EC
01.
EEN KAMER HUREN IN LEIDEN. Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners. Vermoedelijk blijft het aanbod van kamers achter bij de vraag, waardoor er gemakkelijk prijsopdrijving kan plaatsvinden. Ook talloze andere factoren spelen daarbij een rol (grootte, extra voorzieningen, ligging, enz.). Hoofdvraag: Hoe komen de huurprijzen van kamers tot stand? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Bedenk eerst een theorie en toets die in de praktijk. Aantal tweetallen: 2.
EC
02.
PARKEREN IN DE LEIDSE BINNENSTAD. Alle oude steden worden in toenemende mate geconfronteerd met een enorm parkeerprobleem. Parkeerruimte is een schaars, dus economisch goed. Hoe probeert Leiden dit probleem aan te pakken. Hoe bepaalt men parkeertarieven? Hoe zal dit probleem zich in de toekomst ontwikkelen? Hoofdvraag: Hoe is het parkeren in de Leidse binnenstad geregeld? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Bedenk eerst een theorie en toets die in de praktijk. Aantal tweetallen: 2.
EC
03.
FUNSHOPPEN. Boodschappen doe je om goederen aan te schaffen…… Of wordt er ook geshopt voor de fun? Hoofdvraag: Wanneer/waar wordt veel gefunshopt en hoe staan winkeliers tegenover fun-shoppen? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Bij een onderzoek over funshoppen zijn gesprekken met winkeliers en consu-menten onmisbaar. Aantal tweetallen: 2.
EC
04.
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE. Van concurrentie spreek je als meerdere bedrijven (ongeveer) dezelfde goederen aanbieden. Concurrenten houden elkaar nauwlettend in de gaten met als uiteindelijk doel elkaars klanten weg te lokken. Vreemd genoeg kom je soms situaties tegen waarin concurrenten zich vlak bij elkaar vestigen. Kijk maar naar al die schoenwinkels in de buurt van de Leidse Hema. Of de talloze telefoonwinkels vlak bij elkaar. Hoofdvraag: Hoe concurrerend en hoe monopolistisch zijn de winkeliers in een situatie van monopolistische concurrentie? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Kies voor dit onderzoek minstens één situatie met monopolistische concurrentie in Leiden of de omgeving. Aantal tweetallen: 2.
EC
05.
EEN BROODJE ENERGIEBEZUINIGING OF MOBIELE SNIJBONEN. In eten zit veel meer energie dan nodig is voor je lichaam. Veel producten kunnen alleen maar op je bord komen dankzij veel energiegebruik bij de productie en het transport. Hoofdvraag: Hoe kun je energie besparen door de keuze van je voedsel? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Maak een “energie-plattegrond” van (een deel van) de supermarkt. Aantal tweetallen: 2.
EC
06.
GOEDE DOELEN, JE KUNT ER RIJK VAN WORDEN. Er wordt heel wat geld gegeven voor allerlei goede doelen. Bij goede doelen denken we aan mensen die niet over voldoende geld beschikken om hun leven te verbeteren. Veel geldinzamelacties gebeuren door organisaties/bedrijven die er zelf geld aan verdienen. Hoe zit dat? Hoofdvraag: Onderzoek de manier waarop een grote geldinzamelactie wordt georganiseerd en ga na wie eraan verdienen. Eindproduct: Schriftelijk verslag. Opmerking: Ga ook na hoe gulle gevers denken dat de geldinzamelactie werkt. Aantal tweetallen: 2.
EC
07.
ENERGIEVERBUIK EN KANT-EN-KLARE MAALTIJDEN. Voor sommige mensen is de maaltijd het belangrijkste evenement van de dag, voor anderen is het een noodzakelijk kwaad. Als je in de supermarkt kijkt, zie je ontzettend veel producten en lijken er iedere keer weer nieuwe bij te komen. Vooral het aanbod van verschillende kant-en-klaar producten groeit. Het is nu veel eenvoudiger om bij de supermarkt een kant-en-klaar maaltijd te kopen dan tien jaar geleden. Feit is dat ongeveer 20% van het energiebeslag voor huishoudelijke consumptie met voedingsconsumptie samenhangt, wat voeding tot één van de belangrijkste energievragende categorieën maakt. Alleen voor verwarming van het huis is meer nodig (25%), maar voor de categorie kleding en textiel of voor inrichting van het huis en vervoer wordt minder op energie beslag gelegd. Hoofdvraag: In hoeverre zijn biologisch geproduceerde voedingsmiddelen (met een ECO-keurmerk) duurder dan de traditioneel geproduceerde? Eindproduct: Schriftelijk verslag. Aantal tweetallen: 2.
