La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid Tabe Jorritsma e.a
inhoudsopgave Voorwoord 06 Inleiding Globalisering, kinderarbeid, kappen van regenwouden wat kunt ú doen? Deel 1 De rol van lokale overheden
09
12
Inleiding: de basis van uw lokale duurzaamheidsbeleid
13
1 Koop ambitieus duurzaam in
16
2 Neem ketenverantwoordelijkheid
17
3 Herijk het afvalbeleid
19
4 Formuleer beleid voor ontwikkelingssamenwerking en
20
wordt Millennium- of Fair Trade gemeente
5 Ontwikkel gericht klimaat- en biodiversiteitbeleid
22
6 Stimuleer je burgers
24
7 Faciliteer het bedrijfsleven
28
8 Monitor je vorderingen
30
Intermezzo: Provincies, waterschappen en
32
regionale uitvoeringsdiensten
Deel 2 De rol van bedrijven
36
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Inleiding 37
04
1 Besteed voldoende aandacht aan de P van People
41
2 Neem ketenverantwoordelijkheid
43
3 Sluit kringlopen met C2C
48
4 Laat je inspireren door de Millenniumdoelen en Fair Trade
50
5 Realiseer een groene economie
52
6 Bemoei je met je omgeving
53
7 Betrek medewerkers
54
8 Hou de overheid scherp
56
Intermezzo: Speciale rol voor de consument
59
Tot slot
62
Bijlage 1 Definities, concepten en visies
68
Bijlage 2 Internationaal beleid en duurzame ontwikkeling
74
Bijlage 3 De geïnterviewden
82
05
Voorwoord Bij de uitvoering van lokale of regionale activiteiten op het gebied van duurzaamheid is het in het verleden moeilijk gebleken op de goede manier aandacht te vragen voor de mondiale dimensie ervan. Vraag is natuurlijk of dat zonodig moet? Mijn antwoord is: ja, het is belangrijk omdat inzicht in de gevolgen van ons handelen voor mensen op andere plaatsen in de wereld, mede richting én zin geeft aan dat handelen. Voor sommigen gaat het om verlicht eigenbelang (als ik nu niets doe krijg ik het later als een boe merang terug), voor anderen om ethische motieven en meer politiek georiënteerde vormen van ‘internationale solidariteit, voor nog weer anderen om de economische kansen die het biedt. Ontwikkelingssamenwerking werkt ook als een instrument voor economische diplomatie.
In deze tijd van globalisering is de wederzijdse afhankelijkheid en beïnvloeding zo groot geworden dat sommigen de wereld als een mondiaal dorp beschouwen. Het was altijd al belangrijk om inzicht te hebben in de mondiale dimensie van ons handelen, maar nu is de noodzaak groter dan ooit. Als we de goede dingen willen doen moeten we weten hoe de wereld in elkaar zit. Weten hoe consumptie van vlees van invloed is op onze veel te grote mondiale voetafdruk is belangrijk om tot andere keuzes te komen. Weten wat de relatie is tussen klimaatverandering, veroorzaakt door veel te hoge CO2-emissies, en overstromingen in onbeschermde delta’s elders op de wereld is
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
een motief om andere energiebronnen te gaan gebruiken.
06
Weten wat economische migranten uit een ver ontwikkelingsland er toe drijft om hun heil hier te zoeken en betere kennis van andere culturen, is belangrijk om wederzijds begrip te creëren en ‘te kunnen samenleven’. Weten onder welke arbeidsomstandigheden producten die wij kopen worden gemaakt, van kinderarbeid tot verkapte vormen van slavenarbeid, maakt het mogelijk daar als consument invloed op uit te oefenen.
Het is niet moeilijk om deze lijst eindeloos uit te breiden, maar deze voorbeelden illustreren in voldoende mate waarom het belangrijk is om aandacht te vragen voor de mondiale dimensie van ons handelen hier. Deze kennis is bovendien belangrijk omdat het laat zien dat nú investeren in internationale samenwerking op termijn veel kan opleveren in termen van armoedebestrijding, wederzijds begrip, politieke stabiliteit (economische diplomatie), inperking van migratiestromen en creëren van economische kansen. In die zin is er een mooie parallel met het pleidooi in eigen land voor een steviger inzet van sociale instrumenten bij de ontwikkeling van een duurzame samenleving. Uit ervaring en uit onderzoek blijkt dat investeren in betrokkenheid van mensen vanaf het allereerste begin veel oplevert in termen van draagvlak, tijds investering (minder bezwaarprocedures) en duurzaamheid van gekozen oplos singen. En last but not least in de kosten, want duurzaamheid loont. Ad Bijma Ad Bijma is oud directeur van COS Nederland, de landelijke vereniging van centra voor internationale samenwerking en sinds enkele jaren werkzaam als programma-adviseur/coördinator bij de programma’s Leren voor Duurzame Ontwikkeling en Natuur- en Milieu Educatie van Agentschap NL
07
08
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
inleiding
Globalisering, kinderarbeid, kappen van regenwouden… wat kunt ú doen? Duurzame ontwikkeling is uit de onderstroom. Het is door gedrongen in het beleid van overheden, ondernemingen en maatschappelijke organisaties. Er is een groeiend aantal websites, rapporten, handleidingen en boeken over concepten en praktijkervaringen gericht op duurzame ontwikkeling. Overheden en bedrijven die met duurzaamheid aan de slag gaan, beginnen vaak dicht bij huis. Maar duurzame ontwikkeling heeft naast de lokale dimensie van de eigen praktijk ook een mondiale kant. Wat zijn de gevolgen van ons handelen voor mensen elders op de wereld en voor de samenleving als geheel? Uiteraard geldt de vraag ook vice versa, maar in dit essay kijken we vooral naar onszelf. Doel van deze publicatie is om dit mondiale karakter te belichten.
De mondiale kant van duurzame ontwikkeling is nauw verweven met een ontwikkeling als globalisering. Het gaat dan bijvoorbeeld om de economische ontwikkelingen in de zgn. BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China en de groeiende rol die deze economieën in de wereld spelen. Deze landen worden in snel tempo sterker op de wereldmarkt, ze groeien economisch en er ontstaat een nieuwe, goed opgeleide middenklasse. Maar ook is er wereldwijd sprake van grote migratiestromen tussen en binnen continenten die in toenemende mate leiden tot politieke onrust in die landen waar veel ‘nieuwkomers’ zich willen vestigen. Religieuze achtergronden (Islam) spelen daarbij een grote rol. De groep nieuwkomers betreft vooral economische migranten, maar ook politieke vluchtelingen/asielzoekers.
09
Informatie is net zo onderhevig aan globalisering als economie en andere peilers van de moderne maatschappij. De wereld van vandaag is een informatiemaatschappij waarin de betekenis en de waarde van informatie en informatie-uitwisseling verder strekt dan ooit en alle gebieden van leven en maatschappij betreft.1 ‘Informatie’ in al zijn vormen heeft de maatschappij ten opzichte van nog maar vijftig jaar geleden ingrijpend veranderd. Internet en ’social media’ versnellen de communicatie en bieden nieuwe mogelijkheden om ervaringen en kennis wereldwijd uit te wisselen. Informatie over alle aspecten van (duurzame) ontwikkeling is zo voor vrijwel iedereen beschikbaar. Deze veranderingen zorgen voor een verschuiving in economische betrekkingen en daarmee ook voor de politieke en bestuurlijke verhoudingen in de wereld. Daarnaast wordt het voor consumenten steeds duidelijker dat onze dagelijkse activiteiten in Nederland een relatie hebben met de situatie in andere landen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan onderwerpen als kinderarbeid op cacaoplantages, kap van tropisch regenwoud voor hout, soja of palmolie in respectievelijk onze sinterklaasletters, meubels, veevoer en koekjes. De mondiale dimensie komt steeds dichterbij en wordt daarmee een vast onderdeel van duurzame ontwik keling. De invloed van globalisering op lokaal niveau wordt tegenwoordig ook wel aangeduid met de term ‘glocalisering’. Een document dat in de ontwikkeling een rol speelde is het Earth Charter, in Nederland vooral onder de aandacht gebracht door oud premier Ruud Lubbbers2. Het Earth Charter, in Nederland ook wel het Handvest van de Aarde genoemd, is een verklaring waarin een aantal fundamentele ethische principes staan die nodig zijn om in de 21e eeuw een rechtvaardige, duurzame en vreedzame wereldwijde gemeenschap te realiseren.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
‘Learning is the key for change’
10
Dit essay verschijnt als publicatie van het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’.(LvDO). Duurzame ontwikkeling is ook: globalisering van educatie, van leren. Dat is niet bedoeld als “iedereen naar school” maar om het leren denken en doen in globale, mondiale kaders. Van louter kennis vergaren naar leerprocessen waarvan de 1
D. Jorritsma, “De waarde van informatie in de informatiemaatschappij”, 2011 en Vreeken,
2
Zie www.earthcharter.nl
A. “The history of information”. september 2005
opbrengst terug te zien is in meer mondiale duurzaamheid. Educatie in een groter perspectief, verbonden met de sociale dimensie, zoekend naar de maatschappelijke kant van een groene economie. Kortom: ‘samenhang’ en ‘inter nationale dimensie’ zijn kernbegrippen van dit globale leren. Met dit essay willen we u inspireren. Door te laten zien hoe in een aantal gemeenten en bedrijven de mondiale dimensie van duurzaamheid vorm wordt gegeven. Aan het woord zijn medewerkers van decentrale overheden, bedrijfs leven en maatschappelijke organisaties. 10 sleutelpersonen zijn (tussen eind 2010 en eind 2011) uitgebreid geïnterviewd en geven vanuit verschillende perspectieven hun kijk op duurzame ontwikkeling in een internationale wereld. In het eerste deel wordt de rol van lokale overheden toegelicht. Dat betreft primair gemeenten (behoudens een kort intermezzo over provinciehuis en waterschappen). Het tweede deel belicht wat (MKB-)bedrijven praktisch kunnen doen. Dit essay is niet bedoeld voor koplopers met grote kennis van globaliseringsvraagstukken. Voor hen is de inhoud van dit essay waarschijnlijk gesneden koek. Het is bedoeld als een eerste globale oriëntatie voor medewerkers van met name gemeenten en MKB-bedrijven op de mondiale dimensies van duurzaamheid. In de bijlagen vindt u een aantal concepten en visies op duurzame ontwikkeling toegelicht, een toelichting op het rijks- en mondiale beleid gericht op duurzame ontwikkeling en een lijst met geïnterviewden..
11
12
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
Deel 1
De rol van lokale overheden
Inleiding
De basis van lokale duurzaamheid Lokale overheden spelen een belangrijke rol in het uitwerken van het mondiale karakter van duurzame ontwikkeling. Ze hebben een eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden om deze mondiale kant vorm te geven. ‘Denk mondiaal, handel lokaal’ is in dit verband een veelgehoorde uitspraak.
Al in 1992, tijdens de grote internationale UNCED-conferentie in Rio de Janeiro, werd door de gezamenlijke regeringsleiders aangegeven dat lokale overheden cruciaal zijn voor het realiseren van de geformuleerde duurzaamheidsdoelen. Op de vervolgconferentie in 2002 in Johannesburg werd dat nog eens uitdrukkelijk bevestigd. En de conferentie Rio+20, die in 2012, 20 jaar na dato wederom in Rio wordt georganiseerd, zal daar geen uitzondering op zijn. Duurzaamheid is mensenwerk en lokale overheden hebben de meest directe relaties met burgers en bedrijven (met name MKB-bedrijven). Ze zijn het beste in staat om de samenleving te mobiliseren. Maar ook om de energie die in de samenleving zelf aanwezig is op de juiste manier te ondersteunen en te versterken. Want de ‘energieke samenleving’ (zo genoemd door Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefbaarheid3) bestaat echt. De in de samenleving aanwezige creativiteit en innovatiekracht biedt veel kansen voor ‘groene groei’. Het vraagt wel om een herbezinning op de rol van de overheid, die moet groeien in haar faciliterende rol en ruimte moet bieden aan groene spelers om initiatieven daadwerkelijk tot ontplooiing te kunnen brengen. Soms met financiële steun, soms met aanpassing van wet- en regelgeving en altijd als voorbeeld. Uit de interviews spreekt: duurzame ontwikkeling is een onomkeerbare beweging en ‘doorgaan’ is voor alle betrokkenen een vanzelfsprekende zaak. Bij het formuleren van duurzaamheidsbeleid wordt de bekende Tripple P (de ‘3 P’s’: Planet, 3
Signalenrapport ‘De Energieke Samenleving’, Maarten Hajer, directeur Planbureau voor de Leefomgeving, juni 2011.
13
People en Profit, zie bijlage 1) vaak gekozen als basis voor het beleid. Daar hoort ook bij dat we zicht hebben op de gevolgen van dat beleid voor toekomstige generaties en elders in de wereld. Maar ook dan zijn verschillende strategieën mogelijk die op een andere manier de mondiale dimensie laten zien. In dit hoofdstuk laten we verschillende lokale overheden aan het woord. Eerst vertellen enkele geïnterviewden over de basis van het duurzaamheidsbeleid van hun organisatie. Daarna volgt een achttal tips voor wat u vanuit uw lokale overheid kunt doen4. De speciale rol van provincies, waterschappen en de nieuwe regionale omgevingsdiensten komt aan het eind van het hoofdstuk kort aan de orde. De gemeenten Tilburg en Groningen proberen de drie P’s integraal in het beleid op te nemen en geven daar meteen heel praktische voorbeelden bij: Anke van Duuren (gemeente Groningen) ziet een grote betrokkenheid in brede lagen en veel sectoren van de samenleving: “Duurzame ontwikkeling is in Groningen geen discussiepunt meer voor de politiek. De ontwikkelingen gaan door, en daar wil en moet je bij blijven. Daarbij is er sprake van dwingende regelgeving door de overheid. En investeringen in duurzaamDeel 1 De bijdrage van lokale overheden
heid blijken zichzelf op te brengen. We merken ook minder terughoudendheid bij ondernemers, hoewel de economische crisis leidt tot een kritische houding. Er is een duurzame beweging op gang gekomen in Groningen die steeds groter wordt en sneller gaat. Nut en noodzaak van transitie hoef je vaak niet eens meer uit te leggen. De vraag is nu: wat en hoe gaan we het doen? En vooral wie kunnen er allemaal meedoen?” Robert Kint (gemeente Tilburg) legt uit wat de basis is van het Tilburgse duurzaamheidsbeleid:
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
“De coalitie was er na de laatste verkiezingen heel snel uit. Er zijn vier pijlers onder het beleid te onderscheiden die allen met duurzame ontwikkeling verband houden: “sociale stijging”, “leefbaarheid”, “vestigingsklimaat” en “bestuur”. Duurzaamheid is als algemeen leidend principe en uitgangspunt voor beleid geformuleerd. Het college kiest voor een duurzaamheidsbeleid, in lijn met het streven naar een klimaatneutrale gemeente en gebruikt daarbij de Lokale Duurzaamheidsmeter” (meer hierover in tip 8).
4
Zie ook de websites van de vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO): www.vereniginggdo.nl en www.duurzameoverheden.nl van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
14
Peter Biemans (gemeente Tilburg): “Alle drie P’s komen aan de orde, in een onderlinge samenhang. Een voorbeeld is de verlaging van woonlasten door duurzaam bouwen in bestaande woningen voor minima. “People” speelt met name in de gebouwde omgeving waar we samenwerken met corporaties en de particuliere huursector. Een onderzoek naar woonlasten gaat verder dan de hoogte van de huur, maar leidt ook tot een energieconvenant met corporaties. Dat is goed voor het klimaat, goed voor de economie en goed voor het sociaal beleid”. Ook in Groningen kiest men voor een integrale benadering van de drie P’s. Duurzaam bouwen is daar een praktisch voorbeeld van. Anke van Duuren: “People heeft te maken met sociaal, fair. Planet met klimaat en energie en Profit met economische haalbaarheid. Het heeft te maken met waar je je producten inkoopt, of en hoe daardoor geïnvesteerd kan worden in duurzame processen en of de productie zelf duurzaam is. Zo kun je bijvoorbeeld met duurzaam bouwen op al die gebieden ‘winst’ behalen. In Groningen wordt een nieuwe wijk ontwikkeld. Gebruik maken van aardwarmte is een voorwaarde om er te mogen bouwen. Daarom hebben we een prijsvraag uitgeschreven voor acht tot tien voorbeeld woningen om te laten zien dat het kan.” Anke van Duuren gebruikt het begrip ‘toekomst’ als haar gevraagd wordt de visie van het gemeentebestuur samen te vatten en geeft aan dat de visie van Groningen is om het beleid te ‘mainstreamen’: “In algemene zin gaat het er om bij te dragen aan een goede toekomst, om wat we hebben te behouden voor later. Zo zuinig en zo goed mogelijk met de aarde omgaan. De ambitie van het vorige college werd verwoord in de slogan “Duurzaamste stad”, het nieuwe college kiest voor het motto “Groningen geeft Energie”. Het college kiest er voor om het beleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling te verweven in alle terreinen en diensten met als doel: mainstreaming. Dat betreft dan zowel de eigen bedrijfsvoering als alles wat de gemeente voor de burgers doet.” In september 2010 werd in opdracht van Agentschap NL (programma’s Duurzame bedrijfsvoering Overheden en leren voor Duurzame Ontwikkeling) door Nyenrode Business university en CSR Academy onderzoek gedaan naar succesfactoren, knelpunten en ondersteuningsbehoeften van Nederlandse gemeenten rond MVO-stimulering, verduurzaming van de bedrijfsvoering en duurzaam inkopen.
15
De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat tussen de 60 en 70% van de (107) bevraagde gemeenten aangaf behoefte te hebben aan externe ondersteuning op de genoemde onderwerpen. Die ondersteuning zou vooral moeten bestaan uit: delen van goede voorbeelden, kennis van actuele ontwikkelingen, contacten met collega-gemeenten, monitoringsinstrumenten, instrumenten voor verbreden van draagvlak en ontwikkeling van de sociale dimensie van duurzaamheid.5
––– Tip 1 Koop ambitieus duurzaam in Duurzaam inkopen is een belangrijk instrument voor de overheid om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling. Rijksoverheid, gemeenten en provincies kopen gezamenlijk voor rond de 50 miljard euro in en zijn daarmee een belangrijke ‘launching customer’. De overheid is immers op weg 100% duurzaam in te kopen. De bedoeling van dit beleid is om de vraag naar duurzame producten te vergroten en zo de markt te stimuleren Het overheidsbeleid t.a.v. duurzaam inkopen heeft betekenis voor Nederland en Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
voor de mondiale samenleving.. Zo geeft Robert Kint (gemeente Tilburg) het belang aan van een bevlogen context en een structurele inbedding: “Als motor voor de uitvoering van duurzaam inkoop beleid heb je twee dingen nodig: bevlogen ambtenaren en een bevlogen omgeving. We zijn nu in een fase beland waarin we de volgende slag moeten maken: hoe bouw je duurzaamheid structureel in en borg je het? De ambitie moet duidelijk gesteld worden, het moet een programma zijn met daaraan voldoende middelen gekoppeld. Wij hebben een coördinerend ambtenaar
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
aangewezen die het in alle relevante deelgebieden inbrengt, zodat inkopers op
16
alle afdelingen er mee aan de slag gaan.” Gevraagd naar de mondiale dimensie stelt hij: “Het meest relevant voor ontwikkelingslanden is wel het inkoopbeleid van de gemeente. Duurzaam inkopen betekent dat je rekening houdt met criteria zoals kinderarbeid, arbeidsomstandigheden en een eerlijke prijs voor producenten.”
5
Adviesrapport Nyenrode Business University en CSr Academy aan Agentschap NL. Auteurs: Hilke Bosbrouwers, Annemiek van Ginneke, Lars Moratis, Timo Cochius., december 2010
Leen van Dijke (VolkerWessels) constateert dat het eenvoudig kan zijn als je maar consequent bent: “Er zijn dappere overheden. Een voorbeeld is een kleine gemeente die een tender uitgaf voor een grond- en waterbouwcontract. In totaal een contract van 1,2 miljoen met daarin voor € 7.000,- aan hout. Peanuts dus. In de tender stond dat het bedrijf FSC-gecertificeerd moest zijn. Het bedrijf dat de tender won bleek geen FSC-certificering te hebben en werd vervolgens afgewezen. Het bedrijf ging naar de rechter, maar die stelde de gemeente in het gelijk. Ook al ging het maar om een klein onderdeel van het contract. En iedereen weet nu wat het betekent als de overheid een eis stelt en zich daaraan houdt. Zo eenvoudig kan het zijn voor een overheid.” De mondiale dimensie van duurzaam inkopen komt dus naar voren in de criteria die aan duurzame producten worden gesteld. Bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsrechten (kinderarbeid e.d.) en milieuvoorwaarden bij productie van goederen in ander landen, zoals tropisch hardhout met FSC-certificaat. Indirect leveren overheden daarmee een belangrijke bijdrage aan de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling. Er is de nodige discussie geweest over de toepassing van de door Agentschap NL ontwikkelde duurzaamheidscriteria, die door sommige bedrijven en organisaties als VNO-NCW te rigide werden geacht. In 2011 hebben VNO-NCW, De Groene Zaak (organisatie van duurzame ondernemingen) en MVO Nederland (pleitbezorger en stimulator van maatschappelijk verantwoord ondernemen) daarover gezamenlijk een nieuw advies uitgebracht aan de staatssecretaris. Daarbij zijn de doelen overeind gebleven, maar hebben bedrijven meer ruimte gekregen in de wijze waarop ze die kunnen realiseren.
