Landgoed Tulpenburg, gemeente Amstelveen Een Bureauonderzoek
J. Holl
2
Colofon ADC Rapport 2739 Landgoed Tulpenburg, gemeente Amstelveen Een Bureauonderzoek Auteur: J. Holl In opdracht van: Kenniscentrum Landelijk Gebied © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 13 mei 2011 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: concept, 04-05-2011 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: R.M. van der Zee ISBN 978-94-6064-730-7 ADC ArcheoProjecten Tel 033-299 81 81 Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Samenvatting 1 Inleiding 2 Doelstelling en vraagstelling 3 Methodiek bureauonderzoek 4 Resultaten bureauonderzoek 4.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik 4.2 Beschrijving huidig gebruik 4.3 Beschrijving van de historische situatie, ondergrondse bouwhistorische waarden en mogelijke verstoringen 4.4 Beschrijving van bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden 4.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) 5 Conclusies 6 Aanbeveling Literatuur Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen
4 5 8 8 8 9 9 9 9 13 15 16 16 17 18 18
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied
Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Oppervlakte plangebied Coördinaten:
Noord-Holland Amstelveen Amstelveen Landgoed Tulpenburg Amstelveen, sectie W, nrs. 320, 323, 339 25G ca. 2 ha 121.877/480.285; 122.014/480.285; 122.014/480.144; 121.877/480.144 Bevoegde overheid: gemeente Amstelveen Deskundige namens de bevoegde overheid: onbekend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 46377 ADC-projectcode: 4130410 Periode van uitvoering: april en mei 2011 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot): http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-l8x-i36
5
Samenvatting In opdracht van Kenniscentrum Landelijk Gebied heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het landgoed Tulpenburg in de gemeente Amstelveen. In het plangebied zal woningbouw plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van aanvraag van een bouwvergunning en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. In de diepere ondergrond, die bestaat uit wad- en kwelderafzettingen (Laagpakket van Wormer, Naaldwijk Formatie) kunnen archeologische sporen uit het Neolithicum aanwezig zijn. Gezien het ontbreken van waarnemingen in deze afzettingen is het echter de vraag in hoeverre deze afzettingen geschikt waren voor bewoning. Vanwege de diepe ligging van de afzettingen zijn archeologische resten vaak moeilijk op te sporen. In de periode Bronstijd t/m de Middeleeuwen bevond zich ter plaatse van het onderzoeksgebied een uitgestrekt veenmoeras. Of het gebied mogelijkheden voor bewoning bood is niet bekend. De kans op de aanwezigheid van archeologische sporen in het veen wordt niettemin, vanwege de natte omstandigheden, gering geacht. Vanaf de Late Middeleeuwen werd het gebied op grote schaal ontgonnen en in gebruik genomen voor de landbouw. De huidige Amsteldijk fungeerde hierbij als ontginningsas. In een zone langs deze as kunnen bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. Het plangebied ligt echter op ca. 100 m afstand van deze ontginningsas. De kans op bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen wordt daarom klein geacht. De vondstenlaag van deze resten zal zich in de bovenste 30 cm van het veen bevinden. Ondanks de relatief hoge grondwatertrap zullen archeologische waarden zich grotendeels boven de grondwaterspiegel bevinden en zal het organisch vondstmateriaal naar verwachting matig tot slecht bewaard zijn gebleven. Aardewerk zal naar verwachting goed bewaard zijn gebleven. Voor resten uit de Nieuwe tijd geldt een hoge verwachting. In het plangebied bevindt zich namelijk e de woning Tulpenburg en de daarbij behorende tuin, waarvan de oorsprong teruggaat tot in de 17 eeuw. De te verwachten archeologische resten bevinden zich vaak reeds binnen enkele decimeters onder het maaiveld. Booronderzoek in een nabijgelegen voormalige buitenplaats heeft aangetoond dat de bovenste 60 cm –mv bestaat uit een antropogene laag met zandig veen, puin en veenbrokjes. Waarschijnlijk is de situatie in het plangebied vergelijkbaar. Fundamenten van het e huis Tulpenburg zijn waarschijnlijk tijdens de sloop aan het eind van de 18 eeuw grotendeels verloren gegaan. Wel kan nog een antropogene laag verwacht worden. De archeologische resten bestaan onder andere uit afvalkuilen/waterputten, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten. Beerputten zijn structuren waar menselijke fecaliën in werden opgevangen (rioolfunctie), maar ze werden vooral gebruikt om huishoudelijk afval in te werpen. Beerputten zijn de vanaf de 13 eeuw tot en met de 20ste eeuw in gebruik geweest en zijn archeologisch gezien belangwekkende structuren. Dit komt omdat beerputten en het vondstmateriaal veelzijdige onderzoeksmogelijkheden bieden. e
Archeologische resten zullen voor een groot deel zijn verstoord door de bouw van de 19 eeuwse e boerderij. Halverwege de 20 eeuw is deze boerderij gesloopt en op een andere locatie binnen het perceel 336 weer opgebouwd, waarbij meer bodemverstoring heeft opgetreden. Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de aanwezigheid van antropogene ophogingslagen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE). Bovendien adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten,
6
worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
7
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
1500 - heden
Middeleeuwen:
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
1050 - 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen
450 - 1050 na Chr.
Romeinse tijd:
12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd IJzertijd:
12 voor Chr. - 70 na Chr. 800 – 12 voor Chr.
Late IJzertijd
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd
800 - 500 voor Chr.
Bronstijd:
2000 - 800 voor Chr.
