Land van bloed. Om bij Dunadd Fort te komen, moet ik de A816 weer nemen in omgekeerde richting. Ik heb een ongedefinieerde weerzin tegen het terugrijden. Of ik weer een stukje richting thuis ga. Gaan waar ik eerder al geweest ben. Vijfenvijftig mijlen is niet verschrikkelijk ver. Een klein uurtje rijden en ik zou er moeten zijn. Langs de kust van de baai slingert de weg tussen de bomen die ook hier voorzichtig het begin van de komende herfst aankondigen. Een nieuw panaroma ontvouwt zich na elke bocht. De kust, heuvels met een rots die daar doorheen steekt. Bos, hei en flora, waar ik als stadsbewoner de namen niet van ken. Ik kom zegge en schrijve door twee dorpjes heen. Toevallige samenklonteringen van huizen waar vanwege het gebruiksgemak een postkantoor en een kroeg zijn bijgezet. Een kerk was al teveel van het goede. Na Kilmartin, waar ik wel een postkantoor en hotel ontwaar en geen bar of kerk wordt het landschap aan de rechterkant van de weg bijna Hollands vlak. Weilanden met slootjes. De horizon wordt bepaald door de bergen. In de weilanden is een flinke puist eenzaam in dit vlakke land geposteerd. Mijn veronderstelling dat Dunadd Fort moet zijn blijkt juist. Mijn molochische voertuig is net zo breed als het toegangsweggetje en ik dwing een Franse toerist tot achteruitrijden. Wat hem niet makkelijk afgaat en de echtgenote tot de nodige irritatie beweegt. Vanaf mijn hoge positie kan ik de ruzie zich zien ontwikkelen. Bij ruïne had ik me anders voorgesteld dan deze uitgehakte rotsheuvel. Slechts hier en daar zijn er stukken steen die erop wijzen dat hier ooit een muur heeft gestaan. Uitgehakte paadjes en restanten van trappen leiden naar een volgende niveau. De paadjes, de schaarse opgestapelde stenen, een inscriptie in een taal waarvan men er nog niet in is geslaagd om te vertalen en een rotstekening van een wildzwijn zijn de enige tekenen van menselijke beschaving. En. Op de top van dit verdedigingswerk een steen met een uitgehakte voetafdruk. De speculatie is, dat op deze steen de konginngen werden gekroond. Ik kan het niet laten om er even op te gaan staan. Mijn maat drieënveertig past niet in het kindermaatje dat hier voorzien is. Borden en folder leren me dat deze rots in een moeras lag, wat het ideaal maakte om als Fort dienst te doen. Het moeras is drooggelegd. En dat is wat ik verwarde met de Nederlandsige weilanden. Het was ooit het centrum van levendige handel, middelpunt van wapensmederij, leerloijerij. Hoge kwaliteit aardewerk en de smederijen produceerden ook sieraden. Vanaf vierhonderd en een beetje, was dit het kasteel van de koningen uit deze regio die deze homp steen gebruikten om andere koninkrijkjes te onderwerpen en hun onderdanen af te slachten. H 02 v 1.1.4
Ondanks de gewelddadige achtergrond is er een vredigheid op deze plek. Ik ben hier op mijn gemak. Het uitzicht is weids. Niet bijzonder indrukwekkend. Het is mooi omdat het anders is. Voor het eerst sinds ik Amsterdam verlaten heb komt er een rust over me, die ik lang niet heb gekend. Waar ik naar verlangd heb. Kalmte. Kalmte is het betere woord. Het is geen vakantierust. Niet het gevoel dat je even helemaal niets moet en niet bereikbaar bent. Dat is natuurijk nu ook het geval. Maar. Hier. Bovenop deze homp steen daalt er een motregen van sereniteit op me neer. Thuiskomen. Dit is mijn plek. Voor nu. Er is en grote ironie; kalm genieten op het toneel waar vele honderden, zo niet duizenden het leven hebben gelaten. Ik beschouw mijzelf als aardig mens. Ook al heb ik wel eens een opvliegende bui; gewelddadig ben ik niet. Ik heb nooit de neiging conflicten te beslechten met de vuist en in het schaase geval dat me dat gevoel wel eens bespringen, dan loop ik weg. Om vooral geen schade aan te richten. En zo zit ik op een steen. Te kijken naar een steen met een uitgehouwen voetafdruk, waarmee koningen gemaakt werden. Zou er ooit een koningin geweest zijn? Vanaf het overlijden van mijn ouders tot een paar maanden geleden was de hectiek groot. Het papierwerk leek in eerste instantie goed. Maar elke keer als Bert-Jan en ik dachten dat we de zaken nu volledig onder controle was, was er een verrassing. Die meer werk creëerde. Meer uitzoeken vergde. Mijn broertje en ik hadden geen innige band. We zijn geen familiedieren. We zien elkaar een paar keer per jaar. Verjaardagen. De gezamenlijke kerst- en paasdiners. En bij het ziekenhuisbezoek als vaders daar weer eens een keer verbleef. Zijn aanhoudende gezondheidsproblemen heeft ons nog het meest verbonden. Het afgelopen jaar hebben we elkaar waarschijnlijk meer gezien als in de dertig jaar daarvoor. De eerste paar weken waren we hele dagen samen in het ouderlijk huis. Hij logeerde er vaak, als hij geen zin had om terug te rijden naar Voorburg. En ik een enkele keer ook, als we samen doorgezakt waren. De grote stoorzender in dit proces, geheel in lijn der verwachtingen, was zijn vrouw Mia. Sinds ik haar ken, en dat is nu iets meer als zesendertig jaar, is ze het met me oneens. Het onderwerp doet er niet toe. Waar het ook over gaat, ze staat honderdtachtig graden tegenover me. Elke maaltijd die ik kook kan de toets der kritiek nooit doorstaan, net als elke relatie die ik heb of had. Als er een politiek gesprek ontstaat is ze naar keuze links of rechts, zolang haar mening maar haaks op die van mij staat. Hetzelfde gaat op voor aanbraden van biefstuk, het openen van oesters, julienne snijden van wortelen, de kleur van mijn sokken en de plek waar ik schilderijen heb opgehangen. Waarbij het H 02 v 1.1.4
