Leerlingenstatuut
Omnisscholen
Leerlingenstatuut Omnisscholen Inleiding De Omnisscholen hechten veel waarde aan een veilige omgeving, waarin kinderen en leerkrachten zich prettig voelen en goed kunnen presteren. In dit document zijn diverse protocollen die hierop van toepassing zijn, op een rij gezet. Deze hebben alle direct te maken met gedrag en schoolveiligheid: Het leerlingenstatuut beschrijft de rechten en plichten van ouders en leerlingen enerzijds en de scholen anderzijds. Het beschrijft bijvoorbeeld wat er op het gebied van onderwijs en privacy verwacht mag worden van de school, maar gaat ook in op de informatieplicht van ouders aan de school en de regels die gelden wanneer een leerling zich misdraagt. Het gedragsprotocol beschrijft alle sociale omgangsregels die gelden tussen collega’s, leerkrachten en leerlingen en tussen leerkrachten en ouders. Wat mag bijvoorbeeld wel als het om spelen en hulp met aankleden gaat, wat vinden wij goed gebruik van sociale media, waar gaat plagen over in pesten enz.. De klachtenregeling geeft aan welke weg bewandeld moet worden als er gedragingen en beslissingen zijn waargenomen waarvan op zijn minst twijfel is of deze wel correct zijn. De regeling geeft ook aan wie welke verantwoordelijkheden hierin heeft en waar een klacht kan worden ingediend.
Leerlingenstatuut Omnisscholen LEERLINGENSTATUUT: INHOUDSOPGAVE A. Algemene bepalingen. Begripsbepalingen Leerlingenstatuut
Artikel 1. Artikel 2.
B. Het onderwijs. Artikel 3. Toelating Artikel 4. Het verzorgen van het onderwijs Artikel 5. Het volgen van onderwijs en het meedoen aan activiteiten Artikel 6. Toetsing en beoordeling Artikel 7. Rapporten Artikel 8. Verwijdering op grond van leerprestaties C. Rechten ten aanzien van de eigen persoon Artikel 9. Recht op informatie Artikel 10. Leerlingenadministratie en privacybescherming Artikel 11. Vrijheid van meningsuiting Artikel 12. Normen en waarden Artikel 13. Uiterlijk Artikel 14. Klachtenregeling D. Dagelijkse gang van zaken. Artikel 15. Aansprakelijkheid Artikel 16. Aanwezigheid E. Strafmaatregelen. Artikel 17. Strafbevoegdheden Artikel 18. Straffen Artikel 19. Schorsen Artikel 20. Definitieve verwijdering
Leerlingenstatuut Omnisscholen A. Algemene bepalingen. Artikel 1. Begripsbepalingen. a. Bevoegd gezag: Het schoolbestuur van de Omnisscholen. b. Bovenschoolse directie: De algemeen directeur van de Omnisscholen. c. Directeurenberaad: De algemeen directeur en de directeuren van de Omnisscholen. d. Geledingen: Alle leerlingen, alle ouders of al het personeel. e. Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad: Het vertegenwoordigende orgaan van alle Omnisscholen, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet medezeggenschap op scholen (Wms). f. Inspectie van het Onderwijs (verder: inspectie): De instantie, die wettelijk belast is met het toezicht op het onderwijs. g. Klachtenregeling: Regeling zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo). h. Leerkracht: Het personeel met een onderwijsgevende taak, ook de eventuele aanstaande leerkracht, die als stagiair(e)s of leraar in opleiding, in de school les geven. i. Leerlingen: Alle leerlingen, die op een Omnisschool staan ingeschreven. j. Leerplichtambtenaar: Een door de gemeente aangestelde ambtenaar die toezicht houdt op de naleving van de Leerplichtwet door school, instellingen, ouders, verzorgers en jongeren. k. Medezeggenschapsraad:Het vertegenwoordigende orgaan van een Omnisschool, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wms. l. Onderwijs ondersteunend personeel: Personeelsleden van de school belast met een andere taak dan lesgeven (niet zijnde de schoolleiding). m. Ouders: Ouders, wettelijke vertegenwoordigers en verzorgers van de leerling. n. Personeel: Diegenen die op basis van een aanstelling aan de school verbonden zijn. o. School: Eén van de Omnisscholen. p. Schoolgids: Gids waarin alle wetenswaardigheden over de school staan vermeld, zoals bedoeld in artikel 13 van de Wpo. Bij inschrijving en aan het begin van ieder schooljaar (digitaal) wordt de gids uitgereikt. q. Schoolleiding: De directeur van een Omnisschool. Artikel 2. Leerlingenstatuut. 1. Het leerlingenstatuut regelt de rechten en plichten van de leerlingen en de ouders. 2. Het leerlingenstatuut is van toepassing op alle geledingen, het bevoegd gezag en de schoolleiding, met inachtneming van wettelijk vastgestelde bevoegdheden en reglementen. 3. Het leerlingenstatuut wordt voor onbepaalde tijd vastgesteld door het bevoegd gezag. Tussentijdse wijzigingen zijn mogelijk, al dan niet op voorstel van diegenen die bij dit leerlingenstatuut zijn betrokken. 4. Het bevoegd gezag legt het leerlingenstatuut en ieder voorstel tot wijziging ter advies, dan wel instemming, voor aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voordat er een besluit wordt genomen. 5. In de schoolgids staat een korte beschrijving van het leerlingenstatuut. Aan de ouders wordt eenmalig een exemplaar van het leerlingenstatuut uitgereikt. Op elke school is een exemplaar van de schoolgids ter inzage aanwezig. 6. Wanneer het leerlingenstatuut wordt gewijzigd dan worden deze wijzigingen gepubliceerd zodat iedereen hiervan kennis kan nemen. Ook worden de wijzigingen opgenomen in de schoolgids. 7. Op het leerlingenstatuut is de klachtenregeling van de school van toepassing. 8. In gevallen waarin dit leerlingenstatuut niet voorziet en voor zover het de rechten en plichten van de leerlingen en ouders betreft, beslist het bevoegd gezag in de geest van het leerlingenstatuut.