Late Bronstijd
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden-Steentijd):
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum
6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum Paleolithicum (Oude Steentijd): Laat-Paleolithicum
8800 - 7100 voor Chr. tot 8800 voor Chr. 35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
8
1
Inleiding In opdracht van Kenniscentrum Landelijk Gebied heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het landgoed Tulpenburg in de gemeente Amstelveen. In het plangebied zal woningbouw plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van aanvraag van een bouwvergunning en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het bureauonderzoek is uitgevoerd tussen 28 april en 4 mei door: J. Holl (prospector) en R.M. van der Zee (senior prospector).
2
Doelstelling en vraagstelling Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en/of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld: - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische en bouwhistorische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
3
Methodiek bureauonderzoek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 4.1 tot en met 4.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
9
Ter onderbouwing van dit onderzoek is een bezoek gebracht aan de bibliotheek van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed op 28 april 2011.
4
Resultaten bureauonderzoek 4.1
Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik
Het plangebied ligt aan de Amsteldijk Noord, ten oosten van Amstelveen en heeft een oppervlakte 2 van ca. 3000 m . Het ligt aan de noordkant van de buitenplaats Tulpenburg, dat een totale oppervlakte heeft van ca. 14 ha. De exacte locatie is weergegeven in afbeeldingen 1 en 2. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 300 m rondom het plangebied. In het plangebied is de bouw van een woning met twee bijgebouwen gepland (zie afb. 3). Het 2 hoofdgebouw heeft een totale oppervlakte van ca. 350 m en zal onderkelderd worden. Hierbij zal de bodem tot ca. 3 m –mv vergraven worden. De bestaande sloot rondom deze locatie zal verbreed worden en ten zuiden van de bebouwing zal een waterberging aangelegd worden. Ten oosten en westen van het hoofdgebouw, aan de overkant van de sloot, zullen twee bijgebouwen gerealiseerd 2 worden (stal en oranjerie) met een oppervlakte van elk 200 m . Deze zullen niet onderkelderd worden en de bodem zal op deze locaties tot maximaal 50 cm –mv vergraven worden. Alle gebouwen zullen gefundeerd worden door middel van heipalen. Voor zover bekend is in het plangebied geen milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
4.2
Beschrijving huidig gebruik
Het plangebied is momenteel in gebruik als grasland met enkele bomen. Het perceel waar het hoofdgebouw op komt te staan is omgeven door sloten.
4.3
Beschrijving van de historische situatie, ondergrondse bouwhistorische waarden en mogelijke verstoringen
De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron
Historische situatie 1
Oude kaart van Bruinszoon uit 1591 (zie afb. 4) Oude kaart van Berckenrode uit 1629 (zie afb. 5)2 Rhenolandiae uit 16453 Oude kaart van Dou en Van Brouckhuijsen uit 16474 Rhenolandia Amstelandia uit 16705 Oude kaart van Dou en Van Brouckhuijsen uit 16876 1
Bruinszoon 1591. Van Berckenrode 1629. Blaeu 1645. 4 Dou & van Brouckhuijsen 1647. 5 Visscher 1670. 2 3
Het landhuis staat niet aangegeven, de mijlpaal wel Het landhuis staat aangegeven onder de naam ‘Kleen Kostverlooren’, Het landhuis staat aangegeven onder de naam ‘Kleyn Kostverlooren’. Het landhuis ‘Cleijn Costverlooren’ staat weergegeven, vanaf het zuidoosten van het perceel liep een toegangsweg richting de Amstel en langs het noorden van het perceel liep een sloot Het landhuis staat hier aangegeven onder de naam ‘Tulpenburg’. Het landhuis wordt op deze kaart ‘Cleijn Costverlooren’ genoemd
10
Bron
Historische situatie
Oude kaart van Visscher uit 16987 Oude kaart van Drogenham uit ca. 1700 (zie afb. 6)8
Het landhuis staat onder de naam ‘Tulpenburg’ aangegeven het landhuis staat aangegeven met Tulpenburg David de Pinto; in het noorden van het perceel stond het landhuis en in het zuiden lagen twee tuinen. Ten westen hiervan bevond zich een boomgaard en er liep een toegangsweg vanaf het van het huidige perceel 339 richting de Amsteldijk, met aan weerszijden een bomenrij. Het landhuis had de naam ‘Cleyn Costverlooren’, langs het noorden liep een sloot. De toegangsweg liep vanaf het zuidwesten van het perceel 339 richting de Amstel Het huis Tulpenburg staat aangegeven met een sloot langs het noorden Het huis Tulpenburg staat aangegeven als Tulpenhuijs Onbebouwd, langs het noorden, oosten en westen van het perceel 339 liep een brede sloot, ten zuiden hiervan lag een min of meer ruitvormige vijver Er bevonden zich twee gebouwen op het perceel, omgeven door sloten met toegangsweg vanaf het zuidoosten, langs de Amstel stond een herberg Er zijn twee gebouwen omgeven door een sloot weergegeven, ten zuiden hiervan bevindt zich een ruitvormige vijver, langs de Amstel staat een herberg er staan twee gebouwen in het plangebied, langs de Amstel staat een herberg. 