niet uitmaakt of dat in mijn eigen of het ouderlijk huis is, of de schaarse expositie waar ik wel eens iets heb hangen. Maar, we blijven aardig doen tegen elkaar. Bert-Jan en ik waren het er snel over eens dat we zoveel mogelijk geld liquide zouden maken en dat waar dat nog niet mogelijk was, we voor een uitkering op basis van de rente zouden gaan. Dat gesprek duurde hooguit tien minuten. Mia was het hier uiteraard niet mee eens. Het geld en bezittingen zouden in een grote pot moeten, waar we een maandelijkse toelage uit moesten krijgen. Ons eigen privé-pensioenfonds zeg maar. “Mia, dat mag je vinden, maar je bent in deze geen partij. Bert-Jan en ik zijn hier de erfgenamen. Je advies is altijd welkom, maar zo gaan we het dus niet doen.” “Ja maar.” “Niets ja maar. Als je je eigen pensioenpotje wil stichten, ga vooral je goddelijke gang. Wij hebben iets anders voor ogen en dat staat niet open voor discussie.” “Precies, Dirk heeft gelijk. Hier zal je je even buiten moeten houden, schatje. Wij kunnen later wel eens kijken hoe wij de zaken precies gaan inrichten. Voor nu, zijn de lijnen uitgezet.” Dit was de eerste keer in al die jaren dat ik ze samen gezien heb, dat Bert-Jan zo openlijk verzet bood. Doorgaans nam hij de rol van intermediair op zich als Mia en ik weer eens verbaal schermutselden. Sussen en lieve vrede bewaren stonden diep in zijn wapenschild gegraveerd. Ondanks de heldere bewoordingen van deze eerste aanvaring binnen dit proces, bleef Mia op de achtergrond stoorzender spelen. Niet dat het haar ook maar iets opleverde, maar het was vermoeiend en kostte tijd, energie en ergernis. En niet altijd in die volgorde. Ik weet niet hoelang ik hier nu al zit. Afwisselend starend naar de kroningssteen en de schaduwen van de wolken die over het gepolderde moeras schuiven. Ik krijg trek en pijn in mijn kont. Stram kom ik overeind. Stijf daal ik de terrassen af. Ik maak een eenvoudige pasta. Knoflookolie, paddestoelen. Breek ik een veertien jaar oude Oban aan? Een Chardonnay? Een Oban Bay Skelpt Lug, een van de lokale bieren die ik heb ingeslagen? Ik besluit het laatste. De moutige en fruitige smaak is niet de meest fantastische combine met de kwart voor drie lunch. Ik schiet de obligate maaltijd- en bierglasfoto en zet die op facebook. De eerste keer in negen dagen dat ik me daar weer eens waag. Zijn het er negen? Ik tel op mijn vingers. Acht. Er is een trits aan “goede reis” wensen bij het laatste bericht dat ik geplaatst heb. Portret van motorhome voor veerboot. H 02 v 1.1.4
Ik ga nog een keer het Fort op. Dit keer met de Nikon over de schouder geslagen. Naast verdwaler ben ik tenslotte ook toerist. De zon trekt gouden strepen vanachter de langsschuivende wolken. Het intense groen van de weilanden vormen een voortdurend verleggend mozaïek met de schaduwen van de wolken. De kroningssteen kan ik niet heel fotogeniek maken. Tot er een peuter op gaat staan met felgekleurde Nikejes. “Should I stay or should I go” De vraag die the Clash ooit stelde speelt even door mijn hoofd. Goh, hoe lang is dat alweer geleden? '78? '79? Het is snel beantwoord. Ik blijf. Koelkast, water-, gas-, benzine- en dieseltanks zijn afgevuld. Ik kan nog dagen en mijlen voort. Het weer is nog redelijk aangenaam. Dus trek ik uit een van de vele luiken het camping tafeltje en stoel. Hoewel deze camper zo luxe is dat er een normale klerenkast en een proviandkast in zit, is elke beschikbare holte een bergruimte. Binnen en buiten zitten kastjes en luiken. Onder de bank zit opbergruimte. Het plafond, zowel in het woongedeelte, de cabine en de slaapkamer is afgezet met compartimenten. Door de veelheid aan deurtjes zoek ik me regelmatig wezenloos naar iets wat ik dat moment nodig meen te hebben. Campers zijn geen zeilboten zijn waar alles vastgezet moet worden in houders, netjes of achter elastieken. Alles dient wel keurig in het daarvoor bestemde vak opgeborgen te worden. Ondanks de luchtvering hoor ik glazen rinkelen en etenswaar verschuiven als ik een hobbel in de weg raak. Een aantal jaren geleden, heb ik een vakantie doorgebracht in zo'n ding. Een minder luxe exemplaar met een claustrofobische slaapruimte boven de cabine, maar toch, het was een camper. Het horizontaal zetten vereiste rijplaten, dopsleutels om poten uit te klappen. Een tochtje van de camping naar de lokale supermarkt vereiste het opruimen van het interieur en aanrecht, vastzetten van de koelkastdeur, tuinmeubilair achter het respectieve luik verbergen, afsluiten van gasflessen, rijplaten opbergen, stroomkabel oprollen, zonnescherm oprollen en het opstapje naar de deur inklappen. Beter om dat niet te vergeten. Waarna een inspectieronde volgde en de vele luiken aan de buitenkant op slot gedraais moesten worden. Het was de eerste keer dat ik met een kampeermobiel op stap ben geweest en had hartgrondig gezworen dat het ook de laatste keer zou zijn. Dit exemplaar doet nagenoeg alles elektrisch. Het horizontaal brengen gebeurt met een druk op een knop. Het in de versnelling zetten met draaiende motor doet alles inklappen en afsluiten. Inclusief de satelietschotel. Behalve het zonnescherm, maar ook dat is een kwestie van een schakelaar omzetten. H 02 v 1.1.4