Leerlingenstatuut Omnisscholen B. Het onderwijs. Artikel 3. Toelating. 1. Godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht kunnen nooit een reden zijn om een aspirant-leerling (verder: kind) de toegang tot de school te ontzeggen. 2. Bij een te groot aantal aanmeldingen van kinderen wordt geloot. Bij loting wordt voorrang gegeven aan het kind waarvan de ouders al een kind op school hebben ingeschreven. 3. Ouders en kinderen worden verondersteld de identiteit en doelstellingen van de school te onderschrijven en te respecteren. 4. De schoolleiding informeert het kind en zijn ouders over de toelatingscriteria. 5. Op grond van de volgende criteria kan het kind tot de school worden toegelaten: a. Het kind heeft minimaal de leeftijd die de wet stelt. b. Het kind moet voldoen aan de volgende eisen: · mobiliteit: het kind kan zich zelfstandig bewegen, met of zonder hulpmiddelen. · communicatie: het kind kan zich uitdrukken in voor zijn leeftijd gebruikelijke taal. · leerbaarheid: het kind is in staat kennis tot zich te nemen en zich vaardigheden eigen te maken. c. De school verwacht een zekere mate van zelfredzaamheid: het kind is zindelijk en kan zich aan- en uitkleden. d. De ouders en het kind conformeren zich aan het schoolbeleid zoals beschreven in het leerlingenstatuut. e. Het kind zonder ‘zorgdossier’ kan worden toegelaten aan het begin van een nieuw schooljaar. Het kind heeft een zorgdossier wanneer het kind een indicatie heeft van de Commissie voor indicatiestelling (CVI) voor een school voor speciaal onderwijs (SO) of als een beschikking is afgegeven door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) voor een speciale school voor basisonderwijs (SBO). f. Kinderen die ingeschreven staan op een school die tot het bevoegd gezag behoort, kunnen - met uitzondering van verhuizing - alleen aan het begin van het schooljaar bij een school worden ingeschreven. Als uitzondering op deze regel geldt dat een ernstig verstoorde vertrouwensrelatie tussen ouder/kind enerzijds en de bezoekende school anderzijds een reden kan zijn tussentijdse overplaatsing mogelijk te maken, altijd met ingang van de eerste dag na een vakantie waarbij: · instemming van de school van herkomst is gewenst. · ouders zich houden aan de leerplichtwet en de vakantieregeling van de school. g. Ouders zijn verplicht alle relevante informatie over het kind te verstrekken aan de school. Het achterhouden van informatie kan het weigeren van de inschrijving tot gevolg hebben, ook met terugwerkende kracht. h. Ouders moeten het inschrijfformulier geheel en naar waarheid invullen en ondertekenen. i. Ouders gaan akkoord met plaatsing van het kind in het hoofdgebouw of dependance. j. Ouders kunnen de school niet dwingen voorzieningen te treffen, ook al is er sprake van een medische indicatie. 6. Als een kind op grond van de criteria bedoeld in lid 5 niet wordt toegelaten, deelt de schoolleiding dit besluit onder opgave van redenen schriftelijk aan het kind en diens ouders mee. Daarbij wijst de schoolleiding op de inhoud van lid 3, 5, 7 en 8. 7. Binnen dertig dagen na dagtekening van de in lid 6 bedoelde mededeling kan door de ouders aan het bevoegd gezag schriftelijk om herziening van het besluit worden verzocht. 8. Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk, naar ten minste uiterlijk binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek om herziening, een beslissing, al dan niet na overleg met deskundigen. Het bevoegd gezag kan zich over het herzieningsverzoek eerst uitspreken nadat de ouders zijn gehoord en deze inzage hebben gehad in alle ter zake uitgebrachte adviezen en rapporten.
