Leegstandsheffing op gebouwen en woningen - 2013-2014-2015 Vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2012
1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 - Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1° administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak en het beheer van het Leegstandsregister bedoeld in artikel 4, en de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met het inkohieren en invorderen van belastingen, m.n. respectievelijk de Dienst Ruimtelijke Ordening en de Financiële Dienst. 2° Besluit houdende nadere regelen betreffende het Leegstandsregister: Besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 houdende nadere regelen betreffende het Leegstandsregister en houdende wijziging van het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, en latere wijzigingen; 3°
4°
beveiligde zending: een van de hiernavolgende betekeningwijzen: 1) een aangetekend schrijven; 2) een afgifte tegen ontvangstbewijs; 3) elke andere door de Vlaamse regering toegelaten wijze van betekening waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld; College: College van burgemeester en schepenen van de stad Torhout;
5° Decreet grond- en pandenbeleid: Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen; 6° gebouw: elk bebouwd onroerend goed of deel ervan, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definities van woning, woongelegenheid of woonhuis zoals bedoeld onder 16° en 17° hierna, en niet valt onder de toepassing van het Decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten; 7° hoofdverblijfplaats: de plaats waar een gezin of alleenstaande gewoonlijk leeft. De bepaling is gebaseerd op een feitelijke situatie. Het is de plaats waar het gezin of de alleenstaande gedurende het grootste deel van het jaar effectief verblijft. De vaststelling gebeurt na een onderzoek, hetzij door de administratie, hetzij door de politie. 8° inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in het Leegstandsregister wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of de woning niet uit het Leegstandsregister is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste opname;
9° kamer: woongelegenheid waar één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: WC, bad of douche, kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen aangewezen zijn op gemeenschappelijke voorzieningen in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woongelegenheid deel uitmaakt; 10° Leegstandsregister: register van leegstaande gebouwen en woningen, zoals bedoeld in het Decreet grond- en pandenbeleid; 11° onafgewerkte woning of gebouw: een woning of gebouw waarvan de werken zijn aangevat en die niet wind- en waterdicht is binnen de drie jaar na de aanvang van de werken, waardoor de stedenbouwkundige vergunning ervan is komen te vervallen, overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen; 12° onbewoonbaar verklaarde woning: een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag bewoond worden en die door de bevoegde instantie als dusdanig onbewoonbaar werd verklaard conform artikelen 133 en 135 van de Nieuwe Gemeentewet of het Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997 en latere wijzigingen en het Decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van 22 december 1995 en latere wijzigingen; 13° ongeschikt verklaarde woning: een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door het Decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997 en latere wijzigingen en het Decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van 22 december 1995 en latere wijzigingen, en die door de bevoegde instantie als dusdanig ongeschikt werd verklaard; 14° ramp: een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bv. brand, gasontploffing, blikseminslag, …; 15°
renovatienota: een nota die bestaat uit: 1) een gedetailleerd overzicht van welke niet stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd; 2) een gedetailleerd tijdschema waarin de fasering van de werken wordt toegelicht; 3) een gedetailleerd bestek van een geregistreerd aannemer of van de belastingplichtige indien hij zelf de werken zal uitvoeren waarmee hij aantoont dat de kostprijs van de renovatiewerken per geïnventariseerde woning en/of gebouw minstens 12.500,00 euro bedraagt. In dit bedrag is de eventuele kostprijs van de werkuren van de uitvoerende aannemer niet inbegrepen; 4) fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen; 5) indien van toepassing een akkoord van de mede-eigenaars;
16° woning of woongelegenheid: elk onroerend goed of deel ervan, dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, met inbegrip van kamers; 17° woonhuis: elke woning of woongelegenheid, uitsluitend bestemd voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, die zich in een pand bevindt waar geen andere woningen in gevestigd zijn; 18°
zakelijk gerechtigde: de houder van één van volgende zakelijke rechten: 1) de volle eigendom; 2) het recht van opstal of van erfpacht; 3) het vruchtgebruik.
2. BELASTBARE GRONDSLAG Artikel 2 - Belastbare grondslag Voor een termijn van drie jaar, ingaand op 1 januari 2013 en eindigend op 31 december 2015 wordt een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op woningen en gebouwen die voorkomen in het Leegstandsregister zoals bedoeld in artikel 4.
