GRAFISCHE CURSUSSEN Dirk Laurent
LAY-OUT EN TYPOGRAFIE
met Adobe InDesign CS Deel 6 PRAKTISCH WERKEN MET LAGEN
Uitkapvormen • Werken met spotvernis • Taalwissels • Dekwit • Werken met fluokleuren
Praktisch werken met LAGEN
Over lagen Wat kan je na dit cursusdeel? ■ Basishandelingen lagen ■ Taalwissels gebruiken ■ Uitkapvorm maken ■ Lagen voor spotvernis ■ Speciale inkten gebruiken
Elk document bevat minstens één benoemde laag. Door het gebruik van meerdere lagen kunt u specifieke gebieden of inhoud in uw document maken en bewerken zonder dat de andere gebieden of inhoud hierdoor worden beïnvloed. Zo kan u voor drukwerk met één of meer taalwissels aparte lagen gebruiken per taal. Als u de tekst moet reviseren, kunt u alle andere lagen verbergen en hoeft u alleen de laag met tekst af te drukken. Lagen zijn als het ware transparante bladen die op elkaar liggen. Als een laag geen objecten bevat, is de laag doorzichtig en kunt u de onderliggende lagen zien. Lagen gelden voor alle pagina’s in een document, inclusief de stramienen. Als u bv. laag 1 verbergt terwijl u pagina 1 van uw document bewerkt, wordt deze laag ook op alle andere pagina’s verborgen totdat u de laag weer weergeeft.
2 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
1
3 2 4
7
Wat moet je doen? 1
Schakel de zichtbaarheid van de laag in of uit
2
Schakel de vergrezndeling van de laag in of uit. De laag kan niet bewerkt worden. Wanneer het vakje leeg is kan u de laag bewerken.
3 Het pensymbool geeft de huidige tekenlaag aan 5
6
4 Wanneer je een item selecteert op een laag verschijnt dit gekleurde vierkantje. Je kan het item verplaatsen tussen de lagen. 5 Maak een nieuwe laag aan
Lagen maken U kunt lagen maken met de opdracht “Nieuwe laag” in het menu van het deel-
venster “Lagen” of met de knop “Nieuwe laag” onder in het deelvenster Lagen. U kan een nieuwe laag maken met behulp van de standaardinstellingen:
• Om een nieuwe laag boven in de lijst van het deelvenster Lagen te maken
6 Verwijder de geselecteerde laag 7 De selecties op een laag krijgen een eigen kleur. Je kan die kleur aanpassen
klikt u op de knop “Nieuwe laag”.
• Als u een nieuwe laag boven de geselecteerde laag wilt maken, houdt u command ingedrukt terwijl u op de knop Nieuwe laag klikt.
• Als u een nieuwe laag onder de geselecteerde laag wilt maken, houdt u
Command+Option ingedrukt terwijl u op de knop “Nieuwe laag”” klikt.
Laagopties instellen Kies Nieuwe laag in het menu van het deelvenster
Lagen of dubbelklik op een bestaande laag en geef een of meer van de volgende opties in:
• Kleur: wijs een kleur toe om de objecten op die laag van elkaar te onderscheiden.
• Laag tonen: selecteer deze optie om een laag zichtbaar
e maken. Het selecteren van deze optie is hetzelfde als
het zichtbaar maken van het oogpictogram in het deelvenster Lagen.
▲ Laagopties instellen
• Hulplijnen tonen: selecteer deze optie als de hulplijnen op de laag zicht-
baar moeten zijn. Als deze optie niet is geselecteerd voor een laag, kunnen de hulplijnen niet zichtbaar worden gemaakt, zelfs niet door Weergave >
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 3
Hulplijnen tonen te selecteren waarmee de hulplijnen in het hele document worden weergegeven.
• Laag vergrendelen: selecteer deze optie als u wilt verhinderen dat de objecten op de laag worden gewijzigd. Het selecteren van deze optie is hetzelfde als
het pictogram van een doorgestreept potlood in het deelvenster “Lagen zichtbaar maken”.
• Hulplijnen vergrendelen: selecteer deze optie als u wilt verhinderen dat alle liniaalhulplijnen op de laag worden gewijzigd.
• Laag afdrukken: selecteer deze optie als u de laag niet wilt laten afdrukken. Bij het afdrukken of exporteren naar PDF kunt u instellen of verborgen en niet-afdrukbare lagen wel of niet worden afgedrukt.