EC
08.
EERLIJKE HANDEL. In veel ontwikkelingslanden leeft een groot deel van de bevolking op het platteland. Veel boeren hebben grote moeite om aan voldoende inkomen te komen, waardoor zij makkelijk kunnen worden uitgebuit. Zo komen rijke westerse landen aan goedkope producten. Bedrijven als Max Havelaar proberen via “fair trade” de bevolking te helpen. Al jarenlang hebben dit soort bedrijven een stabiel, maar klein deel van de totale markt in handen. Hoofdvraag: Waarom gaan niet meer mensen (handelaren en consumenten) over op eerlijke handel? Eindproduct: Schriftelijk verslag/spreekbeurt. Aantal tweetallen: 1. Opmerkingen: Gebruik interviews of een enquête. Raadpleeg de site http://www.vwo-campus.net/alle_pws van de Universiteit van Wageningen.
EC
09.
AFVALVERWERKING. Bij veel huizen staan twee afvalcontainers, één voor biologisch wel en één voor biologisch niet-afbreekbaar materiaal. Het verwerken van dit afval gebeurt op allerlei manieren: verbranden, storten, composteren, vergisten. Afval(verwerking) kan invloed hebben op het klimaat. Het verwerken van afval kost energie en ruimte, maar het kan ook iets opleveren. Hoofdvraag: Welke rol spelen afval en afvalverwerking in de economie (als geheel of van gezinnen/bedrijven)? Eindproduct: Schriftelijk verslag/spreekbeurt. Aantal tweetallen: 1. Opmerkingen: Raadpleeg de site http://www.vwo-campus.net/alle_pws van de Universiteit van Wageningen.
EC
10.
WAT HEB JE AAN EUROPA? Nederland was een van de eerste deelnemers aan Europese samen=werking. Wij waren al lid van de voorlopers van de Europese Unie. Inmiddels bepaalt de EU op veel gebieden wat er gebeurt. Ook de Nederlandse economie heeft te maken met wat in Brussel wordt besloten. Zonder dat de meeste mensen dat weten, betalen zij mee aan de Europese Unie. Maar betalen we niet teveel? Wat krijgen we terug voor onze bijdrage aan Europa? Hoofdvraag: Wat zijn de kosten en wat zijn de opbrengsten van het Nederlandse lidmaatschap van Europa? Eindproduct: Powerpointpresentatie Aantal tweetallen: 1. Opmerkingen: Maak gebruik van de websites van het ministerie van Economische Zaken en van de Europese Unie!
EC
11.
EERLIJK DELEN? Er zijn in Nederland grote inkomensverschillen. Duizenden gezinnen leven op of onder de armoedegrens, anderen verdienen een topinkomen bij grote internationale ondernemingen. De overheid beïnvloedt de inkomensverdeling via de belastingwetgeving en de sociale zekerheid. Maar gebeurt dat wel op een rechtvaardige manier? Hoe groot mogen de inkomensverschillen volgens jou zijn? Hoofdvraag: Hoe ziet de inkomensverdeling van Nederland eruit? Eindproduct: Discussie Aantal tweetallen: 2. Opmerkingen: Je voert een discussie over de Nederlandse inkomensverdeling. Die discussie begint met een inleiding van jullie waarin je de feiten weergeeft.
EC
12.
HOE LANG HEBBEN WE NOG EEN VERZORGINGSSTAAT? Het is jarenlang de trots van ons land geweest: de verzorgingsstaat. Van de wieg tot het graf zorgt de Nederlandse overheid voor haar burgers. De laatste twintig jaar is de verzorgingsstaat echter in gevaar. De toekomst ziet er somber uit. Krijg jij nog wel een AOW-uitkering als je 65 bent? En hoe ziet de gezondheidszorg eruit als jij achter een rollator loopt? Hoofdvraag: Wat is de toekomst van de verzorgingsstaat? Eindproduct: Schriftelijk verslag Aantal tweetallen: 1. Opmerkingen: Neem interviews af met mensen uit de praktijk om je mening te vormen.
EC
13.
MIJN ONDERNEMEND PROFIELWERKSTUK Richt je eigen onderneming op! Bedenk een product en ga daarmee de boer op. Maar eerst moet er een deugdelijk ondernemingsplan worden gemaakt. Heel belangrijk is een zorgvuldige (financiële) administratie. Ondernemen is vooral communiceren met mogelijke klanten,maar ook met leveranciers en ervaren ondernemers. Bezoek eerst de voorlichtingsbijeenkomst! Eindproduct: Schriftelijk verslag.