––– Tip 2 Neem ketenverantwoordelijkheid Duurzaam inkopen betekent het nemen van ketenverantwoordelijkheid. Via productieketens leidt een grotere vraag naar duurzame producten tot een duur zamere productie van eind- en halffabrikaten en een duurzamere grondstoffenwinning. Dus zal de groeiende vraag naar duurzame producten op de Nederlandse markt leiden tot een beter mondiaal milieu en betere sociale verhoudingen. De duurzame (markt)vraag in Nederland is op die manier een directe stimulator van duurzame ontwikkeling in mondiaal perspectief. Een mondiale dimensie gerealiseerd door middel van het nemen van ketenverantwoordelijkheid. Dit is in eerste plaats een zaak van bedrijven.
17
Anke van Duuren (gemeente Groningen) drukt het zo uit: “Ketenverantwoordelijkheid beperkt zich niet tot de keten hier, maar betreft de hele keten vanaf de grondstoffenwinning ver weg tot en met de afvalfase. In de praktijk ondersteunt de gemeente koplopers op dat gebied. Ondernemers weten dondersgoed waar hun spullen vandaan komen. Als ze voor Maatschappelijk Verantwoord Onder nemen (MVO) kiezen, zijn dat onderwerpen waar ze vaak meteen mee aan de slag gaan. Aan de andere kant is het soms ook gecompliceerd. Bijvoorbeeld als het gaat over energiegebruik. Energiebesparing en het verminderen van CO2-uitstoot zijn nog vrij eenvoudig aan te tonen. Maar dat het ook een relatie heeft met het verdelingsvraagstuk tussen Noord en Zuid, is een stuk ingewikkelder en kun je pas op langere termijn zichtbaar maken. Ondernemers kijken doorgaans op kortere termijn naar de rentabiliteit van hun bedrijf.”
3 rollen voor de overheid bij ketenverantwoordelijkheid volgens het MVO-platform* 1 Duurzaam inkopen door de overheid moet een wettelijke grondslag krijgen en effectief bijdragen aan de aanpak van schendingen van rechten en milieuschade in ketens. Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
2 De Nederlandse overheid moet zich inzetten voor regelgeving ten aanzien van ketenaansprakelijkheid, ook in de EU, zodat bedrijven in hun thuisland voor de rechter gedaagd kunnen worden. Verbetering van toegang tot recht en informatie zijn daarbij belangrijke voorwaarden. Ook moet ze ketentransparantie kunnen afdwingen. 3 Bovendien kan de Nederlandse overheid investeren in een voorwaardenscheppende omgeving in producentenlanden, internationale normen integreren in het handelsbeleid, de daadwerkelijke effecten van beleid monitoren en evalueren, inspanningen die bedrijven verrichten stimuleren
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
en ondersteunen en waar nodig corrigerend optreden. Het MVO Platform is een netwerk van Nederlandse maatschappelijke organisaties en vakbonden actief op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het MVO Platform is opgericht om de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties op het gebied van mvo te stimuleren, faciliteren en coördineren om elkaar te kunnen versterken en de maatschappelijke impact te vegroten. Het MVO Platform hanteert als basisdocument het “MVO Referentiekader”. Het MVO Platform is onderdeel van het Europese MVOnetwerk: de Europese Coalitie for Corporate Justice (ECCJ). *
18
www.mvoplatform.nl
Ketenverantwoordelijkheid nemen heeft een mondiale dimensie, omdat ketens vaak starten in andere landen. Middels duurzaam inkopen kunt u als gemeente of provincie al een start maken met het nemen van deze verantwoordelijkheid. Daarnaast kunt u koplopers stimuleren en kan de Rijksoverheid zich inzetten voor wet- en regelgeving.
––– Tip 3 Herijk het afvalbeleid Een derde manier om mondiale impact te hebben met duurzaamheidsbeleid is door het afvalbeleid te herijken. Robert Kint (gemeente Tilburg) vertelt: ”Je wilt primair de hoeveelheid vervuiling minimaliseren. Maar het gaat ook over beperking van grondstoffengebruik in een consumptiemaatschappij. Grondstoffen zijn beperkt aanwezig, dus daar moet je zuinig mee omgaan, om ook mensen elders toegang te geven tot welvaart. Zo speelt ons afvalbeleid in op het verdelingsvraagstuk.” Thomas Schuurmans (ProPortion Foundation) geeft aan dat lokale overheden systemen voor afvalverwerking moeten veranderen: “Lokale overheden moeten durven om gevestigde systemen te herzien. Wij zijn bijvoorbeeld betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe publiek-private partnerschappen in de gemeente Amsterdam. Het gaat hierbij om afvalverwerking van kleine elektronische producten. De bestaande keten daarvoor is verbranden, recyclen of dumpen. Dat laatste met inbegrip van illegale afvalhandel naar landen als Ghana. De gemeente komt altijd pas aan het einde van een keten erbij kijken: niet bij de productie, niet bij de gebruiker, maar pas in de afvalfase. De gemeente gaat dan aan de slag met een ‘probleem’: afval verwerken. Niet met de producent en niet met de gebruiker. Als je de gebruiker, de consument, centraal stelt, ga je niet aan de slag met een ‘probleem’ maar met ‘mogelijkheden’. De gebruiker gebruikt een product, afkomstig van een producent, maar wil ook een schone leefomgeving, een schone straat, een ‘goed gevoel’. Als de gemeente dat ziet als een product, dan zet je als gemeente niet het probleem, afval, een vuile omgeving, centraal maar de consument, uitgaande van de vraag: “Voor wie doe ik het?” Dan kijk je ook anders naar dat afval, naar de producent en naar wat er uiteindelijk met dat afval gebeurt”. Systemen herzien kan door het principe van Cradle-to-Cradle (C2C, zie bijlage 1) als inspiratie te nemen. C2C betekent dat afval eigenlijk niet meer bestaat maar volledig wordt hergebruikt doordat het teruggebracht wordt in de biologische of technologische kringloop (Afval is voedsel en grondstof).
19
Veel afval van westerse landen wordt, al dan niet illegaal, gedumpt in ontwikkelingslanden. C2C wil dat voorkomen. Anke van Duuren (gemeente Groningen): “We besteden aandacht aan het C2C principe bij debatten. En het Grand Theater is door interieurbouwers helemaal C2C ingericht.” Als afval naar andere landen wordt geëxporteerd om daar componenten te kunnen hergebruiken, moet er oog zijn voor de mensen die daar in de recycling actief zijn en er werkgelegenheid en inkomen aan ontlenen. De omstandig heden waaronder westerse afvaldumping en –verwerking in ontwikkelingslanden gebeurt, zijn vaak verre van gezond en lang niet altijd veilig voor mens en milieu. Uitgaande van ketenverantwoordelijkheid zal er dus aandacht moeten zijn om de verwerking van afval onder goede, veilige en gezonde omstandigheden te laten plaatsvinden. Herijking van het afvalbeleid vraagt dus ook om investeringen in de wijze waarop westers afval in andere landen wordt verwerkt met behoud, of zelfs uitbreiding van economische en perspectief op werkgelegenheid voor de mensen
Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
daar.
––– Tip 4 Formuleer beleid voor ontwikkelingssamenwerking en wordt Millennium - of Fair Trade gemeente Hoewel internationale samenwerking (of ontwikkelingssamenwerking) geen kerntaak is van lagere overheden, hebben veel gemeenten de afgelopen jaren specifiek beleid voor ontwikkelingssamenwerking (OS) ontwikkeld en uitgevoerd. Bijvoorbeeld in de vorm van subsidies, communicatie via gemeentelijke kanalen of kennisoverdracht. En regelmatig in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Internationaal.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
In tijden van financieel-economische crisis wordt in de meeste gevallen primair
20
bezuinigd op niet-kerntaken. Dat is ook het geval op dit beleidsterrein. Toch hoeft het lang niet altijd om (veel) geld te gaan. Een gerichte manier om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling in mondiaal perspectief is door als decentrale overheid deel te nemen aan bepaalde campagnes en Millennium - of Fair Trade gemeente te worden7. Anke van Duuren (gemeente Groningen) daarover: “Groningen is, als een van de eerste Fair Trade gemeenten in Nederland, een uitgesproken voorbeeld van beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Of in het MVO-beleid dat de gemeente opzet 7
Zie ook: www.fairtradegemeenten.nl
gericht op lokale ondernemers. Als gemeente pakken we een makelaarsrol op met het doel om zaken gedaan te krijgen: De gemeente weet wie wat kan en kan hen daarop aanspreken. Andersom komt ook vaak voor: bedrijven en organisaties komen naar de gemeente toe om contacten en partners te zoeken voor plannen die ze hebben. Je probeert telkens om je duurzaamheidverhaal in te voegen in alle contacten die je hebt. Zoals met betrekking tot de Fair Trade gemeentecampagne. Je ziet dan dat de visie en betrokkenheid van ondernemers verandert. De bedrijfsleider van een supermarkt werd door Fair Trade Original uitgenodigd voor een reis naar Fair Trade producenten in Guatemala. Voorheen had Fair Trade voor deze winkelier een puur commercieel belang, nu is de insteek veel breder en gaat het om mondiale duurzaamheid.” Inmiddels hebben 23 gemeenten de titel ‘Fair Trade gemeente’ gekregen en worden er in 77 gemeenten Fair-Trade- activiteiten en -campagnes uitgevoerd.
Fair Trade in het noorden Het Faire Noorden8 is een project van NoordBaak (voorheen COS Groningen), Tûmba, Ellen Reehorst Onderwijs & zo, Anneke Lindeman Educatieve Projecten en MKB Noord Nederland. Het Faire Noorden streeft samen met gemeenten, bedrijven en MBO-opleidingen naar een duurzaam, groen en eerlijk Noorden door meer Fair Trade producten te kopen en duurzame productie en consumptie te stimuleren. Het project zet gemeenten, bedrijven en beroepsopleidingen in de provincies Friesland, Groningen en Drenthe aan tot actie in duurzaamheid en Fair Trade. Daartoe stimuleert en inspireert het project met een veelheid aan activiteiten zoals netwerkbijeenkomsten en adviestrajecten de doelgroepen om bewust duurzame keuzes te maken. Het Faire Noorden biedt verder bedrijvenverenigingen en individuele ondernemers voorlichting en praktische ondersteuning in duurzame bedrijfsvoering en internationaal duurzaam ondernemen. Gemeenten krijgen begeleiding en advies op het gebied van duurzaamheid, duurzaam inkopen en Fair Trade. Het project richt zich daarbij op draagvlakversterking. Het zorgen dat mensen enthousiast en betrokken raken bij duurzame thema’s. Draagvlak wil ook zeggen dat de gemeentelijke organisatie wordt verbonden met burgers, scholen en ondernemers en de wereld van buiten naar binnen haalt voor een frisse en wereldwijde blik.
8
Zie ook: http://www.noordbaak.nl/projecten/het-faire-noorden
21
Ook de gemeente Arnhem is Millenniumgemeente. Twee van de activiteiten in dat kader zijn ‘De Duurzame Kaart’ waarbij digitaal in kaart wordt gebracht wat er in Arnhem is gerealiseerd en gaande is op het gebied van duurzaamheid en eerlijke handel. Een van die duurzame initiatieven is de ‘Fair Trade winkelroute’, een handvat om verantwoord te winkelen. Begin 2011 is Arnhem de 13de Fair Trade-gemeente geworden. In het kader van ‘Millenniumgemeente’ kan Arnhem de campagne ‘Fietsen Scoort’ mooi koppelen aan andere duurzaamheidsinitiatieven en zo zichtbaar maken dat fietsen in Arnhem bijdraagt aan duurzame ontwikkeling elders op de wereld. Programma’s rond de Millenniumdoelen en de Fair Trade campagne zijn expliciet gericht op de mondiale kant van duurzame ontwikkeling. Zij vormen daarmee een praktische en zichtbare manier om aan deze dimensie te werken. Bovendien zijn er netwerken van Millennium en Fair Trade gemeenten (gecoördineerd door VNG Internationaal) en provincies waarbij kan worden aangesloten om elkaar te inspireren en van elkaar te leren.
Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
––– Tip 5 Ontwikkel gericht klimaat- en biodiversiteitsbeleid Klimaatbeleid is gericht op het reduceren van broeikasgassen als CO2 en methaan om de mondiale temperatuurstijging te beteugelen. Daarnaast is er mondiaal klimaatbeleid om mensen die de gevolgen van klimaatbeleid, vaak in tropische landen, zullen ondervinden te ondersteunen. Daarmee is klimaatbeleid intrinsiek mondiaal. Geëmitteerde gassen en de gevolgen van het broeikaseffect houden zich immers niet aan landsgrenzen. Pieter Biemans (gemeente Tilburg) daarover: “Klimaatbeleid en energiebesparing hier vergroot toekomstmogelijkheden van mensen elders en komt indirect ten goede aan armoedebestrijding in ontwik-
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
kelingslanden. In Tilburg is er een zogenaamd ‘Klimaatschap’, met als doel een
22
klimaatneutrale en klimaatbestendige regio Tilburg in 2045. In verschillende allianties worden thema’s uitgebouwd. Eén van de acht allianties is bijvoorbeeld ‘klimaat en gezondheid’ waarvan de GGD trekker is, met gezondheidsinstellingen en bedrijven. Het zijn de betrokken partijen zelf die het voortouw nemen, acties opzetten en uitvoeren. De Gemeente Tilburg kan zo van anderen leren”. Pascal Elegeert (campagne Fietsen Scoort9) over de ambitie om klimaat neutraal te worden: “Duurzaamheidsbeleid wordt door gemeenten gekoppeld 9
http://www.fietsenscoort.nl
aan beleidsdoelen zoals klimaatneutraal worden. De campagne Fietsen Scoort is dan een belangrijke, concrete mogelijkheid om aan die doelstelling bij te dragen. Daarnaast kan een gemeente de stad zelf fietsvriendelijker maken, zoals bijvoorbeeld in Houten, waar fietsen twee keer zo snel is als met de auto. Een gemeente kan de campagne koppelen aan ander beleid. Bijvoorbeeld via Fietsen Scoort en CO2 reductie, naar duurzaamheid, via duurzaam inkopen naar Fair Trade.” De Gemeente Arnhem neemt om drie redenen deel aan de campagne ‘Fietsen Scoort’: – bevorderen van de gezondheid van de medewerkers – bevorderen van het milieu, en – bevorderen van de bereikbaarheid van Arnhem en verminderen van de behoefte aan parkeerplaatsen. Naast klimaatbeleid is er een ander vraagstuk dat van nature een mondiale kant heeft namelijk het vraagstuk rond biodiversiteit en ecosystemen. Pieter Biemans (gemeente Tilburg) vertelt: “Op het gebied van biodiversiteit is veel samenwerking en kennisuitwisseling: hoe beheer je de stad zo, dat je de biodiversiteit in stand houdt? Dat heeft tegelijk ook een mondiale link: ecosystemen hangen wereldwijd met elkaar samen en goed klimaatbeleid draagt daar weer aan bij.” In Nederland zijn diverse gemeenten en provincies met biodiversiteit actief, soms in de vorm van een Biodiversiteit Actieplan (BAP). Enkele gemeenten nemen het uitgangspunt ‘natuur’ en kiezen een dier als ambassadeur, bepalen daarna wat er nodig is om die soort en het leefgebied daarvan te behouden. Andere gemeenten vormen zich een visie van de eco-systeemdiensten van een gebied aan de hand van zogenoemde ‘Droomsessies’. Weer anderen gaan direct met burgers aan de slag zoals Het B-Team van de gemeente Oisterwijk dat als bewoners-team werkt aan een betere integratie van biodiversiteit in beleid en uitvoering. De provincie Noord-Brabant heeft een checklist opgesteld waarmee gemeenten in bestemmingsplanprocedures kunnen nagaan hoe ze optimaal kansen kunnen bieden aan biodiversiteit. Provincies bevinden zich als gebiedsmanager en waterautoriteit in een uitgelezen positie om met biodiversiteit aan de slag te gaan. Een aantal provincies doet dat ook al heel actief in het vergroenen van bedrijventerreinen, activeren van de recreatiesector en waterbeleid. Door beleid op te zetten, te versterken en te intensiveren en hoge ambities te stellen op vraagstukken die van nature een mondiaal karakter hebben, zoals klimaat en biodiversiteit, krijgt de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling
23
als vanzelf invulling. Het samenwerken met andere gemeenten of provincies blijkt ook hier een goede werkwijze. Eindhoven wil via een breed educatief programma biodiversiteit op een vernieuwende wijze aan diverse doelgroepen overdragen. Kinderen maken kennis met de diversiteit van bomen en heesters door een boom te adopteren. Scholieren en studenten leren welke technieken in beweging de natuur allemaal ontwikkeld heeft. Studenten van beroepsonderwijs en universiteiten leren te ontwerpen met biodiversiteit als inspiratiebron: het toepassen van Biomimicry. Wijkbewoners leren biodiversiteit in hun directe omgeving te ontdekken, te ontwikkelen en te meten met biodiversiteitsmeters. Senioren worden gestimuleerd en geactiveerd door het realiseren en beheren van geveltuintjes en worden hierin ondersteund door jongeren in de buurt. De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak.. Dergelijk groen heeft een waterbufferende functie en draagt ook bij aan terugdringing van hittestress in steden. Een nieuw fenomeen in bestuurlijk Nederland is de Regionale Uitvoerings Dienst
Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
(RUD, zie ook pagina 34).
––– Tip 6 Stimuleer je burgers Veel van de geïnterviewden geven aan dat communicatie met hun burgers een manier is om aan de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling te werken. Uit onderzoek van de gemeente Groningen naar draagvlak van burgers voor duurzame ontwikkeling blijkt dat mensen wel wat willen als het maar niet te
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
moeilijk en te ingewikkeld wordt. Burgers worden duurzaam als het henzelf iets
24
oplevert en gemakkelijk is. Thomas Schuurmans (ProPortion Foundation): “De overheid heeft een rol in het creëren van bewustwording over wat duurzame producten zijn. De overheid kan bijvoorbeeld helpen de principes van certificer ingen (bijv. in het kader van duurzaam inkopen) begrijpelijk en inzichtelijk te maken. Hierdoor worden consumenten mondiger en proactiever in het stellen
van vragen. Ten slotte: de overheid zou bedrijven die de ‘100% goed strategie’ toepassen moeten belonen in plaats van de slechte bedrijven te straffen.” Anke van Duuren (gemeente Groningen) heeft ervaring met het betrekken van jongeren bij duurzame ontwikkeling: “Groningen is een stad met 30.000 studenten. Die vormen een belangrijke doelgroep, want ze zijn de toekomst en dragen straks uit wat ze in Groningen hebben geleerd. We werken samen in onderzoek en zetten studenten in op het thema duurzaamheid bij de gemeente. De Hanzehogeschool nam deel aan een ecoweek in Lille. De Euroweek 2012 wordt in Groningen gehouden met als thema Fair Trade” Een bijzondere manier van Groningen is ook om duurzame ontwikkeling te ver binden aan de communicatievoorwaarden van subsidies voor evenementen. Een evenement moet naar het publiek communiceren op welke manier het bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Anke van Duuren over dit subsidiebeleid: “In Groningen zijn altijd veel evenementen. Die wil de gemeente graag verduur zamen om ze vervolgens als goed voorbeeld te laten dienen. Bijvoorbeeld het ‘Noorderzonfestival’. Daarbij wordt alles onder de loep genomen om het zo duurzaam mogelijk te organiseren: de crew loopt in Fair Trade kleding, er wordt gewerkt met groene hotelarrangementen. Hoe Noorderzon haar evenement vergroent dragen wij vervolgens als voorbeeld weer aan bij de organisatie van de KEI-week, de jaarlijkse kennismakingsweek voor studenten.” In Almere betrekt de gemeente haar burgers bij de opzet van een stadsakker in Stedenwijk, met de bedoeling om gezonde voedingsgewoonten en kennis van lokaal voedsel te bevorderen. In een aantal Gelderse gemeenten lopen initiatieven om in samenspraak met de buurt, grijze schoolpleinen om te vormen tot groene schoolpleinen, waar geleerd kan worden over zelf verbouwde kruiden, groenten en bloemen. Dit raakt de problematiek van transportkilometers en daarbijbehorende CO2-effecten. In de regio Venlo zetten lokale bestuurders erop in om de band die burgers met hun leefomgeving hebben te versterken. Deze insteek werkt door in versterking van de regionale economie (kennis en kunde blijft in het gebied).