Mocht ik op een camping terechtkomen, wat ik overigens niet van plan ben, ben ik niet afhankelijk van een stroomkabel. Het kan. Het hoeft niet. Een grote hoeveelheid accu's, gevoed door zonnepanelen en omvormers zorgen ervoor dat apparatuur zoals de computer en koffie-apparaat gewoon op twee-twintig lopen. En mocht dat uitgeput raken heb ik een aggregaat aan boord, die alles van stroom voorziet en de accu's bijlaadt. Het is lastig parkeren. Deze heeft uiteraard een achteruitrijcamera, maar vanwege de enorme afmetingen is het vinden van een geschikte plek nagenoeg onmogelijk. Door kleine straatjes in een stadscentrum manoeuvreren is vaak niet eenvoudig. Dat probleem heb ik omzeild door een fiets mee te nemen. Die ook achter een luik verdwijnt. In de achterkant, onder het slaapdeel. “If I go there will be trouble, If I stay it will be double.” Debiteert the Clash. Ik gok het erop en blijf nog een nacht. Ik lees mijn boek “Vijftig jaar Bondsrepubliek in twintig portretten” in de namiddagzon in mijn tuinstoeltje aan mijn tuintafeltje. Vergezeld van een glas Oban veertien jaar oud. De laatste bezoekers aan het Fort verlaten een voor een de parkeerplaats. Kennelijk vermag het boek me niet heel erg te boeien. Ik wordt wakker in de schemer. Het is kouder. Tafeltje en stoel verberg ik achter hun luikje. Ik wandel rond het Fort. In een wijde boog. Weggetjes, paadjes, weiland. Rugzakje met water en bammetjes mee. Dit zijn de velden die ooit het omringende moeras was. Ik probeer me voor te stellen hoe een leger ongeregeld zo'n fort in heeft kunnen nemen, wat volgens de analen Aengus Son of Fergus, koning der Picten, in 736 toch voor elkaar heeft weten te krijgen. Dat moet betekend hebben, stel ik me zo voor, dat een leger, een troep moeizaam wadend door de moerasprut deze nederzetting op de rots genaderd moeten zijn. Uitermate zichtbaar, want het is kilometers vlak. Of misschien s'nachts, op hun buik door het moeras tijgerend met een rietje om te ademen in hun mond en een struik op hun hoofd. Dan moeten ze het stuk steen beklimmen, waar ze ongetwijfeld ontmoet zijn door een regen van pijlen en speren met gesmede ijzeren punten. Kokende olie zal waarschijnlijk op het menu hebben gestaan. Aengus heeft het dus wel weten te flikken, waarbij niet op een mensenleven meer of minder gekeken zal zijn. Creic, de folder vermeld niet wat dat precies was, maar ik neem aan een naburig dorp of misschien het dorp in het fort, werd in brand gestoken. Dúngal en Feradach, de zonen van Dúncan Mac Selbaig, werden in kettingen gebonden. Dúngal mac Ferchair was de toenmalige koning van Dál H 02 v 1.1.4
Riata. Zowel vader als zoon hebben de nodige veldslagen geleverd om het koninkrijk in stand te houden of uit te breiden. De oude Mac Selbaig was daarbij ook niet te beroerd geweest om zijn eigen broer uit de weg te ruimen. Er wordt vaak beweerd dat de zielen van de gestorvenen nog voelbaar zijn op dit soort plaatsen. Ik merk niets daarvan. Ik voel niets. Integendeel. De rust, de kalmte die gisteren over me kwam, blijft. Op de oever van het riviertje, de Add, nuttig ik mijn boterhammen. Blaadjes drijven traag voorbij. Vissen blazen bellen. Voor mij onbekende watervogels dobberen langs. Aan de horizon verschijnen en verdwijnen donkere wolken. Grote bonkige mannen met modder doordrenkte baarden moeten hier gegild hebben van de pijn. Hun geklaag zal van een andere orde zijn geweest dan van ons huidige leger als er weer een bezuinigingsronde langskomt. Wolken trekken samen en laten een gat dat het Fort verlicht. Een bijna voorjaarsgroene heuvel met bronskleurige oplichtende rotsen in een grijs landschap. Even wil ik een foto maken. Ik laat het. Niet alles hoeft vastgelegd te worden. Het rondje dat ik loop is maar een paar kilometer. De tijd die ik er aan spendeer, onevenredig lang. Niet ver voor ik terug ben storten de wolken een bui over mij uit. Die op z'n Schots kort duurt, maar me van top tot teen doorweekt. Bij mijn mobiele verblijf wordt ik verbaasd aangestaard door de bezoekers op de parkeerplaats. Het is zonnig en zij zijn droog. Ik heb iets dat op een plan lijkt. Er er zijn een paar plekken die ik wil zien. Glencoe staat op dat lijstje. De kortste weg voert me weer terug op de A816 langs Oban. Dat ga ik niet weer doen. Ik ga voor de omweg langs Lochgilphead, Inveraray, Ardaiseig en Achallader. Langs een Loch dat op de navigatie geen naam heeft, doorstekend naar Loch Awe, Orchy rivier, Loch Tulla, Lochan Na hAichlaise, Loch Ba, de rivieren: Etive, Coupall en Coe rivier, Loch Atrochtian tot aan Glencoe aan Loch Leven. Er wordt hier engels gesproken, doorgaans behoorlijk goed verstaanbaar op een enkele uitzondering na. Dit land hoort bij het Grote Britse Rijk. De namen van plaatsen, meren en rivieren zijn zo exotisch, dat het moeilijk voor te stellen is dat dit hetzelfde land is. En dat is het natuurlijk ook niet. Had niet veel gescheeld of dat was ook de politieke werkelijkheid geweest. Naar Glencoe dus. Morgen. H 02 v 1.1.4
