerd. 33 Als de bedrijfsarts het aanvullend onderzoek niet zelf kan uitvoeren, verwijst hij de werknemer naar de huisarts, een medisch specialist, of een gespecialiseerd laboratorium. De bedrijfsarts handelt hierbij volgens de Leidraad Verwijzen door de bedrijfsarts. Resultaat Bij werknemers bij wie de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding gaven, is aanvullend diagnostisch onderzoek uitgevoerd.
Case Kolba
Actie L Aanvullende diagnostiek uitvoeren
Drie werknemers van de meetafdelingen hebben vrij ernstige klachten aan de luchtwegen, en spirometriewaarden die ver onder de voor hun leeftijd en lengte geldende norm liggen. De bedrijfsarts verwijst twee van hen naar de longarts van het regionale ziekenhuis, volgens de spelregels van de leidraad Verwijzen door de bedrijfsarts. Van de derde medewerker zijn de klachten duidelijk werkgerelateerd. Hij verwijst deze persoon naar de polikliniek die gespecialiseerd is in aandoeningen van longen en luchtwegen in relatie tot het werk. Twee werknemers worden verwezen naar het Expertisecentrum Gehoor en Arbeid vanwege ernstig gehoorverlies en problemen met het uitoefenen van hun functie.
procesbeschrijving pmo
Actie M
Individugerichte interventies adviseren
De bedrijfsarts beoordeelt de uitkomsten van het individugerichte onderzoek. Hij schat de aard en de ernst van eventuele problemen met de gezondheid en/of het werk zo goed mogelijk in en bespreekt gesignaleerde problemen met de individuele werknemer. Indien een andere arts dan de eigen bedrijfsarts de uitkomst met de individuele werknemers bespreekt, verwijst deze arts werknemers met problemen met de gezondheid of het werk door naar de eigen bedrijfsarts, onder vermelding van de gesignaleerde problemen.
34
De bedrijfsarts adviseert hierbij over wenselijke of noodzakelijke interventies. Er zijn drie typen individuele interventies: • gericht op herstel van gezondheidsklachten of aandoeningen • gericht op de vergroting van de belastbaarheid • gericht op aanpassing van de arbeidsbelasting. (Meer informatie over individuele interventies in hoofdstuk 3.8: Toelichting bij Actie M) De bedrijfsarts doet wat nodig is om wenselijke of noodzakelijke interventies bij de individuele werknemer te laten plaatsvinden. Indien nodig, en alleen als de werknemer hiermee instemt, overlegt hij over de interventies met de huisarts van de werknemer, met de projectgroep en met de leidinggevende. De afspraken die zijn vastgelegd in het bedrijfsgezondheidsprogramma (Actie F) zijn daarbij medebepalend. De bedrijfsarts is op de hoogte van de afspraken die de werkgever met hulpverleners en zorgverzekeraars heeft gemaakt. In geval van verwijzing handelt de bedrijfsarts volgens de Leidraad Verwijzen door de bedrijfsarts. Bij een verplicht medisch onderzoek informeert de bedrijfsarts de werknemer over diens functionele geschiktheid (zie Actie K). De conclusie van het onderzoek meldt hij aan de werknemer en de werkgever. (Meer informatie over een zorgvuldige procedure om de werknemer en de werkgever te informeren in hoofdstuk 3 onder Toelichting bij Actie M) Resultaat De uitkomsten van het individugerichte onderzoek zijn door de bedrijfsarts besproken met de individuele werknemer. Wenselijke of noodzakelijke interventies zijn besproken en in gang gezet. De conclusies van verplicht medisch onderzoek zijn door de bedrijfsarts gemeld aan werknemer en werkgever.
leidraad preventief medisch onderzoek
Case Kolba
Actie M Individugerichte interventies adviseren
Van de 220 medewerkers nemen er uiteindelijk 197 deel aan het PMO. De bedrijfsarts bespreekt met 103 personen de uitkomsten. De overige 94 gaan naar de arboverpleegkundige, die er op grond van de bespreking 12 weer naar de bedrijfsarts verwijst. De individuele adviezen hebben voor het merendeel betrekking op de verbetering van leefgewoonten: stoppen met roken, betere voeding, meer bewegen. Enkele mensen worden verwezen naar sportschool en/of diëtist. Vijf personen met duidelijk stressgerelateerde psychische klachten worden begeleid conform de NVAB-Richtlijn. De interventie voor vier van hen is cognitief-gedragsmatig, voor de vijfde persoon is de interventie verwijzen naar een psycholoog. Vier werknemers worden naar hun huisarts verwezen vanwege een te hoge bloeddruk.
procesbeschrijving pmo
35
Fase 4
Uitvoering: groepsgerichte activiteiten
De informatie uit het onderzoek van individuele werknemers in Fase 3 wordt verwerkt om conclusies over groepen werknemers te formuleren.
Actie N
Groepsanalyse en groepsrapportage opstellen
Groepsanalyse opstellen 36
De bedrijfsarts regelt de aggregatie, statistische verwerking en de analyse van de onderzoeksgegevens van individuele werknemers. De keuze voor de indeling in groepen is al eerder gemaakt (zie Actie F). De daadwerkelijke verwerking van de onderzoeksgegevens gebeurt vaak door een verwerkingsfaciliteit. Deze verwerkingsfaciliteit zet de verzamelde gegevens om in zinvolle informatie voor het bedrijf. (Meer informatie over de kwaliteitseisen aan de gegevensverwerking in paragraaf 3.9: Toelichting bij Actie N) De bedrijfsarts zorgt voor een zorgvuldige behandeling van de individuele onderzoeksgegevens bij het verzenden van de gegevens aan de verwerkingsfaciliteit. Hij vermeldt daarbij: • over welke groepen een analyse gewenst is • de mate waarin de afzonderlijke analysegroepen aan het onderzoek hebben deelgenomen. Dit om mogelijke vertekening van de groepsresultaten door non-response te kunnen inschatten. Resultaat De individuele onderzoeksgegevens zijn verwerkt en op groepsniveau geanalyseerd door een deugdelijke verwerkingsfaciliteit.
Groepsrapportage opstellen Op basis van de terugontvangen groepsanalyse stelt de bedrijfsarts een rapportage op voor het management en de werknemersvertegenwoordiging. Een concept van deze rapportage wordt besproken in de projectgroep en aansluitend met het management en de werknemersvertegenwoordiging. Zonodig vindt bijstelling plaats. De definitieve rapportage vermeldt de relevante groepsresultaten, met name de signalen die wijzen op knelpunten in werk en gezondheid, en de daarop gebaseerde adviezen inzake groepsinterventies.
leidraad preventief medisch onderzoek
Er zijn twee typen groepsinterventies: • gericht op de vergroting van de belastbaarheid • gericht op aanpassing van de belasting. (Meer informatie over groepsinterventies in paragraaf 3.9: Toelichting bij Actie N) Indien mogelijk maakt de bedrijfsarts melding van mogelijke effecten van eerder uitgevoerde interventies op basis van preventief medisch onderzoek. De afspraken die zijn vastgelegd in het bedrijfsgezondheidsprogramma (zie Actie F) worden betrokken in de rapportage. Voor kleine groepen werknemers kan een kwalitatieve of meer beschrijvende vorm van signaleren worden gekozen, bijvoorbeeld in geval van één of enkele gevallen van beroepsziekten of beroepsgebonden aandoeningen. Omdat hierbij de informatie mogelijk tot individuele werknemers kan worden herleid, is vooraf toestemming van de betrokken werknemers nodig. Resultaat De relevante groepsresultaten en de adviezen over groepsinterventies zijn door de bedrijfsarts gerapporteerd aan de projectgroep, het management en de werknemersvertegenwoordiging.