25
Transition Towns: burgers actief Transition-towns is een beweging aan de basis van de samenleving (bottom-up) die zijn ‘roots’ heeft in Engeland, maar zich heeft verspreid over vele landen in de wereld. Het is een beweging die drijft op eigen kracht en dus – heel expliciet- geen beweging is van gemeenten en daar ook niet van afhankelijk is. Tegelijkertijd biedt de beweging kansen aan gemeenten om een deel van het lokale duurzaamheidsbeleid, samen met bewoners, te realiseren. Feitelijk helpen Transition Town-initiatieven om het draagvlak voor duurzaam beleid te verbreden en zichtbaar te maken. TT Nederland publiceerde eind 2011 een brochure vol tips voor zowel gemeentelijke overheden als grassroots-groepen om op constructieve wijze te kunnen samenwerken. Het is te downloaden vanaf http://transitiontowns. nl/wp-content/uploads/OndersteBoven-van-TT.pdf Transition Towns zijn lokale gemeenschappen in grote of kleine steden, dorpen, buurten of eilanden, die zelf aan de slag zijn gegaan om hun manier van wonen, werken en leven minder olie-afhankelijk en meer duurzaam te maken. Piekolie en klimaatverandering zijn de meest belangrijke drijfveren om in actie te komen met projecten aan de basis van onze samenleving. Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
Transition Towns werken aan praktische oplossingen, laten zien hoe je die zelf kan uitvoeren en laten het daarbij niet afhangen van overheid of bedrijfsleven. Door het samenbrengen en versterken van de ervaring, creativiteit, wijsheid en kracht van mensen. Om in eigen huis, buurt en bedrijf te beginnen met de omschakeling naar een duurzaam, sociaal, veilig en gezond leven met minder energie. Transition Towns vertrouwen op de kracht van de lokale gemeenschap. Transition Towns (in ruim 80 gemeenten) probeert concreet op lokaal
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
niveau een nieuwe economie vorm te geven. In Deventer heeft een
26
werkgroep het MKB benaderd voor samenwerking op het gebied van de ‘eetbare stad’. Paul Hendriksen (Transition Towns) vertelt: “Het doel is om activiteiten op te zetten die het besef over voedsel en voedselveiligheid vergroten. De werkgroep is bezig met de vraag wat er nodig is om anders dan in de energie-intensieve voedselindustrie te produceren. Op korte termijn doet de werkgroep veel op buurt- en wijkniveau. Bijvoorbeeld een stadspluktocht in het openbaar groen, waardoor mensen kennis krijgen van eetbare kruiden en wilde planten die als het ware bij je om de hoek
groeien. Maar ook cursussen moestuinieren. Of een braakliggend stukje grond beplanten met groenten.” Paul Hendriksen over het multipliereffect van de beweging: “Als je alle Transition Towns initiatieven wereldwijd bij elkaar optelt heeft dat een grote impact op de mondiale duurzaamheid.” Een succesvolle manier om burgers bij duurzame ontwikkeling te betrekken is door de problematiek te vertalen naar concrete kansen en acties op de menselijke maat. Op menselijke maat is alles op te pakken en te verduurzamen. Bijvoorbeeld door voedsel uit de eigen regio en van het seizoen te gebruiken. Dat bespaart enorm op olie voor transport en teelt.”
Er blijkt dus een relatief grote groep burgers in actie te komen als ze in voldoende mate daarvoor worden gefaciliteerd. Daar ligt een duidelijke taak voor overheden. Enige creativiteit en goede samenwerking doen daarbij wonderen. In hoeverre in deze communicatie de mondiale dimensie aandacht krijgt, is een keuze die gemeenten en provincies zelf kunnen maken. Uit voorgaande strategieën blijkt dat daarvoor voldoende mogelijkheden zijn. In Nederland barst het lokaal inmiddels van de nieuwe initiatieven. Er ontstaan verenigingen van Duurzame Dorpen (in Zeeland en Friesland), het eiland Texel wordt het eerste energieneutrale eiland in Nederland, op vele plaatsen wordt het coöperatieve samenwerkingsmodel weer van stal gehaald om lokale, kleinschalige energievoorzieningen mogelijk te maken (zoals in de gemeente Lochem, voorloper op dit gebied) en in diverse regio’s beginnen gemeenten hun regionale samenwerking nieuw leven in te blazen om gezamenlijk duurzame ontwikkelingen tot stand te brengen10 Er is veel meer, maar belangrijk is om vast te stellen dat de eerder genoemde ‘energieke samenleving’ zich sterk aan het ontwikkelen is . Lokale overheden hebben uiteraard een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van duurzaamheid, maar hoeven het niet allemaal zelf te bedenken. Ondersteuning bieden aan initiatieven van burgers en bedrijven door het wegnemen van barrières (in regelgeving bijvoorbeeld), het verbinden van mensen en initiatieven,het betrekken van medeoverheden en af en toe wat financiële prikkels, zijn vaak al voldoende om de energie die in de samenleving aanwezig is tot uitbarsting te laten komen. Een organisatievorm die daar in toenemende voor gekozen wordt en bezig is
10
Zie o.a. e-decentraal: e-Decentraal is in juni 2011 opgericht om een doorbraak te creeeren in de realisatie van decentrale duurzame energie-initiatieven. Lokale partijen burgers, bedrijven en instellingen nemen hun energiehuishouding in eigen hand. Zie www.e-decentraal.com
27
met een ware ‘revival’, is de coöperatie (2012 is toevallig ook het VN-jaar van de coöperatie). Duurzaamheidsinitiatieven van overheden zijn kansrijk als die van meet af aan, samen met alle betrokken partijen worden ontwikkeld. Co-creatie wordt dat wel genoemd. Er zijn inmiddels voldoende bewijzen die laten zien dat investeren in betrokkenheid van mensen vanaf het allereerste begin veel oplevert in termen van draagvlak, tijdsinvestering (minder bezwaarprocedures) en kwaliteit (ook in termen van duurzaamheid) van gekozen oplossingen. En last but not least in de kosten, want duurzaamheid loont. Extra investeren door inzet van sociale instrumenten aan het begin van de pijplijn, levert aan het einde ervan een veelvoud op11.
––– Tip 7 Faciliteer het bedrijfsleven Net als met het communiceren naar burgers kunnen lokale overheden ook een stimulerende rol spelen naar bedrijven en daarmee bijdragen aan het realiseren van een groene economie. Lokale overheden staan het dichtst bij het MKB en Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
onderhouden regelmatige contacten met bedrijven, al was het maar in het kader van vergunningverlening en handhaving. De gemeente Tilburg geeft hier actief invulling aan. Robert Kint vertelt: “We proberen binnen de gemeentegrenzen ook bedrijven te stimuleren en te ondersteunen. Bijvoorbeeld Fuji. In principe is duurzaamheid intern bedrijfsbeleid, maar door als gemeente relaties met kennisinstituten zoals de universiteit en de hogeschool aan te gaan en te bevorderen, werkt het ook binnen zo’n bedrijf door. We zoeken naar allianties met andere partijen. ‘Social innovation’ noemen
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
we dat in Tilburg. Samen met partners wordt door de gemeente rond thema’s een
28
alliantie gevormd, waar nieuwe vormen van samenwerking worden gezocht die bedoeld zijn om elkaar te versterken. Op die manier maken we grote netwerken productief. Daarbij is lang niet altijd de gemeente de trekker, soms speelt de gemeente in zo’n alliantie tweede of derde viool.”
11
Zie onderzoeksrapport Arcadis: Effecten van sociale instrumenten, Leren voor Duurzame Ontwikkeling, Agentschap NL. Arcadis 2011.
Specifiek werkt men aan het stimuleren van MVO bij ondernemers uit de regio: “De gemeente wil lokale initiatieven m.b.t. MVO stimuleren. We nodigen koplopers uit in bijeenkomsten om voorbeelden te delen. De kern van ons MVO beleid is dat People en Planet er in moeten zitten en vaak wordt dat ook goed geschakeld met Profit. Bijvoorbeeld bij C2C-initiatieven. Duurzaamheid is niet alleen ecologie als een aparte lijn zonder relatie met economie en de sociale kant. Bij C2C processen gaat het bijvoorbeeld om verduurzaming van de hele keten, waarbij tegelijk Profit uitgangspunt is om het rendabel te kunnen doen. We benadrukken telkens dat het gaat om de core business van bedrijven ‘plus’. Bijvoorbeeld bij afval verwijderen ( is de core business) plus het hergebruik van grondstoffen. Pas dan is het echt MVO”. Hierbij geeft men zelfs aandacht aan het concept van Total Cost of Ownership: “Er overheerst nog veel te zeer het korte termijn denken in de economie. Eigenlijk moet er uitgegaan worden van de economische en ecologische belasting van een totale keten. Nu zie je vaak dat degene die investeert niet kijkt naar wat er uiteindelijk in de hele keten met die investering gebeurt. Bijvoorbeeld hoe de exploitatie geregeld is, en in de eindfase als iets wordt afgedankt. Dat zie je niet alleen bij de gemeente, maar ook bij het rijk en in het bedrijfsleven. De economische crisis zet hopelijk aan tot nadenken daarover en uiteindelijk tot ander gedrag en een andere benadering”. Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling. Toch blijken gemeenten en provincies op verschillende manieren het bedrijfsleven te kunnen stimuleren. Door partijen bij elkaar te brengen en hierbij de rol van makelaar en schakelaar op zich te nemen. Bedrijven erkennen die rol maar zijn van mening dat overheden zich daar wel voor moeten toerusten (zie ook pagina 58). Gemeenten erkennen dat en geven aan behoefte te hebben aan ondersteuning bij ontwikkeling van MVO beleid, waaronder de ondersteunende rol naar het bedrijfsleven*. In 2008 publiceerde Nyenrode Business University een “onderzoek naar bevordering van duurzaam ondernemen en duurzame innovaties in het MKB door provincies en gemeenten”12. In het rapport werd onder meer geconcludeerd dat overheden bedrijven een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling kennen en erkennen. “Waar behoefte aan is is helderheid over waar elke overheidslaag mee aan de slag moet. Dialoog tussen overheden is nodig om
12
Onderzoek door Prof.dr. G. Keijzers, Drs. H.Bos-Brouwers, Dr. S,Nandram, M.Rensman (BA).
* Adviesrapport Nyenrode Business University en CSr Academy aan Agentschap NL. Auteurs: Hilke Bosbrouwers, Annemiek van Ginneke, Lars Moratis, Timo Cochius., december 2010
29
een verantwoordelijkheidsdeling af te spreken”. De belangrijkste aanbevelingen voor provincies en gemeenten betroffen: provincies gaan duurzaamheidscriteria opnemen in streekplannen gebaseerd op ontwikkelingsplanologie, provincies en gemeenten organiseren gezamenlijke bijeenkomsten met het MKB over de volgende fase van duurzaam ondernemen en innoveren, opzetten van een actieve communicatie door provincies over duurzaam ondernemen als stimulans voor duurzaam innoveren en provincies worden pro-actieve subsidiebemiddelaars. Naar aanleiding van dit onderzoek verscheen datzelfde jaar de publicatie “De Preekstoel voorbij”13 Dit boek leert de ondernemer over de grenzen van de eigen organisatie en sector heen te kijken en naar ketensamenwerking te zoeken. Overheden en andere partijen moeten de externe omstandigheden voor innovatie verbeteren. Maar de MKB-bedrijven zullen zelf ook de handschoen moeten oppakken om werk te maken van duurzaamheid. Dat vraagt om leiderschap, motivatie en durf. Daarmee ligt duurzaam innoveren binnen handbereik.
––– Tip 8 Monitor je vorderingen
Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
De Lokale Duurzaamheidsmeter14 biedt inzicht in de ambities en initiatieven van een gemeente op het gebied van duurzame ontwikkeling. 167 Gemeenten vulden in 2009 de vragenlijsten in. Deze vragenlijsten zijn onderverdeeld in: – People, waaronder de thema’s burgerparticipatie, sociaal beleid en inter nationale samenwerking; – Planet, waaronder de thema’s klimaat en energie, natuur en milieu en duurzaam waterbeheer en – Profit, met de thema’s duurzame bedrijfsvoering, duurzame mobiliteit en duurzaam bedrijfsleven.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Het is meer dan een instrument om de stand van zaken op te maken. De duur-
30
zaamheidsmeter is ook bedoeld om nieuw beleid te entameren en bestaand beleid te verbeteren. Samen kunnen overheden en burgers dan kijken naar die punten in het gemeentelijk beleid waarop mondiale duurzame ontwikkeling verbeterd kan worden. Er kunnen dwarsverbanden gelegd worden tussen enerzijds lokaal klimaatbeleid, duurzame bedrijfsvoering, mobiliteit en anderzijds internationale samenwerking en burgerparticipatie. Op die manier ontstaat er coherentie van beleid waarbij lokale maatschappelijke organisaties betrokken zijn 13 14
“De preekstoel voorbij”. G. keijzers en H. Bos-Brouwers./ van Gorcum, 2008.
http://www.duurzaamheidsmeter.nl/LDM
en de overheid samen met burgers werkt aan duurzame mondiale ontwikkeling. Pascal Elegeert (Fietsen Scoort): “Die kansen liggen er. Kijk bijvoorbeeld naar hoe de gemeente de Lokale Duurzaamheidsmeter invult, welke verbeterpunten daaruit naar voren komen en hoe je daar de campagne Fietsen Scoort als het ware in kunt pluggen.” Naast de Lokale Duurzaamheidsmeter en Provinciale Duurzaamheidsmeter zijn er vele andere monitoring- en benchmarkinstrumenten zoals de Duurzaamheidsbalans van het Brabantse Telos15, de duurzaamheidsmonitor van INSnet16, de in Noord-Holland ontwikkelde CO2-monitor17 etc. Mogelijkheden voor communicatie, bewustwording en leren worden enorm vergroot indien de resultaten van beleid goed worden bijgehouden. Er zijn verschillende instrumenten voor deze monitoring. Bij de meeste instrumenten is de mondiale dimensie niet geëxpliciteerd. Maar door de relatie met klimaat, afval of biodiversiteitsbeleid en met het aandeel duurzaam inkopen kan via monitoring toch inzicht worden verkregen. En kan erover worden gecommuniceerd.
15
http://www.telos.nl/duurzaamheidbalans
16
http://www.insnet.org/nl/duurzaamheidmonitor/
17
http://www.co2monitoring.nl/
31
intermezzo de speciale rol van de waterschappen La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
32
Provincies, waterschappen en regionale uitvoeringsdiensten Naast gemeenten spelen natuurlijk ook provincies en waterschappen als decentrale mede-overheden een rol. Met name provincies waren nog maar enkele jaren geleden geleden redelijk actief op dit gebied, maar hebben als gevolg van bezuinigingen en kern takendiscussies inmiddels hun rol op dit terrein nagenoeg geschrapt. Bij waterschappen was mondiaal beleid niet of nauwelijks een issue.
Maar in indirecte zin raken activiteiten
Voor waterschappen staat in het
van deze overheden natuurlijk ook aan
duurzaamheidsbeleid Millenniumdoel
de mondiale samenleving. Zo sloten
7 centraal: mensen leven in een meer
beide overheden, in navolging van
duurzaam milieu, toegespitst op
de gemeenten (2007), een Klimaat
schoon drinkwater en sanitatie voor
akkoord met het Rijk. De provincies
vijftig miljoen mensen in tien jaar tijd.
deden dat in 2009, de waterschappen
Nederlandse waterschappen dragen
in 2010.
bij aan de mondiale ambities van de
In deze klimaatakkoorden wordt beleid
Nederlandse overheid door met kennis
ontwikkeld op thema’s als: duurzame
en expertise projecten te ondersteu-
overheid, duurzame energieproductie,
nen. Dat kan op basis van een door de
schone en zuinige mobliliteit, duurzaam
Tweede Kamer in 2009 aangenomen
gebouwde omgeving en duurzame
motie om waterschappen de ruimte te
bedrijven. Allemaal beleidsterreinen
bieden om hun deskundigheid, kennis
waarbij de effecten de grenzen van
en ervaring in te zetten voor ontwik-
Nederland ver overschrijden.
kelingssamenwerking. De Nederlandse waterschappen hebben veel kennis
Provincies kunnen hun duurzaam-
over waterbeheer, bescherming tegen
heidsbeleid monitoren met behulp van
overstromingen of afvalwaterbehan-
de Provinciale Duurzaamheidsmeter18 waterschappen hebben daarvoor de
deling en de bestuurlijke organisatie
Waterschap Duurzaamheidsmeter19.
de Nederlandse waterschappen
De provinciale duurzaamheidsmeter
kan niet zomaar één op één worden
biedt inzicht in de ambities en
overgeplant. Culturele tradities en
initiatieven die een provincie heeft
opvattingen, gewoonten en gebrui-
op het gebied van duurzame ontwik-
ken in waterbeheer zijn wereldwijd
keling. Friesland, Gelderland, Gronin-
verschillend. Inzicht hierin helpt
gen, Noord-Brabant, Noord-Holland,
waterschappen om nieuwe concep-
Overijssel en Zeeland vulden in 2010
ten van waterbeheer te ontwikkelen,
de provinciale duurzaamheidsmeter
passend in de lokale context. Dit is een
in. De Provincie Limburg werd in 2010
basis voor kennisuitwisseling tussen
koploper van de Provinciale Duurzaam-
verschillende gebieden en landen.
daarvan. Die kennis en ervaring van
heidsmeter.
18
http://www.duurzaamheidsmeter.nl/PDM
19
http://www.duurzaamheidsmeter.nl/WDM
33
Waterschappen ondersteunen con
Op regionaal niveau doet ook een
crete projecten in ontwikkelingslan-
nieuwe organisatie haar intrede: de
den. Het Hoogheemraadschap van
Regionale UitvoeringsDienst (RUD).
Schieland en de Krimpenerwaard
In deze organisatie bundelen gemeen-
doet dat bijvoorbeeld in een project
ten en provincies ambtelijke capaceit
in Semarang, Indonesië (capaciteits-
die in eerste instantie met name wordt
ontwikkeling, oprichting waterauto-
ingezet op het gebied van vergunning-
riteit, ontwikkeling van een polder en
verlening en handhaving. Over het
recycling van zwerfafval). Waterschap
definitieve en uiteindelijke takenpak-
de Dommel en Hoogheemraadschap
ket vindt nog de nodige discussie
De Stichtse Rijnlanden werken
plaats, maar in de loop van 2012
samen aan een project in Matagalpa,
zullen de RUD’s daadwerklijk van start
Nicaragua aan de verbetering van
gaan. In Nederland zullen 30 RUD’s
drinkwater- en sanitaire voorzieningen
worden opgericht.
en opleiding van lokale ingenieurs.
Duurzaamheid of Maatschappelijk
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
intermezzo de speciale rol van de waterschappen
verantwoord ondernemen spelen in de
34
De Unie van Waterschappen ontwik-
vorming van de RUD’s nog nauwelijks
kelde met behulp van het programma
een rol. Het programma Leren voor
Leren voor Duurzame Ontwikkeling
Duurzame Ontwikkeling van Agent-
in 2007 ook een MVO-scan voor
schap NL organsieerde daarom een
waterschappen. Uitgangspunt daarbij
pilot in samenwerking met de regio
was dat een waterschap niet alleen
nale Milieudienst Midden-Holland
zou moeten voldoen aan de formele
gericht op de vraag: hoe kan duur-
taken en verplichtingen, maar ook haar
zaamheid een rol spelen in de interne
maatschappelijke verantwoordelijkheid
bedrijfsvoering en de externe dienst-
dient te nemen op sociaal, ecologisch en economisch gebied en daarover de
verlening van een RUD?20 Conclusie; er is veel duurzaamheids-
dialoog moet aangaan met alle betrok-
winst mogelijk zowel bij een RUD als
ken belanghebbenden.
bij de gemeenten in de betreffende regio.
20
Project “Duurzaamheid als Motor”, eindrapport december 2011. uitgevoerd door Cailin partners in opdracht van Programmabureau NME-LvDo van Agentschap NL.
35
36
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Deel 2 De bijdrage van bedrijven
Deel 2
De rol van bedrijven
Inleiding Ook voor MKB bedrijven zijn er verschillende manieren om een bijdrage te leveren aan de mondiale kant van duurzame ontwikkeling. Een aantal van deze strategieën vertoont overeenkomsten met die van decentrale overheden, maar zijn wel anders in hun uitwerking.
