De pastorieën van Zelhem. Zelhem kent verhalen. Wie heeft niet gehoord van Plaggen Hendrik of Smokshanne? Er gebeurde vroeger nog eens wat. Een nog spannender verhaal stond in de krant van 1968. Wat is er dan aan de hand? De in 1858 gebouwde Zelhemse pastorie op de hoek van de Doetinchemseweg en de Stationsstraat zal worden afgebroken om plaats te maken voor een winkelgalerij! Het gesprek van de dag. Een beeldbepalend pand zouden we nu zeggen. Dus niet afbreken! Behouden! Die pastorie zelf is niet de oorzaak van dat ‘spannend’. Overal in het land staan soort gelijke pastorieën, in die tijd ontworpen door Waterstaatsbouwkundige ingenieurs. De kelder Die is de oorzaak. Onderaardse gangen naar Oost en West, Noord en Zuid. Het is een grote kelder van circa 8 x 10 mtr. met kruisgewelven. Vandaar lopen onderaardse gangen naar De Pol, De Papenborg en de Gasthuisplaats, zo willen de verhalen. Is de pastorie uit 1858; De kelder is vrijwel zeker meer dan honderd jaar ouder. Overblijfsel van een havezathe? Of van een versterkt huis uit misschien wel de 16de of 17de eeuw? Of een huis toebehorend aan het klooster Sion dat daar grond had liggen, genaamd De Saelstede? En op die Saelstede stond het huis dat in 1804 pastorie werd en in 1858 is vernieuwd. Laten we maar eens kijken wat waar is en wat legenden zijn. De oudste pastorie De pastorie die we uit de vorige eeuw kennen, is al de vierde op rij. De oudst bekende pastorie, afgebroken in 1806, stond op De Wheme, nu Stationsstraat 22 (fietswinkel Kappert). De tweede pastorie Wanneer Ds. Hummelinck in 1797 predikant in Zelhem wordt, gaat hij in het familiebezit, de boerderijwoning op de hoek van de huidige Doetinchemseweg en de Stationsstraat wonen. Blijkbaar heeft het geslacht Hummelinck geldgebrek. Hummelinck wil in 1804 dat huis met bijbehorende grond verkopen aan het Rentambt Geestelijke Goederen Doetinchem. Met elkaar gaat het om de Saelstede waar het huis op staat. Daarbij de grond achter de kerk, die wij kennen als De Wheme en De Sijdenkamp, gelegen tussen de weg naar Halle, het stationsplein en de stationsstraat. 1
In de toen opgemaakte verkoopakte staat dat op de Wheme nog de oude pastorie staat waarin Ds. Boelen, die voor Ds. Hummelink de Zelhemse predikant was, woont en daar mag blijven wonen tot zijn overlijden, waarna het afgebroken moet worden. Dat is dus de oudst bekende pastorie. In diezelfde akte wordt vastgelegd, dat het huis waarin hij, Ds. Hummelink, woont voor altijd bestemd moet worden en blijven als woning voor de Zelhemse predikant. Hij, Hummelink, is en blijft dan de bewoner en die woning wordt daarmee verheven tot pastorie voor Zelhem. Ds. Hummelink ontvangt voor het geheel ƒ 4200,- een voor die tijd kapitaal bedrag. De derde pastorie Kort na die verkoop schrijft Ds. Hummelink aan het Rentambt Geestelijke Goederen Doetinchem, nu eigenaar, dat de pastorie erg slecht is. Namens het rentambt komt bouwkundige Wellenborg de zaak opnemen. In zijn rapport staat o.a. dat de predikant over de slechte toestand praat en dat het voor zijn grote gezin met negen kinderen veel te klein is. De rapporteur stelt een verbouwing voor, aangepast aan de wensen van de predikant. Die wil geen beesten meer houden en een deel van de stallen kan tot een grotere woonruimte worden verbouwd. Feitelijk, schrijft Wellenborg, staat de woning met de achterzijde naar de straat, de Brissenstraat geheten, nu Stationsstraat.
De nieuwe voorgevel na de verbouwing in 1805
Wanneer de verbouwing gereed is, zijn alle vertrekken groter geworden doordat aan de straatzijde de gevel naar voren is geplaatst. De woonvertrekken komen nu aan de weg te liggen. Een en ander weten we 2
door de tekeningen vóór en ná de verbouwing die bewaard zijn gebleven.