Een laagkleur toewijzen Als u een kleur aan een laag toewijst, kunt u de lagen van de verschillende
geselecteerde objecten makkelijker herkennen. Voor elke laag die een geselecteerd object bevat, staat in het deelvenster Lagen een punt in de kleur van de
laag. Op de pagina wordt de kleur van elke laag voor het object weergegeven in
de selectiehandgrepen, het selectiekader, de tekstpoorten, de tekstomloopgrens (indien gebruikt), de kaderranden (inclusief de ‘X’ in een leeg afbeeldingskader) en de verborgen tekens. De laagkleur wordt niet weergegeven voor kaders die niet zijn geselecteerd en waarvan de randen zijn verborgen.
1. Selecteer een laag en kies de opdracht “Laagopties voor (laagnaam)”. 2. Kies bij Kleur een kleur of kies Aangepast om een kleur in de kleurkiezer te definiëren.
Objecten aan lagen toevoegen Een nieuw object wordt altijd geplaatst op de doellaag, de laag waarop op dat
ogenblik in het deelvenster “Lagen” het penpictogram wordt weergegeven. Als u naar een laag toegaat, wordt deze ook automatisch geselecteerd. Als u meerdere lagen hebt geselecteerd en u gaat naar één van de lagen toe, verandert er niets aan de selectie. Wanneer u echter naar een niet-geselecteerde laag gaat, wordt de selectie van de andere lagen opgeheven. U kunt objecten aan de doellaag toevoegen door: • Nieuwe objecten te maken met het gereedschap Tekst of met de tekengereedschappen.
• Tekst of afbeeldingen te importeren, te plaatsen of te plakken.
• Objecten op andere lagen te selecteren en ze naar de nieuwe laag te verplaatsen. U kunt op een verborgen of vergrendelde laag geen nieuwe objecten tekenen of plaatsen. Wanneer u een tekengereedschap of het gereedschap Tekst selec-
teert of een bestand plaatst wanneer de doellaag is verborgen of vergrendeld, wordt de muisaanwijzer een doorgestreept potlood als u de aanwijzer op het
documentvenster plaatst. In dat geval moet u de verborgen doellaag opnieuw tonen of ontgrendelen of een zichtbare, niet-vergrendelde doellaag activeren.
Als u de opdracht Bewerken > Plakken kiest wanneer de doellaag is verborgen
of vergrendeld, verschijnt er een waarschuwing met de vraag of u de doellaag wilt tonen of ontgrendelen.
Wanneer u in het deelvenster Lagen op een laag klikt om die te activeren, wordt het Penpictogram weergegeven op de laag waarop u hebt geklikt. De laag wordt ook gemarkeerd, als actieve laag.
4 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
Objecten op lagen selecteren, verplaatsen en kopiëren U kunt standaard elk object op elke laag selecteren. In het deelvenster Lagen
geven punten de lagen aan die geselecteerde objecten bevatten. Aan de hand van de selectiekleur van de laag kunt u een objectlaag herkennen. Als u wilt
voorkomen dat objecten op een bepaalde laag worden geselecteerd, vergrendelt u de desbetreffende laag. Ga als volgt te werk: • U selecteert alle objecten op een bepaalde laag door Option ingedrukt te houden wanneer u in het deelvenster Lagen op een laag klikt.
• Als u objecten naar een andere laag wilt verplaatsen of kopiëren, selecteert
u met het gereedschap Selecteren een of meer objecten op een documentpa-
gina of stramienpagina. Ga naar het deelvenster Lagen en sleep de gekleurde punt rechts van de lijst met lagen om de geselecteerde objecten naar de andere laag te verplaatsen.
Om de geselecteerde objecten naar een verborgen of vergrendelde laag te
verplaatsen houdt u Command ingedrukt en sleept u het gekleurde punt.
Om geselecteerde objecten naar een andere laag te kopiëren houdt u Option
ingedrukt en sleept u het gekleurde punt rechts van de lijst met lagen naar de
andere laag. Om de geselecteerde objecten naar een verborgen of vergrendelde laag te kopiëren houdt u Command+Option ingedrukt terwijl u het gekleurde punt sleept.
Objecten op een andere laag plakken De opdracht “Lagen behouden bij plakken” bepaalt wat er op de bestaande lagen gebeurt met objecten die vanuit andere locaties worden geplakt.