Leerlingenstatuut Omnisscholen Artikel 4. Het verzorgen van onderwijs. 1. Als een leerkracht naar het oordeel van ouders het onderwijs niet goed verzorgt, kunnen ouders, wanneer zij dat willen, dit aan de orde stellen bij de betreffende leerkracht. 2. Wanneer dit geen bevredigend resultaat oplevert, kunnen ouders zich richten tot de schoolleiding, waarna geprobeerd zal worden tot een oplossing te komen. 3. Heeft ook dat geen bevredigend resultaat voor de ouders, dan kunnen zij een klacht indienen op grond van de geldende klachtenregeling. 4. Wanneer de leerling extra zorg nodig heeft, is het onderwijs mede gericht op de individuele begeleiding van het kind. De schoolleiding bepaalt de grenzen van de begeleidingsmogelijkheden. Artikel 5. Het volgen van onderwijs en het mee doen aan activiteiten. 1. De leerling is verplicht met alle activiteiten mee te doen. Uitsluitingen, bijvoorbeeld van het bijwonen van vieringen, zijn niet mogelijk, voor zover niet in strijd met artikel 3 lid 1. 2. Een leerling die een goede voortgang van de les verstoort of verhindert, kan door de leerkracht verplicht worden zich te melden bij de schoolleiding. Artikel 6. Toetsing en beoordeling. 1. Toetsing van de leerstof kan op twee verschillende wijzen gebeuren: a. Door oefentoetsen. Een oefentoets is uitsluitend bedoeld om de leerkracht en de leerling inzicht te geven in hoeverre de leerling de lesstof begrepen en geleerd heeft. De oefentoets kan onverwacht gehouden worden. b. Door beoordelingstoetsen. Daartoe behoren: · Overhoringen, schriftelijk dan wel mondeling. · Proefwerken/repetities. · Werkstukken/spreekbeurten. 2. Een leerkracht beoordeelt een afgenomen beoordelingstoets binnen twee weken nadat deze is afgenomen, tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen, dit ter beoordeling van de schoolleiding. Voor werkstukken geldt een termijn van vier weken. 3. Een leerling en ouders hebben recht op inzage in zijn beoordelingstoets, nadat de leerling is beoordeeld. Artikel 7. Rapporten. 1. Leerlingen en ouders hebben recht op mondelinge en/of schriftelijke rapportage over de prestaties van de leerlingen. 2. Een mondelinge/schriftelijke rapportage geeft de leerling en zijn ouders tenminste een overzicht van zijn prestaties voor alle ontwikkelingsgebieden/vakken over een bepaalde periode. 3. Het schriftelijke rapport is gericht aan de ouders. Bij inlevering van een aan de ouders gericht rapport is de handtekening van tenminste één van de ouders vereist. Artikel 8. Verwijdering op grond van leerprestaties of gedrag. 1. Voor verwijdering van de leerling worden de bepalingen uit artikel 40 van de Wpo in acht genomen. 2. Het is niet toegestaan een leerling in de loop van het schooljaar op grond van onvoldoende leerprestaties van school te verwijderen. De schoolleiding kan aan de ouders wel een advies geven de leerling aan te melden bij een andere basisschool (BO), een speciale school voor basisonderwijs (SBO) of een school voor speciaal onderwijs (SO). Bij een dergelijke verwijzing gelden de regels van het samenwerkingsverband waartoe de Omnisscholen behoren. 3. Verdere bepalingen over schorsing en verwijdering van een leerling zijn opgenomen in artikel 19 en 20 van dit statuut.
Leerlingenstatuut Omnisscholen C. Rechten ten aanzien van de eigen persoon. Artikel 9. Recht op informatie. 1. Het kind en zijn ouders worden tijdens een gesprek vóór de inschrijving door de schoolleiding geïnformeerd over de doelstellingen, het onderwijsaanbod en de werkwijze van de school. 2. Tijdens dit gesprek wordt een exemplaar van de schoolgids en het leerlingenstatuut uitgereikt of digitaal ter beschikking gesteld. 3. Elke leerling en zijn ouders nemen kennis van het leerlingenstatuut. Elk gezin dat kinderen op school heeft ontvangt éénmalig een exemplaar. 4. Tijdens het schooljaar worden de leerling en zijn ouders over schoolzaken op de hoogte gehouden door ouderavonden, (digitale) nieuwsbrieven en internet. De ouderraad organiseert ook jaarlijks een ouderavond, waarbij zij uitlegt geeft over activiteiten en financiën. 5. De leerling en zijn ouders moeten de mogelijkheid hebben de schoolleiding en de leerkracht vragen te stellen over het functioneren van de leerling binnen de school. Artikel 10. Leerlingenadministratie en privacybescherming 1. Op school bevindt zich een leerlingenadministratie waarin alleen die gegevens zijn opgenomen die relevant zijn voor de schoolloopbaan van de leerlingen. 2. Dit betreft gegevens die worden voorgeschreven op grond van de diverse wetten die op het onderwijs van toepassing zijn. 3. In aanvulling op het bepaalde in lid 2 betreft het ook a. Gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van het kind. b. Gegevens over de aard en het verloop van het onderwijs én de behaalde studieresultaten. c. Gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen. d. Gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten. 4. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt als uitgangspunt voor de gegevens die worden opgenomen in de leerlingenadministratie en de daarbij in acht te nemen geheimhouding. 5. Wanneer een leerling een personeelslid vertrouwelijke gegevens verstrekt, is het betreffende personeelslid verplicht deze gegevens vertrouwelijk te houden, ook tegenover overige leden van het personeel, het bevoegd gezag en de ouders. 6. Personeel kan contacten onderhouden met ouders, behalve met ouders die op grond van gerechtelijke beslissing van dat contact zijn uitgesloten. Artikel 11. Vrijheid van meningsuiting. 1. Iedere leerling heeft de vrijheid zijn mening op school te uiten binnen de identiteit en de doelstelling van de school. 2. Leerlingen moeten elkaars mening en die van anderen respecteren. 3. Uitingen die als discriminerend of beledigend kunnen worden ervaren zijn niet toegestaan. Artikel 12. Normen en waarden. Kinderen moeten zich houden aan de heersende normen en waarden in de school en de daarbij behorende regels en afspraken. Artikel 13. Uiterlijk. 1. Leerlingen worden geacht verzorgd op school te verschijnen volgens algemeen gangbare normen, dit ter beoordeling aan de schoolleiding. 2. De schoolleiding heeft de bevoegdheid voorschriften te geven en te wijzigen over uiterlijk en kleding van leerlingen.