Een van de beslissingen waar het met Mia direct al fout ging die om de notaris die belast was met de uitvoering van het testament ook als curator aan te stellen. Familie en geld zijn de ultieme ingrediënten om wederzijdse verhoudingen op grootse wijze te laten ontsporen. Al die voorwaarden waren aanwezig. Niet doen dus. Kleinigheden als een schilderijtje, een ring, horloge of iets van uitsluitend sentimentele waarde zouden al genoeg reden kunnen zijn voor jarenlange wrevel. Deze beslissing zou natuurlijk extra kosten op gaan leveren en het tijdspad verlengen. Bert-Jan en ik twijfelden niet. Dit moesten we doen om mogelijke ellende te voorkomen. Mia was het, zoals in de lijn der verwachting lag uiteraard met ons oneens. Loyaal als ze met haar man was, richtte de bezwaren zich natuurlijk tegen mij. Ik zou mijn broer omgepraat hebben. Naast kosten en tijd was vooral mijn gebrek in enig wederzijds vertrouwen “Stuitend” en Abject”. Elke keer als er door tussenkomst van de notaris, overigens een niet onaantrekkelijke dame met een elegant voorkomen, er weer eens iets vertraagde was het tantrum: “Zien jullie nou wel ik heb het toch gezegd als jullie elkaar nou eens wat meer vertrouwd hadden dan hadden we de zaken nu al bijna afgerond maar nee hij daar ziet allemaal beren op de weg die er helemaal niet zijn we zijn tenslotte toch volwassen mensen hier toch geen kleine kinderen die jaloers zijn op elkaars speelgoed.” Deze zin eindigde een octaaf hoger dan dat hij ingezet was, terwijl het aantal beats per minute ook verdubbeld was. Ze spreekt zonder interpunctie. Bert-Jan had het vermogen om stoïcijns te blijven kijken, lichtjes de schouders op te halen. Hoewel er geen geluid uit zijn mond kwam was het “Laat maar lullen” duidelijk van zijn lippen af te lezen. Mia is een vaststaande waarde in het leven van mijn broer. Zijn grote liefde. Al begreep ik gaandeweg steeds minder het waarom daarvan. Het leek mij dus verstandig om richting hem ook geen woorden vuil aan te maken. Het risico dat we vanwege Mia ruzie zouden krijgen was te groot. "Willen jullie wat drinken? Wijntje? Wit? Rood?” Leek me dan de aangewezen respons. Wat mijn mantra werd als antwoord op haar tantrum. Dan kon ik naar de keuken en even diep ademhalen. Voordat ik vanochtend naar Glencoe vertrek loop ik nog een laatste keer naar boven, om afscheid te nemen van de koningssteen. Van het koninkrijk Dál Riata. Van Dúngal Mac Ferchair. Mijn meteorologische karma is me wederom goed gezind. De zon schijnt door een flinterdunne laag bewolking. Er is een klein briesje. Voor eind september is dit fantastisch. De weergoden zijn sowieso mijn hele leven al goede vrienden. Ik kan me geen enkele vakantie of reis herinneren die H 02 v 1.1.4
volledig verregend is. Integendeel, als het bij aankomst slecht weer is, breekt de volgende dag een hittegolf uit. Ik schat dat ik nog geen twee kilometer onderweg ben als ik een chemisch “Pfft” hoor. Niet hard. Maar toch. De lichtjes van de radio gaan langzaam uit. Lampjes op het dashboard verdwijnen. Het navigatiesysteem is niet meer. Klinkt als: zekering. Langs de kant van de weg is geen plek om te stoppen. Draaien gaat sowieso niet lukken. Lochgilphead is maar een paar mijl verder. Daar zou een parkeerplek te vinden moeten zijn. Ik sla linksaf de A83 op richting dorp. De richting die ik al gekozen heb. Langs de weg isoveral een dubbele gele streep geverfd. Ik weet het niet 100% zeker, maar hier het monster neerzetten zal zeker een bekeuring op kunnen leveren. Op de eerste grote kruising, nou ja, driesprong, ontwaar ik een vrije plek voor een paar winkeltjes. Ik schuif het vehikel erin. Door de lengte steekt het gevaarte achterlijk ver uit. Het moet maar even. Het instructieboek weet ik te vinden in het dashboardkastje. Naast de reservelampen en zekeringen. Na het nodige bladerwerk, het boekwerk heeft de omvang van een reguliere roman, weet ik dat het zekeringen compartiment onder het stuur boven de pedalen moet zitten. Ik ben zo verstandig geweest om zo'n verschrikkelijk handig voorhoofdlampje aan te schaffen. Iemand heeft heel erg slimme kliksluitingen verzonnen om de zekeringen te bereiken, om ze los te krijgen is van een andere orde van grootte. Het lukt. Ik vind de doorgebrande zekering. Vervang hem. Nadat ik uit de onmogelijke houding mijzelf weer ontvouwen heb en op de stoel weet te belanden en het contact omdraai, verschijnen de dashboard lichtjes weer en licht het beeldscherm heel eventjes op. De radio doet het ook weer. Dat de navigatie het niet doet is vervelend, maar er is nog een smartphone en een computer. Dus waar ik ook wil wezen; ik kom er wel. Ik start de motor. Lichtjes gaan uit. Elke meter die me iets verteld over de toestand van het automobiel keert terug in de nulstand. Toerenteller, temperatuur, benzinemeter, nou ok brandstofmeter, oliedruk. Alles staat op nul, niets of nada. Ik laat de motor lopen. Ik durf hem niet uit te zetten. Loop de dierenwinkel in waar ik tegenover geparkeerd sta. Het meisje achter de toonbank doet haar uiterste best om verstaanbaar engels te spreken. Ja, er is een garage. En ja, die is heel dichtbij. Keren, linksaf, rechtdoor tot de eerste rotonde. Op de rotonde zit een Esso pomp. Daarachter zit een garage. Easy. Easy it is. Ik heb het zo gevonden.
