Landschapsfietsroute Sinaai Deze fietsroute werd in 1996 uitgestippeld met als doel de Sinaainaren met de veelzijdigheid en de waarde van het Sinaaise landschap te laten kennismaken. Sinaai heeft nog een relatief ongeschonden landschap, niet aangetast door grootschalige ingrepen.Toch verandert het landschap nog steeds, zij het sluipender, en helaas vaak niet in de goede richting. Nu, in 2012, hebben we deze fietsroute met de Werkgroep Leefmilieu Sinaai een opfrissing gegeven om de omgeving waarin we wonen en leven nog eens opnieuw onder de aandacht te brengen. Het startbord van de 39 km lange landschapsfietsroute vind je op de Dries, die trouwens deel uitmaakt van het beschermde dorpsgezicht. De landschapsfietsroute is bewegwijzerd met zeshoekige borden met daarop “landschapsroute Sinaai”. Ze passeert via goed berijdbare wegen langs de verschillende Sinaaise landschapstypes. Onderweg kom je 7 infoborden tegen met meer uitleg over het landschap en de biodiversiteit die het herbergt. De locaties van deze borden vindt je terug op het routeplan.
Sinaai: gevarieerd landschap
Sinaai is de laagst gelegen deelgemeente van Sint-Niklaas. Het schijnbaar vlakke landschap daalt geleidelijk van ongeveer 14 meter bij Duizend Appels naar ongeveer 4 meter nabij de Moervaart en Stekense Vaart. Dit hoogteverschil lijkt verwaarloosbaar, maar toch zie je duidelijk verschillende landschappen die precies met dit verschil in hoogte samenhangen. De regel “hoe hoger, hoe droger; hoe lager, hoe natter” geldt ook in Sinaai. In het oosten ligt de stuifzandrug van Belsele-Puivelde. De natste gronden bevinden zich in het noordwesten : het valleigebied van de Moervaart met de Fondatie, Heirnisse, Astgemete en Moervaartmeersen. Tussen droog en nat ligt een landschappelijk waardevol landbouwgebied, dat het grootste deel van Sinaai beslaat. 1
Het landschappelijk waardevol landbouwgebied Het overgrote deel van het Sinaaise grondgebied wordt ingenomen door een lappendeken van akkers en weiden, afgeboord door de voor het Waasland typische knotwilgen, populieren en grachten. Het maakt deel uit van het “Lokers houtland”. De laatste tientallen jaren is er echter heel wat geëvolueerd in het uitzicht van het landschap, vooral onder invloed van de lintbebouwing en de schaalvergroting in de landbouw. De schaalvergroting leidde ook tot het verdwijnen van vele bomen, grachten en poelen in het landschap, en daarmee ook de daaraan verbonden soorten die typisch zijn voor het landbouwlandschap, zoals bv de veldleeuwerik.
Kleine landschapselementen met een grote natuurwaarde Knotwilgen en populieren
“Tronken” zijn niet weg te denken in Sinaai. Ze worden om de 4 à 5 jaar geknot. Dit is nodig, om te voorkomen dat de boom opensplijt onder het gewicht van zijn eigen takken. De twijgen werden vroeger vooral gebruikt als brandhout en in de dijkenbouw. Daarnaast had2
den de knotwilgen een belangrijke rol in de ontwatering van het land, omdat wilgen zeer veel water verdampen. Ze bieden ook een thuis aan vele dieren (steenuiltjes, muizen, insecten,…), vooral als ze ouder worden en er holtes in de stam ontstaan. Ook andere boomsoorten werden soms geknot, zoals bv zwarte els en zomereik. Iedere boomsoort heeft zijn specifieke houteigenschappen, en dus ook zijn specifieke toepassingen. De populieren daarentegen werden niet geknot. Hun hout werd vroeger o.a. gebruikt om er klompen van te maken. Grachten, hoekputten en rootputten