3. BELASTINGPLICHTIGE Artikel 3 - Belastingplichtige §1. Als belastingplichtige wordt beschouwd de houder van één van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot een gebouw en/of woning op de inventarisatiedatum met betrekking tot het in artikel 4 bedoelde Leegstandsregister: 1) de volle eigendom; 2) het recht van opstal of van erfpacht; 3) het vruchtgebruik. §2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. §3. Degene die een zakelijk recht, zoals bedoeld in §1., overdraagt, moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht via een beveiligde zending in kennis stellen van de opname van het gebouw en/of de woning in het Leegstandsregister. Deze kennisgeving kan evenwel vervangen worden door een vermelding in de notariële akte. §4. Degene die het zakelijk recht, zoals bedoeld in §1., overdraagt is verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan de administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: 1) naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel; 2) datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; 3) nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw. 4. WONINGEN EN/OF GEBOUWEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS LEEGSTAAND Artikel 4 - De inventaris Met het oog op voeren van een gemeentelijk beleid ter voorkoming van leegstand van gebouwen en woningen op het grondgebied van de gemeente wordt overeenkomstig de bepalingen van het Decreet grond- en pandenbeleid en in het Besluit houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister, een register van de leegstaande gebouwen en woningen opgemaakt en bijgehouden, hierna leegstandsregister genaamd. Artikel 5 - Bevoegdheden §1. Het college is bevoegd om het leegstandsregister op te maken en bij te houden. Het college kan daarvoor één of meer van de bevoegdheden vermeld in dit reglement delegeren aan één of meer personeelsleden van de gemeente. §2. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste ambtenaren bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. Artikel 6 - Het begrip leegstand §1. Een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2,2° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van
leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na slopen van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten. §2. Een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met: 1) hetzij de woonfunctie; 2) hetzij elke andere door de Vlaamse regering omschreven functie die een effectief en nietoccasioneel gebruik van de woning met zich brengt. §3. In afwijking van §1. en §2. wordt een nieuw gebouw of een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig §1., eerste lid, respectievelijk §2. Een onafgewerkte woning of gebouw wordt altijd als leegstaand beschouwd. §4. Een gebouw dat, of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd. De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als leegstaande gebouwen of woningen in de zin van deze afdeling beschouwd. §6. Een gebouw dat, of een woning die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd is als verwaarloosd, kan eveneens opgenomen worden in het leegstandsregister, en omgekeerd. Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, worden niet opgenomen in het leegstandsregister. Artikel 7 - Vermoeden van leegstand - vaststelling §1. Het vermoeden van leegstand van de geheel leegstaande woningen, de geheel of gedeeltelijk leegstaande gebouwen alsook de geheel leegstaande woningen in gebouwen kan mede gebeuren op basis van o.a. een of meerdere van onderstaande indicaties: 1) het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister; 2) het aanbieden als “te huur” of “te koop”; 3) het ontbreken van aansluitingen voor nutsvoorzieningen of het vermoeden van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of het normale gebruik van het gebouw kan worden uitgesloten tenzij de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., hiervoor een verantwoording kan geven gesteund op zijn toestand. Het minimumwaterverbruik waaronder mag worden verondersteld dat de woning leegstaat, wordt vastgesteld op 5m³ per jaar. Een woning wordt verondersteld leeg te staan als de elektriciteitsmeter is verzegeld of het jaarlijks elektriciteitsverbruik kleiner is dan 100kwh; 4) het vermoeden van het gebruik van een woonentiteit als domiciliewoning; 5) de aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of niet-productiviteit; 6) getuigenissen; 7) andere indicaties die ter plaatse kunnen worden vastgesteld. Deze lijst is niet limitatief. §2. Een ander gebruik van een woning dan effectieve bewoning wordt niet aanvaard als zijnde gebruik van de woning, tenzij het gaat om een door een andere door de Vlaamse regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid. Als effectieve bewoning geldt enkel het effectief gebruik als hoofdverblijfplaats.