Als u de opdracht Lagen behouden bij plakken hebt geselecteerd, behouden de
objecten die vanuit andere lagen zijn geknipt of gekopieerd, hun laagtoewijzin-
gen wanneer ze op een nieuwe pagina of positie worden geplakt. Als u objecten plakt in een document dat niet dezelfde lagen heeft als het document waaruit
de objecten zijn gekopieerd, worden de laagnamen van de objecten toegevoegd aan de lijst in het venster Lagen van het tweede document, en wordt elk object op zijn eigen laag geplakt.
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 5
Als de opdracht Lagen behouden bij plakken niet is geselecteerd, worden
objecten die van andere lagen zijn geknipt of gekopieerd, samen op de doellaag geplakt.
1. Zorg ervoor dat Lagen behouden bij plakken in het menu van het deelvenster Lagen is uitgeschakeld.
2. Selecteer objecten en kies Bewerken > Kopiëren of Bewerken > Knippen. 3. Klik in het deelvenster Lagen op de andere laag om deze te activeren. 4. Kies Bewerken > Plakken.
Een laag dupliceren Wanneer u een laag dupliceert, kopieert u ook de inhoud en instellingen van deze laag. De gedupliceerde laag zal in het deelvenster Lagen boven de oor-
spronkelijke laag komen te staan. De gedupliceerde kaders die waren gekoppeld aan andere kaders op de laag, blijven met elkaar verbonden. Gedupliceerde
kaders waarvan de originele versie was verbonden met kaders op andere lagen, zullen niet meer met deze kaders verbonden zijn.
Voer in het deelvenster Lagen een van de volgende handelingen uit: • Selecteer de naam van de laag en kies Laag [laagnaam] dupliceren in het menu van het deelvenster Lagen.
• Sleep de naam van een laag en zet deze neer op de knop Nieuwe laag.
De volgorde van lagen wijzigen U kunt de stapelvolgorde van de lagen in uw document wijzigen door de
lagen in de lijst van het deelvenster Lagen opnieuw te schikken. Als u de lagen
opnieuw rangschikt, verandert de volgorde van de lagen op elke pagina en dus niet alleen op de doelspread.
Sleep in het deelvenster Lagen een laag in de lijst omhoog of omlaag. U kunt
ook meerdere lagen selecteren en slepen.
Lagen tonen of verbergen U kunt op elk moment een laag verbergen of weergeven. Verborgen lagen kun-
nen niet worden bewerkt, worden niet weergegeven en kunnen niet afgedrukt worden.
Lagen kan u verbergen in volgende gevallen:
• Delen van een document verbergen die niet in het definitieve document mogen komen te staan.
• Andere versies van een document verbergen. 6 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
• De weergave van een document vereenvoudigen, zodat andere delen in het document makkelijker kunnen worden bewerkt.
• Voorkomen dat een laag wordt afgedrukt.
• De weergave op het scherm versnellen wanneer een laag afbeeldingen met een hoge resolutie bevat.
Standaard loopt tekst rond objecten op verborgen lagen. Als u de tekstom-
loopinstellingen voor verborgen objecten wilt negeren, kiest u de opdracht
Laagopties in het menu van het deelvenster Lagen en selecteert u vervolgens de optie Tekstomloop onderdrukken wanneer laag wordt verborgen. Ga als volgt te werk: • U kunt telkens één laag tegelijk tonen of verbergen door in het deelvenster
Lagen op het vierkantje links van de laagnaam te klikken om het oogpictogram voor deze laag te verbergen of weer te geven.
• U kunt alle lagen behalve de geselecteerde laag verbergen door Overige
verbergen te selecteren in het menu van het deelvenster Lagen. U kunt ook Option ingedrukt houden en klikken op de laag die zichtbaar moet blijven.
• U geeft alle lagen weer door de optie Alle lagen tonen in het menu van het deelvenster Lagen te selecteren. U kunt ook Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt houden en klikken op een zichtbare laag.
Een laag als een niet af te drukken laag instellen 1 Selecteer de laag in het deelvenster Lagen.
2. Kies “Laagopties” in het menu van het deelvenster Lagen.
3. U voorkomt dat de laag wordt afgedrukt door de optie Laag afdrukken uit te schakelen en op OK te klikken.
Wanneer u afdrukt of naar PDF exporteert, hebt u toch de mogelijkheid om verborgen en niet-afdrukbare lagen af te drukken.
