La Poubelle schiet doel voorbij De stichting La Poubelle kent de volgende drie doelstellingen: 1. het bieden van werkgelegenheid aan hen die (nog) niet aan de eisen van de arbeidsmarkt voldoen. 2. het verrichten van werkzaamheden gericht op of ten dienste van het milieu. 3. het beschikbaar stellen van goederen aan hen die daar behoefte aan hebben. Doelstelling 1 wordt door de stichting op verschillende manieren ingevuld. Op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) is voor 15,8 fte aan werkgelegenheid gecreëerd voor structureel arbeidsbeperkten. De indicatie van deze arbeidsbeperkten loopt via het UWV en de loonbetaling via het Rijk). Via de Wet Inschakeling Werklozen (WIW) is 2,8 fte aan werkgelegenheid gecreëerd. Ook dit betreft werkgelegenheid voor mensen met een grote afstand tot de banenmarkt. De loonbetaling op grond van de WIW loopt volledig via de gemeente. Tot slot is er bij La Poubelle ook voor 20,8 fte werkgelegenheid gecreëerd op grond van de I/D-regeling (instroom/doorstroom regeling). Ook deze regeling is bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de banenmarkt. De loonbetaling op grond van deze regeling loopt voor 70% via de gemeente. Doelstellingen 2 en 3 worden ingevuld door onder andere het kringloopbedrijf en de kringloopwinkel. Oppervlakkig bezien lijkt het een prima stichting met zeer nobele doelstellingen. Wanneer dieper op de stichting wordt ingezoomd, dan ontstaat er al snel een ander beeld. Een beeld van een organisatie waar zowel bestuurlijk als bedrijfsmatig het nodige mis gaat, waar de verhoudingen tussen bestuur, ondernemingsraad en werkvloer ernstig verstoord is geraakt en waar de interne bedrijfsvoering een zooitje is. Met dit artikel willen wij de bovenbeschreven problematiek bij stichting La Poubelle aan de hand van een aantal aspecten breder onder de aandacht brengen. De bodemloze subsidieput van La Poubelle De stichting ontvangt voor het bieden van werk aan mensen met een grote achterstand tot de arbeidsmarkt veel subsidie van de gemeente Tilburg. Dit geldt met name voor de zogenaamde ID-banen (in- en doorstroombanen). Dit zijn gesubsidieerde banen voor langdurig werklozen en daaraan gelijkgestelde groepen. Het gaat hierbij om het bieden van additionele arbeid die in het algemeen belang moet zijn (het verbeteren van de dienstverlening aan burgers). Uitgangspunt van de ID-regeling is dat de banen voor onbepaalde tijd moeten zijn. Het gaat om eenvoudig ongeschoold of laaggeschoold werk. Doorstroming vanuit deze banen kan worden bevorderd door het bieden van gerichte scholing en training of door het geven van voorrang bij sollicitaties voor banen met een hoger functieniveau. Voor de werknemers is doorstroming gunstig omdat daardoor meer inkomen wordt verworven. Doorstroming geschiedt immers meestal naar hoger gekwalificeerd werk. Hierbij is van belang op te merken dat doorstroming
geen verplichting is, maar altijd met instemming van de betrokken werknemer moet plaatsvinden. De ID-regeling is op 1 januari 2004 afgeschaft. Er komen sinds die tijd dus geen nieuwe ID-banen meer bij, maar de lopende contracten van voor 2004 mogen doorlopen tot de einddatum uit het contract. Stichting La Poubelle heeft op grond van de ID-regeling nog 26 ID-ers in dienst. Voor deze ID-banen ontvangt de stichting van de gemeente een loonkostensubsidie van € 458.000,-. Stichting La Poubelle heeft al deze ID-werknemers gekwalificeerd als zogenaamde ‘blijvers’. Dit houdt in dat voor deze ID-werknemers geen uitstroom naar regulier werk wordt voorzien. Op deze manier blijft ID-subsidie voor de stichting op lange termijn behouden. Dit zou allemaal nog in lijn zijn met de ID-regeling in het geval dat alle 26 bij La Poubelle werkende ID-ers werknemers tevreden zijn met het hun huidige werk en