Tekening plattegrond na verbouwing in 1805. De breedte is gelijk gebleven. De deel en stalruimte zijn verkleind. De raamindeling is met vier ramen, maar de vermoedelijke uitvoering is met zes ramen, zoals de geveltekening laat zien. De breedte is plm. 18 mtr. De diepte plm 10mtr. (Voor de verbouwing was die plm. 8 mtr).
De vierde pastorie De pastorie van 1804 is al oud en slecht. Ondanks de vernieuwing en vergroting in 1805 is die pastorie in 1848 weer dringend aan verbetering toe. Maar dat duurt nog 10 jaar! Leest U maar mee. Er moet wat gedaan worden. Kerkvoogden maken plannen. Ideeën genoeg. Aan geld alleen maar gebrek. En dat duurt maar. In een brief aan de Synode om geld, schrijven de kerkvoogden over een reddeloze pastorie. Men wil een nieuwe bouwen voor ƒ 4000,en men vraagt de synode een bijdrage van ƒ 3000,-. Drie jaar later, eind 1851 weer een brief de deur uit. De woning ligt beneden het peil van de straat. Wateroverlast! Herstel kost tenminste ƒ 1500,-. Afbraak en hergebruik van oude materialen is een mogelijkheid en…. de gemeenteleden hebben tweehonderd! gulden bijeen gebracht. Uit het z.g. pastoriefonds komt jaarlijks zo’n ƒ 98,- aan inkomsten. De lage bijdrage van de gemeenteleden verbaast het Provinciaal College van Toezicht. Men wil wel eens de jaarrekeningen over de laatste tien jaar zien! Ds. Van Sijll die al sinds 1833 predikant in Zelhem is, gaat naar Arnhem om voor zijn pastorie te pleiten. Daar hoort hij dat de kerk3
voogden niet op de brief van het Provinciaal College van Toezicht hebben gereageerd. Nu schrijft hij heel boos, een brief aan de kerkvoogden: Een reddeloos gebouw; Regent het ’s nachts, dan moet hij eruit; De kamers waar het lekt leegruimen en het water in tobbes opvangen!!! Dan, eindelijk in maart 1853 eist het P.C.V.T. dat binnen acht dagen antwoord komt op hun brieven. De presidentkerkvoogd voelt wel nattigheid. Weer gaat men langs de huizen collecteren voor de pastorie. De toegezegde opbrengst wordt nu ƒ 300,-. In maart 1854 grijpt Ds. Van Sijll zijn kans. Er komt visitatie. Hij vraagt de kerkvoogden wat hij moet antwoorden op vragen over de kerkelijke gebouwen. Hij moet eerlijke antwoorden geven, vindt hij. Weer wordt gecollecteerd. Nu wordt de toegezegde opbrengst ƒ 368,35. Dan wordt E.J. van Ebbenhorst Tengbergen benoemd als kerkvoogd. Die wil wel eens weten hoe dat zit met de pastorie. Ook hij krijgt de kous op de kop. De aangevraagde subsidie bij de synode wordt afgewezen. Reden: Kerkvoogden hebben een slecht beleid gevoerd. Men had moeten reserveren voor een nieuwe pastorie. Uitgeven aandelen En weer gaan de kerkvoogden de gemeente door om geld bij elkaar te sprokkelen. En nu wordt de toezegging ƒ 830,-. Ook denken kerkvoogden aan een aandelenlening. Tachtig aandelen van ƒ 50,- is ƒ 4000,Wanneer dan de goede materialen van de af te breken pastorie weer gebruikt kunnen worden, dan zou het kunnen lukken. Bouwkundige Berkhout van Rijkswaterstaat, de instantie die in die tijd ervaring heeft met de bouw van kerken en pastorieën, maakt een plan. Van de oude pastorie kunnen 68.000 stenen en 6000 dakpannen worden hergebruikt. Ook nog wat deuren en kozijnen. Op 10 juli 1857 vindt de aanbesteding plaats en Arnold Middeldorp wordt de hoofdaannemer en Alof Middeldorp en Gerrit Jan Bel zijn de medeaannemers Nu komt de pastorie weer op die oude gewelvenkelder te staan, maar nu met de voorkant naar de Weg op Doetinchem. De pastorie zoals we die allemaal kennen van vroeger of van foto’s. Ds. Van Sijll, de toekomstige bewoner wil als afsluiting van de tuin aan de wegzijde een voornaam ijzeren hek..Hij heeft dat ook vóórgefinancierd. Die aandelenlening is voor elkaar gekomen. Vijftig aandelen, waarvan Ds. Van Sijll er 21 voor zijn rekening heeft genomen. Maar ook problemen. Toezeggingen van financiële bijdragen werden niet gestand gedaan. Men had, zeiden sommigen, willen bijdragen aan het 4
herstellen van de oude pastorie, niet aan het bouwen van een nieuwe. In de tweede plaats, zijn toezeggingen gedaan door Hallenaren die niet zijn nagekomen. Zij zijn in 1858 zelfstandig geworden en hebben hun eigen kerk en pastorie moeten bouwen. Zij die tussen inschrijving en nu minvermogend zijn geworden, worden van de lijst geschrapt. Anderen wil men hun toegezegde bijdragen laten ‘verdienen’ door voor de pastorie werkzaamheden te verrichten.