Lagen vergrendelen of ontgrendelen Door lagen te vergrendelen voorkomt u dat ze per ongeluk worden gewijzigd.
Naast een vergrendelde laag in het deelvenster Lagen staat een pictogram van een doorgestreept potlood. De objecten op vergrendelde lagen kunnen niet
rechtstreeks worden geselecteerd of bewerkt. Als objecten op vergrendelde
lagen kenmerken hebben die indirect wel kunnen worden gewijzigd, worden
deze wel gewijzigd. Als u bijvoorbeeld een tintstaal wijzigt, zullen de objecten
op vergrendelde lagen waarop het tintstaal is toegepast, overeenkomstig worden aangepast. Als u een reeks verbonden tekstkaders op zowel vergrendelde als niet-vergrendelde lagen plaatst, zal de tekst op de vergrendelde lagen ook opnieuw worden samengesteld.
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 7
Ga als volgt te werk:
• U kunt telkens één laag vergrendelen of ontgrendelen door in het deelvenster Lagen op een vakje in de tweede kolom links te klikken om het pictogram
van een doorgestreept potlood voor de laag weer te geven (vergrendelen) of te verbergen (ontgrendelen).
• U kunt alle lagen behalve de doellaag vergrendelen door “Overige vergrendelen in het menu” van het deelvenster Lagen te selecteren. U kunt ook Option ingedrukt houden en klikken op de laag die ontgrendeld moet blijven.
• U kunt alle lagen ontgrendelen door Alle lagen ontgrendelen in het menu van het deelvenster Lagen te selecteren.
Lagen verwijderen Vergeet niet dat elke laag in het hele document wordt toegepast. De laag staat
dus op elke pagina van een document. Voordat u een laag verwijdert, doet u er goed aan eerst alle andere lagen te verbergen en elke pagina in het document te bekijken om na te gaan of de resterende objecten veilig kunnen worden verwijderd.
Ga als volgt te werk: • U verwijdert een laag door ze vanuit het venster Lagen naar de prullenmand rechtsonder in het venster te slepen of door “Laag verwijderen” in het menu van het deelvenster Lagen te kiezen.
• U kunt meerdere lagen verwijderen door Command ingedrukt te houden
terwijl u op de lagen klikt die u wilt verwijderen. Sleep de lagen vanuit het deelvenster Lagen naar de prullemand of kies “Lagen verwijderen” in het menu van het deelvenster Lagen.
• U kunt alle lege lagen verwijderen door “Ongebruikte lagen verwijderen” in het menu van het deelvenster Lagen te selecteren.
Lagen in een document samenvoegen U kunt het aantal lagen in een document verminderen zonder objecten te verwijderen door lagen samen te voegen. Wanneer u lagen samenvoegt, worden alle objecten op de geselecteerde lagen naar de doellaag verplaatst. Van alle
lagen die u samenvoegt, zal alleen de doellaag in het document overblijven.
De andere geselecteerde lagen worden verwijderd. U kunt een document ook afvlakken door alle lagen samen te voegen.
Als u lagen samenvoegt die pagina- en stramienitems bevatten, worden de stramienitems op de achtergrond van de samengevoegde laag geplaatst.
1. Selecteer in het deelvenster Lagen de gewenste lagen. Zorg ervoor dat ook
de laag is geselecteerd die u als doellaag wilt gebruiken. Als u het document wilt afvlakken, selecteert u alle lagen in het deelvenster.
2. Klik op een geselecteerde laag om deze als doellaag te activeren, zoals wordt aangegeven door het penpictogram.
3. Kies “Lagen samenvoegen” in het menu van het deelvenster Lagen. U kunt lagen met dezelfde naam samenvoegen wanneer u een boek naar PDF gaat exporteren.
8 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
Wat is een taalwissel? Wanneer een drukwerk in verschillende talen uitgegeven wordt, kan het drukwerk op twee verschillende manieren van versie wisselen
• Ofwel wordt de taalversies volledig in quadri opgemaakt. Dan spreken we van een quadriwissel. Van elke taalversie worden er dan vier drukplaten gemaakt. Tekst mag dan in kleur opgemaakt worden.
• Ofwel staat alle tekst in het zwart. Voor elke taalversie wordt er een nieuwe zwartplaat gemaakt. Tijdens het drukken moet enkel de
zwartplaat vervangen worden , de 3 andere platen cyaan, magenta en geel blijven voor elke taalversie in de drukpers hangen. Hierdoor kan
Een taalwissel maken met lagen
de kostprijs van het drukwerk aanzienlijk naar beneden. We spreken van een wissel in één kleur of van een zwartwissel. De zwarte tekst moet dan zeker in overdrukken staan.