1879, 1881: Op het perceel bevonden zich twee gebouwen (één groot gebouw in het oosten en een kleinere in het midden van het perceel) omgeven door een gracht (Tulpenburg). Ten zuiden hiervan bevond zich een vijver in de vorm van een kruis, vanaf het zuidoosten van het perceel liep een toegangsweg richting de Amstel 1890-1920: De toegangsweg was vervangen door een sloot en langs het noorden van het perceel liep een weg in het oosten staat een gebouw, ten zuiden van de gracht ligt de vijver 1949: De bebouwing binnen de grachten had een andere ligging dan op de Bonnekaarten: er stonden twee gebouwen in het zuidwesten van het perceel. Er was geen vijver meer aanwezig 1961: In het midden van het perceel stond een groot gebouw dat vastgebouwd lijkt aan de al aanwezige bebouwing, in het uiterste noordwesten van het perceel stond een klein gebouwtje. 1969-1994: het gebouwtje in het noordwesten was weer gesloopt Geen aanvullende informatie Historische geografie: opstrekkende veenontginning;
Oude kaart van Bolstra uit 17469
Oude kaart van Tirion uit 174910 Oude kaart van Van Nieuwenhoven uit 177011 Kadastrale minuut uit 1811-1832 (zie afb. 7)12
Topografische kaart uit 1830-185013
Oude kaart van Schuurman uit 184914
Bonnekaart uit 1850-186415 Bonnekaarten uit 1879-1920 (zie afb. 8 en 9)16
Oude kaart uit 193217 Topografische kaarten uit 1949-1994 (zie afb. 10 en 11)18
KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH)19 Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland 6
Dou & van Brouckhuijsen 1687. Visscher 1698. Drogenham, et al. 1700. 9 Bolstra 1746. 10 Tirion 1749. 11 Nieuwenhoven 1770. 12 Kadaster 1811-1832. 13 Kadaster 1830-1850. 14 Schuurman 1849. 15 Kadaster 1850-1864. 16 Bureau Militaire Verkenningen 1879, 1881, 1890, 1900, 1905, 1913, 1920. 17 onbekend 1932. 18 Kadaster 1949, 1961, 1981, 1988, 1994. 19 http://www.kich.nl 7 8
11
Bron
Historische situatie bovenlanden: Bovenlanden Amstel Archeologie; huisterp (waarschijnlijk) e
e
Het gebied dat nu Amstelland heet, is in de 12 en mogelijk al in de 11 eeuw ontgonnen. Vanaf de ontginningsassen werden korte sloten het veen in gegraven. Rond 1200 waren de ontginningen voltooid en kort hierna werden een zeewering en rivierdijken aangelegd om het ontgonnen gebied tegen de zee te beschermen. De eerste ontginners oefenden landbouw en veeteelt uit, maar door daling van het maaiveld nam het belang van veeteelt steeds meer toe. e e In de 17 en 18 eeuw werden langs de Amstel, Gein en Gaasp vele buitenplaatsen gesticht door Amsterdamse kooplieden en regenten. Vooral tussen Amsterdam en Ouderkerk bevond zich langs e de westoever een grote concentratie buitenplaatsen. In het begin van de 19 eeuw hebben veel van 20 deze buitenplaatsen plaats moeten maken voor boerenbedrijven. Het landgoed wordt voor het eerst in de historische bronnen genoemd in 1592, toen het ‘Breeweer’ genoemd werd. In dat jaar werd het door Reijmerich Fransdochter verkocht aan Jan IJsbrandsz. van Oterlick. In 1594 bevonden zich vier henneptuinen op de locatie van de latere buitenplaats. Pas in 1606 stond er een huis en in 1607 werd het complex ‘het Breeweer ofte Jonge Costverlooren’ genoemd. In 1609 kwam het in eigendom van de Amsterdammer Abel Matthijsz. Burch. Zijn erfgename Anna Burgh trouwde in 1650 met Dirck Tulp, bewindvoerder van de OostIndische Compagnie, die het landgoed ‘Tulpenburg’ noemde. In deze periode heeft de filosoof Spinoza enige tijd zijn toevlucht gezocht op het landgoed, nadat de Joodse gemeente in Amsterdam de banvloek over hem uitsprak. Tulpenburg lag namelijk net buiten de invloed van het Amsterdamse gerechtshof.21 Na Tulp’s dood werd zijn dochter Anna Catharina Tulp eigenares van het landgoed en in 1717 verkocht haar echtgenoot Nicolaas Witsen het landgoed aan de Amsterdamse koopman David de Pinto jr. Later kwam het landgoed in handen van Isaac de Pinto. In deze periode werd het landgoed ook enkele keren bezocht door stadhouder Willem IV, die bevriend was met Isaac De Pinto.22 Ter ere van Willem IV liet De Pinto veel versieringen aanbrengen in zijn tuin, waarover halverwege de e 18 eeuw geschreven werd dat deze in stand zouden blijven zolang het landgoed bestond.23 In 1759 kwam de Zweedse astronoom Bengt Ferrner bij hem op bezoek, die over zijn bezoek schreef: “Den 19den Juni gebruikten wij het middagmaal bij den heer Anth. Grill. Jacob Grill begeleidde ons naar het buiten van den Jood [Isaac de] Pinto , dat, wat pracht van aanleg en grotwerken betreft, het mooiste was, dat ik tot hiertoe zag. Genoemde Jood leeft daar als een vorst. Zijn buiten is altijd open voor iedereen. Bij het leven van wijlen de Prinses-Gouvernante at de Jood, als hij in den Haag was , altijd aan haar tafel , en wanneer de stadhouder in Amsterdam was, nam hij zijn verblijf hier buiten bij [de] Pinto. Ter herinnering daaraan staat nog op het buiten, dat Tulpenburg heet , een groote eerepoort, die prijkt met verschillende Latijnsche en Hollandsche verzen, in vergulde letters, op den Prins-stadhouder, op zijne familie en op zijne verheffing tot stadhouder. Tulpenburg ligt ongeveer een uur buiten Amsterdam, aan den Amstel."24 Ook in het gedicht ‘De Amstelstroom’ uit 1755 wordt de pracht van de buitenplaats beschreven: “Tulpenburg! ô lustryk Eden! Lach ons met uw lieflykheden, Lach ons met uw siersels aan. Doe uw watervallen schaatren: Doe het nederstortend nat, 't Welk uit duizend adren spat, In uw grootsche grotten klaatren, Langs den wand van paerlemoêr: Doe de kristallynen stralen Van 't fonteinnat ryzen, dalen, 20