Een pentekening uit de kalenderserie door Henk Ooijman. Links de winkel van kruidenier Van Zadelhof. En rechts nog een stukje muur van hotel/café Het Rode Hert.
Klachten Al in 1861 komen de eerste klachten over de gebruikte slechte verf. Omdat er oude stenen zijn gebruikt, zijn de gevels beraapt en wit geschilderd, wat veel onderhoud vraagt. En in 1866 lekt het dak. Dat komt doordat het dakvlak niet voldoende afloopt en er oude pannen zijn gebruikt. Ook de goten voldoen niet. Die zijn van hout en niet bekleed met koper of zink. Het water loopt dan langs de muren waardoor het binnen vochtig is. In de kelder staat regelmatig water, waardoor er een pomp wordt gezet om de kelder droog te houden. Frans Wiersma, zoon van Ds. Wiersma schreef later, dat je ’s winters met een grote plank door de kelder kon varen. Wanneer in 1930 Ds. Mondt naar Zelhem komt wordt de pastorie grondig onderhanden genomen. Er komt een geheel nieuw dak op met een grotere hellinghoek. Nieuwe zoldervloeren, en terrazzovloer in de gang. Een modern watercloset. Behangen, schilderen enz. Voor de financiëring van die klus moeten de kerkvoogden weer geld lenen. Het zijn de dames Bennink die ƒ 3400,- en notaris Prins die ƒ 2000,- fourneren. 5
Tweede Wereldoorlog 1940-1945 Ook de pastorie loopt schade op bij het bombardement op 23 maart 1945. Herstel wordt zo snel mogelijk uitgevoerd. Einde in zicht: Winkelgalerij Dan komt in 1964 projectonwikkelaar Te Mebel uit Warnsveld met een plan. Hij wil de pastorie en ondergrond kopen om op die plaats een winkelgalerij te realiseren. Hij zal dan aan de Halseweg een nieuwe pastorie bouwen. Dat alles met gesloten beurzen. Oh nee, nog ƒ 500,-toe voor de aanleg van de tuin. Nog even wil Monumentenzorg een spaak in het wiel steken na getipt te zijn. Na onderzoek heeft die echter geen belangstelling. Er zijn in Nederland nog tientallen van zulke pastorieën. En deze is toch al niet al te best… Ds. Wiersma verhuist midden 1968 tijdens de schoolvakantie van zijn kinderen van de Doetinchemseweg naar de Halseweg en woont daar tot zijn emeritaat in 1974. Voor de tweede predikant is in1965 een tweede pastorie gebouwd aan de Narcisweg 2. De volgende vraag is: Spreken we anno nu nog over een pastorie waar de predikant in het dorp woont of wonen de predikanten gewoon in een “huis”? Afbraak Dan wordt de oude vierde pastorie afgebroken. En verdwijnt ook die eeuwenoude kelder zonder onderzoek naar het verleden. Jammer. Anders hadden we geweten uit welke periode de kelder stamde. Die kelder??? Oh ja, hoe is dat nu met die gangen naar De Pol, de Papenborg, De Gasthuisplaats enz? In het verhaal hebt U kunnen lezen dat de oude pastorie met de voorgevel naar de huidige Stationsstraat stond. De ingang naar de kelder was volgens de plattegrond van 1804 aan de oostzijde van de kelder. De nieuwe pastorie stond met de voorzijde naar de Doetinchemseweg en de ingang naar de kelder was aan de noordzijde van de kelder. Die ingang aan de oostzijde is als een soort nis na 1858 zichtbaar gebleven en dat is dan een van de vermeende ondergrondse gangen geweest….. Behouden? 6
De kelder van de verhalen. Volgens de krant van 1968 zou de nis links achterin de uitgang naar enkele onderaardse gangen zijn geweest. de De gewelvenkelder is mogelijk uit de 16, 17 eeuw
