Onderwerp: Belastingreglement ter bestrijding van leegstand van gebouwen en woningen. Hoofdstuk 1. Definities Artikel 1 1° administratie : de gemeentelijke administratieve eenheid die door het college van burgemeester en schepenen belast wordt met de opmaak en de opbouw van het leegstandsregister; 2° beroepsinstantie : het college van burgemeester en schepenen of het gedelegeerde personeelslid; 3° decreet : het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 4° de definities uit artikel 1.2 van het decreet zijn voor dit reglement van toepassing; 5° leegstaand gebouw : een gebouw als vermeld in artikel 2.2.6, § 2 of § 4, van het decreet, rekening houdend met de toepassing van artikel 2.2.6, § 5 en §6 van het decreet; 6° leegstaande woning : een woning als vermeld in artikel 2.2.6, § 3 of § 4, van het decreet, rekening houdend met de toepassing van artikel 2.2.6, §5 en § 6 van het decreet; 7° leegstandsregister : het register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.2.6, § 1 van het decreet; 8° masterplan: een grootschalig plan dat aanvaard wordt door de administratie en dat aangeeft hoe en binnen welke termijn een instelling of instantie renovatiewerken of andere werken wenst uit te voeren aan haar onroerend patrimonium; 9° renovatienota: een gedateerde en ondertekende nota, die door de administratie wordt goedgekeurd en waarin minstens het volgende is opgenomen:
-
een overzicht van de voorgenomen werken; een stappenplan waaruit blijkt dat binnen een periode van maximaal 2 jaar een woning of gebouw bewoonbaar wordt gemaakt.
Hoofdstuk 2. Inventarisatie leegstand Artikel 2 Indicaties van leegstand van een woning of gebouw kunnen worden vastgesteld aan de hand van volgende lijst: 1° de onmogelijkheid om het gebouw te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang; 2° het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als « te huur » of « te koop »; 3° het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen; 4° een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten; 5° de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992; 6° het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning of van een aangifte als tweede verblijf; 7° afgesloten raamopeningen (onder meer dichtgeschilderd, dichtgeplakt, dichtgetimmerd, dichtgemetseld,…); 8° belangrijke glasbreuk, of ernstig vervuild glas- of buitenschrijnwerk; 9° niet afsluitbaar buitenschrijnwerk; 10° zware waterinfiltraties via dak of gevels; 11° ernstige inpandige vernieling of gedeeltelijke sloping; 12° uitpuilende of dichtgeplakte brievenbus; 13° langdurig neergelaten rolluiken; 14° storende omgevingsaanleg (afwezigheid of ondeugdelijk onderhoud van tuin of omgeving); 15° melding van langdurige leegstand door politie of stadswacht; 16° het gebruik is niet in overeenstemming met de kadastrale omschrijving van de stedenbouwkundig vergunde bestemming; 17° het vermoeden van het gebruik van een woonentiteit als domiciliewoning; 18° ernstige vervorming van of scheurvorming in muren, daken, plafonds en vloeren; 19° afname van de stabiliteit van muren, daken, plafonds en vloeren. Artikel 3
§ 1. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister, onder respectievelijk de inventaris van leegstaande gebouwen en de inventaris van leegstaande woningen. Dit gebeurt aan de hand van een administratieve akte. De inventaris van leegstaande gebouwen en de inventaris van leegstaande woningen vormen samen het leegstandsregister. § 2. De administratieve akte bevat als besluit de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand. § 3. De zakelijk gerechtigden worden met een aangetekend schrijven in kennis gesteld van de opname van leegstaande woningen of gebouwen in het leegstandsregister. Deze kennisgeving bestaat uit de administratieve akte, een fotoverslag en het beschrijvend verslag. Artikel 4 § 1. Beroep tegen de opname van een gebouw of woning in het leegstandsregister kan door de zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie aangetekend worden met een beroepschrift, dat ingediend wordt met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs. Het beroepschrift bevat minimaal de volgende gegevens: 1° de identiteit en het adres van de indiener; 2° de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft; 3° een of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de vereisten, vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair. De indiener voegt bij het beroepschrift de overtuigingsstukken die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen. § 2. Het beroepschrift moet aangetekend zijn binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het aangetekend schrijven zoals beschreven in art. 3, § 3, van dit reglement. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken beschouwd wordt. Artikel 5 § 1. De beroepsinstantie registreert elk inkomend beroepschrift in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroepschrift. § 2. De beroepsinstantie toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen : 1° het beroepschrift is te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, §1, van dit reglement; 2° het beroepschrift gaat niet uit van een zakelijk gerechtigde; 3° het beroepschrift is niet ondertekend. Als de beroepsinstantie vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt. § 3. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste ambtenaar als vermeld in artikel 2.2.6, § 7, van het decreet. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. § 4. De beroepsinstantie brengt de indiener van het beroepschrift binnen de 90 dagen, te tellen vanaf de dag na het betekenen van het beroepschrift, in kennis van haar beslissing. § 5. Bij ontstentenis van de in § 4 vermelde kennisgeving, of wanneer de beroepsinstantie het beroep gegrond acht, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname in het leegstandsregister.