Leerlingenstatuut Omnisscholen
Artikel 14. Klachtenregeling. Het bevoegd gezag heeft met betrekking tot klachten van (ex-)leerlingen, ouders, vrijwilligers, personeelsleden en leden van het bevoegd gezag een klachtenregeling vastgesteld. Deze regeling is ter inzage op school aanwezig en ook te vinden op www.omnisscholen.nl.
D. Dagelijkse gang van zaken. Artikel 15. Aansprakelijkheid. 1. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek gelden bij aansprakelijkheid van schade door of aan leerlingen toegebracht. 2. De ouders van een leerling die een schade heeft veroorzaakt worden hiervan door de schoolleiding in kennis gesteld en hierop aangesproken. 3. Tegen een leerling die opzettelijk schade toebrengt aan het schoolgebouw, eigendommen van de school of eigendommen van derden, kunnen door de schoolleiding maatregelen worden getroffen. Artikel 16. Aanwezigheid. 1. De leerlingen zijn verplicht in de school aanwezig te zijn op de door de schoolleiding vastgestelde schooltijden en dagen. De zomervakanties worden vastgesteld door de overheid, de andere vakanties en roostervrije dagen door het schoolbestuur. 2. Voor lesverzuim door ziekte of andere oorzaken gelden de afspraken zoals vermeld in de schoolgids.
E. Strafmaatregelen. Artikel 17. Strafbevoegdheden. 1. Leerlingen volgen de aanwijzingen van het personeel. Als zij dit niet doen, kan de leerkracht de leerling een redelijke straf opleggen. 2. Als de leerling vindt dat hij ten onrechte of onredelijk zwaar is gestraft dan kan hij dat bespreken met de schoolleiding, die in overleg met de leerkracht uiteindelijk beslist. Artikel 18. Straffen. 1. Bij het opleggen van een straf moet een redelijke verhouding bestaan tussen de soort straf, de strafmaat en de ernst en aard van de overtreding. 2. Het moet duidelijk zijn voor welke overtreding de straf wordt gegeven. 3. Bij de praktische uitvoering van een straf wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de leerling. 4. De straffen die aan leerlingen kunnen worden opgelegd zijn onder andere: · Een berisping. · Het maken van strafwerk. · Opruimen van gemaakte rommel of corveewerkzaamheden. · Het ontzeggen van de toegang tot de eigen groep. Artikel 19. Schorsen. 1. De schoolleiding kan een leerling met opgave van reden voor een periode van ten hoogste één week schorsen. Deze periode kan twee maal worden verlengd. 2. Schorsing vindt plaats wanneer er sprake is van een ernstig incident. Hieronder wordt verstaan: • Voortdurend, storend en/of agressief gedrag van de leerling; dit kan een belemmering zijn voor het geven van onderwijs aan de overige leerlingen en een gevaar voor hen vormen;
Leerlingenstatuut Omnisscholen •
3. 4.
5. 6.
Bedreigend of agressief gedrag van ouders/verzorgers van de leerling. Het moet aannemelijk zijn dat herhaling niet is uitgesloten. Er moet gegronde vrees bestaan voor de veiligheid van het personeel of de leerlingen of voor de ongestoorde voortgang van het onderwijs. De schoolleiding besluit in overleg met het bovenschools management tot schorsing, waarna deze het bevoegd gezag hiervan op de hoogte stelt. Het besluit tot schorsing wordt schriftelijk aan de ouders meegedeeld. Zij ontvangen daarna een uitnodiging voor een gesprek, waarbij een vertegenwoordiger van het bestuur, de directeur en de leerkracht aanwezig zijn. Op verzoek kan ook de vertrouwenspersoon worden uitgenodigd. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, dat aan alle betrokkenen wordt overlegd. Ouders en een vertegenwoordiger van de school ondertekenen dit verslag. Het bevoegd gezag stelt de inspectie en de leerplichtambtenaar schriftelijk en met opgave van redenen in kennis van een schorsing voor een periode langer dan één dag. Schorsing mag niet betekenen dat het maken van toetsen wordt belemmerd. De school treft hiervoor passende maatregelen, zoals het wel tot de school toelaten voor deze toets. Daarnaast is het beschikbaar stellen van thuismateriaal een mogelijkheid.