Voor bedrijven is ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ (MVO) een zeer belangrijk concept. In Nederland werd daarvoor in het jaar 2000 een belangrijke basis gelegd door de SER, die in de publicatie “De Winst van Waarden” een aantal uitgangspunten vastlegde: het belang van waardecreatie op de drie dimensies van de tripple P (People, Planet, Profit) en een relatie met alle stakeholders. De OESO-richtlijnen werden daarbij als standaard gehanteerd voor passend gedrag in het internationale verkeer. De organisatie MVO Nederland21 is anno 2012 het belangrijkste kenniscentrum op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De organisatie heeft inmiddels een kleine 2000 partners en een uitgebreid programma in samenwerking met vele branche-organisaties. MVO wordt door steeds meer bedrijven in de bedrijfsstrategie opgenomen. Bijvoorbeeld bij het Belgische familiebedrijf Beltrami waar MVO vanaf het begin in de bedrijfsfilosofie is ingebakken. Bram Callewier: “Al vanaf het begin streven we zoveel mogelijk transparantie en ethisch handelen na in het bedrijf. Bijvoorbeeld bij de selectie van leveranciers: we kiezen voor langdurige relaties. Sinds 2007 hebben we ons duurzaamheidsbeleid geformaliseerd, niet om ‘lucht’ te verpakken, maar om het echt waar te maken. Duurzaam ondernemen is voor een deel gekaapt door de marketingwereld, waardoor er geen langdurige relaties met echte resultaten worden opgebouwd. Dan wordt het slechts een uithangbord. Het bedrijf moet MVO van zich zelf uitstralen”. MVO gaat verder dan wetgeving legt Leen van Dijke (VolkerWessels) uit: “MVO gaat bij ons boven de wet- en regelgeving uit. Ons rijdend materieel bijvoorbeeld, voldoet niet alleen aan alle geldende duurzaamheidseisen maar gaat voor de 21
Zie www.mvonederland.nl
37
beperking van de uitstoot royaal uit boven de Europese regels. Toen er een dramatisch ongeval plaatsvond hebben we niet gezegd ‘we voldoen aan de regels en niet meer dan dat’, maar zijn we gaan onderzoeken wat er toch nog meer te verbeteren is. We hebben bijvoorbeeld besloten al onze auto’s uit te rusten met winterbanden, ook al is het geen wettelijk voorschrift. De veiligheid van medewerkers vinden wij belangrijk.” MVO vindt dus plaats binnen het eigen, primaire proces van het bedrijf. In bedrijfseconomische zin behoren de kosten en opbrengsten daarvan tot het normale bedrijfsproces. VolkerWessels beperkt zijn MVO-beleid evenmin tot Nederland. Leen van Dijke over de internationale MVO-ambities van het bedrijf: “Bij de spoorbouw in Nederland willen we veilig deugdelijk materiaal voor alle betrokkenen. In Bandung, Indonesië, is dat niet anders. We willen ook daar een faire beloning, goede veilige arbeidsomstandigheden en geen corruptie. We staan toe dat anderen, van buiten het concern, nagaan of we doen wat we zeggen. Daarvoor hebben we een convenant met Building and Wood Workers International (BWI) afgesloten en een keer per jaar gaan we naar een plek die door BWI wordt uit gekozen om na te gaan of we nakomen wat we beloven.” Het Social Venture Network22 kiest voor een nieuwe koers: het wereldverbeterend ondernemen (WVO). Wat je als bedrijf doet moet expliciet gericht zijn op het ver-
Deel 2 De bijdrage van bedrijven
beteren van de wereld. Dus niet minder slecht doen, maar goed doen. In de interviews is door de geïnterviewden regelmatig gewezen op de samenhang tussen duurzaamheid en MVO als behorende tot de core business van het bedrijf. Leen van Dijke (VolkerWessels) in dat verband: “Voor ons is MVO een interactief proces. Maatschappelijke betrokkenheid moet verankerd zijn in de hele bedrijfsvoering en daarmee ben je dus nooit klaar”.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
En zelfs binnen MVO zijn er nog volop keuzes. Thomas Schuurmans (ProPor-
38
tion Foundation) legt uit: “Ga je met MVO aan de slag om naar nul negatieve impact te groeien of streef je naar een positieve impact? Er zijn in principe twee mogelijkheden. ‘Less bad’ waarbij het bedrijf naar een situatie wil waarin zo weinig mogelijk verkeerd gedaan wordt in termen van milieubelasting. Dan richt je je er op om je negatieve effecten te verkleinen, maar er blijven nog altijd negatieve effecten over ( milieu-effiency). Meest snelle en effectieve manier om dit te bereiken is simpelweg ophouden te bestaan. De andere en volgens ons betere benadering, is om te willen groeien naar 100% goed (milieueffectief). Daarbij streef je 22
www.svnnederland.nl
naar 100% kwaliteit. Dat houdt ook in dat een bedrijf nooit klaar is: er liggen altijd nieuwe uitdagingen en mogelijkheden. Het is een groeipad waarbij juist de consument je kan helpen. Hoe meer mensen jouw goede producten afnemen, des te sneller kun je innoveren om de volgende stap te zetten. Dit biedt kansen voor positieve en oprechte communicatie over je roadmap naar 100% goed.”
MVO in India MVO Nederland onderzocht samen met Utrechtse MKB-ondernemers, CREM, Habitat for Humanity en COS Utrecht de kansen voor MKB-ondernemers in het Ramanathapuram district in India. Er is gekeken naar interessante producten en diensten voor arme gemeenschappen in deze regio. En vooral ook naar de mogelijkheden voor Utrechtse ondernemers om deze kansen op te pakken. Uit veldonderzoek bleek dat de meeste behoeften van de gemeenschap in Ramanathapuram liggen in de watersector, financiële dienstverlening en communicatie & ICT. In workshops was de vraag hoe Utrechtse MKB-ondernemers hier op kunnen inspelen. Het werd de Utrechtse ondernemers duidelijk dat ondernemen in India vanuit de huidige business-structuur zo makkelijk nog niet is en dat het vrij lastig is om je vanuit Nederland goed te verplaatsen in de ‘nieuwe consument’ daar. Er is behoefte aan meer gedetailleerde informatie over het gebied en aan ondersteunende instanties die helpen bij het verkennen van een geschikte manier van werken. Verder onderzoek en samenwerking met lokale NGO’s en instanties kan hierbij helpen. De resultaten van de workshops leidden tot 3 marktverkenningen in India die richting geven aan vervolgstappen. Het nieuwe Bottom-of-Piramyd Innovation Centre kan hier met haar kennis, ervaring en contacten een centrale rol vervullen.
Bedrijven die niet voor 100% MVO in de core business gaan zijn de ‘losers’ van de toekomst vindt Joost Oorthuizen (Initiatief Duurzame Handel, IDH), een multi-stakeholderinitiatief met overheidsgeld. Hij stelt dat die op termijn ten dode opgeschreven zijn: “Maatschappelijk verantwoord ondernemen was tot voor kort iets dat je er bij deed. Bijvoorbeeld in de vorm van steun aan maatschappelijke projecten. Het bedrijfsleven bestaat uit commerciële ondernemingen en die zetten maximaal 1 tot 1,5 % van de winst in voor dergelijke zaken. Dat redt de wereld niet. Alleen als bedrijven gaan zien dat 100% duurzaamheid een c ommerciële
39
kans is, een bedrijfsstrategie en economisch uitgangspunt, dan kunnen we de toekomst aan. Bedrijven die deze keuze niet maken zijn de losers.” Gesteld kan worden dat bij het bedrijfsleven de geest uit de fles is wat betreft MVO. Bij voorlopers komt dat voort uit de eigen bedrijfsfilosofie, bij volgers is dat meer door druk van buiten of door de groeiende overtuiging dat duurzaamheid loont. Zoals aangegeven is, is MVO bovenwettelijk en dat maakt dan ook dat bedrijven verschillende ambities en insteken hebben om het concept handen en voeten te geven. Sommige gaan voor ‘beter doen’ en anderen kiezen voor ‘het goede doen’. Maar zonder MVO-beleid geen bedrijfstoekomst. Onlangs verklaarden VNO-NCW en MKB Nederland MVO en duurzaamheid tot de norm voor het hele Nederlandse bedrijfsleven23. Maar ook individuele bedrijven als Rabobank: (duurzaamheid als kernwaarde), Triodos, (werken op een manier die mens en milieu ten goede komt en duurzame ontwikkeling bevordert) en vele andere hebben duurzaamheid inmiddels hoog in het vaandel staan. Er is een groeiende groep bedrijven in Nederland die zich organiseert op het onderwerp duurzame ontwikkeling. Een aantal koplopers richtte De Groene Zaak op dat inmiddels 115 partners kent.Deze bedrijven zijn ervan overtuigd “dat vergroeners verdienen in de toekomst. En dat op termijn maar één businessmodel winstgevend is: een duurzaam businessmodel”. Deel 2 De bijdrage van bedrijven
De Groene Zaak heeft 6 basisprincipes geformuleerd: neem een duurzaam verdienmodel als uitgangspunt, verminder afval en verspilling, neem ketenverantwoordelijkheid, zet in op maximale energiereductie en gebruik van duurzame energie, zet je in voor nieuwe duurzame financieringsmodelelen en bouw aan een duurzaam leiderschap24. Landelijk is het de organisatie MVO Nederland die aan de weg timmert en
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
bedrijven ondersteunt en stimuleert bij het invullen van hun maatschappelijke
40
rol. Individuele bedrijven kunnen partner worden en met branche-organisaties worden programma’s ontwikkeld om leden van die branches maatschappelijk verantwoord te laten ondernemen.
23
“Onze Gemeenschappelijke Toekomst”. Brochure VNO-NCW en MKB Nederland, 2012. Downloaden via www.vno-ncw.nl
24
Zie www.degroenezaak.nl
––– Tip 1 Besteed voldoende aandacht aan de P van People De geïnterviewden is gevraagd welke rol People, Planet en Profit spelen bij het MVO beleid. Het natuursteenbedrijf Beltrami benadert de drie P’s in eerste instantie vanuit het eigen bedrijfsperspectief. Dat wil zeggen dat men kijkt op welke manier People, Planet en Profit in het eigen bedrijf en voor het eigen personeel een rol spelen. Bram Callewier: “Wat betreft People gaat het bijvoorbeeld om gezondheid en veiligheid op het eigen bedrijfsterrein, faciliteiten voor het personeel. Planet zie je terug in onze nieuwbouw: geheel volgens het concept van duurzaam bouwen en met zonnepanelen die in de zomer tweederde van het energieverbruik dekken. Al onze vrachtwagens voldoen aan eco-5 normen en de chauffeurs krijgen een training in zuinig rijden. En wat de Profit betreft: We zijn een familiebedrijf en het geld dat wordt verdiend gaat terug in het bedrijf en wordt in maatregelen gestoken die ten goede komen aan de duurzame bedrijfsvoering. In de economische crisis hebben we gedwongen ontslagen voorkomen, we willen mensen houden en investeren in opleiding en nieuwe technologie.” VolkerWessels kijkt naar de landen van herkomst en hoe je een visie op lange termijn kunt ontwikkelen voor en met de belanghebbenden elders op de wereld. Leen van Dijke verbindt daarbij markt en Profit met elkaar en geeft een voorbeeld: “De producent moet weten dat hij een gegarandeerde afname heeft. Een concessiehouder in Peru die wil kiezen voor duurzaam bosbeheer moet er van op aan kunnen dat er voor FSC-hout ook afnemers zijn. Anders kan zo’n concessiehouder niet met de markt mee. Heeft hij die garanties, dan levert duurzame ontwikkeling ook daar Profit op.” Thomas Schuurmans (ProPortion Foundation) vertelt dat Profit bij hen niet centraal staat maar de vraag aan wie Profit ten goede komt: “De P van people staat bij ons centraal. Het moet gaan om de kwaliteit van het leven van mensen. ‘Base of Pyramid25’ definieert ‘social business’ als iets dat in dienst staat van de mensen die je wilt bereiken: voor wie wil je wat betekenen, voor wie moet iets ‘Profit’ hebben? Stel een concern wil melk voor de allerarmste kinderen in Vietnam betaalbaar maken. Maar dat lukt niet als alleen vanuit het product wordt gedacht, of vanuit de Profit. Wij zeggen dan: vertrek vanuit de kinderen en zet die centraal. Die kinderen maken deel uit van een ‘community’, het dorp waar ze wonen en de school waar ze naar toe gaan en die ‘community’ heeft een diversiteit aan behoeften en wensen. ‘Portions’ noemen we die, zoals Educatie, Voeding, Water,
25
http://en.wikipedia.org/wiki/Bottom_of_the_pyramid
41
Gezondheid, Familie & Vrienden, Empowerment. Wanneer je de context van een community in bredere zin begrijpt, stelt dit je in staat om tot nieuwe onderscheidende business concepten te komen: een samengestelde propositie op basis van de meest relevante ‘portions’. Dit noemen we dan ‘ProPortion’, hetgeen de verklaring is van onze naam. Het is een holistische visie op de behoeften van de community. Tussen die portions en de doelgroep ga je verbindingen zoeken. Wordt de melk bijvoorbeeld op school verdeeld, dan is een link met educatie over hygiëne voor de hand liggend. Voor de distributie zijn de vrouwen belangrijk: die kunnen er een eigen ‘business opportunity’ mee creëren. Je betrekt er meerdere partijen bij. Op die manier wordt door ons het hele verhaal in beeld gebracht en het ontwerp er op aangepast. Dat gaat verder dan alleen de melkverpakking. Het levert nieuwe partners en een nieuw ‘business model’ op waardoor het wellicht wel mogelijk wordt om melk rendabel aan te bieden aan de allerarmsten.” Een vergelijkbare aanpak wordt momenteel in praktijk gebracht in Bangladesh, waar een social business genaamd ‘SuJoL’26 rondom schoon drinkwater wordt ontwikkeld. Ook Pascal Elegeert (Fietsen Scoort) stelt de P van People centraal. Maar dat betekent niet dat Planet en Profit ondergeschikt zijn of slechts zijdelings aan bod komen. In tegendeel: “De oorzaken van de klimaatcrisis liggen grotendeels in het welvarende deel van de wereld maar leidt in de toekomst in ontwikkelingslanden tot schrijnende Deel 2 De bijdrage van bedrijven
gevolgen. Zij hebben er niet om gevraagd, zijn het minst de veroorzaker maar hebben er wel de meeste last van. Dat is een afwentelingsprobleem: zowel in plaats als in tijd. Duurzame ontwikkeling heeft ook te maken met het mondiale verdelings- en schaarstevraagstuk. Duurzaamheid is een antwoord op ongelijke verdeling. De oplossing voor de onacceptabele ongelijkheid wereldwijd moet ook in het Westen gevonden worden. De campagne Fietsen Scoort leidt tot een beter milieu, een betere leefomgeving en een beter klimaat. Dat speelt zowel hier
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
als daar een rol. De Profit kant speelt ook mee. Voor de werkgever levert het deel-
42
nemen aan de campagne economische winst op door minder ziekteverzuim en betere bereikbaarheid. Het is zo dat als je met duurzame ontwikkeling geld kunt verdienen, ondernemers geïnteresseerd en alert zijn. Als het om People gaat en een duurzame kwaliteit van leven, moet je je realiseren dat je ook wereldburger bent. Niet-duurzaam consumeren is een boemerang die bij je terugkomt, vroeg of laat.”
26
http://sujol.akvoapp.org/
De campagne Fietsen Scoort is een community van ruim 29.000 deelnemers (www.fietsenscoort.nl). De website (www.fietsenscoort.nl) en de maandelijks digitale nieuwsbrief geven toegang tot informatie op de thema’s klimaatverandering, milieu en duurzame mobiliteit. Op die manier bevestigt de campagne de relatie tussen het gewenste gedrag, fietsend naar het werk, en het terugdringen of afremmen van klimaatverandering wereldwijd. Deelnemers kunnen met het eigen fietsgedrag geld verdienen voor projecten in ontwikkelingslanden. De sponsorgelden die bij elkaar worden gefietst worden geïnvesteerd in duurzame projecten in ontwikkelingslanden. Onder andere van kleinschalige ontwikkelingsorganisaties actief in bijvoorbeeld Nepal, Kenia, de Dominicaanse Republiek, Namibië, de Filippijnen, Indonesië, Peru en India. De genomineerde projecten dragen allemaal bij aan een beter klimaat.
Voor Joost Oorthuizen (IDH) is de verbondenheid van de 3 P’s vanzelfsprekend: “Alleen als je goed zorgt voor People en Planet maak je winst. Dat is de basis van duurzame economie. Doe je dat niet dan maak je verlies. Steeds meer bedrijven hebben dat door en kiezen daar voor. Bijvoorbeeld Akzo-Nobel. Dat bedrijf heeft een strategische keuze gemaakt en die geïntegreerd in het bedrijfsmodel. Ze helpen toeleveranciers in hun keten om duurzaam te produceren en stimuleren innovatie, bijvoorbeeld in China.” Uit de gesprekken blijkt dat de 3 P’s Planet People Profit onlosmakelijk in het MVO beleid van bedrijven verbonden zijn. Verder komt duidelijk naar voren dat vooral de P van People leidt tot een helder inzicht in de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling.
––– Tip 2 Neem ketenverantwoordelijkheid Zoals in het deel voor decentrale overheden is aangegeven, vormt ketenverantwoordelijkheid de mondiale kant van het MVO beleid. Voor het natuursteenbedrijf Beltrami van Bram Callewier is dit een belangrijk aspect van de hele bedrijfsvoering. Hierbij speelt meer dan alleen de materialenketen. Ook economische aspecten en sociale criteria spelen een rol:
43
“Het is belangrijk om met de toeleverancier te werken aan afstemming tussen de lokale omstandigheden enerzijds en de continuïteit van de productie anderzijds. Er zijn ook economische redenen waarom wij dit doen, naast het gegeven dat het past in de bestaande bedrijfsfilosofie en we ons zo onderscheiden van de concurrent. Zo’n economisch argument voor verduurzaming is kostenefficiëntie: de ‘supply’ keten is niet efficiënt. Kostenefficiëntie is zowel voor Beltrami als voor onze toeleveranciers van belang. We zijn dus bondgenoten. Het is bijvoorbeeld een probleem om in de zomermaanden de productie op peil te houden: dat is in India de regentijd en dan werken veel arbeiders, die ook boeren zijn, op het land. Maar juist dan is hier de vraag het grootst. Dan is het een reëel risico dat er kinderarbeid plaatsvindt, ook al is het slechts in beperkte mate, en dat wil je niet”
Ketenverantwoordelijkheid in Zeeland Een LvDO project van COS Zeeland, MKB Zeeland, enkele gemeenten en Hogeschool Zeeland omvatte bijeenkomsten voor MKB ondernemers waar ze met elkaar én met deskundigen kennis namen van MVO. Het project besteedde veel aandacht aan het mondiale (keten-) aspecten van MVO. Denk bijvoorbeeld aan ethisch importeren, ketentransparantie en arbeidsomstandigheden elders. Hierbij werd de ondernemer niet alleen als functionaris aangesproken, maar ook als persoon. Daarnaast vormde het project Deel 2 De bijdrage van bedrijven
door het internationale accent een aanvulling op en versterking van vergelijkbare initiatieven in de Provincie Zeeland.
Ketens kunnen hierbij niet alleen lineair maar ook cyclisch worden opgevat. Thomas Schuurmans (ProPortion Foundation) geeft daar inzicht in: “Standaard wordt een keten voorgesteld als een lineaire opeenvolging van stap-
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
pen in het productieproces, tot uiteindelijk bij de consument. Daarbij staat de
44
Planet altijd aan het begin van de keten. Denk aan grondstoffenwinning en milieuaspecten in de productie. De Planet is als het ware een businesspartner waar je zaken mee doet. De consument staat aan het einde van de keten. In die ketenvisie kom je vrijwel nooit bij andere partners uit dan zij die direct een plek hebben in de productieketen. Wij stellen daarentegen de consument centraal in de keten, en alle andere ketens zetten we er omheen. Een meer cyclisch model, dat veel eerder uitnodigt om er andere, nieuwe ketenpartners bij te betrekken. Partners die in de lineaire keten niet aan bod zouden komen. Als we bijvoorbeeld een afvalproject zouden opzetten, dan zou in een lineaire keten spelers uit de gezondheidszorg of het onderwijs niet voor de hand liggende ketenpartners zijn. In ons model wel.”