H 02 v 1.1.4
De kleine kalende corpulente monteur hoort ongeïnteresseerd en plichtmatig mijn verhaal aan. Alsof het een ondermijning van zijn zijn expertise is. Met een uur of twee moet het wel gerepareerd zijn, stelt hij me gerust. Hij geeft me nog wat aanwijzingen in zijn zware Schotse accent, waar ik koffie kan drinken, scones eten of een “pint” kan halen. Met twee boeken in mijn hand en camera over de schouder loop ik terug naar het centrumpje van het stadje. Aan de overkant van de driesprong bij de dierenwinkel is een parkje, een grasveld met wat bankjes met uitzicht over de rivier. Smal nu, maar de zandoevers wijzen erop dat hier heel wat water door kan. Aan de overkant de heuvels. Ik leg het vast voor het nageslacht. Ik heb het vermoeden dat met de solide relatie die mijn dochter Gwen heeft er binnen afzienbare tijd uitbreiding van de familieboom kan plaats vinden. Uit de richting van haar broertje Max verwacht ik wat dat betreft op de korte termijn niet veel. Afgelopen mei, de zestiende om precies te zijn kwam er het eerste geld los. De inzichten over wat er mogelijk te wachten staat in termen van financiën is behoorlijk helder geworden. Een mooie gelegenheid om de kinderen bij te spijkeren over hun deel van de erfenis. Ik neem ze mee naar Umeno in de Achillesstraat om dit onder genot van de beste sushi van Nederland het een en ander voor te leggen. Gwen en haar vriend willen dolgraag een huis kopen. Zij werkt nu nog maar een jaartje als advocaat gespecialiseerd in intellectueel eigendom en auteursrecht na het afronden van haar rechtenstudie. Robert-Jan, haar waarschijnlijk toekomstige echtgenoot heeft nog enkele jaren nodig om zijn studie medicijnen af te ronden. En de banken zijn staan dus niet te springen om ze nu al een hypotheek te verstrekken. Wat ze gaan krijgen zou ze aardig op weg helpen. Mia wil ook voor de kleinkinderen een fonds stichten met een periodieke uitkering. Gebaseerd op de inschatting dat zowel haar zoon Jelle als mijn Max het bedrag er feestvierend doorheen zullen jagen. Dit is een van de schaarse gelegenheden waar ik het met haar eens ben. Maar ik zal mijn kinderen gelijk moeten behandelen. En dat gaat ook voor haar en Bert-Jan op. Er is een repeterend genetisch patroon in onze familie. Bert-Jan is de man van het eigen huis, een pensioen, twintig jaar dezelfde werkgever en het uitgestippelde pad dat tot ver na de pensioengerechtigde leeftijd reikt. Ik heb een wat lossere houding tegenover het leven. Van een werkzaam leven van iets meer dan veertig jaar heb ik er ongeveer acht doorgebracht in loondienst. Voor vijf verschillende werkgevers. Even zoveel betekenisvolle relaties gehad. Zij zijn al iets meer dan dertig jaar een stel. Waar mijn broertje geïnvesteerd heeft in de toekomst, heb ik dat gedaan in genot. Parachutespringen, reizen, auto's, paarden, zeilboten en sterren-restaurants hebben mijn verdiensten opgeslokt en mijn herinneringen gevoed. De vroegtijdige dood van vrienden en het voortijdige hartinfarct van mijn vader hebben mede als een motivatie hiertoe gediend. H 02 v 1.1.4
Het verschil in mentaliteit heeft zich door de generaties voortgeplant. Lieuwe, mijn oudste neefje is alweer sinds jaar en dag aan het werk bij een multi-nationaal accountantskantoor en heeft Voorburg nooit verlaten. Zijn broertje is door een spontane mutatie begiftigd met een groot muzikaal talent. Niemand in de familie heeft dat. In de lijn van Mia komt het ook niet voor. Dat heeft een carrière opgeleverd als muzikant op verschillende instrumenten in evenzoveel verschillende bandjes, parttime DJ, festival-organisator en van tijd tot tijd als kok. Sex, drugs en rock 'n' roll. Kortom, die jongen wil niet deugen. Althans in de optiek van Mia. Hoewel hij het nooit zal zeggen, geloof ik dat het bij Bert-Jan iets van jaloezie losmaakt. Hij blijft bij het tumult die het leven van Jelle af en toe veroorzaakt de rust zelve. Het verschil tussen mijn kinderen is identiek. Gwen lijkt op een geslaagde carrière in de advocatuur af te stevenen. Ambitieus plannend. Max fluit erg veel flieren. Zijn schoolcarriere mislukte op zijn zestiende. Hij belandde door toedoen van zijn moeder in de filmwereld, waar hij door de loop der jaren elke mogelijke crew-functie vervuld heeft. Gaffer, gripper, special-effects, runner, en een aantal functies waarvan ik me de naam niet kan herinneren. Toen hij dat na negen jaar zat was, verhuisde hij naar de concert- en festival wereld. In even zoveel disciplines die allemaal onder de noemer stagehand vallen. Wat in mijn jonge dagen roadie genoemd werd. Kennelijk doet hij het goed. Een week na onze gezamenlijke maaltijd werd hij opgepikt door een hip-hop band, waarvan de naam me niet te binnen wil schieten en is op wereldtoernee gegaan. Zijn laatste berichtje op Facebook een paar dagen geleden kwam uit Sao Paulo. Sex, drugs en rock 'n' roll. Kortom, die jongen wil niet deugen. Althans in de optiek van Mia. Ik ben, hoewel ik me af en toe grote zorgen maak en me af en toe in grote mate aan hem irriteer, trots op die jongen. Jaloezie? Deze genetische verschillen bepalen ook de houding tegenover het omgaan met de erfenis. Voor Bert-Jan en Mia verandert het leven niet, ze hebben alleen meer geld. Voor mij opent zich een zee aan mogelijkheden, twijfels en beslissingen. Ik ontvouw de ontwikkelingen tijdens de sushi-maaltijd aan de kids. Ze wisten in grote lijnen wat er gaande was en dat hun wel iets te wachten stond. Van de hen toekomende bedragen slaan ze steil achterover. “Ik kan een huis kopen. Ik kan een huis kopen.” Gwen's enthousiasme doorbreekt de intieme sfeer van het kleine restaurant, waar bijna iedereen, op een Engels echtpaar na, gedempt pratend de avond doorbrengt. “Da's ook nog een idee.” reageert Max nuchter. Ik had verwacht dat zijn reactie een type Porsche of Ducati zou brengen. “Maar een camper of een boot. Iets waar ik vast kan wonen, kan ook natuurlijk.” Gwen en ik kijken H 02 v 1.1.4