Bij een zwartwissel mogen de beelden in je drukwerk niet meer ver-
schuiven en je vertalingen moeten allemaal ongeveer even lang zijn. De teksten moeten ook altijd op een lichte achtergrond staan omdat ze steeds zwart gedrukt worden (dus geen negatief gezette tekst, of gekleurde tekst op een donkere achtergrond). Taalwissel zwart maken in het venster lagen
De eenvoudigste manier om een taalwissel zwart te maken, is door gebruik te maken van het venster lagen. Werk op de volgende manier:
➊ Maak een basislaag voor uw beelden. Plaats alle beelden en kleurvlakken op deze laag en vergrendel ze.
➋ Maak voor de eerste taal een nieuwe laag. Plaats hier de nodige
tekstkaders en maak de eerste taal op. Geef deze laag de naam van de eerste taal, bv. Nederlands. Zet alle tekst in het zwart en zet de tekst op overdrukken.
➌ Dupliceer deze laag en geef ze de naam van de tweede taal. U kan
nu de tekst van de eerste taalversie vervangen door de tekst van de
Deze laarzen zijn gemaakt om te wandelen The boots are made for walking
tweede taalversie. U kan de opmaak controleren door de laagzichtbaarheid aan of af te zetten.
➍ Om de juiste pdf van uw taalversies te maken vinkt u de beeldlaag
zichtbaar + de laag van de eerste taal. Maak nu de pdf voor de eerste taalversie. Om een pdf voor de tweede taal te exporteren vinkt u
weer de beeldlaag aan én de laag voor de tweede taal. Exporteer nu de pdf voor de tweede taal, enz...
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 9
Een uitkapvorm met lagen
Stansen of uitkappen is het snijden met een speciaal daarvoor gemaakt mes, van papier of karton in een bepaalde vorm. De vorm is een lijnte-
kening (vectoriële tekening) die gemaakt is in Adobe Illustrator, Adobe InDesign of in een CAD-programma. Voor snijplotwerk moet je er voor
zorgen dat de lijn rondom helemaal aaneengesloten is, en dat er geen te fijne details in zitten.
Om een stansvorm te maken worden de lijnen van uw tekening uitge-
laserd in een houten vorm. Daarna worden er stalen messen ingeklopt. Zo’n stalen mes is buigbaar, maar kleine bochtjes vereisen veel hand-
werk. Tenzij het cirkeltjes zijn. Die worden er als complete vorm ingezet. Rillijnen (biegen) kunnen ook in dezelfde houten vorm, maar zijn veel dikker. Biegen kunnen geen bocht nemen.
Wanneer u een stans en/of een rilvorm wilt opnemen in uw InDesigndocument gebruikt u het venster Stalen en het venster Lagen. Ga naar
Stalen en selecteer “Nieuwe kleurenstaal”... Maak een nieuwe steunkleur in PMS en geef die de naam “stans”.
De kleur Stans moet als steunkleur worden gedefinieerd. Dit om bij het vervaardigen van de PDF de stans als aparte kleur te behouden.
U gebruikt de “SheetSpotHiRes” joboption voor het exporteren van de pdf.. Zet vervolgens de stansvorm (geïmporteerd vanuit Illustrator of getekend in InDesign) op een aparte laag.
Bij het toepassen van stans- en rillijnen hanteert u: ▲ Voorbeeld van een stansvorm
• Stanslijnen: vaste (ononderbroken) lijn
• Rillijn (of bieg): stippellijn / onderbroken lijn • Lijndikte: 0,5pt Overdruk Bij het toepassen van stans- en rillijnen dient u deze vormen te laten overdrukken. Overdrukken is een instelling die je kan doen in een
grafisch programma en is net het tegenovergestelde van uitsparen. In
InDesign doet u dit door in het venster Kenmerken “Lijn overdrukken”
aan te vinken. Selecteer vervolgens Weergave > Voorvertoning overdruk om het resultaat in InDesign te bekijken.
Bij het programma “Adobe Illustrator” vind je dat terug onder Kenmerken > Vulling of lijn transparant.
Zo staat de kapvorm niet op de andere, maar een op een apart kleurkanaal.