Beltrami sluit aan bij deze ketenbenadering. Het bedrijf koppelt de verbeteringen in de winning van natuursteen in India aan projecten die op de mensen gericht zijn. Niet alleen de werknemers in de steengroeves, maar in de wijdere omgeving daarvan. Bram Callewier geeft een voorbeeld: “Gezondheidszorg is belangrijk, maar voor de meeste mensen onbereikbaar. Ze zijn niet verzekerd, of voorzieningen zijn niet bereikbaar. In India organiseren we ‘health camps’ in drie stadjes waar veel arbeiders die in de steengroeves werken vandaan komen. Zo’n health camp komt een keer per maand er naar toe met een dokter, laborant, verpleegkundige en paramedisch personeel. Iedereen die in het stadje woont, niet alleen de werknemers van de groeve, kan langskomen voor onderzoek, tests, advies en medicijnen. De paramedici doen de opvolging in de weken daarna zoals medicijnen verstrekken. De health camps worden geanalyseerd: welk effect hebben ze en hoe kun je het structureler doen, hoe haal je de vrijblijvendheid er uit? Want dat is wel een dilemma: voorzie je in deze vorm op de meest duurzame manier in zorg of moet je nadenken over het maken van afspraken met werkgevers en de bestaande voorzieningen? Bijvoorbeeld over verzekeringen, wie die betaalt en hoe je de toegankelijkheid tot de bestaande gezondheidszorg kunt verbeteren.” Het niet altijd eenvoudig om zicht en invloed op de hele keten te houden. Het blijft vaak zoeken naar mogelijkheden om onvolkomenheden in de keten aan te pakken. Een voorbeeld is een bouwwerk van VolkerWessels waar natuursteen in toegepast werd: “Aan de directeur van een van onze bouwbedrijven hebben we gevraagd of hij het land van herkomst kende. Dat bleek het geval; men was daar geweest, maar men had zich weg laten houden bij de steengroeves terwijl het nu juist van belang is na te gaan onder welke omstandigheden het product gewonnen wordt. Dan hebben we het daarover: immers zowel onze opdrachtgever als VolkerWessels zou ontevreden zijn als zou blijken dat het materiaal onder slechte arbeidsomstandigheden wordt gewonnen. De leverancier heeft daar de verantwoordelijkheid voor. We blijven nagaan in de keten waar we explicieter kunnen worden naar onderaannemers en leveranciers over de uitwerking van ons eigen morele kader. Dat betekent dat wanneer een opdrachtgever aan ons een eis stelt, wij die eis ook stellen aan onze onderaannemers en toezien op naleving.”
45
Drie belangrijke aspecten bij ketenverantwoordelijkheid volgens het MVO-platform 1 Verantwoordelijkheid voor de gehele keten. Er worden geen begren zingen aangegeven t.a.v. het aantal schakels in de keten waarvoor een ondernemer verantwoordelijkheid draagt. 2 Verantwoording aan en dialoog met belanghebbenden. Bedrijven betrachten openheid en zijn transparant over hun rol in de keten. Bijvoorbeeld door te rapporteren over gedragsregels en controle systemen die gehanteerd worden, het gebruik van keurmerken, publiceren van maatschappelijke jaarverslagen en door belanghebbenden van informatie te voorzien. Tot de belanghebbenden in de keten en daarbuiten worden niet enkel de aandeelhouders gerekend. De ‘dialoog’ gaat verder dan informatievoorziening op zich. Bedrijven die hun verantwoordelijkheid serieus nemen oefenen ook pro-actief invloed uit op hun ketenpartners om daar verbeteringen tot stand te brengen en hen daarbij te ondersteunen. 3 Ketenverantwoordelijkheid beperkt zich niet tot de ‘harde’ productie sector, maar heeft ook betrekking op eigendoms- en handelsrelaties. (Voor meer info over het MVO Platform zie ook pagina 18).
Sommige geïnterviewden beginnen met het werken aan de keten vanaf de Deel 2 De bijdrage van bedrijven
andere kant. Door mensen elders centraal te stellen en uit te gaan van het ontwerp. Stella van Himbergen van Dutch Development in Design (DDiD) werkt met retailers en importeurs die hun huidige of een nieuw te ontwikkelen productassortiment duurzaam willen maken. “We zoeken daarbij producenten en Nederlandse ontwerpers die met nieuwe materialen en grondstoffen ecologisch verantwoord en fair trade willen werken. Zo zijn opdrachtgever, producent en ontwerper -gezamenlijk in de keten- gericht op het tot stand brengen van een
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
duurzaam product en productieproces. Leren van elkaar, kennisoverdracht en creativiteit staan daarbij centraal. De werkwijze van DdiD biedt veel mogelijkheden. Stella van Himbergen geeft een paar illatratieve voorbeelden: “Van wilde rubberbomen uit het Amazonewoud in Brazilië tappen ze een natuurlijke grondstof: latex. Als je dit combineert met katoen of jute ontstaat er een ambachtelijk en duurzaam alternatief voor leer. Voor onze opdrachtgever resulteerde dit in stijlvolle en hoog kwalitatieve tassen voor het middenhoge marktsegment. Door wilde rubber te gebruiken die mensen in de Amazone in staat stelt een inkomen te verdienen hoeven er geen bomen gekapt te worden. Dat betekent behoud van biodiversiteit en natuurlijk leef omgeving.
46
In Kenia is de waterhyacint een onkruid in het Victoriameer dat de kwaliteit van leven in het meer aantast. Door samenwerking tussen ontwerpers en producenten wordt het als een nieuwe grondstof voor papier en touw in eindproducten gebruikt. Zo wordt een milieuprobleem opgelost en tegelijkertijd een biologisch afbreekbaar product gemaakt”. DDiD kijkt met haar opdrachtgevers naar alle aspecten –milieu, sociaal, fair tradeen alle stappen en partners in de keten. Stella van Himbergen: “Vrijwel geen enkel product of productieproces zal 100% duurzaam kunnen zijn op alle aspecten. En los van duurzaamheid moet elk product voor alle partners iets opleveren! Dat is het startpunt voor ondernemen en gelijkwaardigheid tussen de ketenpartners. Op verschillende punten zullen dus afwegingen en compromissen moeten worden gemaakt. Hoe kan de milieudruk van het product verminderd worden? En welke realistische keuzes kunnen er zijn in ontwerp, materiaal, productie, transport en eindverwijdering? Waar vindt productie plaats en wordt een lokale economie daarmee gestimuleerd. Wordt er eerst gestart met een halffabricaat en vindt pas in een later stadium productie plaats in het land van herkomst? Hoe sociaal opereren (kleine) producenten in ontwikkelingslanden? En welke standaarden zijn realistisch? Wel of geen keurmerk, en zo ja welk keurmerk is relevant? Het vinden van de juiste productiepartners in ontwikkelingslanden en opkomende markten is vaak tijdrovend en zeker niet gemakkelijk. Ze moeten voldoen aan alle eisen niet alleen fair trade maar ook wat betreft duurzame materialen, productiecapaciteit, kwaliteit en kostprijs. Het begrijpen en omgaan met de ‘cultuurverschillen’ en rekening houden met lokale omstandigheden en gewoonten is cruciaal voor een succesvolle samenwerking. Welke marges zijn ‘fair’ voor alle deelnemende partijen? Door al dit soort vragen in combinatie te beschouwen kan de beste balans worden gevonden tussen sociale, ecologische en bedrijfsmatige aspecten. DDiD brengt die retailers, ontwerpers en producenten bij elkaar met de juiste combinatie van mogelijkheden, ambities en mentaliteit gericht op het verduurzamen van de productieketen” Joost Oorthuizen van IDH geeft aan dat ketenverantwoordelijkheid ook te maken heeft met de consument: “Het gevoel bij een product, de beleving en het belang van de consument speelt daar ook een rol in. De consument wil bijvoorbeeld geen kinderarbeid. Maar je
47
kunt als bedrijf niet zo maar alle kinderarbeid uit de productieketen bannen. Dan moeten er ook alternatieven komen voor die kinderen. De rol van het bedrijfsleven daarbij is in discussie. Het bedrijfsleven moet in ieder geval niet zelf schooltjes gaan bouwen. Wat wel kan is bijvoorbeeld wat Ikea doet: die geeft geld aan Unicef ten behoeve van programma’s voor kinderen. Dat is een vorm van publiekprivate samenwerking die wel werkt en een vorm waarin het bedrijf zijn keten verantwoordelijkheid verder invult.” Uit voorgaande gesprekken blijkt wel dat het nemen van ketenverantwoordelijkheid een bedrijf al snel brengt in landen ver weg. Daarnaast blijkt dat er meer is dan alleen de materiaalketen. Deze is dan wel een ingang om betrokken te zijn bij de productie van grondstoffen in andere landen, maar ook sociale en economische aspecten zijn van belang. Daarnaast kunnen ketens op verschillende wijze worden opgevat en is een lineair model maar een deel van het plaatje. Ook blijken verschillende geïnterviewden op verschillende plekken in de ketens te starten: bij de lokale ontwerper in andere landen tot en met consumenten in Nederland. Duidelijk is dat echte mondiale duurzaamheid vraagt om het rond maken van de cirkel en het vinden van structurele oplossingen.
Deel 2 De bijdrage van bedrijven
––– Tip 3 Sluit kringlopen met C2C Een andere ingang voor beleid van bedrijven gericht op duurzame ontwikkeling is het concept Cradle to Cradle (C2C). Bij Desso is C2C de kern van de filosofie als het gaat om duurzaamheid. Rudi Daelmans: “De inzet is op de eerste plaats verbetering van kwaliteit van leven. Dat betreft zowel onze werknemers als onze klanten. Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. We willen produceren zonder negatief effect op de omgeving.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Het streven is om in 2012 100% duurzame energie te gebruiken, inclusief de
48
warmteopwekking. Een ander target is dat het afvalwater dat we lozen schoner is dan het oppervlaktewater waarop we lozen. In het productieproces zelf zijn de doelen m.b.t. C2C dat we onze grondstoffen op een zo hoog mogelijk niveau willen kunnen hergebruiken. In 2020 willen we volledig C2C produceren. Dat betekent dat producten die dat nu nog niet zijn zo worden doorontwikkeld dat ze dat dan wel zijn en producten waarmee dat niet gaat worden uitgefaseerd. Die produceren we dan niet meer.” In de visie van Thomas Schuurmans de ProPortion Foundation gaat C2C verder dan een grondstoffen- of materialenkringloop:
“We gebruiken de uitgangspunten van C2C als instrument, niet als doel op zich of als economisch besparingsmodel maar om bij te dragen aan de kwaliteit van leven voor nu en later. Het gaat daarbij om meer dan het sluiten van een materialencyclus. Het gaat ook om transparant en oprecht communiceren. Net als bij het streven naar 100% goed, gaat het bij C2C erom dat je terugkeert naar de goede intenties. Dit behelst dus ook hoe je aankijkt tegen winst maken. Zie je dat als zelfverrijking of gebruik je winst om te innoveren in goed? Ben je bereid om je model te innoveren en inkomsten eerlijk te distribueren, of leaseconstructies te overwegen zodat je eigenaar blijft van het product? Dit is niet alleen effectief om de materialenstroom te beheersen, maar het levert ook een servicecontract op met je klanten waarmee je frequenter een relatie kunt onderhouden. Verkoop je alleen een product, dan verlies je je klant misschien wel jaren uit het oog.” Over de relatie tussen de C2C uitgangspunten van het bedrijf en de relatie daarvan met effecten voor mensen in ontwikkelingslanden zegt Rudi Daelmans: “Je kunt wat je doet in je core business niet één op één vertalen naar belangen en positie van mensen in ontwikkelingslanden.Waarden en normen die men in een land als Nederland heeft kun je niet zomaar opleggen aan andere landen in andere continenten. Maar je moet wel je verantwoordelijkheid nemen als bedrijf. Bijvoorbeeld met SA 8000 certificering, met name op sociale aspecten. Dat is niet sec voor mensen in ontwikkelingslanden van belang maar het is wel een minimale basis voor alle landen waar Desso actief is, inclusief China. Er zijn wel indirecte effecten, bijvoorbeeld bij ons streven naar hergebruik op een zo hoog mogelijk niveau. Je wilt producten maken van materialen die niet schadelijk zijn voor mens en milieu. Dat stelt eisen aan de instroom van materialen en geeft tevens een signaal aan anderen om grenzen te stellen aan wat je onder recyclen verstaat: echt hergebruik en afval niet exporteren naar verre landen waar mensen onder slechte omstandigheden en ongecontroleerd er mee aan de slag gaan, zonder dat ze weten wat er in zit. Dat is de intrinsieke boodschap die je hebt. We willen meer vorm geven aan de people-kant: initiatieven steunen zoals de hongerloop. Een ander indirect voorbeeld is dat we kijken naar het gebruik van biologisch afbreekbare grondstoffen maar letten er daarbij op dat de productie van biologische grondstoffen op de lange termijn niet ten koste gaat van milieu en mensen elders.” Er zijn ondertussen in Nederland op verschillende plaatsten initiatieven rond C2C ontstaan. Zo is er bijvoorbeeld in Noord-Nederland een samenwerkingsverband van de KvK en maatschappelijke organisaties opgericht met de naam CODIN: het samenwerkingsverband voor duurzame innovatie ,van en voor alle delenemers
49
aan de Noordelijke economie, met als doel: versnellen van de transitie naar een duurzame economie. Ook is er een succesvolle Community of Practice, waarin bedrijven van elkaar leren. Omdat C2C meer is dan het sluiten van de kringloop maar ook gaat om het toevoegen van waarde in een keten, krijg je andere relaties met afnemers in andere landen. En net als bij het afvalbeleid van gemeenten vraagt het van bedrijven bijvoorbeeld te kijken naar de export van afval naar andere landen en de wijze waarop in die landen met herverwerking wordt omgegaan en naar de wijze van de productie van natuurlijke grondstoffen. Ook voor C2C geldt dat er meerdere plekken zijn waar MKBers met elkaar samenwerken. Naast bedrijven zijn er ook overheden die C2C tot uitgangspunt van beleid maken. Het was met name de provincie Limburg, waar de aanzet werd gegeven tot de verspreiding van het C2C-gedachtegoed in Nederland, die hier enkele jaren geleden het voortouw nam.
––– Tip 4 Laat je inspireren door de Millenniumdoelen en Fair Trade Ook aan bedrijven is gevraagd of de Millenniumdoelen (MDGs) een inspiratie voor ze zijn bij het werken aan de mondiale aspecten van duurzame ontwikkeling. Deel 2 De bijdrage van bedrijven
Thomas Schuurmans van ProPortion Foundation heeft ervaring: “We proberen wel een brug te slaan tussen de MDGs en wat een bedrijf er mee kan. Soms is dat voor een bedrijf niet eenvoudig: De MDGs zijn abstract en het resultaat van compromissen. Zeven van de acht MDGs gaan over mensen. In onze filosofie stellen we mensen centraal. We stellen de vraag: ‘wat is het probleem van de lokale community waar een bedrijf een oplossing voor kan bieden?’ Dan
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
worden de MDGs ineens minder abstract maar heel concreet en meetbaar”.
50
Hoe concreet en meetbaar duurzaamheidsmaatregelen kunnen worden gekoppeld aan de Millenniumdoelen, blijkt uit het sponsorprogramma van de campagne Fietsen Scoort. Campagnecoördinator Pascal Elegeert hierover: “Millenniumdoel 1 natuurlijk: de sponsorprojecten van Fietsen Scoort bieden mensen bijvoorbeeld meer en betere toegang tot een middel van transport, dat bijdraagt aan armoedebestrijding. Investeringen komen direct bij mensen terecht. Onder andere in de vorm van microkrediet voor mensen dat iets mogelijk maakt dat voorheen niet kon. En millenniumdoel 8 door allianties te sluiten. De campagne brengt burgers bij elkaar voor hetzelfde doel.
Gedragsverandering hier, door te gaan fietsen in plaats van de auto te nemen, verbindt deelnemers hier met degene daar bij wie de sponsoropbrengst terecht komt. Op deze manier krijgt internationale samenwerking een persoonlijker gezicht en zie je direct wat het handelen hier voor positieve impact kan hebben op het leven daar.” Voor Joost Oorthuizen van het Initiatief voor Duurzame Handel staan drie van de acht MDGs centraal en drukken die de relatie tussen duurzame ontwikkeling en ontwikkelingsvraagstukken uit: “Dat zijn MDG 1: armoedebestrijding. Er liggen enorme kansen om grote groepen uit de armoede te helpen. Met de verduurzaming van marktkrachten kun je enorm veel doen, enorme slagen maken. Ook MDG 7 is belangrijk: ecologie. Als het lukt om bijvoorbeeld duurzame soja tot de standaard te maken voor de markt, en dat kan, dan heeft dat belangrijke positieve ecologische effecten op gebieden waar soja wordt geteeld: de Amazone bijvoorbeeld. Het derde Millenniumdoel dat voor IDH van groot belang is, is MDG 8: eerlijke handel en partnerships voor ontwikkeling. Herman Wijffels heeft gezegd: “Nederland is goed in polderen”, dat betekent internationaal ‘denken in partnerships’, lange termijn relaties. Voor IDH is het belangrijk dat te stimuleren. Het is niet óf vrije markt óf overheidsregulering, het gaat om partnerships wil je de economie verduurzamen.” Een andere inspiratie is de Fair Trade campagne. Een voorbeeld daarvan is het natuursteenbedrijf Beltrami. Bram Callewier: “We hebben het altijd als een soort vanzelfsprekendheid gevonden om bij te dragen aan de stad Harelbeke. Harelbeke is Fair Trade gemeente en daar spelen we een bescheiden rol in. We gebruiken Fair Trade producten in het bedrijf en doen mee aan events die er rond Fair Trade in Harelbeke worden georganiseerd. Ook dat draagt, weliswaar indirect, bij aan duurzame ontwikkeling in de Derde Wereld. Ook op die manier is er een samenhang tussen onze maatschappelijke verantwoordelijkheid en onze maatschappelijke betrokkenheid”. De MDGs spelen in het beleid van de geïnterviewde bedrijven een wisselende rol. Soms meer en soms minder nadrukkelijk op de voorgrond. Duidelijk is wel dat, hoewel de MDGs nogal abstract geformuleerd zijn, bedrijven vooral hun bijdrage zien aan MDG 1 (People), 7 (Planet) en 8 (Profit) voor bedrijven. Het lijkt er niet op dat de MDGs een heldere leidraad voor beleid vormen. Samenwerking met een Fair Trade gemeenten lijkt meer concrete handvaten te geven.
51
––– Tip 5 Realiseer een groene economie Alle geïnterviewden zijn het er over eens dat een duurzame economie noodzakelijk is. Anders gezegd biedt alleen verduurzaming van de economie een oplossing voor mondiale duurzame ontwikkeling. Bram Callewier, Beltrami: “Je moet niet enkel kijken naar volledige financiële ‘return on investment’, in de zin dat je op elke geïnvesteerde euro 15% extra return wilt krijgen. De focus ligt vaak te veel op productinnovatie. Duurzaam ondernemen vraagt om innoveren in het hele bedrijf en hoe je met al je stakeholders omgaat. Je moet uitgaan van het principe dat het bijdraagt aan de groei en continuïteit van het bedrijf én dat het niet ten koste mag gaan van je stakeholders en van komende generaties.” Vergroening van de economie vinden meer geïnterviewden een belangrijke ontwikkeling. Thomas Schuurmans van ProPortion: “ProPortion Foundation doet eigenlijk niet anders. Het gaat dan met name over de strategie van bedrijven die in de Base of Pyramid actief willen worden. Onze missie vatten we samen als ‘Realise social business. At the Base-of-Pyramid. Together. Steeds meer bedrijven vragen hoe ze kunnen verduurzamen. Uitgangspunt daarbij is de ambitie: ‘naar 100% goed’. We laten bedrijven zien hoe je dat kunt doorvertalen naar al je merken. Innoveren gaat dan niet alleen over het product maar over de hele cyclus die er aan voorafgaat en zich rondom het Deel 2 De bijdrage van bedrijven
product afspeelt.” Ook voor Leen van Dijke van VolkerWessels moeten innovaties te vermarkten zijn: “Vindingen die het milieu ten goede komen moeten te vermarkten zijn, anders zullen ze niet grootschalig van de grond komen. Verduurzaming van de economie is belangrijk voor de samenleving. Hoe dat werkt? Een voorbeeld. Wij hebben onderzoek gedaan naar de mobiliteitsbehoefte van medewerkers en hebben
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
daarbij gekeken of er duurzaamheidswinst uit te halen is door slimmer met de
52
mobiliteitsvraag om te gaan. Dat heeft geleid tot een zgn. ‘mobiliteitskaart’. Daarmee stellen we mensen in staat makkelijker, zonder administratieve rompslomp de eigen mobiliteitsvraag zo slim mogelijk in te vullen; bijvoorbeeld middels het openbaar vervoer, een combinatie van auto en OV of bijvoorbeeld de fiets. Dat faciliteren we voor de medewerkers, inclusief een back-office die ‘ontzorgt’ als het om de administratieve verwerking gaat. Gebleken is dat ook andere grote partijen daar belangstelling voor hebben. In oorsprong hebben we het voor het eigen bedrijf ontwikkeld en nu heeft het een brede marktpotentie.”