elkaar glimlachend aan. Zo kennen we hem weer. De eeuwige zigeuner. Ik deel nog even de twijfels van Tante Mia en haar mogelijke plannen. “Ze moet niet zeiken. Dat wijf begrijpt er gewoon geen ruk van. Jelle is echt een van de coolste gasten die ik ken en hij is hartstikke succesvol. Zij kent haar eigen zoon niet. Het is ook zo'n verschrikkelijke kut.” Jelle en Max blijken elkaar vaker te zien dan ik vermoedde. Zoon blijkt hem dus beter te kennen dan in ieder geval ik. En volgens zijn claims beter dan zijn eigen moeder. “Pa, wat ga jij ermee doen?” vraagt Gwen. “Ik heb nog geen idee, eerlijk gezegd.” “Gewoon lekker bezig gaan met je schilderijtjes, een huisje kopen in Maastricht. Mooie sportwagen. Leuke nieuwe vriendin zoeken. Af en toe een Michelin ster eten. Dat is toch je geambieerde leven?” “Dat is een van de mogelijkheden. Je hebt gelijk lieve Gwendolynn. Maar in principe is nu alles mogelijk, nou ja, ik kan geen Formule 1 team gaan sponsoren. Maar de mogelijkheden zijn groter. Oneindig veel groter. Ik kan mijn schilderijen ook op de Maladiven of in New York gaan maken. Ik kan mijn business ook in de vorm gieten van een echt design-bureau. Om nog een keer een statement te maken. Ik kan vliegles nemen en parachutespringers de deur uit gaan gooien. Ik kan een restaurant kopen met een potentiële sterrenkok. Ik kan de wereld rond zeilen. Dat zou allemaal kunnen. Maar het kan niet allemaal tegelijk. De mogelijkheden zijn eindig. Het zijn wel een paar miljoen waar ik tegen aan zit te kijken. Ik kom niet op het niveau van Bill Gates, Richard Branson of Keith Richards.” Max heeft intussen de volgende ronde saké besteld. “Dus ik moet daar eens ernstig over na gaan denken. Wat het ook wordt, dit wordt mijn laatste kunstje.” “Hoe bedoel je dat precies? Je laatste kunstje?” “Ik bedoel… als ik net zo oud wordt als je oma dan heb ik nog drieëntwintig jaar te gaan. Achtentwintig jaar als ik de leeftijd van opa weet te bereiken. Ik heb nu wel een gevoel van eindigheid. Ik zie niet gebeuren dat ik nu iets begin en op mijn eenenzeventigste, over tien jaar, weer iets nieuws start.” “Ja natuurlijk niet.” Komt het met dikke cynische saus overgoten antwoord. “Over tien jaar ben je het weer zat en ga je weer wat anders doen. Ik ken je wel een beetje.” Misschien heeft ze gelijk. Precies twee uur later gaat de telefoon. Garage. Het valt wel mee, maar tegelijkertijd ook niet. Het is één ding om een zware Schotse tongval in een persoonlijk gesprek te volgen, via de telefoon is H 02 v 1.1.4
het volledig iets anders. Ik loop wel even die kant op. Ik krijg een kop thee. Met melk. En veel suiker. 's Lands eer, etcetera. Het navigatie systeem is dat wat alles veroorzaakt heeft. Heeft sluiting veroorzaakt. Dat heeft een draad doen doorbranden en dat heeft de andere electronica onderuit gehaald. Duidelijk. De draden zouden met isolatieband afgetaped kunnen worden en de navigatie afgekoppeld en dan kan ik vanmiddag weer op weg zijn. Maar omdat het mobiele huis nog zo nieuw is het beter om een deel van de kabelboom en de navigatie te vervangen. Dat kan onder garantie. Hij heeft contact al gehad met de leverancier. Oh ja, instructieboekje natuurlijk. Daar staat dat in. De kabelboom kan er maandag zijn. Dat is een standaard Fiat Ducato onderdeel. Het navigatiesysteem gaat weken duren. Dat is niet per direct leverbaar. Ook duidelijk. Ik heb geen haast. Ik heb alle tijd van de wereld. Ik blijf het weekend wel hier. “Het bedrijf betaalt de kosten van een hotel en een huurauto.” Mijn blik verraad kennelijk mijn verwarring. “Het bedrijf waar u het motorhome gekocht heeft.” Prima service. “Ik verhuur eigenlijk geen auto's, maar er is geen verhuurbedrijf in de buurt. Ik kan u wel een van de handelsauto's verhuren, maar die zijn niet nieuw.” Ik ben al lang blij dat ik geholpen ben op een een manier die al mijn verwachtingen overstijgt. Kenneth zal wel even met de hotels bellen. Alle twee. En kijken waar een plek vrij is. We lopen de garage in. Achter Golfje, Vauxhall Astra en Corsa, Toyota Prius en nog wat burgermans auto's ontwaar ik ik een metallic oranje dak. “Is dat wat ik denk dat het is?” vraag ik hem terwijl ik wijs. “Als u denkt dat dat een Ford Focus 2 ST is, dat zou dat wel kunnen kloppen.” Een grote glimlach verschijnt op zijn bolle gezicht. “Dat is een auto voor jonge mensen. Zij is lichtelijk opgevoerd en ze is luid. Geen auto voor een heer met uw distinctie.” “Fuck it, I'll take it.” “As you wish.” Hoofdschuddend loopt hij weg om de sleutels te halen. Zo check ik vijfentwintig minuten later in, in het Stag Hotel. Heerlijk klassiek. Heel erg veel H 02 v 1.1.4
donkerbruin hout, grote sofa's met bloemetjes bekleding in de lobby en een balie met een bel die Fawlty Towers in het geheugen roept. De hertenkop aan de muur doet nog enigszins aan het elanden exemplaar uit de serie denken. Maar het personeel doet nergens denken aan Mr. Fawlty, Penny of Manuel. Een puisterig jongmens verteld me dat de lunch net is afgelopen. Maar ze kunnen eventueel nog wel iets kleins maken. Sandwiches? Laat maar, ik eet wel iets in het dorp. Stad? Ik kan nog steeds niet doorgronden wat nu precies het verschil is tussen een “Town” en een “village”. In Nederland zou een plaats van deze omvang ergens tussen dorpje en gehucht vallen. Hier is het kennelijk toch een stad. De kamer is niet veel anders dan de lobby. Houten lambrisering. Lullige aquarel van het uitzicht over het en of andere Loch boven het bed. Bureautje met een diepgroen beklede stoel. Dekbedovertrek met grote bloemen. En een hemelbed met gedraaide pilaren. Een merkwaardig soort zitbad onder ongetwijfeld kunststof panelen die op marmer willen lijken met pseudo