Afloop Ontwerpen met een kapvorm moeten ook afloop hebben.
In het ontwerp moet de drukker de stansmestekening op overdrukken
en in een steunkleur zetten. Als hij dat niet zou doen, dan zou de lijn van de kapvorm mee gedrukt staan op het ontwerp. Ook moet het ontwerp
afloop hebben (voor een klein ontwerp 3 mm en voor displays 10 mm). Zo heeft de stansmachine of degelpers een kleine marge.
10 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
Een uitkapvorm met lagen
Exporteren Exporteer het InDesign-document met de instelling “Sheetspotvhires”.
In de pdf wordt nu de aparte plaat (steunkleur) voor de kapvorm opgenomen. Geef steeds een dummy van uw ontwerp aan de drukker en geef
een print van alle platen samen en van de kapvorm afzonderlijk zodat de drukker zich niet kan vergissen bij het drukken en uitkappen.
Het wordt in de toekomst ook mogelijk om een recentere versie van pdf (1.5) te gebruiken waarin het opnemen van lagen toegestaan is. Voor de
drukker wordt het dan makkelijker om de juiste laag te selecteren en te belichten.
Wanneer je lagen wil exporteren in een pdf moet je de lagen zichtbaar maken en in de optie
YOAKE-wellness
▲ Zet de stansvorm op een aparte laag
voorbeeld kapvorm.indd 1
27/03/09 14:42
▲ Zet de lijnen van de stansvorm op overdrukken
▲ Maak een aparte steunkleur voor de stansvorm
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 11
Om een kapvorm te exporteren als pdf maakt u in het lagenpalet de lagen
zichtbaar. U maakt een aparte pdf voor de kapvorm zonder registertekens en
één voor het drukwerk mét registertekens. Deze manier van exporteren geldt
Wat moet je doen? 1
voor pdf versie 1.3 (SheetSpotHiRes)
Kies de pdf-instelling SheetSpotHiRes om de pdf met kapvorm te maken.
Wanneer u een recentere versie van pdf wenst te gebruiken die ook de lagen
van InDesign overzet in de pdf (vanaf pdf 1.5), maakt u eerst de lagen zichtbaar in het lagenpalet en selecteert “compatibiliteit” Acrobat 6 (1.5) in het venster
2
Deze pdf kan geen lagen bevatten. De toegestane pdf versie is Acrobat 4 (PDF 1.3)
“Adobe pdf exporteren”. Vervolgens vinkt u “Acrobat lagen maken” aan en
3
Door de keuze van deze versie kan je geen Acrobat-lagen maken. Deze optie staat in het grijs. De stansvorm die een aparte plaat is, wordt door de drukker gescheiden van de andere platen. Je kan de stansvorm ook apart leveren.
belicht worden.
selecteer u “zichtbare en afdrukbare lagen”. Wanneer u dan de pdf opent in
Acrobat ziet u de de kapvorm in een aparte laag verschijnen en kan deze apart
1 2
3 3
12 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
1 2
Wat moet je doen?
3
1
Kies de pdf-instelling SheetSpotHiRes om de pdf met kapvorm te maken
2
Selecteer nu een hogere versie van compatibiliteit (vanaf Acrobat 6 of PDF 1.5). Deze kan lagen bevatten.
3 Selecteer bij Opties “Acrobar lagen maken” en kies bij “Lagen exporteren alle lagen of alle zichtbare lagen. 4 In Acrobat kan je vervolgens de lagen aan of uit zetten bij het pictogram lagen.
4
5 De lagen kan je zichtbaar/onzichtbaar maken en ze vervolgens belichten.
5
4
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 13
Spotvernis maken met lagen
Wat is een spotvernis? Een spotvernis is het partieel bedekken van een foto, een tekst of en
kleurvlak met een UV-lak. Dit geeft aan het drukwerk een spetiale uit-
straling. Net zoals bij een kapvorm en een taalwissel, maken we gebruik van het venster lagen en het venster stalen om een spotvernisvorm aan te maken.
Maak de spotvernis op de volgende manier aan: • Dupliceer de laag met het beeld of het vlak dat als spotvernis moet
gedrukt worden. Deze laag komt bovenop de basislaag met het beeld of vlak.
• Ga naar Object > Uitknippad en maak het uitknippad (PhotoShop)
zichtbaar of maak een nieuw pad door “Randen zoeken” te gebruiken.