Datema 1989. Groesbeek 1966. Bertram 2005. 23 Fuks 1956. 24 Kernkamp 1910. 21 22
12
Dartlen op den marmren vloer.”25 Na het faillissement van het handelshuis De Pinto werd Tulpenburg in 1761 verkocht aan Cosmus Timmerman. In deze periode was sprake van een “heerenhuijsinge, vleugels tot het koetshuijs, stallinge, orangehuijs, thuijnmanswoning, speelhuijsen, cabinetten, grotwerk, fontijnen met de landerijen daarachter, groot 34 morgen 300 roeden (ca. 30 ha.).”26 Na deze verkoop werden de meubels en beelden en een tuinhuisje (“loverhut of cabane, agkant met Engelse ramen”) behorende bij het landgoed geveild.27 Het zelfde jaar werd het landgoed weer verkocht aan Meinard Steenhouwer (“de heerenhuijsinge, stallinge, koetshuis, schuur, oranjehuis, tuijnmanswoning, biljarthuis, coepels, boomgaarden, benevens de grotwerken en dat in zijn vierkant tot aan de slingermuure daar de broeijerije thans is, en de bomen tot aan de haag toe”) en was het bestemd voor de sloop. Deze sloop ging echter niet door tot 1784, toen de buitenplaats werd gekocht door de speculant Frederik Kaal, die alle gebouwen liet slopen.28 Deze kocht regelmatig buitenplaatsen, waarna hij alles liet slopen en het sloopmateriaal doorverkocht, waarna hij het land omvormde tot tuingrond of bouwland.29 Aangezien zijn handel bestond uit het doorverkopen van het bouwmateriaal en omdat het land na de sloop geschikt moest zijn als tuingrond, is de verwachting dat er van de funderingen van het landhuis vrijwel niets meer bewaard is gebleven. In 1791 bestond het plangebied nog slechts uit een warmoestuin met een sierhek. Op een oude kaart uit 1790 is te zien dat het plangebied onbebouwd was en in gebruik als tuin. Tussen 1793 en 1809 werd een nieuwe boerenwoning gebouwd door Jan Jacob Stadlander. Deze verkocht de woning in 1819 aan Pieter Kleijn. Op basis van het oude kaartmateriaal bevond zich vanaf deze periode een vijver ten zuiden van de gracht, eerst in de vorm van een kruis en later ruitvormig. e Later werd op de voormalige buitenplaats herberg ’t Koetje ingericht.30 Op 19 -eeuwse kaarten is deze herberg echter niet in het huidige plangebied, maar direct langs de Amstel weergegeven. Uit e e het kaartmateriaal blijkt bovendien dat de 19 -eeuwse boerenwoning in de 20 eeuw gesloopt is en vervangen voor een nieuwe boerderij, op een andere locatie binnen het perceel. Dit gebouw is recentelijk gesloopt. De oudst beschikbare kaart waar het landhuis op staat aangegeven komt uit 1629. Op de kaarten e e uit de 17 en 18 eeuw is te zien dat in deze periode nog geen gracht om het huis lag. De meest gedetailleerde kaart komt uit 1700. Op deze kaart is het landhuis in het noorden van het perceel te zien. Ten zuiden van de huidige gracht, op de locatie waar de waterberging gepland is, bevonden zich waarschijnlijk twee geometrische tuinen en ten westen van het landhuis lag een boomgaard. Ook op een tekening van het landhuis, uit 1730, is te zien dat de woning in het noorden van het e perceel ligt (zie afb. 12). Aan het eind van de 18 eeuw is het huis gesloopt. Hoewel volgens de geraadpleegde literatuur in 1809 een boerenwoning gebouwd was, is deze op de kadastrale minuut van 1811-1832 nog niet weergegeven. Op deze kaart staat op de locatie van het vroegere landhuis een vijver aangegeven. Ook ten zuiden van de huidige gracht, ter plaatse van de toekomstige waterberging, is een vijver weergegeven. Op de bijlage bij deze kaart staat aangegeven dat het gebied in bezit is van Pieter Kleijn. Waarschijnlijk wordt met de boerenwoning die op de buitenplaats gesticht is, de woning direct langs de Amsteldijk bedoeld en bleef het huidige e plangebied nog enige tijd onbebouwd. Halverwege de 19 eeuw was in ieder geval al wel een boerderij aanwezig. In deze periode concentreerde de bebouwing zich in het oosten van het e perceel 339. Halverwege de 20 eeuw was deze bebouwing waarschijnlijk weer gesloopt en in de e tweede helft van de 20 eeuw concentreerde de bebouwing zich in het westen van het perceel. e e Vanaf het begin van de 19 eeuw tot halverwege de 20 eeuw bevond zich een vijver ten zuiden van perceel 339, op de locatie van de toekomstige waterberging. De locaties van de toekomstige bijgebouwen, ten oosten en westen van perceel 339, zijn voor zover bekend altijd onbebouwd gebleven. e De vijver ten zuiden van het perceel 339 is op de kaarten uit de 19 eeuw had in de eerste helft van e e e de 19 eeuw een ruitvorm, maar in de tweede helft van de 19 eeuw en de eerste helft van de 20 25
Van Winter 1755. Groesbeek 1966. Van Nierop 1936. 28 Groesbeek 1966. 29 Van Eeghen 1982. 30 Bertram 2005; Groesbeek 1966. 26 27
13
e
eeuw had het de vorm van een kruis. In de tweede helft van de 20 eeuw was de vijver niet meer aanwezig.