Case Kolba Actie N Groepsanalyse en groepsrapportage opstellen Na afloop van alle individuele onderzoeken maakt de bedrijfsarts een overzicht van de deelname aan het PMO (de response) per groep, op basis van de eerder gemaakte groepsindeling. Hij stuurt dit overzicht aan het verwerkingsbureau. De groepsanalyse laat grote verschillen zien tussen afdelingen. Zoals verwacht zijn er veel luchtwegklachten en klachten aan het gehoor op de meetafdelingen. Een kantoorafdeling scoort hoog op klimaat- en luchtwegklachten. De afdelingen met een hoog verzuim scoren hoger op uiteenlopende klachten, zowel klachten over de werkomstandigheden (lawaai, klimaat, en ook stank) als over de leidinggevenden en collega’s. Bij meer dan de helft van de deelnemers aan het PMO is sprake van één of meer ongunstige lifestyle-factoren: BMI boven de 30, en/of roken, en/of niet bewegen. Dit PMO heeft 11 nieuwe meldingen van beroepsziekten opgeleverd: 7 gevallen van gehoorschade door lawaai, 1 geval van beroepsgebonden astma, 2 gevallen van contacteczeem door het werk, en 1 geval van een stressgerelateerde stoornis door het werk. De bedrijfsarts maakt een conceptrapport en bespreekt dit binnen de projectgroep. Vervolgens wordt het PMO-rapport aan MT en OR voorgelegd. In een overlegvergadering geeft de projectgroep een toelichting op het rapport. MT en OR aanvaarden het rapport als basis voor verdere activiteiten.
procesbeschrijving pmo
37
Actie O
Groepsinterventies uitvoeren
De projectgroep of de projectmanager regelt en bewaakt de uitvoering van de wenselijke of noodzakelijke groepsinterventies. Deze groepsinterventies kunnen worden uitgevoerd door het bedrijf zelf, de bedijfsarts/arbodienst, een gespecialiseerd trainingsbureau, een gecertificeerde sportschool of een andere ter zake andere gekwalificeerde instelling.
38
De bedrijfsarts is op de hoogte van de afspraken die de werkgever inzake interventies met instellingen en zorgverzekeraars heeft gemaakt. Hij zorgt ervoor dat hij adequaat wordt geïnformeerd over de voortgang van de groepsinterventies. Resultaat Wenselijke of noodzakelijke groepsinterventies worden door de projectgroep in gang gezet en de voortgang wordt bewaakt.
Case Kolba Actie O Groepsinterventies uitvoeren Gezien de mate en ernst van de leefstijlproblematiek bij Kolba, geeft het MT hieraan prioriteit bij de groepsinterventies. Dit is geheel in lijn met het PMO-rapport. Het MT besluit tot een aanpak ‘op alle fronten’: een werknemersfitheidsprogramma, een antirookcampagne, en een actie voor gezonde voeding, in en buiten het bedrijf. MT en OR vragen de arbodienst om advies uit te brengen, wie / welke instanties hiervoor moeten worden ingeschakeld. De bedrijfsarts treedt in overleg met NIGZ-Werk & Gezondheid in Woerden om zich verder op dit terrein te oriënteren.
leidraad preventief medisch onderzoek
Fase 5
Evaluatie en vervolgplanning
Actie P
Evalueren en vervolg plannen
De projectgroep evalueert het preventief medisch onderzoek door: • toetsen van de resultaten van het preventief medisch onderzoek aan de kerndoelen en bedrijfsspecifieke doelen (zie Actie B) • bepalen van tevredenheid over het proces via een enquête onder (een steekproef van) de deelnemers • monitoren van deelname, opgespoorde problemen, risicofactoren en (beroeps)ziekten, gerealiseerde interventies, geslaagde gedragsveranderingen (vroege effecten) • vergelijken van overzicht van de feitelijk gemaakte kosten met de begroting. Op grond van deze evaluatie brengt de projectgroep advies uit aan het management en de werknemersvertegenwoordiging en doet zij een voorstel tot aanpassing van het bedrijfsgezondheidsprogramma. Het management stelt het aangepaste programma vast.
• • • •
Ten slotte maken management en werknemersvertegenwoordiging concrete afspraken over het vervolg van het bedrijfsgezondheidsprogramma, in het bijzonder over: een volgende cyclus van het bedrijfsgezondheidsprogramma de inzet van middelen en het beschikbare budget bijstelling van bedrijfsspecifieke doelen de volgende evaluatie. Resultaat Vastgesteld is in hoeverre de kerndoelen en bedrijfsspecifieke doelen na een cyclus van onderzoek en interventie zijn gerealiseerd, en vervolgactiviteiten zijn gepland.
Case Kolba Actie P Evalueren en vervolg plannen Het is duidelijk dat de kerndoelen en bedrijfsspecifieke doelen na deze eerste PMO-cyclus nog niet zijn bereikt. Wel is een grote stap in de goede richting gezet, concludeert de projectgroep. Er zijn veel problemen, risicofactoren, beroepsziekten enz. opgespoord. De individuele interventies zijn goed van de grond gekomen. Het PMO is als proces eveneens goed verlopen. De deelname is met 89,5 % heel goed. Ook de werknemers zijn overwegend tevreden, blijkens een enquête. De redenen waarom 10% niet heeft meegedaan blijven evenwel onduidelijk. De begroting is overschreden met ¤ 4.700. De meerkosten zitten hem vooral in het hogere aantal aanvullende onderzoeken en in de kosten van de verwijzingen.
procesbeschrijving pmo
39
De projectgroep concludeert dat de gekozen kerndoelen en bedrijfsdoelen voor het PMO na deze eerste cyclus geen bijstelling behoeven. Voor het vervolg van het bedrijfsgezondheidsprogramma stelt de projectgroep het volgende voor: – monitoren van de lifestyle-interventies: hier ziet de projectgroep voor zichzelf een taak weggelegd – gelet op de uitkomsten van het vragenlijstonderzoek, is verder speuren naar de achtergronden van het hoge ziekteverzuim gewenst; de projectgroep stelt voor om de Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid (VBBA) op de hoogverzuimafdelingen in te zetten.
40 • • •
De in het plan van aanpak bij de RI&E gegeven adviezen kunnen na deze PMO-cyclus als volgt worden aangescherpt: streven naar bronbescherming t.a.v. schadelijk geluid en uitlaatgassen op de meetafdelingen waar een bronaanpak schadelijk geluid nog goed mogelijk lijkt, verschaffen van otoplastieken aan de betrokken werknemers bouwtechnische voorzieningen op de kantoorafdelingen om het klimaatprobleem op te lossen. Een volgende PMO-cyclus voor het hele bedrijf wordt geadviseerd voor over twee jaar. Op deze termijn verwacht de projectgroep bedrijfsbreed een verbetering in de lifestyle aan te kunnen tonen. Ook voor de andere gerapporteerde problemen, met name het schadelijke geluid en de uitlaatgassen, is een termijn van twee jaar geschikt om de effecten van de interventies zichtbaar te maken en de aanpak zo nodig bij te sturen. Bovendien is een nieuw onderzoek over niet al te lange tijd motiverend voor de medewerkers. Management en werknemersvertegenwoordiging van Kolba International onderschrijven de evaluatie, en gaan akkoord met de adviezen voor het vervolg van het bedrijfsgezondheidsprogramma. Het MT stelt voor het jaar 2006 een budget van ¤ 25.000 beschikbaar om de vervolgactiviteiten uit te voeren. De projectgroep wordt gedechargeerd voor de coördinatie van deze eerste PMO-cyclus, maar blijft bestaan om de verdere activiteiten aan te sturen.