Had nu de pastorie in 1968 behouden kunnen blijven als monument in de geschiedenis van Zelhem? Die was in 1858 door weinig geld niet al te degelijk gebouwd en zou voor de kerkelijke gemeente een grote financiële last zijn geweest, waarin geen predikant meer zou willen wonen. DE PASTORIEGRONDEN Het pastoriefonds. Honderden jaren terug was het woord pastoriefonds een normaal begrip. Aan dat fonds ligt de Vicarie ten grondslag. Een vicarie is oorspronkelijk een stichting waarin geestelijke goederen werden ondergebracht. Die goederen, zoals percelen grond en huizen, werden verpacht en de opbrengsten werden gebruikt voor het onderhoud van de geestelijke en het lezen van missen voor het zieleheil van de stichter van zo’n vicarie. Ook had de stichter van de vicarie vaak het collotierecht, het benoemen van de geestelijke. 7
In Zelhem waren in de Katholieke periode vier viacariën. De Sinte Anne, Sint Catharine, Sinte Vrouwen en Sinte Anthonie. Alsgevolg van de reformatie heeft de overheid de Katholieken de bezittingen ontnomen. De vicariën zijn ondergebracht bij het Rentambt Geestelijke Goederen. De pastorieën en de predikanten werden uit dat fonds onderhouden. In het markeboek van de Hatmer-Zelhemmer marke is in 1601 te lezen, dat de markebestuurders besluiten om gedurende drie achtereenvolgende jaren de pachten van de vicarie te besteden voor het herstel van de kerk. Het betekent dat de Zelhemse vicariegronden dan in beheer zijn bij de Zelhemse marke. Rentmeester Haeghen heeft omstreeks 1625 een boekje samengesteld met alle bezittingen van viacariën rondom Doetinchem. Voor Zelhem staan daar in: Het zijn vier vicariën met totaal 57 perceeltjes grond en enkele huisjes. Daartoe behoorden ondermeer De Wheme en de Sijdenkamp, dat is de grond achter het kerkgebouw tussen Burg. Rijpstrastraat, Kerkweg en Stationsstraat en de grond zuidelijk van de Stationsstraat waarop de pastorie heeft gestaan. Die percelen waren in 1803 eigendom van het geslacht Hummelink. Op welke wijze de Hummelink’s die grond in het verleden hebben verworven is nog onbekend. Zij verkopen grond en opstallen in 1803 aan het Rentambt Geestelijke Doetinchem. Dat is het latere Domeinen, die de bezittingen van de Staat beheert. Omstreeks 1835 wil de overheid veel van die soort gronden verkopen en zo ook de in 1803 gekochte percelen rondom de kerk van Zelhem. De kerkvoogden horen dat en zijn er als de kippen bij om die grond weer in bezit te krijgen. Die grond en de opstallen zijn tenslotte eeuwen lang “bezit” van de kerk geweest en zijn een garantie voor het wonen en het inkomen voor de predikant. Na heel veel geschrijf, onderzoek in oude boeken valt in 1840 de beslissing. Zelhem kan de grond terugkopen. Wellenborg Bij de opheffing en verdeling van de marke omstreeks 1825 krijgt het pastoriefonds enkele percelengrond toegedeeld. Een daarvan is de Wellenborg, gelegen aan de Doetinchemseweg hoek noordzijde Terborgseweg. Verkaveling Is de school in 1847 op het kerkhof gebouwd en in 1867 het gemeentehuis ernaast op De Wheme. Het huis voor de gemeentearts komt daar weer naast te staan, aan Weg naar Halle. (nu Burg. Rijpstrastraat. 8
De Wheme en de Sijdenkamp vanuit het zuidoosten.gezien. circa 1900
Vanaf begin twintigste eeuw wordt De Wheme en de Sijdenkamp verder verkaveld, zodat langs de Kerkweg en de Stationsstraat huizen en winkels komen. Dat alles op erfpachtbasis. De Kerk blijft eigenaar van de grond. De pachter betaalt ongeveer 4% rente over de op dat moment geldende grondprijs en dat gedurende vijftig jaar met de mogelijkheid van nogmaals vijftig jaar. De pachter heeft het recht het perceel te bebouwen met een huis of winkelpand onder voorwaarden van de verpachter.
HISTORIE IV Zelhem januari 2008 9