Artikel 20. Definitieve verwijdering. 1. Voor de verwijdering worden de bepalingen uit artikel 40 van de Wpo in acht genomen. 2. Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat de betrokken leerkracht, de schoolleiding en de ouders zijn gehoord. 3. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling gebeurt alleen na overleg met de inspectie. In afwachting van dit overleg kan de desbetreffende leerling worden geschorst. 4. Het besluit tot definitieve verwijdering van een leerling wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de betrokken ouders medegedeeld. 5. Het bevoegd gezag meldt een besluit tot verwijdering van een leerling direct aan de leerplichtambtenaar. 6. Het bevoegd gezag stelt de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen in kennis van een definitieve verwijdering. 7. Binnen zes weken na dagtekening van de in lid 4 bedoelde mededeling kan door de ouders aan het bevoegd gezag schriftelijk om herziening van het besluit worden verzocht. 8. Het bevoegd gezag neemt zo spoedig mogelijk, maar ten minste uiterlijk binnen vier weken na ontvangst, een beslissing op het verzoek tot herziening. Dit na overleg met de inspectie en desgewenst andere deskundigen; echter niet eerder dan nadat de ouders in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord en kennis hebben kunnen nemen van de op het besluit betrekking hebbende adviezen of rapporten. 9. Het bevoegd gezag kan de desbetreffende leerling gedurende de behandeling van het verzoek om herziening van een besluit tot definitieve verwijdering de toegang tot de school ontzeggen. 10. Wanneer het bevoegd gezag, ondanks een aantoonbare inspanning gedurende acht weken, niet lukt om de leerling te plaatsen op een andere school, kan de leerling worden verwijderd zonder dat vervolgonderwijs is veiliggesteld.
Gedragsprotocol
Omnisscholen
Gedragsprotocol Omnisscholen
GEDRAGSPROTOCOL : Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10.
INHOUDSOPGAVE
Inleiding Doelen en voordelen Uitwerking van het gedragsprotocol van onze school Gedrag op school Schoolse situaties Eén-op-één situaties Toiletgebruik Racisme en discriminatie Omgaan met sociale media Privacy
Gedragsprotocol Omnisscholen 1. Inleiding Gedragsregels zoals afspraken over te laat komen, het roken op school, het gebruik van materialen en dergelijke zijn voor iedereen duidelijk. De richtlijnen die we hierbij hanteren passen binnen onze schoolcultuur. Maar ook de wijze waarop leerkrachten met leerlingen omgaan, hoe leerlingen onderling met elkaar omgaan, de omgang tussen leerkrachten onderling en het omgaan van leerkrachten met ouders bepaalt mede de cultuur en de sfeer op school. Het pedagogisch klimaat krijgt pas echt vorm als er duidelijke afspraken gemaakt worden. Afspraken die een bijdrage leveren aan een prettige sfeer en waarin we elkaar niet in een bepaalde positie dwingen. Het gedragsprotocol houdt niet in dat gedrag wat niet in de regels is vastgelegd automatisch wel toelaatbaar is. Anderzijds mag deze het spontane omgaan van alle betrokkenen met elkaar niet in de weg staan. Voor situaties m.b.t. het voorkómen van pesten en het onderscheiden van plagen en pesten, is een speciaal protocol op iedere school aanwezig. Bij het vaststellen van de regels is rekening gehouden met de aard en het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van de leerlingen. 2. Doelen en voordelen Doelen: a. Het scheppen van een goed pedagogisch klimaat waarbinnen alle betrokkenen zich prettig en veilig voelen. b. Het bijdragen aan preventie van machtsmisbruik in ruime zin. c. Het bevorderen en bewaken van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsaspecten voor alle betrokkenen bij hun werk op onze scholen. d. Het bewaken van de privacy van alle betrokkenen. Voordelen: a. Betrokkenen kunnen elkaar aanspreken op naleving van gezamenlijke gedragsregels. b. De school kan door middel van deze gedragsregels naar buiten toe, met name naar de ouders van de leerlingen, duidelijk maken hoe binnen de school betrokkenen omgaan met de hen toevertrouwde leerlingen. 3. Uitwerking van het gedragsprotocol van onze school Een school moet een plek zijn waar zowel kinderen, ouders als leerkrachten zich veilig en gerespecteerd voelen, zichzelf kunnen zijn en met plezier naar toe komen. Een dergelijk schoolklimaat wordt gemaakt door de kinderen, het personeel, de ouders en de schoolleiding. Het vraagt van iedereen een behoorlijke dosis inzet en de nodige tijd. Hier staat tegenover dat er geluisterd wordt naar elkaar en dat problemen worden uitgepraat. Men ervaart steun en belangstelling van de anderen. De goede sfeer heeft een positieve invloed op ieders functioneren en welbevinden. Kinderen vinden het fijn om naar school te gaan, personeel heeft plezier in het werk en ouders vinden het prettig om daar waar het kan en nodig is, hulp te bieden. Het is belangrijk om op grond van gelijkwaardigheid met elkaar te werken en te communiceren. Dit houdt in dat betrokkenen - kinderen, ouders en personeel - serieus genomen worden en dat er geluisterd wordt naar wat iemand te vertellen heeft, ongeacht leeftijd en/of rol. De sfeer waarin een kind opgroeit is van groot belang om een volwaardig mens te worden. Als voorwaarde geldt een vriendelijk en veilig klimaat met daarbij orde en regelmaat. Omnis streeft ernaar dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen die: · goed met elkaar kunnen samenwerken. · met een grote mate van zelfstandigheid hun weg kunnen vinden. · verdraagzaam zijn. · een onderzoekende houding hebben.