leidraad preventief medisch onderzoek
3
TOELICHTING BIJ PROCESBESCHRIJVING
leidraad preventief medisch onderzoek
41
3 Toelichting bij procesbeschrijving 3.1 Toelichting bij Actie A Projectgroep opzetten en consulteren Taken en verantwoordelijkheden bij een PMO
42
Een bedrijfsgezondheidsprogramma is van en voor het bedrijf en zijn medewerkers. Het management is eindverantwoordelijk voor de inhoud en de realisering van het programma. De bedrijfsarts speelt een centrale rol als voornaamste adviseur en deels als uitvoerder. Deze Leidraad legt de uiteindelijke beslissingen neer waar ze thuishoren: bij het management van het bedrijf. Voorbereiding, uitvoering, evaluatie en vervolgplanning vragen om coördinatie. In deze Leidraad is de coördinatie bij een projectcoördinator of een interne projectgroep gelegd. Het management stelt de projectgroep in, óf wijst een personeelslid aan als coördinator of projectmanager. Dit personeelslid vertegenwoordigt de manager en dient gemachtigd te zijn om bepaalde beslissingen zelfstandig te nemen. De projectmanager of coördinator is tevens contactpersoon voor de bedrijfsarts en eventuele andere externe deskundigen. Hij speelt een coördinerende rol bij de uitvoering, evaluatie en vervolgplanning. De verantwoordelijkheid voor de praktische organisatie van het preventief medisch onderzoek ligt bij de projectgroep. Overal waar in de procesbeschrijving ‘projectgroep’ staat, kan men – indien van toepassing – dus ook lezen: ‘coördinator’ of ‘projectmanager’. Het management laat zich in de oriëntatiefase, bij de voorbereiding en tijdens de uitvoering bijstaan door de projectgroep. Het management beslist over de doelstellingen, de inhoud en de uitvoering van het preventief medisch onderzoek, gehoord het advies van de projectgroep, inclusief de bedrijfsarts. De werknemers of werknemersvertegenwoordiging hebben instemmingsrecht bij de beslissing om met een bedrijfsgezondheidsprogramma te starten of dit bij te stellen. Verder hebben zij inspraak bij de doelstellingen van het onderzoek, en geven zij feedback op de rapportage en advisering. Ook spelen de werknemers, c.q. de ondernemingsraad een rol bij de evaluatie, als ‘cliënten’, en bij het bepalen van het vervolgbeleid. De bedrijfsarts maakt als adviserend lid deel uit van de door het bedrijf ingestelde projectgroep. Hij heeft een belangrijke adviserende stem bij de besluitvorming en de voorbereiding. Hij werkt actief mee bij de uitvoering en de evaluatie. Hij is professioneel eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn adviezen, voor zijn aandeel bij de uitvoering, alsmede voor de rapportage en de daarop gebaseerde adviezen. Als het bedrijf een zinloze of schadelijke screeningsmethode wil inzetten, of weigert om interventies uit te voeren,
leidraad preventief medisch onderzoek
kan er een dilemma voor de bedrijfsarts ontstaan. Moet hij meewerken aan zinloos of schadelijk onderzoek? Van welke aard en ernst is de te verwachten schade? Een zorgvuldige afweging is nodig. De professionele norm stelt hier grenzen aan de medewerking van de bedrijfsarts. Andere deskundigen (intern of extern) ondersteunen de bedrijfsarts en kunnen eveneens actief bij de uitvoering betrokken zijn.
3.2 Toelichting bij Actie B Doelen bepalen Kerndoelen
43
Voor het preventief medisch onderzoek zijn een drietal kerndoelen geformuleerd. Deze zijn voor elke situatie van toepassing en vormen dus een normatief kader voor het bedrijf en de professionals. Afhankelijk van het type organisatie kan een kerndoel prevaleren boven de andere. Zo zal in een veevoederbedrijf kerndoel 1 op de voorgrond staan, en in een Regionaal Opleidings Centrum kerndoel 3. Maar men kan een kerndoel nooit uitsluiten. De kerndoelen zijn afgeleid van de wetgeving en consensus van professionals. Het betreft hier een belangrijke vernieuwing in vergelijking met de praktijk van PAGO, waar vaak sprake was van onduidelijkheid omtrent de doelen.
•
• • • • • •
Kerndoel 1 De preventie van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen bij individuele en groepen werknemers. Mogelijke strategieën: opsporen en kwantificeren van gezondheidsrisico’s in het werk (arbeidsepidemiologisch onderzoek, als aanvulling op de RI&E, bijvoorbeeld werkbelevingsonderzoek met vragenlijsten, of biologische (effect) monitoring) opsporen van werknemers met vroege gezondheidseffecten door het werk opsporen van werknemers met vroege gezondheidseffecten van een slechte leefstijl opsporen van werknemers met verhoogde gevoeligheid voor beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoeningen opsporen van knelpunten in groepen werknemers individu- en groepsgerichte interventies vaststellen van effecten van interventies.
toelichting bij procesbeschrijving
• • • • • •
Kerndoel 2 Het bewaken en bevorderen van de gezondheid van individuele en groepen werknemers in relatie tot het werk. Mogelijke strategieën: opsporen van werknemers met verhoogde persoonsgebonden risico’s voor arbeidsrelevante aandoeningen opsporen van werknemers met beginnende gezondheidsschade op basis van leefstijlfactoren preventie van aan leefstijl gerelateerde aandoeningen verbetering van gezondheidsgedrag individu- en groepsgerichte interventies vaststellen van effecten van interventies.
44 Kerndoel 3 Het bewaken en verbeteren van het functioneren en de inzetbaarheid van individuele werknemers. Mogelijke strategieën: • evalueren van het functioneren van werknemers, niet alleen voor functies waarvoor een wettelijke regeling van kracht is • vaststellen van werkvermogen (bijvoorbeeld middels de workability index), met name bij oudere werknemers • individugerichte interventies, gericht op versterking van de balans tussen de individuele belastbaarheid en de arbeidsbelasting. Werkgever en werknemer(svertegenwoordiging) stellen vooraf vast of een bepaald kerndoel bij de opzet van het bedrijfsgezondheidsprogramma prioriteit zal hebben, en zo ja welk, met vermelding van de reden. De bedrijfsarts adviseert hierbij.
Bedrijfsspecifieke doelen Het bedrijf formuleert eigen doelstellingen. Deze moeten passen binnen één of meer van de kerndoelen. Ze kunnen een uitwerking daarvan zijn. De bedrijfsspecifieke doelen mogen niet strijdig zijn met de kerndoelen. Bedrijfsspecifieke doelen kunnen betrekking hebben op een bepaald type arbeids- of gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld: werkstress; klachten aan het bewegingsapparaat) of op bepaalde bedrijfsonderdelen (functie A, afdeling 3). Ook kan men een relatie willen leggen met ziekteverzuim. Bijvoorbeeld: in een deel van de organisatie is het verzuim hoger dan elders, of het is toegenomen: wat is daarvan de achtergrond? Of: men wil nagaan hoe effectief (in termen van gezondheidswinst) de op basis van verzuimcijfers ondernomen acties zijn. Met een herhaalde toepassing van eenzelfde vragenlijst kan men vaststellen of de prevalentie van een bepaald klachten al dan niet is afgenomen.