Als bedrijf kun je dus kiezen voor verschillende strategieën om aan de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling bij te dragen. De tot nu toe besproken strategieën zoals kiezen voor MVO, nemen van ketenverantwoordelijkheid en je laten inspireren door C2C nemen het eigen product of keten als uitgangspunt. Maar sommige geïnterviewden zien die mondiale dimensie op een grotere schaal en pleiten voor vergroening van de gehele economie. Daarvoor nemen bedrijven de eerste stappen om verder te kijken door te experimenteren met concepten als Base-of-Pyramid (zie ook pagina 41 en 71) en Total Cost of Ownership27.
––– Tip 6 Bemoei je met je omgeving. Er zijn tal van bedrijven die zich actief bemoeien met hun directe omgeving: door een kinderdagverblijf in de buurt te ondersteunen, door de medewerkers een aantal uren per week/maand vrijwilligerswerk te laten doen bij verenigingen en instellingen, door buurtactiviteiten te organiseren enz. Dat gebeurt soms bij toeval, soms ook komen contacten tot stand doordat in gemeenten beursvloeren worden georganiseerd waar bedrijfsleven en verenigingsleven/maatschappelijke organisaties elkaar kunnen ontmoeten en samenwerkingsarrangementen kunnen aangaan. Deze vorm van sociaal engagement wordt ook wel aangeduid met de term ‘Maatschappelijk Betrokken Ondernemen (MBO)”. Maar die betrokkenheid kan verder gaan en zich ook uit uitbreiden tot medeverantwoordelijkheid voor de natuurlijke omgeving. Zo ondertekenden in november 2010 VNO-NCW-MKB Nederland, LTO en IUCN (namens ruim 30 natuurorganisaties), aan de vooravond van het congres “Biodiversiteit: kansen voor een nieuwe economie”, een intentieverklaring voor de oprichting van het platform Biodiversiteit en Bedrijfsleven. De organisaties stellen dat zij afspraken willen maken over beleidsvoorstellen, innovatie, activiteiten en projecten die de ecologische voetafdruk verminderen of compenseren. Volgens beide voorzitters is biodiversiteit voor Nederland met zijn open economie van groot belang. Voldoende natuurlijke grondstoffen, schoon water, een vruchtbare bodem, zijn van levensbelang voor mens, natuur en economie.
27
een financiële raming van de directe en indirecte kosten van een product of systeem toegepast op de beoogde levensduur (een TCO analyse omvat de totale kosten van aanschaf en de exploitatiekosten).
53
De Nederlandse ecosystemen en Natura 2000 bieden ondernemers nieuwe kansen, bijvoorbeeld het mondiaal exploiteren van onze kennis en technologie in de strijd voor behoud van belangrijke ecosystemen Inmiddels hebben de ondertekenaars van de intentieverklaring samen met de Taskforce Biodiversiteit en het ministerie van El&I een Green Deal Biodiversiteit tot stand gebracht. Dezse green Deal voorziet in de oprichting van een ‘Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie’ en een te formuleren uitvoeringsprogramma vanaf medio 2012. Betrokkenheid bij onderwerpen als biodiversiteit gaan verder dan het belang voor de directe omgeving. Biodiversiteit is een mondiaal vraagstuk waarop, naast mondiale antwoorden, ook nationale antwoorden passen die qua uitvoering hun uitwerking hebben op nationaal, lokaal en regionaal/provinciaal niveau. Op al die niveau’s kan samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en natuuren milieuorganisaties tot stand komen. In toenemende mate dringt bij ondernemers het besef door dat ze voor hun bedrijfsprocessen afhankelijk zijn van ecosysteemdiensten als grondstoffen/ water/genetische bronnen; Dit kan motiveren om inzet te plegen gericht op duurzame ontwikkeling. Deel 2 De bijdrage van bedrijven
Het Wereld Natuur Fonds (WNF) heeft een partnership met IKEA. Dow Benelux wil actief bijdragen aan duurzame oplossingen zowel door de producten die ze produceert als door het verbeteren van processen waardoor bijvoorbeeld energieen waterverbruik afneemt. Ook betrekt ze haar werknemers bij groen denken en doen door een partnership met Staatsbosbeheer en het Zeeuws Landschap Wegenbouwer Roelofs uit Overijssel zet zich vanuit innerlijke overtuiging en met
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
oog voor corporate identity in voor ruimte geven aan tijdelijke natuurontwikkeling, waarmee de impact op biodiversiteitsverlies is te beperken.
––– Tip 7 Betrek medewerkers Voor het implementeren van MVO-beleid is het betrekken van medewerkers zeer belangrijk. Leen van Dijke van VolkerWessels legt uit: “Medewerkers willen we goede arbeidsomstandigheden bieden. De door ons aanvaardde Leidende Principes gaan bijvoorbeeld ook over sociaal verantwoorde arbeidsomstandigheden. We geven daarin ook aan dat we de eisen die we aan
54
onszelf stellen ook neerleggen in de keten van toeleveranciers en onderaan nemers. In onze code staat dat we daarbij graag samenwerken met NGO’s om na te gaan hoe het beslag op het milieu is te beperken, bijvoorbeeld m.b.t. grondstoffengebruik, vervoer, e.d. Als er bijvoorbeeld een project moet worden gemaakt waarbij we FSC-hout moeten toepassen en een bepaald FSC-product is niet verkrijgbaar overleggen we met FSC-Nederland om na te gaan hoe we het toch kunnen realiseren. Dan zeggen we niet: “dan maar geen FSC”. Het betrekken van medewerkers geeft de mogelijkheid het bewustzijn te ver hogen. Bram Callewier van Beltrami: “Er is binnen het bedrijf een aparte werkgroep voor in het leven geroepen. Deze werkgroep bekijkt de bedrijfsvoering in al zijn facetten en ontwikkelt daarvoor plannen om duurzamer te werken. De werkgroep richt zich op de werknemers en streeft een bewustwordingscampagne na.” Leen van Dijke van VolkerWessels vertelt hoe in dit bedrijf jonge medewerkers bij duurzame ontwikkeling worden betrokken: “We hebben binnen het bedrijf de club ‘Jong VolkerWessels’. Dat zijn ‘young potentials’ tot 35 jaar die alle werkmaatschappijen moeten leren kennen en in ‘real life’ aan duurzaamheid doen. We kijken dan of het budget dat daarvoor beschikbaar is zo kan worden aangewend dat zij niet alleen doen wat ze moeten doen, maar dit ook nog ten behoeve van de samenleving kan worden aangewend. Zo hebben ze in samenwerking met Dorcas een school geheel gerenoveerd in Albanië. Ze moeten dan gesprekken voeren met overheden, ouders, samenwerken met lokale aannemers, etc. Een ander voorbeeld is een project in Armenië over naschoolse opvang en vrouwenwerk in een arme wijk in de stad Jerevan. Die projecten zijn commercieel niet interessant, maar het helpt in een land dat het moeilijk heeft. En ons concern heeft er een belang bij: training van eigen jonge medewerkers; ze leren er heel veel van en zijn trots op VolkerWessels dat hen in staat stelt dit te doen.” Thomas Schuurmans van ProPortion spreekt over ‘professional passionates’: “Wij geloven dat dezelfde filosofie werkt om bedrijven vanuit medewerkers te veranderen. We noemen deze medewerkers ‘Professional Passionates’. We hebben een stichting opgezet die consumenten, die tegelijk ook werknemers zijn en een passie voor duurzaamheid hebben, uitdaagt om met die passie voor duurzaamheid niet alleen privé maar juist in de eigen werksituatie aan de slag te gaan. De stichting wil mensen bewustmaken, inspireren en verbinden met elkaar. Als je in een bedrijf genoeg verbindingen tussen individuele mensen en hun passie tot stand brengt, leidt dat in dat bedrijf tot verandering en verduurzaming. Ook hier weer is de P van People het startpunt naar een duurzamere wereld.” Pascal Elegeert van Fietsen Scoort ziet zijn campagne ook als manier om eigen werknemers te bewust te maken:
55
“De mens als deelnemer aan de campagne, Fietsen Scoort voor een beter klimaat, inclusief de gezondheidsboodschap en het steunen van een ontwikkelingsproject, raakt de Planet en de People kant. En daarmee ook de sociale gemeenschap: als meer werknemers in een bedrijf aan de campagne deelnemen en de werknemers er over geïnformeerd worden, hoop je op een grotere betrokkenheid bij duurzame ontwikkeling, ook m.b.t. andere facetten van het bedrijf.” Omdat het betrekken van medewerkers van belang is voor een succesvol MVO-beleid, geeft het bedrijven de kans om hiermee ook de mondiale aspecten van duurzame ontwikkeling onder de aandacht te brengen. Sommige bedrijven gebruiken projecten in andere landen zelfs als manier om werknemers trots te maken op hun werkgever.
––– Tip 8 Hou de overheid scherp Net als de overheid bedrijven kan faciliteren om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en aan het mondiale aspect daarvan, kunnen bedrijven de overheid scherp houden daar waar het gaat om haar duurzaamheidsbeleid. Hier volgen nu een aantal aspecten waar bedrijven op kunnen aandringen bij de overheid om
Deel 2 De bijdrage van bedrijven
vooral die mondiale dimensie vast te houden. Bram Callewier van Beltrami ziet de overheid graag in de rol van wegbereider voor duurzaamheid bij het nationale bedrijfsleven: “Als de overheid zich ermee gaat bemoeien, kun je er zeker van zijn dat het niet meer te stoppen is. Ook als je er zelf niet van overtuigd bent, kun je niet om overheidsregelgeving heen. Duurzame innovatie is onontkoombaar. Als je over vijftig jaar nog wilt bestaan moet je wel meedoen aan duurzamer ondernemen.”
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Leen van Dijke van VolkerWessels stelt ten aanzien van duurzaam inkopen dat
56
een belangrijk instrument voor overheden is om mee te werken aan mondiale duurzaamheid: “Als de overheid bijvoorbeeld de garantie geeft dat bij Duurzaam Inkopen vanaf een bepaalde datum de meest milieuvriendelijke asfaltproductie een concurrentievoordeel oplevert, kan een bedrijf met een gerust hart investeren in milieu sparende asfaltmolens.” Rudi Daelmans van Desso becommentarieert de in zijn ogen te voorzichtige opstelling van de overheid als het gaat om het omarmen van C2C: “In Nederland is onvoldoende ondersteuning voor C2C als strategie. De overheid ondersteunt het voor zover het in bestaande pakketten past en dan gaat
het met name om energie en CO2. Afgeleide zaken, het gaat dan niet om C2C als zodanig. De overheid zou meer moeten luisteren naar koplopers op dit gebied en innovatie niet alleen aan grote bedrijven overlaten. Juist kleinere bedrijven kunnen vaak beter en sneller innoveren: ze hebben minder stakeholders die ze tevreden moeten houden. Er zijn zat bedrijven die wel willen maar niet aan de bak komen. De overheid moet duurzaamheid veel meer afdwingen. Alles wordt nu op energie(besparing) ingezet terwijl er veel meer mogelijk is. Grondstoffen- en materiaalschaarste zijn volgens ons een veel grotere probleem dan energieschaarste. De overheid zou ambitieuze doelen moeten stellen. De doelen en criteria die nu gelden zijn afgeleid van wat voor 85% van de industrie al lang haalbaar is, terwijl de industrie zelf weet dat het veel beter kan. Een overheid die voor méér gaat dan vandaag haalbaar is daagt koplopers uit om te blijven innoveren. Indien koplopers weten dat wat zij vandaag uitvinden over een paar jaar de norm is dan is dat een enorme stimulans voor innovatie. Over een paar jaar kun je de criteria dan weer verder naar boven bijstellen. Daarom zou de overheid transparant moeten maken wie het beter doet dan de rest en de streefcriteria net zo hoog stellen als wat voor de industrie nu al mogelijk is. Daarnaast zou de overheid een betere balans in het duurzaamheidsbeleid moeten hebben. Bijvoorbeeld door te straffen in plaats van te subsidiëren.” Naast kritiek op het beleid voor Duurzaam Inkopen heeft Rudi Daelmans van Desso ook advies als het gaat om het afvalbeleid: “Niemand doet aan recycling als er geen geld mee te verdienen is. Momenteel zie je dat de tarieven van vuilverbranding overal omlaag gaan. Dat komt doordat er veel meer verbrandingscapaciteit is dan nodig. Door de tarieven te verlagen wordt de aanvoer voor de verbrandingsovens zeker gesteld. Dat is een directe concurrent van C2C. Alle tapijt terughalen is commercieel nu niet haalbaar. Er zou wet- en regelgeving moeten komen die het extraheren van grondstoffen uit de afvalhoop verplicht. Indien dat mogelijk is mag je niet meer verbranden of storten. Dergelijke regelgeving zou het beste op Europees niveau tot stand moeten komen. Denk hierbij aan het inpassen in de nu reeds van kracht zijnde strategie van de EU: Sustainable Material Management.” Ook VolkerWessels is kritisch over de opstelling van de overheid. Leen van Dijke vindt dat de rol van de overheid meer op de lange termijn gericht moet zijn en dat de overheid duidelijke regels moet stellen: “Bedrijven acteren in een markt waar spelregels zijn en zij kunnen zich niet aan de regels van de markt onttrekken. De overheid heeft een belangrijke taak om de morele kaders zo te formuleren dat marktpartijen doen wat publiek gewenst wordt maar dan wel zo dat voor alle bedrijven dezelfde spelregels gelden.
57
Als de overheid bepaalt dat de schoonste productiemethode een plus krijgt in een aanbestedingstender, dan stimuleert dat het bedrijfsleven. Dus gebruik de spelregels van de markt om te bereiken wat je wenst. Dan schep je heldere criteria die – voorspelbaar - ook in de toekomst en voor iedereen blijven gelden.” Joost Oorthuizen van IDH ziet naast regelgeving ook een andere rol voor de overheid namelijk in bilaterale contacten met andere landen: “De overheid moet via regulering de achterblijvers stimuleren. Maar we hebben bijvoorbeeld ook een nieuw klimaatverdrag nodig waarmee de overheid hogere normen kan stellen. Daarnaast heeft de overheid een rol in zijn bilaterale contacten in landen als China en Ivoorkust om overheden daar te stimuleren de duurzaamheid van mondiale ketens te verbeteren/vergroten/ op te schalen.” Bedrijven kunnen de overheid scherp houden door het beleid als koploper kritisch te volgen en waar nodig van advies te voorzien. Voor de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling is dat van belang, omdat de overheid hieraan kan bijdragen met instrumenten als duurzaam inkopen, wet- en regelgeving en door bilateraal beleid. Omdat koplopers als beste weten wat er in de markt speelt, is het van belang dat zij die kennis met de overheid delen. In 2010 voerde DHV in opdracht van de provincie Gelderland een onderzoek uit onder het Gelderse bedrijfsleven naar de mogelijkheden van ondersteuning van Deel 2 De bijdrage van bedrijven
bedrijven door de provincie op het gebied van duurzaam ondernemen. Daarin werden adviezen uitgewerkt op het gebied van de provincie als partij om gemeenten te professionaliseren, de provincie als partij om samenwerkingsverbanden met branches aan te gaan, de provincie als marktpartij/opdrachtgever, de provincie als subsidieverstrekker en als partij om innovaties te stimuleren. Uit het rapport: “Bedrijven antwoorden dat zij het meest gestimuleerd worden door (kosten)efficiency en profilering, twee belangrijke aangrijpingspunten voor
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
de Provincie. Men ervaart dat extra financiering nodig is om de volgende stap te
58
kunnen maken. Om aan te sluiten bij de drijfveer van kostenefficiëncy lijkt het beschikbaar stellen van subsidies een goed middel, mits helder, eenvoudig en snel te verkrijgen. Bedrijven die aangeven zich duidelijker te willen profileren op duurzaamheidgebied worden reactief gedreven (door eisen van klanten of overheid) of willen proactief inspelen op nieuwe markten. Beide groepen zijn gebaat bij een overheid als professionele duurzame inkoper. Proactieve bedrijven willen daarnaast innoveren, zoeken voorbeelden en advies op maat. Ketenprojecten en innovatiemakelaars kunnen voor deze partijen aantrekkelijk zijn”. 28 28
“Meting Duurzaam Ondernemen”, februari 2010. Eindrapport DHV in opdracht van provincie Gelderland.
Speciale rol van de consument Voor bedrijven is het gedrag van de consument van groot belang. De afgelopen jaren laat een enorme groei zien in bijvoorbeeld de verkoop van kleine energiezuinige auto’s. Soms is dit ingegeven door belastingvoordelen, besparingen op brandstofkosten of door bewuste keuzes voor duurzamer vervoer, soms door een smallere beurs vanwege de economische crisis. De markt voorziet in deze producten en de consument is bereid ze te kopen. De verschillende motivaties geven tegelijk aan dat niet altijd en niet bij iedereen ‘duurzame ontwikkeling’ de trigger is tot gedragsverandering.
59
De consument bestaat niet
indeling gemaakt in zes groepen: de Honkvaste Gemakzoekers, de Enthousiaste Verkenners, de Sociale
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
intermezzo een speciale rol voor de consument
Aanpassers, de Erkenningszoekers,
60
Een veel gebruikte onderverdeling
de Extraverte Statuszoekers en de
onderscheidt acht zogenaamde
Eigenzinnige Idealisten. Jongeren
‘mentality milieus’. Acht groepen in
zijn over het algemeen positief en
de samenleving die ieder hun eigen
hebben vertrouwen in de toekomst en
kenmerken hebben, hun eigen kijk op
in de (technische) mogelijkheden de
de samenleving, eigen interesses en
problemen aan te pakken. Ze vinden
meer of minder geïnteresseerd zijn
duurzaamheid belangrijk. Maar elke
in wat de wereld beweegt. Onder-
groep gaat er op een eigen manier
zoeksbureau ‘Motivaction’ maakt het
mee om. De ene groep vooral als het
volgende onderscheid: De traditionele
over de eigen omgeving gaat, een an-
burgerij, de gemaksgeoriënteerden, de
dere is vooral in het nu geïnteresseerd
moderne burgerij, de nieuwe conserva-
maar niet op een duurzame toekomst
tieven, de kosmopolieten, de opwaarts
gericht, gaat zelf op onderzoek uit, of
mobielen, de postmaterialisten en
gaat vooral in op informatie die wordt
de postmoderne hedonisten. De
aangeboden. Weer een andere groep is
kenmerken van deze groepen variëren
een beetje een controlefreak en is zelf
van moralistisch en plichtsgetrouw
actief en op meerdere manieren met
tot impulsief, liberaal-conservatief,
duurzaamheid bezig, waar een andere
voor- en tegenstanders van sociale
groep nauwelijks zelf actief is met
en culturele vernieuwing, meer en
duurzaamheid maar wel met mode en
minder gericht op maatschappelijk
nieuwe gadgets. Waar de een groep
succes tot en met het open staan
bij duurzaamheid te betrekken is door
voor experimenten en het breken met
een combinatie van fun en educatie,
morele conventies. Deze acht door
gelooft de andere er in dat het straks
Motivaction beschreven groepen in
allemaal wel goed komt, ook als men
de samenleving hebben allemaal hun
zelf nu niet bijster veel er aan doet.
eigen karakteristieken en vragen om
Het is dus belangrijk om consumenten
een eigen benadering.
langs de voor hen meest aansprekende weg bij duurzame ontwikkeling
Dat geldt ook voor jongeren tussen de
te betrekken en ervoor te interesseren.
12 en 18 jaar. Enigszins vergelijkbaar
Er is wat dat betreft een positieve
met de indeling in sociale groepen
ontwikkeling waar te nemen die ook
als hierboven, heeft Motivaction voor
door geïnterviewden wordt erkend en
het Young Mentality onderzoek een
onderschreven.