antieke goudkleurige kranen. Tijdens de wandelingetjes heen en weer naar de garage ben ik al langs een kroeg gelopen. Daar zullen ze vast wel iets te eten hebben. Shepherd's pie of iets dergelijks. Niets mis met goed degelijk pubfood. En na al het gedoe met de auto ben ik wel toe aan een borrel. The “Comm”. TV lounge, bar and smoke room staat er op het groene gevelbord boven het bordeaurood geverfde houtwerk. Beperk je tot je kernwaarden. Hoewel ik betwijfel of The Comm slaat op heldere communicatie. Ongetwijfeld zal ik de betekenis van de naam in de komende dagen die ik hier gedwongen moet doorbrengen wel ontrafelen. Ik wordt begroet door een rokende gedistingeerde heer naast de voordeur. Tweed colbert, geruite broek. Een ketting aan een knoopsgat naar een zak waar een zakhorloge aan vast zou kunnen zitten. Een bril met dun goudkleurig montuur. De achteloos in de broekzak gestoken hand onthult een rode bretel met een ingenieus patroon op een blauw overhemd dat overduidelijk niet bij het Schotse equivalent van de Hema vandaan komt. “Is er misschien iets te eten in dit etablissement?” vraag ik hem. “Zeker, zeker. Maar neem uitsluitend de sheherd's pie. Al het andere is het predikaat eten niet waardig. De shepherd's pie daarentegen is superb. En vertel de barman dat ik u gezegd hebt dat u daarbij ”the local brew” moet drinken.” De zaak is kleine. De bar en flessenvoorraad zouden makkelijk in de walkin closet van mijn laatste vriendin passen. Een grote open haard en twee kleine tafeltjes is alles. Acht zitplaatsen. Drie barkrukken. Ook al is TV lounge geadverteerd, ik zie er geen. Ik plaats de bestelling zoals aan de deur aangeraden. De “local brew” blijkt tegen de verwachting in H 02 v 1.1.4
geen biervariant maar een whisky. Lokaal gestookt. Op de rand van de illegaliteit of daarbij voorbij. “Zet dit alstublieft niet op het internet. Dan hebben we een probleem.” De whisky is vurig in de aanval. De afdronk? Heide, voorjaar, seringen, anijs. Het is heel bijzonder. Mijn enthousiasme zou het inderdaad op internet doen belanden. Maar beloofd is beloofd. De pie is van dezelfde categorie. Superb zoals de heer buiten al zei. Ik kan me niet voorstellen dat er ooit een schaapherder is geweest die buiten op een kampvuur zo iets in elkaar heeft weten te zetten. “Vind u het verschrikkelijk erg als mij even bij u voeg?” Voordat ik kan antwoorden zit de rokende heer van buiten al tegen over me. Hij steekt zijn hand uit. “James. James Bland. En nee ik wil hier geen goedkope grappen over horen.” “Dirk de Corte.” “Dat is onuitspreekbaar voor mij, iets anders dat ij u mag noemen?” In het jaar dat ik ik ooit in California woonde was mijn bijnaam “Stinkin' Dinkin'”, maar dat lijkt me op dit moment niet een geheel juiste introductie. “Ruw vertaald: Dick the Short.” “Ik hou het op Richard. OK. Richard, wat is uw verhaal? Waarom bent u hier?” Een directheid die meer dan ongewoon is in deze contreien. Ik vertel hem het verhaal van de camper en het daaruit voortspruitende oponthoud. “Dat is alles goed en wel, maar dat is niet de echte drijfveer die u hier gebracht heeft.” Hij kijkt me doordringend aan. Ik geef hem een beknopte schets van de erfenis, de gevolgen en mijn zoektocht naar mijn komende beslissingen. “Interessant. U loopt weg van de plek. Waar komt u vandaan?” “Amsterdam,” “Ah. U loopt weg uit Amsterdam in de hoop dat het antwoord hier in Schotland ligt. Interessant concept. Antwoorden liggen maar zelden op de plek waar men ze zoekt. Net als huissleutels.” “Ik hoop, door me uit de dagelijkse routine te onttrekken wat rust te vinden zodat mijn gedachten wat helderder worden.” “En dan krijgt u hier zoveel nieuwe indrukken, ontmoet zoveel nieuwe mensen, ziet zoveel nieuwe zaken en maakt zoveel dingen mee, dat er van rust geen sprake kan zijn en de gedachten nauwelijks helderder worden. Heb ik gelijk? Bent u al iets gevorderd met het proces der beslissingen?” “Voor een groot deel wel. Hoewel. Ik heb een paar dagen doorgebracht op Dunadd en daar bleek toch een enorme rust te zijn. En gevoel van thuiskomen. “ “Niet bepaald een heilige of spirituele plek. Hoewel het alweer lang geleden is dat ik daar voor het laatst geweest ben.” H 02 v 1.1.4
Wat dichtbij is wordt meestal overgeslagen. Het Rijksmuseum ben ik na de heropening nog niet geweest. Het Anne Frankhuis heb ik in mijn middelbare schooljaren voor het laatst bezocht. Een rondvaart door Amsterdam die ik uitsluitend als ik vrienden of kennissen uit het buitenland op bezoek heb. Goed, die laatste keer was iets meer dan anderhalf jaar geleden. Niet zo heel lang terug dus maar toch. “Heeft dat resultaat opgeleverd.?” “Meer in negatieve zin dan in de positieve.” “En dat betekent?” “Dat op het lijstje van mogelijkheden er in ieder geval wat zaken weggestreept kunnen worden die ik in ieder geval niet wil. Zoals bijvoorbeeld het kopen van een huis.” James denkt even na en neemt een forse slok van zijn local brew. “Dat is voorstelbaar. Met de aanschaf van een eigen woonstee bind men zich aan een plek. Het huren van een huis doet dat per saldo ook, maar er blijft in ieder geval de gedachte dat men binnen afzienbare tijd kan vertrekken naar een andere plek. En sinds de bankencrisis blijkt het bezit van onroerend goed als gezonde investering ook geen universele waarheid meer. Maar de deductie van dergelijke zaken veronderstelt het bestaan van een lijst van mogelijkheden. Wat per saldo niet slecht hoeft te zijn, maar er schuilt het gevaar in dat er geen nieuwe mogelijkheden, gedachten of kansen aan toegevoegd worden. Dat men zich beperkt in wat er binnen het huidige gezichtsveld ligt en niet open staat voor de zaken die zich daar buiten bevinden.” Hij heeft daar een goed punt. En het klopt. Aan het lijstje van ideeën wat ik met mijn nieuw verworven fortuin kan doen is nog niets