leidraad preventief medisch onderzoek
3.3 Toelichting bij Actie F Inhoud vaststellen Toetsingscriteria voor screening
a b c
d e f
g h
Om te beoordelen of screening voor de preventie van een bepaalde aandoening zinvol is, moet men de aard van de gezondheidsschade die men wil opsporen of voorkomen, de perspectieven voor preventie en behandeling, en de kwaliteit van de beschikbare tests bezien. De toetsingscriteria voor screening zijn: De ernst en de gevolgen van de gezondheidsschade die men wil voorkomen (arbeidsongeschiktheid, invaliderend karakter, ongemak, kosten) moeten voldoende relevant zijn. De prevalentie van de aandoening en van de voorboden ervan (risicofactoren) moet voldoende hoog zijn3]. Er moet een interventiemethode of behandeling beschikbaar zijn die werkzaam is bij de aandoening die men met screening heeft opgespoord, in het stadium waarin die aandoening zich ten tijde van de opsporing bevindt. De interventiemethode of behandeling moet acceptabel zijn voor de werknemers met een positieve uitslag van de screeningstest. Noch de screeningstest zelf, noch de eventuele interventie of behandeling die daarop volgt mogen onaanvaardbare gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. De test moet betrouwbaar en valide zijn. De specificiteit en de sensitiviteit van de test moeten voldoende hoog zijn. Een lage specificiteit betekent dat er veel fout-positieve uitslagen zijn: dat kan leiden tot nodeloze onrust of onnodige interventies. Een lage sensitiviteit gaat gepaard met veel fout-negatieven: men mist dan mensen voor wie interventie of behandeling nodig kan zijn. De screeningstest moet eenvoudig toepasbaar zijn (niet te tijds- en arbeidsintensief). De screeningstest mag in fysiek of emotioneel opzicht niet te belastend zijn voor de werknemer.
3.4 Toelichting bij Actie H Uitvoering plannen Rechten van de te onderzoeken werknemer De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) regelt de rechtsverhouding tussen de hulpverlener en de patiënt. De wet legt een aantal patiëntenrechten vast teneinde meer evenwicht te brengen in de in principe ongelijke verhouding tussen arts en patiënt. De WGBO kan op twee manieren van toepassing zijn op het handelen van de bedrijfsarts in het kader van zijn beroepsuitoefening: rechtstreeks of op overeenkomstige wijze.
3]
Als maatstaf wordt hier vaak de NNS (numbers needed to screen) gebruikt: het aantal personen dat de test moet ondergaan om bij één persoon de gezondheidsschade of de aandoening te voorkómen. De NNS wordt bepaald door de prevalentie van de aandoening en de sensitiviteit en specificiteit van de screeningstest.
toelichting bij procesbeschrijving
45
Bij vrijwillige handelingen zoals arbeidsomstandighedenspreekuur en curatieve handelingen door de bedrijfsarts op verzoek is de WGBO rechtstreeks van toepassing. De werkgroep WGBO en Bedrijfsarts van de NVAB pleit er in haar gelijknamige rapport (2000) voor om dit regime integraal van toepassing te verklaren op geneeskundige handelingen en onderzoek die de werkgever – al dan niet verplicht – aanbiedt aan de werknemer, maar waaraan de laatste niet verplicht is om deel te nemen. Deze laatste situatie is van toepassing bij de meeste vormen van preventief medisch onderzoek. Gaat het om handelingen in opdracht, zoals wettelijk verplichte keuringen tijdens dienstverband, dan is de WGBO van overeenkomstige toepassing. Bovengenoemd rapport gaat in op de vraag in welke mate de WGBO-bepalingen in dergelijke situaties van toepassing zijn: integraal, gedeeltelijk, of op aangepaste wijze. Wij verwijzen voor nadere informatie naar dit rapport.
46
3.5 Toelichting bij Actie I Screeningstest uitvoeren Instrumentarium voor screening Onder screening of vroegdiagnostiek verstaan wij dat onderzoek dat de opsporing van risicofactoren of vroege stadia van een ziekte of aandoening ten doel heeft. Met een screeningstest wil men onderscheid maken tussen werknemers die verder onderzoek behoeven ten behoeve van nadere diagnostiek, en degenen bij wie dat niet het geval is. Voorbeelden zijn: de screening op risico’s voor coronaire aandoeningen; en de screening op gehoorverlies.
• • • • •
Een screeningstest is in feite een eerste diagnostisch onderzoek. Uiteenlopende vormen van onderzoek zijn als screeningstest te hanteren. Een niet-uitputtende opsomming met enkele voorbeelden is de volgende: vragenlijsten die informatie verzamelen over gezondheidsklachten en leefgewoonten elementen uit het fysisch-diagnostisch onderzoek (inspectie van de huid) biometrisch onderzoek (body mass index, borst- en buikomvang) orgaanfunctieonderzoek (bloeddrukmeting, screeningsaudiogram, visustest, longfunctietest, electrocardiogram) laboratoriumonderzoek (bezinkingssnelheid, hemoglobinegehalte, bloedbeeld, serumcholesterol, urineonderzoek).
leidraad preventief medisch onderzoek
3.6 Toelichting bij Actie J Signaleringsvragenlijst invullen Instrumentarium voor signalering Signaleringsinstrumenten verzamelen aanwijzingen voor subjectief ervaren problemen en knelpunten inzake gezondheid en werk, bij individuele en groepen werknemers. Een voorbeeld hiervan zijn (gevalideerde) vragenlijsten die informeren naar werkbeleving en/of gezondheidsklachten in relatie tot het werk.4]
3.7 Toelichting bij Actie L Aanvullend diagnostisch onderzoek uitvoeren 47
Instrumentarium voor diagnostisch onderzoek Met diagnostische instrumenten kan men een beroepsziekte of arbeidsrelevante aandoening aantonen dan wel uitsluiten. Vaak kan men hiermee ook de ernst van een aandoening vaststellen. Voorbeelden van diagnostische instrumenten zijn: volledig longfunctieonderzoek, flowvolumecurve, electrocardiogram, inspanningsonderzoek, beeldvormend onderzoek, biomonitoring, spraakaudiogram.
3.8 Toelichting bij Actie M Individugerichte interventies adviseren Individuele interventies Er zijn drie typen individuele interventies: 1 Interventies gericht op functioneel herstel van gezondheidsklachten of aandoeningen. Deze interventies vinden plaats in het kader van de sociaal-medische begeleiding van werknemers, en eventueel ook binnen de curatieve sector. Wij verwijzen hier naar de reeds verschenen NVAB-Richtlijnen voor het handelen van de bedrijfsarts. Deze vermelden de bewezen effectieve interventies bij veel voorkomende klachten. Voorbeelden zijn cognitieve gedragstherapie bij psychische klachten en somatisatie; longrevalidatie bij werknemers met COPD. 2 Interventies gericht op de vergroting van de belastbaarheid. Voorbeelden zijn: • fysieke training • het beïnvloeden van lifestyle-factoren (lichaamsbeweging, voedingspatroon, rookgewoonten, alcoholgebruik, psychische ontspanning) op en buiten het werk • het aanleren van vaardigheden en coping strategieën voor het hanteren van psychisch belastende situaties, zoals agressie van cliënten en conflicten op het werk.
4]
SKB Vragenlijst Services (SVS) ontwikkelt en verwerkt dergelijke vragenlijsten.
toelichting bij procesbeschrijving
3 Interventies gericht op vermindering of aanpassing van de arbeidsbelasting. Bij dit type interventies zal in de regel een veiligheidskundige of arbeidshygiënist als adviseur optreden. Volgens de arbeidshygiënische strategie zijn deze interventies drieledig: • het wegnemen van de belasting of blootstellingsbron • het afschermen van de bron • het afschermen van de blootgestelde persoon (persoonlijke beschermingsmiddelen; technische hulpmiddelen).