§3. De ambtenaren van de administratie zijn bevoegd om de leegstand van een gebouw en/of woning op te sporen en vast te stellen aan de hand van een administratieve akte, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet grond- en pandenbeleid en het Besluit houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. Artikel 8 - Kennisgeving van de vaststelling van leegstand De houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de leegstand van de woning en/of het gebouw. Deze kennisgeving bevat minstens een afschrift van de administratieve akte en geldt tevens ter verwittiging dat, indien de toestand van leegstand niet is weggewerkt binnen één jaar volgend op de datum van verzending van de beveiligde zending, de procedure in werking wordt gesteld omschreven in de artikels 12, 24 en 25 van dit reglement. Artikel 9 - Betwistingen inzake de vaststelling §1. De houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., kan de administratieve akte van leegstand binnen 30 dagen ingaand de dag na de betekening ervan betwisten en met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed, het bewijs leveren dat een leegstaand gebouw en/of de woning effectief gebruikt wordt, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. §2. De houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., die de inventarisatie wenst te betwisten moet hiervoor zelf alle nodige bewijsstukken voorleggen aan het College. Overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister, moet het beroepschrift, dat ingediend wordt bij beveiligde zending, gedagtekend zijn en minimaal de volgende gegevens bevatten: 1) de identiteit en adres van de indiener; 2) de aanwijzing van de administratieve akte van leegstand en van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft; 3) één of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 7 van dit reglement en van het Decreet Grond- en Pandenbeleid. §3. De al dan niet aanvaarding van een beroep kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §4. Het college doet uitspraak over het beroepschrift en betekent zijn beslissing aan de indiener binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na die van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt bij beveiligde zending betekend, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. Bij ontstentenis van kennisgeving wordt het beroep geacht te zijn aanvaard. §5. Als het college van burgemeester en schepenen het beroep gegrond acht, of nalaat om binnen de termijn vermeld in het eerste lid kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding meer geven tot een nieuwe beslissing tot opname in het leegstandregister. Artikel 10 - Opname in het Leegstandsregister Indien de beslissing tot opname in het Leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, neemt de administratie het gebouw en/of de woning in het Leegstandsregister op vanaf de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van de leegstand, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. De houder van het zakelijk recht zoals bedoeld in artikel 3-§1. wordt hiervan in kennis gesteld per beveiligde zending. Alle houders van een ander zakelijk recht dan vermeld in artikel 3-§1. ontvangen per beveiligde zending een afschrift van deze kennisgeving.
Artikel 11 - Schrapping uit het Leegstandsregister §1. Een woning wordt geschrapt uit het Leegstandsregister eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat deze woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden na de periode van leegstand wordt aangewend in overeenstemming met de functie, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister . De beheerder van het leegstandsregister vermeldt als datum van schrapping de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet grond- en pandenbeleid en het Besluit houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. §2. Een gebouw wordt geschrapt uit het Leegstandsregister eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan 50 % van de totale vloeroppervlakte van het gebouw, na de periode van leegstand, meer dan zes opeenvolgende maanden effectief wordt gebruikt overeenkomstig de functie, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. De datum van de schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. §3. Een woning en/of gebouw, waarvoor een bestemmingswijziging werd aangevraagd en vergund, wordt geschrapt uit het Leegstandsregister op datum van de opmaak van het verslag ter controle van de bestemmingswijziging, dat de wijziging bevestigt, op voorwaarde dat het gebruik in overeenstemming is met de nieuwe functie. De bestemmingswijziging moet door de belastingplichtige gemeld worden aan de administratie en gestaafd worden met een kopie van de stedenbouwkundige vergunning tot bestemmingswijziging. §4. Het controleonderzoek gebeurt op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige aan de administratie. Dit schriftelijk verzoek gebeurt op de wijze vermeld in artikel 9-§2. van dit reglement. De al dan niet inwilliging van een verzoek tot schrapping kan worden voorafgegaan door een controle van de administratie ter plaatse met het oog op een feitenonderzoek, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Grond- en Pandenbeleid en het Besluit, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister. Het verzoek tot schrapping wordt niet ingewilligd als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §5. De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing bij beveiligde zending. 5. BELASTING OP WONINGEN EN GEBOUWEN LEEGSTANDSREGISTER - BEREKENING VAN DE BELASTING
OPGENOMEN
IN
HET
Er wordt voor de periode 2010-2013 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op woningen en gebouwen die voorkomen in het Leegstandsregister zoals bedoeld in artikel 4. Artikel 12 - Bedrag van de basisbelasting §1. Het bedrag van de basisbelasting wordt vastgesteld op: 1) 990 euro voor een volledig gebouw of woonhuis; 2) 75 euro voor een kamer; 3) 330 euro voor elke overige woongelegenheid. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van december 2009. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand december die aan de aanpassing voorafgaat. §2. Het bedrag van de belasting is gelijk aan het resultaat van de volgende formule: Het bedrag basisbelasting vermeld onder §1. vermenigvuldigd met 'x', waarbij 'x' gelijk is aan het aantal periodes van twaalf maanden dat het gebouw en/of de woning zonder onderbreking opgenomen is in het Leegstandsregister. 'x' mag niet meer bedragen dan 4.