ook niet willen doorstromen, maar hier gaat het mis. Een aantal ID-werknemers die werkzaam zijn bij La Poubelle en die zelf willen doorstromen naar regulier werk, worden daarbij tegengewerkt door de organisatie. Reguliere banen bij La Poubelle worden altijd ingevuld door mensen van buiten de organisatie. Bij de ID-werknemers bestaat hierdoor het vermoeden dat zij bewust in de huidige werkbetrekking worden gehouden omdat anders de ID-subsidie voor die werknemer komt te vervallen. Vreemd genoeg ontvangt de stichting tegelijkertijd wel gemeentelijke subsidie voor opleiding en studie van de werknemers, maar wordt deze subsidie niet benut en uiteindelijk overgeheveld naar de algemene middelen. De ID-subsidie lijkt hiermee een doel op zich te zijn geworden (namelijk die van melkkoe) i.p.v. een instrument voor de sociale activering die het zou moeten zijn. Stichting La Poubelle gaat hiermee voorbij aan de doelstellingen van de ID-regeling en blijft onnodig een beroep doen op gemeenschapsgelden in een tijd dat iedereen de broekriem moet aanhalen. Dit valt maatschappelijk gezien uiteraard niet te verdedigen. Naast het feit dat La Poubelle geen medewerking verleent aan de doorstroming van IDwerknemers die daartoe bereid zijn, gaat La Poubelle ook erg laks om met de omstandigheid dat gesubsidieerde werknemers regelmatig niet komen opdagen. Maatregelen om het lage aanwezigheidspercentage aan te pakken worden door de organisatie niet of nauwelijks getroffen en er is zelfs besloten om maar geen actuele registratie van de aanwezigheid van de werknemers meer bij te houden omdat dit mogelijk consequenties kan hebben. Desondanks blijft La Poubelle bij de gemeente Tilburg wel de volledige subsidie in rekening brengen. Een vraag die dan al snel opkomt is of je ID-ers die zonder opgaaf van geldige redenen stelselmatig verstek laten gaan, nog wel moet willen blijven subsidiëren. Het wespennest La Poubelle Het blijft echter niet bij de hierboven beschreven problematiek. Ook intern is er bij La Poubelle het nodige mis. Zo is er door de weinig meewerkende houding van het bestuur van La Poubelle in de loop van de tijd een grimmige sfeer ontstaan. Deze sfeer komt vooral tot uiting in de contacten tussen het bestuur en de ondernemingsraad.
De organisatie wordt als een strenge hiërarchie ervaren, waarin door het bestuur weinig tegenspraak wordt geduld en waarin nieuwe ideeën en/of positieve feedback vanuit de werknemers door het bestuur niet op waarde worden geschat en gewaardeerd. Kenmerkend is ook het moment waarop zeven medewerkers van La Poubelle met veel pijn en moeite, en met groot risico voor hun eigen positie binnen de organisatie, naar buiten zijn getreden om een boekje open te doen over de gang van zaken bij La Poubelle bij de verantwoordelijke wethouder. Een moedig besluit omdat velen wel willen klagen maar dit uiteindelijk niet aandurven vanwege gevreesde consequenties. De verantwoordelijk wethouder heeft overigens toegezegd om alle klokkenluiders over La Poubelle in bescherming te nemen zodat zij van hun hart geen moordkuil hoeven te maken. Na jaren tegen een dikke en hoge interne muur op te zijn gelopen, zagen de zeven medewerkers echter geen andere optie meer dan om met de feiten naar buiten te treden. Mogelijk dat anderen naar aanleiding van dit artikel en de waarborg die de wethouder heeft gegeven ook hun verhaal durven te doen. Eveneens kenmerkend was de manier waarop door het bestuur van La Poubelle op het verhaal van de zeven klokkenluiders werd gereageerd. In plaats van een constructieve, probleem oplossende houding aan te nemen werd het geschetste probleem door het bestuur van La Poubelle ontkend en als volstrekt onwaar bestempeld. De zeven medewerkers van La Poubelle werden zonder blikken of blozen neergezet als een ordinair