Informeren over keuringsuitslag
48
Als er sprake is van verplicht medisch onderzoek, moet niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever van het resultaat van het onderzoek op de hoogte worden gesteld. Stap 7 uit de Leidraad Aanstellingskeuringen beschrijft een zorgvuldige procedure om de conclusie (uitslag) van een verplicht medisch onderzoek te communiceren. Deze tekst is hieronder weergegeven, voorzover deze relevant is voor verplicht medisch onderzoek bij reeds in dienst zijnde werknemers. In onderstaande tekst wordt de werknemer aangeduid als ‘de keurling’, de bedrijfsarts als ‘de keurend arts’ en het (verplichte deel van het) onderzoek als ‘de keuring’. Stap 7 uit Leidraad Aanstellingskeuringen: Informeren over keuringsuitslag Nadat de keuringsuitslag is bepaald, deelt de keurend arts deze mee aan de keurling en met diens instemming aan de werkgever. Afhankelijk van het tijdstip waarop de keuringsuitslag bekend is kunnen de volgende acties worden ondernomen: 1 Keuringsuitslag is direct aan het einde van de keuring bekend. a Uitslag geschikt: de keurend arts maakt de uitslag meteen bekend aan de keurling en vraagt toestemming aan de keurling om de uitslag door te mogen geven aan de werkgever. In principe mag de keurling hier één week over nadenken. Afgesproken kan worden dat wanneer de keurling niet binnen de gestelde termijn van één week reageert, de uitslag alsnog schriftelijk bekend wordt gemaakt aan de werkgever. Hiervan maakt de keurend arts een notitie in het keuringsdossier. b Bij de uitslag ongeschikt of geschikt onder voorwaarden licht de keurend arts de uitslag nader toe. Bij de uitslag geschikt onder voorwaarden wordt aangegeven om welke voorwaarden het gaat en welke mededelingen hierover aan de werkgever zullen worden gedaan. De keurend arts dient de keurling er op te wijzen dat deze informatie de werkgever mogelijk indirect informatie verschaft over de medische beperkingen van de keurling. Vervolgens wordt de keurling gewezen op zijn rechten aangaande een onafhankelijke herkeuring. De keurling dient binnen een week de herkeuring aan te vragen bij de keurend arts of bij de arbodienst. Indien de werknemer geen herkeuring verlangt, vraagt de keurend arts toestemming aan de keurling om de uitslag door te mogen geven aan de werkgever.
leidraad preventief medisch onderzoek
De keurling heeft de mogelijkheid om dit te weigeren. Ook hiervoor wordt, indien gewenst, één week bedenktijd gegeven. Afgesproken kan worden dat wanneer de keurling niet binnen de gestelde termijn van één week reageert, de keurend arts de uitslag alsnog schriftelijk bekend maakt aan de werkgever. Deze afspraken worden genoteerd in het keuringsdossier. 2 Keuringsuitslag is pas enkele dagen na de keuring bekend. a Indien de uitslag niet aan het einde van de keuring bekend is, bijvoorbeeld doordat nog dient te worden gewacht op de uitslag van één of meerdere onderzoeken, informeert de keurend arts de keurling over de procedure rond de uitslag en de termijn waarop de uitslag naar verwachting bekend zal zijn. b De keurend arts geeft aan dat de keurling schriftelijk of telefonisch zal worden geïnformeerd over de keuringsuitslag. c Afhankelijk van de uitslag van de keuring wordt vervolgens de procedure gevolgd zoals is opgenomen onder het eerder genoemde punt 1a of 1b. 3 Indien de keurling uiteindelijk geen bezwaar heeft tegen het bekendmaken van de keuringsuitslag aan de werkgever en geen herkeuring verlangt, bericht de arbodienst de werkgever schriftelijk over de keuringsuitslag. Deze blijft beperkt tot de mededeling: geschikt, ongeschikt of geschikt onder voorwaarden, waarbij in het laatste geval wordt aangegeven welke maatregelen dienen te worden getroffen.
3.9 Toelichting bij Actie N Groepsanalyse en groepsrapportage opstellen Gegevensverwerking Aan de verwerking en analyse van arbeidsgezondheidskundige meetgegevens zijn duidelijke kwaliteitseisen te stellen. Voor verwerking en analyse kunnen in principe uiteenlopende onderzoeksgegevens in aanmerking komen: niet alleen vragenlijstgegevens, maar ook meetresultaten, bijvoorbeeld lichaamsgewicht, bloeddruk, de gezichtsscherpte, de aanwezigheid van een bepaalde huidafwijking, of de uitscheiding van 1-hydroxypyreen in de urine. In het onderstaande gaan wij ervan uit dat de onderzoeksgegevens die voor verwerking en analyse in aanmerking komen, op deugdelijke wijze zijn verzameld, d.w.z. door deskundige medewerkers, met valide en betrouwbare instrumenten, en volgens state-of-the-art meetprotocollen, indien deze beschikbaar zijn. Voor vragenlijstonderzoek betekent dit dat de afnemer gebruik maakt van standaardvragenlijsten die zijn getest op duidelijkheid en begrijpelijkheid. De verwerkingsfaciliteit stelt deze voorwaarden aan degene die de gegevens
toelichting bij procesbeschrijving
49
aanlevert. Een door het bedrijf zelf opgestelde vragenlijst kan een nuttige toevoeging aan het instrumentarium zijn, mits deze van tevoren op zijn technische merites door een deskundige op dit punt is beoordeeld en zonodig aangepast. Een verwerkingsfaciliteit heeft tot taak om – algemeen uitgedrukt – de verzamelde gegevens om te zetten in zinvolle en nuttige informatie voor de toeleverancier (bedrijfsarts, arbodienst en/of bedrijf). In de regel zal de arbodienst of de bedrijfsarts als directe opdrachtgever voor de verwerkingsfaciliteit en leverancier van de gegevens optreden.
50
Er zijn twee vormen van verwerking en analyse: a verwerking/analyse die informatie over een individuele werknemer oplevert: hoe verhouden de meetresultaten van een individu zich tot een grenswaarde of tot de waarden van andere werknemers? b verwerking/analyse die informatie over groepen werknemers oplevert: hoe verhoudt een groep werknemers zich tot een grenswaarde of tot het totaal van alle werknemers in vergelijkbare groepen waarvan meetresultaten beschikbaar zijn?
1 2
3 4 5 6 7 8 9 10 11
Wat mag een bedrijfsarts of arbodienst die gegevens van arbeidsgezondheids-kundige onderzoeken aanlevert, verwachten van een goede verwerkingsfaciliteit? Advies en ondersteuning bij het definiëren van groepen werknemers waarover gerapporteerd zal worden. Het hanteren van een ondergrens van 15 als minimale grootte van een groep waarover wordt gerapporteerd aan de klantorganisatie, tenzij de bedrijfsarts uitdrukkelijk anders wenst. Zie ook opmerking over kwalitatieve signalering. Informatie over de meetkwaliteiten (betrouwbaarheid, validiteit) van de beschikbare instrumenten. Advies en ondersteuning bij de keuze en inzet van instrumenten (vragenlijst: papieren invulling of via internet). Een overzicht van eisen die aan de aan te leveren gegevens worden gesteld. Heldere en begrijpelijke informatie over de omvang en samenstelling van referentiebestanden die voor benchmarking worden gebruikt, uitgesplitst naar instrument/vragenlijst. Interne kwaliteitscontrole bij de invoer van de gegevens. State-of-the-art verwerking en analyse. Tijdige oplevering van de informatie in de vorm van inzichtelijke individuele profielen en/of groepsoverzichten. Afspraken over bewaartermijn van gegevens in verband met aanvullende analyses (bijvoorbeeld trends in de tijd). Afspraken over het naleven van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP), waarbij de verwerkingsfaciliteit de rol van Bewerker vervult en de bedrijfsarts of arbodienst beschouwd wordt als Verantwoordelijke in de zin van de WBP. Een verwerkingsfaciliteit van voldoende omvang is in staat om een landelijke databank
leidraad preventief medisch onderzoek
met gegevens uit preventief medische onderzoeken op te zetten. Deze databank vormt de basis voor deelbestanden, bijvoorbeeld ingedeeld naar branche, die als referentiebestanden fungeren voor benchmarking ten behoeve van de groepsrapportage. Bedrijven leveren een bijdrage aan deze databank als zij hun PMO-gegevens (uiteraard geanonimiseerd) hiervoor beschikbaar stellen. Een PMO-databank kan ook een belangrijke rol spelen bij wetenschappelijk onderzoek naar het vóórkomen van werkgerelateerde gezondheidsklachten (bijvoorbeeld per branche, beroep of leeftijd), en bij het ontwikkelen van nieuwe vragenlijsten.