Joost Oorthuizen van IDH zegt
Duurzaamheid moet concurrerend
daarover:
worden zodat consumenten keuzes
“De burger vindt dit belangrijk. Het
maken op basis van merken en winkels.”
besef dat er iets aan de hand is, is
Bedrijven zien dat ook en spelen in op
groot. Maar hij wil als consument niet
het groeiende duurzaamheidbesef bij
met al die keuzes geconfronteerd
consumenten. Thomas Schuurmans
worden. De burger verwacht van de
van ProPortion Foundation herkent dat:
merken en de industrie dat de goede
“Veel consumenten willen wel goed
keuzes gemaakt worden. Het is een
doen, maar het moet dan wel makkelijk
samenspel tussen consument, over-
en laagdrempelig zijn. Je hebt dan
heid, bedrijfsleven en maatschappelijke
verscheidene varianten hoe bedrijven
organisaties met als doel de burger zo
hierop inspelen: een gedeelte van hun
maximaal mogelijk te faciliteren zodat
winst afgeven aan een goed doel, een
deze in de winkel uiteindelijk niet meer
goed doel koppelen aan hun product
hoeft te kiezen tussen duurzaam en
(bv. 1 pak Pampers is vaccinatie van
niet duurzaam.”
een kind door Unicef), of duurzame
Het bewustzijn moet verder groeien
producten ontwikkelen. Nu zijn vaak
om consumenten op langere termijn
duurzame producten kwalitatief beter,
en blijvend tot meer duurzaamheid te
en daarmee ook vaak hoger geprijsd.
bewegen. Joost Oorthuizen ziet daar,
Hierdoor is de drempel voor duurzaam
vanuit de doelstellingen en de kennis
inkopen door consumenten hoog.
van het IDH een rol weggelegd voor
Albert Heijn speelt hier goed op in door
zijn eigen organisatie:
‘Puur & Eerlijk’. Het maakt biologisch
“IDH is in de bewustwording van
& Fair Trade toegankelijker voor de
de consument een facilitator op de
consument. Wanneer steeds meer con-
achtergrond. Het is primair aan de
sumenten duurzame producten kopen,
maatschappelijke organisaties en
zal er een tipping point bereikt worden,
de bedrijven om de communicatie
waarbij het echt mainstream wordt.”
met de burger te doen. IDH wil daar komend jaar wel meer aan gaan doen.
Consumenten maken de cirkel rond.
Veel consumenten beseffen niet hoe
De geïnterviewden zien een positieve
belangrijk Nederland is en welke grote
ontwikkeling in het gedrag van de con-
rol Nederland speelt in alle belang-
sument. Ook voor hen lijkt duurzame
rijke commodity-stromen. Nederland
ontwikkeling van ene niche-markt naar
kán dus ook heel veel betekenen in
meer mainstream te gaan. Verder is
de verduurzaming. Dat willen we de
duidelijk dat DE consument niet be-
komende tijd meer onder de aandacht
staat, maar dat er goed gekend moet
van de consument brengen.
worden wat mensen belangrijk vinden.
61
62
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Tot slot
Tot slot Mondiaak beleed agendeert
Mondiaal beleid agendeert Op het eerste gezicht lijken gemeenten, lokale organisaties en MKB-bedrijven niet de spelers die het meeste betrokken zijn bij ontwikkelingen op wereldschaal. Dat lijkt in eerste instantie misschien meer een zaak van de rijksoverheid en multinationale ondernemingen. Maar de werkelijkheid is anders.Mondiale ontwikkelingen en besluiten van internationale (VN-)organisaties en conferenties moeten immers uiteindelijk in de lokale praktijk gestalte krijgen. Daarom kreeg Agenda 21 (de Agenda voor de 21e eeuw) 20 jaar geleden in Rio een aparte “Lokale Agenda 21”
Vele strategieën mogelijk Er zijn vele mogelijkheden om aan de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling te werken zowel voor gemeenten als voor MKB-bedrijven. Maar de bottomline is wel dat je gewoon kunt beginnen. Zowel voor overheden als voor bedrijven zijn er verschillende concepten en mogelijkheden. Sommige worden meer toegepast (Tripple P), sommige hebben een directere relatie met wat er gebeurt in andere landen (Fair Trade) en sommige lenen zich makkelijk voor communicatiedoeleinden (voedselketens).
Maak de cirkel rond De vraag voor ondernemer en overheid is hoe je ingewikkelde ketens kunt sluiten. De neiging bestaat om niet verder te kijken dan de schakels in de keten vóór en na je eigen schakel. Voor de consument betekent dat: de winkelier en het afval. Voor de Nederlandse producent: de leverancier van grondstoffen of halfproducten en de retailer. Maar als iedereen alleen naar de schakel voor en na hem/haar kijkt, is daarmee de keten als geheel nog niet verduurzaamd. Vragen over hoe ver je als bedrijf hierin moet gaan en hoe je ketens zodanig kunt organiseren dat je
63
bijdraagt aan de sociale doelen van duurzame ontwikkeling, komen in de voorbeelden in dit boekje aan de orde.
Mensen mensen mensen Uit alle interviews blijkt maar weer eens dat het vooral gaat om mensen. De P van People die de mondiale dimensie zo goed in beeld brengt, het belang van bewuste ondernemers en actieve ambtenaren, de rol die is weggelegd voor werknemers, burgers en consumenten. Het is allemaal mensenwerk. Hoe het ook genoemd wordt, de spelers op de markt, de producent, de retailers, ontwerper of de onderwijzer en verpleegkundige, uiteindelijk blijkt het daarbij altijd te gaan om die ene P van People: mensen staan centraal, daar doen we het voor en mee. Samen: nieuwe rollen Wat ook wel blijkt is dat niemand het alleen kan. Overheid niet en bedrijfsleven ook niet. In toenemende mate hebben we elkaar nodig. Om elkaar te stimuleren, om niet opnieuw het wiel uit te vinden, om te verbeteren en te leren. Omdat we via producten in ketens aan elkaar zitten en zelfs omdat we als bedrijf een sector niet alleen kunnen ‘vergroenen’, maar alleen als de hele sector meedoet. Vandaar dat in deze publicatie een groot aantal samenwerkingsverbanden naar voren is Deel 1 De bijdrage van lokale overheden
gekomen. Het gecombineerde programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling en Natuuren Milieu Educatie (dat in 2013 mogelijk een opvolger krijgt), is een programma dat de nadruk legt op het verbinden van mensen en organisaties door gebruik te maken van sociale instrumenten. Dat is belangrijk omdat alleen financiële, juridische en technologische instrumenten, onvoldoende werken. Netwerken Verbindingen aangaan en samenwerken met andere partijen die dezelfde doelen
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
nastreven (stakeholders) behoort tot de essentie van duurzame ontwikkeling.
64
Netwerken, aangaan van nieuwe ‘vitale’ coalities en bundeling van krachten biedt volop kansen en mogelijkheden om duurzaamheidsbeleid te realiseren. Overheden en bedrijven kunnen daartoe nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden creëren, maar zich ook aansluiten bij of samenwerken met bestaande lokale, nationale of internationale netwerken. We noemen/herhalen er een paar:
Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (bestuurlijk netwerk) www.vereniginggdo.nl Platform Duurzame Gemeenten van VNG www.duurzameoverheden.nl Klimaatverbond Nederland www.klimaatverbond.nl Transition Towns Nederland www.transitiontowns.nl ICLEI, Local Governments for Sustainability www.iclei.org e-decentraal www.e-decentraal.com Fair Trade Campagne Nederland www.fairtradegemeenten.nl MVO Nederland www.mvonederland.nl MVO Platform Nederland www.mvoplatform.nl De Groene Zaak www.degroenezaak.nl Duurzame onderwijsnetwerken www.dho.nl, www.duurzamepabo.nl, www.duurzaammbo.nl Over transitiepraktijk www.transitiepraktijk.nl Urgenda www.urgenda.nl Platform Duurzame en Solidaire Economie www.platformdse.org Nationaal platform Rio+20 www.nprio2012.nl Ontwikkeling is monitoring en leren Duurzame ontwikkeling is een richting, geen einddoel. Je moet dus blijven investeren in het beleid. Voor gemeenten betekent dit o.a.: voorkomen dat duurzame ontwikkeling teveel een ‘speeltje’ is van één wethouder die na vier jaar weer vertrekt. Duurzaamheid moet verankerd worden in de gemeentelijke organisatie en het beleid. De overheid moet daarbij een betrouwbare partner zijn. Dat geldt zowel voor de rijksoverheid als voor provincies, gemeenten en waterschappen.
65
En ook bedrijven zijn niet snel klaar, maar zullen steeds worden geconfronteerd met nieuwe vraagstukken zoals C2C, biodiversiteit en Leren van de Natuur/
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
biomimicry. Want het blijft een voortdurend proces van leren en verbeteren.
66
67
68
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Bijlagen
Bijlage 1
Definities, concepten en visies Er zijn in de loop der jaren veel verschillende definities van en concepten voor duurzame ontwikkeling ontwikkeld. Zonder volledigheid te willen nastreven worden een aantal van de in Nederland meest gebruikte definities in deze bijlage kort besproken.
Triple P: Planet, People en Profit De oudste en bekendste definitie van duurzame ontwikkeling is de definitie van de VN Brundtland Commissie uit 1987: duurzame ontwikkeling is “een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie wereldburgers, zonder dat daarbij het vermogen van de toekomstige generaties in gevaar wordt gebracht om in hun eigen behoefte te kunnen voorzien”. Deze definitie is voor het eerste gebruikt in het rapport ‘Our Common Future’ en is sindsdien in vele rapporten, onderzoeken en praktijken vorm gegeven. Brundtland legde een duidelijke verbinding tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoedeen ontwikkelingsproblematiek. Dit noemen we tegenwoordig de 3P-benadering (Tripple P): Profit, Planet en People. People als het over maatregelen gaat die de (mensen in de) gemeenschap betreffen, Planet als het om milieumaatregelen gaat en Profit als het aankomt op de kosten en economische rendementen. Het gaat bij duurzame ontwikkeling om de intrinsieke, en structurele samen hang tussen deze drie. Verduurzaming moet op alle drie de P’s tegelijk gerea liseerd worden en er mag geen afwenteling van de ene naar de andere P plaats vinden wil er sprake zijn van duurzame ontwikkeling. Centraal staat wederzijdse versterking: – Milieuverbetering die bijdraagt aan betere sociale omstandigheden, én aan economische verduurzaming. – Sociale verbetering die leidt tot meer verantwoord milieugedrag en keuzes voor duurzamer consumeren en produceren.
69
– Verduurzaming van de economie die leidt tot minder milieudegradatie en maakt dat ook welzijn en de welvaart van mensen verduurzaamt. De geografische verbinding wordt gevormd doordat veel activiteiten in Nederland impact hebben op lokale situaties elders. Deze impact kan positief zijn in de vorm van milieubehoud of economische ontwikkeling of negatief door bijvoorbeeld verlies van biodiversiteit. En er is een verbinding in tijd: activiteiten onder de noemer duurzaamheid dienen een positieve betekenis te hebben voor toekomstige generaties. Gebruikers van de benadering voegen soms een vierde P toe, bijvoorbeeld voor Passie, Participatie e.d.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) richt zich op bedrijfsprocessen in een onderneming of organisatie. Het gaat daarbij primair over de manier waarop in de core business van een bedrijf of organisatie de maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt ingevuld. Er zijn wettelijke kaders bijvoorbeeld op het gebied van milieu, arbeidsomstandigheden, transparantie en verslaglegging. Daarnaast maken bedrijven soms de keuze om daar bovenuit te gaan en stellen zij zichzelf normen die verder gaan dan de wettelijke eisen. Daarnaast gaat het ook over bedrijfsvoering en HR-beleid. Bijlage 3 definities, concepten en visies
Soms spreekt men ook over Maatschappelijk Betrokken Ondernemen (MBO), maar dat zegt alleen iets over hoe een bedrijf of organisatie buiten de eigen core business betrokken is bij de samenleving waar het deel van uitmaakt (ondersteuning van een buurtproject of ontwikkelingsproject, personeel dat verenigingswerk ondersteund e.d.). MVO Nederland noemt MVO de ‘standaard voor ondernemen in de 21ste eeuw’ en stelt dat ‘bedrijven zelfs nog een stapje verder kunnen gaan en zich richten op
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
nieuwe marktkansen, groei en innovatie met winst voor mens, maatschappij en
70
milieu. Nu en in de toekomst’. Meer is te lezen in het SER-advies van 2000: ‘De Winst van Waarden’30 of op de site van de OECD onder ‘principles for Corporate Governance’.31
30
http://www.ser.nl/nl/publicaties/adviezen/2000-2007/2000/b19054.aspx
31
http://www.oecd.org/document/49/0,3746,en_2649_34813_31530865_1_1_1_1,00.html
Een speciaal (mondiaal) onderdeel van MVO is het nemen van ketenverantwoordelijkheid. Elk bedrijf maakt deel uit van een keten: grondstoffenwinning, toeleveranciers, halffabrikaten, transport, productie, distributie, wholesale en retail en tenslotte de afvalfase. Er is nauwelijks nog een product te bedenken waarbij de keten niet deels zijn oorsprong vindt in een ander land. Ketenverantwoordelijkheid betekent dat bedrijven sociale en milieuaspecten meenemen in hun bedrijfsvoering ten aanzien van toeleveranciers en afnemers. Het MVO-platform, een samenwerkingsverband van ruim 30 NGO’s op het gebied van internationale samenwerking, mensenrechten, milieu, dierenwelzijn en vakbonden (niet te verwarren met MVO Nederland) heeft ketenverantwoordelijkheid als volgt gedefinieerd: ‘Een onderneming dient verantwoordelijkheid te nemen voor de sociale, ecologische en economische effecten in de hele keten, daarover verantwoording af te leggen en de dialoog aan te gaan met belanghebbenden. Ketenverantwoordelijkheid geldt bovendien in allerlei eigendoms- en handelsrelaties.’ Het Sociale Venture Network in Nederland gaat nog een stapje verder en spreekt van Maatschappelijk Verbeterend Ondernemen (MVO): geen slechte dingen beter doen, maar alleen de goede dingen doen
Base of the Pyramid De Base of the Pyramid is een economisch model waarin een piramide de wereld onderverdeeld in drie groepen aan de hand van hun welvaart. De top van de piramide vertegenwoordigt een klein deel van de wereldbevolking: de mensen die leven in welvaart, met veel kans op inkomen. Daaronder een middengroep van zich ontwikkelende markten: China, Brazilië, India, e.d. De onderkant van de piramide bestaat uit een grote groep mensen met weinig tot geen kans op inkomen. Deze Base of the Pyramid representeert 4 miljard mensen met een inkomen van 9 dollar per dag. De Base of the Pyramid vormt een grote en potentieel winstgevende afzetmarkt waarin armoedebestrijding en business hand in hand kunnen gaan. Een Base of the Pyramid-consument wordt door MVO Nederland gezien als de consument van de toekomst.
71
De Natural Step (TNS) 1 Een bekend theoretisch kader voor duurzaamheid is ‘The Natural Step’32 van de wetenschapper Karl-Hendrik Robèrt die dit conceptuele kader publiceerde na de het verschijnen van het Brundtland rapport. Centraal bij TNS staan de systeemcondities waarbinnen het duurzaam handelen van mensen op aarde moet passen. Robèrt is hierbij geïnspireerd door de wetten uit de thermodynamica. 2 TNS gaat uit van het ecologische uitgangspunt dat men niet méér grondstoffen moet gebruiken dan de natuur uit zichzelf kan aanmaken. De Natural Step onderscheidt vier doelstellingen namelijk de vermindering / beëindiging van: – accumulatie van materiaal dat aan de aardkorst is onttrokken; – accumulatie van synthetische stoffen door de maatschappij; – fysieke uitputting van de natuur; – omstandigheden die het vermogen van mensen (materieel en immaterieel) ondermijnen om aan hun basisbehoeften te voldoen. Als aan alle vier de doelstellingen wordt voldaan mag een ontwikkeling duurzaam worden genoemd. Deze benadering, met o.a.Peter Senge als een belangrijke pleitbezorger, heeft als beperking dat het zich voornamelijk richt op de Planetaspecten van duurzame ontwikkeling. De Natural Step heeft tegenwoordig kantoren in 13 landen en partners als IKEA, Nike, Scandic Hotels, InterfaceFLOR, Bijlage 3 definities, concepten en visies
Electrolux, Banco Real, Starbucks, ICI/Akzo Nobel, Alcoa en Panasonic. In januari 2011 is de Flexible Platform Foundation in Nederland gestart met de uitrol van haar activiteiten in Nederland33. Er zijn de afgelopen jaren in nederland diverse trainingen vanuit Zweden verzorgd, en inmiddels is er ook een Nederlandse (basis)training. Voor de stad Almere is er een plan om het Framework van The Natural Step te gebruiken als kapstok voor een toekomstvisie. In Friesland is iets dergelijks al gedaan. Wetenschappelijk en in termen van toepasbaarheid voor bedrijven heeft
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
The Natural Step zich inmiddels bewezen.
72
Cradle-to-Cradle Waar eco-efficiëncy draait om het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu, draait eco-effectiviteit om het maximaliseren van de positieve effecten van productieprocessen voor het milieu. Eco-effectieve concepten gaan uit van
32
Peter Senge e.a.“De Noodzakelijke revolutie”, SDU Uitgevers bv, Den Haag, 2009
33
http://www.flexibleplatform.org/EN/home
een kringloopbenadering. C2C is een overkoepelend concept van eco-effectiviteit. Chemicus Michael Braungart en architect William McDonough zijn de grondleggers van het C2C-concept. Bij C2C houdt een ontwerper rekening met de productie- en gebruiksfase van een product, maar vooral met de ‘afvalfase’. Bij het ontwerp van een C2C-product wordt nagedacht over hoe de materialen en grondstoffen na de gebruiksfase weer opnieuw gebruikt kunnen worden op een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau (C2C, Remaking the Way we Make Things, geschreven door Braungart en McDonough 2002).
Leren van de Natuur / Biomimicry34 De nieuwste trend in duurzaamheidsland is leren van de natuur of de natuur nadoen (biomimicry). De natuur kan hier de inspiratiebron zijn voor producten (een zwempak gebaseerd op de huid van een haai), duurzame systemen (met ecosystemen als voorbeeld), voor architectuur (koeling zoals in een termietenheuvel), organisatieprincipes (samenwerken als in een roedel) of zelfs voor maatschappelijke verandering (zwemmen als vogels). Het toepassen van biomimicry staat nog in de kinderschoenen.
34
www.biomimicrynl.org
73
Bijlage 2
Internationaal beleid en duurzame ontwikkeling
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Bijlage 3 internationale beleid en duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling is een begrip dat ook zelf een belang rijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het globale idee erachter werd al snel door velen omarmd, maar in de uitwerking werd het ook lang beschouwd als een containerbegrip. In de loop der jaren kreeg het steeds meer handen en voeten in praktijk en beleid. Het heeft enkele jaren geduurd om het begrip op de agenda’s van overheden en bedrijfsleven te krijgen, maar nu het daar is aangeland wordt er ook echt werk van gemaakt.
74
Voor sommigen nog niet voldoende, maar er is ontegenzeggelijk sprake van een ‘baaierd’ aan initiatieven die leiden tot de nodige systeemveranderingen, gericht op het realiseren van een groene, duurzame samenleving. Die ontwikkeling is mondiaal van aard en heeft een grote invloed op Nederland. Ambtenaren bij gemeenten, provincies of waterschappen, werknemers van bedrijven en anderen, geïnteresseerd in de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling, zullen daar regelmatig verwijzingen naar tegenkomen. Daarom in deze bijlage een korte duiding van een aantal begrippen.
De UNCED World Summit Rio 1992 Op de UNCED-conferentie van 1992 in Rio de Janeiro is duurzame ontwikkeling voor het eerst in mondiaal beleid onder de aandacht gebracht als richting voor oplossingen voor de wereldwijde problemen. Het eindrapport van de conferentie sluit met een hoofdstuk waarin wordt gesteld dat mondiale duurzame ontwikkeling alleen kan slagen als op lokaal vlak, in steden en dorpen, bij bedrijven, lokale gemeenschappen en organisaties, het besef doordringt dat duurzame ontwikkeling niet enkel een zaak is van landen en regeringen, maar dat juist lokale initiatieven ervoor zorgen dat ontwikkeling ook werkelijk duurzaam is. Op de conferentie
werd Agenda 21 aangenomen. Agenda 21 is een actieplan dat richting geeft aan de activiteiten van zowel internationale organisaties en nationale overheden als aan lokale actoren zoals decentrale overheden. Internationaal wordt breed erkend dat een groot deel van de mondiale vraagstukken om oplossingen vragen op decentraal niveau. Daarom werd aan Agenda 21 een aparte Lokale Agenda 21 toegevoegd. In Nederland heeft Lokale Agenda 21, i.t.t. diverse landen in ZuidEuropa, geen echt grote vlucht genomen.