De vele grachten en beken houden de akkers droog en zorgen voor de afvoer van het water van Sinaai en omliggende gemeenten naar de Moervaart. In hoekputten en rootputten werd vroeger vlas gelegd om het te laten verro(t)ten of er werden wijmen (wilgentwijgen) en zelfs bomen in ondergedompeld om ze te verduurzamen. Ze bieden een standplaats voor vele oever- en waterplanten en waterorganismen (van kikkers,salamanders en padden tot libellen en de ijsvogel). Hagen Rond boerderijen, tuinen en weides werden van oudsher hagen aangeplant (eenstijlige meidoorn, haagbeuk, liguster, hulst,…). Hagen dienden o.a. als veekering, in plaats van de prikkeldraad die nu gebruikt wordt. Ze bieden een thuis aan soorten zoals merel, heggenmus, meikever,… Boomgaarden Hoogstamboomgaarden waren evenals hagen onafscheidelijk verbonden met het boerenerf. Door de rooiwetpremie verdwenen in de jaren ’70 de meeste boomgaarden uit onze streek. De gekraagde roodstaart, de vliegenvanger, de egel zijn enkele typische soorten. Bermen Zowel wegbermen als bermen langs grachten vormen groene linten die voor verbinding zorgen tussen verschillende natuurgebieden en landschapselementen. Door hun grote oppervlakte (smal, maar lang) hebben ze zelf ook een belangrijke functie als biotoop voor planten en dieren. In het voorjaar kleurt het fluitenkruid vele bermen wit. Trage wegen De kerk- en molenwegels vormden ooit de meest directe verbindingen. Vele raakten in onbruik en werden niet onderhouden of werden afgesloten . De laatste jaren is er echter steeds meer aandacht voor deze paden, o.a. in functie van de steeds toenemende vraag naar veilige en rustige wegen om te kunnen fietsen, wandelen, lopen, …. Hopelijk treuzelt men niet te lang om zoveel mogelijk wegen terug in gebruik te nemen. 3
Het valleigebied Langsheen de Moervaart en het kanaal van Stekene bevindt zich een gebied waar de bewo ning schaars is, de natuur de boventoon voert en de stilte heerst. Dit valleigebied is zeer waardevol dankzij het gevarieerde landschap: bossen, hooilanden, weiden, dreven, knotwilgen, poelen,.. Ook de bodem is hier veel gevarieerder dan in de rest van Sinaai: zand, leem, klei, moeraskalk en veen komen hier voor. De oudere bossen zijn vaak hakhout of middelhoutbossen (hakhout met verspreide grote bomen) op rabatten. Rabatten zijn de ruggen tussen de greppels die op korte afstand van elkaar gegraven werden. Hakhout wordt om de 5 à 10 jaar net boven de grond gekapt. De achtergebleven stronken (“stoven”) schieten steeds opnieuw uit. Hoe groter een hakhoutstoof, hoe ouder ze is. Deze bossen zijn vaak zeer soortenrijk. Hoewel het valleigebied momenteel voor landbouw een minder interessant gebied is, was dit vroeger, voor de komst van de kunstmest en de bouw van pompgemalen, veruit de meest gegeerde grond. Het waren zeer productieve hooilanden die voor voedsel moesten zorgen voor het vee, dat vaak op stal gehouden werd. Door de bevloeiing van deze hooilanden met het water van de Moervaart werden steeds opnieuw slib met voedingsstoffen afgezet. Dit verklaart ook de aanwezigheid van een kleilaag. De bevloeiing gebeurde gecontroleerd door de aanleg van dijken, sluisjes en een netwerk van grachten. Typisch waren er twee hooibeurten gevolgd door begrazing in de herfst. De Moervaart was oorspronkelijk een deel van de bovenloop van de Durme, die ontsprong in de regio Aalter. Je had dus vroeger nog een 20-30 cm tijverschil te Sinaai.