Groepsinterventies Er zijn twee typen groepsinterventies:
51
1 Interventies gericht op de vergroting van de belastbaarheid De bij de individuele interventies genoemde fysieke trainingsprogramma’s, lifestyle beïnvloeding, en vaardigheidstrainingen voor belastende situaties kunnen eveneens voor groepen werknemers worden georganiseerd. Daarnaast kan men denken aan het verhogen van de weerstand tegen bepaalde infectieziekten, met als voorbeeld de vaccinatie tegen influenza. 2 Interventies gericht op aanpassing van de belasting Zie bij individuele interventies. Het onderscheid is hier moeilijk te maken. Immers, indien voor één werknemer een werkplekaanpassing is geïndiceerd, zal deze in de regel ook ten goede komen aan collega’s op dezelfde werkplek. Groepsinterventies binnen bedrijven worden in de literatuur aangeduid met de term workplace health promotion. Harden et al. (1999) vatten in een systematic review succesen faalfactoren voor workplace health promotion samen. De werkplek wordt beschouwd als een ideaal aangrijpingspunt voor gezondheidsbevorderende initiatieven. Men heeft gemakkelijk toegang tot een groot aantal personen; de populatie is relatief stabiel, en ondersteuning is meestal aanwezig of eenvoudig te realiseren. De effecten van workplace health promotion worden gezocht in een vermindering van gezondheidsrisico’s, een gezondere leefstijl, hogere productiviteit, lagere kosten voor medische behandeling en uitkeringen, een lager ziekteverzuim en meer tevredenheid met het werk. Mensen met verhoogde gezondheidsrisico’s, zoals rokers, en personen met hoge bloeddruk of verhoogde cholesterolspiegels, blijken minder vaak deel te nemen. De deelnemers zijn relatief vaak jonger, hoger opgeleid, vrouw, niet-roker en ‘white collar worker’. Uit de literatuur zijn een aantal richtlijnen te af te leiden om zoveel mogelijk werknemers
toelichting bij procesbeschrijving
bij gezondheidsprogramma’s op het werk te betrekken, zoals het verrichten van een behoeftepeiling vooraf, en het actief inschakelen van management, vakbondsvertegenwoordigers en werknemers bij de planning en uitvoering. Verder moeten de programma’s op verschillende systemen aangrijpen om meer kans te bieden op een blijvende gedragsverandering: het individu, de organisatie, en het gezin of de locale gemeenschap.
52
• • • •
Harden et al. geven enkele aanbevelingen voor de opzet van gezondheidsbevordering op de werkplek: actieve steun en betrokkenheid van het management actieve participatie van werknemers bij planning en uitvoering gerichtheid op een duidelijk herkenbare risicofactor rekening houden met de eigen wensen van de doelgroep. Voorwaarden voor de inzet van interventies bij individuele of groepen werknemers is dat zij bewezen effectief zijn (evidence-based), en toepasbaar in de setting van de bedrijfsgezondheidszorg. De bedrijfsarts zal de interventies vaak niet zelf uitvoeren, maar dient wel de regie en het overzicht over de voortgang te behouden. Het Onderzoekscentrum Body@Work TNO VUmc heeft een literatuuronderzoek verricht naar de effectiviteit van de zogenaamde BRAVO-leefstijlinterventies die relevant zijn voor de bedrijfsarts. De afkorting BRAVO staat voor (meer) Bewegen, (stoppen met) Roken, (matig gebruik van) Alcohol, (gezonde) Voeding en (voldoende) Ontspanning. De NVAB acht leefstijlverbetering een integraal onderdeel van de taak van de bedrijfsarts, waarvan het belang nog verder zal toenemen. Het preventief medisch onderzoek is bij uitstek de plaats om deze leefstijlverbetering systematisch te realiseren.
leidraad preventief medisch onderzoek
4
VERANTWOORDING
53
leidraad preventief medisch onderzoek
4 Verantwoording 4.1 Ontwikkelproces
54
De Leidraad is in het jaar 2005 ontwikkeld door het Kwaliteitsbureau NVAB, als activiteit binnen het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteunde project “Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek: Voorkómen is beter dan genezen”. De ontwikkeling van de Leidraad is ondersteund door medewerkers van het Kwaliteitsbureau NVAB en gecoördineerd door een projectgroep van de volgende bedrijfsartsen: D.J.Bruinvels, J.Dogger, L.A.M.Elders, J.W.J.van der Gulden, M.Krestin, T.M.Pal en W.van Rhenen. A.N.H. Weel was projectleider en voorzitter van de projectgroep. Uitgangspunt waren de aanbevelingen uit de rapportage van de inventarisatiefase: “Het kind en het badwater” (2004). Aan de hand van deze aanbevelingen is een productspecificatie geschreven. Op grond van deze productspecificatie heeft de projectgroep enkele proto-versies van de Leidraad opgesteld. De tweede versie is in april door een klankbordgroep van stakeholders (werkgevers, werknemers, overheid, deskundigen) besproken. In dezelfde maand werden de uitgangspunten van de Leidraad besproken binnen het NVAB-bestuur, en met de staf van het Coronel Instituut. Eind april werd een bijgestelde versie voor commentaar toegezonden aan 60 bedrijfsartsen die uit het ledenbestand van de NVAB waren getrokken, alsmede aan een aantal deskundigen buiten de beroepsgroep. Van 12 bedrijfsartsen en 11 deskundigen werd commentaar terug ontvangen en verwerkt. De uitgangspunten van de Leidraad stonden verder centraal op een Workshop tijdens de Bedrijfsgeneeskundige Dagen 2005 in Noordwijk aan Zee. In juni namen 16 praktiserende bedrijfsartsen deel aan een uitvoeringstoets met de Leidraad. Hiertoe waren 59 items uit de Leidraad bewerkt tot zogenaamde performance indicatoren. De bedrijfsartsen gaven voor elke performance indicator aan of hieraan in hun eigen praktijk reeds werd voldaan, en zo nee, of uitvoering al dan niet mogelijk zou zijn. Aan de hand van de verzamelde informatie is ten slotte in september 2005 de definitieve Leidraad opgesteld. De realisering van deze Leidraad moet beschouwd worden als het startpunt van een vervolgtraject vanuit het Kwaliteitsbureau NVAB, dat langs de weg van verdere ontwikkelactiviteiten leidt tot een kwalitatief goed en goed onderbouwd PMO voor de Nederlandse werknemer. In het vervolg op deze Leidraad kan men denken aan een actuele databank met onderzoeksmethoden en interventies die evidence-based zijn, en waarvan de specificaties en toepassingscriteria worden gegeven. Ook kunnen richtlijnen worden ontwikkeld voor de opzet van PMO in specifieke branches. Daarbij zal wel ruimte moeten blijven voor het formuleren van bedrijfsspecifieke doelen, zoals deze Leidraad beschrijft.
leidraad preventief medisch onderzoek
4.2 Wettelijk kader van preventief medisch onderzoek Europese Kaderrichtlijn, artikel 14 Council Directive 89/391/EEC of 12 June 1989 on the introduction of measures to encourage improvements in the safety and health of workers at work Official Journal L 183 , 29/06/1989 p. 0001 - 0008 Section IV Miscellaneous Provisions Article 14 Health surveillance 1 To ensure that workers receive health surveillance appropriate to the health and safety risks they incur at work, measures shall be introduced in accordance with national law and/or practices. 2 The measures referred to in paragraph 1 shall be such that each worker, if he so wishes, may receive health surveillance at regular intervals. 3 Health surveillance may be provided as part of a national health system.