stel leugenaars. Het signaal dat deze medewerkers afgeven is luid en duidelijk en komt eerlijk en oprecht over. Deze desperate roep om gehoord te worden, om rechtvaardig behandeld te worden en door het bestuur als serieuze partij gezien te worden, levert gezamenlijk met het recentelijk ontstane en alles behalve florissante beeld van de organisatie La Poubelle voor ons voldoende basis om het verhaal zeer serieus te nemen. Wij zijn daarom van mening dat deze zeven klokkenluiders, die zelf grote risico’s nemen om met dit verhaal naar buiten te komen, bescherming verdienen en het niet verdienen om in de kou te worden gezet. Naast bovenstaande blijkt dat ook met signalen vanuit de ondernemingsraad door het bestuur niet tot nauwelijks iets wordt gedaan. Hierdoor voelt de ondernemingsraad zich bij veel relevante onderwerpen gepasseerd. Besluiten worden door het bestuur als voldongen feiten aan de ondernemingsraad gepresenteerd, waardoor de ondernemingsraad nauwelijks meer in staat is haar controlerend werk te doen. Ook wordt door het bestuur soms onjuiste informatie aan de ondernemingsraad verstrekt. Een voorbeeld hiervan is de jarenlange bevriezing van werknemerssalarissen, waarvan de oorzaak volgens het bestuur bij de gemeente lag. De ondernemingsraad moest uiteindelijk via een juridische procedure haar gelijk halen. De herstelbetalingen van deze onterecht bevroren salarissen zijn de hoofdreden (sterk gestegen personeelskosten) van de huidige financiële malaise bij La Poubelle. De communicatie van het bestuur met de vertegenwoordigers van de ondernemingsraad kenmerkt zich als hard, weinig toegeeflijk en dwingend. Functioneringsgesprekken worden door de medewerkers als zeer intimiderend ervaren. De geschetste grimmige verhoudingen werken door in de werksfeer en in sommige
gevallen zelfs tot in de persoonlijke sfeer. Kortom, ook op dit vlak een zeer zorgwekkende situatie. Gebrekkig financieel inzicht Begrotingen, financiële verslagen en jaarrekeningen moeten idealiter een getrouwe en controleerbare weergave geven van de verrichtingen en de behaalde resultaten. Dit is een streven dat elk bestuur hoog in het vaandel moet hebben staan, zeker wanneer het een instelling betreft die hoofdzakelijk met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd. Ook op dit punt lijkt het bestuur van stichting La Poubelle te kort te schieten. Op basis van de ter beschikking gestelde stukken kan namelijk geen goed beeld/overzicht worden gekregen van de financiële bedrijfshuishouding. Hiervoor wordt in deze stukken onvoldoende informatie geleverd. Ook belangrijke informatie over de goederenstroom ontbreekt en wordt niet vertaald in geldwaarde (slechts in aantallen en gewicht). Het is voor een algehele beoordeling van de financiële huishouding van belang te weten hoeveel geld La Poubelle binnen krijgt als gevolg van de afvoer van herbruikbare materialen als hout, textiel en metalen alsook de verkoop van bruikbare goederen in de kringloopwinkel. Zonder dat deze inkomstenkant van La Poubelle beter wordt belicht en een financiële vertaling krijgt, kan niet met zekerheid worden beoordeeld of La Poubelle wel aanspraak maakt of hoeft te maken op financiële ondersteuning met gemeenschapsgeld. Dit punt is ook zeer relevant omdat uit de verhalen van verschillende klokkenluiders blijkt dat ingezamelde en gebrachte fietsen die nog in redelijke tot goede staat zijn niet altijd worden opgeknapt en voor een schappelijke prijs worden verkocht aan minder bedeelden en/of andere mensen die daaraan behoefte hebben, maar vaak direct in containers belanden en worden afgevoerd naar een plaatselijke metaalinzamelaar. Dit is op zichzelf al opmerkelijk, maar nog opmerkelijker is dat deze containers met grote regelmaat van La Poubelle naar de metaalinzamelaar worden