6
Dit stopte met de bouw van een dam te Lokeren in 1953. Sindsdien is de stroomrichting van de Moervaart omgekeerd en watert de Moervaart af naar het kanaal Gent-Terneuzen en zo richting Schelde. De dijken werden ook steeds hoger gemaakt. In het verleden waren er ook vaak problemen met overstromingen die soms grote delen van Sinaai onder water zetten. Hierom was en is er in het valleigebied, maar ook in grote delen van het landbouwgebied eromheen, geen tot weinig bewoning. In het gebied worden verschillende natuurgebieden uitgebouwd: de Fondatie van Boudelo, de Heirnisse, de Astgemete en de Moervaartmeersen. Daarnaast is er ook nog de Papelaar, een landbouwgebied met overwegend grasland, dat gelegen is aan de samenvloeiing van de Molenbeek en het Kanaal van Stekene. De Fondatie is een reservaat waar vzw Durme intussen bijna 100 ha beheert. Het is een ideaal wandelgebied, en, als onderdeel van de Moervaartvallei, één van de stilste gebieden in Oost-Vlaanderen. Het bestaat uit een lappendeken van bossen (al dan niet met de typische rabatten), weiden, hooilanden en poelen. Het was een plek waar vroeger veel weekendverblijven waren, die intussen bijna allemaal omgevormd zijn tot een prachtig natuurgebied. De moeraskalk- en veenlagen in de bodem vormen de basis van de bijzondere natuur. Deze moeraskalk- en veenlagen zijn ontstaan toen dit gebied in een ver verleden nog deel uitmaakte van een groot meer/moerasgebied dat zich tot Mendonk uitstrekte. Teer guichelheil, een plantje van kalkmoerassen, is één van de paradepaardjes van het gebied. De kans is ook groot dat je er een ree te zien krijgt. Het gebied heeft echter te lijden onder sterke verdroging door de te lage waterstanden terwille van de landbouw. De typische rechte dreven in dambordpatroon zijn het resultaat van de ontginningen door de ooit vlakbij, in Klein-Sinaai, gelegen abdij van Boudelo. De naam Fondatie is ook hiervan afkomstig, omdat het gebied een schenking was bij het stichten (funderen) van de abdij in 1197. De abdij van Boudelo heeft zijn stempel op de streek gedrukt, niet enkel in de Fondatie, maar ook daarbuiten De Heirnisse is een moerassig bos. van ongeveer 90 ha groot dat ligt op de kruising van de Moervaart en het Kanaal van Stekene. Het is al bos sinds de 18de eeuw. Daarvoor was het gebied vermoedelijk in gebruik als een gemeenschappelijke weidegrond. Momenteel is het een bosreservaat van het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid. Een bosreservaat is een bos waar men de natuur volledig zijn eigen gang laat gaan, om dan
7
te kunnen bestuderen hoe het bos spontaan evolueert. Daarom is het ook ontoegankelijk. De Heirnisse is het kerngebied voor de zeer zeldzame boommarter, en is samen met de Fondatie de laatste plaats in Sinaai waar de nachtegaal nog broedt. De Astgemete en de Moervaartmeersen zijn twee meersengebieden langsheen de Moervaart. Natuurpunt beheert hier bijna 15 ha hooi- en weiland en verspreide bosjes. Hier komen de bloemrijke dottergraslanden met o.a. dotterbloemen en echte koekoeksbloem nog voor. Typisch zijn de lange smalle percelen, gescheiden door grachtjes. Het waren vroeger zeer open gebieden met nauwelijks bomen, die ’s winters overstroomden. Vooral in de Astgemete is dit open karakter nog terug te vinden.
Het stuifzandgebied Het stuifzandgebied ligt in het zuidoosten van Sinaai. Het is een zandrug die tijdens de ijstijd door de windwerking gevormd werd. De Keilanden, maar vooral het gebied van de Boskapel en de Gouden leeuw, maken hier deel van uit. Het zijn bosrijke gebieden, die een verbinding vormen tussen de grote stuifzandruggen van Stekene en Waasmunster. Vroeger waren het heidevelden, met typische planten zoals struikheide, brem en pijpenstrootje. Momenteel kan je langs sommige zandwegels nog restantjes van de heidevegetatie terugvinden. Vanaf de 18de eeuw werden de weinig vruchtbare gronden bebost, vaak met den. Op de heide graasden schapen. Er werd ook brem gezaaid op de zogenaamde “geijstakkers”. De brem werd gebruikt als dakbedekking en brandstof voor bakovens. Op sommige akkertjes werd vroeger vlas gebleekt. Het huidige landschap bestaat uit een mozaïek van loof- en naaldhoutbossen en akkers. Het loofhout is vaak hakhout van tamme kastanje. Deze boomsoort groeit vrij goed op schrale bodems. De boskapel werd na WO I opgericht. Eerst was er een kloosterboomkapelletje, opgehangen aan een linde. Rond de Franse revolutie (1789) werd een stenen kapelletje gebouwd, en nadien de huidige neogotische kapel. Er tegenover bevindt zich een bedevaartsoord. Vanuit Sinaai, Belsele en Puivelde liepen er kerkwegels naar deze plaats. Intussen worden de zandige wegen en paden in deze gebieden worden steeds vaker verhard, waardoor de beleving van deze wandelpaden verloren gaat. Ook de bouw van weekend(?)verblijven heeft een belangrijke impact gehad op dit landschap.
8