Nederlandse wet- en regelgeving t.a.v. arbeidsgezondheidskundig onderzoek Arbeidsomstandighedenwet, artikel 18 De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan, dat erop is gericht de risico’s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De toelichting op Arbowet artikel 18, uit Arbo-Informatieblad AI-1 3.3 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek moet periodiek aan de medewerkers worden aangeboden. Daarom wordt in de praktijk veelal de naam PAGO gebruikt: Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek. Het onderzoek is erop gericht de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich meebrengt, zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken (Arbowet artikel 18). Een PAGO bestaat veelal uit (gestandaardiseerde) vragenlijsten met vragen over de beleving van het werk en het bestaan van gezondheidsklachten, een gesprek met een arboverpleegkundige of een bedrijfsarts en soms aanvullend uit lichamelijk, functie- en/of bloedonderzoek. PAGO-resultaten kunnen bij negatieve bevindingen (bijvoorbeeld: het werk wordt als erg zwaar ervaren, medewerkers hebben veel gezondheidsklachten en bloedwaarden wijken af van de norm) wijzen op de noodzaak om maatregelen te nemen om verdere schade aan de gezondheid te voorkomen of te beperken.
verantwoording
55
56
3.3.1 Voorschriften Aan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek stelt de wet- en regelgeving de volgende eisen: • Het onderzoek moet periodiek aan de medewerkers worden aangeboden (Arbowet artikel 18). Dit is niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen (Arbobesluit artikel 1.15). • De inhoud van het onderzoek moet zijn afgestemd op de gevaren en risico's die de arbeid voor de gezondheid van de medewerkers kan hebben (Nota van toelichting Arbowet). Zo hoeft bijvoorbeeld het gehoor alleen onderzocht te worden als in het werk sprake is van geluidsdosisniveaus die kunnen leiden tot gehoorschade. • Het Arbobesluit stelt dat in bepaalde situaties een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan relevante medewerkers moet worden aangeboden, in aanvulling op het PAGO conform Arbowet artikel 18, namelijk aan: • Jeugdigen, zodra uit de RI&E voor jeugdigen (zie Arbo-Informatieblad nummer 30) blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren zijn verbonden, met name voor ongevallen als gevolg van gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer (Arbobesluit artikel 1.38). • Iedere werknemer die voor de eerste keer nachtdienst gaat verrichten (Arbobesluit artikel 2.43). • Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden, die volgens de (nadere) RI&E gevaarlijke stoffen gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid (Arbobesluit, artikel 4.10 a t/m d). Aanvullende bepalingen over arbeidsgezondheidskundig onderzoek zijn opgenomen voor arbeid met mogelijke blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen (Arbobesluit, artikel 4.23) en het werken met asbest (Arbobesluit, artikel 4.52). • Iedere werknemer die arbeid verricht met biologische agentia (Arbobesluit artikel 4.85d, 4.91, 4.96). • Iedere werknemer die voor de eerste keer belast wordt met arbeid aan een beeldscherm (Arbobesluit artikel 5.11). • Iedere werknemer die wordt blootgesteld aan een geluidsdosisniveau van 80 dB(A) (Arbobesluit artikel 6.10). • Personen die worden belast met het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk (Arbobesluit, artikel 6.14a). Voornoemde arbeidsgezondheidskundige onderzoeken dienen te worden aangeboden vóór de aanvang van genoemde arbeid c.q. werkzaamheden. De bepalingen bevatten voorschriften over de periodiciteit en de inhoud van het onderzoek, de informatieplicht, het inzagerecht, de registratie van resultaten en de bewaartermijn hiervan. Als bij het aanwenden van radioactieve stoffen of bij het gebruik van een toestel dat
leidraad preventief medisch onderzoek
ioniserende stralen kan uitzenden personen bij het verrichten van werkzaamheden een bepaalde dosis kunnen ontvangen, dient geneeskundig onderzoek en medisch toezicht te worden gehouden ten aanzien van deze personen (Besluiten stralenbescherming Kernenergiewet artikelen 34 t/m 37). Arbeidsgezondheidskundig onderzoek Actor
Wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Werkgever
•
De werkgever moet de werknemers periodiek in de gelegenheid stellen een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan (Arbowet artikel 18).
•
De werkgever dient relevante werknemers in bepaalde situaties een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan te bieden (Arbobesluit, diverse artikelen, zie paragraaf 3.3).
Medewerkers
• De medewerkers hebben recht op deelname aan arbeidsgezondheidskundig onderzoek (Arbowet artikel 18 en Arbobesluit, diverse artikelen, zie paragraaf 3.3).
Ondernemingsraad
• De OR/PVT heeft instemmingsrecht over de periodiciteit
Personeelsvertegen-
(hoe vaak moet het onderzoek worden herhaald?) van het
woordiging
arbeidsgezondheidskundig onderzoek bedoeld in artikel 18 Arbowet (WOR artikel 27). •
De belanghebbende werknemers hebben - bij het Ontbreken van de OR/PVT - adviesrecht over de periodiciteit (WOR artikel 35b).
Deskundigen/
•
deskundige diensten (waaronder de
De arbodienst moet het arbeidsgezondheidskundig Onderzoek uitvoeren (Arbowet artikel 14 lid 3c onder 1°).
•
arbodienst)
De arbodienst moet vastleggen hoe invulling wordt gegeven aan de uitvoering van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek (Arboregeling artikel 2.3).
Tabel 7 Wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van actoren ten aanzien van arbeidsgezondheidskundigonderzoek
3.3.2 Actoren De wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van actoren ten aanzien van arbeidsgezondheidskundig onderzoek zijn opgenomen in tabel 7. 3.3.3 Maatwerk • De wet schrijft niet voor hoe vaak het onderzoek moet worden herhaald, omdat dit afhangt van de omvang van de risico's. De periodiciteit kan verschillen voor diverse risico's (bijvoorbeeld gehooronderzoek iedere 2 jaar en bloedonderzoek ieder jaar) en voor verschillende functies binnen de onderneming (bijvoorbeeld gehooronderzoek ieder jaar voor de afdeling voorbewerking en iedere 2 jaar in de afdeling afbouw, dit gezien het verschil in blootstelling aan schadelijk geluid).
verantwoording
57
•
58
De (betekenis van de) individuele resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek worden door de arbodienst aan de individuele medewerkers gemeld. Afhankelijk van de grootte van de onderneming en het aantal medewerkers per functie of afdeling is het mogelijk de informatie uit het (P)AGO ook op groepsniveau (bijvoorbeeld per onderneming, afdeling en/of functie) te (laten) rapporteren. Aangezien de gegevens vallen onder het medisch beroepsgeheim kan dit alleen als in de rapportage gegevens niet meer tot op een persoon te herleiden zijn. De toegevoegde waarde van groepsgegevens is dat vergeleken kan worden met referentiegegevens, zodat bepaald kan worden hoe goed een onderneming het doet in vergelijking met andere ondernemingen.