Artikel 6 §1. Voor de schrapping uit het leegstandsregister, vermeld in artikel 2.2.8 van het decreet, richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie, op de wijze vermeld in artikel 4,§1, van dit reglement, voor de indiening van een beroepschrift. De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek, te tellen vanaf de dag na het betekenen van het verzoek. De bepalingen van artikel 5, §3, van dit reglement zijn voor het onderzoek van toepassing. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een aangetekende brief. §2. Binnen een termijn van dertig dagen ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in §1 van dit artikel, kan een zakelijk gerechtigde bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot schrapping uit het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. De bepalingen die zijn vastgesteld in artikel 5 van dit reglement met betrekking tot het beroep tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister zijn ook van toepassing op het beroep tegen de beslissing tot schrapping uit het leegstandsregister. Hoofdstuk 3. Heffing op leegstand Artikel 7 § 1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister van het stadsbestuur. § 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt. § 3. Voor alle woningen en panden die zich op 01/01/2010 in het leegstandsregister bevinden wordt de historiek op die datum tot nul herleid . De datum van administratieve akte wordt wel behouden als verjaringsmoment en zal in de loop van 2011 voor elk dossier aan de basis liggen van een eerste verjaring en belastbaar feit. § 4 Bestaande vrijstellingen en schorsingen van de leegstandsheffing die vóór de inwerkingtreding van dit reglement werden toegekend worden in het voorliggende reglement omgezet is een vrijstelling met dezelfde nog toepasselijke duur. Artikel 8 § 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. § 2. Ingeval er meerdere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Elke zakelijk gerechtigde zoals bekend bij de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen wordt op de hoogte gebracht van zijn of haar aansprakelijkheid voor de betaling van de totale belastingsschuld. § 3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuwe zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuwe eigenaar. Artikel 9 De belasting bedraagt: - 1 250 euro voor een volledig gebouw of eengezinswoning; - 400 euro voor een individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet; - 750 euro voor elke overige woning. Indien het gebouw of de woning een tweede opeenvolgende termijn van twaalf maanden in het leegstandsregister is opgenomen, bedraagt de belasting:
- 2 500 euro voor een volledig gebouw of eengezinswoning; - 800 euro voor individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet; - 1 500 euro voor elke overige woning. Indien het gebouw of de woning een derde opeenvolgende termijn van twaalf maanden in het leegstandsregister is opgenomen, bedraagt de belasting: - 3 750 euro voor een volledig gebouw of eengezinswoning; - 1 200 euro voor individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet; - 2 250 euro voor elke overige woning. Indien het gebouw of de woning vier of meer opeenvolgende termijnen van twaalf maanden in het leegstandsregister is opgenomen, bedraagt de belasting: - 5 000 euro voor een volledig gebouw of eengezinswoning; - 1 600 euro voor individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet; - 3 000 euro voor elk overige woning. Artikel 10 § 1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld: 1° de belastingplichtige die zakelijk gerechtigde is van de leegstaande woning, bij uitsluiting van enige andere woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor een periode van vierentwintig maanden volgend op het indienen van een uitreksel van het Kadaster met een overzicht van de onroerende goederen in eigendom van de belastingsplichtige; 2° de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid betreffende het onroerend goed beperkt is ingevolge een gerechtelijke beslissing, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor een periode van vierentwintig maanden volgend op de gerechtelijke beslissing; 3° de belastingplichtige die een zakelijk recht verwerft op een leegstaand gebouw of een leegstaande woning, en dit voor de periode van vierentwintig maanden volgend op de verwerving van dat zakelijk recht. Deze vrijstelling kan maar éénmalig aan dezelfde zakelijk gerechtigde worden toegekend. Deze vrijstelling geldt niet bij overdrachten aan: a) vennootschappen waarin de oorspronkelijke houder van het zakelijk recht rechtstreeks of onrechtstreeks participeert, en dit voor meer dan 10% van het aandeelhouderschap; b) bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij ingeval van overdracht bij erfopvolging of testament; c) VZW’s waar de zakelijk gerechtigde lid van is. § 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning : 1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan; 2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld; 3° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van de vernieling of beschadiging; 4° gerenoveerd wordt. Een woning of gebouw wordt gerenoveerd: - indien het gaat om handelingen die stedenbouwkundig gezien vergunningsplichtig zijn, een niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning kan worden voorgelegd, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts éénmaal per achtenveertig maanden voor dezelfde woning of hetzelfde gebouw kan aangevraagd worden. - indien het gaat om niet vergunningsplichtige handelingen, een renovatienota wordt voorgelegd. De vrijstelling geldt voor een termijn van vierentwintig maanden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts éénmaal per achtenveertig maanden voor dezelfde woning of hetzelfde gebouw kan aangevraagd worden. - indien schriftelijk aangetoond wordt dat de leegstaande woning of het leegstaande gebouw deel uitmaakt van een masterplan. 5° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, § 2, van de Vlaamse Wooncode met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor een periode van vierentwintig maanden volgend op het ondertekenen van de overeenkomst; 6° het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode, met dien verstande dat deze
vrijstelling slechts geldt voor een periode van vierentwintig maanden volgend op het verwerven van het sociaal beheersrecht. Artikel 11 De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 12 De opmaak van het kohier, en de procedure en timing voor inkohiering, zijn vastgesteld in het gemeenteraadsbesluit van 16 december 2013 houdende de bezwaarprocedure bij de fiscale reglementen. Artikel 13 De procedure voor het indienen van een bezwaarschrift is vastgesteld in het gemeenteraadsbesluit van 16 december 2013 houdende de bezwaarprocedure bij de fiscale reglementen. Artikel 14 Dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Hoofdstuk IV. Opheffingsbepalingen Artikel 15 De gemeenteraadsbesluiten van 29 april 2013 houdende het belastingreglement ter bestrijding van leegstand van gebouwen en woningen en houdende het reglement inventarisatie leegstaande woningen en leegstaande gebouwen, worden opgeheven.