Gedragsprotocol Omnisscholen Van alle betrokkenen wordt verwacht dat zij zich houden aan de vastgestelde regels. Bij zaken die niet in dit gedragsprotocol genoemd worden beslist het directeurenberaad na overleg met het team. 4. Gedrag op school Het streven naar gelijkwaardigheid binnen de school houdt in dat de volgende gedragingen niet worden getolereerd: a. grappen met een vernederende strekking die kwetsend bedoeld zijn ten opzichte van een of meerdere geledingen binnen de school. b. seksueel getinte opmerkingen over, of vragen naar uiterlijk en/of gedrag van een ander. c. handtastelijkheden die als vervelend kunnen worden ervaren. 5. Schoolse situaties a. Knuffelen of op schoot nemen: in de onderbouw en in de middenbouw kunnen leerlingen op schoot worden genomen en/of worden geknuffeld. Dit gebeurt niet als het kind het zelf niet wil. b. Troosten, belonen, feliciteren en dergelijke. De wensen van kinderen worden hierin gerespecteerd. Kinderen hebben het recht aan te geven wat zij prettig of niet prettig vinden. Spontane reacties bij troosten en belonen in de vorm van een zoen zijn mogelijk, maar gaan niet van de leerkracht uit. c. Aan- en uitkleden: in de onder- en middenbouw worden kinderen, indien nodig, geholpen met aan- en uitkleden. In de bovenbouw gebeurt dit niet meer. d. Gymnastieklessen: de onder- en middenbouwgroepen maken gebruik van één kleedkamer. Vanaf groep 6 kleden de jongens en meisjes zich, als het mogelijk is, gescheiden om. De leerkracht is niet in de ruimte van het andere geslacht aanwezig, behalve als de personele bezetting niet anders toelaat en als er calamiteiten zijn. Moet hij/zij toch in de kleedruimte zijn, dan wordt er eerst geklopt en aangekondigd dat hij/zij binnen wil komen. Na een korte pauze pas echt naar binnen gaan. Het lichamelijk contact tussen een leerkracht en een kind mag alleen functioneel zijn. Dat geldt o.a. voor: 1. op verantwoorde wijze hulp verlenen bij het uitvoeren van de gevraagde oefenstof. 2. beveiliging bij oefenstof die fout uitgevoerd wordt. 3. noodzakelijke en erkende EHBO-aanrakingen. 4. Het uit elkaar halen van vechtende kinderen, na mondeling verzoek te stoppen. 5. Het laten ophouden van hysterisch gedrag van kinderen. Eerst wordt mondeling geprobeerd dit te laten ophouden en, indien dat niet werkt, wordt het kind verantwoord vastgepakt en tot rust gebracht om de fysieke veiligheid van alle betrokkenen te garanderen. 6. Eén-op-één situaties De leerkracht probeert zo min mogelijk met één kind in de klas of een andere ruimte achter te blijven, waarin hij/zij en het kind niet zichtbaar zijn. Kinderen die gedrag vertonen dat als onacceptabel wordt ervaren, worden hierop in ieder geval aangesproken. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit individueel of in klassenverband. Bedoeld wordt gedrag zoals beschreven onder ‘gedrag op school’. De ouders/verzorgers van de betreffende leerling(en) worden ingelicht en, indien nodig, uitgenodigd voor een gesprek om samen met de leerkracht (en eventueel het kind) afspraken te maken. Onacceptabel gedrag van de leerkracht wordt individueel met de betrokkenen besproken. Dit gebeurt door de schoolleiding, na overleg met de veiligheidscoördinator en de externe vertrouwenspersoon. 7. Toiletgebruik Kinderen van de onderbouw en de laagste groepen van de middenbouw mogen geholpen worden bij het verschonen.
Gedragsprotocol Omnisscholen In de bovenbouw zijn er aparte jongens- en meisjestoiletten. Voor de meisjes in de bovenbouw zijn er speciale voorzieningen. 8. Racisme en discriminatie Onze maatschappij heeft een multiculturele samenstelling. Dat houdt in dat er verschillende groepen zijn met hun eigen cultuur. Iedere groep heeft zijn eigen aard, levensovertuiging en gewoonten zoals kleding en voedsel enzovoort. Daarnaast komt het voor dat een aantal ouders de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Dit vraagt van allen die bij school betrokken zijn extra inzet. Omnis hanteert hierin de volgende uitgangspunten: 1. De leerkracht behandelt alle kinderen en hun ouders gelijkwaardig. 2. Hij/zij gebruikt geen racistische of discriminerende taal. 3. De leerkracht ziet erop toe dat de leerlingen en ouders naar medeleerlingen en hun ouders geen racistische of discriminerende houding aannemen in taal en gedrag binnen school. 4. De namen van de leerlingen die tijdens het buitenspelen betrapt worden op racistische/discriminerende taal en/of gedragingen worden doorgegeven aan de eigen groepsleerkracht zodat hij/zij hierop in kan spelen en er een aantekening van maakt. Bij herhaling worden de ouders ingelicht. 5. De leerkracht neemt duidelijk afstand van racistisch en/of discriminerend gedrag van collega's, ouders en andere volwassenen binnen de school. Hij/zij maakt dit ook kenbaar. Voor ouders van kinderen die onze school bezoeken geldt: · ouders gebruiken geen racistische en/of discriminerende taal binnen school of op het schoolplein over andere ouders en andere kinderen. · ouders maken geen racistische en/of discriminerende opmerkingen naar de leerkrachten.