3.3.4 Praktijkervaring 2 Deelname van medewerkers aan arbeidsgezondheidskundig onderzoek is niet verplicht. De werkgever is wel verplicht dit onderzoek aan te bieden. Het stimuleren van deelname door de werkgever, arbodienst en OR/PVT kan deelname bevorderen, waardoor rapportage van groepsresultaten veelal mogelijk wordt en de noodzaak van maatregelen nagegaan kan worden op ondernemings-, functie- en/of afdelingsniveau. 3 Laat in het (P)AGO gevalideerde methoden gebruiken, zodat duidelijk is wat een onderzoeksresultaat betekent. Valide betekent geldig; van een gevalideerde methode is aangetoond dat de methode meet wat zij beoogt te meten. 4 Vergelijk de eigen groepsgegevens met referentiegegevens uit een relevante bedrijfstak of beroepsgroep. De keuze van de referentiepopulatie bepaalt de waarde van de vergelijking. 5 Maak afspraken over de mogelijkheid de gegevens desgewenst nader te analyseren (bijvoorbeeld naar aanleiding van een specifieke vraag die ten tijde van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek nog niet te voorzien was of bij een herhaling van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek). Hiervoor is het noodzakelijk dat de arbodienst de ruwe gegevens van het (P)AGO in eigen beheer heeft en niet alleen beschikt over de analyseresultaten. 6 Verwar het (P)AGO niet met een algemene gezondheidsscreening. In het (P)AGO worden alleen die aspecten van de gezondheid onderzocht die een relatie hebben met de gevaren en risico's in het werk. Op die gronden zullen bijvoorbeeld een bepaling van het cholesterolgehalte in het bloed en een ECG (hartfilm) vrijwel nooit verplicht onderdeel zijn van een (P)AGO. De werkgever is natuurlijk wel vrij om de medewerkers aanvullende onderzoeken naar de gezondheid aan te bieden, zoals het hiervoor genoemde cholesterolonderzoek. 7 Kies voor het PAGO en de RI&E dezelfde afbakening van ondernemingsonderdelen, afdelingen en functies zodat de resultaten van het PAGO en de RI&E goed aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
leidraad preventief medisch onderzoek
Wet Bevolkingsonderzoek 5] PMO en onderzoek naar persoonsgebonden risico’s Onderzoek gericht op persoons-gebonden risico’s bij een groep werkenden in het kader van een PMO valt onder de werkingssfeer van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO). Concreet betekent dit dat een werkgever een vergunning van de minister van VWS dient te hebben verkregen indien er sprake is van: a een onderzoek naar het bestaan van kanker of naar risico-indicatoren daarvoor b een onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling c een onderzoek naar ernstige ziekten waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is. De vergunning wordt geweigerd als: • het onderzoek wetenschappelijk niet deugdelijk is • het onderzoek niet in overeenstemming is met wettelijke regels voor medisch handelen • het te verwachten nut van het onderzoek niet opweegt tegen de risico’s ervan voor de gezondheid. Voor onderzoek dat tevens wetenschappelijk onderzoek is, geldt bovendien dat vergunning kan worden geweigerd als het belang van de volksgezondheid er niet mee wordt gediend. Voor onderzoek naar ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is, wordt alleen vergunning verleend als er bijzondere omstandigheden zijn. PMO en onderzoek naar arbeidsgerelateerde risico’s Preventief medisch onderzoek bij werkenden dat is gericht op de arbeidsgerelateerde risico’s valt niet onder de werkingssfeer van de WBO.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Wijziging 2005 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 6] 2.1.4 Deskundige ondersteuning bij verzuimbegeleiding, PAGO en aanstellingskeuring In de huidige Arbowet worden naast de hiervoor al besproken ri&e en de verzuimbegeleiding nog een drietal taken genoemd waarbij de werkgever zich door een gecertificeerde arbodienst moet laten bijstaan, te weten het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO), de aanstellingskeuring en het arbeidsomstandighedenspreekuur. In de vangnetregeling blijft de bijstand verleend worden door de arbodienst. In de maatwerkregeling zal deze bijstand gegeven worden door een gecertificeerde bedrijfsarts die gecontracteerd is voor de verzuimbegeleiding. Het Arbeidsomstandighedenbesluit zal dienovereenkomstig worden gewijzigd. 5] 6]
Zie: Inspectie voor de Gezondheidszorg. Toezicht op preventief medisch onderzoek. Den Haag: IGZ, mei 2008. De Wijziging 2005 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is per 1 juli 2005 in werking getreden.
verantwoording
59
Ook voor de drie hierboven genoemde taken geldt dat in de maatwerkregeling de gecertificeerde bedrijfsarts voldoende samenwerkt met andere deskundigen. Het samenwerkingsvoorschrift is dan ook in dit wetsvoorstel gehandhaafd. Zo geldt voor de aanstellingskeuring dat met name de samenwerking met de personen die bijstand verlenen bij de ri&e op zijn plaats is. Immers, de Wet medische keuringen en het Besluit aanstellingskeuringen staan alleen een aanstellingskeuring toe wanneer er sprake is van bijzondere functie-eisen wat betreft medische geschiktheid en de risico's, die verbonden zijn aan de arbeid, niet door gangbare arbomaatregelen kunnen worden gereduceerd. Ook bij het PAGO (dat immers betrekking heeft op specifieke risico’s in de arbeid) en het arbeidsomstandighedenspreekuur is deze samenwerking geboden. 60
4.3 Literatuur Arbo-informatieblad AI-1 Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2003. Arbo-informatieblad AI-9, tweede druk. Den Haag SDU, 2000. ISBN 90 12 08904 2. Body@Work TNO-Vumc. Naar een gericht BRAVO-beleid door bedrijfsartsen. Amsterdam, april 2005. Chu C. From workplace health promotion to integrative workplace health management. GOHNET 2003; 6: 1-4. Fortuin RJ, Goedhard EA. Leidraad PAGO. Amsterdam: SKB, 1997. Harden A, Peersman G, Oliver S, Mauthner M, Oakley A. A systematic review of the effectiveness of health promotion interventions in the workplace. Occupational Medicine 1999; 49: 540-548.
Koh D,.Aw TC. Surveillance in occupational health. Occup Environ Med 2003;60:705-10, 633. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Signaleringsrapport 2003. Amsterdam: NCvB, 2003. NVAB. Leidraad verwijzen door de bedrijfsarts. Utrecht, NVAB, 2004. Per 1 september 2004 verplichte keuring verlenging rijbewijs C en D. Beter op Weg, mei 2004, pagina 7. Technical and ethical guidelines for workers’ health surveillance. Geneva: ILO, 1999. Tuomi K, Eskelinen L, Toikkanen J, Jarvinen E, Ilmarinen J, Klockars M. Work load and individual factors affecting work ability among aging municipal employees. Scand J Work
leidraad preventief medisch onderzoek
Environ Health. 1991;17 Suppl 1:128-34. Verbeek Jos, Franco Giuliano, Dijk Frank van, Pasternack Iris, Manninen Pirjo, Hulshof Carel, Husman Kaj, Jauhiainen Merja. A model for appraising the effectiveness of workers’ health surveillance as a screening test. (submitted to OEM). Weel ANH, Broersen JPJ. Periodic occupational health survey in the Netherlands: a monitoring instrument for health and working conditions. In: European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions. Monitoring the work environment. Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities, 1994. Weel ANH, Duijn JCM. Het kind en het badwater. PAGO in Nederland anno 2004. Utrecht, Kwaliteitsbureau NVAB, 2004. Weel ANH, Duijn JCM. Gezond werken. Het wel en wee van arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Medisch Contact 2005; 60: 1040-1042. Weel ANH, Duijn JCM. Periodiek gezondheidszonderzoek van werknemers anno 2004. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2005; 13: 218-222. Werkgroep WGBO en bedrijfsarts. WGBO en bedrijfsarts. NVAB, 2000. Zwart BC de, Frings-Dresen MH, Duivenbooden JC van. Test-retest reliability of the Work Ability Index questionnaire. Occup Med 2002 Jun;52(4):177-81. Zwart BCH de, Weel ANH, Rayer CWG, Heymans MW, Hulshof CTJ, Duvekot JA. Leidraad Aanstellingskeuringen. Handelen van de arbodienst en de keurend arts bij een aanstellingskeuring. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005.
verantwoording
61