• Ga naar Object > Uitknippad > Uitknippad in kader omzetten om van het pad en kader te maken.
• Maak een nieuwe steunkleur aan en vul het uitknippad met deze
kleur. Geef de rand van het uitknippad dezelfde kleur en zet deze 0,5 mm dik.
• Zet lijn en vulling op overvullen bij “kenmerken”. • Ga naar Stalen > inktbeheer en zet de steunkleur bij “Type” op “Dekkend”.
1
▲ Het beeld van de juffrouw moet met een spotvernis bedrukt worden.
Wat moet je doen? 1
2
Dupliceer de laag .met het beeld of vlak voor de spotvernis Zet het uitknippad om naar een kader
3 Maak een niewe steunkleur en vul het uitknippadkader met deze kleur 4 Ga naar inktbeheer enzet de spotkleur op transparant. 5 Ga naar “Kenmerken” en zet de vulling op overdrukken.
14 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
2
5
3
4
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 15
Werken met Dekwit
Gekleurd papier en speciale inkten geven een meerwaarde aan uw drukwerk. Dikwijls volstaat het bedrukken met een of twee kleuren om een apart effect te sorteren. Maar hoe staat het met de weergave van kleuren op gekleurd papier ? De meeste inkten die in offsetdruk gebruikt worden, zijn transparant. Dat betekent dat ze de kleur van het papier laten doorschijnen. Op die manier kan men kleuren creëren die moeilijk of zelfs onmogelijk bereikt kunnen worden op wit papier. Mooi meegenomen, als men zo’n effect plant. Is een kleurwijziging niet de bedoeling, dan heeft de drukker verschillende mogelijkheden om de afwijking te compenseren. Voor een trouwe kleurweergave in meer-
kleurendruk kan men hoog-gepigmenteerde inkten gebruiken. Dit zijn
traditionele transparante inkten waaraan extra pigmenten toegevoegd worden.
Om afzonderlijke kleuren correct weer te geven op gekleurd papier kan een tweede drukgang een oplossing bieden. Men kan ook opake ink-
ten gebruiken die het licht reflecteren in de plaats van doorlaten zoals transparante inkten. Eigenlijk zijn deze inkten semi-opaak: ze dekken
nooit 100% de kleur van het papier. Het combineren van transparante en
(semi-)opake inkten in een of meer drukgangen leidt eveneens tot goede beeldreproducties.
Nog een manier om kleur trouw weer te geven op gekleurd papier is het aanbrengen van dekwit tijdens een eerste drukgang. Het dekwit kan
dienen als basis voor één- of meerkleurendruk of voor het oplichten van donkere partijen.
Dekwit kan ook gebruikt worden om de opaciteit van transparante inkten te verhogen.
Metaalkleurige inkten behoren tot de meest opake van alle drukinkten. Ze bevatten metaalpoeders die goud, zilver, brons of koper nabootsen. Men gebruikt ze individueel of in combinatie met andere inkten. Het
effect van metaalkleurige inkt op gekleurd papier is sterk afhankelijk ▲ Dekwit gebruikt als drukkleur voor het bedrukken van donker papier. Onderste foto: drukken van dekwit op een grootformaatprinter.
van de structuur van het papier. Glad papier geeft het beste resultaat. Maar om de kleur van het echte metaal te bekomen gebruikt u best
zeefdruk, foliedruk of diepdruk.Als uw budget het toelaat kan u best
zeefdruk gebruiken voor gekleurd papier, want alleen zeefdruk kan uw kleuren perfect weergeven, zoals blinddruk, foliedruk, diepdruk, thermogravure, stansen en vernissen.
16 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
Metaalinkten of folies in je ontwerp verwerken of drukken op een donker sub-
straat of op papier met een zware structuur, maakt dat je InDesign-files op een specifieke manier gemaakt moeten worden.
Wanneer de kleur van het papier niet mag doorschijnen, zal je eerst dekwit
moeten drukken voordat de CMYK-inkten of andere inkten gedrukt worden.
Wat moet je doen? 1
Maak een nieuw steunkleur aan en noem ze dekwit. Het maakt niet uit welke kleur u kiest.
maar weet dat hij met die kleur (plaat) het dekwit moet drukken. Dit dekwit
2
Ga naar “inktbeheer” en zet de kleur op “dekkend”.