9. Omgaan met sociale media Omnis onderkent het belang van sociale media. Deze kunnen een bijdrage leveren aan een positief imago van onze scholen. Het is belangrijk om te beseffen dat met berichten op sociale media ook het imago van de school en betrokkenen geschaad kan worden. Om die reden gelden hiervoor de volgende richtlijnen. Deze zijn gericht op schoolgerelateerde berichten en communicatie waarbij er sprake is van een overlap tussen school, werk en privé: 1. Leerkrachten, leerlingen en ouders houden bij het gebruik van sociale media rekening met de goede naam van de school en iedereen die daarbij betrokken is; 2. Het is voor medewerkers en leerlingen niet toegestaan om tijdens de lessen actief te zijn op sociale media, tenzij dit gerelateerd is aan de gegeven les of hiervoor toestemming is gegeven door de leerkracht of schoolleiding; 3. Leerkrachten wijzen leerlingen specifiek op de gevaren van het gebruik van sociale media en de noodzaak om hierin voorzichtig te zijn; 4. Mobiele telefoons worden onder schooltijd niet gebruikt door de leerkracht, tenzij er dringende redenen zijn om bereikbaar te zijn. 5. Het gebruik van mobiele telefoons door leerlingen is op school niet toegestaan. Slechts in bijzondere gevallen wordt i.o.m. de leerkracht toestemming verleend. 6. Het is als privé-persoon niet toegestaan om ‘vrienden’ te worden met leerlingen op sociale media; 7. Iedereen dient zich ervan bewust te zijn dat gepubliceerde teksten en uitlatingen voor onbepaalde tijd openbaar zullen zijn, ook na verwijdering van het bericht; 8. Het is toegestaan om schoolgerelateerde onderwerpen te publiceren mits het geen vertrouwelijke of persoonsgebonden informatie over de school, leerkrachten, ouders en andere betrokkenen betreft;
Gedragsprotocol Omnisscholen 9. Het is niet toegestaan om onder schooltijd activiteiten of personen (leerkrachten, leerlingen e.a.) te filmen, tenzij het een nadrukkelijk aan de les gerelateerde situatie betreft waarvoor toestemming is verleend. 10. Het is niet toegestaan om foto-, film- en geluidsopnamen van schoolgerelateerde situaties te maken of op sociale media te zetten, tenzij uitdrukkelijk toestemming voor plaatsing is gegeven; 11. Iedereen die verbonden is aan de school onthoudt zich van negatieve berichtgeving die school- of organisatiegericht is, ook al wordt deze privé gegeven. Zodra de naam van de school hierbij genoemd wordt, handelt de betrokkene in strijd met de geldende afspraken. Voor medewerkers gelden hierbij rechtspositionele afspraken en maatregelen. 10. Privacy Werken in het onderwijs brengt met zich mee dat meerdere personen met een bepaald kind te maken krijgen. Het is belangrijk om ieders privacy te beschermen. De leerlingendossiers zijn opgeborgen in een afgesloten kast die alleen toegankelijk is voor de leerkrachten, de intern begeleider en de schoolleiding. Gegevens over de thuissituatie, medische informatie, gegevens van hulpverlenende instanties en uitslagen van testen worden als privacygegevens beschouwd. Degene die deze gegevens heeft gekregen, mag ze alleen binnen school gebruiken ten dienste van een goede begeleiding van de leerling. Andere aan school verbonden personen kunnen ook over deze gegevens beschikken als dat in het belang is van het kind. De ouders wordt in dat geval om toestemming gevraagd de gegevens aan derden te verstrekken. De afspraken over dossiervorming van personeelsleden zijn vastgelegd in het beleidsstuk ‘Afspraken dossiervorming Omnisscholen’. Dit is vastgesteld in april 2011 en opgenomen in het algemene beleidsplan Omnisscholen.
Klachtenregeling Omnisscholen
Klachtenregeling
Omnisscholen
Klachtenregeling Omnisscholen
KLACHTENREGELING :
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1
Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2
Behandeling van de klachten Paragraaf 1: algemeen Paragraaf 2: de contactpersoon Paragraaf 3: de vertrouwenspersoon Paragraaf 4: de klachtencommissie Paragraaf 5: besluitvorming door het bevoegd gezag
Hoofdstuk 3
Slotbepalingen
Klachtenregeling Omnisscholen Het bevoegd gezag van de Omnisscholen gelet op de bepalingen van de Wet op het primair onderwijs; gehoord de medezeggenschapsraad/gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; stelt de volgende Klachtenregeling primair onderwijs vast. HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. School: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; b. Commissie: de commissie als bedoeld in artikel 4; c. Klager: een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van) het personeel,(een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, of een persoon die op een andere manier deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend; d. Klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde; e. Contactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2; f. Vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 3; g. Aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, of een persoon die op een andere manier deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend; h. Benoemingsadviescommissie: een door het bevoegd gezag ingestelde commissie die bestaat uit leden aangewezen door de geledingen ouders/leerlingen, personeel en bevoegd gezag. HOOFDSTUK 2: BEHANDELING VAN DE KLACHTEN Paragraaf 1: Algemeen Bij een eenvoudig verschil van mening of een misverstand is het belangrijk om snel te overleggen en open te staan voor elkaars mening. Vrijwel elk verschil van mening is op deze manier goed op te lossen. Wanneer het verschil of de klacht ernstiger is en/of niet naar tevredenheid opgelost wordt, is een gesprek met de directeur een volgende stap. Ook kan een externe vertrouwenspersoon worden ingeschakeld. Daarnaast zijn de Omnisscholen aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC). Paragraaf 2: De contactpersoon Artikel 2: Aanstelling en taak contactpersoon Er is op iedere school ten minste één contactpersoon die de klager verwijst naar de vertrouwenspersoon. Dit betreft de leidinggevende of de schoolcoördinator die namens hem optreedt.