6. VRIJSTELLINGEN Artikel 13 - Aanvraag om vrijstelling §1. Onder de voorwaarden beschreven in artikel 13 tot en met 23 van dit reglement kan een vrijstelling van het betalen van belastingen verkregen worden voor gebouwen en woningen opgenomen in het leegstandsregister. De aanvraag daartoe moet worden ingediend, op straffe van verval, via beveiligde zending voor het verstrijken van de toepasselijke inventarisatiedatum. §2. De houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 14 tot en met artikel 23 van dit reglement moet zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voorleggen aan de administratie. Artikel 14 - Vrijstelling voor een belastingplichtige met beperkte handelsbekwaamheid §1. De houder van een zakelijk recht, zoals omschreven in artikel 3-§1., wordt vrijgesteld van belasting indien de handelsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling geldt voor een periode die duurt tot twee jaar na het opheffen van de gerechtelijke beslissing tot beperking van de handelsbekwaamheid. De gerechtelijke beslissing inzake de beperking van de handelsbekwaamheid moet worden voorgelegd. §2. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 14 tot en met 23 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 15 - Vrijstelling voor woningen waarbij de geïnventariseerde woning het enige bezit is §2. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., wordt vrijgesteld van belasting indien de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., laatste bewoner is van een woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte en waarvan de woning de enige in zijn bezit is, en die: 1) in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling. Een attest van verblijf in de ouderenvoorziening of instelling moet worden voorgelegd. 2) inwoont bij een familielid. Een verklaring op eer opgemaakt door het familielid dat de opvang verzorgt moet worden voorgelegd. §3. Deze vrijstelling geldt voor een periode van maximaal drie jaar vanaf de datum van de administratieve akte. §4. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 14 tot en met 23 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 16 - Vrijstelling voor een nieuwe houder van het zakelijk recht §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., die minder dan twee jaar voorafgaand aan de datum van opname in de inventaris, houder is van het zakelijk recht van de woning en/of het gebouw wordt vrijgesteld van de belasting gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van opname in de inventaris. §2. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., die het zakelijk recht verkrijgt na de datum van opname in de inventaris, wordt vrijgesteld van de belasting gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum waarop het zakelijk recht werd verkregen via notariële akte. §3. Deze vrijstelling wordt niet toegekend wanneer:
1)
de overdracht van het zakelijk recht gebeurt ten voordele van bloed- of aanverwante(n) in de eerste, tweede of derde graad van de persoon die het zakelijk recht overdraagt, met uitzondering wanneer de overdracht gebeurde bij erfenis of testament. 2) de overdracht bij erfenis of testament gebeurt aan personen die al gedeeltelijk houder van een zakelijk recht waren zoals vermeld in artikel 3-§1. 3) de persoon die het zakelijk recht overdraagt, beschikt, rechtstreeks of onrechtstreeks, over één of meer aandelen in de vennootschap die het zakelijk recht verkrijgt. §4. Indien het zakelijk recht van een woonhuis, woning en/of gebouw wordt overgedragen tijdens de periode van vrijstelling, zoals bepaald in §1. en §2., dan vervalt de vrijstelling en wordt aan de overdrager een belasting opgelegd gelijk aan de som van de verschuldigde bedragen die de overdrager verschuldigd zou zijn voor de reeds opgenomen periode van de vrijstelling. §5. Indien, op het einde van de periode van deze vrijstelling, het gebouw en/of de woning niet uit de inventaris is geschrapt, of indien de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3§1., niet in aanmerking komt voor een aanvullende vrijstelling zoals beschreven in de artikelen 14 tot en met 23, dan vervalt de lopende vrijstelling voor het lopende dienstjaar en wordt de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., een belasting opgelegd die overeenkomt met het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 17 - Vrijstelling voor renovatie §1. Er wordt in een periode van tien jaar aan de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1., een vrijstelling van één jaar gegeven voor de renovatie van de woning en/of het gebouw, waarbij de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. §2. De geplande renovatiewerken dienen aangetoond te worden aan de hand van ofwel: 1) Indien het gaat om een renovatieproject waarvoor in zijn totaliteit een stedenbouwkundige vergunning nodig is, een goedgekeurde niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning die bovendien niet ouder is dan twee jaar op de datum van opname in de inventaris, of een schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning opgemaakt door de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar, zijn gemachtigde of de gemeentelijke administratie. De stedenbouwkundige vergunning of de schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning moeten aangevuld worden met een gedetailleerd tijdschema waarin de fasering van de uit te voeren werken wordt toegelicht. 