nieuws toegevoegd. Het kopen van een huis is geschrapt. De dramatische verbouwing van het ouderlijk huis heeft me laten zien wat het bezit van stenen met zich meebrengt. Ik heb mijn hele leven in gehuurde woningen doorgebracht, sommigen beter en fraaier dan anderen, en dat heeft me niet het gevoel gegeven dat dat mijn geluksgevoel erg beïnvloed heeft, gebrek aan kastruimte, onhandige keukens, geluidsoverlast van stampende bovenburen en op het noorden gelegen balkons ten spijt. Het idee om mijn ontwerpwerk nog een keer tot een echt bureau uit te bouwen, met een receptioniste en talentvolle jonge ontwerpers, waar ik mij als een mentor doorheen beweeg verdwijnt steeds dieper in de mistige randen van mijn denkveld. Dat lijkt te overlijden door gebrek aan interesse. “U komt met een mobile home naar Schotland. Is het niet mogelijk dat uw vragen daarin al beantwoord zijn?” Ik begrijp even niet zo snel wat hij bedoeld. “Er schuilen drie mogelijke antwoorden in. Schotland. Mobile home. Mobile home in Schotland. H 02 v 1.1.4
Het zou kunnen dat u de latente wens om een van die drie zaken te ondernemen. U wilt in Schotland wonen. Ik zou niet weten waarom u dat zou willen, maar goed ik heb dezelfde fout gemaakt en heb mij ook niet in de een of andere mediterrane streek gevestigd, dus het is verre van mij om enige kritiek te leveren op zulks een beslissing. U wilt in een Mobile home rond trekken. Wat in het verlengde van uw opmerking over het niet willen kopen van een stenen onderkomen niet onzinnig lijkt. Het ultieme verplaatsbare huis. De volkomen vrijheid zolang het maar binnen schootsafstand van een benzinepomp blijft. Wat, zolang u binnen de grenzen van onze civilisatie blijft, een uitermate haalbaar doel is. U wilt met uw Mobile home in Schotland zijn. Waarmee u in ieder geval de mogelijkheid heeft om de regelmatige terugkerende zondvloeden die wij hier zomer noemen te vermeiden door naar een zonniger zuiden te vertrekken. Of een van de andere onaangename natuurverschijnselen die dit land met grote regelmaat treft te ontwijken. Diepe sneeuw, waardoor de toevoer van levensmiddelen stockeert, boom ontwortelende stormen, dagen met slechts 6 uur licht en de Culicoides impunctatum. Onze vermaarde midges, de schrik van de Highlands. Het middel om het doel te bereiken zou het doel zelf kunnen zijn.” Voldaan leunt hij achterover, ledigt zijn whisky en maakt een handgebaar naar de barman. “Midges zijn kleine mugjes, toch?” “Zoölogisch gesproken is Culicoides impunctatum een ondersoort van de bij. Omdat dit door hun minuscule omvang voor het blote oog niet zichtbaar is en ze veel en vaak steken, worden ze verward met de mug. Wat even begrijpelijk als incorrect is.” “James, de mogelijke invalshoek over het middel als doel was nog niet eerder bij me opgekomen. Ik ga daar serieus over nadenken.” “Denken is een bezigheid die hoogdelijk overschat wordt.” De barman brengt ons twee glazen met het amberkleurige vocht. “Cheers, op middelen als doelen en doelen als middelen.” proost hij met mij. Het is door de manier waarover hij over Schotland praat en de Cambridge-engelse tongval duidelijk dat hij niet van origine uit deze streek komt. Ik informeer daar naar. “Dat is een lang verhaal. Ik wil u dat graag vertellen maar niet nu. Ik moet gaan.” antwoord hij mij terwijl hij het deksel van zijn zakhorloge openklapt en erop kijkt. Kom morgen om half zes uur naar dit etablissement en dan zal ik mijn geschiedenis ontvouwen.” De barman ontvouwt, als ik mijn laatste glas bestel, dat mijn tafelgenoot schrijver is, die lang geleden hier neer gestreken is. Niemand weet wat hij schrijft. Maar hij is een dagelijkse bijdrage aan het meubilair van deze bar. De administratie van mijn vader is goed georganiseerd. Het kostte Bert-Jan weinig moeite om deze H 02 v 1.1.4
te ontwarren. Op een detail na. Er zijn overschrijvingen voor behoorlijke bedragen naar bedrijven in Nederland, Engeland, America en een enkele in Duitsland. De bijbehorende facturen zijn in de boekhouding niet terug te vinden. Soms zijn de bedragen een paar tientjes. Soms enkele duizenden euro's, ponden of dollars. Als we be bedrijven op internet opzoeken, komen we uit bij klassieke Jaguar E-Type onderdelen, tuning-specialisten en invalide aanpassingen. Namen die ons helemaal niets zeiden; zoals Stew Jones Restauration in Connecticut, SNG Barrett in Oisterwijk, BG Developments in Bromsgrove, Engeland. Naarmate er meer bankafschriften nagekeken werden, groeide de lijst. Al jaren werden er met onregelmatige tussenpozen onderdelen besteld. Sommige zijn bedoeld voor de racerij, een aantal wijzen op een Jaguar E-type. We kwamen er niet uit wat de concrete betekenis was. We informeerden bij Jos, de huidige eigenaar van het garagebedrijf of hij wellicht iets wist. Niets. Dan maar eens mailen met de genoemde bedrijven. Wellicht dat dat iets op zou kunnen leveren. Sommige antwoorden niet. Bij anderen gaat het over facturen die zo oud zijn dat er niets meer te vinden is. Cosworth, de meest beroemde naam als motorenbouwer die we terug vinden, geeft geen informatie over hun relaties. Het enige antwoord komt uit Engeland. Hayward & Scott is Essex. De betreffende factuur was voor een FIA-goedgekeurde, dus racewaardig, uitlaatspruitstuk voor een twaalf cilinder Jaguar. Op dit punt konden we niets anders concluderen dat er ergens een opgevoerde Jaguar E-type V12 moest zijn. Maar waar? Als hij er uberhaupt nog was. Was het zijn eigen auto? Een project dat hij voor iemand anders gedaan heeft? De laatste overboekingen dateerden van een jaar of twee terug. Degene die ons bij een bedrijf voor invalide-aanpassingen deed uitkomen, gaven ons het idee dat het waarschijnlijker was dat het om zijn eigen auto ging. Wat er nu precies aan de hand is, we konden de vinger er niet achter krijgen.
H 02 v 1.1.4