4.4
Beschrijving van bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden
De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Bron
Informatie
Geologie31
Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket op Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer (veen op zeeklei en –zand). Ontgonnen veenvlakte, al dan niet met klei/zand (1M46) Oosten: Weideveengronden: bosveen (pVb-II) Westen: koopveengronden: zeggeveen, rietzeggeveen of broekveen (hVc-II) 1 à 1,5 m -NAP
Geomorfologie32 Bodemkunde (zie afb. 13)33
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)34
Ongeveer 10.000 jaar geleden ging de laatste ijstijd over in de relatief warme periode waarin we ons nu bevinden, het Holoceen. Deze belangrijke temperatuurstijging had tot gevolg dat de in het Weichselien aanwezige ijskappen begonnen af te smelten en daardoor de zeespiegel begon te stijgen. Ook de vegetatie veranderde van een open, koudeminnende vegetatie naar een gesloten berkenbos. Als gevolg van de snel stijgende zeespiegel aan het begin van het Holoceen en de slechte ontwatering van het landschap steeg de grondwaterspiegel en ontstonden grote moerassen en zoetwatermeren. Hier trad op grote schaal veenvorming op, waarbij de Basisveen Laag ontstond (Formatie van Nieuwkoop). In de loop van het Holoceen nam de snelheid van de zeespiegelstijging af. Hierdoor begon de huidige kustlijn gestalte te krijgen onder invloed van golfwerking en zeestromingen. De grote moerassen en zoetwatermeren verplaatsten zich verder landinwaarts en het onderzoeksgebied raakte steeds vaker overspoeld door de zee. Hierdoor werden in het onderzoeksgebied grote vlakten van getijdeafzettingen gevormd, die worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer (onderdeel van de Formatie van Naaldwijk) en bestaan uit zeer fijn tot matig fijn zand en klei. De zandige afzettingen zijn overwegend in getijdegeulen, kreken en daartussen liggende zandplaten afgezet. Door de verdere vorming van strandwallen breidde de kust zich verder westwaarts uit. Ook kon zich achter deze natuurlijke kustbarrière een betrekkelijk rustig lagunair milieu vormen. De beschermende werking van de strandwallen zorgde ervoor dat de grondwaterspiegel steeg, de lagune kon verzoeten en kon opnieuw veenvorming optreden. Het veen dat in deze periode werd gevormd, wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket van de Formatie van Nieuwkoop. Op de aanvankelijk brakke kwelderafzettingen ontstond eerst eutroof (voedselrijk) rietveen. Het milieu werd, naarmate geen overstromingen meer plaatsvonden en het veen was aangewezen op de aanvoer van regenwater, snel oligotroof (voedselarm). Hierbij ontwikkelden zich veenmosvenen. Vanaf de Vroege Middeleeuwen begon de mens steeds meer invloed uit te oefenen op het landschap. In die tijd, rond 800 na Chr., bestond het onderzoeksgebied grotendeels uit grote veenmoerassen doorsneden door kleinere en grote veenriviertjes, waarvan de Amstel de belangrijkste was. Later werd begonnen met de ontginning van het veenlandschap vanuit deze natuurlijke wateren. Daar waar de natuurlijke veenwateren ontbraken werden vaak bevaarbare, afwateringen (kanalen) gegraven. Langs de veenwateren of de kanalen werden boerderijen gebouwd. Haaks op de zo ontstane ontginningsassen werden veel sloten gegraven in het veen, teneinde de ontwatering van het gebied te bevorderen en het beter geschikt te maken voor landbouw. Dit resulteerde in de vele parallelle sloten in een verkaveling bestaande uit smalle
31
De Mulder, et al. 2003. DLO Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst 1993. Stichting voor Bodemkartering 1965a. 34 http://www.ahn.nl/viewer 32 33
14
stroken land (strokenverkaveling). De ontwatering van het veen en het agrarisch gebruik leidde tot inklinking en oxidatie met als gevolg een daling van het maaiveld. Naar verwachting bleef het plangebied vanaf het begin van de veenvorming gespaard voor erosie door zeeinbraken, waardoor de veengroei kon blijven doorgaan. Aan weerszijden van de Amstel ligt een smalle strook veengronden waarop rivierklei gesedimenteerd is. Op de locaties langs de rivieren waar dit klei en zand is afgezet, groeiden bossen en kon bosveen ontstaan. Verder van de rivieren vandaan vond geen sedimentatie plaats en kon de veenvorming onverstoord doorgaan. Het plangebied ligt naar verwachting in een overgangszone van bosveen en zeggeveen, rietzeggeveen en broekveen. Na ca. 1400 is veel veen afgegraven ten behoeve van de turfwinning. De verwachting is echter dat dit niet in het plangebied