Klachtenregeling Omnisscholen Paragraaf 3: De vertrouwenspersoon Artikel 3: Aanstelling en taken vertrouwenspersoon 1. Het bevoegd gezag beschikt over ten minste één vertrouwenspersoon die functioneert als aanspreekpunt bij klachten. 2. Het bevoegd gezag sluit een overeenkomst inzake de uitvoering van de functie van externe vertrouwenspersoon. De benoeming vindt plaats op voorstel van de benoemingsadviescommissie. 3. Het staat de klager vrij zich hoe dan ook te richten tot de externe vertrouwenspersoon. 4. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht. Hij begeleidt de klager bij de verdere procedure en verleent bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie als de klager dit wenst. 5. De vertrouwenspersoon verwijst de klager, als het nodig en/of wenselijk is, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg. 6. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen van het bevoegd gezag. 7. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 8. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn/haar werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. 9. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden. Paragraaf 4: De klachtencommissie Artikel 4: Instelling en taken klachtencommissie 1. Er is een klachtencommissie voor alle Omnisscholen die de klacht onderzoekt en het bevoegd gezag hierover adviseert. 2. Het bevoegd gezag is, na hierover instemming te hebben verkregen van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC). 3. De klachtencommissie geeft advies aan het bevoegd gezag over: a. (on)gegrondheid van de klacht; b. het nemen van maatregelen; c. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 4. De klachtencommissie neemt, ter bescherming van de belangen van alle direct betrokkenen, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht bij de behandeling van een klacht. De leden van de klachtencommissie zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als lid van de klachtencommissie heeft beëindigd. Artikel 5: Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht in bij: a. het bevoegd gezag of voor deze de vertrouwenspersoon; of b. de klachtencommissie. 2. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders beslist. 3. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of klachtencommissie, tenzij toepassing wordt gegeven aan het vierde lid.
Klachtenregeling Omnisscholen 4. Het bevoegd gezag kan de klacht zelf afhandelen als hij van mening is dat de klacht op een eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de klachtencommissie. 5. Als de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan de in het eerste lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager gelijk door naar de klachtencommissie of naar het bevoegd gezag. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. 6. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. 7. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. 8. Na ontvangst van de klacht wordt deze binnen vijf dagen doorgegeven aan de LKC. 9. Het bevoegd gezag deelt de directeur van de betrokken school schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de klachtencommissie. 10. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Artikel 6: Intrekken van de klacht Als de klager tijdens de procedure bij de klachtencommissie de klacht intrekt, deelt de klachtencommissie dit aan het bevoegd gezag mee. Het bevoegd gezag meldt dit bij de klager, de vertrouwenspersoon en eventuele andere betrokkenen. Artikel 7: Inhoud van de klacht 1. De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. 2. Van een mondeling ingediende klacht wordt direct door de ontvanger als bedoeld in artikel 7, eerste lid een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. 3. De klacht bevat ten minste: a. De naam en het adres van de klager. b. De dagtekening. c. Een omschrijving van de klacht. 4. Als niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. 5. Als de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school gemeld. Artikel 8: Vooronderzoek De klachtencommissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van de klacht bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen. Zij kan daartoe deskundigen inschakelen en hen zo nodig uitnodigen voor de hoorzitting. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het bevoegd gezag vereist. Artikel 9: Hoorzitting 1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de klager en de aangeklaagde tijdens een niet-openbare vergadering in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. De hoorzitting vindt plaats binnen vier weken na ontvangst van de klacht. 2. De klager en de aangeklaagde worden buiten elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt. 3. De klachtencommissie kan bepalen, al dan niet op verzoek van de klager of de aangeklaagde, dat de vertrouwenspersoon bij het verhoor aanwezig is. 4. Van het horen van de klager kan worden afgezien als de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 5. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Het verslag bevat: a. de namen en de functie van de aanwezigen; b. een zakelijke weergave van wat over en weer is gezegd.
Klachtenregeling Omnisscholen 6. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Artikel 10: Advies 1. De klachtencommissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het advies. 2. De klachtencommissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bevoegd gezag, binnen vier weken nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt de klachtencommissie met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en het bevoegd gezag. 3. De klachtencommissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht en deelt dit oordeel schriftelijk mee aan de klager, de aangeklaagde en de directeur van de betrokken school. 4. De klachtencommissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen. Artikel 11: Niet-deelneming aan de behandeling De voorzitter en de leden van de klachtencommissie nemen niet deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Paragraaf 5: Besluitvorming door het bevoegd gezag Artikel 12: Beslissing op advies 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de directeur van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. 2. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. 3. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing.
HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN Artikel 13: Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage. 2. De regeling is ook ter inzage op www.omnisscholen.nl. 3. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling. Artikel 14: Evaluatie De regeling wordt binnen vier jaar na inwerkingtreding door het bevoegd gezag, de contactpersoon, de vertrouwenspersoon, de klachtencommissie en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad geëvalueerd. Artikel 15: Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken, na overleg met de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, met inachtneming van de geldende bepalingen.
Klachtenregeling Omnisscholen Artikel 16: Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 2. De toelichting maakt deel uit van de regeling. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als 'klachtenregeling onderwijs'. 4. Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2013.
De regeling is vastgesteld in september 2013