Mondiale Voetafdruk Iedere persoon gebruikt een gedeelte van de ruimte op aarde. Hoeveel ruimte hangt af van iemands consumptie. Met behulp van de Mondiale Voetafdruk, kortweg voetafdruk, zijn we in staat om met een getal, uitgedrukt in “mondiale hectares”, aan te geven hoeveel oppervlakte aarde per persoon dat is. Het model is bedacht door Canadese wetenschappers. Het gaat niet alleen om de ruimte die nodig is om uw voedsel te verbouwen. Ook gebruik van papier en transport legt beslag op de beschikbare ruimte. Alles wat u eet, aantrekt en koopt wordt ergens geproduceerd en moet ook worden vervoerd. Op deze website krijgt u uitleg hoe de voetafdruk wordt berekend, kunt u zien welke landen welke voetafdruk hebben. Ook vindt u tips hoe u uw voetafdruk kunt verkleinen. Alles wat we gebruiken kunnen we omrekenen naar de hoeveelheid ruimte die daarvoor nodig is. Bij landbouwgrond voor voedsel en de ruimte voor wegen en huizen is dat duidelijk. Energiegebruik wordt omgerekend naar de hoeveelheid uitgestoten CO2 (kooldioxide). Om die CO2 om te zetten in zuurstof, is een bepaalde oppervlakte bos nodig. Die hoeveelheid bos wordt opgeteld bij de rest van uw ruimtegebruik.Zo is het mogelijk om voor iedere persoon en ook voor landen, steden, bedrijven en producten, uit te rekenen hoeveel grondoppervlak nodig is voor de energie en ruimte die gebruikt zijn. De werkgroep Voetafruk Nederland heeft voetafdrukberekeningen op het gebied van mobiliteit, klimaat. CO2, Voedsel, water, vakantie, stikstof. Voor meer info: zie www.voetafdruk.eu
De Millenniumdoelen In 2000 zijn door de VN de Millenniumdoelen (MDGs) geformuleerd. Acht inter nationale doelen zijn opgesteld voor 2015 op het gebied van armoedebestrijding, toegang tot onderwijs, positie van vrouwen, gezondheidszorg, milieu en eerlijke economische verdeling.
75
De doelen staan niet op zich maar kennen een samenhang die wezenlijk is voor het bereiken ervan. De 8 MDGs zijn: 1 Het uitbannen van extreme armoede en honger; 2 Het bereiken van een universele basiseducatie; 3 Het bevorderen van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en het versterken van de positie van vrouwen; 4 Het verminderen van kindersterfte; 5 Het verbeteren van gezondheid van moeders; 6 Het bestrijden van hiv/aids, malaria en andere ziekten; 7 De bescherming van een duurzaam leefmilieu 8 Het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling. Gemeenten kunnen ‘Millenniumgemeente’ worden. Dit is een campagne waarin VNG, VNG-International, NCDO en EEN en Centra voor Internationale Samenwerking samenwerken (het landelijke netwerk van de COSsen is inmiddels uiteen gevallen). De campagne Millenniumgemeenten biedt gemeenten de mogelijkheid om een ‘Millenniumgemeente’ te worden en de bijdrage aan één of meer MillenBijlage 3 internationale beleid en duurzame ontwikkeling
niumdoelen centraal te stellen. Meer dan 150 Nederlandse gemeenten hebben zich daarvoor inmiddels aangemeld. Gemeenten kiezen elk hun eigen invulling op lokaal vlak. Dat kan resulteren in een versterking van bestaand lokaal ontwikkelingsbeleid, in een bestaande stedenband met de partnergemeente of aan projecten werken die de Millenniumdoelen dichterbij brengen.
Fair Trade gemeenten De Fair Trade gemeente campagne is geïnitieerd door partijen in het maatschappelijk middenveld zoals Stichting Max Havelaar, ICCO en de Centra voor Internationale Samenwerking. De campagne wil het inkopen en gebruiken van Fair Trade
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
producten in Nederland versterken. Fair Trade producten bieden aan producenten
76
een eerlijke prijs, dragen bij aan een beter mondiaal milieu en betrekken mede werkers en burgers bij bewustwording over mondiale duurzaamheid. Fair Trade gemeente is een eervolle titel die aangeeft dat een gemeente bijzonder ,veel aandacht besteedt aan Fair Trade. Van bedrijven tot het café om de hoek van school tot sportkantine, in supermarkt en kledingzaak. Om die titel te verkrijgen moet aan zes criteria worden voldaan. In 2009 waren Goes en Groningen de eerste Fair Trade gemeenten in Nederland. Op dit moment zijn er 23 Fair Trade gemeenten. Naast Goes en Groningen zijn dat Alkmaar, Arnhem, Bunnik,
Culemborg, De Bilt, Dordrecht, Dronten, Eindhoven, Gouda, Het Bildt, Houten, Meppel, Nieuwegein, Renkum, Schijndel, Sittard-Geleen, Tytsjerksteradiel, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vlaardingen en Zeist. In ruim 50 gemeenten zijn werkgroepen actief om ook hun gemeente Fair Trade te maken. De campagne kent subcampagnes voor Fair Trade-scholen, Fair Trade-kerken en Fair Trade Hogescholen en – universiteiten edn Fair Trade restaurants35.
Johannesburg 2002 (Rio +10) Tien jaar na Rio werd opnieuw een UN-conferentie georganiseerd in Zuid Afrika. Op het programma stond de voortgang van de doelen zoals 10 jaar eerder geformuleerd. Een speciale rol was deze keer weggelegd voor het bedrijfsleven. Nationale overheden werden opgeroepen om met bedrijven en maatschappelijke organisaties partnerschappen aan te gaan om duurzame ontwikkeling dichterbij te brengen. Deze partnerschappen werden gezien als een belangrijk instrument voor het bereiken van de Millenniumdoelen. Naast De UNCED-conferenties zijn er conferenties geweest over de positie van vrouwen, over water en sanitatie, over stedelijke ontwikkeling, bevolking, etc. Vanuit de UN is ook de UNESCO-Decade for Sustainable Development (DESD: van 2005 tot 2015) voortgekomen. Hierbij staat de samenhang tussen hier en elders centraal als het gaat om kennis delen en kennisexport. De decade richt zich ook op de transformatie van leren van techniek naar een sociaal instrumentarium. In Nederland is het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling nationaal aanspreekpunt voor deze VN-Decade. Daarnaast zijn er aparte mondiale beleidstrajecten op bijvoorbeeld het gebied van klimaat, ook wel bekend van het Kyoto-protocol, en biodiversiteit met de Convention on Biological Diversity. Al deze conferenties hadden één ding gemeen: ze gingen over de toekomst van de aarde in al zijn economische, ecologische en sociale aspecten.
Rio +20 In 2012 vindt opnieuw in Rio de Janeiro een VN-conferentie over duurzame ontwikkeling plaats, ook wel de “Rio+20 Earth Summit” genoemd. Doel is het
35
http://www.fairtradegemeenten.nl
77
politieke engagement voor duurzame ontwikkeling te hernieuwen. Daarbij wordt teruggekeken naar de bestaande, internationaal overeengekomen doelstellingen en de vooruitgang die daarmee is geboekt. En een belangrijke doelstelling is om zich te richten op nieuwe en opkomende uitdagingen. Daarom is de groene economie, dat wil zeggen de vergroening van de bestaande economie, in het kader van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling één van de belangrijkste thema’s. Er zijn vier belangrijke elementen geïdentificeerd die daarbij van groot belang zijn: 1 De internalisering van externe kosten: ook ‘total costs of ownership’ genoemd, waarbij alle kosten die worden gemaakt voor en na het gebruik in de prijs van het product worden verrekend. Denk aan kosten van milieuschade in zowel de grondstoffenwinning als de afvalverwerking, inclusief het verlies aan winningcapaciteit en de uitstoot van niet natuurlijke stoffen in het milieu. 2 De economische structuur en de impact ervan op de relevante aspecten van duurzame ontwikkeling. De economische (banken)crisis in 2008-2010 heeft laten zien hoe kwetsbaar duurzaamheid kan zijn als economische structuren worden verzwakt of als zodanig zelf niet duurzaam zijn. Bijlage 3 internationale beleid en duurzame ontwikkeling
3 De sociale doelstellingen die bij duurzame ontwikkeling een rol spelen (werkgelegenheid, kinderarbeid, arbeidsomstandigheden, sociale ontwikkeling, e.d.) en de beleidsmaatregelen die nodig zijn om die sociale doelen met de andere doelstellingen van het economisch beleid te verbinden. 4 Het macro-economische kader en de ontwikkeling van een strategie met als doel het identificeren van dynamische trajecten naar duurzame ontwikkeling. Op dit moment werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met ondersteuning van NCDO en het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling aan de bepaling van de Nederlandse inbreng voor Rio+20. Om hiervoor input te krijgen van maatschappelijke partijen is het Nederlandse Platform Rio+20 opgericht. D.m.v. bijeenkomsten, discussies op een LinkedIn groep en via een eigen website kunnen partijen hun mening geven36.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Het nationaal platform Rio+20 heeft 10 prioriteiten voor een duurzame
78
toekomst geformuleerd: – Economie opnieuw uitvinden (betalen voor maatschappelijke kosten, belas tingen vergroenen, ecologische en sociale indicatoren ontwikkelen); – Maatschappelijk verantwoord ondernemen (financieren, verantwoorden, ketens verduurzamen);
36
Zie www.nprio2012.nl
– Kringlopen sluiten (biologische kringlopen, technische kringlopen, biobased economie); – Systeeminnovatie stimuleren (stimulerende omgeving, publieke goederen beheren); – Routines veranderen (bv. van bezit naar gebruik); – Dialogen aangaan; – Mensen machtigen (regie omgeving, duurzaam leren); – Kennis delen en gebruiken (duurzame technologie laten landen, kennis delen); – Zorg verbeteren ( zorg verzekeren, seksuele en reproductieve rechten waarborgen); – Duurzaam omgaan met landbouw, water, energie & mobiliteit (landbouw ecologisch intensiveren, land meervoudig gebruiken, water beheer integraal aanpakken, energie efficiënter benutten, actief vervoer stimuleren).
Green Deal In 2011 werd door het ministerie van EL&I een nieuw instrument gelanceerd: de Green Deal. Dat is een overeenkomst tussen de rijksoverheid en een aantal partijen in de samenleving (overheden, bedrijven, kennisinstellingen, onderwijs, maatschappelijke organisaties) waarin de deelnemers een inspanningsverplichting aangaan om een concreet duurzaam initiatief tot stand te brengen op het gebied van duurzaam gebruik van grondstoffen en water, biodiversiteit, duurzame mobiliteit, duurzame energie en energiebesparing. Het moet daarbij gaan om een initiatief dat potentieel rendabal is en zo mogelijk opschaalbaar. Zulke initiatieven komen niet altijd van de grond. Dat kan zijn door beperkingen in of onduidelijkheid over vergunningen en regels, het niet kunnen vinden van samenwerkingspartners of problemen bij het lanceren van nieuwe producten. De bijdrage van de rijksoverheid bij een Green Deal is het bieden van ondersteuning om deze knelpunten uit de weg te ruimen. Alleen in uitzonderingsgevallen kan er sprake zijn van een vorm van financiële ondersteuning, maar dat is géén regel. In 2011 werden er 75 voorstellen ingediend, in 2012 al 245. In totaal zijn er (per mei 2012) 140 Green Deals daadwerkelijk tot stand gekomen37.
37
Voor informatie zie www.rijksoverheid.nl
79
New Green Deal, New Social Deal en Fair Green Deal Al lang voor introductie van de Green Deal in Nederland was er internationaal sprake van een New Green Deal (ook wel Green New Deal): een samenhangende reeks van voorstellen om te komen tot een noodzakelijke hervorming van het wereldsysteem die tegelijk de economische, sociale en milieuproblemen aanpakt. In navolging van een New Green Deal werd ook wel een pleidooi gehouden om te komen een New Social Deal, waarin met name sociale problemen werden benoemd. In Nederland dienden FNV en Stichting Natuur en Milieu in 2009 een voorstel in bij de Tweede kamer om te komen tot een nationale Green New Deal, in 2010
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Bijlage 3 internationale beleid en duurzame ontwikkeling
gevolgd door de Fair & Green Deal van de gelijknamige alliantie die tot stand kwam op initiatief van het platform Duurzame en Solidaire Economie38.
80
38
Zie www.alliantiefairgreendeal.org
Paul Collier: ontwikkeling in het perspectief van duurzaamheid Ten tijde van UNCED leefden vier miljard mensen in armoede en een miljard in redelijke welvaart. Nu is dat omgekeerd in die zin dat indertijd de helft van de armen woonde in landen als China en India, die sindsdien in economische zin een enorme groei hebben doorgemaakt waardoor nu een veel groter deel van de wereldbevolking in welvaart leeft of daarnaar op weg is. De grootste armoede concentreert zich nu in Afrika: een miljard armen leeft in dit continent. Colliers boek The Bottom Billion39 gaat over die één miljard armen in de wereld. Uiteraard leven er nog altijd veel arme mensen in India en China, maar zij en hun kinderen hebben veel meer kansen om vooruit te komen dan twintig jaar geleden. Vanuit die visie benadert Paul Collier het duurzaamheids- en ontwikkelingsvraagstuk in Afrika en verbindt dat met het veiligheidsvraagstuk. Corruptie, bestuurlijke zwakte, staatsgrepen, conflicten en burgeroorlogen in Afrika worden door Collier verklaard uit het gebrek aan perspectief om uit de armoede te komen. Hij pleit voor een andere aanpak van ontwikkelingshulp voor Afrika. Kern daarvan is dat door betere handelsbetrekkingen en veiligheidsmaatregelen in Afrika een middenklasse zal ontstaan, die tevens een controlerende invloed heeft op de plaatselijke politiek en regelgeving waardoor democratie zich kan ontwikkelen. Afrika beschikt over veel en grote hoeveelheden grondstoffen die, op een eerlijke manier verhandeld, voor groeiende welvaart in Afrika kunnen zorgen. Dat is ook in het belang van de Westerse wereld. Als armoede en ongelijkheid, gebrek aan toekomstperspectief nu leiden tot conflicten in Afrika, leiden ze volgens Collier in de toekomst tot een (terroristische) bedreiging van het Westen. Collier ziet twee noodzakelijke ontwikkelingen: in Europa moeten goed geïnformeerde burgers druk uitoefenen op hun overheden en in Afrika moeten nieuwe vormen van ontwikkelingssamenwerking in de vorm van ‘social enterprises’ zakelijkheid en maatschappelijke betrokkenheid combineren. Langs die weg worden lokale instituties versterkt en kan de ‘civil society’ de bestaande zwakte op bestuurlijk vlak tegengaan. Sociale duurzaamheid en economische ontwikkeling kunnen zo samengaan.
39
The Bottom Billion - Why the Poorest Countries Are Failing and What Can Be Done about It. Oxford University Press, 2007 NB: niet volledig te vereenzelvigen met de “Bottom of the Pyramid”. Collier heeft het over de miljard echt allerarmsten, waar de “Bottom of the Pyramid” een breder begrip hanteert en de pyramide baseert op een veel grovere economische driedeling. Zie pagina 71.
81
Bijlage 3
DE GEINTERVIEWDEN Bij de selectie van te interviewen personen is gekeken naar zowel spreiding over maatschappelijke sectoren (overheden, bedrijfsleven, en maatschappelijke organisaties, als naar een verdeling tussen groot en klein. Inhoudelijk criterium was dat zij uit eigen ervaring een visie op en bijdrage aan het onderwerp konden leveren. Hieronder een korte introductie van alle geïnterviewden.
De UNCED World Summit Rio 1992 1 Joost Oorthuizen, directeur Initiatief Duurzame Handel (IDH) Het IDH komt voort uit het Akkoord van Schokland dat op 30 juni 2007 werd ondertekend door bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en verschillende ministeries, waaronder Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. IDH smeedt allianties tussen overheden, bedrijven, vakbonden en maatschappelijke organisaties. Deze partijen nemen samen verantwoordelijkheid Bijlage 3 de geinterviewden
voor het verbeteren van milieu- en arbeidsomstandigheden in handels- en productieketens in ontwikkelingslanden. Daarmee wil IDH bijdragen aan de Millenniumdoelen voor armoedebestrijding, duurzame leefomgeving en eerlijke handel.
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
2 Rudi Daelmans, director sustainability, Desso DESSO in Waalwijk is bekend als tapijtfabrikant. Desso werkt volgens de Cradle to Cradle-principes waarbij producten worden gemaakt van grond stoffen die gemakkelijk te scheiden zijn om vervolgens hoogwaardige nieuwe producten te maken (=upcycling) in zowel de biologische als de technologische cyclus. 3 Bram Callewier, Beltrami
Beltrami in Harelbeke, België, in 1986 opgericht door Herwig Callewier, is een natuursteenbedrijf dat als familiebedrijf het een morele plicht vindt om op het vlak van mens en milieu te investeren in de toekomst. Beltrami is tevens een van de deelnemers in het IDH-programma natuursteen.
82
4 Anke van Duuren, medewerker Duurzaamheid, Participatie & Educatie, Gemeente Groningen De Gemeente Groningen presenteert zichzelf als ‘duurzame stad’. Groningen was, samen met Goes, de eerste gemeente die in 2009 de titel ‘Fair Trade Gemeente’ in de wacht sleepte. 5 Pascal Elegeert, campagne Fietsen Scoort Pascal Elegeert is werkzaam bij COS Zeeland dat in 1992 het initiatief nam tot deze campagne, geïnspireerd door Lokale Agenda 21. Fietsen Scoort is een landelijke campagne van COS Zeeland. De campagne wil werknemers op de fiets krijgen voor het woon-werkverkeer. Uit bijdragen van deelnemende bedrijven worden kleinschalige duurzame ontwikkelingsprojecten gefinancierd. Ongeveer een kwart van de Nederlandse gemeenten doet mee aan de campagne vanuit hun milieu- , klimaat of energiebeleid. 6 Leen C. van Dijke, public affairs, Koninklijke VolkerWessels Stevin nv
Koninklijke VolkerWessel Stevin is een concern in de bouwsector met een groot aantal werkmaatschappijen binnen en buiten Nederland. VolkerWessels is actief in woning- en utiliteitsbouw, weg- water- grond- en spoorbouw. VolkerWessels ziet het als opdracht om als een gezond bedrijf langs marktconforme weg waarde toe te voegen op economisch, sociaal, ecologisch en maatschappelijk gebied.
7 Stella van Himbergen, directeur/eigenaar Dutch Design in Development (DDiD) Dutch Design in Development (DDiD) is gespecialiseerd in fair design, duurzame productie en eerlijke handel. Al 7 jaar lang wordt samengewerkt met ontwerpers, bedrijven en producenten in ontwikkelingslanden op het gebied van duurzaam ontwerp – met respect voor mens, milieu en maatschappij. DDiD onderscheidt zich door eco-design, fair trade en ‘profit’ in haar aanpak te combineren. DDiD adviseert en geeft op maat gemaakte trainingen en werft en selecteert Nederlandse ontwerpers en producenten in ontwikkelingslanden en opkomende markten. DDiD is partner van BNO en werkt met een uitgebreid netwerk van fair trade en groene importeurs, agentschappen, ontwerpers en producenten.
83
8 Paul Hendriksen, Transition Towns, Deventer
Transition Towns is in 2006 ontstaan in Engeland. Deze grassroots beweging vertaalt de ecologische werkingsprincipes naar een sociale context: de samenleving. De belangrijkste succesfactoren zijn diversiteit en creativiteit. Er is een Transition Handboek gepubliceerd. Er zijn wereldwijd duizenden lokale gemeenschappen die er mee aan de slag zijn en een internationaal vertakte netwerkorganisatie die lokale initiatieven ondersteunt.
9 Thomas Schuurmans, directeur ProPortion Foundation ProPortion Foundation is een designbureau gevestigd in de Kauwgomballen fabriek in Amsterdam. Thomas Schuurmans is voor beide werkzaam. ProPortion Foundation richt zich op het ondersteunen en mogelijk maken van zakelijke initiatieven in ontwikkelingslanden. Daarbij wordt design-thinking ingezet in het ontwikkelen van innovatieve concepten voor sociale ondernemingen. De organisatie heeft als missie om bij te dragen aan een betere wereld. 10 Robert Kint, programmamanager milieu, Tilburg en Pieter Biemans, programmamanager energie en klimaat, Tilburg De Gemeente Tilburg heeft een actief verleden op het gebied van energie beleid. Enkele jaren geleden is er voor gekozen om mitigatie en adaptatie mee te nemen in het energiebeleid. Dat leidde tot een klimaatbeleid. Daarbij gaat het er niet alleen om de CO2-uitstoot te beperken maar ook om fysieke
La 21 revisited De mondiale dimensie van lokale duurzaamheid
Bijlage 3 de geinterviewden
maatregelen te nemen zoals aanpassingen in de inrichting van de stad. Het
84
doel van dat model is om in 2045 klimaatneutraal te zijn. De Gemeente Tilburg scoorde de afgelopen jaren telkens hoog op de lokale duurzaamheidsmeter.