gebeurd is, aangezien het veen direct langs de Amstel, vanwege het hogere kleigehalte niet geschikt is voor turfwinning.35 Dit wordt bevestigd door AHN-beelden, waarop te zien is dat het plangebied een relatief hoge ligging heeft. De verveende gebieden ten westen, noorden en zuiden van het hoger gelegen terrein hebben een NAP-hoogte van ca. 5 m – NAP, terwijl het plangebied op 1 à 1,5 m –NAP ligt. Op de bodemkaart ligt het plangebied op de grens van twee verschillende veengronden. Het oosten van het plangebied is gekarteerd als weideveengronden op bosveen.36 Deze gronden komen vooral voor langs riviertjes. Deze gronden hebben een meestal meer dan 20 cm dik, humusrijk kleidek, dat soms tot 5 à 10 cm –mv moerig is. De ondergrond wordt meestal gevormd door slibhoudend bosveen, meestal met veel houtresten. Het westen van het plangebied is gekarteerd als koopveengronden op zeggeveen, rietzeggeveen of broekveen. Hier bestaat de bovengrond uit kleiig veen of venige klei met een wisselende mate van veraarding. Het moerige materiaal in de ondergrond wordt gekenmerkt door resten van verschillende planten, al naar gelang het milieu waarin het veen groeide.37 In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld: Bron
Omschrijving
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Amstelveen38 Archeologische Monumenten Kaart (AMK) waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem) vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII
lage indicatieve archeologische waarde Verdwenen buitenplaats, met naam: terrein met status (AWG3) AMK-terrein 1922, 1923 43077, 102468, 102474 geen 5.154, 25439, 39839, 40613
De ligging van deze waarden is weergegeven in afb. 14. Vanwege de ligging in een veengebied heeft het plangebied op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden een lage archeologische verwachtingswaarde. Het voorspellend karakter van deze kaart is echter voor archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd veel minder groot, omdat de relatie met bodemtype en geomorfologie veelal afwezig is. Op de meer gedetailleerde beleidsadvieskaart van de gemeente Amstelveen wordt de buitenplaats Tulpenburg een ‘terrein met status’ genoemd, of een archeologisch waardevol gebied. Het terrein van het landhuis Tulpenburg vormt een AMK-terrein van archeologische waarde, hoewel de locatie in Archis iets te ver naar het westen is aangegeven. In Archis wordt hierover vermeld: “Het betreft hier de resten van het voormalige buiten Tulpenburg. Ook de belendende percelen horen erbij. Achter op het land liggen ruggen bestaande uit puin.”39 35
Berendsen 2005; Stichting voor Bodemkartering 1965b. Stichting voor Bodemkartering 1965a. Stichting voor Bodemkartering 1965b. 38 Soonius & Bekius 2008. 39 AMK-nr. 1.922; toponiem: Polder onder Amstelveen; Tulpenburg, centrumcoördinaat: 121.906/480.254. 36 37
15
Ca. 400 m ten zuidwesten van het plangebied is een ander AMK-terrein van archeologische waarde aanwezig. Het betreft hier een uitloper van de voormalige buitenplaats Ooster meer. De bebouwing heeft waarschijnlijk meer richting de Amstel gelegen. Tijdens booronderzoek is hier vanaf het maaiveld tot 0,6 m –mv een antropogene laag aangeboord, bestaande uit zandig veen, puin en veenbrokjes.40 Tijdens een oppervlaktekartering is zowel ca. 150 m ten noordoosten als 250 m ten zuidoosten van het plangebied een steengoedfragment uit de Nieuwe Tijd aangetroffen.41 Ca. 300 m ten zuiden van het plangebied is een opgraving door amateurarcheologen uitgevoerd, e e waarbij restanten van een 17 -eeuws en een 18 -eeuws huis zijn aangetroffen. Er zijn een waterput, vloertje, muurresten, een houten bak, planken en palen gevonden.42 Ca. 200 m ten westen van het plangebied is een bureauonderzoek43 gedaan, op basis waarvan een booronderzoek is uitgevoerd. Tijdens het booronderzoek is vastgesteld dat de bodemopbouw intact was en bestond uit veengronden op zeeklei. In de bouwvoor en aan het oppervlak (molshopen) zijn aardewerkscherven gevonden uit de Nieuwe Tijd. Er zijn geen duidelijke sporen van bodembewerking aangetroffen en verwacht werd dat de aardewerkscherven vooral gerelateerd zijn aan de in de omgeving aanwezige, voormalige buitenplaatsen. Er is geen vervolgonderzoek aanbevolen.44
4.5
Gespecificeerde verwachting (LS05)