Via “inktbeheer” zet je deze inkt op dekkend en bij het venster “kenmerken” zet
3
Zet “dekwit” op een aparte laag en voer de PDF uit als “SheetspotHiRes_1v4”. Controleer de kleuren eventueel in het palet “uitvoer”>”scheidingen”.
In het voorbeeld hieronder wordt er gedrukt op zwart papier. Eerst maakt je
in InDesign een dekkende vorm. Dat is een steunkleur die je “dekwit” noemt.
Je mag daar om het even welke PMS-kleur voor gebruiken. Zolang de drukker kan op een aparte laag worden gezet.
je “vulling” op “overdrukken”, anders wordt de kleur als papierwit uitgespaard.
Extra plaat voor het drukken van dekwit. De kleur staat op “dekkend” en zorgt ervoor dat het zwarte papier niet doorheen de quadri-inkten schijnt. CMYK gedrukt bovenop het dekwit. Inkten zijn transparant
1
3 In het palet kleurscheidingen kan u de kleuren controleren
Zwart of gekleurd papier of papier met een structuur
1
2
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 17
Werken met fluor-inkten
Een fluoricerende inkt kan nooit met CYMK gemaakt worden. Net zoals een metaalkleur, is een fluor-inkt een speciale kleur. Deze inkten kunnen extra een extra accent geven aan uw drukwerk. Om een fluor-inkt in drukwerk en in uw opmaak te krijgen, beginnen we vaak eerst in PhotoShop met een selectie.
▲ Voorbeeld Van drukwerk met rood als 5de fluoricerende kleur.
18 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
Een fluor-kleur accentueert uw drukwerk, net zoals een spotvernis dat doet. Om een fluor-kleur te drukken, kan je deze niet gewoon samenstellen uit
CMYK. Je moet één van de PMS steunkleuren selecteren en die eventueel extra benadrukken door in het raster een andere CMY kleur toe te voegen.
Om te voorkomen dat de fluor-rkleur wordt ”opgezogen” door het papier wordt
Wat moet je doen?
er eerst een percentage CMY onder gedrukt. Net zoals je zwart zwarter maakt
1
Maak een selectie van de lippen met “Kleurbereik”
De PMS-kleur, wordt niet omgezet, maar versterkt. De fluor PMS-kleuren vind je
2
Maak een steunkleurkanaal met het venster”Kanalen”.
Om in InDesign met fluor-kleuren te kunnen werken, moeten we eerst naar
3
Kies de juiste PMS kleur.
4
Bewaar tenslotte het beeld als.psd en vink steunkleuren
door er een percentage cyaan of magenta aan toe te voegen. terug in het kader rechtsonder. PhotoShop.
PhotoShop Maak eerst een selectie van de lippen (menu “Selecteren”>”Kleurbereik”).
Bewaar de selectie als een aparte laar en pas eventueel contrast en verzadiging aan. Maak vervolgens een steunkleurkanaal in het venster “Kanalen” en kies
een fluor PMS-kleur. Bewaar tenslotte het beeld als .psd en vink “Steunkleuren” aan.
1 1
PMS fluoinkten:
2
3
4
PMS 801 + 20% cyaan PMS 802 + 20% geel PMS 803 + 20% geel PMS 804 + 20% geel PMS 805 + 20% geel + 10% magenta PMS 806 + 20% magenta PMS 807 + 20% magenta PMS 808 + 20% cyaan PMS 809 + 20% geel PMS 810 + 20% geel PMS 811 + 20% geel PMS 812 + 20% geel + 10% magenta PMS 813 + 20% magenta PMS 814 + 20% magenta
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 19
InDesign
Wat moet je doen? 1
2
Dit is een voorbeeld van seriflight, het Dit is een voorbeeld van seriflight, het font voor de broodtekst.
Plaats Vervolgens het beeld in InDesign met de importopties aan. In de stalenbibliotheek verschijnt nu de fluor-kleur die u kan gebruiken voor de verdere
vormgeving. In het venster “Scheidingen” kan u de kleurscheidingen controleren. Zorg ervoor dat de fluor-kleur op overdrukken staat. U kan in het palet
“Stalen” een nieuw gemengd inktstaan aanmaken waarbij u de fluor Pms-kleur mengt met
Dit is een voorbeeld van seriflight, het Dit is een voorbeeld van seriflight, het font voor de broodtekst.
2
2 2
20 o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing
2
2
2
2
o n d e r n e m e r s o p l e i d i n g d t p ■ desktop publishing 21