2) Indien het gaat om een renovatieproject dat in zijn totaliteit niet-vergunningsplichtig is, aan de hand van een renovatienota zoals bedoeld in artikel 1 lid 14 van deze Verordening. Uit deze documenten moet duidelijk blijken dat de problematische situatie ten gronde zal worden aangepakt. Ingeval de renovatiewerken reeds gestart zijn voor de datum van opname in de inventaris, zal enkel rekening gehouden worden met de facturen waarvan de datum niet ouder is dan één jaar op de datum van opname in de inventaris. §3. De vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de werken ook effectief worden uitgevoerd. De vrijstelling kan maximum 2 maal telkens met een jaar verlengd worden. §4. De vrijstelling gaat in op datum van ontvangst van ofwel de stedenbouwkundige vergunning of de schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning en het gedetailleerde tijdschema, ofwel de volledige renovatienota. In het geval dat de eerste schijf wordt verleend op basis van een schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning en een tijdschema, wordt de vrijstelling ongedaan gemaakt als de stedenbouwkundige vergunning geweigerd wordt. §5. De aanvraag om verlenging van de vrijstelling moet gebeuren via een schriftelijke en gemotiveerde vraag aan de administratie. In deze gemotiveerde vraag wordt onder andere een gedetailleerde stand van zaken van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s. §6. De aanvraag van een verlenging moet ingediend worden uiterlijk één maand voor de lopende periode van vrijstelling verstrijkt. Om voor een verlenging in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart (1 ste verlenging) of gevorderd (2de verlenging) zijn. De toekenning van een verlenging kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van de administratie ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het
plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart (1 ste verlening) of gevorderd (2de verlenging) zijn, dan wordt de verlenging geweigerd. §7. Indien op het einde van de 2de periode van vrijstelling, zoals bepaald in §6., de renovatiewerken niet volledig zijn uitgevoerd, dan vervalt de vrijstelling in het lopende dienstjaar en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. §8. Indien op het einde van de 2de periode van vrijstelling, zoals bepaald in §6., de renovatiewerken volledig zijn uitgevoerd, maar de woning en/of het gebouw staat nog leeg, dan kan een extra vrijstelling van één jaar toegekend worden voor het wegwerken van de leegstand. Indien, op het einde van de periode van deze extra vrijstelling de leegstand nog niet is weggewerkt, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. §10. Ingeval de vrijstelling werd toegekend op basis van een renovatienota, moeten op het einde van de 2de periode van vrijstelling de facturen worden voorgelegd waaruit blijkt dat de opgelegde kosten, zoals beschreven in artikel 1 punt 14 3) wel degelijk werden gemaakt. Indien dit niet het geval is, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. §11. Indien het zakelijk recht van een woning en/of gebouw wordt overgedragen tijdens een periode van vrijstelling, zoals bepaald in §4., §5. en §6., dan vervalt de vrijstelling in het dienstjaar waarin het zakelijk recht wordt overgedragen en wordt aan de overdrager een belasting opgelegd voor het bedrag dat de overdrager verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. De nieuwe houder van het zakelijk recht kan evenwel onder de voorwaarden van artikel 13 tot 23 een vrijstelling aanvragen. Artikel 18 - Vrijstelling voor woningen en/of gebouwen binnen een onteigeningsplan §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., van een woning en/of gebouw dat het voorwerp is van onteigening of dat ligt binnen een gebied waar een onteigeningsplan wordt voorbereid en waarvoor er om die reden geen stedenbouwkundige vergunning meer kan worden afgeleverd wordt vrijgesteld van de belasting. §2. De periode van vrijstelling duurt tot twee jaar nadat het onteigeningsplan eventueel ongedaan gemaakt wordt. §3. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 23 tot en met 31 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 19 - Vrijstelling voor woningen en/of gebouwen erkend als monument §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., van een woning en/of gebouw dat krachtens het Decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten is beschermd als monument en waarvoor: 1) ofwel bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaart restauratiepremiedossier is ingediend; 2) ofwel de bevoegde overheid attesteert dat de beschermde woning en/of het gebouw mag blijven leegstaan; wordt vrijgesteld van de belasting. §2. Ingeval een ontvankelijk verklaard restauratiepremie dossier is ingediend, duurt de vrijstelling tot twee jaar na het einde van de termijn van behandeling van het restauratiepremie dossier. §3. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 23 tot en met 31 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige
een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 20 - Vrijstelling voor woningen en/of gebouwen die getroffen worden door een ramp §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., van een woning en/of gebouw dat werd getroffen door een ramp (brand, natuurramp, gasontploffing,…) en die zelf niet (mede)aansprakelijk kan worden gesteld voor de ramp, wordt vrijgesteld van de belasting. §2. De periode van vrijstelling duurt twee jaar. §3. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 23 tot en met 31 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 21 - Vrijstelling voor woningen en/of gebouwen die het onderwerp vormen van een gerechtelijke procedure §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., van een woning en/of gebouw waarvan het effectieve gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in kader van een strafrechtelijk onderzoek wordt vrijgesteld van de belasting. §2. De periode van vrijstelling vangt aan op de datum van het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid. De nodige bewijsstukken van de gerechtelijke procedure moeten hiervoor voorgelegd worden als bewijsstukken en de belastingplichtige moet spontaan de administratie op de hoogte houden over het verdere verloop van de procedure. §3. Gerechtelijke procedures in het kader van huurgeschillen of andere geschillen waarvoor de bevoegde rechtbank geen verzegeling van de woning en/of het gebouw heeft uitgesproken, geven geen aanleiding tot het verlenen van een vrijstelling van de belasting. §4. Indien op het einde van de periode van vrijstelling de woning en/of het gebouw niet uit de inventaris is geschrapt, of indien geen aanvullende vrijstelling zoals omschreven in de artikelen 23 tot en met 31 kan worden verkregen, dan vervalt deze vrijstelling en wordt de belastingplichtige een belasting opgelegd voor het bedrag dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn mocht hij het lopende dienstjaar geen vrijstelling genoten hebben. Artikel 22 - Vrijstelling voor de leegstand van een woning gelegen boven een gebouw dat effectief in gebruik is §1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., wordt vrijgesteld van belasting voor leegstand van een woning indien deze woning gelegen is boven een gebouw, maar enkel voor zover aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: 1) De woning is niet afsplitsbaar van het gebouw. Een woning is eerst afsplitsbaar indien ze na sloop van het gebouw kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten. 2) Het gebouw effectief gebruikt wordt overeenkomstig de functie en niet kan beschouwd worden als een leegstaand gebouw. 3) De woning niet toegankelijk is via een afzonderlijke toegang vanaf het openbaar domein of vanaf een aan het openbaar domein palende private toegangsweg of buitenruimte die toebehoort aan de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1. Een afzonderlijke toegang is een toegang die leidt naar één of meer woningen boven hetzelfde gebouw, waarbij de woningen onafhankelijk van het gebouw op de gelijkvloerse verdieping kunnen betreden worden via een afzonderlijke deur en vaste trap. §2. Deze vrijstelling is niet van toepassing indien, aan een of meerdere van de volgende voorwaarden is voldaan: 1) indien een bestaande afzonderlijke toegang verwijderd werd zonder dat hiervoor de noodzakelijke stedenbouwkundige vergunningen werden bekomen;
2) indien een afzonderlijke toegang kan gerealiseerd worden en hiervoor een stedenbouwkundige vergunning kan verkregen worden langs een andere zijde dan de gevels aan de straatzijde, m.n. via een aan het openbaar domein palende private toegangsweg of buitenruimte die toebehoort aan de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1.; 3) indien een gemeenschappelijke toegang aanwezig is of voorzien kan worden via aanpalende woningen en/of gebouwen die toebehoren aan de houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3-§1. Artikel 23 - Vrijstelling voor de leegstand van een gebouw of woning eigendom van de stad, het O.C.M.W. of een Sociale Huisvestingsmaatschappij §1. Het stadsbestuur en O.C.M.W. van Torhout, zijn vrijgesteld van de belasting. §2. Ingeval de houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 3-§1., een Sociale Huisvestingsmaatschappij is, wordt een vrijstelling verleend voor een periode van maximum drie jaar. De vrijstelling is onbeperkt in geval het gebouw of de woning onderwerp uitmaakt van een renovatie- of reconversieproject, aan te tonen aan de hand van een door de directeur van de Sociale Huisvestingsmaatschappij ondertekende intentieverklaring. 7. INVORDERING VAN DE BELASTINGEN EN REGELING VAN GESCHILLEN Artikel 24 - Invordering van de belastingen De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het College. De belasting is betaalbaar binnen de twee maand na de verzending van het aanslagbiljet. Artikel 25 - Regeling van de geschillen De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.