In de diepere ondergrond, die bestaat uit wad- en kwelderafzettingen (Laagpakket van Wormer, Naaldwijk Formatie) kunnen archeologische sporen uit het Neolithicum aanwezig zijn. Gezien het ontbreken van waarnemingen in deze afzettingen is het echter de vraag in hoeverre deze afzettingen geschikt waren voor bewoning. Vanwege de diepe ligging van de afzettingen zijn archeologische resten vaak moeilijk op te sporen. In de periode Bronstijd t/m de Middeleeuwen bevond zich ter plaatse van het onderzoeksgebied een uitgestrekt veenmoeras. Of het gebied mogelijkheden voor bewoning bood is niet bekend. De kans op de aanwezigheid van archeologische sporen in het veen wordt niettemin, vanwege de natte omstandigheden, gering geacht. Vanaf de Late Middeleeuwen werd het gebied op grote schaal ontgonnen en in gebruik genomen voor de landbouw. De huidige Amsteldijk fungeerde hierbij als ontginningsas. In een zone langs deze as kunnen bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. Het plangebied ligt echter op ca. 100 m afstand van deze ontginningsas. De kans op bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen wordt daarom klein geacht. De vondstenlaag van deze resten zal zich in de bovenste 30 cm van het veen bevinden. Ondanks de relatief hoge grondwatertrap zullen archeologische waarden zich grotendeels boven de grondwaterspiegel bevinden en zal het organisch vondstmateriaal naar verwachting matig tot slecht bewaard zijn gebleven. Aardewerk zal naar verwachting goed bewaard zijn gebleven. Voor resten uit de Nieuwe tijd geldt een hoge verwachting. In het plangebied bevindt zich namelijk e de woning Tulpenburg en de daarbij behorende tuin, waarvan de oorsprong teruggaat tot in de 17 eeuw. De te verwachten archeologische resten bevinden zich vaak reeds binnen enkele decimeters onder het maaiveld. Booronderzoek in een nabijgelegen voormalige buitenplaats heeft aangetoond dat de bovenste 60 cm –mv bestaat uit een antropogene laag met zandig veen, puin en veenbrokjes. Waarschijnlijk is de situatie in het plangebied vergelijkbaar. Fundamenten van het e huis Tulpenburg zijn waarschijnlijk tijdens de sloop aan het eind van de 18 eeuw grotendeels verloren gegaan. Wel kan nog een antropogene laag verwacht worden. De archeologische resten bestaan onder andere uit afvalkuilen/waterputten, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten. Beerputten zijn structuren waar menselijke fecaliën in werden opgevangen 40
AMK-nr. 1.923; toponiem: Polder onder Amstelveen; Ooster meer, centrumcoördinaat: 121.664/479.883. Waarnemingsnrs. 102.468 & 102.474; onderzoeksmeldingsnr. 5.154. Waarnemingsnr. 43.077. 43 Onderzoeksmeldingsnr. 39.839. 44 Onderzoeksmeldingsnr. 40.613; Du Pied 2010. 41 42
16
(rioolfunctie), maar ze werden vooral gebruikt om huishoudelijk afval in te werpen. Beerputten zijn de vanaf de 13 eeuw tot en met de 20ste eeuw in gebruik geweest en zijn archeologisch gezien belangwekkende structuren. Dit komt omdat beerputten en het vondstmateriaal veelzijdige onderzoeksmogelijkheden bieden. e
Archeologische resten zullen voor een groot deel zijn verstoord door de bouw van de 19 eeuwse e boerderij. Halverwege de 20 eeuw is deze boerderij gesloopt en op een andere locatie binnen het perceel 336 weer opgebouwd, waarbij meer bodemverstoring heeft opgetreden.
5
Conclusies De in de Inleiding gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische en bouwhistorische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? e In het plangebied heeft het 17 eeuwse huis Tulpenburg gestaan. Funderingsresten hiervan zijn naar verwachting verloren gegaan. Wel worden nog archeologische resten verwacht gerelateerd aan de buitenplaats, zoals afvalkuilen/waterputten, (fragmenten van) gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten. De archeologische resten worden vanaf het maaiveld verwacht tot maximaal een meter –mv. Waarschijnlijk zijn de archeologische resten voor een groot deel verstoord als gevolg van latere bouwactiviteiten. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingrepen? Aangezien de archeologische resten vanaf het maaiveld verwacht worden, zullen deze verstoord worden door de bodemingrepen. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Dit is niet mogelijk, aangezien binnen de gehele buitenplaats archeologische resten verwacht worden. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het advies in om verkennend booronderzoek uit te voeren om eventuele ophogingslagen op te sporen, aangevuld met een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden. Bij het aantreffen archeologische resten zullen deze gedocumenteerd en verzameld worden, waarna verder gegaan kan worden met de werkzaamheden. Op deze manier kunnen de graafwerkzaamheden met zo weinig mogelijk vertraging plaatsvinden.