gebracht zonder dat de volle containers vooraf door La Poubelle worden gewogen. Wanneer de gewichten van de afgevoerde containers met fietsen (metaal) niet op een adequate wijze worden geregistreerd, ontstaat een onwenselijke situatie. Niet alleen kan er op die manier geen goed beeld worden verkregen van de totale omvang. Ook kan het vervoer van containers buiten de formele registratie om tot allerlei speculaties leiden. Een stichting die zwaar wordt gesubsidieerd met gemeenschapsgeld zou dat toch niet moeten willen. Kortom, het zou wat ons betreft verstandig zijn dat gevraagde financiële ondersteuning met gemeenschapsgeld in de toekomst pas wordt toegekend nadat er een adequaat beeld bestaat van de financiële huishouding van de instelling die daarom verzoekt (zorgplicht). Het betreft hier immers geen eis die niet in redelijkheid van een instelling mag worden gevergd of waaraan een instelling niet kan voldoen. Laten we in de huidige financiële tijd zorgvuldig met gemeenschapsgeld omgaan. Gebrekkig gemeentelijk toezicht Dat stichting La Poubelle ondanks de geschetste problematiek toch elk jaar zonder noemenswaardige problemen de volledige subsidie ontvangt, komt ook doordat het gemeentelijke toezicht op de versterkte subsidies te kort schiet. Door de gemeentelijke
organisatie vindt bijvoorbeeld geen uniforme opslag en registratie plaats van contractueel verplichte rapportages en overige verplichtingen. Hierdoor bestaat het gevaar dat de gemeentelijke organisatie de regie en het overzicht verliest. Dat dit een reëel gevaar is, blijkt ook uit het feit dat de gemeentelijke organisatie zelf aangeeft dat het de regierol door de toenemende werkdruk noodgedwongen steeds meer op afstand moet invullen. Kenmerkend is ook dat door de gemeentelijke organisatie wordt aangegeven dat het ontvangen van eindrapportages door de betrokken ambtenaren niet altijd bewust wordt ervaren. Het gevaar bestaat dat hierdoor wordt nagelaten de vereiste procedures na te leven. Naast het gebrekkige toezicht is ook de lakse houding van de gemeente ten opzichte van het verhaal van de zeven klokkenluiders opvallend. De gemeente heeft op basis van het verhaal van de klokkenluiders weliswaar de schriftelijke registratie van de verstrekte subsidies nagekeken maar verder geen enkele actie meer ondernomen nadat uit de schriftelijke stukken van La Poubelle geen wanordelijkheden bleken. Wat ons betreft een zeer naïeve, lakse en vooral ongepaste houding ten opzichte van het verhaal van de zeven klokkenluiders. Met een beetje gezond verstand kun je toch bedenken dat een organisatie die voordeel haalt uit de beschreven praktijken deze uiteraard niet aan de grote klok zal hangen in de aan de gemeente te overleggen schriftelijke stukken. In dit soort situaties mag je van de gemeentelijke organisatie, die moet controleren op een juiste besteding van de ter beschikking gestelde gemeenschapsgelden, toch een meer proactieve en verantwoording nemende houding verwachten. Bijvoorbeeld door de contractueel opgenomen mogelijkheid te gebruiken om op basis van het klokkenluidersverhaal nader onderzoek in te stellen naar de financiële verantwoording van de ontvangen subsidie(s). Ook op dit vlak constateren wij een zorgwekkende situatie. Het is ons bekend dat er thans een onderzoek gaande is door bureau Impact met als doel te onderzoeken of het wijselijk is om La Poubelle te laten samengaan met de Diamant-groep. Wij gaan ervan uit dat de problematiek die in dit artikel aan bod is gekomen door de gemeente Tilburg serieus ter harte wordt genomen en wordt betrokken bij dit onderzoek. Wij besluiten dit artikel door nogmaals en stringent onze wens te benadrukken dat de klokkenluiders van La Poubelle niet in de kou mogen komen te staan. Met vriendelijke groet, Partij voor Tilburg