6
Aanbeveling Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de aanwezigheid van antropogene ophogingslagen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE). Bovendien adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden tijdens de aanleg van de fundering in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
17
Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
Literatuur Berckenrode, B.F. van, van 1629: Rhinolandiae, Amstelandiae et circumjacent aliquot territoriorum. 's Gravenhage. Berendsen, H.J.A., H.J.A. 2005: Landschappelijk Nederland, de fysisch-geografische regio's. Assen. Bertram, C., C. 2005: Noord-Hollands Arcadia; Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de Provinciale Atlas Noord-Holland. Alphen aan de Rijn. Blaeu, J., J. 1645: Theatrum orbis terrarum, sive, Atlas novus. Amsterdam. Bolstra, M., M. 1746: 't Hooge Heemraedschap van Rhynland, schaal 1:28.000. Woerden / Oudewater. Bruinszoon, P., P. 1591: Beschrivinghe van Zuijt Hollant met een deel vanden ghestichte streckende van Utrecht tot de Noort Zee ende van T'IJe tot over Maes tot Den Briel. Bureau Militaire Verkenningen, Verkenningen 1879, 1881, 1890, 1900, 1905, 1913, 1920: Ouderkerk, blad 367, schaal 1:25.000. Datema, R.R., R.R. 1989: Amstelland, een archeologische kartering, inventarisatie en waardering. Amsterdam (RAAP-Rapport 4). DLO Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst, Dienst 1993: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 24 Zandvoort & 25 Amsterdam. Wageningen / Haarlem. Dou, J.J. & S.P. van Brouckhuijsen, Brouckhuijsen 1647: 't Hoogheymraedschap van Rhijnland, 1:28.000. Leiden. Dou, J.J. & S.P. van Brouckhuijsen, Brouckhuijsen 1687: t' Hoogheymraedschap van Rhijnland, 1:28.000. Leiden. Drogenham, G., J.C. Visser, R. Ottens & I. Ottens, Ottens 1700: Afbeeldinge van de wijdvermaarde en beroemde koopstad Amsteldam met d'omleggende landen. Eeghen, I.H. van, van 1982: Westel Amstel, Frederik Kaal en Jean de Neufville. Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdam 69, 36-39. Fuks, L., L. 1956: De Jiddische Kroniek van Abraham Chaim Braatbard (1740-1752). Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 48, 113-171. Groesbeek, J.W., J.W. 1966: Amstelveen; Acht eeuwen geschiedenis. Amsterdam. Kadaster, Kadaster 1811-1832: Kadasterkaart (Minuutplan); Nieuwer-Amstel, Noord-Holland, sectie I, blad 02. Kadaster, Kadaster 1830-1850: Topografische Militaire Kaart (Nettekening), kaartnummer 25_4l_rd. Kadaster, Kadaster 1850-1864: Topografische Militaire Kaart (Bonneblad, zwart / wit), kaartnummer 25. Kadaster, Kadaster 1949, 1961, 1981, 1988, 1994: Topografische kaart (1:25.000); Amstelveen / Amsterdam / Diemen / Weesp, kaartnummer 25G. Kernkamp, G.W., G.W. 1910: Bengt Ferrner's dagboek van zijne reis door Nederland in 1759. Amsterdam (Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap 31). Wong, 2003: De ondergrond van Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & Th.E. Wong Nederland. Groningen/Houten. Nierop, L. van, van 1936: Het dagboek van Jacob Bicker Raye (1732-1772). Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 33, 173-242. Nieuwenhoven, C. van, van 1770: Afbeelding van alle de polders, die geleegen zijn tussen den Amstel en de Haarlemmermeer. onbekend, onbekend 1932: Kaart van Amsterdam en omgeving van Uitdam tot Nigtevecht en Halfweg tot Muiden door Dienst Publieke Werken met namen en zomerpeilen van polders. Pied, L.P. du, du 2010: Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek plangebied Middelpolder te Amstelveen. Hoofddorp (Arcadis Rapport). Schuurman, J., J. 1849: Topografische Militaire Kaart (Veldminuut), Bijlemermeer / Abcou. Soonius, C.M. & D. Bekius, Bekius 2008: Naar een realistische een duurzame omgang met het archeologisch erfgoed in de gemeente Amstelveen. Weesp (RAAP Rapport 1630). Stichting voor Bodemkarterin Bodemkarte ring rin g, 1965a: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:25.000, blad 25 Oost Amsterdam. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, Bodemkartering 1965b: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; Toelichting bij kaartblad 25 Oost Amsterdam. Wageningen. Tirion, I., I. 1749: Nieuwe kaart van het baljuwschap van Amstelland ter ophelderinge van den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden. Amsterdam. Visscher, N., N. 1670: Germania Inferior. Amsterdam. Visscher, N., N. 1698: Rhenolandia, Amstelandia et circumjacentia aliqout territoria cum aggeribus omnibus. Amsterdam.
18
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://chw.noord-holland.nl http://stadsarchief.amsterdam.nl http://www.ahn.nl http://www.jhm.nl http://www.kich.nl http://www.provincialeatlas-nh.nl/ http://www.watwaswaar.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart Afb. 3 Weergave van de bouwplannen Afb. 4 Het plangebied op de kaart van Bruinszoon uit 1591 Afb. 5 Het plangebied op de kaart van Berckenrode uit 1629 Afb. 6 Het plangebied op de kaart Drogenham uit 1700 Afb. 7 Het plangebied op de kadastrale minuut uit 1811-1832 Afb. 8 Het plangebied op de Bonnekaart uit 1879 Afb. 9 Het plangebied op de Bonnekaart uit 1920 Afb. 10 Het plangebied op de topografische kaart uit 1949 Afb. 11 Het plangebied op de topografische kaart uit 1961 Afb. 12 Tekening van de buitenplaats Tulpenburg uit 1730 Afb. 13 Het plangebied op de bodemkaart Afb. 14 Beleidsadvieskaart gemeente Amstelveen, Archis-meldingen en AMK-terreinen Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
19
Afb. 1 Locatie van het plangebied
20
Afb. 2 Detailkaart
21
Afb. 3 Weergave van de bouwplannen
22
Afb. 4 Het plangebied op de kaart van Bruinszoon uit 1591 (het noorden is rechts)
23
Afb. 5 Het plangebied op de kaart van Berckenrode uit 1629 (het noorden is rechts)
24
Afb. 6 Het plangebied op de kaart Drogenham uit 1700
25
Afb. 7 Het plangebied op de kadastrale minuut uit 1811-1832
26
Afb. 8 Het plangebied op de Bonnekaart uit 1879
27
Afb. 9 Het plangebied op de Bonnekaart uit 1920
28
Afb. 10 Het plangebied op de topografische kaart uit 1949
29
Afb. 11 Het plangebied op de topografische kaart uit 1961
30
Afb. 12 Tekening van de buitenplaats Tulpenburg uit 1730 (gezien vanaf het oosten)
31
Afb. 13 Het plangebied op de bodemkaart
32
Afb. 14 Beleidsadvieskaart gemeente Amstelveen, Archis-meldingen en AMK-terreinen